Jona 1 : 1 - 3 Jona's roeping en vlucht 1 Het woord des HEREN kwam tot Jona, de zoon van Amittai: 2 Maak u op, ga naar Nineve, de grote stad, en predik tegen haar, want haar boosheid is opgestegen voor mijn aangezicht. 3 Maar Jona maakte zich op om te vluchten naar Tarsis, weg van het aangezicht des HEREN, en hij ging naar Jafo en vond een schip, dat naar Tarsis zou gaan; hij betaalde de vrachtprijs daarvan en ging scheep om met hen naar Tarsis te gaan, weg van het aangezicht des HEREN.
Jona 3 : 1 - 5 Jona's prediking te Nineve en haar uitwerking 1 Het woord des HEREN kwam ten tweeden male tot Jona: 2 Maak u op, ga naar Nineve, de grote stad, en breng haar de prediking, die Ik tot u spreken zal. 3 Toen maakte Jona zich op en ging naar Nineve, overeenkomstig het woord des HEREN. Nineve nu was een geweldig grote stad, van drie dagreizen. 4 En Jona begon de stad in te gaan, één dagreis, en hij predikte en zeide: Nog veertig dagen en Nineve wordt ondersteboven gekeerd! 5 En de mannen van Nineve geloofden God en riepen een vasten uit en bekleedden zich, van groot tot klein, met rouwgewaden.
Jona 3 : 9 - 10 9 Wie weet, God mocht Zich omkeren en berouw krijgen en zijn brandende toorn laten varen, zodat wij niet te gronde gaan. 10 Toen God zag wat zij deden, hoe zij zich bekeerden van hun boze weg, berouwde het God over het kwaad dat Hij gedreigd had hun te zullen aandoen, en Hij deed het niet.
Jona 4 : 1 - 3 1 Maar dit mishaagde Jona ten zeerste en hij werd toornig. 2 En hij bad tot de HERE en zeide: Ach, HERE, heb ik dat niet gezegd, toen ik nog in mijn land was? Daarom heb ik het willen voorkomen door naar Tarsis te vluchten, want ik wist, dat Gij een genadig en barmhartig God zijt, lankmoedig, groot van goedertierenheid en berouw hebbend over het kwaad. 3 Nu dan, HERE, neem toch mijn leven van mij, want het is mij beter te sterven dan te leven.
Jona 4 : 10 - 11 10 Toen zeide de HERE: Gij wildet de wonderboom sparen, waarvoor gij u geen moeite hebt gegeven en die gij niet hebt doen groeien, die in één nacht is ontstaan en in één nacht is vergaan. 11 Zou Ik dan Nineve niet sparen, de grote stad, waarin meer dan honderdtwintigduizend mensen zijn, die het onderscheid niet kennen tussen hun rechterhand en hun linkerhand, benevens veel vee?
There is a river and it flows from deep within. There is a fountain that frees the soul from sin. Come to this water, cause there is a vast supply. There is a river that never shall run dry. And there was a thirsty woman, she was drawing from a well. See her life was ruined and wasted, and her soul was bound for Hell. Oh but there she met the Master, and he told her of her sin And he said child if you’ll drink this water, oh you’ll never thirst again. There is a river and it flows from deep within. There is a fountain and it frees the soul from sin. Come to this water, cause there is, there is a vast supply. There is a river that never shall run dry. There is a river that never shall run dry.
Deut. 18 : 20 - 22 20 Maar een profeet, die overmoedig genoeg is om in mijn naam een woord te spreken, dat Ik hem niet gebood te spreken, of die in de naam van andere goden spreekt – die profeet zal sterven. 21 Wanneer gij nu bij uzelf mocht zeggen: Hoe onderkennen wij het woord dat de HERE niet gesproken heeft? – 22 als een profeet spreekt in de naam des HEREN en zijn woord wordt niet vervuld en komt niet uit, dan is dit een woord, dat de HERE niet gesproken heeft; in overmoed heeft de profeet het gesproken, gij zult voor hem niet vrezen.
Jer. 18 : 1 - 8 1 Het woord, dat van de HERE tot Jeremia kwam: 2 Maak u op, daal af naar het huis van de pottenbakker, en daar zal Ik u mijn woorden doen horen. 3 Toen daalde ik af naar het huis van de pottenbakker, en zie, hij was juist bezig een werkstuk te maken op de schijf. 4 Mislukte de pot die hij bezig was te maken, zoals dat gaat met leem in de hand van de pottenbakker, dan maakte hij daarvan weer een andere pot, zoals het de pottenbakker goed dacht te maken. 5 Toen kwam het woord des HEREN tot mij: 6 Zal Ik niet met u kunnen doen zoals deze pottenbakker, o huis Israëls? luidt het woord des HEREN. Zie, als leem in de hand van de pottenbakker, zo zijt gij in mijn hand, huis Israëls! 7 Het ene ogenblik doe Ik over een volk en een koninkrijk de uitspraak, dat Ik het zal uitrukken, afbreken en verdelgen; 8 maar bekeert zich dit volk waarover Ik een uitspraak deed, van zijn boosheid, dan zal Ik berouw hebben over het kwaad dat Ik hun dacht aan te doen.
Jona 4 : 11 11 Zou Ik dan Nineve niet sparen, de grote stad, waarin meer dan honderdtwintigduizend mensen zijn, die het onderscheid niet kennen tussen hun rechterhand en hun linkerhand, benevens veel vee?