JOHANNES BUSCH WINDESHEIMER KLOOSTERREFORMATOR EN KRONIEKSCHRIJVER
S . VAN DER WOUDE
JOHANNES BUSCH WINDESHEIMER KLOOSTERREFORMATOR EN KRONIEKSCHRIJVER
JOHANNES BUSCH WINDESHEIMER KLOOSTERREFORMATOR EN KRONIEKSCHRIJVER
ACADEMISCH PROEFSCHRIFT ter verkrijging van de graad van doctor in de godgeleerdheid aan de Universiteit van Amsterdam op gezag van de Rector-magnificus Dr G. C . Heringa hoogleraar in de faculteit der geneeskunde in het openbaar to verdedigen in de aula der Universiteit op Vrijdag 19 December 1947 to 15 uur door SAPE VAN DER WOUDE geboren to Harlingen RIBL1OTHEEK EN LEFS7_ALEN OW GEMEEN i E ROTTERDAM
0
1947 DRUKKERIJ KEIZER & VAN STRATEN - EDAM
Aan
mijn
Ouders en Schoonouders
Bij het verschijnen van dit proefschrift is het mij een behoefte enkele woorden van dank to spreken jegens hen die tot mijn academische vorming hebben bijgedragen . In de eerste plaats denk ik aan de hoogleraren in de theologie uit mijn studententijd, waarvan er thans geen enkele meer zitting heeft in de theologische faculteit. Hooggeleerde Van Bakel, Uw colleges aan de Stedelijke Universiteit van Amsterdam en aan het Evangelisch-Luthers Seminarium hebben op mij een onuitwisbare indruk gemaakt en zijn van grote betekenis geweest voor mijn innerlijke vorming. Gij hebt Uw studenten ook in de pastorie steeds van raad gediend en belangstelling gehad in hun persoonlijk wel en wee. Daarvoor ben ik U ten zeerste dankbaar. Met eerbied gedenk ik de ontslapen hoogleraren Plooy, Hackmann, Loosjes, De Hartog en Palache, die ik in gedachten weer voor mij zie, ieder met hun markante persoonlijkheid . Zij alien hebben een waardevolle schat aan hun leerlingen meegegeven. In het bijzonder gedenk ik hem, die eigenlijk mijn promotor had zullen zijn, Prof . Dr W J. Kiihler . Van hem heb ik de liefde voor dit onderwerp ontvangen, met hem de opzet van dit werk besproken . Ik mag hier mijn grote erkentelijkheid betuigen voor zijn kostbare raadgevingen en vriendeIijke belangstelling . Van U, hooggeleerde Van den Bergh van Eysinga en Westendorp Boerma, heb ik voor mijn doctoraal examen veel mogen leren en ik breng hiervoor gaarne mijn dank.
Grote erkentelijkheid ben ik verschuldigd aan U, hooggeleerde Kooiman, hooggeachte promotor . Al ben ik dan niet uw leerling in de gewone zin van het woord, toch heb ik bij de totstandkoming van dit proefschrift, dat order Uw leiding nader is uitgewerkt, vele practische wenken en raadgevingen mogen ontvangen. Dankbaar ben ik voor Uw hulpvaardigheid en medewerking . Ik hoop hartelijk dat wij in de toekomst op kerkelijk terrein op dezelfde prettige wijze zullen samenwerken. Voor de belangstelling en medewerking, die ik van alle andere hoogleraren in de theologische faculteit mocht ontvangen, ben ik ten zeerste erkentelijk ; ik spreek de hoop uit dat ik nog veel van hun kennis zal molten profiteren . Hartelijk dank wil ik hierbij in het algemeen brengen aan alien uit wier ervaring en kennis ik bij deze studie heb mogen putten. Ten slotte mag ik dank zeggen aan de directies en het personeel van de verschillende bibliotheken in binnen- en buitenland, die met grote bereidwilligheid steeds hun medewerking hebben verleend .
INHOUD bldz .
Inleiding A. Leven en werk van Johannes Busch I. Zijn jeugd
9
28
II. In Windesheim
41 III. Uitgezonden naar andere kloosters 57 IV. Uitgezonden naar Duitsland 69 V. Zijn verblijf to Neuwerk 95 VI. Terug in Windesheim en opnieuw naar Sulta .
122
B . Critische beschouwing van Busch' geschriften . . . 142 Register
207
INLEIDING
De kennismaking met het leven van de augustijner koorheer Johannes Busch toont ons de licht- en schaduwzijden van het kerkelijk leven in de late Middeleeuwen . Een korte aanduiding van die schaduwen en een beknopte schildering van het licht, zoals het schijnt in de persoon van Geert Groote en de Moderne Devotie, vormt een geschikte inleiding tot ons onderwerp. Het kerkelijk leven van de 14e en 15e eeuw wordt ontsierd door vele ongezonde toestanden. Verschillende oorzaken zijn daarvoor aan to wijzen en wij willen ze in enkele trekken vermelden . Het pausdom vertoont Been onverdeeld gunstig beeld ; het zijn niet altijd heilige en devote figuren geweest die in de stoel van Petrus zetelden . De onchristelijke levenswandel van verschillende pausen is een van de ziekten, die het kerkelijk leven tot in alle onderdelen heeft aangetast . Daarbij was de toon die werd aangeslagen over de hoogste machtsaanspraken niet altijd in overeenstemming met de feitelijke toestand . De machteloosheid op wereldlijk gebied blijkt wel zeer duidelijk in de Babylonische ballingschap der pausen to Avignon (1.309-1377) . Het daarna volgend schisma (1378-1415) zette de machtspositie geheel op losse schroeven en de ontstane chaos had de nadeligste gevolgen voor het innerlijk kerkelijk leven. Niet alleen bestreden de pausen elkaar, doch in alle streken van Europa kregen de gelovigen zelf de gevolgen van het schisma to zien doordat in de bisdommen en diocesen de door de concurrerende pausen benoemde prelaten, ter ver9
krijging van de begeerde plaats, elkaar to vuur en to zwaard bestreden . De eenheid was verbroken ; onzekerheid over de vraag wie de ware vicarius Christi was bracht zwakke naturen tot onverschilligheid en corruptie, gelovige harten tot bedroefde klachten . Geert Groote eindigt zijn brief over het schisma, gericht aan zijn vriend W . de Salvarvilla met de verzuchting ,Quidgtiid sit, sic suggessit mens, que vadde unitatem desiderat ; que vellet quod ambo pontifices cum omnibus cardinalibus cantarent in celo empireo .Gloria in excelsis" Sed hoc est hora et potestas tenebrarum . Liberet nos Deus a malo. Amen" . 1) Merkwaardige afspiegelingen over allerlei misstanden in de kerk, vindt men in de Iiteratuur van deze tijd . Willem van Hildegacrsberch (f ongeveer 1408) oordeelt scherp over het schisma en de hebzucht der pausen : Ghiericheit 2) heeft veel to doen Binnen Room ende t Avenioen 3) Onder thooft van onser wet, Dat is met pauesen soe beset, Dat kerstenhede comt in dwael . Elc heeft sinen cardinael Ende blijft in partijen staen ; Die een wil scheren, dander vlaen, 4) Ende elck rechtich vader wesen Hoe sal dit kerstenheit ghenesen,
1)
Gerardi Magni Epistolae, ed . W Mulder S . J., Antwerpen 1933, ep . 21, p . 93. Over zijn twijfel ep . 59, p . 221 : Non libenter vellem Urbanum omnino certe asserere esse papaw, sed bene quod crederem eum esse papaw ."
2) hebzucht. 8) Avignon. 4) villen .
10
Die vander waerheit niet en gleit? Wapen over die Ghiericheit! 1) Een andere oorzaak voor het verminderde aanzien op geestelijk gebied van de hogere prelaten is veelal hierin gelegen dat de aartsbisschop tegelijk de taak van landsbestuurder vervulde. Misschien heeft dit systeem in vroegere tijden goede resultaten gehad, doch langzaam is de ontaarding ingetreden . Bij de bisschoppelijke verkiezing moest gelet worden op allerlei omstandigheden die verband hielden met staatkundige en politieke factoren . Soms was een bekwaam en krachtig man nodig in de ogen van hen die de verkiezingen in hun hand hadden, doch soms ook zag men liever een slappe figuur om eigen machtsbegeerte de vrije teugel to kunnen laten ; rekening moest gehouden worden met de afkomst van de elect en zijn relatie tot naburige landsheren . Talrijke motieven van uiteenlopende aard, echter meestal politick getint, beinvloedden de keuze van de bisschop en bepaalden de richting van zijn bestuur . Vrijwel iedere bladzijde uit de geschiedenis van de Utrechtse bisschoppen handelt over deze politieke en staatkundige factoren . 2 ) De geestelijke functies hadden hieronder beslist to lijden en toestanden van verval konden welig woekeren . Dan was er niet alleen een voortdurende strijd tussen bisschop en machtige domheren, maar ook strijd tussen bisschop en burgerij over privileges, waardoor het aanzien van de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders doorgaans verminderde .
1) Gedichten van Willem van Hildegaersberg, uitgeg . door W Bisschop en E . Verwijs, 's-Gravenhage 1870 . ,Dit is vander ghiericheit", bldz . 139 v. 2) Zie W Moll, Kerhgeschiedenis van Nederland voor de Hervorming, dl . II, Iste stuk, Arnhem 1866 .
11
Men mag in dit verband niet over het hoofd zien dat zich in deze tijd maatschappelijke en economische veranderingen voltrekken die hun weerslag vinden in en nauw samenhangen met het geestelijk leven . Er is de ontbinding van de feodale maatschappij, de overgang van de Natural-wirtschaft in de Geldwirtschaft ; er is de opkomende macht van de steden en de burgerij en hun grotere bewustwording . De macht van een oud systeem (adel en regerende geestelijkheid) raakt uitgebloeid en het is niet toevallig dat straks uit de burgerij de vernieuwing van het geestelijk leven opkomt en juist onder deze rijke burgerij in de steden zoveel weerklank vindt . In de toenmalige status van het kerkelijk systeem waren meer kiemen aanwezig die tot verval leidden . In de combinatie van wereldlijk en geestelijk heer was de geestelijke taak van de bisschop in de meeste gevallen volkomen secundair . Hierdoor was het noodzakelijk dat de kerkelijke werkzaamheden door plaatsvervangers, z .g. wijbisschoppen, verricht moesten worden . Wij stuiten hier op het vicaris-stelsel dat in alle geledingen van de kerkelijke hierarchie was doorgedrongen. De werkelijk benoemden ontvingen titel en inkomsten en voor een aanmerkelijk geringere beloning deed een vicaris de dienst ; op zijn bekwaamheid, innerlijke adel en geestelijk leven werd meestal niet gelet . Het bekieden van de kerkelijke ambten door onbekwamen had nog andere oorzaken . De niet to miskennen grote godsdienstigheid en offerzin in de middeleeuwen had, hetzij uit dankbaarheid, verering (soms ook zelfverering), of angst, talloze geestelijke plaatsen geschapen zonder dat hier immer een goede bezetting voor gevonden kon worden . De geldelijke honorering trok velen aan, vandaar dat een groot deel van de middeleeuwse clerus in zijn functie meer broodwinning dan christelijke roeping zag . Met de kennis en kunde van deze clerus is het daardoor soms droevig gesteld .
12
Jan van Boendale (1280-1351) klaagt in ,Jans Teestije" : ,,Nochthan dat men vele papen vint In Scrifturen harde blint Die luttel verstaen die dinghen Die si lesen ofte singhen Soe dat hem also groet noet ware Alse den leeken to comene dare Om to lerene den hemelschen pat" t) Dan is daar de locatio ecclesiarum, de verpachting van kerkelijke ambten en de pluritas beneficiorum, de mogelijkheid dat eenzelfde persoon. meer dan een functie bekleedde, zelfs tegelijk in ver van elkaar gelegen plaatsen . Een vicaris deed dan het eigenlijke werk . Deze cumulatie van ambten in een hand is symptoon van hebzucht en hovaardij en vormde een bron van allerlei ondeugden . Nog een andere verderfelijke gewoonte was diep doorgevreten : de simonie, de gewoonte dat degeen die zeggenschap had over de benoeming van functionarissen zich hiervoor in geldelijke of andere vorm liet betalen . Dit incasseren van steekpenningen had geweldige vormen aangenomen . Vanaf de paus deed ieder die maar iets to vergeven had, er aan mee . Het kwaad was gewoonte geworden, luxe en hebzucht waren het gevolg . Willem van Hildegaersberch klaagt over de praalzucht van de geestelijken in ,Vander heiligher Kercken" : ,,Nu willen si hoghe paerden riden Opter heiligher kercken goet, Ende verteren der amen bloet Gulseliken sonder ontsien". 2) ')
Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan Boendale, Hein van Aken en anderen, uitgeg. door F. A . Snellaert, Brussel 1869, blz . 260.
2) Gedichten, bldz. 11I v., regel 91-94 .
13
Is het wonder dat door deze corrupte toestanden het innige geloofsleven in de kerk gaat verflauwen en een steeds verdergaande vervlakking bij de geestelijken merkbaar wordt? Is het to verwonderen dat ook de leken tot die vervlakking moesten komen, als er meestal slechts naar gevraagd werd of act kerkelijk apparaat uiterlijk bleef functioneren? En zelfs dat nog niet altijd! Zoekende geesten wenden zich af . Ketterij en secten bloeien op, dikwijls zoekt waarachtig geloofsleven zich een weg buiten de kerk. Groot is ook de verslapping op zedelijk gebied . Het is waar dat bier ondeugden ter sprake komen die als volksondeugden bestempeld moeten worden . Maar in de geestelijkheid, van welke men zuiverende en opvoedende kracht verwachten mag, treffen deze fouten des t : pijnlijker. A] naar de vorm van zedelijke afdwaling werden de geestelijken als volgt gekenschetst: fornicarii werden zij genoemd die zich aan overspel schuidig maakten ; concubinarii was de benaming voor de geestelijken die in concubinaat leefden en focaristae zijn zij die een inwonende huishoudster ails bijzit hielden . Vol verontwaardiging spreekt ,Kennisse" in de Elckerlije : „Si gheven den sondaer quaet exempel Haer kinder lopen in den tempel Ende som sitters si bi wiven, In onsuverheyt van liven" . 1 ) En op de volgende wijze tekent fail Praet de toestanden : ,,Bi groten willen van luxurien houden si sonic vette amien die zi hantieren, ende handelen merle metten lede, di zi doen wien ende Gode heffen ende benedien : dat dinct mi wesen grote onzede" . 2 ) 1) Den
Spyeghel der Salicheyt van Elcherlyc, uitgeg . door H . J. E . Endepols, Groningen-Batavia 1940 4, bldz . 32 . Datering 2e helft der 15e eeuw .
2) „Speghel der wijsheit", of juister ,Leeringhe der Zalichede", van Jan Praet,
uitgeg . door J . H . Bormans, Brussel 1872, b1dz . 85 ; vgl . ook b1dz . 140 .
14
In de middelnederlandse letteren liggen dergelijke getuigenissen van -tijdgenoten voor het grijpen . Maar ook de officiele stukken spreken een duidelijkc taal . Wanneer in de rekeningen van de provisor van Zuid-Holland tussen 25 April 1328 en 1 ,Zuni 1329 onder de opgelegde boeten verschillende malen de vermelding voorkomt : „dominus Heinricus (of andere namen elders) curatus ibidem, quia genuit nuerum", 1 ), kunnen we hier nag denken aan de z .g. clerici coniugati of uxorati, die in cen enigszins getolereerde vorm van huwelijk leefden . Doch als onder de rekening van de provisor ,,, an Schouwen 13 Mei 1330-28 April 1331, posten voorkomen als : „dominus Jacobus filius Nicholai pro fornicacione . . . ." 1) of „Yo frater Jacobi pro fornicacione cum diversis" 3) en omgekeerd vrouwen beboet worden : ,Elisabeth Petri pro adulterio cum domino Petro Eppen presbytero" 4 ), dan bewijst dit dat de klachten over onkuisheid van de geestelijkheid gegrond zijn . Zo ook vinden we een giftbrief (1327?), getekend voor en goedgekeurd door de bisschop (alsof het een heel normale aangelegenheid betreft), waarin de priester Yaso, vicaris van hot St . Paulus-altaar in de kerk to Deventer, aan zijn zoon Johannes 3/4 van een perceel bouwgrond schenkt . 5 ) Dergelijke dingen werden gesanctioneerd, als gewoonte beschouwd en veroorzaakten vrijwcl geen aanstoot meer. De kicosters, hoewel moor buiten het werelds gewoel staande, waren niet gevrijwaard voor bederf . Wij horen hier dezelfde klachten over simonie, hebzucht en everdreven luxe van rijke en machtige abten en abdissen . 1 ) De registers en reheningen van het bisdom Utrecht, 1325-1336, uitgeg. door Mr . S . Muller Fzn . Werken van het Hist . Genootschap, N. serie no. 53. Utrecht 1889, dl . I, bldz . 532. 2) T. a. p ., bldz . 3 ) T a. p ., bldz . 4) T. a. p ., bldz . 5) 7 . a . p., bldz .
556 . 550. 554 . 174 .
15
In „fans Teestije" van Jan Boendale komen ook de kloosters ter sprake : ,Vanden state ende ghebreke der abden ende der abdissen" . Hij schrijft o.a. : Die cloestre ende die prelate mede Die in alle verweenthede Die der werelt toe behoert So vervult syn ende versmoert Dat si niet en connen gheweten Wat si drincken moghen of eten . 1 ) Gevallen van onzedelijkheid in de kloosters komen wij in de Nederlanden verschillende malen tegen. Het blijft niet bij vase klachten van pessimisten die schrijven dat alle kloosterorden behalve de karthuizers in verval zijn geraakt . De feiten spreken een duidelijke taal b .v. wat betreft het Oude Begijnenconvent in Zwolle (dat later door Hendrik Foppens van Gouda, een vriend van Geert Groote,werd hervormd) . De zusters hier hadden de derde regel van Franciscus aangenomen en stonden onder toezicht van de fratres minores uit Kampen, die to Zwolle in de buurt van het begijnenconvent een terminariehuis hadden . Tussen hen heerste een zeer onzuivere verhouding en van het vrouwenklooster werd gezegd : ,erat enim illius Terminarii, Confessoris et complicium cius honestum prostibulum". 2) Door deze woorden worden zowel de inwoonsters van het nette bordeel gekenschetst, als de minorieten uit Kampen die hierheen hun uitstapjes maakten . Een brief van kardinaal Nicolaas van Cusa, gericht aan David van Bourgondie, gedateerd 27 Oct. 1451, typeert sommige geestelijken en nonnen aldus : „Ex vobis quidam despectuosi,
1) Nederl . gedichten, b1dz . 246, r . 3250. 2) M . Schoengen, Jacobus Traiecti alias de Voecht, Narratio de inchoatione domus clericorum in Zwollis . Werken uitgeg . door het Hist . Genootschap, 3e serie no . 13, 1908, b1dz . 15 4.
16
non obstantibus prohibitionibus juris et censuris per nos appositis, ad sanctimoniales palam subintrarent, subintrant et convivia et solatia cum Deo dedicatis habent virginibus" . 1) Het kloosterverval schijnt in Friesland het ergst geweest to zijn . Wij herinneren hier slechts even aan L udingakerke . Aangezien dit voorbeeld en andere die Busch in zijn hervormingsberichten heeft verwerkt straks ter sprake zullen komen, volstaan wij met daarheen to verwijzen. In het algemeen moet opgemerkt worden, dat met het woord immoraliteit het kloosterverval niet juist wordt gekenschetst . Men krijgt de indruk dat de kloosters langzamerhand van hun oorspronkelijke opzet zijn afgegleden en tot een soort hofjes of verzorgingsinstituten zijn vervorrnd . Lichtzinnigheid en onzedelijkheid deden hiermede sours hun intrede, doch de ware rout is het verdwijnen van de paupertas, (bezitloosheid) en de overgang van gemeenschappelijk leven en bezit tot een particuliere levensstaat van iedere kloosterbewoner . 'Ook hierop zal in het vervolg nog meermalen gewezen kunnen worden . Tenslotte wil ik er op wijzen dat de godsdienstige drijfveer dikwijls van een onvolgroeid karakter is . Angst is gewoonlijk het motief om ten klooster to gaan . Een ,Spieghelkijn van bekeringhe" uit het midden der l5e eeuw zegt daarover : ,,Ende want si sien, dat dit leven onseker is, ende si oec niet en weten, hoe of wanneer dat si sterven sellen, soe crighen sie een anxt ende een groet vrese van binnen, die se altoes prekelt ende en laet se niet rusten tot Bier tijt toe, dat si die sonden begheven ende beteren hoer leven . Mer want si selven cranck bevinden die sonden to laten, om die menichfoudige occasie die in die werelt is, siet, soe vlien si totten cloester!" 2) Hier ligt het grote gevaar, want de voile overgave en liefde ontbreekt zo dikwijls. Men denke aan het bekende rijmpje uit die tijd : 1 ) Archief voor kerkelijke geschiedenis, IX (1838), bldz . 112 e. v . 2) W Moll, Johannes Brugman, I, Amsterdam 1854, bijlage IV, bldz . 243 .
17
„lndien men 't namaals gelijk zou loonen Ik at veel liever bout als boonen En duurde eeuwig niet zoo lang Ik en ging niet dezen gang" . 1 ) Dit zegt genoeg . Wanneer mensen uit een overweging van angst ten klooster gaan en or is geen geestelijke kracht en leiding in hot convent om doze primitieve gevoelens to louteren, dan ligt daar de grond van de moeilijkheden . Welnu. aan die leidende en vormeiide kracht ontbrak het in de meeste kloosters . Doch genoeg over de donkere kleuren in hot kerkelijk leven \ - an deze tijd . Er zijn nog andere aspecten . Wij konden reeds opmerken dat in de citaten, waarin het verval gesignaleerd word, tegelijk een toon van heilige verontwaardiging gehoord wordt . De roep tot verbetering is wel steeds blijven klinken . De reformatie-concilies getuigen daarvan in de hogere geestelijkheid . Pausen als Ma .rtinus V, Eugenius IV en Nicolaas V hebben op hun wijze getracht het getij to keren . Onder de Utrechtse bisschoppen treffen wij hervormingsgezinde mannen als Floris van Wevelinkhoven (1379-1393) en Frederik van Blankenheim (1393-1423) . De literatuur wijst aan dat ook onder de leken een verlangen naar zuiverheid leefde . Niet voorbij gezien mag worden dat het goede dat rustig doorgaat meestal weinig vermelding vindt . terwijl het verkeerde dat opzien baart, opgetekend wordt . Zodoende krijgt men geen juiste indruk van de werkelijke toestand . Innig religious leven is or ongetwijfeld altijd geweest . En dan zijn daar de zuivere figuren die met fors gebaar getracht hebben een nieuwe wending to geven . 1) Moll, Karhgeschiedenis, 11, 2. bldz . 47 4.
18
Ruusbroec in de Zuidelijke Nederlanden is een van hen die in het kloosterleven een zuivere sfeer wist to scheppen en grote invloed heeft gehad . Fel is sours zijn aanklacht : ,Het zijn Judas' discipelen die nu regneren ende regeeren die heilighe Kerke" . I ) Geert Groote (1340-1384) is de man die zich in doze tijd het krachtigst heeft geweerd ; van hem is cerr vernieuwing uitgegaan die in de verschillende vertakkingen van de Moderne Devotie grote invloed heeft gehad . Hot is niet de bedoeling hier een korte biografie van hem to geven : overeenstemming in data en fata is trouwens niet bereikt en het is in deze inleiding niet de plaats zich in deze kwestie to mengen . In enkele grote lijnen willen wij echter trachten de belangrijke punten van zijn zienswijze naar voren to brengen . Er leeft in Geert Groote een diepe verontrusting over de toestand van kerk en christenheid en daarnaast beweegt hem een heilige hartstocht om tot verbetering der misstanden to geraken. In zijn eigen jeugd had hij het proces van vervlakking meegemaakt en niet geheel onberispelijk was zijn levenswandel geweest . Doch daarna was zijn geloofsleven gaan bloeien ; voor zijn benificien had hij bedankt, de luxe uit zijn leven gebannen . Zijn ,keer naar de Heer", zoals prof . Titus Brandsma het treffend heeft uitgedrukt, was gekomen. Geert Groote ziet de fouten in de Kerk duid .elijk. Hij spreekt van de ,ruinam Ecclesie, que lata et undique patens est" . 2 ) Scherp en duidelijk richt hij zich tot de geestelijken in zijn nabijheid die tot onkuisheid waren vervallen : ,Ecce presbyter fornicator ; duo runt verba . Presbyterum honoro et diligo vehementer ; fornicatorem odio et abominor decenter" . 3) 1) Een bloemlezing van Ruusbroec's bezwaren tegen de geest zijner eeuw vindt men in A . A . van Otterloo, Johannes Ruysbroeck, nieuwe uitg, s Gravenhage 1896. IIoofdst . VII, VIII. 2) Epist„ p . 74. 3) De Sermo Recedite (contra focariis) van Curt Groote, uitgeg. door Th . A . Clarisse, in Archief voor Kerkelijke Geschiedenis, I (1829), bldz . 372 .
19
Als hij over de simonie handelt neemt hij Been blad voor de mond en hij wijst de grond van de misstand aan : ,Vort ist nu to weten dat under hundert dusent symonien de nu scheyn in kerken of in provenden een nicht gerichtet en wert . Ic en sach myne daghen nye van buten richten over symonien unde dat komet um dat de kerke in eren gherichten de artikele weder de symonischen selden unde alte selden wil horen unde entfaen um een merer quaet to myden daer to lange of to scriven weer. Unde daerumme blijft ellic menschen in syner symonien uncle de symonie wert seer ghemeyn overal" . 1) Omdat het kloosterverval ons bijzonder interesseert is het niet ondienstig Groote's eigen woorden ook hier aan to halen . De pijler van het monnikenwezen, de bezitloosheid, is verdwenen en hierover uit hij zich in diepe verontwaardiging : ,,0 proprietas in monacho quam terribilis es! 0 monstruosa avaricia in eo, cuius esse est pauperum esse! Nam monachum vel religiosum esse et pauperem esse . Paupertas enim essencialis est religioni et monachatui" . 2) Het belangrijkste is nu, welke wegen Geert Groote inslaat als het om verbetering gaat. Uitgangspunten zijn voor hem de zuivere leer en innige vroomheid die in reinheid van leven een waarlijk doorleefde gestalte moeten krijgen . De zuivere leer is voor hem zeer belangrijk en met uiterste nauwgezetheid staaft hij al zijn beweringen met citaten uit de patres en de andere gebruikelijke autoriteiten . Dan is hij een volkomen gehoorzame zoon van Rome ; in zijn protestatio zegt hij het nog eens nadrukkelijk : „Salvo semper iudicio sacrosancte Romane Ecclesie, cui humilime undique et ubique me submitto" . 3) Onophoudelijk strijdt hij tegen ketters . Groote is een echte 1) Geert Groote, De simonia ad beguttas, 'a Gravenhage 1940. p. 5. 2) Epist., p . 162, 163. 8) Epist ., p . 214 .
20
uitgeg. door W de Vreese,
ketterhamer geweest en hield niet op, voor de zuiverheid van de leer gered was . Hij peilde echter de oorzaken dieper en zag het verschijnsel in samenhang met de gehele kerkelijke toestand: ,unde scisma non includit heresim, sed disponit ad heresim nec diu stat sine heresi!" 1 ) Hot vruchtbare is dat hij die reine leer niet brengt ,questus causa", dat is de scholastiek-juristische ontaarding, doch ,,sincere propter Christum solum" . Hot is hem een gemoedszaak . Heel sterk is hij daarbij beinvloed geworden door de augustijnse en bernardijnse mystiek . 2) Vooral de invloed van S. Bernardus is, voorzover ik dat beoordelen kan, groot, alles is echter veel soberder en strakker, men zou zeggen meer nederlands . Geert Groote en zijn volgelingen hebben de bernardijnse mystiek in het burgerlijk milieu getrokken; het is meer devotie dan mystiek 1) Heel stork tracht Groote het moment, waarop men dit geestelijk bezit bewust accepteert en beleeft als de grote levensvernieuwing, in een bekering tot stand to brengen. De angst voor hel, doed en duivel en hot laatste gericht speelt daarbij een belangrijke rol . Gelukkig dat hij voor zichzelf en niet alleen bij die angst bleef staan, doch in zijn rapiarium als een kostbaar woord had opgeschreven : ,,semper magis sperabis de aeterna gloria quam timebis de gehenna" . Ofschoon, gelijk prof . Kuhler heeft opgemerkt, dit
1 ) Epist., p . 79 . 2) Zijn patronen waren Augustinus en Bernardus . Zie Joh. Busch, Chronicon Windeshemense and Liber de ref ormatione monasteriorum, ed. K . Grube, Halle 1886, p . 265. Meermalen citeert Groote woorden van Bernard . Hij houdt diens preek over de bekering van Paulus woordelijk voor de Utr . synode (Chron . Wind, p . 252) . Zijn biograaf Horn zegt : ,speciali devocione sancto Bernardo affectatus", in de_ Vita Magistri Gerardi Magni", uitgeg . door W. J . Kuhler in Nederl . Archief voor Kerkgeschiedenis . N . S .VI (1909), bldz . 366 . 8) A. van Duinkerken, Uren met St . Bernard, Baarn, z. j ., bldz . 22 : „Inderdaad : de practische mystiek van de Navolging is in haar oorsprong zuiver Bernardijnsch . Maar hoe schijnt zij ingetogen en versoberd vergeleken bij de jubelende hartstocht, waarmede Bernardus ons reeds den nauwelijks geboren Jezus in zijn kerstmeditaties ter navolging voorstelt!"
