Meerjarenprognose peuterspeelzalen, voorscholen, dagopvang en buitenschoolse opvang gemeente Utrecht Utrecht, oktober 2013
Utrecht, 12 november 2008 Buitenhek Management & Consult Winthontlaan 200 Postbus 85183 3508 AD Utrecht T +030 287 59 59 F +030 287 59 60
[email protected] www.buitenhek.nl
INDEX 1. AANLEIDING .................................................................................................................................. 3 2. AANPAK EN VOORTSCHRIJDEND INZICHT ...................................................................... 3 3. ONZEKERHEDEN .......................................................................................................................... 4 4. OPBOUW PROGNOSES .............................................................................................................. 4 5. GEBRUIK OPVANG, VOORSCHOLEN EN PEUTERWERK IN UTRECHT .................. 5 5.1 INLEIDING ........................................................................................................................................ 5 5.2 GEBRUIK KINDEROPVANG, BUITENSCHOOLSE OPVANG EN GASTOUDEROPVANG IN UTRECHT ......... 5 5.2.1 Totaal ....................................................................................................................................... 5 5.2.2 Dagopvang ................................................................................................................................ 5 5.2.3 Buitenschoolse opvang ............................................................................................................... 6 5.2.4 Gastouderopvang ....................................................................................................................... 8 5.2.5 Vergelijking met andere G4 gemeenten ...................................................................................... 9 5.2.6 Peuterwerk en voorscholen ....................................................................................................... 10 5.2.7 Bereik van dagopvang, peuterwerk en voorscholen .................................................................... 11 6. TOEKOMSTVERWACHTINGEN AANBIEDERS EN GRONDSLAG PROGNOSES . 13 6.1 INLEIDING ...................................................................................................................................... 13 6.2 PEUTERSPEELZALEN EN VOORSCHOLEN ......................................................................................... 13 6.3 DAGOPVANG EN BUITENSCHOOLSE OPVANG .................................................................................. 13 6.4 AANPASSING GRONDSLAG PROGNOSES .......................................................................................... 13 6.5 BASISGENERATIE PER LEEFTIJDSGROEP ......................................................................................... 14 6.6 MEERJARENPROGNOSE POPULATIE PER WERKSOORT ..................................................................... 15 6.6.1 Populatie peuterspeelzalen en voorscholen ............................................................................... 15 6.6.2 Populatie dagopvang ................................................................................................................ 16 6.6.3 Populatie buitenschoolse opvang ............................................................................................... 16 6.7 CONCLUSIES MEERJARENPROGNOSE POPULATIE ............................................................................ 17 7. MEERJARENPROGNOSE PER VOORZIENING PER WIJK .............................................. 18 7.1 INLEIDING ...................................................................................................................................... 18 7.2 PEUTERSPEELZALEN EN VOORSCHOLEN ......................................................................................... 18 7.3 DAGOPVANG ................................................................................................................................. 19 7.4 BUITENSCHOOLSE OPVANG............................................................................................................ 20 7.5 CONCLUSIE .................................................................................................................................... 21 8. TOT SLOT ...................................................................................................................................... 22 8.1 ONZEKERHEDEN POPULATIE-ONTWIKKELING LOKAAL EN BELEIDSONTWIKKELING LANDELIJK ..... 22 8.2 NUT EN NOODZAAK VAN VERVOLGPROGNOSES ............................................................................. 22 8.3 MEDEWERKING AANBIEDERS......................................................................................................... 23 BIJLAGE 1: POPULATIEONTWIKKELING PER WIJK 0 T/M 3 JARIGEN ........................ 24 BIJLAGE 2: POPULATIEONTWIKKELING PER WIJK 4 T/M 11 JARIGEN ...................... 25 BIJLAGE 3: AANTAL KINDEREN MET TOESLAG PER WIJK EN BUURT 2012 ............ 26 © Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
2
1. Aanleiding De gemeente Utrecht vindt het belangrijk dat er in de wijken van de stad voldoende aanbod van kinderopvangen peutervoorzieningen (inclusief voorschoolse educatie) bestaat. Om zicht te houden op behoeften en aanbod heeft de gemeente regelmatig onderzoek uitgevoerd en prognoses laten opstellen. Op basis van eerdere onderzoeken, recente data van aanbieders en de recent beschikbaar gekomen data uit de kinderopvangtoeslag administratie van de dienst Toeslagen is een meerjarenprognose gemaakt voor het gehele aanbod kinderopvang- en peutervoorzieningen in de gemeente Utrecht. Het betreft meerjarenprognoses voor de volgende werksoorten: - peuterspeelzalen en voorscholen; - dagopvang; en - buitenschoolse opvang.
2. Aanpak en voortschrijdend inzicht Bij de uitwerking is gebruik gemaakt van de methode die eerder is toegepast bij het maken van een prognosemodel in opdracht voor gemeenten van het Netwerkbureau Kinderopvang en bij het uitwerken van wijkprognoses kinderopvang o.a. voor de gemeente Den Haag (dagopvang en BSO, 2011) en de gemeente Utrecht (BSO, 2011). Uit de herijking van deze prognosemodellen op basis van de laatste realisatiecijfers is gebleken dat de prijsgevoeligheid - het effect van kostenstijgingen op de vraag naar opvang - voor met name de buitenschoolse opvang lager is dan eerder geraamd. Het effect van kostenstijgingen op de vraag naar dagopvang blijkt juist groter dan eerder geraamd. Deze aanpassingen zijn verwerkt in de prognoses die in dit rapport zijn opgenomen. Daarnaast is er voortschrijdend inzicht over de effecten van vraaguitval voor de langere termijn, het zogenaamde ‘cohort effect’. Zo hebben de bezuinigingen op de toeslagregeling geleid tot een structureel lagere instroom van baby’s in de dagopvang. Deze lagere instroom werkt op termijn structureel door in de gehele bezetting van alle groepen dagopvang en BSO in de jaren daarna. Onderstaand een schematische weergave van een kinderdagverblijf waarbij de instroom in 2012 daalt met 40%. In 2012 heeft dat slechts een omzet effect van -10%. In 2013 daalt ook het aantal 1 jarigen op het kinderdagverblijf met 10% en bedraagt het omzetverlies van het dagverblijf met 20% enzovoort. Het omzet verlies duurt voort totdat de het cohorteffect ook bij de 3 jarigen is verwerkt. Het omzetverlies van het kinderdagverblijf is dan inmiddels opgelopen tot 40%.
0jr 1jr 2jr 3jr 0jr 1jr 2jr 3jr 0jr 1jr 2jr 3jr 0jr 1jr 2jr 3jr 0jr 1jr 2jr 3jr 2011 2012 2013 2014 2015 -10% -20% -30% -40% Met dit effect is rekening gehouden bij deze nieuwe prognose. © Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
3
3. Onzekerheden De meerjarenprognoses zijn onder andere gebaseerd op de bevolkingsprognoses per wijk van de gemeente Utrecht1. Bevolkingsprognose zijn met onzekerheden omgeven. Demografische ontwikkelingen hangen immers samen met sociaal-culturele ontwikkelingen en individuele keuzen ten aanzien van gezinsvorming. Daarnaast wordt de vraag naar opvangvoorzieningen beïnvloed door economische ontwikkelingen waaronder werkloosheid en arbeidsparticipatie. Het gaat dan met name om de groep 25 tot 45 jarigen2. Voor de meerjarenprognoses is geen rekening gehouden met een substantiële en structurele toename van de werkloosheid of afname van de arbeidsparticipatie. Voor de voorscholen en het peuterwerk wordt in de komende periode van 5 jaar een landelijke stelselwijziging voorzien op basis van het huidige Regeerakkoord. De nadere uitwerking daarvan volgt in het najaar van 2013. In deze rapportage zijn de mogelijke consequenties omschreven. De definitieve effecten kunnen pas vastgesteld worden na de politieke besluitvorming over de implementatie.
4. Opbouw prognoses Bij de aanpak maken we gebruik van een analyse- en prognosemodel gebaseerd op twee pijlers: a. de populatieontwikkeling in de komende jaren; b. het actuele en toekomstige gebruik en bereik per opvangvorm. Voor de populatieontwikkeling maken we gebruik van de meest recente bevolkingsprognoses van de gemeente Utrecht (WistUdata Utrecht) voor de leeftijdsgroepen die doelgroep zijn van het aanbod. Deze prognoses geven een prognose voor de populatie 0 t/m 3 jarigen (dagopvang, voorscholen en peuterspeelzalen) en 4 t/m 11 jarigen (buitenschoolse opvang). Bij deze analyse worden - naast de informatie van de aanbieders zelf - onder andere de volgende datasets en informatiebronnen gebruikt: 1. gebruiksgegevens kinderopvang per wijk in Utrecht van het CBS / Dienst Toeslagen Belastingdienst op basis van de kinderopvangtoeslagadministratie; 2. statistische data op WistUdata en lokale CBS data o.a. met betrekking tot werkloosheid en arbeidsparticipatie. Op basis daarvan is een prognose opgesteld voor het bereik van de opvang op gemeentelijke niveau voor verschillende opvangsoorten. Daarbij is rekening gehouden met de trendmatige ontwikkeling van het gemiddeld gebruik in volume per kind per opvangsoort. Het prognosemodel per werksoort is getoetst aan de hand van de bereikcijfers tot en met 2012. Hierbij zijn eveneens de actuele gegevens en trendanalyses van de grootste aanbieders over vraagontwikkeling en wachtlijsten betrokken. Vervolgens is een prognosemodel uitgewerkt voor de periode 2012 tot en met 2025 en uitgewerkt in een conceptrapportage. Bij de toetsing is ook gebruik gemaakt van interviews met vertegenwoordigers van de betrokken aanbieders in de gemeente Utrecht De conceptrapportage is besproken in een meeting op 18 juli 2013 met de opdrachtgever. Daarbij zijn enkele landelijke en lokale ontwikkelingsscenario’s doorgenomen die van invloed kunnen zijn op de vraag per werksoort. Op basis van de resultaten van deze meeting zijn de modellen gewijzigd en aangevuld tot een definitieve rapportage met prognoses per werksoort. 1 2
Bron: Wist U data, zie http://utrecht.buurtmonitor.nl/ In 2012 waren de toeslagaanvragers in deze leeftijdscategorie verantwoordelijk voor meer dan 90% van het volume aan kinderopvang (CBS, 2013).
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
4
5. Gebruik opvang, voorscholen en peuterwerk in Utrecht 5.1 Inleiding In eerste instantie is het gebruik van het opvangaanbod in Utrecht op stedelijk niveau in kaart gebracht. Daarbij is gebruik gemaakt van de kinderopvangtoeslag en de rapportages over het gebruik van voorscholen en peuterspeelzalen.
5.2 Gebruik kinderopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang in Utrecht 5.2.1 Totaal In eerste instantie is het gebruik van het opvangaanbod in Utrecht op stedelijk niveau in kaart gebracht:
Bron: CBS, 2013, GOO = gastouderopvang
Het betreft het totaal aantal kinderen waarvoor gedurende een jaar kinderopvangtoeslag is aangevraagd3. 5.2.2 Dagopvang Uit de toeslagdata blijkt dat - na een jarenlange groei - in 2012 voor het eerst het aantal kinderen dat gebruik maakt van dagopvang in de gemeente Utrecht daalt. Die daling in aantal kinderen lijkt beperkt (-2% of 225 kinderen).
3
Aantal kinderen is hier gedefinieerd als totaal aantal kinderen met toeslag op enig moment in een jaar door de populatie aan het einde van het jaar. Dat betekent dat de hier gepresenteerde aantallen hoger zijn dan de aantallen op een peilmoment..
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
5
In bereik zien we - na jarenlange aanhoudende groei - een terugval in 2012 van 66% naar 64% van het totaal aantal 0 t/m 3 jarigen.
Bron: CBS, 2013, bewerking BM&C
Als we de data nader analyseren zien we echter ook dat het gemiddeld gebruik in uren per kind per jaar sterk is afgenomen (-5%):
Bron: CBS, 2013, bewerking BM&C
De totale krimp aan volume (uren) dagopvang in 2012 bedraagt 7%. Uit de interviews met aanbieders blijkt dat zij voor 2013 een grotere krimp voorzien dan in 2012. 5.2.3 Buitenschoolse opvang De stijging van het gebruik van buitenschoolse opvang is in 2012 minder sterk geweest als in de voorgaande jaren (+9% of 885 kinderen extra).
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
6
In bereik zien we bij de BSO - na jarenlange groei ruim boven de 3% punten per jaar - in 2012 een beperkte groei van 34% naar 36% van het totaal aantal 4 t/m 11 jarigen:
Bron: CBS, 2013, bewerking BM&C
Ook voor deze opvangsoort geldt dat het gemiddeld gebruik in uren per kind per jaar is afgenomen (-2%):
Bron: CBS, 2013, bewerking BM&C
De totale groei aan volume (uren) buitenschoolse opvang in 2012 bedraagt daarmee 7%. Dat is een forse trendbreuk met de volumegroeicijfers van voorgaande jaren van 31% (2008), 22% (2009), 21% (2010), 19% (2011). Uit interviews met aanbieders blijkt dat zij voor 2013 een lagere groei of consolidatie voorzien.
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
7
5.2.4 Gastouderopvang Het gebruik van gastouderopvang in de gemeente is in enkele jaren tijd gehalveerd. In 2009 maakten nog 3.900 kinderen van 0 t/m 11 jaar gebruik van gastouderopvang, in 2012 is dat nog slechts 1.945. In bereik zien we bij de gastouderopvang voor 0 t/m 3 jarigen in 2012 een krimp van 8% (2011) naar 7% in 2012 van het totaal aantal 0 t/m 3 jarigen. In vergelijking met 2009 is dat een halvering van het bereik.
Bron: CBS, 2013, bewerking BM&C
Het bereik van gastouderopvang onder 4 t/m 11 jarigen was al marginaal in 2011 (3%) en is in 2012 nog verder afgenomen tot 2%:
Bron: CBS, 2013, bewerking BM&C
Ook voor deze opvangsoort geldt dat het gemiddeld gebruik in uren per kind per jaar sterk is afgenomen. Het totale volume aan gastouderopvang voor 0 t/m 11 jarigen in uren is in 2012 met 17% afgenomen.