21
een van de zeer weinige opmerkingen in deze geest is . 1) Het leven in de staat van bekering kornt hoofdzakelijk neer op de ,configuracio Christi in opere et effectu" . 2) Het is het ,,desiderium vehemens Christum imitandi" of in een weer iets anders geformuleerde uitdrukking : de ,conformacio Christi". 3) Eenzijdig sterk wordt de nadruk gelegd op de nederigheid van Christus, op de ascetische trekken in zijn beeld . De verwerkelijking van deze humilitas in eigen leven geschiedt door het zich inleven in Christus, door meditatie van de passieverhalen en door in eigen leven smaad en nederigheid op zich to nemen . 4) In de vertaling van Kuhler luiden Groote's woorden, die de inhoud van zijn prediking zo goed karakteriseren : ,,Altijd en bijna overal leer ik dat het lijden van cnzen Heer Jezus Christus steeds en aanhoudend in het hart bewaard en overlegd moet worden, niet alleen opdat door overdenking ons verstand er weet van hebbe, maar ook en meer nog opdat bet door de navolging der straffen, bespottingen en smarten en het verlangen daarnaar een kracht ten leven in ons blijke : zoo moeten wij in werk en daad Christus gelijkvormig worden . Want de wensch en begeerte met Christus to lijden, gekruisigd en verworpen to worden zodra men gelegenheid vindt, is het eind- en hoofddoel der overdenking ; en weinig waarde heeft de overdenking van het lijden alleen wanneer zij niet samengaat met het vurig verlangen Christus na to volgen . Daarom moeten wij bij elke overdenking van ieder deel van 1) Thomae Hemerken a Kempis, Opera Omnia, ed . M. J . Pohl, Freiburg 1922, VII, p . 108. Kuhler ziet deze dicta meer als uittreksel van anderen uit Groote's brieven, W. J . Kuhler, Over de prediking van Geert Groote in Teyler's Theol . Tijdschrift, V (1907), bldz . 71 . J . G . J. Tiecke, De werken van Geert Groote, diss, 1941, bldz . 197, 198, pleit weer voor bet rapiarium . 2) Epist ., p . 238 . S) 4)
22
Epist ., p. 240 . „Prae omnibus et in omnibus stude to humiliare specialiter in corde" ; Th . a Kempis Op . Omnia, VII, p . 108 .
Christus' lijden de stem van Christus als van omhoog hooren : ,,Doe en leef zoo ; of, zoo heb ik voor u en om u geleden opdat gij mijne voetstappen zult volgen" . 1) Op dergelijke wijze richtte hij zich tot de leken en de priesters . Voor bet wakker roepen van een meer bewuste vroomheid onder de leken heeft Groote zeer veel bijgedragen door zijn vertalen van verschillende liturgische getijden nit het latijn in het diets . Opmerkenswaardig is dat zijn vertaling van het getijdenboek, het meest gelezen bock is geweest in de Noordelijke Nederlanden . 2 ) Het publiek echter dat zich dergelijke werken kon aanschaffen vindt men onder de meer gegoede burgerij . Ook uit de steun die in het begin en later aan de Moderne Devotie is geschonken door een Lambertus Stuerman, Hendrik Bierman, Reynold Minenbode nit Dordrecht, Arnold Gruuthuyzen en Wynand van Arnhem en zovele anderen blijkt dit ten duidelijkste . Zij konden in de wereld blijven als ze hun rijkdom goed besteedden . Beter was het echter, volgens Groote, zijn voorbeeld to volgen en alles wat zij bezaten to verlaten . Voor hen die in deze zin wilden beslissen zou het klooster Windesheim later de uitkomst zijn . Zeer belangrijk is de invloed van Groote geweest op een aantal studenten en jonge geestelijken . Wij doelen hier op de kring to Deventer waaruit de bekende organisatie is gegroeid van de Broederschap des gemenen levens . Geert Groote had begrepen van hoeveel invloed de opvoeding van de jeugd en de jonge geestelijkheid zou zijn voor de zo noodzakelijke vernieuwing. Er bestond een warme vriendschap en een volkomen geestelijke overeenstemming tussen Groote en de drie rectoren Willem Vroede, Johannes Cele en Werner Keyncamp, resp . werkzaam to Deventer, Zwolle en Kampen . Hier werd bet zaad gestrooid . Persoonlijk heeft Groote bet opvoedingswerk ter hand ge-
1) Kiihler, Prediking van Geert Groote, t . a. p ., bldz . 71 ; Epist., p . 238 . 2) Aldus Tiecke t. a . p ., bldz. 179, op gezag van Dr. C. C . de Bruin, Prof . N. Greitemann, Prof . Dr . W. de Vreese, Prof. Dr . N. van Wijk .
23
nomen door to Deventer de leerlingen van de stadsschool, die voor hem boeken copieerden, godsdienstig to beinvloeden . Als hij hun het loon uitbetaalde nodigde hij hen uit het woord Gods bij hem to komen horen en vermaande deze scholieren (waarvan velen geestelijken zouden worden) tot kuisheid en verbetering des levens . Door deze persoonlijke binding trachtte hij hen to winnen voor de Moderne Devotie . ') En dat is hem gelukt . Hij verzamelde zo een aantal toegewijde leerlingen om zich heen . Of uitsluitend uit deze kring van schrijvende scholieren de Broederschap des gemenen levens is ontstaan, is een vraag die gewoonlijk in ontkennende zin wordt beantwoord . Toch meen ik dat deze zienswijze niet beslist afgewezen hoeft to worden, alle bronnen zijn het op dit punt eens . En daar men zich deze schrijvende klerken vooral niet to veel als kinderen moet denken, is er niet het minste bezwaar, zich aan de bronnen to houden . In ieder geval zijn het aanhangers van Geert Groote die, met zijn instemming en volgens zijn beginselen, to Deventer zijn gaan samenwonen in gemeenschappelijk bezit en zonder kloostergelofte . Florens Radewijns 2) heeft in de totstandkoming een belangrijk aandeel gehad . Ik geloof dat men mag zeggen : Geert Groote is de geestelijke vader, Radewijns is de organisator geweest . Het bleek dat deze vorm van samenwonen en de methode van geestelijke opbouw grote aantrekkelijkheid bezat voor de aanhangers van de Moderne Devotie . Naar aanleiding en voorbeeld van de broederschap in Deventer ontstaan in verschil1) Th . a Kempis, Oj era Omnia, VII, p. 50. Al de plaatsen over deze omgang met de scholieren bij Jac . van Ginniken S . J., Geed Crroote's levensbeeld naar de oudste gegevens bewerkt, Amsterdam 1942, bldz. 216 . 2) Over hem J. H. Gerretsen, Florentius Radewijns, diss ., 1891, dat met reserve gebruikt moet worden . Chron . Wind, p . 277, 278 : ,Magnus ille paterfamilias dominus Florencius".
24
lende steden frater- en zusterhuizen, die zich in een rijke bloei mogen verheugen . Zo wordt ook bet Meester Geertshuis door Brinckerink gereorganiseerd . Hier zien we hoe de Moderne Devotie zich in cen organisatie heeft gekristalliseerd . De andere vorm, waarin de ideeen van Geert Groote gestalte hebben gekregen, is bet klooster Windesheim, later uitgegroeid tot de bekende kloostervereniging . Ook over bet ontstaan hiervan is men bet niet eens . Er zijn twee tradities, die men menigmaal scherp tegenover elkaar heeft gesteld . 1) In het kort komt bet hierop veer : Geert Groote heeft volgens de ene traditie op zijn sterfbed bevolen een klooster van augustijner regulieren to stichten . De Broederschap des gemenen levens was enigszins onder verdenking van ketterij gekomen en werd voorat door de mendicanten aangevallen . Met vooruitziende blik zou Groote zijn advies hebben gegeven opdat men in een klooster (een gesanctioneerde vorm) een toevluchtsoord zou hebben . De andere traditie is : door de omstandigheden gedwongen hebben de leerlingen op eigen initiatief een klooster gesticht, daarmede bet oorspronkelijk plan van Groote doorkruisend, die inimers met de broederschap per se een niet-kloosterlijjke beweging had beoogd . Om bet feit enigszins to vergoelijken zouden de woorden op bet sterfbed als pia fraus erbij verzonnen zijn . Wij zullen nog gelegenheid hebben deze punten nader to bespreken, omdat Bttsch' betrouwbaarheid hierbij betrokken is . Ik meen dat de twee tradities elkaar niet hoeven uit to sluiten . Het is waar dat de broederschap in de Moderne Devotie primair is geweest en een klooster in zekere zin een stap terug betekende. Doch centraler dan de broederschap stond bij Groote de eis van levensvernieuwing . Een van de middelen daartoe en tegelijk de neerslag er van was de broederschap .
1) De bronnen die handelen over de stichting van Windesheim bij v . Ginneken, Geert Groote's levensbeeld, b1dz . 336 e .v.
25
Wanneer middel en resultaat door de omstandigheden in gevaar kwamen, waarom zou Geert Groote, zonder zichzelf daarbij tegen to spreken, niet een enigszins andere weg aanwijzen, i.e . het klooster? Hijzelf was volstrekt niet tegen een dergelijke instelling, integendeel, hij liep al lang rond met het Plan, een augustijner klooster to stichten . 1 ) Dat de leerlingen eerst enige jaren na zijn dood het klooster opgericht hebben en niet onmiddellijk, bewijst, slechts dat Groote een dieper inzicht heeft gehad, een inzicht waartoe de volgelingen eerst kwamen toen de noodzaak het hun opdrong . Dat het plan voor een klooster voornamelijk uit de tegenstand resulteerde, betekent niet dat het werk van Groote derailleerde. Ook meen ik dat men de negatieve gedachte, die in de trek ,geen kloostergelofte" ligt, niet to krampachtig als het ware kernpunt van de broederschap moet beschouwen, doch veeleer is die kern het positieve : gemeenschappelijk bezit . Er werd slechts een andere vorm zekozen, weliswaar minder origineel, doch volkomen beantwoordend aan de geest van de Moderne Devotie . Geert Groote heeft een klooster niet gezien als surrogaat gelijk Acquoy veronderstelde 2 ), hij achtte een goed klooster in de IJsselstreek eenvoudig een practische noodzaak . Een Berthold ten Hove moest met een aanbevelingsbrief van Groote, de lange reis naar Eemsteyn bij Dordrecht ondernemen toen hij in een klooster begeerde to gaan. 3) Er leefde dus onder enkele van zijn volgelingen een hang naar het kloosterleven . Dringender werd de eis tot verwezenlijking van het plan toen hij zelf de waarde van een klooster als toevluchtsoord begon to zien . Kort voor zijn dood 1) ,,Habuit etiam in proposito aedificandi monasterium clericorum ordinis canonicorum regularium", v. Ginneken, t. a . P ., b1dz . 338 . 2)
In zijn standaardwerk, J . G . R. Acquoy, Het klooster to Windesheim en zijn inuloed, Utrecht 1875, 1876, 1880, 3 delen .
3) Epist ., p. 158. Hij ontvluchtte de wereld op Groote's advies : ,secundum meum consilium" .
26
was de tegenwerking het grootst en het is volkomen begrijpelijk, gegeven de omstandigheden, dat hij on zijn sterfbed aan zijn vrienden zijn zienswijze heeft geopenbaard . Florens Radewijns, de organisator, is nog een stap verder gegaan. Hij maakte het klooster tot een toevluchtsoord, tegelijk voldeed hij aan de wens van die volgelingen uit de Moderne Devotie die meer roeping hadden voor kloosterlijk leven, en, zeker niet het onbelangrijkste, hij gebruikte het als opleidingsschool voor toekomstige rectoren en prioren, voor het geval de frater- en zusterhuizen moesten ,onderduiken" in kloosters . Hoe het ook zij, Geert Groote heeft tegen het kerkelijk verval het zijne gedaan, al heeft hij het getij niet kunnen keren . De van hem uitgegane Moderne Devotie heeft wortel geschoten en blijit ook na zijn dood groeien en bloeien . Wij zullen zien hoe een latere spruit van deze planting, Johannes Busch, getracht heeft de gedachten van deze beweging to verwezenlijken en to verbreiden .
27
A . LEVEN EN WERK VAN JOHANNES BUSCH
I.
ZIJN JEUGD
Johannes Busch, t ) kloosterreformator uit de Windesheimse Congregatie en haar historieschrijver, is geboren to Zwolle in het tweede halfjaar van 1399 of in de aanvang van 1400 . 2 ) Voor zover bekend hebben tijdgenoten zijn leven niet beschreven ; het feitenmateriaal over zijn levensloop wordt hoofdzakelijk in zijn eigen werken gevonden, waar het bier en daar verspreid en dikwijls onvolledig tussen zijn beschrijvingen is ingevlochten . De genealogische bijzonderheden die wij konden vinden zijn als volgt :
1)
In bet Chron . Wind . noemt hij zich zelf soma Johannes Busch de Zwollis p . 314, 360 . In een door Leibniz gebruikte codex is de schrijfwijze soma Buschk tp . 393 1 ) of Buck (p . 424 1 ) .
2)
De berekening van deze datum geeft K . Grube in de inleidittg tot bet Chron . Wind ., p . XXXI1P ; zij is, naar bet ons voorkomt, juist . In bet Lib . de ref ., p . 792 (Anm . 1), beschrijft Busch een tijdsaanduiding als : „Anno Domini MCCCCLXXV et anno nativitatis meae LXXVI in profesto Sancti Laurentii Martyris haec scripta complevi" . Dit bepaalt zijn geboortedatum tussen 10 Aug . 1399 en 9 Aug. 1400 . In bet Lib . de ref. p . 395 beet bet : „Anno igitur domini MoCCCCoXIX, postquam in clericatu fueram in Windesem per annum et dimidium, anno nativitatis mee XXo in die epyphanie domini", hetgeen de datum plaatst tussen 6 Jan . 1399 en 6 Jan . 1400. Of gecombineerd : tussen 10 Augustus 1399 en 6 Januari 1400 moet Johannes Busch geboren zijn .
28
Zijn vader heette Dirk Busch 1) en is voor of in 1448 gestorverl . De gegevens over hem zijn zeer schaars ; verrnoedelijk was hii een lid van een der bekende families Busch, van den Busch of ten Bussche, die in Zwolle een voorname plaats innamen . Over de familieverhoudingen 2) van moederszijde is iets meer bekend . Busch' grootvader heette Alferdus Gruter, hij was „consul sive proconsul oppidi Zwollensis", en is onget) De naam komt voor in een acte uitgeg . door J . C. van Slee in Het necTologium en cartularium van het Convent der reguliere Kanunnikessen to Diepenveen, Archief voor de geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht, XXXIII (1908), bldz . 423 . De moeder van Joh . Busch words daar geuoemd als ,Grete weduwe Deric Bussches" . Nadere gegevens waren ook op de Archieven to Zwolle niet te verkrijgeii . De Heer J . Geesink, archivaris to Zwolle, was zo vriendelijk mij hierover to berichten en schreef o .a . : „Het ontbreken echter van de nodige stukken maakt de nasporingen van 's mans geboorte en familie niet mogelijk . 1k weet hoeveel moeite wijlen Dr . Schoengen zich reeds getroost heeft om 's mans herkomst met zekerheid to achterhalen" en ,,In de tweede helft der 14e en in de loop der 15e eeuw komen de namen „ten Busch' , ,Bussche" herhaaldelijk voor, zodat inderdaad de gevolgtrekking is to maken dat het een zeer invloedrijke familie moet zijn geweest . En al zijn er nu hier nog we] een aantal charters aanwezig waaruit de invloed van de „ten Bussche's" uit then tijd zijn aan to tonen, in hoeverre de familierelatie bestaat blijkt echter niet" . y) Over de familierelaties zie Lib . de red., p. 697, 704, 705 en ,Het necrologium", bldz . 317 e .v . Vooral de acte bldz . 423 „Van Suster Berten eyn affscheit" (1448) is belangrijk . Van Slee merkt daarbij terecht op dat hierdoor de zienswijze van Acquoy in Het klooster to Windesheim I, bldz . 291 en K. Grube, Johannes Busch, Augustinorprobst zu Hildesheim, Freiburg i . Br ., 1881, S . 15, gewijzigd moet worden . Duidelijk blijkt hier dat Claes uit het eerste lntwelijk, Johannes en Berten uit het tweede huwelijk geboren zijn . De enige mogelijkheid is dan dat de door Busch vermelde zuster uit het eerste huwelijk reeds gestorven was . Stamboom Alferdus Gruter
Deric Busch
Margari tha I I I dochter Claes
Metta
Boomgaard
Lr J
'j' voor 1441 I
Johannes
Berten
29
twijfeld een vooraanstaand man geweest . Diens dochter Margaretha is de moeder van onze Busch . Zij is tweemaal gehuwd geweest ; uit het eerste huwelijk zijn twee kinderen geboren, n.l. een dochter, die voor 1448 is gestorven en een noon Claes, die later als seculier vermeld wordt, verblijvende in het land van Gulik. Na drie huwelijksjaren is Margaretha's man gestorven, daarna is zij voor de tweede maal getrouwd . Uit deze verbintenis is Johannes Busch (als primogenitus) geboren en nog een dochter Berten, die later non to Diepenveen werd. i) Uit de enkele tot ons gekomen aanwijzingen vormt zich in grove treken het beeld van een der aanzienlijke Zwolse families : Alferdus Gruter bekleedde een belangrijke bestuursfunctie en was grondbezitter. ) De bezittingen van Busch' moeder worden omschreven als : „rorende ende unrorende alse hus, hof, erve, egen, renthen, rode gued, golt, silver gemuntet ende ungemuntet" .') En na haar dood bestond de erfenis uit,,XXX talenta ibidem annuatim et lapidas domos" . 1) Dit alles is een teken van welstand . Niet alleen is het maatschappelijk milieu van Busch ons enigszins duidelijk, ook omtrent zijn geestelijke afkomst worden wij iets gewaar . Geert Groote was een goed vriend van Busch' grootvader en als de bekende prediker to Zwolle moest zijn, nam hij dikwijls zijn intrek bij Gruter . Over de vertrouwelijk huiselijke omgang vertelt Busch, dat zijn moeder als klein kind aan de hand van Meester Geert naar het huffs van
t)
Het necrologium van Diepenveen vermeldt nog : ,Soror Beerta Bussches obiit a° 1471 in profesto S . Radbodi episcopi" . In een verkoopacte, gedagtekend 16 Febr. 1400, opgenomen in de Narratio, p . 296, wordt het verkochte land aangeduid als gelegen „tusschen Ghysen den Waghener aan de eene, en de erfgenamen van Alfers des Cruetes aan de andere zijde ."
s) Het necr . en Cart . van Diepenveen, bldz . 423,
!) Lib . de ref ., p . 705 . Johannes en zijn zuster schonken hun derde deel aan ieders klooster .
30
Johannes Cele wandelde en dat hij haar ook het alphabeth heeft geleerd . Eens, toen Gruter over ziekte van de kleine Margaretha had geklaagd en tegenover Groote zijn vermoeden had uitgesproken dat ze wellicht spoedig zou sterven, had deze geprofeteerd : ,Vrees niet want ze zal nog een groot man voortbrengen" . 1) Hoewel niet nadrukkelijk aangeduid wordt, dat Busch' familie behoorde tot de trouwe aanhangers van de Moderne Devotie, wijst de vriendschappelijke betrekking tussen Groote en Gruter toch naar een geestelijke verwantschap . Reeds op jeugdige leeftijd kwam Johannes Busch zelf in aanraking met de Moderne Devotie . Toen hij zeven jaar oud was, zonden zijn ouders hem naar de school van Johannes Cele en daar werd het stempel van de bekende religieuze beweging op zijn levee gezet . Deze Stadsschool van Zwolle J) was sedert Cele's benoeming tot rector gestadig in bloei toegenomen en tijdens diens meer dan 40-jarige ambtsperiode was het getal leerlingen tot 800 a 1000 gestegen . Zij kwamen uit verschillende landstreken : Keulen, Trier, Leuven, er waren Utrechtenaren, Brabanders, Vlamingen, Westphalen, Hollanders, Saksers, verder leerlingen uit Kleef, Gelderland, Friesland en velen uit allerlei steden en dorpen van Duitsland . 3) Het onderwijs van Cele mag tot het beste uit de toenmaiige tijd gerekend worden . De algemene waardering over hem is : ,,optimus iuvenum instructor" . De vakken waarin onderwijs werd gegeven, waren overeenkomstig het middeleeuwse schema ingericht . Het trivium nam
1)
Lib . de ref., p . 704 .
=) Over Joh . Cele en de school to Zwolle zie : M. Schoengen, Die Schule von Zwolle von ihren Anfangen bis zu dem Auftreten des Humanismus (diss .), Freiburg 1898 . Joh. Busch, vgl . vnl . in Chron . Wind ., p . 204-222 en Lib . de ref ., p. 393 . s) De opsomming in deze volgorde Chron . Wind ., p . 206 .
31
daarbij een voorname plaats in- door Busch ook genoemd : grammatica, logica, etica, philosophia . 1) Volgens Schoengen was eveneens het gehele quadrivium in het leerplan opgenomen, hoewel dit niet met zekerheid vastgesteld kan worden . Wel moet er aansluiting geweest zijn op de universiteiten, aangezien de Zwolse leerlingen daar spoedig tot magistri en doctores promoveerden . De leergang was verdeeld in acht klassen en examens voor de overgang waren vereist . De disputatie was er, zoals bij alle middeleeuwse onderwijsinstellingen, in hose ere en johannes Busch heeft er met zichtbaar genoegen en hartstocht aan deelgenomen. 2) Daar het voor Cele onmogelijk was aaii al de honderden leerlingen zelf les to geven, werden twee of drie Parijse magistri aangesteld, in het bijzonder voor de hoogste klassen . Het was gewoonte dat de beste leerlingen, de primarii, les gaven en examen afnamen in de lagere klassen . Hiervoor kregen zij een geldeliike beloning . Busch heeft ook tot deze primarii behoord en o.a. in de 5de en Me klas sours aan 1 .00 leerlingen les gegeven en niet zonder trots van Joh . Cele persoonlijk de ,bibales" in ontvangst genomen . s) Door cen strenge tucht wend de goede naam en het goede resultaat van de Zwolse school ten zeerste bevorderd . Het opschrift aan de deurpost : ,,Qui domieellari vult nec par esse scolari Ille domi maneat et domiecllus eat!" was voor lien die dacliten cen uitbundig studentenleven to
3 ) Chron . Wind ., p . 206 . Schule von Zwolle, S. 94 .
3) Lib . de ref ., p . 393 : cum quibus (sc . magistri Parisienses) sepe disputans putabam eos errare et me verum habere . 3 ) De persooniijke omeang met Cele blijkt ook nor, Chron. Wind ., p . 215.
32
leiden duidelijk genoeg . 1 ) De vaganten werden streng geweerd. Binnen de schoolmuren bewaarde Cele een straffe discipline ; zijn liefde voor de leerlingen sloot niet uit de roede to gebruiken . Als het nodig was, werden lichamelijke tuchtigingen toegepast en dat, als afschrikwekkend voerbeeld, in hct openbaar voor de gehele school . 2) De grootste betekenis kreeg de school op religieus gebied door de onmiddellijke verbinding met de Moderne Devotie . De vriendschap en geestelijke overeenstemming tussen Cele en Geert Groote is daarbij de verbindende schakel . Thomas a Kempis zest van hen : .,deze twee mannen waren een hart en een ziel in den Heer" . 3) Samen hadden zij o .a. een reis ondernomen naar het klooster Groenendaal om Ruusbroec to ontmoeten en zich geestelijk to sterken . En vooral, beiden waren met diepe bekommernis vervuld over de nood van de christenheid . De brieven van Groote aan Cele zijn van vertrouwelijke aard en laten duidelijk zien dat Groote zijn plannen voor de verbetering van het godsdienstig leven en voor de verwerkelijking van de Moderne Devotie voortdurend aan Cele voorlegde . Wederkerig besprak laatstgenoemde zijn moeilijkheden en aanvechtingen met Groote en deze was hem altijd behulpzaam, schonk hem zijn raadgevingen en verdedigde hem als dit nodig was. 4)
1)
2)
Chron . Wind., p. 207 . Voor ons niet zo duidelijk . Schoengen vertaalt domicellari met „jonkerscap driven" (Schule von Zwolle, S . 72 8) . Bon . Kruitwagen, Laat-middeleeuwsche paleografica, kaleotypica, liturgica, halendalia, grammaticalia,'s-Gravenhage,1942, bldz . 40, zegt :,, Domicellari« betekent : onder de macht van een vrouw (domicella) staan ." De zin van het geafficheerde vers was : ,Wie met vrouwen omgang heeft, hoort op mijn school niet thuis ." Chron . Wind., p . 207 : „iussit plagari", „iussit vapulari" .
3) Th . a Kempis, Vita Csrardi Magni, cap . X, in Opera Omnia, VII, p . 52. Joh . Busch tekent in Chron. Wind ., p . 209, de verhouding van Cele tot
Groote als : ,virum sibi in Christo unanimem charum habens ex animo" . 4)
Zo hield Geert Groote hem b .v . van zijn plan of om in een minorietenklooster to treden . Zie de brieven Chron . Wind ., p . 209 seq . (Mulder, Epist .16) .
33
Als een typische bijzonderheid vermeldt Busch ons nog dat Cele ,in habitu exteriori, moribus et conversacione magistro Gerardo Magno, Domino Florencio et patribus congregacionum per omnia se fecit similem" . ) In dit gezegde ligt wel zeer duidelijk uitgedrukt hoe groot de invloed van Groote en de Moderne Devotie op Cele en daarmede op de school van Zwolle geweest nioet zijn. Natuurlijk moet deze overeenstemming niet als een slaafs navolgen of napraten geinterpreteerd worden . De Moderne Devotie en de bedoeling van Groote kan men gedeeltelijk kenschetsen als een tegen de toenmalige verslapping en vervlakking gericht nieuw beleven van het oude geloof. Sterk ligt de nadruk op de zelfstandig doorleefde vroomheid . Wie zich hieraan geeft moet een persoonlijkheid zijn met eigen geestelijk leven. Cele was een persoonlijkheid en als in 1384 Geert Groote sterft, blijft hij nog ruim 30 jaar (tot zijn dood in 1417) een van de meest hechte steunpilaren en iaadgevers der Moderne Devotie . Wet vindt men in Cele's onderricht enkele gedachten van Groote over de wijze waarop men tot zulk een levende vroomheid kan geraken . Ik wil enkele trekken daarvan schetsen waardoor wij tegelijk een inzicht krijgen in Busch' opvoeding : Grote betekenis hechtten de Moderne Devoten aan de uitleg van het evangeliewoord. 2) Op hoge feestdagen, na de metten werd door Cele een uur besteed aan de uitlegging van de epistel van die dag en na de vesper werd een ander gedeelte
Toen de Zwolse pastoor Reynerus van Drunen aan Cele verbood in het openbaar bijbeluitleggingen to houden, was het Groote, die voor zijn vriend in de bres sprong en met succes . Zie Chron . Wind ., p. 210 seq. (Mulder, Epist . 31, 64). 1) Chron . Wind., p . 213. 2)
34
Vgl. de uitlating van Groote in „de sacris libris studendis" : „Radix studii tui et speculum vitae sint primo evangelium Christi : quia ibi eat vita Christi", Th . a Kempis, Opera Omnia, VII, p . 97 . Onder de woorden van Fl . Radewyns wordt opgenomen : ,Libri sacrae scripturae custodiendi aunt : tamquam verissimus thesaurus ecclesiae" . Opera Omnia, VII, p . 204 .
van de Heilige Schrift voor het gemeenschappelijk gehoor van alle leerlingen besproken . Ook wilde de rector dat iedere leerling de jaarcvclus van brieven- en evangeliepericopen in bezit zou hebben, evenals een rapiarium theologicale, waarin zij de kern van de Heilige Schrift en patres in korte zinnen moesten verzamelen . 1) Hier dus een terug tot de bron en een doordringen tot de diepe zin van het bijbelwoord . 'Over de strenge tucht spraken wij reeds, doch Cele spitste deze ook religieus toe . Want behalve op goede zeden werd er streng op gelet of de leerlingen tijdens de kerkdiensten voldoende eerbied betoonden, zowel in houding als in kleding . Punctualiteit en ernst in alle momenten van het godsdienstig leven was een strenge eis . 2) Welk een gruwel voor hem het gedachteloos opzeggen van gebeden was, blijkt uit de volgende anecdote die Cele dikwijls zijn leerlingen verhaalde : Een priester vroeg na de biecht aan iemand of hij het Onze Vader kende . Deze antwoordde : ,ik heb wel een bloedeigen broer die het goed weet, zelf ken ik het echter niet, maar de wijs er van wel" . Fn de priester : „Hoe is de wijs daarvan?" Hij antwoordde : ,Wis, wis, wis ; immers aldus sprekend gaat mijn broer de kerk rond" . Cele voegde er aan toe : Zo doen velen als ze de canonieke uren en vele andere dingen lezen of zingen, ze brengen slechts woorden voort alsof ze zeiden : wis, wis, wis . Maar opletten doen ze weinig, vragen niets aan God en zo volbrengen ze al hun moeite zonder vrucht . 3) 1) Chron. Wind ., p . 206, 207 . 2) Geert Groote :
,Surgendum semper in evangelio et standum est ,,Corporales venerationes sunt : in curvitate : secundo in capitio deponendo ex consuetudine tertio inclinare ad verbum Jesus et Maria, quia hoc habent Deo devoti" etc. Opera Omnia, VII, p . 99. De interne leerlingen en sommige extranei zongen ook in het koor het officium divinum . Chron. Wind., p . 207.
3) Geert Groote : „Item plus ore et mente venerari eat : quam solo ore vel capitio" . Opera Omnia, VII, p . 100.
35
Het ganse onderwijs van Cele is doortrokken van de belangrijke gedachte uit de Moderne Devotie : een bewuste vroomheid ; het gehele leerplan was daarmede doordrenkt . Wil men tenslotte een samenvatting van Cele's werkzaamheid op velerlei gebied, dan is hier een karakterschildering op de wijze zoals Busch zijn figuren gewoonlijk tekent : „hij was een voortreffelijk onderwijzer der jeugd, een getrouw opvoeder van velen, een groot ijveraar voor Gods huis en de zielen, een vurig prediker van het Goddelijk Woord, een degelijk hervormer van de kerkzang, een vaardig corrector van losbandigen, steeds bezig zijn leerlingen tegelijk met de schoolse wetenschappen in to hameren de vreze des Heren, de angst voor de hel en de liefde voor het hemelrijk" . ') Het onderwijs van Cele en het persoonlijke voorbeeld, dat hij gaf door nederigheid, plichtsbesef, eenvoud en zuiverheid in gebed en meditatie, heeft op Johannes Busch diepe indruk gemaakt . Met voile teugen kon hij hier de geest van de Moderne Devotie in zich opnemen en daardoor is in hem het plan gerijpt zich hieraan geheel to gaan wijden en in het bijzonder het kloosterleven to kiezen . De totstandkoming van dit plan kunnen wij enigszins volgen . Buiten de schooluren bezochten de leerlingen op aanraden van hun rector de Devoten, 2 ) soms werden ze ook met aanbevelingsbrieven naar het klooster Windesheim gezonden . De Moderne Devoten, vooral de fraters, vonden op hun beurt in deze zorg voor studenten een van hun belangrijke bezigheden . De rector zond zijn leerlingen ; de fraters ontvingen hen . Zo werkte men samen aan de geestelijke opvoeding . Reeds Geert Groote had tot deze methode de eerste stoot gegeven
t)
Chron. Wind ., p . 205.