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
8
5.2.5 Vergelijking met andere G4 gemeenten Als we het aantal kinderen met een toeslag voor dagopvang in een jaar delen door het totaal aantal kinderen van 0 t/m 3 jaar per einde van het jaar krijgen we een indicatie van het bereik van dagopvang. In onderstaande tabel is het bereik van Utrecht vergeleken met de andere G4 gemeenten:
Bron: CBS, 2013, bewerking BM&C
Daaruit blijkt dat in alle grote gemeenten het bereik van de dagopvang in 2012 terugloopt. Het bereik in Utrecht blijft echter aanzienlijk groter dan in de andere G4 gemeenten. Ook op het gebied van de buitenschoolse opvang onderscheidt Utrecht zich van de andere G4 gemeenten met een aanzienlijk hoger bereik en een groei van het bereik in 2012:
Bron: CBS, 2013, bewerking BM&C
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
9
5.2.6 Peuterwerk en voorscholen Door de toename van het gebruik van dagopvang is het bereik van de peuterspeelzalen en voorscholen in Nederland tot en met 2011 gedaald. Het bereik is vanaf 2012 gestabiliseerd. Omdat de doelgroep populatie (het aantal 2,5 t/m 3 jarigen in de gemeente Utrecht) de afgelopen jaren is gegroeid is het aantal peuters dat gebruik maakt van de peuterspeelzalen en voorscholen nauwelijks gedaald.
Bron: CBS (aantal 2 jarigen gecorrigeerd met 50%)
In onderstaande figuur is de stedelijke opbouw van de peuterpopulatie opgenomen:
Bron: CBS (aantal 2 jarigen gecorrigeerd met 50%)
Het aanbod van peuterspeelzalen en voorscholen bereikt in 2012 ca. 2.069 peuters ofwel 32% van het totaal aantal peuters. In 2012 waren volgden 1.006 VVE geïndiceerde peuters een VVE programma in een voorschool. Dat is ca. 70% van het totaal aantal peuters (1.450) dat in aanmerking voor een VVE indicatie. © Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
10
Op basis van de monitor 2012 is het bereik van het peuterwerk en de voorscholen per wijk vastgesteld: Gebruik peuterspeelzaal en totaal PSZ totaal VS voorschool per wijk 2012 West Noordwest Overvecht Noordoost Oost Binnenstad Zuid Zuidwest Leidsche Rijn Vleuten, De Meern Totaal
45 98 63 107 38 21 43 33 191 305 991
58 160 317 12 3 6 95 299 58 45 1.078
in VS met VVE indicatie
Bereik PSZ + VS 2012 in aantal peuters
Bereik PSZ + VS 2012 in % van totaal aantal peuters
56 146 303 11 3 5 93 277 48 42 1.006
103 258 380 119 41 27 138 332 249 350 2.069
18% 36% 60% 17% 10% 17% 27% 45% 29% 30% 32%
Bron: gemeente Utrecht (VS=Voorschool, PSZ = Peuterspeelzaal)
5.2.7 Bereik van dagopvang, peuterwerk en voorscholen Als we het bereik van alle voorschoolse voorzieningen (dagopvang, peuterwerk en voorscholen) combineren ontstaat het volgende beeld per wijk: Bereik PSZ + VS 2012 + Bereik dagopvang 2012 = Bereik totaal in % van totaal aantal in % van totaal aantal voorschoolse Wijk peuters 2,5 t/m 3 jarigen 0 t/m 3 jarigen4 voorzieningen 2012 in % West 18% 74% 92% Noordwest 36% 53% 89% Overvecht 60% 20% 80% Noordoost 17% 86% 103% Oost 10% 89% 99% Binnenstad 17% 77% 94% Zuid 27% 72% 99% Zuidwest 45% 45% 90% Leidsche Rijn 29% 71% 100% Vleuten, De Meern 30% 70% 100% Totaal 32% 64% 96% Bron: gemeente Utrecht, PSZ= peuterspeelzaal, VS = voorschool
In wijken met een hoog bereik van de dagopvang is het bereik van de voorscholen en peuterspeelzalen relatief 4
Bereik dagopvang is hier gedefinieerd als totaal aantal kinderen met toeslag op enig moment in een jaar voor dagopvang gedeeld door de populatie aan het einde van het jaar. Dat betekent dat het hier gepresenteerde bereik hoger is dan het bereik op een peilmoment. Het bereik dagopvang wordt hier dus enerzijds overschat door de toeslaggegevens over een geheel jaar te nemen. Tegelijkertijd is er ook een (kleinere) onderschatting omdat 0 jarigen pas na een aantal maanden instromen waardoor het bereik over de totale groep 0 t/m 3 jarigen wordt gedrukt (dat is het effect van het ouderschapsverlof).
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
11
laag. Verder blijkt dat het non-bereik laag is met uitzondering van de wijk Overvecht. Het bereik van de dagopvang blijkt sterk samen te hangen met het gemiddeld huishoudinkomen: Wijk Bereik dagopvang 2012 Index besteedbaar in % van totaal aantal huishoudinkomen 2010 0 t/m 3 jarigen (Utrecht =100) Overvecht Noordwest Zuidwest Zuid West Binnenstad Oost Noordoost Leidsche Rijn Vleuten, De Meern Totaal
20% 53% 45% 72% 74% 77% 89% 86% 71% 70% 64%
Bron: CBS, WistUdata
76 83 88 93 99 99 113 116 121 123 100
Er is een relatie tussen gebruik van type voorschoolse voorzieningen en het besteedbaar huishoudinkomen. De drie wijken met het laagste inkomensniveau hebben ook het laagste bereik in de dagopvang:
Bron: CBS, WistUdata
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
12
6. Toekomstverwachtingen aanbieders en grondslag prognoses 6.1 Inleiding Met vertegenwoordigers van zowel grote als kleinere aanbieders zijn interviews gehouden waarin geïnventariseerd is welke toekomstverwachtingen zij hebben over het gebruik van de voorschoolse voorzieningen en de buitenschoolse opvang in de komende jaren. In dit hoofdstuk een samenvatting van de toekomstverwachtingen. Voor de kinderopvang en buitenschoolse opvang zijn de effecten op de vraag door toenemende werkloosheid en door de bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag in de komende 5 jaar dominant. Voor de peuterspeelzalen en de voorscholen zijn de ambities van het huidige kabinet om het financieringsstelsel aan te passen van belang.
6.2 Peuterspeelzalen en voorscholen De peuterspeelzalen en voorscholen zijn per 1 augustus 2013 onderdeel van één overkoepelende rechtspersoon geworden: Stichting Spelenderwijs. Doelstelling van Spelenderwijs is om 95% van de peuters met een VVE indicatie te bereiken. In 2012 volgden 1.006 VVE geïndiceerde peuters een VVE programma in een voorschool. Dat is ca. 70% van het totaal aantal peuters (1.450) dat in aanmerking komt voor een VVE indicatie. De verwachting van de bestuurder is dat de doelstellingen gehaald worden en dat binnen de totale populatie peuters in voorscholen het aantal VVE geïndiceerde peuters de komende jaren zal stijgen. Uit het interview met de bestuurder blijkt dat er bij haar geen aanleiding is om te verwachten dat het bereik van de voorscholen en peuterspeelzalen (het aandeel peuters dat gebruik maakt als percentage van het totaal aantal peuters) de komende jaren substantieel wijzigt. Ook van de beoogde stelselwijziging verwacht Spelenderwijs geen impuls tot groei of krimp van de vraag. Dat betekent dat volume wijzigingen de komende jaren grotendeels gekoppeld zijn aan de variatie in de omvang van de doelgroep (2,5 t/m 3 jarigen) die gebruik maken van deze voorzieningen.