2) Chron . Wind ., p . 208. ,Docuit (i . e . Joh. Cele) enim discipulos ecclesias sedulo visitare devote ibi se habere sacerdotes honorare religiosos omnes amare cum devotis conversari" etc . Over de verbinding met Windesheim zie Chron . Wind ., p. 314 .
36
toen hij Hendrik Foppens naar Zwolle zond om de leerlingen van Cele buiten schooltijd tot zich to verzamelen . Florens Radewijns had dit werk van Groote voortgezet en naar vele plaatsen, waai scholen waren, Devoten gezonden . Hun bedoeling is het zuiverst uitgedrukt in de Epistola van Vornken, waar deze schrijft : „Quorum studium permaximum erat trahere clericos scolares ad Christum tractosque et conversos ad diversa monasteria et congregaciones Domino servituros destinare" . 1) Toen Busch de school bezocht was het met de Devoten in Zwolle organisatorisch aldus gesteld : Onder de uitnemende leiding van Dirk van Herxen stond het fraterhuis, het domus S . Gregorii . 2) Hier waren Been scholieren intern opgenomen . Doch daartoe dienden de ,onderafdelingen" : het domus parva (het voormalige convict van Hendrik Foppens) voor de meer gegoeden en het domus pauperum, speciaal voor arme leerlingen . Beide stonden onder leiding van een procurator, benoemd door de rector van het fraterhuis . Onder de opvolger van Dirk van Herxen, Albert Paep van Calcar, wordt ook melding gemaakt van een domus pro mediocribus (middelmatig gegoeden) en nog andere huizen, waar jongelingen werden opgenomen, die als aanhangers van de Moderne Devotie de pij droegen . 3)
1)
W Vornken, Epistola de prima institutione monasterii in Windesheira in Acquoy, KlL to Windesheim, III, bldz . 240 : „misit (i. e. Fl. Radewijns) eciam ad opus simile in alias civitates precipue ubi stole multorum frequentancium erant, sicut in Zwollis, Doesborch, Herderwijc et similibus, viros devotos et literatos .
1)
Over dit fraterhuis, ook genoemd domus major, domus divitum, domus clericorum, domus fratrum, fraterhuis, clercken huis, Heer Dirk van Herxenhuis, zie Schoengen, Schule von Zwolle, S. 50 ff. ; Narratio, p . XVII t, Acquoy, De kroniek van het Fraterhuis to Zwolle, in ,Verslagen en Meded . der Kon . Ac. v . Wetenschappen afd . Letterkunde 2e reeks 9e dl . bldz. 4-42 .
8)
Schoengen, Schule von Zwolle, S . 54 ff. Narratio, p . CXCI, CXCII, 124,125. Schoengen's nasporingen over deze huizen bleven zonder resultaat .
37
De wijze, waarop de Devoten hun pupillen beinvioeden . is in grote trekken bekend uit een verhaal in de Narratio . 1 ) Daar wordt verteld hoe de aandacht van twee fraters, Gerard Scadde en Hendrik Calcar was gevallen op een leerling van Cele . Zij zochten hem voortdurend op, hielden gesprekken met hem en vermaanden hem, zijn jeugdige lichtvaardigheid to laten varen . Zij trachtten hem to overreden in het belang van zijn eeuwig heil de ,boze wereld" to verlaten, de capucium aan to trekken en in het domus parva to gaan wonen . De jonge man had daar in het begin Been oren naar ; toch kwam hij tot inkeer bij het beluisteren van een collatie over de hel . Hij ging vaker met de fraters spreken, verdiepte zich ijverig (zeer zeker op hun aanraden) in de „quattuor novissima" en gaf daarop aan Heer Gerard zijn begeerte to kennen om de pij aan to trekken . Hij was daarmee voor de Moderne Devotie gewonnen . Johannes Busch heeft over de toedracht van zijn besluit om ten klooster to gaan ons niet in bijzonderheden op de hoogte gesteld . Men mag wel aannemen dat de gang van zaken vrijwel dezelfde is geweest, temeer daar zijn inkeer in dezelfde tijd is geschied en het juist de gemelde Gerard Scadde van Calcar 2 ) is geweest, die Busch met een aanbevelingsbrief naar Windesheim zond, voor een korte kennismaking met het kloosterleven . Dirk van Herxen, 3 ) de rector van het fraterhuis, gaf hem bij een andere gelegenheid een begeleidend schrijven mee . 4) Uit deze omgang met de Devoten van allerlei schakering, een door Cele aangewezen bron, kon Johannes Busch de zuivere inhoud van de geest der Moderne Devotie putten en hier heeft hij de
1 ) Narratio, p . 120 seq . 2) Zie over hem nog Narratio, p . 78 . 3) Over hem : Ph . H . J . Knierim, Dirh van Herxen, 1926, diss . 4) Lib. de ref., p . 394, 395. Was het wellicht 14 Jan. 1414? (Chron . Wind ., p. 105) dan zou het ,nobis presentibus" opgelost zijn, evenals het .,notus in Windesem ante annos quinquaginta", dat hij in 1464 neerschreef . (Chron . Wind ., p . 246) . Zie V. Becker in ,Studi6n", N . reeks. XXIX (1887), bldz . 75 .
38
impuls tot bet kloosterleven ontvangen . Of bet rijpen van Busch' inzichten mede beinvloed is geweest door de destijds in Zwolle heersende toestanden, valt moeilijk to beoordelen, daar hij er zelf met geen woord van rept . Toch moge bet even gememoreerd worden . Immers in bet jaar 1416 en begin 1417 heeft Busch' definltief besluit ten klooster to gaan zich gevormd en juist aan het eind van 1416 is Zwolle bet toneel geweest van ernstige economisch-politieke verwikkelingen, 1 ) waarbij ook kerkelijke kwesties in bet spel waren . In St . Luciensnacht (13 December) van bet jaar 1416 kwam bet tot een uitbarsting en werd er een waar bloedbad aangericht . De door de Devoten zo zeer geaccentueerde boosheid dezer wereld werd toen wel zeer duidelijk geillustreerd, en bet is zeer goed mogelijk dat de afkeer van een wereldlijke positie in Job . Busch door deze gebeurtenissen is versterkt . Als innerlijk motief tot de grote stap (en dit is zeer belangrijk) noemt hij bet mystieke verlangen om de grenzen der eeuwigheid in zijn ziel to kunnen omvatten, 2 ) hetgeen hij ,in de wereld niet kon bereiken" . Het zijn kianken van een diep verlangen uit een religieus gemoed . En al zijn bet slechts enkele woorden die wij hierover vernemen, toch ligt daar de diepere ondergrond van zijn beslissing . Tevens gevoelde hij sterk nu to moeten kiezen tussen een na zijn dood volgend : ,,eeuwigdurend in de hemel verkeren met God en al zijn heiligen bf voor altijd met de duivels to branden in de he]" . 3) De hier doorklinkende angst voor de he], die oorzaak was van
1) Zie hierover o.a . het artikel van S . Elte, „Interdict en gildewoelingen to Zwolle in het begin der 15de eeuw", in Tijdschrift voor Geschiedenis, XLV (1930), b1dz . 374-389. 2) ,si eternitatis finem animo possem comprehendere et previdere" . Lib . ., p. 394 . de ref 2 ) Zo in zijn *Soliloquium", uitgeg. door D . J . M . Wiistenhoff, „De kleinere geschriften van Johannes Busch", Ile stuk, Gent-'s Gravenhage 1890, b1dz . 100 . Zo ook Lib. de ref ., p . 394 .
39
het ten klooster gaan, moet men niet onderschatten . Busch heeft dit enkele keren onomwonden uitgesproken, zo in de bange vraag : ,si post hanc vitam ad infernum eternaliter concremandus descendere deberes" . En duidelijk werd het probleem gesteld : ,niemand wil in mijn plaats naar de hel gaan en als ik het hemelrijk wil ingaan, zal ik dit zelf moeten verdienen" . Een versje ,ewelike ende ommerrneer", dat veel indruk op hem gemaakt heeft, was mede aanleiding . De overweging, dat 's mensen leven en daarrnede de tijd voor boetedoening slechts kort duurt, doch de eeuwigheid zo lang, gaf de doorslag . Al mocht Busch zelf het besluit genomen hebben in het klooster to gaan, zijn ouders waren daar fel tegen gekant . Zij hadden andere plannen, immers hun zoon had een helder verstand en zou de doctorstitel in Erfurt moeten halen. Doch alle tegenwerpingen en tranen konden hem niet weerhouden ; de kracht om met familie en vrienden en al de geneugten van deze wereld to breken, vond hij in zijn roeping . Naar het schijnt is door ziju stag enige wrijving ontstaan tussen hem en zijn ouders, gezien het feit dat een tante') voor het benodigde geld en een ander familielid voor de kloosterkleding heeft gezorgd. Een op innerlijke overtuiging gegrond doorzettingsvermogen is een karaktertrek van Joh . Busch, die wij ineer zullen opmerken. Terugziende op de beslissende stap zegt hij later met dankbare blijdschap : ,Ik zal eeuwig zingen van de genade des Fleren, die mij met deze goede wil bezielde, zodat ik met verachting der wereld verlangde tot een zo heilige orde toe to treden . 2)
1) Zij heette Metta Bomgardis, was een zuster van Busch moeder en spoorde hem dikwijls aan tot de kloosterlijke staat toe to treden . Lib . de ref., p . 704 . 2) Chron. Wind., pag. 395 .
40
II .
IN WINDESHEIM
Het klooster, waarop Busch' keuze viel, was Windesheim . Uit de omgang met de Devoten en de kloosterlingen zelf, wist hij dat het ,bene reformatum" was . Van uit Zwolle was hij er, zoals wij zagen, reeds tweemaal geweest om de sfeer to leren kennen. Want wie Windesheim zegt, denkt niet in de eerste plaats aan het dorpje van die naam noch aan het daar verrezen kloostergebouw, doch bedoelt daarmee bovenal de religieuze beweging, die hier haar aanvang heeft genomen . Door de speciale leefwijze in het klooster en de ernst en toewijding van de kloosterlingen was een innige sfeer van vroomheid ontstaan. Het is de welbewuste vroomheid van de Moderne Devotie, die in deze nieuwe vorm to Windesheim bloeide en waarvan de wortelen worden genoemd : heilige armoede, ongekunstelde eenvoudigheid (verecunda simplicitas) en een diepe nederigheid. 1) De broeders hadden op de naam Windesem enkele woordspelingen gemaakt en een zeer geliefde was : VINea DEi SEMpiterni . 2) Dit is een treffende karakteristiek ; Windesheim was een wijngaard des Heren die wel gedragen heeft . Toen Johannes Busch omstreeks Juni 1417 in het klooster kwam, had dit reeds een ontwikkeling achter de rug en was intussen Moederklooster geworden in vereniging met 16 mannenkloosters en 4 vrouwenkloosters en de stroom nam 1)
Chron . Wind., p . 15 .
2)
Chron . Wind., p. 273.
41
voortdurend toe. Van deze waren, behalve Eernsteyn en de groep van vijf oudere kloosters, die door incorporatie van het kapittel Groenendaal ') waren opgenomen, alle andere nieuw gesticht . Geen van deze conventen had ooit een ongunstige naam bezeten en Windesheim had nog niet het accent gekregen van een klooster dat reformerend optrad in tot verval geraakte instellingen. De geest van de Moderne Devotie was naar al deze dochterkloosters overgebracht door Windesheimse broeders, die er meestal de leidende functie betrokken ; tot deze taak zou ook Busch eenmaal geroepen worden. Wij zullen ons echter eerst bepalen bij de interne verhoudingen in het klooster en Johannes Busch op zijn schreden trachten to volgen . Hoe stond Windesheim tegenover de nieuweling? Toelating tot het klooster geschiedde eerst nadat nauwkeurig naar de antecedenten van de candidaat was geinformeerd en voldoende gebleken was dat hij aan de gestelde voorwaarden voldeed . 2) O.a . moest hij de leeftijd van 17 jaar bereikt hebben . Wereldlijke priesters of personen van onwettige geboorte waren uitgesloten, tenzij met bijzondere toestemming van het betreffende klooster en van het generate kapittel . Doch ook mocht niemand enkel om zijn voornaamheid van geslacht of rijkdom toegelaten worden . Zeer in het bijzonder moest er op gelet worden of de toekomstige broeder van goede zeden was, meegaand en handelbaar en niet ongeduldig bij terechtwijzing .
1)
Over de incorporatie van het kapittel Groenendaal : Chron. Wind ., p.352 seq. Acquoy noemt dit het oppervlakkigste hoofdstuk en heeft in Het klooster to Windesheim, II, bldz . 14 e . V., naar aanleiding van de gegevens in het Chron . Bethleemiticum van Petrus Impens een vollediger beeld gegeven .
2)
Constitutiones, III, cap . I, De susceptione et institutione novitiorum, p. 85 seq . (uitgave 1553). Gebruikt is het exemplaar F . qu . 447 uit de bibliotheek van de Rijksuniversiteit to Utrecht . Hierin is ook opgenomen het Kalendarium en de Ordinarius Windeshemensis .
42
Als iemand opgenornen werd, hield men hem de regula van Augustinus 1 ) en de Windesheimse statuten voor, opdat hij mocht weten aan welke bepalingen en voorschriften hij zich to onderwerpen had . Zo werd o .a. gevraagd aan de nieuweling of hij goed kon eten, of hij goed kon slapen en of hij gaarne wilde gehoorzamen, quoniarn in istis tribus punctis fundamenturn perseverancie in religione consistit, et cum ex premissis unum defuerit ad religionem aptus et ydoneus non erit . 2) Als hij van zijn voornemen door geen enkele vrees voor de gestrengheid kon worden afgebracht, moest nog worden onderzocht of hij kon lezen en zingen, omdat hij bij dag en nacht zijn plicht in het koor zou moeten waarnemen . Wanneer er geen bezwaren bestonden vond de plechtige toelating als noviet plaats . Hier deed de prior nog nadrukkelijk een aantal vragen 3) en schetste de moeilijkheden en strenge eisen van de orde . Bleef de candidaat bij zijn voornemen, dan werd hij met het daarbij behorend ceremonieel als noviet ingezegend . De prior bekrachtigde dit met de woorden : „Ex parte dei et nostra recipimus te : et concedimus tibi nostram fraternitatem" . Echter kon hij nog v66r de aflegging van zijn professie heengaan of het bevel krijgen to vertrekken . De inkleding als noviet geschiedde op een andere dag . Voor Johannes Busch was het 6 Jan . 1419 . In een plechtige zitting waren alle broeders bijeen . Het gewaad, dat hem hier werd aangetrokken, was onderscheiden van dat der geprofeste kloosterlingen . De opleiding en vorming tot een waardig kloosterbroeder was vanaf bet ogenblik der intrede reeds begonnen . Want de
1) De regula Augustini ook in bovengenoemde uitgave van 1553, p . 1-28. 2) Chron . Wind., p. 19. 8) .,an ab aliquo ordine exierit, an liber sit, an alicui mulieri spoponderit fidem, an voto aliquo obligatus, an absque occulto et incurabili sit morbo, an de querelis et debitis satisfecerit, an legitimus sit, an possit ad sacros ordines promoveri " . Const ., III, cap. I, p . 87.
43
noviet werd geenszins aan eigen lot overgelaten doch toevertrouwd aan de hoede en zorg van een geschikte broeder . Deze moest zijn pupil onderrichten over de voorgeschreven buigingen, over gaan en staan, hoe hij bescheiden en niet overhaast moest spreken, hoe hij in al zijn bewegingen bet bewijs van nederigheid had to geven . Deze broeder leerde ook hoe de noviet moest voorlezen en zingen, met voile of zachte stem al naar gelang de kerkelijke tijden bet vereisten . Eveneens onderwees hij hem hoe hij tot de prior en de andere broeders moest spreken en de grootste eerbied voor de prior moest tonen . Vooral moest de leermeester nauwkeurig acht geven op bet innerlijk leven van zijn leerling en hem aansporen oni de wereldse gedragingen en gewoonten ten goede to veranderen, ook bet verkeerde dat hij had misdreven to belijden en onder tranen to boeten, zijn gebreken en vleselijke lusten to betomen, eigen wil en voornemens to doden en al bet nederige en verachtelijke dat hem zou worden opgedragen to aanivaarden, wat bet ook zij en daardoor de oude mens met zijn werken of to leggen . Door vervolgens de deugden na to streven zou in hem de nieuwe mens in Christus worden verwezenlijkt . Dit zou hij des to beter kunnen bereiken indien hij zich beschouwde als gestorven voor de wereid en voor zich zelve en zich niet inliet met de dingen en zaken van bet maatschappelijk ]even . ') Hij moest pogen alleen voor God to leven en met toewijding de stilte in zijn cel betrachten . Met raad en onderricht van zijn leermeester zoti de noviet zijn ziel tot een geestelijk hoger peil kunnen opvoeren en wel door de voorgeschreven bijbelgedeelten en gebed, door verbrijzeling des harten en meditatie, door handwerk in of buiten de cel, gelijk bet hem bevolen werd, door overeenkomstig de regel to volharden .
')
nullis forensibus rebus seu negotiis domus privatim aut publice, se aliquo modo immisceat. Const ., III, p . 84.
44
Opdat de toeziende broeder des to beter raad kon geven moest de noviet al zijn verzoekingen en geheime roerselen, zijn gehele doen en laten voor zijn meester openleggen, zodat hij niets voor deze of voor de prior verborgen hield . Zo luidt in grote lijnen het opleidingsschema voor niettwe kloosterlingen in de statuten van Windesheirn en naar deze wijze is het karakter en het geestesleven van de noviet Johannes Busch gevormd . Zijn novicen-meester was zeer waarschijnlijk Arnold Marwijk van Calcar, de subprior . ') De bijzonderheden, die hij over hem mededeelt wijzen in deze richting . Arnold van Calcar, deze opvoeder van de jonge kloosterlingen, was een man van diepe vroomheid en beleefde meermalen momenten van extase . Hij bezat een beminnelijk karakter en een licidevol hart . Nimmer zou hij tegen broeders die hij werk of boetedoening moest opleggen op bevelende toon zeggen : doe dit of dat, maar altijd : zoudt ge dit niet kunnen doen of dat volbrengen? Dikwijls bezocht hij de novieten in hun cel en had voor ieder een bijhelwoord of een van de goede ,punten" die onder de Windesheimers geliefd waren . Hij informeerde voortdurend naar hun geestelijke voortgang . Bij droefenis of verzoeking ging hij dadelijk bij de noviet zitten, sprak met hem over de oorzaak en probeerde to helpen . Niet eerder zou hij vandaar gaan of hij moest zien dat de betrokkene gerustgesteld of geheel van de kwelling bevrijd was . Soms ook kon hij met een nuchtere opmerking de gespannen atmosfeer bij een gekwelde broeder doen opklaren . Br. Arnold was verder een nauwkeurig en zeer kundig boekenafschrijver. Zijn woorden en werken dienden als voorbeeld voor de gehele congregatie . Wij kunnen slechts vermoeden hoe groot de invloed van deze leermeester op Busch is geweest, maar het kan niet anders of hij moet door broeder Arnold in de vrome Windesheimse geest in bijzondere mate zijn ingeleid . 1)
Chron. Wind ., p . 60 seq .
45
Het noviciaat van Johannes Busch heeft twee-en-een-half jaar geduurd 1) (van ± Juni 1417 - 6 Januari 1420) . Dat de omschakeling van het leven uit het Zwolse milieu tot dat to Wir:desheim niet zonder schokken is verlopen, valt to begrijpen . Met de to Windesheim geleerde openhartigheid in hett biechten, vertelt hij, hoe hij in bed liggend, over het wezen van de vrouw begon na to denken en in een sexuele opwinding geraakte, die hij nauwelijks kon bedwingen . Nadat hij met zijn vuist tegen de Satan had gedreigd en uitgeroepen dat hij niet wilde toegeven, was hij eindelijk ingeslapen . 2) Een andere keer, toen hij op eenzelfde wijze in verzoeking werd gebracht, was hij uit zijn bed gesprongen, slechts in een hemd gekleed en op blote voeten ; toen was hij op zijn knieen in gebed neergezonken, totdat uit het verkleumde lichaam de verzoeking was geweken . Ook in godsdienstig opzicht gingen aa :nvechtingen hem niet voorbij. Voor zijn gevoel was God zo groot en heerlijk dat hij de incarnatie haast niet kon aanvaarden en moeilijk kon aannemen dat HiU zo arm en veracht op aarde had gewandeld . Hij kwam zelfs zover, to denken dat de kerkvaderen moesten dwalen, daar zij een man, die zij nooit gezien hadden, een God durfden noemen . 3) En toch zegt hij, al werd ik zo beproefd, toch was ik een „bonus et verus catholicus" .
1)
Lib . de ref., p . 395.
2) Lib . de ref., p . 396.
Vgl . : ,Als ghi suit gaen legghen slapen so pijnt u herte seer to hoeden van quaden ghedachten, want dan is die natuer alre bereitste ende weldichste . Ende op u bedde denct wat devoets ende en speelt met u selven niet noch mitten duvel noch mitter wellust . Leset enighen psalmen oft ymnen, of gy niet dencken en cont, tot dat ghi ontslapen wort", in : De Dietse oertekst van de anonieme .,El)istola de vita et passione domini nostri Ihesu Christi et aliis devotis exerciciis", uitgeg, door Dr . C. C . de Bruin in Ned, Archief voor Kerkgeschiedenis, Nieuwe Serie, XXXIV (1943), bldz . 21 . 3) Lib . de ref., p . 395, 396. Aardig is zijn opmerking dat God hem hierin
zo beproefde opdat hij later anderen in dit opzicht des to beter kon onderrichten . De gang van zijn gedachten vinden wij in zijn ,Epistola ad quendam fratrem Bernardum in Erfordia" . Kleinert geschriften, bldz . 67.
46
Hij kwam over de moeilijkheid been door verschillende, naar ons gevoel,vrij primitieve overwegingen en voelde zich daarna geheel verzoend met wat de kerk op dit stuk leerde . De eigenljjke theologische vragen hebben een man als Busch niet diep bewogen. Een andere keer,vol heilige ernst strevende om alles to willen bereiken en aan alles to voldoen wat God vraagt, kwam er bij Busch in zijn novice-tijd een geestelijke terugslag . Lezende in de bijbel en de kerkvaders, ondervond hij dat hij de hier gestelde eisen niet kon vervullen . 1 ) Daardoor uit zijn evenwicht geslagen, bracht hij al de heilige boeken weer in de bibliotheek terug : ,potius elegi non scire dei voluntatem, quam scire et non facere, ne gravius inde damnarer"! 2) Hij kwam weer tot rust bij bet lezen van de passionalia en heiligenlegenden, omdat daar geen „profunda speculatio" gevonden werd doch „simplex narratio" . Een opmerkenswaardige geestesgesteldheid, echter volkomen passend bij de Moderne Devotie. Van begrijpelijker aard is Busch' opmerking dat bet hem niet gemakkelijk viel de vele kerkelijke getijden to volbrengen en op ongewone uren zich uit de slaap wakker to schudden . 3) Een zekere aangeboren hoogmoed, die wij wel meer zullen opmerken, speelde hem in bet klooster parten, b .v. wanneer hij veronderstelde dat bij bet zingen de lekebroeders op hem letten en dachten : wat heeft die broeder Johannes een mooie en diepe stem, terwijl als een ander zong, hij in zichzelf mompelde : nu denken ze : dat klinkt als kurk. 4) Verder noemt hij aan zijn debet-zijde : jeugdig ongeduld en kwaaddenkendheid over ecu antler . Deze karaktereigenschappen heeft hij in zijn noviciaat trachten to overwinnen, hij heeft ze althans door strijd en moeite 1) Lib. de ref., p. 708, 709. 2) Bij Luther verliep dit proces anders ! 1) Chron. Wind ., p . 39. 4) Lib. de ref ., P. 396.
47
tot een minimale werking teruggebracht . Kort na zijn professie zijn al de verzoekingen uit hart en zinnen geweken . Zijn innerlijke crisis en het moment van de sublimering van zijn driften beleefde hij op mystieke wijze in een visioen, dat hij kreeg op St . Agnietendag (21 Januari) 1420, toen bij de communie lezus hem antwoordde : Nu zijt gij de mime en ik de uwe . 1) Het noviciaat is voor Busch een tijd geweest van lichame •lijke en geestelijke beproeving, dock gelouterd vond hij zijn evenwicht en innerlijke rust . Een hoogtepunt in zijn leven was de plechtige aflegging van de professie . 6 Januari 1420 werden Godfried van Tiel, Johannes Naaldwijk, Johannes Busch en Herman van Xanten als profesbroeders geinstalleerd . 2) Prior Johannes Vos van Heusden celebreerde de mis en alle broeders waren aanwezig . 3) Tijdens het offertorium werden de novieten binnengeleid en zij knielden voor het altaar neder. Naast hen werd de kloosterkleding neergelegd . De prior zegende na het offertorium de kleren en besprenkelde ze met wijwater . Dan richtte de noviet zich op en de novieten-kleding werd hem uitgetrokken met de bekende spreuk : ,Exuat to dominus veterem hominem cum actibus suis" . En terwijl hem het ingezegende gewaad werd aangetrokken zeide de prior : „Induat to dominus novum hominem . Amen" . Het gebed ,Deus indulgentiae pater" volgde ; daarop stond de noviet op en zeide driemaal (als er meer waren eenmaal) met luide stem : ,Suscipe me domine secundum eloquium tuum et vivam : et non confundas me ad expectatione mea ." De ceremonie ging verder, waarbij anthiphonen, psalmen en gebeden met toepasselijke inhoud elkaar afwisselden, terwijl
ref p . 397 . 1) Lib . de ., In deze voleorde de naamlijst van Windesheimse koorbroeders bij Acquoy, Kl . Wtndesheim, III, bldz . 269, en Chron . Wind ., p . 314 . ~) „De professione noviciorum" in de Ordinarius Wyndesemensis, fol . LVI, en „de prolessione et ordine professorum", in : Const., III, cap . 2, p . 91,
48
de broeder voor het altaar geknield lag . l3ij de eigenlijke professie richtte hij zich op, schreed naar de rechterhoek van het altaar en las daar zijn gelofte met duidelijke stem voor : „Ik, broeder N., beloof, met Gods hulp, voortdurende kuisheid, bezitloosheid en gehoorzaamheid aan U, vader prior, en aan uw canoniek aangestelde. opvolgers, overeenkomstig de regel van de H . Augustinus en volgens de statuten van ons generaal kapittel" . 1) Hij legde zijn ondertekende gelofte met beide handen op het altaar en na de vredekus to hebben gebracht keerde hij terug naar de voet van het altaar waar hij zich terneder wierp. De prior antwoordde : Moge God bevestigen wat gij hier bij ons hebt volbracht . Het convent zong daarop toepasselijke gezangen . Nu rees de broeder, die zo juist profes had afgelegd, op, ging wederom naar de rechterhoek van het altaar, boog met gevouwen handen voor de prior terwijl hij zeide : .,Vader, bid voor mij!" Hij ontving de vredekus van de prior en ging vervolgens naar de assisterende diaken en subdiaken . Ook van deze ontving hij de vredekus en smeekte hen : Ora pro me, pater! Zo ging hij van de oudste of al de broeders langs . Nadat nog het Agnus Dei was gezongen ontving men de heilige communie en keerde tot zijn plaats terug . De noviet was als profesbroeder opgenomen . Busch' ouders waren op deze feestdag aanwezig en hadden zelfs wijn, vlees en wittebrood meegebracht . Een vluchtige herinnering aan de tijd die nu voorgoed was afgesloten! Want, zo zegt hij met nadruk : ik was in het klooster getreden opdat ik als gestorven voor de wereld, niet meer zou leven in het hart van enig schepsel, :naar in de eenzaamheid al de dagen van mijn leven zou verbergen . ') 1 ) De „formo professionis" ook in Chron . Wind., p . 315. Naar her mij voorkomt is de laatste zinsnede, beginnend met,,overeenkomstig", niet bedoeld als nadere bepaling tot opvolgers (zoals Acquoy KI. Windesheim I, bldz. 153, zegt), maar slaat zij op de gehele belofte . 2) Lib . de ref ., pag . 398 .
49
Dan begint voor hem het leven als monnik in zijn rhythmische gang. Enkele punten uit de dagindeling mogen hier vermelding vinden om enige indruk to geven van broeder Busch' kloosterbesta an. De canonieke getijden waren als het ware de ruggegraat van dat leven . Hier ging het zeer in het bijzonder om God to dienen, God to ontmoeten en het is begrijpelijk dat met de grootste eerbied en zorgvuldigheid deze tijden werden gehouden .') Zonder zeer noodzakelijke redenen mocht niemand een koordienst verzuimen ; men moest punctueel op tijd verschijnen en van to voren, als daartoe door klokgelui het teken werd gegeven, zich innerlijk voorbereiden . Tijdens de dienst moest onnodig lawaai, luidruchtig omslaan van bladzijden, etc . vermeden worden, opdat niemand afgeleid zou worden en men volledig in de dienst kon opgaan . Precies was aangegeven bij welk vers of ander onderdeel van de koordienst men zich van zijn zetel moest verheffen, wanneer knielen, bij welk gedeelte men weder mocht plaats nemen en wanneer het kruisteken gemaakt moest worden . De Ordinarius Windesheimensis regelt de juiste volgorde van de onderdelen in de canonieke uren, met afwijkingen en uitbreidingen voor bijzondere dagen . Het grootste gedeelte van de dag werd aan doze koordiensten gewijd en heel het dagelijkse leven werd er door beheerst . Doch ook de voor ieder mensenleven noodzakelijke factoren van slapen en eten waren in Windesheim met zorg gereglementeerd. Het slapen vond plaats in het dormitorium, dat zowel in een beneden- als bovenverdieping gelegen mocht zijn . ledere broeder had daar zijn cel . Zonder speciale vergunning mocht men niet bij elkaar in de cel komen . Rust en stilte moesten tijdens het slapen heersen . Immers ook dit onderdeel
') Uitvoerig handelt hierover Const ., III, cap, III, p . 92 seq. : Qualiter fratres habere se debent in horis regularibus . 2) Const ., III, cap. XI : De dormitorio, p . 113 seq .
0 5
was in de ogen van de Windesheimers belangrijk : ,Monemur enim horis ad quietem deputatis, dormitioni magnum impendere studium : quo temporibus caeteris alacriter vigilare possimus". Van completetijd tot priem (van ongeveer 's avonds 7 tot 's ochtends 5 uur) mocha niemand, uitgezonderd voor de metten, buiten het dormter verkeren. In de zomer werd een extra uurtje slaap overdag aan de broeders toegestaan . De maaltijd was in de Windesheimse kloosters aldus geregeld : het prandium to 10 a 11 uur 's morgens, het gehele jaar door ; de coena to ongeveer half zes 's avonds op dagen als er Been vasten was . Op deze „dies unice refectionis" had de collatio plaats, bij gelegenheid waarvan men slechts iets to drinken kreeg . De gewone drank was bier . Deze weinige maaltijden waren sober toebereid '), doch er was volop en men stond er op dat er goed gegeten werd . Ja, indien iemand to weinig at, kon hem bevolen worden meer to eten volgens de regel : ,Eciam si noluerit, iubente preposito faciat quod faciendum est pro salute" . 2 ) Het gebruiken van de maaltijd was in een plechtige omlijsting van gebeden, psalmen etc . geplaatst . Dit alles geschiedde op dezelfde punctuele wijze als de canonieke uren . De etensbel luidde vbor zitten en staan . In een vaste volgorde, van de oudste af, kwam en ging men . Aan tafel werd de beleefdheid zeer in acht genomen : ,Apponenti aliquid vcl removenti, mod ice inclinamus : et ipse nobis" . s ) Men gebruikte vingerdoekjes of servetten . 4) Tiidens het eten werden er door de lector mense heiligenlevens of preken voorgelezen .
1 ) B .v. geen gebraden, doch alleen gekookt vlees . Chron . Wind., p . 17. 2) Chron. Wind ., p. 19.
3) Constit ., III : De refectione, cap. VIII, p. 111 . 4) Ibid., ,Mappas non convoluimus, donec prior suam convolat' .
51
Belangrijke factoren die tevens het kloosterleven bepaalden waren : zwijgen en werken . ') Slechts gedurende korte delen van de dag mocht men met elkaar spreken, de overige tijd moest zwijgen in acht worden genomen. De arbeid, vastgesteld op de tijd na priem of terts en tussen none en vesper, bedroeg ongeveer 4 a 5 uren per dag. ') Grotendeels werden deze besteed aan boeken schrijven, niet voor de verkoop dock ten behoeve van het eigen klooster of voor nieuw aangeslotenen s) Tot dit schrijven behoren al de werkzaamheden die geschieden moeten om een volledig boek of to leveren, zoals illustreren, rubriceren, inbinden . Naar aanleg van de broeders werden deze taken verdeeld . Er is door anderen reeds op gewezen 4 ), en het mag hier onderstreept worden, dat dit schrijven niet alleen dagvulling was, doch behoorde tot de devotie . Immers het vervaardigen en verspreiden van godsdienstige boeken is op zichzelf een stuk gods-dienst, terwiji tevens door het afschrijven en het daardoor bezig zijn met de tekst' een verdieping van het religieuze leven wordt bevorderd . Het vervaardigen van boeken was niet de enige werkzaamheid, want de broeders staken ook de handen uit de mouwen als timmerman, metselaar e .d., wanneer aan de gebouwen lets gerepareerd moest worden of als nieuwe gedeelten bijgebouwd werden . Tot de gebeurtenissen die op gezette tijden terugkeerden en kenmerkend zijn voor het kloosterleven to Windesheini be-
1) Zie Constit ., 111, De silentio et labore, cap . VIII, p . 107 seq . L)
Tenzij men een functie bekleedde als procurator, sacristein e .d ., waar ieder een andere werkverdeling had .
s) Heel zelden voor verkoop . Als uitzondering vermeldt Busch dat in het kl . St . Agnietenberg prior Joh . a Kempis het in noodgeval toestond ,,et quia pauperes tunc erant, fratribus suis pro precio scribere concessit" .
Chron. Wind ., p. 97. 4) Acquoy, Het klooster to Windesheim, I, bldz . 222 ; Kruitwagen, t . a . p., bldz . 28 .
52
hoort o .a. bet schuldkapittel .') Zo mogelijk werd dit iedere Vrijdag na de Priem gehouden in bet daarvoor bestemde kapittelhuis . Al de broeders kwamen hier to samen . De prior opende met bet ,Benedicite" en hield een toespraak over de observantie van de regel en de tucht . De handeling, waar bet in wezen op aan kwam, was de openbarc schuldbelijdenis van elk der broeders . Hiertoe wierp ieder zich beurtelings op een daarvoor bestemde mat en vroeg vergiffenis voor hetgeen hij misdreven had . Op bevel van de prior mocht hij dan gaan staan en biechtte met duidelijke stem de fouten die hij had begaan.2) Het minste of geringste moest beleden worden en de geestesgesteldheid to Windesheim was zodanig dat men dit spontaan en gaarne deed ; tot de meest onbetekenende futiliteiten werden door de schuldbelijdende broeder naar voren gebracht. Daarop vroeg do prior aan al de aanwezigen of er sonis iemand was die de broeder in kwestie van iets kon beschuldigen . Slechts een mocht aanklagen, anderen mochten eerst nadat de broeder vergiffenis had gekregen bet woord voeren . In klare, duidelijke bewoordingen moesten de fouten opgenoemd worden . Voelde de aangeklaagde zich niet schuldig dan zeide hij :,,Pater non recordor me hoc fecisse quod frater mews dicit". Na de schuldbekentenis en eventuele aanklacht, legde de prior de straf op . Voor dagelijkse on achtzaamheden was de straf : enige psalmen lezen, nederige werkzaamheden verrichten, stilzwijgen bewaren (dit vooral voor degenen die geneigd waren veel to praten) . Voor zwaardere vergrijpen kon de schuldige met de roede getuchtigd worden . 3) De in Windesheim zo sterk gepredikte deemoed en gehoorzaamheid maakte dat de broeders bet openlijk bekennen van 1) Constit., III : De capitulo culparum, cap . V, p . 101 . 2) A. : dicat culpam suam tam Clare, ut ab omnibus possit audiri" . 9) lb . :
,gravoribus verberibus, aut alio quoqunque modo emendetur" .
53
schuld niet iets beschamends of onterends vonden, integendeel het veelvuldig en vrijuit durven uitspreken van begane fouten werd als een teken van een hoog geestelijk peil beschouwd . 1 ) Was het kapittelen afgelopen, dan volgde de psalm .: Laudate dominum en aan het einde sprak de prior het Adjutorium . Een telkens weer geheiligd ogenblik was het ontvangen der heilige teerkost . 2) Eenmaal in de veertien dagen gingen de broeders ter communie, na zich daartoe innerlijk to hebben voorbereid. Zij ontvingen het corpus Christi uit de hand van de prior of bij diens afwezigheid van de subprior . Een diep ontroerendc gebeurtenis moet de plechtige voetwassing zijn geweest, 3) eenmaal per jaar op Witte Donderdag naar het evangelieverhaal in Johannes 13. In het kapittelhuis of de eetzaal was daartoe alles in gereedheid gebracht . De prior verrichtte bij alle broeders de plechtige handeling ; de subprior deed het ten slotte bij hem . De plechtigheid werd beeindigd met het zingen van de daartoe vastgestelde psalmen . Het was de representatie van de to Windesheim zo diep vereerde nederigheid des Heren. Al deze onderdelen van het kloosterleven to Windesheim waren zowel uitdrukking van hun vroomheid als middel om die vroomheid steeds beter in de kloosterlingen to ontwikkelen en to volmaken . De voortdurende herhaling van vrijwel dezelfde dagorde, het verrichten van dezelfde handelingen en gebaren, de overdenking van dezelfde geestelijke stof, schept een bepaalde sfeer, kweekt mensen van eenzelfde geestesgesteldheid, doet die bepaalde ,sensus monasticus" ontstaan die kenmerkend is voor de Windesheimer . Met deze restrictie dat hier geen sprake is van schablone-achtige devotie, daar joist de eis tot
1) Voor ieder klein vergrijp vroeg men ook onmiddellijk, op hetzelfde ogenblik, vergeving voor de begane fout . Chron . Wind ., p. 23. 2) Constit., III, De communione, cap . X11, p . 114. e) Ordinarius, fol . XVI r., De mandato .
54
het persoonlijk doorleefde gelegenheid schouk tot differentiatie naar ieders karakter . Wij willen tenslotte de card van deze vroomheld nog lets nader aanduiden . Ze is gegrond cp het evangelic, op het nederige leven van Jezus en ascetisch toegespitst, ze werd trapsgewijze opgebctuwd met een beroep op wilskracht en doorzettingsvermogen . Aan het begin staan de devote oefeningen om de wereld to leren verachten, waartoe behoorden het gehoorzaam verrichten van nederige kloosterarbeid en een afgetrokkenheid van hetgeen buiten het klooster gebeurde . Tevens behoorde tot het beginstadium de vrees voor de hel als een schokkende innerlijke verslagenheid to beleven . De geestelijke oefeningen die gevolgd moesten worden om hoger to stijgen, hielden zich voor een groot deel bezig met de overdenking van het lijden des Heren . Diep moest men deze gedeelten ult het evangelieverhaal in zijn geest inprenten : „Dese woerden suldi mit alle uwen crachten verstaan, breken ende wedercauwen ende mit groten suchten mercken, hoe onghelyc ghi hem syt" . ') De bedoeling was, uit vrees voor de hel en uit beschaamdheid tegenover Jezus, to werken aan de verbetering van eigen ]even . Een verbetering die vooral blijken moest in een steeds verdergaande nederigheid, door boetedoening en kastijding, in navolging van Christus . Innerlijk voltrok zich een ander proces : men steeg langzamerhand nit de negatieve angst voor de vergelding op tot de hoop op eeuwige zaligheid . Dan werd ook de oorspronkelijke angst omgezet en gelouterd tot een timor filialis, 2) de vreze van het kind voor zijn Vader, die tegelijk hoogste liefde is . Hier werd het peil bereikt waarop Joh . Vos van Heusden doelde, toen hij het aldus uitdrukte : „tot dat ghi sonder middel gheleert wert vanden gheest
1) C . C. de Bruin, De dietse oertekst, t . a . p., bldz . 12 . 2) Chron. Wind., p . 31 .
55
der waetheit, die u die heymelike wille ons heren wisen sal" .1 ) Wie door oefening en meditatie zover was geklommen, voelde de liefelijkheid des Heren over zich komen . Het is de overgang tot bet vacare Deo, bet frui Deo ; en de kloosterling beleefde de nabijheid van Christus . Men voelt de intense bewogenheid, als de schrijver van de geestelijke oefeningen aan bet einde daarvan uitroept : „0 lieve broeders, Wat is sueter, wat is sekerre wat is Bode bequamer, wat is der sympelre duven saliger dan to sculen inden holen des steens, dat is in den wonden ons heren Ihesu Christi!" 2 ) Behalve bij individuele overdenking in de eel, bereikten verschillende broeders deze hoogtepunten van vervoering ook tijdens de koordiensten, vooral bij de mis . Overigens is de persoonlijke beleving bet uiterste waartoe de Windesheimers gaan . Hoogstens geven zij er anderen een sobere mededeling van . Er over speculeren en filosoferen deed men niet. Hier werkt de gedachte van bet ,niet weten", de sancta simplicitas door . Dit bedoelt to zijn een afgetrokkenheid van de wereldse wetenschappen, doch tevens een niet to diep willen indringen in bet mysterium Dei . Hoge mystieke speculaties zal men dan ook niet vinden. Tussen de wereldse wijsheid en de verre vlucht der gedachten, die afgewezen worden, ligt bet terrein van de meer eenvoudige, stille evangelische vroomheid en de hoofdzaak van de kerkelijk geapprobeerde leer, de ,veram Christi humilitatem et orthodoxe fidei veritatem", 3) waarop de devotie van de Windesheimers bloeit .
1)
De dietse oertekst, b1dz . 10.
2 ) Ibid, b1dz. 22. 3)
56
Aid, bIdz . 15 .
III . UITGEZONDEN NAAR ANDERE KLOOSTERS
Inmiddels waren enige jaren verlopen en Joh . Busch was opgegroeid tot een volslagen kloosterling. Hij had in Windesheim gedurende die tijd meermalen broeders zien vertrekken om andere kloosters to gaan inrichten en de bewoners to instrueren, ook heeft hij op het generale kapittel hun verslagen en ervaringen aangehoord . Het schijnt dat prior Johannes Vos van Heusden vol vertrouwen is geweest in de toekomstige bekwaamheden van Busch . Althans op een bijeenkomst kort voor zijn dood (t 2 Dec . 1424) hield hij een toespraak tot de verzamelde broeders en droeg in het bijzonder de hervormingstaak op aan Johannes Busch en Herman van Xanten . ') Inderdaad werd Busch in hetzelfde jaar uitgezonden naar een nieuw gesticht klooster . Te Bodingen 2) in de diocese Keulen, op het grondgebied van de hertog van Berge, beyond zich een Mariabeeld, waarvan een grote aantrekkingskracht uitging op de gelovigen, omdat men door het aanroepen van deze Maria van vele ziekten bevrijd kon worden . Vooral op hoge feestdagen van Maria stroomde een grote menigte toe, die daar tevens als dank haar geldelijke offers bracht . Er was van dit geld een mooie kerk of kapel gebouwd . In onenigheden tussen de priesters van de kerk vond Arnold, hertog van Julich-Berg, aanleiding een i} Chron. Wind., p . 51 ; Lib. de ref., p. 792 . 2) Over het klooster Bodingen : Lexicon deutscher Stifter, Kldster and Ordenshiduser, herausgeg . von Otto Freiherr Grote, 1881, I ., S. 51 ; Chron . Wind ., p . 359, 360 .
57
andere regeling to treffen en een klooster van reguliere kanunniken op deze plaats to stichten. Tijdens de onderhandelingen tot het verkrijgen van de pauselijke goedkeuring kreeg de Windesheimse Congregatie bet verzoek, de helpende hand to willen bieden . Het generate kapittel droeg aan prior Hendrik Loeder') in bet klooster Frenswegen to Northorn op, een legatie to zenden. Loeder is er zelf op afgegaan . Gemakkelijk is zijn taak hier niet geweest, hij heeft er zich over uitgelaten dat hij zich uit ergernis wel in de Rijn had willen verdrinken . Doch de moeite werd belbond ; bet klooster kwam tot stand . In verband met de inrichting van dit convent zond Johannes Vos van Heusden vier broeders naar Badingen . 2) V66r hen waren er deeds vier anderen geweest, doch zonder resultaat. Ditmaal werden uit Windesheim gezonden : Tricus Lyman van Gogh 3 ) en Johannes Busch van Zwolle . De twee anderen kwamen uit bet klooster to Northorn : Arnold Huts en Willem Keppel. 4) Arnold Huts had de leiding . Zij kregen de nodige boeken mee die gebruikt werden bij de godsdienstige plechtigheden en twee stel kloosterkleding voor toekomstige broeders . Hier is dus de aanvang der nieuwe levensrichting van Job . Busch, die in de toekomst bet karakteristieke van zijn leven en werken zal uitmaken . Hij zegt dat hij 25 Juni 1424 is gearriveerd en hij is er 4 jaar en 3 maa iden gebleven .
')
Hendrik Loeder werd to Windesheim ingekleed 22 Maart 1404 . Hij stierf 13 Juli 1439 . Over Loeder : Chron . Wind ., p. 164, s eq. e t passim ; Chron. van Frenswegen, in Quellen zuTCeschichte des Augustinerchorherrenstifts Frenswegen, herausgegeb. von KI . Loffler, Soest 1930, S. 90 ff . ; A . J . Bemolt van Loghum Slaterus, Het klooster Frenswegen, 1938 (dies .) bldz . 168 en elders .
2) Chron . Wind., p . 175 . 3) Tricus Lyman v. Gogh werd to Windesheim ingekleed 22 Febr . 1413 (Acquoy, Kl . Windesheim, III, bldz . 268) . 4) Over Willem Keppel : Loffler, Frenswegen, S . 118 ; over Arnold Huls : a . a . 0 ., S . 130 z .
58
Over de eigenlijke gang van zaken in dit klooster heeft hij ons weinig verteld . We weten dat er heel wat aan het klooster getimmerd moest worden . Verder is slechts bekend dat bij hun terugkeer in het geheel negen broeders waren aangenomen . Al schrijft Busch : „nulla ab intra ibi fuit adversitas", 1 ) toch heeft het to Bodingen bereikte resultaat op een of andere wijze niet aan de verwachtingen voldaan . Immers de prior van Windesheim gaf bij de volgende opdracht to kennen : ,Broeder Johannes, ge hebt in Bodingen bij Keulen niet veel bereikt". De schaarste van gegevens belet ons echter het nadere hieromtrent to weten to komen . Tijdens zijn verblijf in den vreemde had een voor Busch belangrijke gebeurtenis plaats . Hij werd, tegelijk met Willem Keppel, in de grote kathedraal to Keulen tot priester gewijd . Vo r•d ien was beider kerkelijke waardigheid diaken. De tijdsbepaling van deze gebeurtenis hebben wij niet nauwkeurig kunnen vaststellen, het kan 1425 of 1426 geweest zijn . Op Zondag na Exalt. S. Crucis (14 Sept.) heeft hij to Bodingen zijn eerste mis gecelebreerd . 2) September 1428 werd hij naar Windesheim .teruggeroepen. Lang heeft zijn verblijf in het moederklooster niet geduurd, want 25 Jan. 1429 werd hij uitgezonden om de reeds begonnen hervorming en inrichting van het klooster S . Martinus to Ludingakerke bij Harlingen to gaan voortzetten . 3) Voor het eerst ontmoeten we hier in de geschiedenis van de Windesheimse Congregatie een klooster dat in verval was geraakt, ofschoon zal blijken dat men hier met de oude kloosterbroeders niet to maken kreeg en het dus in wezen niet 1) Lib. de -ref ., p . 400. 2) In 1427 viel Exalt . S . Crucis zelf op Zondag. dus dit jaar komt niet in aanmerking. In 1424 zou het wel erg spoedig na zijn komst to Bodingen geweest zijn . 3) De volgende bijzonderheden in de beschrijving van Busch . Lib. de ref.,
p . 402 seq. Voor korte samenvatting van de geschiedenis van dit klooster en literatuur, zie M. Schoengen, Monasticon Batauum, Amsterdam 1941, II, bldz . 116 e. v.
59
meer dan een nieuw inrichten is geweest . Oorspronkeli .jk was het gebouw een abdij van reguliere augustijner kanunniken . Er woonden kort voor de zaak door de Windesheimers ter hand werd genomen enkele priesters en een 30 a 40 conversbroeders . Ze droegen de klooster k l e d i n g maar van het klooster 1 e v e n wisten de bewoners niets of en zo ze het al wisten, trokken zij er zich niets van aan . leder had een vrouw tot zich genomen . Sommigen leefden zelfs met een non of een conversa en uit deze omgang waren kinderen geboren . Men leefde in dit klooster als in een soort burcht, de mannen waren wel bedreven in het wapengebruik . Met een, op een miji afstand gelegen, cistercienser klooster hadden ze een verbond gesloten om elkaar wederkerig met honderd gewapende mannen to helpen tegen al hun vijanden . Op die wijze hadden ze deze ganse streek van Friesland aan zich onderworpen . ') Frederik van Blankerlheim, bisschop van Utrecht, kreeg hierover bericht en zond enkele afgevaardigden naar Ludingakerke om een onderzoek in to stellen . Het bleek dat de berichten op waarheid berustten en er een niet to dulden toestand heerste . Op advies van zijn rechtskundigen oordeelde bisschop Frederik terecht dat de bewoners geen „religiosi" waren nosh ooit geweest waren en dat zij vrij mochten vertrekken en naar het gewone ]even mochten terugkeren . De betrokkenen vonden dit een goede oplossing en zonder recht op het klooster en de bezittingen to laten gelden zijn ze (naar het mij voorkomt upmerkelijk gehoorzaam) vertrokken . Aan Windesheim werd gevraagd het lege klooster „ad reformandum" aan to nemen, hetgeen dus niet anders kan betekenen dan om het overeenkomstig de Windesheimse inrichting op1) ' Boven alles was 't Clooster Ludingakerck bedurven . Dies de Pastoren daer ontrent sulcke ongeregeltheyt niet ]anger konnende aenschouwen de Edelen rieden dat Nest to suyveren Welcke met behulp van veele Geestelycke Persoonen 't geheele Clooster herstelt hebben wechnemende alle misbruycken naedeelich voor 't Landt ende de ghemene Vrede" . Aldus Chr. Schotanus, De Geschiedenissen Kerchelijch ende Wereldtlijch van Friesland", Franeker 1658, bldz . 308.
60
nieuw to bevolken . De prior van Windesheim zond de volgende broeders uit Windesheim en St . Agnietenberg : Jacob Oem van Windesheim, 1) Gerard Wesep, 2) Johannes Lap,') Engelbert ten Tivel met nog een geschikte conversbroeder . Johannes Gerard van Zwolle 4) werd hun toegevoegd als rector . In 1428 werden zij uitgezonden, doch hun aantal was to gering om bet kloosterleven naar behoren to laten functionneren . Daarom werden Godfried van Tiel en Joh . Busch op 25 Jan . 1.429 aan hen toegevoegd . Ten tweede male werd dus Johannes Busch uitgezonden en hij heeft ook hier zijn deel bijgedragen om de Windesheimse geest to verbreiden . Een dubbele taak wachtte hen .Gedeeltelijk bestond hun taak in het repareren van het koor, refter, dormter en andere gebouwen, en daarnaast volvoerden zij hun geestelijke opdracht door het aannemen van nieuwe bewoners en het nauwkeurig onderricht geven in de regels en de religieuze sfeer van hun orde . De eerste tijd is niet bijzonder aangenaam geweest, want er ontbrak veel aan het gereedschap, huisraad e .d. En dan, in de wintermaanden joeg de koude wind over het vlakke friese land en de guurheid van het jaargetijde drong door tot het binnenste van het in het open veld staande klooster . Na de kerkelijke uren volbracht to hebben kroop Busch soms met kleren aan weer in bed om zich enigszins to warmen . Een andere onaangenaamheid ontstond door de nabijheid van de zee en de 1) Jacob Oem, ingekl . to Windesheim 22 Febr. 1413 (Acquoy, Kl . Windesheim, III, bldz. 268), gestorven 29 Juli 1450, als rector to Bronopia (Chron . Mon . S . Agn ., in Th. a Kempis, Opera Omnia, VII, p . 42). 2) Gerard Tydemanni de Wesep, i ngekl. t o Agnietenberg 24 Dec . 1402 (Opera Omnia, VII, p. 371), gest . 9 Oct. 1458, 77 jr . oud, in 't klooster Bethlehem to Zwolle (Opera Omnia, VII, p . 442) . 3) Johannes Lap de Neerden, ingekl . 25 Maart 1424 to Agnietenberg (Opera Omnia, VII, p. 377), gest . 16 Mei 1454, ongeveer 55 jr . oud, als prior, van het kl . Elizabethsdal bij Roermond (Opera Omnia, VII, p . 434) . 4) Johannes Gerardi, ingekl. 24 Dec . 1411 to Agnietenberg (Opera Omnia VII, p. 377) .
61
slechte toestand van de dijken ; bet zoute water drong diep bet land binnen en bedierf bet drinkwater . Toch wilde Busch niet klagen, immers hij wist dat de eerstkomende broeders met geduld vele dingen moeten verdragen, willen ze niet zonder vrucht terugkeren. Toen hij ongeveer een half jaar in Ludingakerke vertoefde kreeg bet klooster door de politieke verwikkelingen tijdelijk een grote bevolking . Na de dood van bisschop Frederik van Blankenheim (f 9 Oct . 1423) ontstond er grote beroering over de opvolging. ') De door bet Utrechtse kapittel gekozen elect Rudolf van Diepholt werd door de paus afgewezen . Hij confirmeerde Rhabanus v. Helmstadt en later Zweder v . Kuilenburg . Deze werd evenwel hier niet erkend . Droevige tonelen waren bet gevolg . Vooral de Overijsselsen bleven weigerachtig Zweder to erkennen ; vandaar dat Sept. 1425 de ban over hen werd uitgesproken . Dit betekende o .a. dat overal de uitoefening van de openbare eredienst verboden was . De tegenpartij nam terstond maatregelen en gaf de geestelijken de keus of de godsdienstoefeningen to blijven houden of bet land to verlaten . Dat men de bedreiging volvoerde, blijkt wel hieruit dat de cureiten van de Lieve Vrouwe- en Buurkerk to Deventer, die zich aan bet interdict wilden houden, door de overheid werden verbannen. Ook de Windesheimers wilden alleen de pauselijke bisschop gehoorzamen en meenden dat zij als goede gelovigen zich aan bet interdict moesten onderwerpen . Zij hadden dan ook dadelijk de kerkzang gestaakt . 2) De autoriteiten lieten de kloosterlingen voorlopig met rust, hun houding veroorzaakte niet zoveel last . Anderzijds viel bet ook voor de Windesheimse kloosters iets mee, want zij hadden destijds van paus Martinus 1) Over het Utrechtse schisma : J. de Hullu, Bijdrage tot de geschiedenis van het Utrechtsche schisma, 's Gravenhage 1892 ; Chron . Wind ., cap . XXXIV, p . 331 seq. 2) Bekend is dit van St . Agnietenberg op 17 Sept . 1425, Th . a Kempis, Opera Omnia. VII, p . 399 .
62
V het privilege ontvangen om in tijden van interdict met gesloten deuren de mis to mogen doen . 1 ) Zo konden zij, althans voorlopig, doorgaan . Maar in Juni 1429 werd door de Overijselse overheden een scherpere houding aangenomen . De kloosters werden voor de bekende keus gesteld : geen gevolg geven aan het interdict of vertrekken . De zuivere orthodoxie, de gehoorzaamheid aan het pauselijk gezag was voor de Windesheimers indiscutabel en zij besloten to verhuizen . 2) Zo vertrokken o .a . de bewoners van Windesheim naar Frenswegen, later naar Bredevoort en 11 Juni 1429 verhuisden de monniken van Agnietenberg naar Ludingakerke . Het wareri er 24 in getal . Slechts enkele zieken bleven achter en enige leken voor bewaking. 3) Zo had dus Ludingakerke door de ornstandigheden plotseling een kloostergemeenschap gekregen, bezield van zuiver Windesheimse geest en daarmede was de taak van Busch cum suis geeindigd . In Augustus 1429 zijn broeder Godfried en broeder Johannes Busch uit Ludingakerke vertrokken met de opdracht zich naar Beverwijk to begeven . 4) Ze staken de Middelzee over en kwamen de 10e Augustus ter bestemder plaatse aan . Het betrof hier een aantal clerici en leken, die vroeger in het Heer Rutgerhuis to Hulsbergen bij Hattem hadden gewoond, 5)
1) Acquoy, Kl. Windesheim, II, bldz. 111 8. 2) De Hullu heeft duidelijk laten zien dat het Utr . schisms veeleer een staatkundige dan een kerkrechtelijke strijd is geweest . Politieke factoren hebben het ganse verloop bepaald . Zo ziet ook de Narratio het (Nary., p. 83) . De houding van de Windesheimers is uitsluitend uit zuiver godsdienstige motieven voortgekomen . 3) Het schisms eindigde practisch in Dec. 1432, toen Rudolf tot bisschop werd geconfirmeerd . Maar de opvolger van Zweder, Walraven van Meurs (die overigens geen invloed meer had), gaf eerst in 1450 toe . De verschillende groepen van de Windesh . Congr . zijn voor Assumpt . B. Mariae (15 Aug .) 1432 teruggekeerd (Chron. Wind ., p. 385) . 4) Lib. de ref., p . 405 seq . 5) St. Hieronymusberg to Hulsbergen . Zie Nam, Inleiding LV III6, en verder
in het register, s . v. Hulsbergen .
63
maar in 1427 door het Utrechtse interdict zich genoodzaakt hadden gezien to vertrekken. In Beverwijk hadden zij een toevlucht gevonden . Gerrit de Visscher, priester aldaar, en zijn moeder hadden hun de behulpzame hand geboden om tot de oprichting van een klooster to komen . De prior van Windesheim, Willem Vornken, e n. de prior van Agnietenberg, Dirk Lyman, hadden de plaats bezocht en hun instemming betuigd. Nu werden Godfried van Tiel en onze Johannes Busch gezonden om het klooster in to richten en de bewoners to onderrichten. Eerst namen zij het uiterlijk en de behuizing in ogenschouw en werd er een indeling gemaakt van de verblijven . Ook wend reeds spoedig na hun komst de priester Hugo van Dordrecht ingekleed (17 Aug . 1429), vervolgens twee broeders die nit het Heer Rutgerhuis waren meegekomen, n .l . Neudo en Hendrik .') De anderen die aanwezig waren werden als donaten en familiares opgenomen . Nog later werden drie clerici uit Haarlem ingekleed . De gehele gang van zaken werd door Busch en zijn helpers naar de Windesheimse wijze ingericht : gezang, statuten, regel etc. Reeds spoedig, in 1430, werd het klooster dan ook officieel geincorporeerd in de Windesheimse kloostervereniging . 2) De naam van het klooster was ,Domus Beatae Mariae in Syon", bij afkorting Sion genaamd . 3) Belangstellend toonde zich een rijk krijgsman, Heer Bertold van Assendelft, die zich aan het klooster verbond en er als particulier mocht wonen . Verwijderd van het rumoer der wereld kon hij in stilte God dienen . Hij heeft op zijn kosten een groot stenen huis laten bouwen en aan het klooster ten geschenke gegeven . Ook onaangename ervaringen maakte men er mee . Bij een
1 ) Narratio, LIX, Hendrik Alen en Neudo Abrahae . 2) Chron . Wind .. p . 367. 3) Zie Monasticon Batavum, dl . II, bldz. 33.