6.3 Dagopvang en buitenschoolse opvang Vrijwel alle geconsulteerde aanbieders in de gemeente Utrecht voorzien de komende jaren een krimp van het gebruik van dagopvang en BSO. Zowel uit de toeslagcijfers 2012, de interviews, als de aangeleverde bezettingscijfers blijkt dat de krimp van de dagopvang substantieel groter is dan de krimp van de BSO. Voor 2013 wordt een omvangrijkere krimp voorzien dan in 2012 als gevolg van het cohorteffect in combinatie met lagere instroom van baby’s in de dagopvang. Uit de interviews dat de krimp in wijken met een relatief laag besteedbaar inkomen sterker is dan in wijken met een relatief hoog huishoudinkomen. Verder is de gerealiseerde volumekrimp een combinatie van krimp in bereik (aandeel kinderen dat gebruik maakt van opvang) en krimp in gebruik (aantal uren opvang per kind), Door het afnemend gebruik per kind kan met dezelfde capaciteit aan opvangvoorzieningen een even groot bereik in aandeel kinderen gerealiseerd worden.
6.4 Aanpassing grondslag prognoses Op basis van de CBS cijfers 2012, landelijk onderzoek naar de instroomeffecten als gevolg van de bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag is de prijsgevoeligheid in het prognosemodel voor BSO naar beneden bijgesteld en de prijsgevoeligheid voor dagopvang naar boven.
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
13
6.5 Basisgeneratie per leeftijdsgroep Op basis van de gemeentelijke bevolkingsprognoses is per leeftijdsgroep de volgende basisgeneratie vastgesteld: prognose 0 t/m 3 jarigen gemiddeld per jaar 2013 2014 2015 2016 2020 2025 Totaal 18.605 18.780 18.860 19.060 19.620 20.420
Totaal
prognose 4 t/m 11 jarigen gemiddeld per jaar 2013 2014 2015 2016 2020 28.730 29.470 30.210 30.620 32.490
Bron: gemeente Utrecht
2025 34.030
De meest recente prognoses wijzen op een toename tot 2025 van de 0 t/m 3 jarigen met 10% en de 4 t/m 11 jarigen met 18%. De belangrijkste bijdrage aan de groei in de populatieprognoses betreft de wijk Leidsche Rijn. Naast de ontwikkelingen op de woningmarkt speelt ook de economische crisis een rol als het gaat om het aantal geboorten. Het aantal geboorten in Nederland is in de periode juni 2012 tot en met mei 2013 met 172 duizend bijna net zo laag als in de eerste helft van de jaren tachtig. De afname lijkt samen te hangen met de economische crisis waarin Nederland al enkele jaren verkeert. Deze leidt tot uitstel of afstel van het krijgen van kinderen (bron: CBS, juli 20135)
. Deze ontwikkeling is ook zichtbaar in de gemeente Utrecht. In onderstaande figuur is het aantal levendgeborenen per maand per jaar opgenomen van maart tot en met mei over de jaren 2011 tot en met 2013: Geboorten gemeente Utrecht per maand per jaar mrt in % apr in % mei in % mrt-mei in % 2011 411 363 465 1.239 2012 437 6% 387 7% 440 -5% 1.264 2% 2013 385 -12% 359 -7% 395 -10% 1.139 -10% Bron: CBS
Daaruit blijkt dat het aantal geboorten in maart-mei 2013 10% lager ligt dan een jaar eerder en ook substantieel lager ligt dan in 2011. Ook dit effect is niet meegenomen in de prognoses.
5
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bevolking/publicaties/artikelen/archief/2013/2013-3863-wm.htm
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
14
6.6 Meerjarenprognose populatie per werksoort 6.6.1 Populatie peuterspeelzalen en voorscholen De belangrijkste doelgroep voor de peuterspeelzalen en voorscholen is de peuters in de leeftijd van 2,5 t/m 3 jaar. Op basis van de gemeentelijke prognoses voor de 0 t/m 3 jarigen is een prognose opgesteld voor het aantal peuters per wijk en subwijk6: prognose aantal 2,5 t/m 3 jarigen Index gemiddeld per jaar per wijk 2012 2013 2014 2015 2016 2020 2025 2012=100 West 565 573 597 601 611 625 622 110 Noordwest 715 739 766 773 787 815 836 117 Overvecht 631 637 657 675 682 668 699 111 Noordoost 692 726 703 699 710 762 773 112 Oost 413 418 408 408 415 425 464 112 Binnenstad 158 156 162 158 165 165 193 122 Zuid 504 513 531 545 545 548 534 106 Zuidwest 744 742 762 784 780 777 808 109 Leidsche Rijn 871 869 942 973 1.023 1.251 1.268 146 Vleuten, De Meern 1.148 1.165 1.079 1.015 977 871 984 86 Totaal 6.440 6.537 6.599 6.627 6.697 6.894 7.175 111
Bron: WistUdata, bewerking BM&C
De populatie voor peuterspeelzaalwerk en voorscholen blijft de komende 3 jaar stabiel en vertoont na 2016 een groei met ca. 500 peuters. In onderstaande tabel is per wijk de groei van het aantal peuters in kaart gebracht:
Bron: WistUdata, bewerking BM&C
6
In de bijlage is de detaillering per subwijk opgenomen voor alle doelgroepen
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
15
Daaruit blijkt dat er een forse groei van het aantal peuters verwacht wordt in Leidsche Rijn terwijl in Vleuten De Meern een substantiële krimp wordt voorzien 6.6.2 Populatie dagopvang De dagopvang richt haar aanbod op kinderen in de leeftijd van 0 t/m 3 jaar. De gemeentelijke prognose voor het aantal 0 t/m 3 jarigen per wijk is als volgt: prognose aantal 0 t/m 3 jarigen gemiddeld per jaar per wijk 2012 2013 West 1.609 1.630 Noordwest 2.034 2.103 Overvecht 1.796 1.814 Noordoost 1.969 2.065 Oost 1.175 1.190 Binnenstad 449 443 Zuid 1.435 1.459 Zuidwest 2.118 2.113 Leidsche Rijn 2.478 2.472 Vleuten, De Meern 3.268 3.316 Totaal 18.331 18.605
Bron: WistUdata
2014 1.700 2.180 1.870 2.000 1.160 460 1.510 2.170 2.680 3.070 18.780
2015 1.710 2.200 1.920 1.990 1.160 450 1.550 2.230 2.770 2.890 18.860
2016 1.740 2.240 1.940 2.020 1.180 470 1.550 2.220 2.910 2.780 19.060
2020 1.780 2.320 1.900 2.170 1.210 470 1.560 2.210 3.560 2.480 19.620
Index 2025 2012=100 1.770 110 2.380 117 1.990 111 2.200 112 1.320 112 550 122 1.520 106 2.300 109 3.610 146 2.800 86 20.420 111
6.6.3 Populatie buitenschoolse opvang De populatie die gebruik maakt van de buitenschoolse zijn in hoofdzaak basisschoolleerlingen in de leeftijd van 4 t/m 11 jaar. De gemeentelijke prognoses voor 4 t/m 11 jarigen is als volgt: prognose aantal 4 t/m 11 jarigen gemiddeld per jaar per wijk West Noordwest Overvecht Noordoost Oost Binnenstad Zuid Zuidwest Leidsche Rijn Vleuten, De Meern Totaal
Bron: WistUdata
2012 2.010 2.620 3.010 2.890 1.720 490 2.190 3.190 3.900 6.000 27.980
2013 2.050 2.680 3.120 2.900 1.770 490 2.200 3.190 4.140 6.210 28.730
2014 2.110 2.810 3.210 2.960 1.770 490 2.250 3.240 4.400 6.270 29.470
2015 2.190 2.880 3.340 2.990 1.800 510 2.290 3.230 4.670 6.350 30.210
2016 2.230 2.950 3.360 3.060 1.780 500 2.340 3.270 4.910 6.240 30.620
Index 2020 2025 2012=100 2.410 2.420 120 3.160 3.180 121 3.540 3.670 122 3.230 3.300 114 1.810 1.900 110 530 660 135 2.530 2.480 113 3.320 3.450 108 6.250 7.250 186 5.770 5.720 95 32.490 34.030 122
De doelgroep voor buitenschoolse opvang groeit de komende 3 jaar licht en vertoont na 2016 een groei met ca. 3.400 kinderen. Leidsche Rijn is verantwoordelijk voor het grootste aandeel van de groei.