64
visitatie werd in opdracht van hot generaal kapittel door de visitatoren iets geregeld tegen de zin van brooder Neudo en zijn bloedverwant Hendrik . Dozen appelleerden aan het generate kapittel of de prior superior, maar blijkbaar voelden ze zich al niet meer thuis in hot klooster en zij hebben het plotselirg verlaten . Neudo ging over tot de orde der Johanniters, werd vervolgens plebaan, en verviel tot allerlei ondeugden . Br. Hendrik pleegde later, tijdens een kerkerstraf, zelfmoord . Men kan slechts vermoeden dat Busch met doze heren heel wat to stellen heeft gehad . Niet alleen strekte Busch zijn zorgen uit tot zijn eigen klooster, doch ook preekte hij dikwijls in het nonnenklooster to Beverwijk, behorende tot de derde orde van St . Franciscus . I) Hij heeft er ten zeerste voor geijverd dat dit klooster zou overgaan tot de regel van Augustinus . Er kwam evenwel tegenstand van de ,groten" in Beverwijk . Busch was er de man niet naar om daarvoor terug to schrikken en hij arrangeerde het in het geheim met de Utrechtse bisschop Zweder v . Kuilenburg 2) zo, dat de suffragaan, de bisschop van Tournay, de consecratie toch zou verrichten . Omdat de wijding van b .v. het kerkhof in het oog zou lopen, is het in de vroege ochtend, voordat de bewoners in de stad opgestaan waren, geschied . De suffragaan ging voorop, Busch als zijn dienaar en kapellaan er achteraan, dragende de pastorate of episcopate staf, en de wijdingen werden verricht. Hot generate kapittel was geenszins ingenomen met Busch' eigengereidheid en het vrouwenklooster is nooit opgenomen in de Windesheimse Congregatie . We] hebben de patres van Syon het steeds met raad en daad terzijde gestaan . Tijdens de Beverwijkse periode, in het jaar 1430, heeft Busch nog een visitatie-reis gemaakt naar het regulieren klooster to Delft, als begeleider van de bekende Windesheimse
t) Lib .
de ref., p . 653, 654.
S) Hier blijkt ook de aanhankelijkheid aan de „pauselijke" bisechop .
65
btoeder, de ziener Hendrik Mande,')die onderweg ziek werd . Busch trad als zijn biechtvader op . Hij kreeg hier nog eens gelegenheid op diepgaande wijze kennis to maken met deze zo wonderlijk begaafde natuur en hij vernam uit diens eigen mond enkele revelaties . In opdracht van Mande heeft Busch een door de ziener in bet diets geschreven boekje naar Lidwina in Schiedam gebracht . Hij heeft met haar een Iangdurig gesprek gehad over visioenen . We kunnen bet slechts betreuren dat hij zich in zo korte bewoordingen over dit bezoek heeft uitgelaten. Gedurende bet verblijf van Godfried van Tiel en Job . Busch werden vijf broeders in de orde opgenomen . - die hen goed gehoorzaam waren . Na hun vertrek kwam er echter een inzinking . Hoelang Busch to Beverwijk is gebleven, valt uit de gegevens niet precies op to maken, ook niet waarheen . hij daarna is vertrokken . Uit een terugberekening van data mogen we concluderen dat hij in 1431 naar bet vrouwenklooster Bronopia is gezonden . Hij heeft hier drie jaren doorgebracht. 2) Het domus B . Johannis Baptistae to Bronope (of Brunnepe) bij Kampen was een van de vrouwenkloosters die zich aangesloten hadden bij de Windesheimse Congregatie (1412), vrijwel direct na de stichting in 1411 . 3 )
1) Chron . Wind., p . 133, 134. 2) Immers 20 Aug . 1439 begint Busch de reformatie to Sulta (Lib . de ref., p. 408) . Voordien was hij bijna 2 jar subprior to Wittenburg geweest (Lib. de ref., p. 410), hij heeft dus in 1437 zijn ambt aldaar aanvaard . Verder weten we dat hij bijna drie jaar lang to Windesheim sacristein is geweest (Lib. de ref., p . 707) en dat hij uit Windesheim naar Wittenburg is vertrokken . Deze periode kunnen we dus dateren 1434-1437. Aangezien hij kort na zijn overkomst uit Bronopia de functie van sacristein kreeg en to Bronopia drie jaar heeft vertoefd (Lib . de ref., p. 706) mogen we aannemen dat hij van 1431-1434 aldaar is geweest . Slechts het ,reversus de ultra Coloniam" (Lib . de ref., p . 706) maakt een wat vreemde indruk, daaruit was hij 1428 al teruggekeerd . Of hij zou tussen zijn verblijf in Beverwijk en to Bronopia nog een reis naar Keulen gemaakt moeten hebben . 1)
66
Korte beschrijving van de lotgevallen : Monasticon Batavum, II, bldz. 105 .
Het klooster was voortgekomen uit de onmiddellijke invloed van de Moderne Devotie . Een geestelijke dochter van Geert Groote, Cecilia van der Toorn, had een congregatie van devote zusters opgericht bij de St . Nicolaaskerk to Kampen . Op aanraden van een tweetal burgers uit Kampen en met instemming van de zusters zijn ze verhuisd naar het dichtbijgelegen Bronope . Spoedig namen ze hier de regel van augustijner kanonikessen aan (1410-1411) en zochten en verkregen aansluiting bij Windesheim . Het aantal ancillae Christi steeg tot 120 en de zuivere eenvoudige gehoorzaamheid die in het klooster heerste wekte algemene bewondering . Onder haar is dus Busch drie jaar als rector werkzaam geweest .')Hij heeft er niet veel vrede mee gehad . Het afwisselende en werkzame leven bij de kloosterinrichtingen moet ook wel zeer in tegenstelling hebben gestaan tot het rustige werk in het keurig geregelde vrouwenklooster . Hij beklaagt zich dat hij er bijna niets uitvoerde, slechts de canonieke uren lezen en of en toe de mis celebreren . Daardoor gevoelde hij zich, vergeleken met de broeders in Windesheim, in een minderwaardige toestand . Zij hoog in de hemel en hij in de diepte . Toch heeft hij hier ervaringen opgedaan die van veel belang zijn geweest bij latere reformaties van vrouwenkloosters . Het verlangen naar Windesheim werd zo sterk dat hij een verzoek richtte aan prior Willem Vornken om terug to mogen keren, doch het verzoek werd (nog wel op aandringen van de priores en de zusters van Bronope) voorlopig geweigerd. Hij moest blijven totdat het dak van de kerk voltooid was . Het zal een grote opluchting geweest zijn toen hij eindelijk van zijn prior toestemming kreeg om naar zijn eigen klooster terug to keren. Spoedig na zijn terugkomst (1434) to Windesheim kreeg hij 1)
Lib. de ref ., p. 706, 707. Zie over het leven van een rector : W. J . Kiihler, Johannes Brinckerinck, (diss .), 1908, b1dz . 99 e . v. ; In de Constitutiones, III, cap . 19, p . 123 seq ., ,,De rectoribus sanctimonialium et sociis eorum".
67
de functie van sacristein t) en hierin kon hij al zijn werklust inzetten. Wanneer men de voorschriften voor deze functionaris leest, °) hetzij de uiterst nauwkeurige bepalingen omtrent het aantal en het gewicht van de kaarsen voor de verschillende feestdagen en kerkelijke uren, hetzij over het luiden van de klok met voorafgaande waarschuwingstekenen voor de precieze dagindeling, of over het schoonhouden van voorwerpen in de kerk, dan wordt het duidelijk dat hier uiterste stiptheid vereist werd . De sacristein moest voor alle kleine en grote dingen zorgen, die het rhythme van het kloosterleven bepaalden en de uiterlijke gang viot deden verlopen . Al de Windesheimse broeders werden in nauwgezetheid geoefend, maar het komt ons voor, dat degeen die als sacristein optrad wel zeer sterk deze karaktertrek moest krijgen . Broeder ,Johannes Busch werd in deze jaren bijzonder getraind in punctualiteit, die hem bij zijn latere kloosterinrichtingen en hervormingen to pas zou komen. Naast de genoemde werkzaamheden wist hij nog gelegenheid to vinden om tijdelijk leiding to geven en to helpen bij de verbouwing en vergroting van de kloostergebouwen . 3 ) Gedurende deze jaren heeft hij zich dus grondig kunnen inwerken in de practische kanten van het kloosterleven . Dan wordt hij opnieuw uitgezonden, thans naar Wittenburg in Nedersaksen ; het zal het begin zijn van Busch' merkwaardige levensloop in deze buurt . Toen hij voor zijn vertrek knielende de zegen vroeg van prior Vornken, maakte deze het kruisteken over hem en sprak het woord uit Gen . 24 : 60: ,Soror nostra es, crescas in mille milia et possideat semen tuum portas inimicorum suorum" . 4) 1) Lib . de ref., p . 707. 2) Constit., II, 8, p . 75 seq., „De custode sacrarii, quem sacristam vocant" . 9) Chron . Wind., p . 336 : „frater lohannes Busch in Windesem tunc sacrista
horum editor librorum cum Hermanno cementario fratre nostro donato huiusmodi suscepit opus celerius inchoandum" 4) Lib. de ref ., p . 792 .
68
IV.
UITGEZONDEN NAAR DUITSLAND
Het Domus Beatae Mariae to Wittenburg beyond zich in de diocese Hildesheim en lag ongeveer 25 K.M. ten Z . van Hannover (bij het plaatsje Elze aan de Leine) . ') Omstreeks het midden van de 13e eeuw woonden er volgens de beschrijving van Busch acht kluizenaars . 2 ) De' bul van Clemens V tegen de begharden en begijnen (1311) was blijkbaar ook op hen van toepassing want zij veranderden zich in reguliere kanunniken, met de bizondere bepaling dat de prior als kluizenaar ingesloten zou zijn . De inwendige geest van dit klooster is na verloop van tijd in verval geraakt, op bezitloosheid van de kloosterlingen werd niet meer gelet en ook anderszins werd de regel overtreden . Toch bleef er een verlangen naar verbetering . Hoe de juiste overwegingen zijn geweest, weten wij niet, maar men zocht aansluiting bij het Windesheimse kapittel en gaf to kennen dat men zich wilde hervormen . Het is noodzakelijk hier een korte uitweiding to seven over de hervormingswerkzaamheden van Windesheim. Windesheim is n.l. oorspronkelijk niet gesticht met de bedoeling andere kloosters to gaan hervormen . Naast een refugium voor de Moderne Devoten en een tehuis, waar zij die kloosteraspiraties hadden zich konden vestigen, is hoogstwaarschijnlijk dit eerste
1) Over Wittenburg : H . Hoogeweg, Verzeichnis der Stifter and Kloster Niedersachsens vor der Reformation, Hannover u . Leipzig 1908, S. 133. 2) Lib. de ref ., p . 479 seq .
69
klooster mede als opleidingsschool voor toekomstige rectoren en prioren van nieuw op to richten kloosters bedoeld . En als dit laatste niet een uitgangspunt is geweest, vormt het althans een vroeg stadium in de ontwikkeling van Windesheim . Immers van nit een vooropgezet streven werden Marienborn bij Arnhem en Nieuwlicht bij Hoorn gesticht en op Windesheimse leest geschoeid . Het eerste kreeg Joh . van Kempen tot prior, het tweede Werner Keyncamp, beiden Windesheimers . Men mag met reden van dochterkloosters spreken, die met Windesheim geestelijk en door persoonlijke banden een eenheid vormden . Spoedig daarop of vrijwel tegelijk kwam het reeds bestaande klooster Eemsteyn verzoeken om in deze unie to worden opgenomen . Dit werd toegestaan en Hendrik Wilde, de subprior van Windesheim, werd als prior van Eemsteyn geinstalleerd . Zo was er een kloostervereniging ontstaan . Op een vergadering van 1395 besloot men aan de hoogste kerkelijke autoriteit officiele goedkeuring to vragen . In een bul') gedateerd 16 Mei 1395 bekrachtigde Bonifacius IX de kernstatuten voor een generaal kapittel van de vier genoemde kloosters en werd de mogelijkheid geopend dat andere nieuw to stichten augustijner kloosters zich konden aansluiten . Deze bul, waarvan de inhoud beantwoordt aan een voorstel van Windesheim zelf, geeft to kennen dat men zich slechts bezig hield met nieuwe kloosters . Hervormen van onordelijke kloosters valt nog niet binnen hun gezichtskring . Dit is eerst later een zo belangrijke taak geworden, toen van buiten of door deze en gene instantie het verzoek daartoe aan de Windesheimers werd gedaan . Deze phase in de ontwikkeling van Windesheim is begonnen kort voor het vertrek van Busch naar Wittenburg . Het is nodig nog even de nadruk er op to leggen dat het
1)
70
Het stuk is opgenomen in Acquoy, Kl. tilrindesh,, III, als bijlage VIII, bldz . 303 e . v .
woord reformare een dubbele betekenis heeft bij de Moderne Devoten, in het bizonder bij Busch . Denkende aan de vervallen kloosters, die in iets latere tijd door de Windesheimers in betere toestand zijn gebracht, is men gaarne geneigd een klooster dat ,gereformeerd" is, to houden voor een dat tot bederf was gekomen, waar minder goede toestanden hebben geheerst en dat naderhand verbeterd is geworden . Doch Busch noemt liet inrichten van nieuwe kloosters ook reformare en, nog frappanter, hij betitelt het oorspronkelijke klooster Windesheim als, . bene reformatum",') terwijl er immers geen sprake van is dat wij hier to doen zouden hebben met een klooster dat verbetering nodig heeft gehad . Van de stichting of was het „reformatum" en dit betekent niet anders dan : de geest van de Moderne Devotie bezittend . Busch gebruikt ook door elkaar devotio moderna en reformatio moderna . Wij komen hier meteen op de terminologie van Geert Groote. Hij gebruikte het bedoelde woord om de nieuwe geestelijke bewustwording aan to duiden : 2),,neque mundo aut carni configurata sed ad eterni solis claritatem aperta atuue ad ymaginem Dei in agnicionem eius renovata et r e f o r m a t a secundum interiorem hominem" 3) Elders heeft Groote het over een monnik die ,a tante sui reformatione declinasset" . Die innerlijke reformatio is het, welke door de Moderne Devotie oorspronkelijk is bedoeld . Later heeft Busch de twee begrippen door elkaar gebruikt en is de nadruk gevallen op de gedachte : een klooster dat onordelijk is geweest en nu hersteld is geworden . Dit kwam in zijn practijk en ook in die van andere medebroeders veel
ref p . 704 . 1) Lib . de ., 2) Epist., p . 2 . s) Men vindt hierin overeenkomst met enkele gedachten van S . Bernardus, o . a . in cap. X van het Tractatus de gratia et libero arbitrio,,similitudinem divinae imaginis in nobis reformari per Christum" . Hier komt ook het door G. Groote gebruikte ,conformatio" voor .
71
voor en is daardoor onverbrekelijk aan Windesheim verbonden geraakt . Het klooster to Wittenburg is een van de eerste kloosters die hervormd worden in de zin van gereclasseerd, en dan nog met een gunstig uitgangspunt, omdat de broeders zelf de behoefte aan verbetering gevoelden . Prior Hendrik Loeder uit Northorn werd gezonden om zich een oordeel to vormen en zijn advies was gunstig . Het klooster zou zich kunnen aansluiten bij de kloostervereniging Windesheim. De uit het klooster Northorn afkomstige broeder Rembertus ter List')werd tot prior aa .ngesteld en enige uit Windesheim afkomstige broeders, die zich to Northorn bevonden,werden eveneens naar Wittenburg gezonden . Het waren. broeder Hendrik van Harderwijk, 2 ) broeder Gerard van Gogh en de leek Gerard als kok . Deze hervorming had plaats in 1423 Rembertus is 14 jaar prior geweest en deed toen afstand van zijn functie . Als nieuwe prior werd benoemd Godfried van Tiel, 3 ) de broeder die tegelijk met job . Busch profes had afgelegd . Hij nam Busch tot subprior aan en in die functie is deze eind 1437 in Wittenburg gekomen . De beide Windesheimers hadden reeds nicer tezamen hun onderrichtende taak vervuld en het ijdt Been twijfel dat zij de Windesheimse geest en gewoonten met alle ijver hier hebben overgeplant. Over de innerlijke voortgang of eventuele moeilijkheden gedurende deze periode worden we niets gewaar . Wel vertelt Busch dat de oude verordening to Wittenburg, waarbij bepaald was dat de prior ingesloten moest zijn, is veranderd en dat de bepaling werd overgebracht op de sub-
1) Over Rembertus ter List : L&ffler, Frenswegen, S . 130 3 . 2) Hendrik v. Harderwijk en Gerard Ludolphi de Gogh, ingekleed 30 Nov . 1414, Acquoy, Kl . Windesheim, III, b1dz . 268 . 8) Hij is bet 14 jaar lang gebleven : Scriptorum Brunsvicensia illustrantium tomus secundus, ed . G. G . Leibnitz, Hanoverae MDCCX, p. 489, ,,Godfridus de Was (Teyla) secundus annis 14" . Leibnitz stelt bet beginpunt van de reformatie in 1422 .
72
prior . De prior had immers vele plichten die hem buiten het klooster riepen zoals de jaarlijkse vergadering van het generale kapittel to Windesheim, het visiteren van aangewezen kloosters e .d.'Om diezelfde reden werd ook de subprior') Joh. Busch van de kluizenaarsplicht ontslagen . Een van de oudste broeders nam als subprior sine re zijn plaats in . Niet slechts heeft Busch de plichten waargenomen, verbonden aan zijn functie in het klooster Wittenburg, hij heeft ook nog deelgenomen aan hervormingspogingen in de omgeving . In het bisdom Hildesheim waren de toestanden niet veel gunstiger dan in de lage landen . Vrijwel dezelfde misbruiken, als in de inleiding geschetst, zijn ook hier ingeburgerd . Over de Hildesheimse bisschoppen is het oordeel der tijdgenoten en geschiedschrijvers niet algemeen gunstig . 2) Van 1398-1424 regeerde graaf Jan van Hoya . Bertram vat de berichten over zijn beleid aldus samen : ,Leider sollte man bald erfahren, dass der Stab des heil. Bernward nicht in wi rdigen Handen ruhte . Drei Dinge sind es namentlich, die von dem Chronisten dem Nachfolger Gerhards zum. Vorwurfe gemacht wurden : ihm fehlte der Sinn fiir haushalterische Sparsamkeit, and die Hoheit zuchtigen Wandels, die den ersten Schmuck des Priesters bildet ; unter seiner Verwaltung sank das Hochstift in stets tiefere Schulden, so dass fast alle Guter der Hildesheimer Kirche mit Pfandschaften belastet wurden. Endlich wurde durch einen unglucklichen Krieg das Mass des Leidens bis zum Ueberfliessen gefullt". Zijn opvolger was bisschop Magnus (1424-1452), door Busch dikwijls ter sprake gebracht . Een flink man, die de verbeteringen zeker heeft bevorderd, doch die ook zelf niet vrij was van 1) Over de subprior : Constit ., II, cap. 2, p . 64 seq . Hij mocht o .a. de prior kapittelen en nam in diens afwezigheid zijn plichten waar . De broeders behoefden aan de subprior niet zoveel eer to bewijzen als aan de prior . 2) Adolf Bertram, Geschichte des Bisthums Hildesheim, Hildesheim 1899, 1 . Band, S . 389 . In gelijke trant over de toestanden : J . Gebauer, Geschichte der Stadt Hildesheim, Hildesheim u . Leipzig 1922, Band I, S . 248 ff . ; J. Meyer, Kirchengeschichte Niedersachsens, G6ttingen 1939 .
73
de smetten der simonie, zoals in het vervolg zal blijken . Het dubbel karakter van wereldlijk en geestelijk beer was ten nadele van de kerkelijke toestanden in hem verenigd. Toen kardinaal Nic . van Cusa, de pauselijke legaat, met opdracht tot reformatie begin 1451 uit Wolfenbuttel het bisdom Hildesheim naderde, werd hij tot zijn verbazing plechtig begroet door de aartsbisschop, in harnas gekleed, van top tot teen bewapend, begeleid door adellijke vazallen en een groot gevolg to paard! 1) De bisschop resigneerde in 1452 en werd opgevolgd door de bisdomsbestuurder Bernhard II (1452-1458) die nooit de kerkelijke wijdingen `ontvangen heeft . In 1458 verkocht hij zijn waardigheid aan graaf Ernst von Schauenburg, wiens zuster Mathilde hij huwde ; ,er verliesz Maria and wahlte die Mathilde", zo vatte men deze gebeurtenis to Hildesheim samen . Begrijpelijk is, dat dergelijke transacties geen verheffende indruk hebben gemaakt op de geestelijken en leken in het bisdom. De officiele stukken tonen dat ook in deze diocese het celibaat onder de geestelijken in verval is geraakt, wat dikwijls als normaal geaccepteerd werd . Een giftbrief 2)uit deze periode met de volgende inhoud bewijst het : ,We Albert van goddes gnaden abbet, Conrad prior unde dat gantze capittel to sunte Michahele bynnen Hildensem bekennen unde betughen openbare in dessen breve, dat we hebben ghelaten unde latet hern Dyderike Welleborne perner (pastoor) to sunte Lamberte bynnen Hildensem, Greteken syner dochter, Kunnen Custers nu to tijden syner maghet, der sulven Greteken moder, unse hus unde hoff . . . ." Een op 3 Juli 1444 gedateerd stuk 3) vermeldt dat Tile Hotopp voor de raad een huis verkoopt aan de kanunnik van het Andreas college Johann Schilp, Alheid zijn
1) Lib. de ref ., p, 746.
2) Urkundenbuch der Stadt Hildesheim, herausgeg . von Richard Doebner, Hildesheim 1899, III, nr . 760, S. 318. 3) a. a. 0 ., IV, nr. 529, S . 460 .
74
moeder, Gese Jens zijn maagd en Heinrich zijn zoon . In de kloosters waren de wereldse en geestelijke belangen sours op merkwaardige wijze vervlochten . Enige indruk daaromtrent krijgen we uit de ontheffing van een bepaling in het Bartholorneusklooster (waar Busch zo lang zou verblijven) . In 1442 n .l. ontsloeg de bisschop het klooster van de plicht 11 om jonge en oude jachthonden to leveren, die, ten behoeve van de bisschoppelijke kastelen in het klooster grootgebracht, afgericht en gevoed moesten worden, eveneens van de plicht geschenken nit to reiken aan de bisschoppelijke dienaren die het toezicht daarop hadden . Gevallen van schending van het celibaatsgebod kwamen ook in de kloosters voor . Over enkele kloosterlingen in Sulta schrijft Busch : ,quoniam nullum eorum reperi castitatem servasse, sicut publica et fama fuit, cum quidam ipsorum filios habeant viventes usque in presentem diem" . 2) Het grote euvel is dat de clausuur niet gehouden werd en de kloosters tot verzorgingsinstituten waren vervormd met de daarmee gepaard gaande ontbinding van gemeenschapsbezit tot afzonderlijke en persoonlijke eigendomsverhoudingen . Toch mogen we niet spreken van een algemene diepe zedelijke corruptie in het bisdom Hildesheim . Onder de hoge prelaten bevonden zich ijverige voorstanders van verbetering. Busch noemt met name : domprocst Eckart van Hahnensee . 3) kanunnik Borchard van Hardenberg, domheer Roland van Elst, deken Johan Schwaneflugel, kan . Johan Rehes en kan . Herman Hilligenstad. Ook komen de kloosterlingen uit eigen beweging soms met het verzoek tot herstel van de zuiver monastieke levenswijze . Dikwijls is de ordeloosheid eenvoudig toe to schrijven aan gebrek aan leiding in het klooster .
1) H. A . Liintzel, Geschichte der Diocese and Stadt Hildesheim, Hildesheim 1858, S . 611 . 2)
Lib . de ref., p . 416 .
1) Over hem A . Bertram : Die Bischofe von Hildesheim, Hildesheim 1896.
75
Wij moeten er nog op wijzen dat niet met de komst van Busch de invloed van Windesheim zich tot Duitsland begint uit to strekken . Dit proces was reeds enige tijd gaande . Veel had reeds prior Loeder vanuit het klooster Frenswegen gedaan . Hij was prior van 1415-1439 . Loeder had de bijnaam ,,Apostel van Westphalen" . Trouwens het klooster Frenswegen') was een brandpunt van hervormingsijver en vele broeders werden van hieruit uitgezonden . Een klooster waarvan eveneens veel is uitgegaan, is Boddeken in de diocese Paderborn . 2)In 1409 had het Windesheimse klooster Bethlehem to Zwolle van de bisschop van Paderborn opdracht gekregen dit augustijner regulieren klooster opnieuw in to richten. Joh . Wael, de prior van Bethlehem, nam dit aanbod aan en verschillende Zwolse broeders zijn er in de loop der jaren prior geworden . Toen het kapittel Nuis, waartoe B'oddeken behoorde, zich met Windesheim verbond, kwam dit klooster (evenals andere in Duitsland) in nog nauwer verband met Windesheim en werd de reformatie van kloosters in de nabijheid en de uitwisseling van broeders (o.a. Frenswegen) flog intensiever ter hand genomen . Verschillende Windesheimers waren dus reeds voor Busch bezig en hun arbeid is doorgegaan . Dikwijls zullen we hen in de hervormingsmededelingen van Busch ontmoeten als er gezamenlijke pogingen werden ondernomen . Aandacht verdienen ook de huizen van de Broeders des gemenen levens die wij in talrijke plaatsen in Duitsland vinden, 3 ) ook in de berichten van Busch komen zij voor . 1) Frenswegen, dat ,als eine niederlandische geistliche Kolonie auf deutschen Boden bezeichnet werden kann", Loeffler, a . a. 0., S . XII. 2) Zie Monumenta Budicensia, Quellen zur Geschichte des AugustinerChorherrenstiftes Boddeken i . W, I, herausgeg . von L. Schmitz-Kallenberg, Munster i . W, 1915. s) Zie E . Barnikol, Studien zur Geschichte der Briider vom gemeinsamen Leben, Tiibingen 1917. Vooral het fraterhuis to Munster onder Hendrik van Ahaus heeft zich voor de verbreiding van de Moderne Devotie verdienstelijk gemaakt .
76
Terloops vermelden wij nog de cisterciensers en de benedictijnen. Vooral de Bursfelder Congregatie,') waarin de invloed van de Windesheimers, in het bijzonder van het kl .Wittenburg, niet to ontkennen is, 2) is voor de hervorming van de benedictijner kloosters van groot belang geweest . In dit algemeen ontwaakte streven naar hervorming heeft Busch een groot aandeel gehad . Deze hervormingspogingen hadden nog een ander accent gekregen dan voorheen, want sinds korte tijd hadden de prioren van Windesheim en Wittenburg een officiele opdracht ontvangen van het concilie to Bazel . Het stuk is gedagtekend 25 ,Jan . 1435 . Door een afgezant van prior Rembertus had men het verkregen en het was hoofdzakelijk bestemd voor Wittenburg . De korte inhoud van deze belangrijke bul 3) is aldus : De Synode van Bazel heeft onder de belangrijke punten waarover beraadslaagd wordt ook de voortgang van de hervorming opgenomen en wil daarom ijverig er voor zorgen dat deze behoorlijk ten uitvoer wordt gebracht . Aangezien men over de orde van reguliere kanunniken van de H . Augustinus met smart heeft vernomen dat zij in vele delen van de wereld ernstig van haar oorspronkelijke beginselen is afgegleden, wil men zich alle moeite geven opdat de orde in de reguliere observantie en in! een behoorlijke leefwijze zou blijven of daartoe teruggevoerd worden . Men heeft de kundigheid, zuiverheid en ijver voor het huis des Heren van Windesheim en Wittenburg vernomen en draagt derhalve aan hen en aan ieder van hen afzonderlijk op de visitatie, het onderzoek en de hervorming van alle tot hun 1 ) Paulus Volk, Die Generalkapitel der Bursfelder Benediktiner-Kongregation, Munster 1928 ; H . Herbst, Das Benediktinerkloster Klus bei Gandersheim and die Bursfelder Reform, 1932 ; J . Linneborn, Die Bursfelder Kongregation (Deutsche Geschichtsblatter 1913) . 2) Zie Joannis Legatii, Chronicon Coenobii S . Godehardi in Hildesheim, in : Leibniz, Script . Brunsvic ., II, p . 413. 3) Zie de bul in de Script. Brunsvic ., ed . Leibniz, p . 486, 487 . K . Grube, Johannes Busch, Augustinerpropst zu Hildesheim, Freiburg i . B . 1881, S . 50, dateert abusievelijk 28 Jan . 1435 .