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
16
6.7 Conclusies meerjarenprognose populatie De gemeentelijke prognoses laten op stedelijk niveau groei van de populatie zien in vrijwel alle wijken. De wijk Vleuten, De Meern is een uitzondering en krimpt de komende jaren. De belangrijkste groei van de Utrechtse populatie voor (voor)schoolse voorzieningen is de wijk Leidsche Rijn. Door de ontwikkelingen op de woningmarkt en door een dalend aantal geboorten als gevolg van de economische crisis kan de populatieontwikkeling de komende jaren lager uitvallen. Voor de ontwikkelingen in de vraag naar peuterspeelzalen en voorscholen is de belangrijkste verklarende variabele de omvang van de populatie. De vraag naar dagopvang en - in mindere mate - BSO is niet alleen gekoppeld aan de omvang van de populatie. Ook het dalende aandeel kinderen van de populatie dat gebruik maakt van dagopvang en BSO als gevolg van de lagere kinderopvangtoeslag is in die prognose verwerkt. Naast een dalend aandeel kinderen en bereik van dagopvang en BSO is ook het dalend gebruik in uren per kind per jaar relevant voor de planning van de capaciteit van (voor)schoolse voorzieningen.
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
17
7. Meerjarenprognose per voorziening per wijk 7.1 Inleiding Op basis van de bevolkingsprognoses, prognoses van het aandeel gebruikers per doelgroep en de verwachtingen die geïnventariseerd zijn bij vertegenwoordigers van Utrechtse aanbieders zijn per werksoort en per wijk prognoses opgesteld. Deze prognoses zijn uitgedrukt in aantal kinderen of percentage bereik in de relevante leeftijdsgroep. Omdat bij de dagopvang en BSO het gebruik in uren per kind sinds 2012 afneemt is minder opvangcapaciteit nodig om in de komende jaren hetzelfde bereik te realiseren. De prognoses voor het aantal kinderen per opvangsoort per wijk onderschatten daarmee de terugloop in de vraag naar opvang.
7.2 Peuterspeelzalen en voorscholen In onderstaande tabel de meerjarenprognose per wijk voor het totaal aantal peuters dat gebruik maakt van peuterspeelzalen en voorscholen: prognose aantal Bereik peuters in PSZ + VS peuterspeelzalen 2012 in en voorscholen aantal per wijk peuters West 103 Noordwest 258 Overvecht 380 Noordoost 119 Oost 41 Binnenstad 27 Zuid 138 Zuidwest 332 Leidsche Rijn 249 Vleuten, De Meern 350 Totaal 2.069 Index 2012 = 100 100
Bereik PSZ + VS 2013 in aantal peuters 104 267 384 125 42 27 140 331 248 355 2.100 101
Bereik PSZ + VS 2014 in aantal peuters 109 277 396 121 40 28 145 340 269 329 2.120 102
Bereik PSZ + VS 2015 in aantal peuters 109 279 406 120 40 27 149 350 278 310 2.129 103
Bereik PSZ + VS 2020 in aantal peuters 114 294 402 131 42 28 150 346 358 266 2.214 107
Bereik PSZ + VS 2025 in aantal Index peuters 2012=100 113 110 302 117 421 111 133 112 46 112 33 122 146 106 361 109 363 146 300 86 2.305 111 111
Op korte termijn (tot en met 2016) geeft het gebruik in de totale gemeente een stabiel beeld. De sterke afname van het aantal peuters in Vleuten, De Meern (-14%) zal ook zijn weerslag hebben op het gebruik van peuterspeelzalen en voorscholen.
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
18
7.3 Dagopvang In onderstaande tabel de meerjarenprognose per wijk voor het totaal aantal 0 t/m 3 jarigen dat gebruik maakt van dagopvang: jaar 2012 2015 2020 2025 Index Wijk kdv kinderen kdv kinderen kdv kinderen kdv kinderen 2012=100 West 1.210 1.119 1.145 1.138 94 Noordwest 1.110 901 933 957 86 Overvecht 370 301 295 309 84 Noordoost 1.775 1.634 1.756 1.780 100 Oost 1.060 989 1.014 1.107 104 Binnenstad 340 340 340 397 117 Zuid 1.050 997 1.004 978 93 Zuidwest 945 756 753 784 83 Leidsche Rijn* 1.765 1.689 2.066 2.095 119 Vleuten de Meern* 2.325 1.585 1.414 1.596 69 Totaal 11.950 10.311 10.718 11.141 93 Index 2012 = 100 100 86 90 93 Voor de korte termijn - tot eind 2015 - zien we 14% minder kinderen in de dagopvang. Na 2015 trekt de vraag aan maar dat is wel gebaseerd op een groei van het aantal 0 t/m 3 jarigen. In 2012 is het gemiddeld gebruik per kind per jaar al fors teruggelopen (-5%). Deze daling zal in 2013 doorzetten waardoor de totale krimp in opvanguren nog ca. 10 punten lager kan uitvallen. Voor 2025 betekent dat - ondanks de begrote groei van het aantal kinderen - een krimp van het dagopvangvolume van ca. 17% in vergelijking met 2012 (7% in aantal kinderen, 10% in aantal uren per kind). Een andere maatstaf om de vraag in beeld te brengen is het bereik of het aantal kinderen in de dagopvang in procenten van de totale groep 0 t/m 3 jarigen. In onderstaande figuur de meerjarenprognose per wijk voor het bereik van de dagopvang: jaar 2012 2013 2014 2015 2020 2025 Index Wijk bereik in % bereik in % bereik in % bereik in % bereik in % bereik in % 2012=100 West 74% 70% 67% 64% 64% 64% 87 Noordwest 53% 48% 44% 40% 40% 40% 76 Overvecht 20% 18% 17% 16% 16% 16% 76 Noordoost 86% 84% 83% 81% 81% 81% 94 Oost 89% 87% 86% 84% 84% 84% 94 Binnenstad 77% 75% 74% 72% 72% 72% 94 Zuid 72% 68% 66% 64% 64% 64% 89 Zuidwest 45% 40% 37% 34% 34% 34% 76 Leidsche Rijn* 71% 66% 62% 58% 58% 58% 81 Vleuten de Meern* 70% 65% 61% 57% 57% 57% 81 Totaal 64% 60% 57% 54% 54% 54% 84 Index 2012 = 100 100 93 88 84 84 84 Voor de korte termijn - tot eind 2015 - zien we het bereik van de dagopvang in alle wijken teruglopen. Na 2015 stabiliseert het bereik omdat tegen die tijd de bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag en het cohorteffect (zie hoofdstuk 2) volledig door de markt is geabsorbeerd. De terugloop van het bereik is het meest omvangrijk in de wijken met relatief lage inkomens. © Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
19
7.4 Buitenschoolse opvang In onderstaande tabel de meerjarenprognose per wijk voor het totaal aantal 4 t/m 11 jarigen dat gebruik maakt van buitenschoolse opvang: jaar 2012 2015 2020 2025 index Wijk bso kinderen bso kinderen bso kinderen bso kinderen 2012=100 West 985 1.108 1.037 1.041 106 Noordwest 570 655 535 538 94 Overvecht 255 285 229 237 93 Noordoost 1.655 1.835 1.823 1.863 113 Oost 870 912 873 916 105 Binnenstad 225 235 235 292 130 Zuid 860 966 933 915 106 Zuidwest 565 593 458 476 84 Leidsche Rijn* 1.835 2.303 2.383 2.764 151 Vleuten de Meern* 2.450 2.543 1.912 1.895 77 Totaal 10.270 11.435 10.418 10.939 107 Index 2012 = 100 100 111 101 107 Voor de korte termijn - tot eind 2015 - zien we nog 11% meer kinderen in de buitenschoolse opvang. Na 2015 wordt de lagere instroom van de dagopvang ook in de buitenschoolse opvang merkbaar en zien we een daling tot eind 2020. In 2012 is het gemiddeld gebruik per kind per jaar iets teruggelopen (-2%). Deze daling zal in 2013 doorzetten en door het cohorteffect van de dagopvang zal de totale krimp in opvanguren op termijn nog ca. 10 punten lager uitvallen. Voor 2025 betekent dat - ondanks de begrote groei van het aantal BSO kinderen - het opvangvolume in uren in 2025 niet veel zal afwijken van het urenvolume in 2012. In de volgende tabel is het bereik of het aantal kinderen in de buitenschoolse opvang in procenten van de totale groep 4 t/m 11 jarigen in beeld gebracht: jaar 2012 2013 2014 2015 2020 2025 index Wijk bereik in % bereik in % bereik in % bereik in % bereik in % bereik in % 2012=100 West 48% 49% 50% 50% 43% 43% 91 Noordwest 22% 22% 22% 22% 17% 17% 78 Overvecht 8% 8% 8% 8% 6% 6% 77 Noordoost 57% 59% 60% 60% 56% 56% 100 Oost 48% 50% 51% 51% 48% 48% 100 Binnenstad 44% 46% 47% 47% 44% 44% 100 Zuid 39% 41% 41% 41% 37% 37% 93 Zuidwest 18% 18% 18% 18% 14% 14% 78 Leidsche Rijn* 45% 46% 47% 47% 38% 38% 85 Vleuten de Meern* 39% 40% 41% 41% 33% 33% 85 Totaal 36% 37% 37% 37% 32% 32% 90 Index 2012=100 100 103 104 104 90 90 Voor de korte termijn - tot eind 2015 - zien we het bereik van de buitenschoolse opvang op stedelijk niveau nog licht oplopen. Na 2015 loopt het bereik terug omdat tegen die tijd het cohorteffect in de dagopvang (zie hoofdstuk 2) ook volledig is doorgewerkt in de buitenschoolse opvang.
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
20
7.5 Conclusie Voor de periode tot en met 2015 is de meeste krimp te verwachten bij de dagopvang voor 0 t/m 3 jarigen. De krimp kan nog een extra impuls krijgen als het aantal geboorten op het lage niveau blijft van de eerste helft van 2013. De wijken met relatief lage inkomens zijn het meest gevoelig voor krimp. Omdat er tot nu toe - volgens aanbieders - geen substantiële overloop zichtbaar is van dagopvang naar peuterspeelzalen en voorscholen is het risico aanwezig dat het aandeel kinderen dat geen gebruik maakt van een voorschoolse voorziening stijgt. In onderstaande tabel is het huidige bereik van de peuterspeelzalen, voorscholen en dagopvang in 2012 vergeleken met het structurele bereik van de dagopvang vanaf 2020 volgens deze prognose:
Wijk
Bereik PSZ + VS vanaf 2012 in % van totaal aantal peuters 2,5 t/m 3 jarigen
+ Bereik dagopvang vanaf 2020 in % van totaal aantal 0 t/m 3 jarigen
= Bereik totaal voorschoolse voorzieningen vanaf 2020 (2012) in %
West Noordwest Overvecht Noordoost Oost Binnenstad Zuid Zuidwest Leidsche Rijn Vleuten, De Meern Totaal
17% 34% 56% 16% 9% 16% 26% 42% 27% 29% 30%
64% 40% 16% 81% 84% 72% 64% 34% 58% 57% 54%
81% (91%) 74% (87%) 72% (76%) 97% (102%) 93% (98%) 88% (93%) 90% (98%) 76% (87%) 85% (98%) 86% (99%) 84% (94%)
Daaruit blijkt dat het non-bereik van alle voorschoolse voorzieningen op langere termijn met 10% punten kan afnemen.
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
21
8. Tot slot 8.1 Onzekerheden populatie-ontwikkeling lokaal en beleidsontwikkeling landelijk Zoals aangegeven zijn de prognoses met onzekerheden omgeven. De belangrijkste en reeds genoemde onzekerheid is de ontwikkeling van het geboorteaantal en de ontwikkeling van de huizenmarkt (o.a. nieuwbouw). Daarnaast speelt de actuele planvorming van het Kabinet over een nieuw financieringsstelsel voor peuterspeelzalen en voorscholen. Integratie van kinderopvang en peuterspeelzalen: samen met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ben ik bezig met de uitwerking van de opdracht uit het Regeerakkoord om de financiering van peuterspeelzaalwerk onder de Wet kinderopvang te brengen. Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk nader informeren over onze plannen (uit brief 7 juni 2013, Asscher). Naar verwachting zal niet lang na 2015 het Rijk de financiering van het reguliere peuterspeelzaalwerk overnemen en wordt de financiering onder de landelijke financieringsregeling van de kinderopvangtoeslag gebracht. Omdat de ouderbijdrage voor het peuterspeelzaalwerk en de voorscholen in de gemeente Utrecht relatief laag is kan harmonisatie van de ouderbijdrage met de toeslagregeling leiden tot een hogere ouderbijdrage en een minder goede toegankelijkheid. Dat kan een dempend effect hebben op de vraag naar deze voorziening en dus ook op de prognoses. Een nadere uitwerking van de plannen wordt in het najaar van 2013 verwacht. Verder heeft het kabinet besloten vanaf 2014 € 100 miljoen extra te investeren in de kinderopvangtoeslag regeling. De kinderopvangtoeslagen voor ouders met midden- en hoge inkomens gaan vanaf 1 januari 2014 omhoog. Dat schrijft minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een brief aan de Tweede Kamer (SZW, 14 oktober 2013). € 50 miljoen wordt ingezet voor het (beperkt) verhogen van de kinderopvangtoeslag voor ouders met een inkomen tussen de 47.000 en 105.000 euro. De andere € 50 miljoen gaat naar ouders met een belastbaar inkomen vanaf € 105.000 euro, zodat zij een vaste vergoeding van 18 procent voor de kosten van de opvang kunnen krijgen. Omdat deze groep minder sterk reageert op prijsprikkels (zie o.a. CPB notitie Kinderopvang in Kaart, 27 oktober 2011, p. 26) is het effect op de prognoses marginaal.