77
orde behorende kloosters in het hertogdom Brunswijk en in de diocesen Hildesheim, Halberstadt en Werden . Zonden en misdrijven moeten zij straffen, oak met schorsing, afzetting en zelfs inkerkering van de betreffende bewoners, ook van abt, proost, prior, abdis etc. Naar hun eigen inzicht konden de reformatoren het verkeerde verwijderen en noodzakelijke hervormingen invoeren . Mochten abt, proost etc . zich verzetten tegen visitatie en reformatie dan zou de ban over hen worden uitgesproken en het ktooster onder interdict komen . Indien het nodig was zouden de reformatoren de wereldiijke arm to hulp mogen roepen, waaraan alle christelijke gelovigen krachtens heilige gehoorzaamheid moeten voldoen . De geroepenen zullen ijverig en met kracht bijstand verlenen . Opdat niet door afwezigheid van een of andere persoon het hervormingswerk zou worden opgehouden, verleende het concilie de macht hen voor to dagen. Indien zij Been gehoor gaven kon schorsing en afzetting volgen . Bij verkiezing (electie of postulatie) van een nieuwe abt, proost etc . zullen de decreten van de Synode nauwkeurig moeten worden opgevolgd. Wordt een onbekwame of minder geschikte gekozen, dan zal het recht van electie of postulatie aan de reformatoren vervallen . Verder krijgen de afgevaardigden of alien die daartoe in de toekomst benoemd zullen worden het voile recht de gehoorzame bewoners van de kloosters in de genoemde diocesen van aile misdrijven en zonden to absolveren en van begane overtreding bij excommunicatie etc . kwijtscheiding to verlenen . De regeling van de lengte (i .c. bekorting) der horen in psalmen, gradualen en poenitentialen wordt eveneens aan de reformatoren opgedragen . Opdat het hervormingswerk een gunstig verloop zal hebben mag men de reformatoren niet tegenwerken . Met name worden zij, die op grond van bisschoppelijke of hertogelijke voorrechten zich zouden verzetten, met excommunicatie bedreigd . Ook mogen de reformatoren hen die tegenwerken voor het concilie dagen en dezen zullen daar de hun toekomende straf ont78
vangen. In 't bizonder wordt hun de reformatie opgedragen van het klooster B . Maria Magdalena to Embeck en dat van dezelfde naam bij Hildesheim . Zo had men dus to Wittenburg de vrije hand cm to refor • meren')ook al kreeg men daartoe Been verzoek (zoals het tot dusver steeds het geval was geweest) . Een geheel nieuwe periode is hiermede ingeluid . Naar bet mij voorkomt is dit geenszins een stag in de goede richting geweest . De werkelijk fijne sfeer van de Moderne Devotie, van het oorspronkelijke Windesheim, aan onwilligen to moeten opdringen en nog wel als het nodig mocht zijn met behulp • van geweld, is een precaire opdracht . Doordat Busch deze weg is opgegaan heeft hij het risico van vele dubieuze reformaties niet kunnen ontgaan . Onder de kloosters, aan wier reformatie hij vanuit Wittenburg heeft medegewerkt, vinden . wij o .a. het verblijf van de reguliere kanonikessen to Wulfinghausen (dioc . Hildesheim) . ') De hervorming was hier met toestemming van bisschop Magnus reeds begonnen onder prior Rembertus en voortgezet onder Godfried . Busch heeft er dikwijls gepreekt, de kloostervrouwen onderricht over de gebruiken in het koor en met hen strafkapittel gehouden . Toch schijnt het in deze tijd niet tot een volledige reformatie gekomen to zijn . Verder had Rembertus in Eldas (Eldagsen) een vrouwenklooster gesticht, 3)waaraan Busch zowel tijdens als na zijn verblijf to Wittenburg aandacht heeft besteed . 1)
Er kwam reeds spoedig reactie op . ,Anno Domini 1435. Dominica Exsurge conspiraverunt Praepositi Johannes Scheningensis, Johannes Hamerslebiensis, Johannes Halberstadiensis, Hermannus Kaldenburnensis, Hermannus Jurgenbergensis, Johannes Sultensis scilicet Driborch, defendere se privilegio Papae Eugenii quarti contra Windesemenses, et contra ordinationes concilii Basiliensis de reformatione", Leibniz, Script. Brunsv ., p. 488 .
2) Lib. de ref ., p. 637 seq . Busch noemt de plaats Wullichusen . Over W Hoogeweg, a. a. 0., S . 135. s) Lib. de ref ., p . 549. Over het in de dioc . Hildesheim gelegen kl . Mariendaal to Eldagsen : Hoogeweg, a. a . 0 ., S . 33 .
79
Blijven de berichten over deze kloosters en Busch' werkzaamheden aldaar enigszins vaag, anders wordt het ten aanzien van het Bartholomeusklooster in Sulta bij Hildesheim . 1) Dit is het klooster dat voor het leven van Busch van groot belang zal worden, waarvan hij in twee perioden ongeveer 30 jaar prior is geweest (1439-1447, 1459-1479) . Het klooster is ontstaan uit een kapel (in 1 .034 vervangen door een kerk), gesticht door bisschop Godehard van Hildesheim. Onder b. Mining (1115-1119) werd het een klooster voor augustijner koorheren . Het beyond zich buiten Hildesheim aan de zijde van de 'Oosterpoort d.i. aan de weg naar Brunswijk 2) Naar aanleiding van de mogelijkhederi, die de gemelde bul van het concilie to Bazel hood, werd besloten dit klooster van augustijner regulieren to hervormen . 3 ) De berichten over de
t) Hoogeweg, a . a . 0 ., S . 61, 62 ; Bertram, a. a . 0 . . I, sparsim . Er waren voor de oorlog nog verschillende originele stukken betreffende dit klooster, ook nit de tijd van Busch, waarin zijn naam vermeld en waaraan zijn zegel is gehecht, aanwezig in de Beverinische Bibliothek to Hildesheim en bet Staatsarchiv to Hannover . Tijdens bet onderzoek dat ik ter plaatse instelde waren deze documenten reeds opgeborgen . Aangezien zowel de Beverina als bet Staatsarchiv door oorlogsgeweld getroffen zijn en gelet op de ongunst der tijden, zijn deze stukken voorlopig niet to raadplegen . 2) Na de lutherse hervorming kwam bet klooster in verval, de aangestelde bestuurderen bekommerden zich weinig om hun taak . Het stadsbestuur liet in 1547 kerk en klooster vrijwel afbreken om de stenen voor andere gebouwen to gebruiken . Ook kwamen de vestingswerken bij de uitbreiding door bet terrein to lopen . In 1845-1848 werd op de plaats van bet voormalige klooster een groot krankzinnigengesticht gebouwd, bet was inmiddels door de uitbreiding van de stad in Hildesheim komen to liggen (Bertram, a . a . 0 ., II, S . 382). Gedurende de laatste wereldoorlog was bet gesticht, gelegen Adolf Hitlerstrasse 39 (thans weer Bahnhofallee), ontruimd en tot Kriegslazareth ingericht . De tot de orde van barmhartige zusters behorende verpleegsters hadden er een kapel . Zowel officieel als in de volksmond is de naam nog steeds Sulte . De binnenstad van Hildesheim, o .a . de Dom, bet stadhuis etc ., zijn geheel verwoest, bet gebouwencomplex Siilte is intact gebleven . 3) Lib. de ref ., p . 408 seq .
80
geest in het convent waren ongunstig . Johannes Driborch was er praepositus . ') In overleg met de domproost van Hildesheim, Eckart (of Eghard) von Hahnensee, die het hervormingswerk steeds voortreffelijk heeft ondersteund, waren Godfried van Tiel en Joh. Busch op weg gegaan en met hen twee afgevaardigden van de domproost, n .l. Johannes van Meissen (of Joh . Carstiken) en heer Siegfried van Rossingen, scholasticus aan de dom to Hildesheim . In het kapittelhuis van het St . Bartholomeus-klooster kwamen de bezoekers en, het convent bijeen . De suffragaan hield een rede in het latijn en daarna vroegen prior Godfried en Job . Busch aan de kloosterlingen of ze zich wilden hervormen . Na gemeenschappelijk overleg werd besloten dat men eerst met de kapittelheren van de Dom in Hildesheim zou spreken . Men zou zich houden aan het advies van de bisschop en zijn kapittel . Allen stemden met deze voorlopige afspraak in en er werd geregeld wanneer men zou compareren. De bijeenkomst werd gehouden en het Hildesheimse kapittel gaf bij monde van de senior heer Johan van Zwichel het verlangen to kennen dat het klooster zich zou hervormen en een of twee broeders zou opnemen voor leiding en instructie en dat enkele van de broeders in Sulta naar goede kloosters gezonden zouden worden om zich to laten onderrichten . Aan Joh . Busch werd opgedragen om to Sulta zijn intrek to nernen en de plannen ten uitvoer to brengen . Zo ging broeder Busch omstreeks 20 Augustus 1439 op pad, vol goede moed, 2) hoewel in de buurt van Hildesheim de pest woedde en een niet al to vriendelijke ontvangst in het klooster verwacht icon worden . In de avond klopte hij aan de poort van het klooster aan . De proost Joh . Driborch ontving hem tamelijk
I) In 1435 had hij met nog enige praepositi besloten zich to verdedigen tegen de Windesheimers en de besluiten van het concilie van Bazel over de reformatie, Leibniz, Script . Brunsuic ., II, p . 488 . 2) Lib. de ref ., p . 411, ,mihi autem crevit cor in ventre" .
81
welwillend, echter in de keuken . Nauwelijks gezeten kon hij zich enigszins een voorstelling maken van hetgeen hier opgeruimd moest worden . De priester Albertus Bonsdorp trad binnen en zeide dat de broeders juist uit de stad waren teruggekeerd en zich bedronken hadden . Zij zaten nu voor de kerk in het z.g. paradijs . Doch de stemming was niet al to paradijsachtig en de priester waarschuwde Busch zich niet to vertonen, daar hij dan zeker vermoord zou worden . Daarom wees de prepositus hem een slaapplaats . aan in de eel van broeder Johan Engelken, die van goeden wilie was . Een bed voor Busch was er niet en hij heeft de nacht doorgebracht op een kist die er stond . De volgende ochtend kwam een officiaal van de bisschop van Hildesheim en de kanunnik Borchard van Hardenberg . Zij stelden Busch aan het convent voor als degeen die hen zou onderrichten in observantie van de regel . Aldus gedwongen heeft het klooster hem opgenomen . Een week lang heeft Busch, zonder een woord to spreken, toegezien hoe het in Sulta toeging eni het bleek hem dat er geeii spoor van regel en discipline to vinden was . Onder de kerkelijke getijden zat de een, een ander stond en een derde wandelde heen en weer . leder deed wat hem goeddacht . Aan tafel, waar men gezellig tegenover elkaar, zat, heerste geen orde . Onder 't eten zat men genoegelijk to praten over dingen die met het klocsterleven niets uit to staan hadden . Toen de week zo verlopen was riep hij daarom het convent bijeen, zeide zijn mening omtrent hetgeen er verkeerd was en gaf aanwijzingen over de veranderingen en verbeteringen die aangebracht moesten worden . Langzaam aan, successievelijk, voerde hij de Windesheimse gewoonten in . Aangezien hij niet met gestrengheid optrad doch met welwillendheid, was er geen openlijk verzet en gehoorzaamden de kloosterlingen schoorvoetend, althans als Busch in hun onmiddellijke nabijheid was . 1) 1) Die gehoorzaamheid werd hoofdzakelijk ingegeven uit angst voor de autoriteiten to Hildesheim . Hun antwoord aan Busch, die hun mede-
82
Hij zag spoedig in dat hij het alleen niet of kon en vroeg, met aanbevelingsbrieven van de bisschop, aan het klooster van augustijner kanunniken to Riechenberg, 1 ) behorende tot de Windesheimse Congregatie om twee flinke broeders . Dit werd hem toegestaan en de broeders Herman Lau en Joh . Bodiker (oorspronkelijk geprofest in Georgenberg bij Goslar) werden hem als assistenten toegevoegd . Zij bleken zeer goed to voldoen . Daarom benoemde Busch br . Herman Lau weldra tot procurator en Joh . Bodiker tot prior ; hij heeft met bizonder veel lof over hun werkzaamheden gesproken . Aan het hoofd van alles stond echter nog steeds de praepositus ,Joh . Driborch, een oud man, die hoogstens enige goede wil betoonde, doch ,minime reformatus", weinig van de ware geest doordrongen was . Driborch, die zich zijn scheve positie wei bewust was, had reeds enkele malen de wens to kennen gegeven om of to treden. De bisschop van Hildesheim had, evenals heer Eckart van Hahnensee, zijn instemming hiermede reeds laten blijken . Daarom overlegde Busch met de dichtstbijwonende Windesheimse prioren, Godfried van Tiel to Wittenburg en Hendrik Cremer to Riechenberg, over de vraag wie men voor deze functie zou voorstellen . 2 ) Busch had de aandacht op Herman Lau gevestigd, doch de andere prioren stonden er nadrukkelijk op dat Johannes Busch zelf de hoogste leiding in het klooster op zich zou nemen . Hij stond er eerst afwjjzend tegenover, doch op hun aandringen gaf hij tenslotte toe . Op 2 Februari 1440 werd in het raadhuis to Hildesheim een plechtige zitting gehouden, waar Johannes Driborch in de hand van bisschop Magnus resigneerde en aan Joh . Busch de
werking had gevraagd, luidde : ,Dicatis vos nobis, que observare debemus, et libenter audiemus . Dimittatis nobis dominos nostros de collo nostro". ., p. 412 . Lib. de ref 1) Zie over dit klooster de lit . bij Hoogeweg, t . a . j ., S . 113, en Acquoy, Kl . Windesheim, III, bldz . 86. Toen Busch aanklopte om hulp was Hendrik Cremer, profes van Agnietenberg, er prior . s) Lib. de ref ., p. 419, 420 .
83
praeposituur wend opgedragen . ') De bisschop beloofde daarbij al zijn medewerking om to bevorderen dat het klooster in het Windesheimse kapittel geincorporeerd zou worden . Na afloop van de bijeenkomst trok Busch naar Sulta en hier hadden de eigenlijke inwijdingsplechtigheden plaats, zoals de statuten het voorschreven . Een bijkomstigheid willen wij hier nog mededelen, omdat het een blik geeft op de destijds heersende toestanden . Na de benoeming werd de rekening gepresenteerd . De bisschop vroeg 15 rijnse guldens. Busch gaf to kennen dat hij volstrekt Been geld voor zijn confirmatie wilde geven, aangezien hij dan simonie bedreef . Toen de Hildesheimse bisschop dit vernam, zei hij : ,ik ben niet heiliger dan de paus, aan wie ik voor mijn confirmatie tot bisschop meer dan driehonderd ducaten heb gezonden . En die proost van Sulta meent zeker dat de praeposituur hem gratis geschonken wordt!" Het gerucht ging dat de bisschop de koeien van het klooster zou roven, want hij wilde er 'Loch iets voor hebben . Het bleef bij geruchten ; later hoorde Busch dat iemand, die de reformatie zeer welgezind was, het bedrag had betaald . Met enkele van de oorspronkelijke broeders uit Sulta heeft hij het niet gemakkelijk gehad . In bet begin probeerde hij een tweetal in naburige kloosters, behorende tot de Windesheimse Congregatie ter onderwijzing op to laten nemen . Doch de posing mislukte omdat de broeders ontvluchtten . Dezelfde twee, met vier anderen, veroorzaakten nog meer last . Zij hadden van de Hildesheimse bisschop en de oude praepositus vergunning gekregen om buiten het klooster to mogen verblijven . Ze zouden priesterlijk levenn en na verloop van tijd in Sulta terug .keren: de eerste na twee jaren en tenslotte de laatste over 8 of 10 jaar . Busch had er na lang beraad eveneens mee
1)
84
Zo ook : Leibniz, Scrif.t . Brunsvic ., II, p. 971, Catalogus praepositorum „Johannes IV, condictus Buschius, in Windesern professes, primes Canonicae hujus reformatus Praepositus electus anno 1440, in Festo Purificationis B . Mariae semper Virginis" .
ingestemd. De broeders hielden zich waarschijnlijk niet aan de afgesproken levenswijze, werden althans wegens ongehoorzaamheid uit de diocese Hildesheim verbannen . In den vreemde kregen ze heimwee naar bet oude klooster en beloofden de bisschop 40 rijnse guldens als ze mochten terugkeren . Deze ging op bet voorstel in, zodat Busch, inmiddels praepositus geworden, de zes broeders weer terug zou krijgen . Het zou to ver voeren al de bizonderheden van deze affaire to vermelden, samenvattend kunnen we zeggen dat hij er zich op resolute wijze tegen verzet heeft . Hoewel er bijkans een soort belegering van bet klooster plaats vond en grote consternatie werd veroorzaakt, wist Busch op slimme wijze de moeilijkheden uit de weg to ruimen. 1) In bet klooster belaagden andere broeders onze Busch . Verschillende malen werden zelfs aanslagen op zijn leven beraamd of stond een broeder dreigend met geopend mes voor hem, acties waaraan hij echter steeds ontkwam . Het blijkt duidelijk hoe groot de verruwing en bet vernal was en welk een krachtig persoonlijkheid men moest zijn om to trachten hier orde to scheppen . Niettegensta.ande al de moeilijkheden, was in bet klooster to Sulta de geest aanmerkelijk verbeterd en waren de Windesheimse gewoonten ingevoerd . Zo heeft Busch aldaar verschillende clerici in de orde opgenomen : bet waren mannen die een sieraad voor bet klooster zijn geworden en belar_grijke functies hebben bekleed, o.a. Barthold Semeyer, later prior in Sulta ; Johannis Olzinc, die 15 jaar procurator is geweest en 6 jaar plebaan in de kerk van Luhnde ; Bartold Eyke, die gedurende 20 jaar subprior in Sulta en daarna prior to Wittenburg is geweest. De officiele aansluiting van bet klooster to Sulta bij de Windesheimse Congregatie is ook door Busch tot stand gebracht .
1)
Volgens een schrijven van b . Magnus, d.d . 13 Januari 1443, werd aan de uitgeweken kanunniken de terugkeer verboden, Doebner, Hildesh. Urk. Buch, IV, nr. 478, S. 426 .
85
Reeds in het eerste jaar van zijn praeposituur, dus in 1440, had hij hiertoe pogingen in het werk gesteld . Inplaats van een generaal kapittel werd dat jaar wegens politieke omstandigheden, naar het schijnt nog altijd van het Utrechtse schisma, een colloquium gehouden to Gaesdonc en hier bepleitte Busch de aansluiting . Als voorwaarde werd echter gesteld, dat de functie van praepositus, in Sulta gebruikelijk, zou worden veranderd in een prioraat, zoals de Windesheimse statuten dit verlangden. Eveneens moest men van het aartsdiaconaat, want ook dit werd door Sulta waargenomen, afzien . De bisschop van Hildesheim wilde tot deze verandering niet voetstoots overgaan en eerst na enige jaren is een regeling bereikt . t ) Busch kreeg van het Windesheimse generale kapittel gedaan dat hij in het gebied van Munster tot Windesheim prior genoemd zou worden en in Saksen en omgeving praepositus. De incorporatie werd met terugwerkende kracht verleend, n.l. gerekend van de dag waarop Busch de praeposituur had aangenomen . De voortdurend werkzame natuur van onze reformator liet zich niet beperken tot bemoeiingen voor het klooster waar hij thans zijn verblijf hield, doch ook andere kloosters trokken zijn belangstelling . Daar was het nonnenklooster van Maria Magdalena de penitentia, 2) gelegen dicht bij de stad Hildesheim . Hier heerste 1)
De Decreta cajntulorum generalium Congregations Windesernensis compilata a D. Martin Schouben, in de Koninkl. Bibliotheek to 's-Gravenhage, (sign . 133 - C2) vermelden onder 1441, fol . 30 : ,Commissum eat visitatoribus Saxonia quod deposita Praepositura et Archi Diaconatu domus S . Bartholomaei in Sulta, ac sufficienti cautione de impetitione antiquorum foris existentium possunt earn assumere et nisi alie impedimenta merito capitulo referenda intervenerint" . In 1442, fol. 21 : ,consessum eat Fratribus in Sulta ut Generali Capitulo incorporentur". Over het aartsdiaconaat vernemen we verder weinig . iberdies Slechts bij Liintzel, a . a . 0., S . 426, vond ik de opmerking : ,s . . Magnus) dem Stifte, das Archidiakonat zu vertauschen" gestattete er (b
2)
Lit . bij Hoogeweg, a . a . 0., S. 65. Het eerste verzoek kwam van praep . Herman, die door de pest was aangegrepen en op zijn sterfbed lag . Zijn opvolger Albertus Loppenstede ondersteunde het gedane verzoek . Lib. ., p . 577. de ref
86
een goede kloostergeest . Niettegenstaande dit, wilde de praepositus evenals de priores en de kloosterzusters, dat Busch hen zou reformeren . Vrouwe Hildegonda von Hahnensee, de zuster van de reeds eerder genoemde hervormingsgezinde Eckart von Hahnensee, was priores . In 1440 werd ermede begonnen . Godfried van Tiel en Busch gingen eerst op onderzoek uit . Daarna zijn de eigenlijke Windesheimse gebruiken door Busch, tesamen met Joh . Bodiker uit Sulta, ingevoerd . Hij had geen alreeds onderrichte zusters nodig om de nieuwe gewoonten in to voeren . En dat de geest goed was en bleef, blijkt hieruit, dat bij de reformatie van andere nonnenkloosters (b.v. in Heiningen, in Stederborch, in Franckenberg, in Maagdeburg), de hulp ingeroepen werd van enkele zusters uit dit klooster . Het contact bleef jaren bewaard, doordat een ongeschikte biechtvader zijn ontslag aanbood en de functie overdroeg aan de broeders in Sulta. Busch heeft deze geestelijke verzorging er dikwijls uitgeoefend en getuigt dat gedurende zijn leven het klooster steeds in goede staat is gebleven . Een lastiger opgave was de reformatie van het augustijner nonnenklooster to Derneburg, 1 ) op twee mijl afstand van Sulta . De opdracht dit klooster to hervormen kwam van de Hildesheimse bisschop en zijn kapittel ; tot dit doel werden Joh . Busch, heer Borchard van Hardenberg, canonicus, en heer Roland, officiaal van de bisschoppelijke curie, daarheen gezonden. De zusters deden uiterlijk wel iets aan het kloosterleven, ze droegen b .v. kloosterkleding en hielden met enig ceremonieel de koordienst, ook werd een zekere tucht gehandhaafd. Doch verder diende dit klooster als een inrichting waar Hildesheimse dames hun leven konden doorbrengen ; ieder had haar eigen bezittingen en zij kregen van de priores, als ze dit vroegen, vergunning om korter of longer tijd buiten het klooster to mogen verblijven . De eerste maatregel die Busch nam, was het invoeren van
1)
Lib. de ref ., p. 588 seq . ; Hoogeweg, a. a. 0., S . 27 .
87
een gemeenschappelijke levenswijze en het opheffen van het privaat bezit . Daarna werd door een schikking van de tafels ervoor gezorgd, dat de voorwaarden voor ordelijke maaltijden in de refter werden geschapen . In het koor leerde hij hair de verschillende handelingen van buigen, zitten, staan, zingen en andere ceremonien . Ook bet strafkapittel werd gehouden en daarna de biecht, waarvoor de zusters grote vrees hadden . De legende had zich reeds van Busch' hervormingsmethoden meester gemaakt en overal in Hildesheim dichtte men hem de merkwaardigste strafmaatregelen toe . Spoedig wist hij ze to overtuigen, dat zij voor zijn gestrengheid niet beangst behoefden to zijn en nadat hij eenmaal de biecht had gehoord kwamen zij gaarne . Met grote kracht is de reformatie niet doorgevoerd ; zo werd er geen gebruik gemaakt van zusters uit goede kloosters . Na de ingevoerde veranderingen heeft Busch drie jaar lang (1440-1443) de taak van biechtvader waargenomen en aldus getracht de ingestelde hervorming to bewaren en de geest to verbeteren ; blijvend gevolg heeft hij evenwel niet kunnen bereiken . Dat hem de steeds terugkerende rein van twee mijl naar Derneburg, die hij lopend moest afleggen, vermoeide, willen wij gaarne geloven en toch was de bestede moeite to gering . Hier komt aan de dag wat in het verder verloop meer opgemerkt moet worden : Busch nam to veel hooi op de work . Het arbeidsveld was to groot, er moest to veel verbeterd worden, daardoor werd zijn kracht versnipperd . Het gevolg was, dat niet alle kloosters op de door Busch aangewezen goede weg zijn gebleven . Wanneer de leidinggevende figuur elders bezig was, verslapte de geest opnieuw . Busch bemerkte alras dat de goede wil bij de nonnen van Derneburg ontbrak en hij maakte in het klooster soms merkwaardige belevenissen mee . Eens hield hij inspectie van de kelders der zusters, vermoedende dat zij er eigen proviand etc . op na hielden . Op zeker ogenblik, toen hij afgedaald was - een zustertje had hem heel vriendelijk voor laten gaan - werden de kelderluiken boven hem gesloten en de zuster posteerde zich er op, 88
zodat Busch gevangen zat . Een critieke situatie! Gelukkig kon de frater, die hij als reisgenoot bij zich had, hem na enige tijd bevrijden . Voortaan liet hij in dergelijke gevallen eerst twee of drie zusters voorgaan, daarna volgde hij zelf . I ) De kloosterbewoonsters zagen ook kans, haar verwanten door minderwaardige manipulaties tegen Busch op to stoken ; eenmaal werd hij zelfs door een driftig heerschap met een groot mes bedreigd, doch onze reformator kwam er heelhuids af . Nadat onder deze moeilijke omstandigheden zijn bemoeiingen drie jaar hadden geduurd, kwam plotseling een wending die geen van alien had verwacht . De kloosterzusters deden het verzoek aan bisschop Magnus en heer Eckart om van Busch en zijn broeders bevrijd to worden . Hoewel daar van 's bisschops zijde eerst niet voor gevoeld werd, benoemde hij na lange bespreking een andere biechtvader en reformator Hendrik Barnten, abt van het cistercienser klooster to Marienrode . 2) Het moet gezegd worden, deze sing doortastender dan Busch to werk en benoemde dadelijk tot priores een zuster van zijn orde uit het klooster Woltingerode. Dit bl( .Tk nog Been voldoende resultaat to hebben en nu werd op zeer drastische wijze ingegrepen. Met medewerking en onder leiding van de bisschop en zijn hose functionarissen verscheen op zekere nacht voor de poort van het klooster Derneburg een aantal met paarden bespannen wagens en de nodige manschappen . De zusters werden onmiddellijk uit hair bed in het koor geroepen en daar werd haar in het kort medegedeeld dat zij, aangezien zij zich niet wilden hervormen, zich terstond in de gereedstaande wagens moesten begeven en weggevoerd zout) ,Una Bola precedens non mihi sufficiebat, ne cum una sola ad tempus . me recluderent dicentes super me, que non cogitassem ." Lib . de ref ., p . 593. 2) Hetzelfde verhaal geeft het Chronicon Monasterii Marienrode, van Henricus de Bernten, in : Leibniz, Script . Brunsuic ., p . 453 : „Et factum est post
haec, quod dominus poster Magnus Episcopus Hildesemensis voluit reformare monastorium Derneborg . Cumque pluries per suos Praelatos tam religiosos, quam seculares, moniales ipsas frequentius visitasset, nihil in eis profecit, quia manum medentium a se repulerunt" etc .
89
den worden naar verschillende andere kloosters . Daar zouden zij haar leven kunnen verbeteren en de kloosterregels beter kunnen onderhouden . Van de gebeden, het geschrei en de beloften tot beterschap die nu allerwege opklonken, trok men zich niets aan en onder grote consternatie werden de zusters in nachtgewaad weggevoerd . Het klooster to Derneburg werd daarop bevolkt met cistercienser nonnen uit Woltingerode . ' ) De vrienden en bekenden van de weggevoerde zusters zagen thans in dat zij, achteraf beschouwd, beter hadden gedaan, met Busch vriendelijk to bejegenen en to helpen . Zij gingen thans bij hem raad vragen en verzochten of hij Been moeite wilde doen om verandering to brengen in de door de bisschop genomen besluiten . Busch liet zich overhalen en is, samen met de prioren van Riechenberg, Wittenburg en Volkerdinghausen, op audientie gegaan bij het Hildesheimse kapittel. Hij was de woordvoerder en vroeg of de zusters weer naar haar klooster mochten terugkeren, daar er ernstige beloften gegeven waren van verbetering en gehoorzaamheid . Doch goede woorden mochten niet baten, het besluit bleef onverbiddelijk gehandhaafd en daarmee waren ook Busch' bemoeienissen met dit klooster (die niet tot zijn vruchtbaarste behoren), afgelopen . Hij zag overigens met welgevallen, dat de cistercienser nonnen zuiver leefden en getuigt : „et moniales in grisea veste sepe tam pulchras animas habent quam in alba veste" . Omstreeks het jaar 1442 heeft hij getracht, het klooster to Hilvartshausen to reformeren, wat slechts gedeeltelijk is gelukt . Tijdens het uitvoeren van zijn opdracht vertoefde hij in het bekende benedictijner klooster Bursfeld. 2) Een ander klooster in de buurt van Hildesheim, aan welks 1 ) Met betrekking op zich zelf gaf Busch de volgende naieve beschouwing : ,,Frequenter vero id sum expertus, qui personam mean sine rationabili causa repulerunt seu deiicere tentaverunt, quod deus dominus noster graviter id postmodum in illos vindicavit" . Lib . de ref ., p . 594.
2) Lib. de ref ., p . 521 ; Grote, a . a . 0., S . 237 .
90
reformatie Busch medewerking heeft verleend, was dat van benedictijner nonnen to Escherde 1 ) (op een mijl afstand van Hildesheim gelegen) . De oorspronkelijke opdracht om als biechtvader v66r de electie van een priores op to treden, werd gegeven door bisschop Magnus, omstreeks 1446 . De zusters waren door Busch' komst aanvankelijk hevig verschrikt en durfden niet bij hem biechten . Het fabeltje over zijn streng optreden was overal verspreid, hij word blijkbaar in Hildesheim en omgeving ten zeerste gevreesd . Doch met een gemoedelijk woord van Busch en een grapie van de praepositus kwamen de zusters ter biecht . Toen Busch na afloop aan een van de zusters vroeg of hij nu werkelijk zo streng was, antwoordde zij hem : „Tam habetis mel in ore!" Na de verkiezing van een priores onderwierpen de zusters zich van ganser harte aan de hervorming . Samen met broeder Hendrik Emmen, ook uit Sulta, is Busch, er enige tijd gebleven en heeft er de Windesheimse gewoonten ingevoerd, strafkapittel gehouden, enz . Het klooster bleef in goede orde . Busch en zijn opvolger in Sulta zijn er gedurende ruim twee jaar als reformatoren en confessoren werkzaam geweest, daarna kwam het klooster onder de hoede van het hervormde benedictijner klooster St . Michaelis, waar het vanaf de stichting eigenlijk onder behoorde . Jaarlijkse visitaties heeft Busch ongetwijfeld in reeds tot de Windesheimse Congregatie behorende kloosters voortdurend verricht . Terloops vernemen we daarvan iets betreffende het klooster Riechenberg, waar hij samen met prior Godfried vertoefde . 2) Een enkele keer bracht een kerkelijk-politieke verwikkeling in Sulta beroering . Er was tussen de monniken van Marienrode en de stad Hildesheim een kwestie ontstaan over de ontvreemding van bouwmaterialen en verwoesting van landerijen ; het was het droevige gevolg van de reformatie van Derneburg . 1) Lit. bij Hoogeweg, a . a . 0 ., S . 34 .. 2) Lib . de ref., p . 483.