8.2 Nut en noodzaak van vervolgprognoses De effecten op de vraag naar dagopvang en buitenschoolse opvang zijn groter dan uit deze rapportage kan worden afgeleid. Dat heeft te maken met het feit dat niet alleen het aantal kinderen afneemt dat gebruik maakt van dagopvang en - tussen 2015 en 2020 - van buitenschoolse opvang. Ook het aantal uren per kind per jaar heeft voor beide werksoorten voor het eerst in 2012 een daling ingezet. Verder is er sprake van een grote verscheidenheid per wijk en werksoort in de vraagontwikkeling. De trendbreuk die zichtbaar is bij met name dagopvang en buitenschoolse opvang levert onzekerheid op bij de ondernemers die de voorzieningen voor peuterwerk, voorscholen dagopvang en buitenschoolse opvang exploiteren. Dat blijkt ook uit de afgenomen interviews. De gemeente kan enkele onzekerheden voor ondernemers wegnemen met het opstellen en publiceren van een monitor van het gebruik per wijk. Het combineren van informatie over het bereik van dagopvang, peuterspeelzalen en voorscholen kan ook een indicatie geven voor een toe- of afname van het non-bereik van de voorschoolse voorzieningen.
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
22
8.3 Medewerking aanbieders Bij een onderzoek naar lokale marktprognoses is medewerking van de betrokken Utrechtse organisaties onmisbaar. Ondanks de turbulente tijden voor alle betrokken aanbieders hebben zij zeer welwillend en open medewerking verleend. Niet alleen door het vrij maken van de agenda voor afstemmingsoverleg maar ook door het aanleveren van concrete bedrijfsinformatie over ontwikkelingen op het gebied van bezettingsgraad.
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
23
Bijlage 1: Populatieontwikkeling per wijk 0 t/m 3 jarigen prognose aantal 0 t/m 3 jarigen gemiddeld per jaar West Oog in Al, Welgelegen Lombok, Leidseweg Nieuw Engeland, Schepenbrt Noordwest Pijlsweerd Ondiep, 2e Daalsebrt Zuilen-west Zuilen-noord en -oost Overvecht Taagdreef, Wolgadreef Zamenhofdreef, Neckardreef Vechtzoom, Klopvaart Zambesidreef, Tigrisdreef Noordoost Votulast Tuindorp, Voordorp Wittevrouwen, Zeeheldenbrt Oost Oudwijk, Buiten Wittevrouwen Abstede, Gansstraat Wilhelminapark, Rijnsweerd Binnenstad Binnenstad city- en winkelgeb Binnenstad woongebied Zuid Lunetten Oud Hoograven, Tolsteeg Nieuw Hoograven, Bokkenbrt Zuidwest Dichterswijk, Rivierenwijk Transwijk Kanaleneiland Leidsche Rijn Terwijde, De Wetering Het Zand Leidsche Rijn Centrum e.o Parkwijk, Langerak Leidsche Rijn-zuid Vleuten, De Meern Vleuten, Haarzuilens Veldhuizen, Vleuterweide De Meern Rijnenburg Totaal Bron: WistUdata
2013
2014
2015
2016
2020
2025
1.630 529 579 522 2.103 225 576 612 690 1.814 467 331 341 675 2.065 818 597 650 1.190 468 348 374 443 74 369 1.459 477 574 408 2.113 894 186 1.033 2.472 726 830 107 807 2 3.316 342 2.370 601 3 18.605
1.700 550 650 500 2.180 260 590 650 680 1.870 490 320 370 690 2.000 800 600 600 1.160 440 350 370 460 80 380 1.510 480 580 450 2.170 910 190 1.070 2.680 810 930 160 770 10 3.070 340 2.140 580 10 18.780
1.710 560 650 500 2.200 260 590 660 690 1.920 540 330 360 690 1.990 780 600 610 1.160 450 340 370 450 80 370 1.550 490 590 470 2.230 910 200 1.120 2.770 830 940 240 750 10 2.890 340 2.000 550 0 18.860
1.740 550 680 510 2.240 270 610 660 700 1.940 530 340 360 710 2.020 790 620 610 1.180 460 340 380 470 90 380 1.550 480 600 470 2.220 900 210 1.110 2.910 900 960 320 730 0 2.780 360 1.880 540 0 19.060
1.780 560 690 530 2.320 320 640 690 670 1.900 530 350 380 640 2.170 830 720 620 1.210 470 350 390 470 110 360 1.560 460 630 470 2.210 880 230 1.100 3.560 1.070 1.010 690 680 110 2.480 560 1.380 540 0 19.620
1.770 560 690 520 2.380 320 670 710 680 1.990 490 430 470 600 2.200 840 720 640 1.320 480 430 410 550 160 390 1.520 480 610 430 2.300 840 310 1.150 3.610 950 910 870 630 250 2.800 680 1.230 590 300 20.420
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
24
Bijlage 2: Populatieontwikkeling per wijk 4 t/m 11 jarigen prognose aantal 4 t/m 11 jarigen gemiddeld per jaar West Oog in Al, Welgelegen Lombok, Leidseweg Nieuw Engeland, Schepenbrt Noordwest Pijlsweerd Ondiep, 2e Daalsebrt Zuilen-west Zuilen-noord en -oost Overvecht Taagdreef, Wolgadreef Zamenhofdreef, Neckardreef Vechtzoom, Klopvaart Zambesidreef, Tigrisdreef Noordoost Votulast Tuindorp, Voordorp Wittevrouwen, Zeeheldenbrt Oost Oudwijk, Buiten Wittevrouwen Abstede, Gansstraat Wilhelminapark, Rijnsweerd Binnenstad Binnenstad city- en winkelgeb Binnenstad woongebied Zuid Lunetten Oud Hoograven, Tolsteeg Nieuw Hoograven, Bokkenbrt Zuidwest Dichterswijk, Rivierenwijk Transwijk Kanaleneiland Leidsche Rijn Terwijde, De Wetering Het Zand Leidsche Rijn Centrum e.o Parkwijk, Langerak Leidsche Rijn-zuid Vleuten, De Meern Vleuten, Haarzuilens Veldhuizen, Vleuterweide De Meern Rijnenburg Totaal Bron: WistUdata
2013
2014
2015
2016
2020
2025
2.050 870 660 520 2.680 270 640 650 1.120 3.120 750 510 690 1.170 2.900 860 1.230 810 1.770 580 420 770 490 80 410 2.200 910 620 670 3.190 1.030 220 1.940 4.140 1.360 1.100 100 1.570 10 6.210 860 4.020 1.310 20 28.730
2.110 900 670 540 2.810 290 680 670 1.170 3.210 750 530 720 1.210 2.960 920 1.220 820 1.770 590 420 760 490 80 410 2.250 910 640 700 3.240 1.050 230 1.960 4.400 1.450 1.270 130 1.540 10 6.270 850 4.080 1.320 20 29.470
2.190 940 690 560 2.880 310 710 680 1.180 3.340 810 530 740 1.260 2.990 930 1.230 830 1.800 610 430 760 510 80 430 2.290 890 670 730 3.230 1.070 240 1.920 4.670 1.530 1.410 210 1.510 10 6.350 850 4.130 1.350 20 30.210