91
De bewoners van Marienrode kregen gedaan, dat het interdict op de stad werd gelegd . Men trok zich in Hildesheim niets van deze beslissing aan en de kerkdiensten gingen door met open deuren en volledige zang . Sulta hield zich wel aan het interdict, tegen de zin van het stadsbestuur en de hoge autoriteiten . Hoewel Busch en het klooster op hun beurt bedreigd werden met excommunicatie en een boete van 400 gulden, bleven zij strikt gehoorzamen aan de kerkelijke voorschriften bij interdict . Busch betuigde dat hij zich liever liet ophangen of verbranden dan een doodzonde to begaan . De heren to Hildesheim waren evenwel soepel en dreven de zaak niet op de spits en Busch wist met de nodige omzichtigheid de klippen to omzeilen. t ) Het interdict duurde van Epiphanias 1444 tot 20 Nov. 1445 ; het onderzoek had uitgemaakt : „nec esse nec fuisse interdictum"! . Ten opzichte van de Broederschap des gemenen !evens heeft Busch zich in Hildesheim verdienstelijk kunnen maken en cen steentje bijgedragen tot de opbouw daarvan in deze streek . Niet alleen lanes de kanalen van de Windesheimse Congregatie was de Moderne Devotie buiten de grenzen van het bisdom Utrecht geleid, doch ook de Broeders des gemenen levens hadden zich als dragers van Geert Groote's gedachten allengs wijd verspreid . L) In Hildesheim had een zekere Godfried, clericus uit het huis to Herford een begin met het gemeenschappelijke leven gemaakt . Enkele godvruchtige mannen sloten zich aaneen . Toen zij een eigen tehuis vestigden, kwamen er moeilijkheden met
1) Voor niet-ingewijden was er de schijn dat het interdict niet werd opgevolgd : ,Manifeste autem non repugnavimus contra cives, sed tamen cautelose omnia fecimus, ut et mandatis apostolicis pareremus et contra cives non insurgeremus cum monachis (de Marienrode) repugnando ." Lib . de ref., p . 428. 2) Over hen Barnikol, a . a . 0 . ; uitvoerig : R . Doebner, Annalen and Ahten der Briider des gemeinsamen Lebens im Liichtenhofe zu Hildesheim, Hannover and Leipzig 1903 ; W Bruggeboes, Die Fraterherren im Liichtenhof zu Hildesheim, Hildesheim 1939 (phil . diss .)
92
de raad van Hildesheim . Daarom werd ten huize van een kanunnik, Joh . Westphalen, zo goed en zo kwaad het sing, het broederschapsleven ingesteld . Bernard van Buderick was de rector ; de canonieke uren en missen werden gelezen en met schrijfwerk werd in het onderhoud voorzien . De andere rectoren van dit rayon waren echter over de toestand niet tevreden en op een colloquium werd besloten, dat de broeders to Hildesheim, indien zij voor de komende visitatie Been eigen tehuis bezaten, naar hun oorspronkelijk fraterhuis in Herford moesten terugkeren . Bernard van Buderick begreep, dat aan deze voorwaarde in zo korte tijd niet voldaan kon worden en hij riep de hulp in van de praepositus to Sulta (die ook de regeling van de visitatie had) . Hij vond bij deze een gewillig oor : ,Profectus vester est profectus meus, ita sumus uniti in caritate" . Samen zijn daarop Busch en rector Bernard heengegaan naar de rector die de verantwoordelijkheid droeg over de huizen in de diocese en Busch kreeg gedaan dat een jaar uitstel werd verleend om to trachten in Hildesheim een eigen tehuis voor de Broeders to verkrijgen . Hoe zij precies to werk zijn gegaan en welke de bemoeiingen van Busch zijn geweest weten wij niet, doch wel staat het feit vast, dat de fraterheren hun eigen huis kregen . In 1444 werd een gebouw aangekocht van de domvicarissen, het z .g. Luchtenhof (zo genoemd, omdat men als servituut jaarlijks twee waskaarsen voor de dom moest leveren) . Van belang voor de kloosterreformatie in Nedersaksen is dit fraterhuis geweest, omdat het zoveel koorboeken leverde die nieuw ingevoerd werden in de hervormde kloosters . Uit Busch' bekendheid met de productiecijfers molten we opmaken dat hij zelf de nodige missalen, antiphonarien etc . uit deze instelling betrok . Dit broederhuis werkte mede aan de verdere reformatie, doordat een van de leden, Johannes Loef, op instigatie van Busch, rector en biechtvader werd in de vrouwenkloosters to Eldagsen, Lemgo, Herford en Detmold . 93
Blijkbaar was er een goede samenwerking tussen Busch en de Broeders des gemenen levens in deze streek, want hij nam soms zelfs deel aan de jaarlijkse besprekingen der Broeders to Munster en trad voor hen als visitator op, b .v. in het Broederhuis to Herford . Ziehier een overzicht van Busch' werkzaamheden en belevenissen, in Hildesheim en omgeving. Zijn reformatie-pogingen strekten zich gedurende dit tijdvak ook uit naar het bisdom Maagdeburg . Daar werd hem de weg geopend tot een nog voornamer functie, waardoor een nieuw hoofdstuk aan zijn leven zou worden toegevoegd .
94
V.
ZIJN VERBLIJF TE NEUWERK
Reeds een oppervlakkige kennisname van de toestanden in het aartsbisdom Maagdeburg leert, dat het met de kerkelijke toestanden droevig gesteld was . Vooral onder aartsbisschop Gunther 11 (1403-1445) was het bederf diep doorgedrongen . De kronieken uit die tijd zijn het er alle over eens dat deze prelaat de belangen van het bisdom schandelijk heeft verwaarloosd . Gunther was een oorlogszuchtig heer, die zich weinig om geestelijke zaken bekommerde . Wanneer hij in zijn bisschoppelijke functie de dom bezocht, verscheen hij in wereldlijke kledij en niet in geestelijk gewaad . Kerkelijke werkzaamheden werden door een wijbisschop vervuld . Het geeft geen hoge dunk van deze prelaat wanneer men verneemt, dat hij pas in zijn 34ste regeringsjaar zijn eerste mis heeft gelezen . Geen wonder, dat ook bij de lagere geestelijkheid verwording optrad . Schulze-Gallera zest : ,het religieuze gemeenschapsleven was opgeheven; koorheren, monniken en nonnen leefden op zichzelf in 't klooster, ieder voor zich, ieder naar eigen inzjcht . Men kwam en ging gelijk men het zelf beliefde ; wereldlijke kleding werd mode, werelds genoegen de hoofdzaak" . t )
1)
Siegmar Baron von Schulze-Gallera, Das mittelalterliche Halle, II, Halle 1925, S . 281 . De gegevens voor dit hoofdstuk moeten hoofdzakelijk gezocht worden in de soma wel breedsprakige doch in wezen oppervlakkige berichten van Joh . Busch in het Liber de reformatione . Een zijdelingse belichting vindt men in het hier genoemde werk van Schulze-Gallera, waar ook de beschrijving is to vinden over de meeste in dit hoofdstuk genoemde kloosters van Halle en omgeving.
95
Gunther's opvolger, Frederik III graaf van Beichlingen, is daarentegen een van de beste bisschoppen van Maagdeburg geweest en heeft veel moeite gedaan om bet verval to keren, doch niettegenstaande alle ambitie en hulp van goedwillende elementen was het onmogelijk de diep doordrongen misstanden onmiddellijk to verbeteren . Tijdens het bewind van deze bisschoppen valt de werkzaamheid van Busch in deze streek en wij zullen in de loop van het verhaal nog dikwijls gelegenheid krijgen de aandacht to vestigen op concrete gevallen van bederf en pogingen tot verbetering in het bisdom Maagdeburg. In 1442 kwam een verzoek van aartsbisschop Gunther von Schwarzenberg, gericht tot de praepositus van Sulta en de prior Hendrik Cremer in Riechenberg, om het praemonstratenser klooster B . Mariae in Maagdeburg to willen reformeren . 1 ) Samen zijn zij op reis gegaan om een onderzoek in to stellen en namen to Maagdeburg hun intrek in het klooster van augustijner heremieten, dat gunstig bekend stond . De aartsbisschop had evenwel de pogingen om het praemonstr . klooster to hervormen verkeerd aangevat, waardoor de ganse opzet, voorlopig althans, mislukte . Hij had de prior, die niet gezind was tot reformatie, laten inkerkeren en hierdcor een storm van verontwaardiging in de stad Maagdeburg ontketend, waaruit ernstige complicaties hadden kunnen voortkomen . De aartsbisschop bond in, liet de prior in zijn eer herstellen en het is voor de hand liggend dat er vooreerst geen sprake van reformatie kon zijn, opdat niet opnieuw de onrust zou oplaaien . De beide reformatoren kwamen op dit ongeschikte ogenblik aan . Toch is hun reis niet tevergeefs geweest ; zij ontmoetten in Maagdeburg magister Hendrik Take 2 ) en doctor Hendrik Psalterii, twee mannen die een verbetering van het gods1) Lib . de ref., p . 505 seq . 2) Deze Take (of Toke) heeft o .a. in bet plat-duits vertaald bet bekende ,,och, eeuwig is zo lang" van pater Brugman . Uitgeg . in de gestencilde catalogus van Geert Groote's werken door Zr . C. Feugen, Nijmegen .
96
dienstige leven ten zeerste voorstonden . Zij hadden de aartsbisschop geadviseerd zich tot de Windesheimers to wenden . Thans, bij de mondelinge bespreking, drongen zij er bij de reformatoren op aan, ook in de verder gelegen streken de hervorming ter hand to nemen en hun visitaties uit to strekken tot Thuringen, Meissen en Erfurt. Voorlopig ging dit niet, later heeft Busch er inderdaad kunnen arbeiden . Behalve het klooster to Maagdeburg hadden zij nog meer op het programma staan . Het Petersklooster in Monte Sereno (Lauterberg) bij Halle had aan Sulta laten weten, dat men gaarne visitatoren zou ontvangen, opdat het klooster in de Windesheimse Congregatie kon worden opgenomen. Busch had aan Hendrik Cremer voorgesteld, het onderzoek gezamenlijk ter hand to nemen, hetgeen nu op hun Maagdeburgse reis geschiedde . De genoemde Hendrik Take en Hendrik Psalterii zijn meegegaan . De berichten, die Busch over Lauterberg vermeldt, zijn zeer schaars. Wij worden gewaar, dat zij er gedurende 4 jaren als visitatoren enkele dagen doorbrachten en dat het klooster vergoeding voor reiskosten beloofde en schadeloosstelling indien ze door rovers werden geplunderd . De visitatie heeft geen voldoende uitwerking gehad, zelfs de beloofde onkostenvergoeding bleef uit. Enkel het laatste jaar ontvingen ze een kleinigheid . Een gewichtig moment was het, toen de reformatoren werden uitgenodigd voor een bezoek aan aartsbisschop Gunther.') Hij ontving hen op zijn slot Giebichenstein bij Halle zeer vriendelijk en nodigde hen zelfs tot het prandium . Bij de bespreking kregen zij, mede op aanraden van Take en Psalterii, opdracht de kloosters Novum Opus en St . Mauricius to Halle, beide behorende tot de orde van augustijner kcorheren, to visiteren, waardoor grote perspectieven voor Busch' verdere levensloop zouden worden geopend . Het klooster Novum Opus of Neuwerk verkeerde in orde-
1)
Lib . de ref ., p . 465.
97
loze toestand . In de volksmond werd gezegd, dat niemand er praepositus kon worden tenzij hij voor zekere misdaden tweeof driemaal in de gevangenis had gezeten . Na de eerste visitatie zonden Busch en Cremer er de broeders Joh . Bodiker ult Sulta en Arnold van Gandersen uit Riechenberg heen, evenwel zonder voldoende resultaat . 1 ) In het klooster St. Mauricius heeft Busch samen met een zekere magister Stanislaus getracht, de Windesheimse gewoonten in to voeren, ook hier met onvoldoende uitwerking . 2) Busch' betrekkingen met het bisdom Maagdeburg bestonden gedurende 4 jaren uit het jaarlijks visiteren van de kloosters Monte Sereno, Novum Opus en St . Mauricius. Dit alles dus naast zijn prioraat in Sulta en de talrijke reformaties en visitaties in de omgeving van Hildesheim . Het geeft een blik op de grote werkkracht van onze reformator, al kan men zich niet aan de indruk onttrekken dat het to veel was om blijvende gevolgen to bewerkstelligen . Vooral de visitaties hadden betrekkelijk weinig zin . Meestal werd de bezoekende en onderzoekende afgevaardigde vriendelijk ontvangen en lieten de broeders zich van hun beste zijde zien, doch wanneer de visitator vertrokken was, bleef alles bij het oude . Er heerste bij de meeste kloosterlingen geen verlangen naar verbetering . Na de dood van aartsbisschop Gunther (t 1445) werd door zijn opvolger Frederik van Beichlingen de reformatie van de kloosters met nieuwe kracht ter hand genomen . Hij riep Johannes Busch en Hendrik Cremer om thans het praemonstratenser klooster B . Mariae (Lieve vrouwenklooster) in Maagdeburg to gaan hervormen . Gemakkelijk ging het hier niet . Bij aankomst van Busch en Cremer bleken bijna alle monniken gevlucht to zijn ; een oude zieke kloosterling, die onwillig was, en enkele novieten waren achtergebleven . Aartsbisschop Frederik wilde daarom het klooster omvormen tot een voor augustijner
1) Lib. de ref ., p . 433. 2) Ibid., p . 462 .
98
koorheren . Busch kon uit pieteitsoverwegingen hiermede niet instemmen . De stichter van de praemonstratenser orde . Norbertus, was in het klooster begraven en uit eerbied hiervoor dacht het hem beter geen zo ingrijpende veranderingen aan to brengen . Het heeft veel moeite gekost het klooster bevolkt to krijgen met praemonstratenser monniken ; enkele broeders uit het klooster Heiligenthal to Luneburg werden overgeplant naar Maagdeburg . De subprior van dit klooster, Conrad van Ulzen, een man, zeer geneigd tot verbetering van het kloosterleven, ging met Busch naar Sulta en werd er gedurende een jaar onderwezen ; daarna is hij samen met joh . Rehes, een bekend prediker, die zich sinds enige tijd had teruggetrokken in Sulta, naar Maagdeburg gezonden . Het aantal bewoners bleef to gering en Busch ontving het verzoek van de aartsbisschop, of hij tot praepositus geinstalleerd wilde worden om zo het klooster tot bloei to brengen . Dit was to veel gevraagd, hij dacht er niet aan de band met de Windesheimers to verbreken om tot een andere orde over to gaan. Wel bleef hij in het belang van het klooster doorwerken en vertoefde er enige tijd met enkele broeders uit Sulta en Wittenburg . Toen mag . Hendrik Take twee flinke broeders uit de praemonstratenser abdij to Wittewierum meebracht, achtte Busch de tijd gekomen om elders zijn krachten to beproeven. Langzamerhand was er reeds verbetering gekomen . Het Lievevrouwenklooster nam in bloei toe onder de nieuwe praepositus Everhard en heeft op zijn beurt weer andere kloosters hervormd, o .a. het klooster Gratia Dei bij Calbe, bet klooster St . Wibertus bij Quedlinburg, het cenobium Mildenfurt en nog andere . De nieuwe opgave, waartoe Busch door aartsbisschop Frederik werd geroepen, was de hervorming van bet reeds genoemde klooster Novum Opus . 1) De visitaties hadden, zoals
1)
Lib. de ref ., cap . XII, p. 432 aeq.
99
gezegd, weinig uitgewerkt, evenmin de korte instructie door enkele broeders uit goede kloosters . De hervorming zou op veel energieker wijze uitgevoerd moeten worden en dit geschiedde. Neuwerk, eigenlijk geheten monasterium B . Mariae, St. Johannis et St . Alexandri, was een belangrijk klooster ; ten tijde van Busch leefden er 300 geprofeste broeders . Het was gelegen tussen Halle en het slot Giebichenstein . De kerk had vier torens (zoals nog to zien is op het zegel van de praepositus). Het klooster is door kardinaal Albrecht opgeheven en in 1521 verwoest . De grote klok ervan hing voor de oorlog in de dom to Maagdeburg. Grote betekenis had Neuwerk omdat de praepositus als aartsdiaken heerste over een uitgestrekt gebied . (ongeveer 11 vierkante mijl), waartoe bijna 20 .000 zielen behoorden. ' ) Het was het grootste van de acht aartsdiaconaten in het aartsbisdom Maagdeburg . Het klooster bezat 8 landgoederen, meer dan 12 dorpen, 7 molens en een watermolenindustrie en had belangen bij een zoutziederij en enkele tollen . Het bezat het patronaatsrecht over 18 parochien en 7 kapellen . Verscheidene kerken in Halle waren bij het klooster geincorporeerd, o .a. de Gertraude kerk, de Lamberti-, Marie- en de Ulrichtskerk, de Pauli-, Aegidii- en Nicolaikapel, eveneens de Georgskerk in Glaucha, verder nog vele kerken in de Saalkreis . 2) In dit aanzienlijke klooster heeft Busch de reformatie met kracht ingezet. Hij wist enkele strubbelingen die er in de aanvang waren, to overwinnen en begon met de tactiek om op de plaatsen van onwillige functionarissen goed getrainde en vertrouwde broeders uit andere kloosters aan to stellen . Zelf hield hij, zonder een bepaalde functie, de leiding en het toezicht . 1) In 1121 bij de voltooiing (bet kl . was gesticht door b . Adelgott) werd reeds bet aartsdiaconaat verkregen . Oorspronkelijk bestond bet uit de gouw Neletici (met 2 aartspriesterzetels in Halle en Brachstedt), na 1331 werd de gouw Zitisi (met aartspriesterzetel to Zorbig er aan toegevoegd en de gouw Liusili (met aartspr.zetel to Gollmen), Schulze-Gallera, a . a . 0 ., I, S. 229 (hier ook een kaartje van bet gebied) . 2) Schulze-Gallera, a . a . 0., I, S . 230 ; K . Grube, Joh .
1 00
Busch, S . 100f.
Br. Rutger uit Wittenburg werd tot prior benoemd, br . Everhard Lochte uit Riechenberg tot subprior en scholasticus ; br. Johannes Winter, ook uit Riechenberg, werd tot vestiairius geordineerd . Br. Rutger, de nieuwe prior, verstond zijn taak en regeerde met ijzeren roede . De Windesheimse gewoonten werden ingevoerd,schoon niet zonder tegenwerking . Doch wanneer soms een van de oude bewoners zich bij de bisschop beklaagde, zoals de praepositus Nicolaas Spier het deed over de nieuwe zangwijze, dan was het antwocrd van Frederik zo krachtig, dat de onwillige met een : ,Reverendissime domine! Volo omnia libenter facere, sicut desideratis", afdroop . Langzaam groeide in Neuwerk een zuiverder geest, maar nog waren de nieuwgekomen broeders niet geheel tevreden over het resultaat. Zolang een praepositus aan het hoofd stond die tegen wil en dank mee moest doen, zou de sfeer nooit geheel goed worden. Daarom drongen zij er bij deze praepositus op aan dat hij vrijwillig zou resigneren . Inderdaad deed hij dit . Nu was de weg vrij om' cen flinke broeder aan het hoofd to stellen. Op advies van de leidinggevende broeders in Neuwerk werd Johannes Busch als de daarvoor aangewezen en meest geschikte persoon voorgedragen ; de aartsbisschop accepteerde deze keus en benoemde Busch. Van verschillende kanten werd er op aangedrongen dat hij de benoeming zou aanvaarden, hetgeen hij na enig beraad deed . Toch kon hij niet dadelijk van zijn taak en roeping in Sulta scheiden en terwijl hij praepositus in Neuwerk was, behield hij gedurende meer dan een jaar 't bestuur en de herderlijke zorg over Sulta . De confirmatie van Busch in zijn nieuwe functie vond plaats 1 Juni 1447. 1 ) Op plechtige wijze werd hij in Neuwerk geinthroniseerd . De meeste broeders bleven absent toen zij hun nieuwe praepositus gehoorzaamheid moesten beloven . Dit incident werd spoedig op resolute wijze opgelost, ze werden eenvoudig voor de keus gesteld : of gehoorzaamheid be-
')
Lib . de ref ., p. 432, 438 .
1 01
loven of vertrekken . De meesten hebben daarop toegegeven, slechts enkelen zijn vertrokken . Over de innerlijke toestanden in het klooster heeft Busch ons Been verdere bizonderheden gemeld, waaruit we wellicht mogen afleiden, dat de getroffen maatregelen tot een goed resultaat hebben gevoerd . Voor Busch was thans een nieuwe belangrijke periode begonnen ; hij was opgeklommen tot de hoogste kerkelijke waardigheid die hij ooit zou bereiken . Na de aartsbisschop was hij de voornaamste kerkelijke persoonlijkheid in 't Saalegebied . 1) Als aartsdiaken kwam hem de geestelijke rechtspraak toe 2 ) en droeg hij de verantwoordelijkheid over de vier diaconaten Halle (met minstens 28 parochies), Brachstadt (met 23 par .) Gollme en Zorbig (ieder 16 par .) Zeven jaar lang van 1447-1454 lag hier zijn arbeidsveld en kon hij er op grote schaal zijn hervormingsideeen toepassen. Toen hem gevraagd werd, wat hij in dit gebied zou doen, was zijn antwoord : ,Hie novum mundum facere intendo" . Uit dit woord blijkt, dat er toestanden heersten die dringend om verbetering vroegen . De feiten die Busch meedeelt, bewijzen dat dit inzicht juist is . Toch mogen wij ook hier het beeld niet to zwart kleuren . Het oordeel over de misstanden mag niet het gehele aanzien bepalen ; het goede, gewoonlijk niet zo spectaculair en daardoor dikwijls stilzwijgend voorbijgegaan, moet er mede in betrokken worden . De medewerking, die Busch van verschillende zijden ontving, zowel van hoge prelaten als van de lagere clerus, zijn benoeming op zich zelf, de wil tot verbetering en de gezonde toestanden die hij hier en daar aantrof, vormen de gunstige kant van de balans . Wij richten ons thans tot Busch' werkwijze in zijn nieuwe
1)
, Er schrieb sich wie andere machtige Pralaten : Wir von Gottes Gnaden", Schulze-Gallera, a . a. 0 ., S . 228.
2) Deze was tamelijk omvangrijk ; hiertoe behoorde o .a . : ketterij, simonie, godslastering, trouwbreuk, apostasie, muntvervalsing, tegennatuurlijke zonden, belastingwoeker, huwelijks- en testamentszaken, Schulze-Gallera, a . a . 0., S. 230 .
1 02
ambt en zullen zijn anecdotische verteltrant ook bier volgen . De verbetering van de geestelijke stand heeft hij ter hand genomen o.a. door het houden van synoden (zendgerichten) die sinds mensenheugenis nooit door de praepositus van Novum Opus in eigen persoon waren gepresideerd . Tijdens de eerste plechtige zitting in de Lievenvrouwenkerk to Halle verenigde Busch de priesters en hield een rede : ,,de statu vitae et moribus clericorum", waarin waarschijnlijk richtlijnen aangegeven werden voor een werkelijke vernieuwing van de clericale stand . 1 ) De gang van zaken nam een pijnlijke wending, toen Busch op zijn bekende ronde wijze aan de aartspriester vroeg, wat er op de synode behandeld moest worden. I)eze antwoordde, dat de fouten verbeterd behoorden to worden . Dan, zo stelde Busch voor, moeten die fouten hier bekend gemaakt worden, want ik ben God niet, die weet wat er voorgevallen is . Daarom moet een ieder van u hier naar het midden komen en zeggen : Domine, pater, dit of dat heb ik tegen de mandatenen statuten van mijn prelaten gedaan . Of de schuldigen moeten door anderen worden aangeklaagd . Geen van alien durfde iets to zeggen, bang dat een strafkapittel, zoals in het klooster gebruikelijk, zou volgen . Toen Busch aan de aartspriester vroeg hoe er dan gehandeld moest worden om misstanden to verbeteren verschoot deze van kleur en zweeg (Busch verdacht hem er van dat hij met een concubine samenleefde) . Doch een plebaan wist een goed antwoord to geven : tot dusver hadden zij de oude voorschriften gehad, de aartsdiaken had hun nieuwe statuten gegeven, welnu op een volgende synode kon iedere overtreder daarvan verbeterd worden . Hiermede was Busch tevreden en toonde daarmee een psychologisch juist inzicht to bezitten . Inderdaad hadden de priesters nu gelegenheid zich in to stellen op de nieuwe eisen . Jammer genoeg vermeldt Busch ons Been verdere resultaten van die
1)
Lib . de ref ., p. 440 . Van deze rede heb ik geen spoor meer kunnen vinden .
10 3
volgende synode. Het was echter zijn aard niet om de zaak bij het nude to laten en wij behoeven er niet aan to twijfelen of met zulk een krachtig reformator is het peil van de geestelijken gestegen. Op een andere synode, ergens in het aartsdiaconaat kwam uit, dat een priester niet goed op de hoogte was met de woorden van de misliturgie en ook de juiste toedracht niet begreep. Deze priester werd tijdelijk geschorst, totdat hij in Neuwerk op dit punt goed geinstrueerd was . Nauwlettend onderzocht en speurde Busch naar verkeerdheden onder de geestelijken en verbeterde ze gewoonlijk op een soepele doch doeltreffende wijze . Als het nodig was, kon hij ook straffere maatregelen toepassen . De grote fout waarin verschillende priesters waren vervallen en waartegen Busch m .oest optreden, was de overtreding van het kuisheidsgebod ; een overtreding die menselijk gesproken niet zo verschrikkelijk was en blijkbaar dikwijls door de gewone parochianen getolereerd werd, doch van de kerk nit bezien onduldbaar was . Wanneer de aartsdiaken gevallen bekend werden van priesters die in concubinaat leefden, ontbood hij ze, wist hen op cen of andere slimme wijze de waarheid to ontwringen en liet hen als straf boeteoefeningen houden . Toch leverde deze maatregel geen voldoende resultaat op, het kwaad zat to diep . Daarom vaardigde Busch een voor het gehele diaconaat geldende bepaling uit, die inhield, dat alle priesters hun huishoudster weg moesten zenden, daar anders straffen zouden volgen . Dit besluit gaf enige moeilijkheden . Uit het district Meissen kwam men melden dat twee of drie kerken door de priesters verlaten warm . Zij hidden, gevolg gevend aan het mandaat, hun concubines verkozen boven de kerkelijke roeping en waardigheid . De boodschapper, een soldaat, kwam zeggen, dat het beter was de plebanen hun vrouwen to laten en hun toch toestemming to seven de kerkdiensten to hervatten. Dit zou het minst kwade zijn! Busch kon natuurlijk niet in dit voorstel treden en de toestand bleef voorlopig zoals 104
hij was, totdat voorzieningen zouden worden getroffen . In Halle deden zich andere strubbelingen voor. Hot was 13usch opgevallen, dat na het uitvaardigen van bovengenoemde maatregel de priestess alleen de kerkelijke diensten, waarbij ze zelf in functie waren, bijwoonden, doch verder niet meer in de kerk kwamen . Juist op het voltallig bijwonen van de diensten had Busch kort to voren de nadruk gelegd en maatregelen etroffen dat do geestelijken in processie en in vol ornaat zouden verschiinen : daartoe waxen in de Lievevrouwekerk zelfs extra zetels bij ebouwd . Hot was dus opvallend, dat nu opeens zoveel plaatsen lees bleven . Toen hij de priestess vergaderd had en lien hierover ondervroeg, luidde bet uit een mend : ,gij wilt niet dat wij huishoudsters en dienstmaagden hebben, die in een luis met ons samenwonen . Nu moeten wij zelf ens eten koken en 's ochtends als de missen geeindigd zijn, thuis blijven!" Busch accepteerde deze redenering niet en gaf de onwilligen een flinke berisping . Voortaan hadden ze regelmatig en in vel ornaat in de kerk to komen en daarmede was de zaak af! De persoonlijkheid van de aartsdiaken dwong wel zoveel respect af, dat or geen verdere tegenspraak kwam . Een belangrijke taak voor Busch was het houden van svnoden met leken . Ook hierover geeft hij ons enige mededelingen, waaruit wij een zeker inzicht krijgen in de toentertijd heersende kerkelijke toestanden . Op deze svnoden mochten de leken beschuldigingen inbrengen tegen hun zeestelijke herders en hun medeburgers . Daarvan kwam in de practijk niets terecht . De beeedigd'e aanklagers verklaarden stuk voor stuk: „ego nihil scio de convicinis meis" . Een sarcastische opmerking van de mensenkenner Busch bewees dat hij aan deze woorden weinig waarde hechtte . Wetenswaardig is het, to vernemen hoe de steekproeven verliepen die onze aartsdiaken nam om de godsdienstige kennis van de parochianen to peilen . Een boor word op de man at gevraagd het Onze Vader in het duits op to zeggen . Vlot kwam het er uit, evenzo het Ave Maria en het Credo . Daarna 1 05
stelde Busch enkele vragen omtrent sommige geloofspunten, die eveneens op bevredigende wijze werden beantwoord . Hij had hier echter een goed examinandus gevonden, want een proconsul en enkele anderen zeiden : mocht de heer praepositus hen ook zo nauwkeurig ondervragen, dan zouden zij hem niet zo formeel kunnen antwoorden . 1 ) Bij verdere navraag bleek de boer uit een parochie to komen waar de plebaan zeer ijverde voor een goede geestelijke ondergrond . Doch ook op andere synoden (hij hield ze to Halle, Brachstadt, Zorbig en Gollme) bleken de ondervraagden liet Onze Vader . Ave Maria en Credo in de landstaal goed to kennen, daarmee was men tevreden en Busch kenschetste hen op deze grond als ,veros christianos" . Wel was de hogere geestelijkheid hier to kort geschoten, want sinds mensenheugenis waren er geen synoden gehouden . Busch heeft in zijn functie van aartsdiaken ijverig gewerkt, bijna het gehele aartsdiaconaat ging hij per waxen rond en informeerde zowel naar het ]even van de plebanen en priesters als naar de geestelijke toestand van het gewone yolk, onderzocht in de kerken nauwkeurig of alle onderdelen in orde waren en, schrijft hij, ,ubi defectum reperi, continuo emendavi". Het was to verwachten dat Busch zich tevens bezig zou houden met kloosterhervormingen . In de eerste jaren van zijn bewind to Neuwerk vernemen we echter zeer weinig hierover . De bemoeiingen met het St. Mauricius klooster to Halle zijn van geringe omvang . Busch bewerkte dat de kloosterlingen van St.Mauricius dezelfde kleding gingen dragen die gebruikelijk was in Windesheim en Neuwerk . Wanneer Busch de mogelijkheid openlaat dat zijn bekende vriend en medeprofes Godfried van Tiel (die na zijn resignatie van Wittenburg in Neuwerk vertoefde en mee op reis ging), misschien in St . Mauricius is vergiftigd, geeft dit een blik in de bedenkelijke toestanden aldaar. 1) Hoewel de hervormingsgezinde Dr . Paulus tot prae-
1)
Lib, de ref., p. 569
106
positus werd geconfirmeerd is het klooster onder deze niet tot volledige hervorming gekomen . t ) In 1472 waren zelfs nieuwe maatregelen noodzakelijk . Uitgebreider zijn de pogingen geweest om het cistercienser vrouwenklooster ad S . Georgium bij Halle to hervormen . 2) De moeilijkheid was om hier een aanknopingspunt to vinden, omdat het klooster het recht van exemptie bezat en niet onderworpen was aan de jurisdictie van aartsbisschop Frederik . Een gelegenheid bood zich aan toen in Halle een colloquium gehouden werd van 14 cistercienser abten (1451) . Op verzoek van de aartsbisschop ging Busch hen vragen niet eerder uiteen to gaan, alvorens maatregelen waren getroffen tot hervorming van het klooster . Men ging op dit voorstel in en het resultaat was, dat aartsbisschop Frederik, de 14 abten, Busch en Godfried van Tiel (die ziek was en spoedig stierf) in het klooster een onderzoek instelden . De zusters beloofden dat ze zicli gaarne zouden hervormen . Twee cistercienser abten, benevens Busch en Dr. Paulus, zouden het werk op zich nemen . De volgende morgen, toen zij een aanvang zouden maken, bleken de nonnen zeer gebeten to zijn op Busch en zij wilden hem niet toelaten . Nadat tenslotte met excommunicatie was gedreigd, mocht hij binnenkomen, op voorwaarde dat hij niets zou zeggen! Maar ook dit veranderde . Het grote bezwaar van de abdis en de zusters was, dat armoede en gebrek hen zouden verhinderen de reformatie aan to nemen en een gemeenschappelijk leven to leiden . Geheel ongelijk hadden zij daarin niet . Het was ook Busch' ervaring, dat, wanneer de zusters tot gemeenschappelijk leven overgingen, de verwanten dikwijls ophielden met het zenden van gaven . Ze wilden wel hun familielid onderhouden, doch niet het gehele klooster, zo was de redenering . De bedreiging van Busch, dat er zoveel zusters
1) Lib. de ref ., p. 463 seq . 2) Over dit klooster, meestal genoemd Marienkammer, zich bevindende in de voorstad Glaucha, zie : Schulze-Gallera, a . a . 0., S . 337f. Het verhaal van Busch : Lib . de ref., p . 568 seq.