2.230 940 710 580 2.950 310 720 710 1.210 3.360 800 530 750 1.280 3.060 970 1.270 820 1.780 600 430 750 500 80 420 2.340 900 680 760 3.270 1.120 230 1.920 4.910 1.590 1.540 290 1.480 10 6.240 850 4.050 1.330 10 30.620
2.410 1.000 780 630 3.160 370 810 780 1.200 3.540 860 550 790 1.340 3.230 1.050 1.370 810 1.810 630 440 740 530 110 420 2.530 890 800 840 3.320 1.180 250 1.890 6.250 1.960 1.950 850 1.360 130 5.770 1.070 3.400 1.290 10 32.490
2.420 980 790 650 3.180 380 840 790 1.170 3.670 860 640 880 1.290 3.300 1.070 1.420 810 1.900 620 550 730 660 200 460 2.480 850 800 830 3.450 1.140 350 1.960 7.250 2.010 2.030 1.510 1.290 410 5.720 1.390 2.650 1.290 390 34.030
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
25
Bijlage 3: Aantal kinderen met toeslag per wijk en buurt 2012 Kinderen in de formele kinderopvang naar soort opvang in Utrecht, 2012 GOO GOO dagopvang 0 tm 3 jaar BSO 4 jaar en ouder Totaal gemeente Utrecht 11 965 1 260 10 285 685 West Totaal 1 210 125 990 45 Buurt Welgelegen, Den Hommel 25 0 20 0 Buurt Oog in Al 350 30 390 5 Buurt Halve Maan-Zuid 55 5 55 0 Buurt Halve Maan-Noord 30 5 40 0 Buurt Lombok-Oost 30 5 10 0 Buurt Leidseweg en omgeving 40 5 20 5 Buurt Lombok-West 200 20 120 0 Buurt Laan van Nieuw Guinea-Spinozaplantsoen 100 5 80 0 Buurt Nieuw Engeland, Th. a. Kempisplantsoen en omgeving 325 35 215 15 Buurt Schepenbuurt bedrijvengebied Cartesiusweg 55 10 35 5 Buurt Bedrijventerrein Lageweide 0 0 0 0 Noordwest Totaal 1 110 140 570 65 Buurt Pijlsweerd-Zuid 90 10 35 0 Buurt Pijlsweerd-Noord 45 5 25 0 Buurt Nijenoord, Hoogstraat en omgeving 45 15 15 0 Buurt Ondiep 120 15 40 0 Buurt 2e Daalsebuurt en omgeving 90 5 40 0 Buurt Elegantierstraat, Mariëndaalstraat en omgeving 60 5 30 0 Buurt Julianapark en omgeving 105 0 55 0 Buurt Elinkwijk en omgeving 155 25 75 5 Buurt Prins Bernhardplein en omgeving 115 10 70 5 Buurt Geuzenwijk 90 15 45 0 Buurt Schaakbuurt en omgeving 75 15 70 25 Buurt Queeckhovenplein en omgeving 15 0 10 5 Buurt Zuilen-Noord 105 15 60 10 Overvecht Totaal 380 120 260 100 Buurt Taag- en Rubicondreef en omgeving 60 15 50 5 Buurt Wolga- en Donaudreef en omgeving 40 10 30 10 Buurt Zamenhofdreef en omgeving 30 5 10 0 Buurt Neckardreef en omgeving 35 20 15 10 Buurt Vechtzoom-zuid 30 15 25 10 Buurt Vechtzoom-noord, Klopvaart 50 15 40 10 Buurt Bedrijventerrein en omgeving 0 0 0 0 Buurt Zambesidreef en omgeving 75 20 45 15 Buurt Tigrisdreef en omgeving 45 15 30 30 Buurt Poldergebied Overvecht 5 0 10 0
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
26
Noordoost Totaal Buurt Vogelenbuurt Buurt Lauwerecht Buurt Staatsliedenbuurt Buurt Tuinwijk-West Buurt Tuinwijk-Oost Buurt Tuindorp en Van Lieflandlaan-West Buurt Tuindorp-Oost Buurt Voordorp en Voorveldsepolder Buurt Huizingalaan, K. Doormanlaan en omgeving Buurt Zeeheldenbuurt, Hengeveldstraat en omgeving Buurt Wittevrouwen Oost Totaal Buurt Buiten Wittevrouwen Buurt Oudwijk Buurt Abstede Buurt Tolsteegsingel Buurt Rubenslaan en omgeving Buurt Watervogelbuurt Buurt L. Napoleonplantsoen en omgeving Buurt Maarschalkerweerd en Mereveld Buurt Schildersbuurt Buurt Wilhelminapark en omgeving Buurt De Uithof Buurt Rijnsweerd Buurt Galgenwaard en omgeving Binnenstad Totaal Buurt Domplein, Neude, Janskerkhof Buurt Lange Elisabethstraat, Mariaplaats en omgeving Buurt Hoog-Catharijne NS en Jaarbeurs Buurt Wijk C Buurt Breedstraat en Plompetorengracht en omgeving Buurt Nobelstraat en omgeving Buurt Springweg en omgeving Geertebuurt Buurt Lange Nieuwstraat en omgeving Buurt Nieuwegracht-Oost Buurt Bleekstraat en omgeving Buurt Hooch Boulandt
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
1 775 210 80 40 155 165 400 70 95 35 90 435 1 070 150 290 80 10 45 85 40 5 185 100 0 70 0 345 35 10 0 15 55 10 50 65 30 10 60
110 5 5 0 5 15 35 15 5 0 5 15 55 10 10 10 0 0 0 0 0 10 5 0 5 0 15 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
1 650 155 40 50 105 135 520 85 135 45 130 255 875 130 195 65 5 30 40 35 5 150 110 0 105 0 215 20 15 0 15 25 10 40 45 30 0 25
75 5 5 0 0 5 15 15 5 5 5 5 40 0 5 0 0 0 5 0 0 10 0 0 10 0 5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
27
Zuid Totaal Buurt Lunetten-Noord Buurt Lunetten-Zuid Buurt Tolsteeg en Rotsoord Buurt Oud Hoograven-Noord Buurt Oud Hoograven-Zuid Buurt Blokkenbuurt Buurt Nieuw Hoograven-Noord Buurt Nieuw Hoograven-Zuid Zuidwest Totaal Buurt Dichterswijk Buurt Rivierenwijk Buurt Transwijk-Zuid Buurt Transwijk-Noord Buurt Kanaleneiland-Zuid Buurt Kanaleneiland-Noord Leidsche Rijn Totaal Buurt Terwijde-West Buurt Terwijde-Oost Buurt Het Zand-West Buurt Het Zand-Oost Buurt Grauwaart Buurt Parkwijk-Noord Buurt Parkwijk-Zuid Buurt Langerak Buurt Rijnvliet Vleuten-De Meern Totaal Buurt Haarrijn Buurt Haarzuilens en omgeving Buurt Vleuten Buurt Leidsche Rijn Park Buurt Vleuterweide-West Buurt Vleuterweide-Noord/Oost/Centrum Buurt Vleuterweide-Zuid Buurt Veldhuizen Buurt De Meern-Noord Buurt De Meern-Zuid Buurt Bedrijvengebied Oudenrijn Buurt Rijnenburg Bron: CBS, 2013, GOO = gastouderopvang
© Buitenhek Management & Consult BV, Gemeente Utrecht, oktober 2013
1 050 90 270 90 270 165 20 70 75 945 325 410 15 55 90 50 1 765 285 240 495 120 60 220 115 230 0 2 325 0 10 190 25 490 470 180 450 340 170 0 0
85 5 10 10 10 20 0 10 15 150 20 35 0 10 50 30 185 30 25 45 10 0 25 20 20 0 275 0 0 25 5 55 50 30 65 25 15 0 0
860 90 310 30 150 155 30 35 60 565 230 225 10 30 40 30 1 840 445 270 365 120 20 245 95 270 5 2 460 0 0 290 30 530 380 165 545 315 190 5 0
25 0 5 0 0 0 0 5 10 100 10 10 0 5 40 30 100 25 15 20 10 0 10 10 10 0 125 0 0 10 5 15 20 10 40 10 10 0 0
28