107
naar andere kloosters weggevoerd zouden worden, tot de overblijvenden behoorlijk konden leven, maakte indruk en ofschoon er nog verschillende strubbelingen waren, hielden de zusters zich aan de nieuwe voorschriften . Onze reformator liet, omdat er werkelijk weinig gemeenschappelijk bezit was, in de kerken van Halle cen beroep doen op de milddadigheid van de inwoners en had succes. Zelf gaf hij het goede voorbeeld en liet twee wagens, volgeladen met tarwe en gerst, dwars door de stad over de markt voor ieders ogen naar het klooster rijden . Een niet onaardige illustratie van Busch' practische en zakelijke inslag . Toch waren de moeilijkheden hierdoer met ineens opgelost en hij heeft zich nog met de interne verhoudingen moeten inlaten . Een biechtvader die de nonnen tegen Busch opstookte, werd afgezet en zelf nam hij de functie over . De zusters waren daar niet buitengewoon mee ingenomen, doch de nieuwe biechtvader wist zijn wit door to zetten . Gedurende een jaar heeft hij de biecht afgenomen, daarna nam een van de broeders uit Neuwerk het waar . Van harte ging de verbetering niet en hoewel de zusters zich aan de regel hebben gehouden, behoudt men de indruk dat het een halfslachtige reformatie is geweest . Een nieuw aspect kregen de klcosterreformaties door de komst van Nicolaas van Cusa, kardinaal van Brixia . In opdracht van paus Nicolaas V heeft hij in 1451 als pauselijk legaat een reis ondernomen door de duitse landen . 1 ) De bedoeling ervan was drieledig, n .l . cp to roepen tot een kruistocht tegen de Turken, vervolgens de jubileumaflaat, die in 1450 to Rome was afgekondigd, to brengen en ten slotte de reformatie to stimuleren en de nodige maatregelen dienaangaande to nemen . Cusanus is een man van buitengewone aaven geweest, een omnis homo, en van een zuivere levenswandel . Hij heeft zijn gaven in dienst van de kerk gesteld en hij heeft zeer geijverd om het verval to keren . Op deze reis door Duitsland en om1) K . Grube, Die Legationsreise des Cardinals Nikolaus von Cusa durch Norddeutschland im Jahre 1451, Historisches Jahrbuch, I (1880), S . 393-412.
1 08
liggende streken heeft hij getracht, alle krachten die reeds bezig waren aan de reformatie to coordineren . Zo had hij in Mei 1451 to Wurzburg een kapittel voor benedictijner abten bijeengeroepen en connecties aangeknoopt met de Bursfelder Congregatie . 29 Mei kwam hij to Erfurt aan en van hieruit werd Busch in Cusa's hervormingspogingen betrokken. Voordat hij de kardinaal ontmoet had, werd hij reeds in een hervormingscommissie benoemd . Cusa had to Erfurt vernomen, dat er 8 kloosters in de stad waren, waaraan nogal het een en ander ontbrak . Hij stelde meteen een commissie samen om deze kloosters to reformeren . Het college bestond uit : de abt Christianus van het benedictijner St . Petrusklooster, Dr. Heinrich Ludovicus, provinciaal van de augustijner heremieten, Dr . Zegheler, de stadssecretaris, Dr. Jacob Hartman, senior van de universiteit en Johannes Busch uit Neuwerk . Spoedig zou Busch persoonlijk met Cusanus kennis kunnen maken, want begin Juni 1451 . kwam de pauselijke legaat in Halle . Aartsbisschop Frederik kon niet aanwezig zijn en droeg aan Busch als belangrijkste prelaat op, de hoge gast to ontvangen . Met allerlei plechtigheden gins de ontvangst gepaard . Meer dan honderd ruiters reden de kardinaal tegemoet en in cen grote processie van de voltallige geestelijkheid in Halle, werd Cusa naa.r de Mariakerk geleid, alwaar een dienst werd gehouden . Na afloop werd Busch uitgenodigd tot een onderhoud, om verschillende aangelegenheden to bespreken . Met merkbare trots vertelt onze praepositus, dat de kardinaal hem bij de bespreking de hand op de schouder legde, zodat de enigszins jaloerse Dr . Paulus welhaast veronderstelde dat zij familieleden moesten zijn . Overigens vernemen we niets van de gehouden besprekingen in Halle, slechts, dat op Busch' voorstel, de kardinaal een bizondere aflaat van 100 dagen gaf, aan negen kerken in en buiten Halle . Uitvoeriger is Busch over een iets later in Maagdeburg gehouden provinciale synode . Verschillende aartsbisschoppen en andere hose prelaten waren aanwezig . Cusa hield een rede, waarin o .a. op Busch' verdiensten gewezen werd en hem een 109
bizondere taak werd opgelegd . Bij het noemen van zijn naam verhief onze praepositus zich van zijn zetel en hoorde staande de op hem betrekking hebbende woorden aan . Aan hem en Dr . Paulus werd de reformatie opgedragen t ) van een twintigtal augustijner kloosters in verschillende bisdommen . De kardinaal vaardigde cen speciale bul voor hen uit, gedagtekend 28 juni 1451 . ) Hierin wordt vermeld dat johannes Busch en Dr. Paulus als pauselijke commissarissen . of visitatoren de volmacht hebben gekregen alle misstanden op to heffen en de kloosters met hun bewoners terug to voeren in de oorspronkelijke staat, met de nadruk hierop, dat de drie substantialia, paupertas, castitas 3) en obedientia, nauwkeurig in acht zouden worden genomen . Aanduidingen werden gegeven voor een uniforme regeling . De verschillen in de statuten zouden geregeld moeten worden op een jaarlijks to houden provinciaal kapittel, dat van nu of op Exalt. S. Crucis (14 Sept .) to Neuwerk zou worden gehouden . Een reeks van steden en diocesen, die als hervormingsrayon aan Busch werden toegewezen, worden verder in de bul opgesomd . Naast allerlei aanwijzingen bevat het stuk nog de interessante clausule, dat om de drie jaar door het provinciaal kapittel twee prioren of broeders afgevaardigd moesten worden naar het generale kapittel van Windesheim . Ik vermoed, dat in dergelijke bepalingen de zienswijze van Busch is verwerkt . Zo was dus het arbeidsveld aanzienlijk uitgebreider geworden en wij zullen Busch in zijn functie van pauselijk gedelegeerde volgen . Allereerst kwam Erfurt aan de beurt . Er was een schrijven gekomen van de reeds genoemde commissieleden uit deze stad en begin juli 1451 zijn Dr . Paulus en Busch er heen getrokken . De werkwijze was plechtig, doch enigszins opper1) Zie her mandaat d .d . 24 Sept. 1451 door de beide reformatoren opgesteld : Lib . de ref., p . 765. 2) De tekst : Lib. de ref ., p . 759 . $) Merkwaardig dat de bul castitas verweldt, in plaats van het gebruikelijke continentia .
1 10
vlakkig. In processie zijn de commissieleden met enkele raadsleden en dienaren de kloosters lanes gegaan om aanzegging van de reformatie to doen . In bet begin voerde Busch bet woord, later, in de vrouwenkloosters, abt Christianus, omdat bier voor de duidelijkheid in bet dialect van de streek gespro ken werd . Het resultaat bij bet minorietenklooster, bet predikherenklooster en het klooster servorum b . Mariae was nihil, ze bleven zoal§ ze waren . ') Wat de achtergrond hiervan was, wordt ons niet duidelijk . Uitvoeriger zijn de berichten over bet klooster van reguliere augustijner kanunniken . 2 ) Er waren bier enige moeilijkheden to overwinnen . De provisor van Erfurt, beer Adolf van Nassau, was er op tegen ; de kanunniken hadden hem beinfluenceerd . Met zijn gewone voortvarendheid sing Busch hem onmiddellijk zelf opzoeken en bet resultaat was, dat Adolf van Nassau behalve zijn toestemming, nog vier toegewijde helpers gaf . Bij de visitatie van bet klooster vond men, dat er een leefwijze heerste zonder enige regel . Daarom werden twee broeders nit Neuwerk, Herman van Arnhem en Hendrik van Molenbeke er geplaatst, de eerste als prior . 3 ) De oude praepositus bleef in naam zijn functie waarnemen, de nieuw aangekomen broeders kregen bet werkelijke bestuur in handen . De kieding en statuten werden volgens Windesheims voorschrift veranderd en de „reformatorische" inrichting van bet klooster geordend. De geoefende broeders uit Neuwerk moesten voor de blijvende vernieuwing zorgen . De vier vrouwenkloosters to Erfurt die bezocht werden, waren in de volgorde die Busch aangeeft : allereerst bet kloos-
')
Lib . de ref., p. 740.
Bedoeld zal zijn het z.g . Regler-Kloster, patroon S . Augustinus ; Grote, a . a. 0 ., S . 137.
2) Lib. de ref., p. 472 .
s) Lang zal het niet geduurd hebben, want korte praepositus in Ettersburg bij Weimar .
tijd later werd hij
Ill
ter ad Sanctam Cruceni of Novurn Opus . t) cen rijk kiooster van augustijner kanonikessen . De nonnen, een dertigtal, hadden eigen bezittingen, over de kostbaarheid waarvan Busch zich verwonderde . In hot convent waren een aantal meisjes opgenomen die daar hun opvoeding ontvingen, zonder nochtans tot non to worden opgeleid . Busch en Dr . Paulus, die in de hervormin spoging hot grootstc aandeel hadden, geboden dat in de eerste plants doze meisjes moesten vertrekken of de kloosterregel aannemen . Dc omgang met de buitenwereld moest worden opgeheven . Daarna hehben ze do kloostervrouwen onderwezen in alle Windesheimse ceremonien en ook de meer huishoudelijke aangelegenheden, zoals hot plaatsen van de tafels in de refter, naar hun inzicht gewijzigd . Hiermede werd volstaan en de hervormingscommissie trok weer verder . Er bleef nog enig contact, daar Busch, Dr. Paulus en later Hendrik Molenbeke `'') als biechtvader optraden . Hot valt niet to verwonderen dat enige jaren later (± 1463) de raad van Erfurt verzocht om twee of drie zusters, die geheel van de goede geest doordrongen waren, to zenden, om zo do hervorming in het klooster to voltooien . 3 ) Busch, die toen voor de tweede maal prior in Sulta was, heeft twee zusters en een conversa uit Heiningen gezonden om een volledige reformatie to bewerkstelligen. Gedurende Brie jaar zijn ze or gebleven en hebben hun opdracht met good gevoig volbracht . Hot tweede vrouwenklooster, ditmaal iets buiten Erfurt gelegen, dat op het mandaat van Nic . van Cusa was aangewezen, behoorde tot de benedictijner orde en was ;ewijd aan S . Cyriacus . 4 ) Hot klooster had Hike bezittingen en de bewoonsters voelden zich blijkbaar grandes dames, want ze gingen zeer pompous gekleed . Als een van do (steeds weer terugkerende) belangriikste wijzigingen werd gemeenschappelijk 1) Lib . de ref ., p . 609 ; Grote, a. a . 0., S . 140. ., p . 474 . 2) Lib . de ref 3) Ibid ., p . 611 . 4) Ibid ., p. 613 ; Grote, a . a . 0., S. 140 .
1 12
bezit ingesteld en de verdere bekende regelingen getroffen, waaraan de kioostervrouwen zich bereidwillig onderwierpen ,,propter domini cardinalis mandatum penale et nostram piam informationem". Over hot resultant van de bemoeiingen vernemen we slechts in een enkele zin, dat het klooster in goede reformatie bleef door de zorg van Gunther, de abt van het St . Petersklooster, eveneens behorende tot de benedictijner orde . Op dezelfde wijze werd het Wittevrouwenklooster van de orde b . Mariae de peritentia ') gevisiteerd . Hot betrof thans een arm klooster. De reformatoren vonden er weer de gebruikelijke toestanden : ontbreken van een levenswijze met gemeenschappelijk bezit en het zich niet houden aan regel en constitutie . Dc onregelmatigheden werden veranderd, zo goed als dit althans bij een enkel bezoek mogelijk was en daarmee was ook hier de „reformatie", die begrijpelijkerwijs •n ooit volledig geweest kan zijn, ingevoerd . Als toeziende voogd, zo zou men het kunnen noemen, werd in de functie van biechtvader benoemd brooder Hendrik Ludovicus, provinciaal van de augustijner heremieten, een van de reformatoren . Dat de i eformatie gebrekkig was, blijkt nit de mededeling, dat de raad van Erfurt later Busch heeft verzocht om enige goed onderwezen zusters nit Hildesheim to zenden . Ten slotte behoort tot de vrouwenkloosters die werden gevisiteerd het cistercienser nonnenklooster St . Martinus . ') Hot afzonderlijk bezit werd tot gemeenschappelijk eigendom gemaakt, gemeenschappelijk kloosterleven en de gemeensehappelijke tafel werd opnieuw ingevoerd . In alle deemoed onderwierpen de zusters zich en ze zijn tot het tijdstip, waarop Busch zijn bevindingen neerschreef, bij haar goede hervorming gebleven . Gedurende Nina zeven woken zijn Busch en Dr . Paulus in Erfurt gebleven . De raad van de stad schonk de commissie van hervormers bij hot eindverslag eon som gelds voor de 1) Lib . de ref., p . 615 ; Grote, a . a . 0., S . 140 . 2 ) Lib . de ref., p . 617 ; Grote, a . a, 0., S. 140 .
113
gemaakte onkosten . Op voorstel van de abt Christianus werd dit niet geaccepteerd, doch aan arme kloosters ten geschenke gegeven . De raad wilde loch van zijn dankbaarheid laten blijken en zond de heren een vaatje goede wijn. Bij zijn terugkeer in Halle heeft Busch wederom in dienst van de algehele hervorming gewerkt, door het bijeenroepen van een provinciaal kapittel op de Zondag na Exalt . S . Crucis. Het werd gehouden op de wijze van het Windesheimse generale kapittel . De eerste keer waren de praepositus en broeders van Neuwerk en St. Mauricius aanwezig ; van buiten de stad slechts de praepositus van Ettersburg erg van Hedersleve . ') Dit provinciale kapittel heeft weinig levensvatbaarheid gehad en is na de resignatie van Busch in 1454 geheel in verval geraakt . Te Halle hebben Busch en Dr . Paulus nog getracht, het Petersklooster (Monte Sereno) naar het mandaat van Cusa to reformeren . 2) Men weigerde hen hier to ontvangen . Ze konden nu het interdict over het klooster afkondigen . Busch wilde zich echter niet in dergelijke perikelen begeven en de pauselijke visitatoren keerden terug in afwachting van een gunstiger gelegenheid . In September en October 1451 zijn beide reformatoren op reis gegaan om enkele kloosters, die in het mandaat van Nic . van Cusa vermeld waren, to hervormen . Over de verbetering van het ki . S. Mauricius bij Naumburg ;3) behorende tot de augustijner orde, worden we weinig gewaar . Het klooster is gevisiteerd door Busch en Dr . Paulus, werd in slechte toestand bevonden en de reformatoren gaven de nodige aanwijzigingen die wegens de armoede van het klooster successive zouden worden ingevoerd . Men krijgt sterk de indruk dat deze reformatie weinig to betekenen had . Uit een aanbevelend schrijven van Iandgraaf Willem van Thuringen, d.d. 5 Sept. 1451, 4 ) kumnen we opmaken, dat de bemoeiingen 1 ) Lib . de ref ., p . 457. 2) Ibid., p. 467 . 1) Ibid ., p . 477. 4) Ibid., p . 758.
1 14
met dit klooster omstreeks deze tijd plaats hadden . Waarschijnlijk in hetzelfde tijdsbestek hebben zij samen met At Christianus het benedictijner klooster St . George bij Naumburg gevisiteerd en gereformeerd . 1 ) In den beginne moest er sterke tegenstand overwonnen worden, toch is het resultaat blijkbaar goed geweest, want het klooster sloot zich aan bij de Bursfelder Congregatie . In October 1451 vinden we Busch en Dr. Paulus, naar aanleiding van het mandaat van Cusa, in Leipzig ter visitatie van het St . Thomasklooster. 9 ) Dit convent was in de loop der jaren omgevormd tot een school voor het studium universals en bevatte tevens een juridische faculteit . De regel van Augustinus werd niet meer in acht genomen. Slechts de gemeenschappelijke tafel, waar praepositus en inwoners aanzaten, was een vage herinnering aan het kloosterleven . De reformatoren hebben er op aangewerkt, dat de observantie van de regel hersteld zou worden en tevens de Windesheimse statuten zouden worden aangenomen . Na lange onderlinge beraadslaging en op advies van de bisschop van Merseburg besloot men zich to hervormen . Busch liet alle kloosterlingen een verklaring ondertekenen, waarin zij beloofden, zich aan de gestelde voorwaarden to onderwerpen . De visitatoren lieten een instructie achter, waarin de to volgen gedragslijn bij reformatie was aangegeven . Busch en. Dr. Paulus schijnen dit voldoende geacht to hebben ; hoe de eigenlijke reformatie verlopen is en of ze wel is geschied, daarover zijn ons Been berichten door Busch overgeleverd . Een ander klooster, waaraan op deze reis aandacht werd besteed, was het augustijner klooster St . ,Johannes to Halberstadt . 3 ) - Te voren waren zij bij de aartsbisschop Burchard 1) Lib . de -ref., p . 539. 2 ) Ibid ., p. 467 . De officiele notulen van deze visitatie d .d . 12 Oct . 1451 zijn opgenomen in het Lib. de ref., p. 766 ; enkele gegevens over het klooster bij Grote, a. a . 0., S . 298 . 3) Lib . de ref ., p . 470 ; notulen d .d. 31 Oct . 1451 ibid ., p .768 ; Grote, a . a. 0., S . 204 .
1 15
geweest en hadden van hem cen op 26 Oct . 1451 gedateerd mandaat gekregen, gericht aan het genoemde klooster . De reformatoren werden op de plaats van bestemming allesbehalve hartelijk ontvangen, ook na inzage van de officiele opdracht tot visitatie word hun de toegang geweigerd . De kanunniken van de dom werden door de afkerige kloosterlingen geconsulteerd, maar dozen konden slechts het good recht van Joh. Busch en Dr. Paulus vaststellen . Evenzo riepen zij de bisschop zonder resultaat to hulp . Hot slot was, dat de visitatoren werden toegelaten . Op dezelfde wijze als to Leipzig moesten de brooders een verklaring ondertekenen . Of de hierin neergelegde beloften ooit zijn nagekomen, blijft eel] open vraag . Hot komt mij voor, dat er alle reden is om aan hot effect van doze hervorming to twijfelen . Wanneer wij nog even de reformaties overzien, die op mandaat van Nic. van Cusa zijn geschied, kan het niet anders, of zij geven de indruk van een pover resultaat Ze zijn met veel staatsie opgezet, doch vrijwel op niets uitgelopen. De titcl van pauselijk gedelegeerde voor Busch mag dan mooi zijn en een hoogtepunt in zijn ]even lijken, in wezen is hot niets dan Matergoud geweest . Van de voorgenomen 20 augustijner kloosters zijn or slechts vijf gevisiteerd en waarschijnlijk nauwelijks aan hervorming toegekomen . De reden van dit falen is wel enigszins to begrijpen . Allereerst was de opzet veel to omvangrijk om met enige kans op succes uitgevoerd to kunnen worden . Busch heeft hier wellicht zijn capaciteiten overschat . En dan, het mandaat van Cusa was feitelijk niet meer dan cen stuk papier, dat weinig indruk maakte . Slechts wanueer cen bisschop of een, in de buurt van het klooster wonend, machtig beer zijn stem liet horen, gebeurde er schoorvoetend lets . Merkwaardig is, dat in 1452 cen vijftal kloosters, ') die niets van inmenging moesten hebben, door middei van keizer Fre-
1)
Lib . de ref., p . 478 .
116
derik III getracht hebben, de opdracht die Busch en Dr . Paulus bezaten, ongeldig to laten verklaren . Volgens Busch is dit niet gelukt, maar waarschijnlijk was hij zelf reeds tot de conclusie zekomen, dat het mandaat weinig uitwerkte . Want bij een van de kloosters die op het programma van Cusa stonden, n .l . het -iugustijner regulieren klooster, gewijd aan SS . justinus, Laurentius en Cyprianus in Ettersburg bij Weimar, 1 ) werd de reformatie met meer uit hoofde van de pauselijke beschikking aangevat . De graven van Gleichen zonden aan Busch en Dr . Paulus een verzoek om het onder hun autoriteit staande klooster to hervormen . Dit was een beter uitgangspunt . Ze zijn bier op de beproefde wijze to werk gegaan : een van de goed onderrichte broeders uit Neuwerk, Herman van Arnhem, werd tot praepositus benoemd en anderen werden tot hulp van de hervorming aan hem toegevoegd . De statuten en gewoonten van Windesheim werden er ingevoerd. Hoewel de berichten verder schaars zijn, ontvangen we er een gunstige indruk van . Opmerkelijk is het, dat na 1451 de bemoeifngen van Busch met kloosterreforniaties vanuit Neuwerk op onverklaarbare wijze zijn opgehouden . Het is me niet duidelijk geworden . welke oorzaak hier achter heeft gelegen . In de stad Halle heeft hij zich nog met verschillende zaken beziggehouden . Goed in de smaak zal het zijn gevallen, dat hij een bekwaam prediker in Halle aanstelde, die grote invloed had en het zijne bijgedragen heeft tot verheffing van het geestelijk peil . 2 ) Hij was een man, zegt Busch, die niet allerlei teksten verzamelde, maar recht op de man of sprak en de zaken reeel afschilderde in de trant van : ,,,Iij met je lange neus, met je kleurige schoenen, jij raadsheer, jij rijke en jij arme, wat zul je zeggen als je op je rug ligt en de laatste
Lib . de ref ., p . 471 ; literatuur over dit klooster in : R . Hermann, Thii-
ringische Kirchengeschichte, I, Jena 1937, S . 303. 2) Hij kreeg zelfs gedaan dat op hoge feestdagen de kooplieden hun uitstalkasten sloten, Lib . de ref., p . 439.
1 17
adem uitblaast!" ') Ook naar genoegen van bet yolk zal het helaas geweest zijn dat Busch zijn prediker tegen de Joden liet ageren en het ten slotte zover wist door to zetten, dat ze uit de stad verdreven werden . ') Er zijn echter andere voorvallen geweest, waardoor Busch de bevolking en de raad van de stad tegen zich in het harnas heeft gejaagd . Het was gewoonte dat jaarlijks op St. Marcus (25 April) gr(;te processies in Halle gehouden werden van geestelijken en gelovigen, behorende tot de vier kerken in en vijf buiten de stad . 3 ) Deze gingen met hun ciborien en sacrament, de cen na de ander, de stad rond . Busch vond het verkeerd dat iedere groep met een eigen monstrans rondging, alsof ieder een eigen God bezat en het niet een corpus dominicum was. Hij maakte er daarom een processie van met een monstrans . Hierover waren de burgers en de raad in het geheel niet tevreden en het kwam bijna tot opstootjes . Busch wist de aangelegenheid to regelen, maar zette zijn zin door . Nog een andere ingeburgerde gewoonte heeft hij veranderd, waardoor kwaad bloed werd gezet . Het was to Halle gebruikelijk dat de namen van hen die gingen trouwen niet van de kansel werden afgelezen . Busch verbood nu aan de pastoors en hun kapelanen om een huwelijk to voltrekken als het niet driemaal afgekondigd was . De raad reageerde hierop, door aan de burgerij bekend to laten maken, dat huwelijken zonder de afkondiging toch gesloten konden worden . De geestelijken waren echter gebonden aan het bevel van hun aartsdiaken, zodat tenslotte de raad heeft moeten capituleren . Door dergelijke maatregelen heeft Busch zich geen vrienden verworven en langzamerhand is er oppositie tegen hem gegroeid . Hoofdzakelijk steunde de praeposituur van Neuwerk op de sympathie van de aartsbisschop . Toen door kwade tongen en ver-
1) Lib. de ref., p . 734. 2) Ibid ., p. 449 . S)
Ibid ., p. 444
118
seq.
schillende omstandigheden de stemming van de bisschop omsloeg, was het met Busch' hose functie spoedig gedaan . Door welke oorzaken deze kentering precies is gekomen, valt niet met nauwkeurigheid aan to geven . In de eerste tijd was Frederik een groot vriend van Busch . Maar „ad quorundam sinistram informationem" begon die vriendschap to bekoelen, en het spreekwoord ,naest bij Jupiter, naest bij de blixem", zou spoedig in vervulling gaan . We molten aannemen, dat de geestelijkheid, door Busch op het goede pad gebracht, dit niet altijd heeft gewaardeerd en ondergronds zeker getracht heeft zich to ontdoen van deze lastige aartsdiaken, door de bisschop tegen hem op to stoken . De raad van Halle zal het met de bemoeial Busch slecht genoeg hebben gehad en zeker ook een steentie er toe hebben hebben bijgedragen, dat men hem kwijtraakte . En Frederik zelf zal zijn redenen gehad hebben om zich to bezinnen of deze voortvarende prelaat niet to machtig werd en to eigengereid optrad . Want onze Busch was een doortastend man, die wist wat hij wilde en een eenmaal genomen besluit doorzette . Van nature had hij iets van to grote zelfverzekerdheid . In zijn jeugd had hij daartegen al moeten strijden, ofschoon hij in de tijd van zijn noviciaat wel degelijk zelfkennis en zelfbeheersing had geleerd. Toch komt die karaktertrek van het zelf zo goed to weten in deze periode weer naar voren . Hij ,,voelt zich" . Dat is op zichzelf onder de gegeven omstandigheden gemakkelijk to verklaren : hij kwam als de brenger van gezonde toestanden in een omgeving van verval . Zelfstandig optreden, leiding geven, was zijn opdracht . Dan wordt de grens naar de dictatoriale allure spoedig overschreden . Grube meende, dat het mandaat van Cusa hem to veel macht had gegeven, zodat de bisschop zelf niets meer over de kloosters had to zeggen en daarom Busch graag zag verdwijnen . We hebben reeds gezien, dat deze opvatting de toegewezen macht als pauselijk commissaris en visitator to hoop aanslaat . Wel mag men voor zeker houden dat verschillende kloosters en hun prioren of proosten het niet voorzien hadden op Busch 119
en zijn hervormingsijver en met anderen, op achterbakse wijze, getracht hebben hem in cen kwaad daglicht to stellen . Dat er kuiperijen tegen hem zijn geweest blijkt wel uit de woorden die de opvolger van Frederik over deze zaak heeft gezegd : .,Tres aut quattuor fuerunt, qui dominum Fredericum archiepiscopum ad hoc induxerunt" . De aartsbisschop had ook zelf enkele dingen van Busch ondervonden, die de veranderde llouding wellicht kunnen verklaren . Hij was eens door Busch terechtgewezen, omdat in het bisschoppelijk paleis geen beelden aanwezig waren . Geen afbeeldingen van Christus, noch van Maria, noch van andere heiligen waren er to vinden . 1 ) Volgens Busch' zeggen was het geestelijk kenmerk in het gebouw niet to onderscheiden . De bisschop gaf aan de wenk gehoor en Busch heeft dit opgevat als een staaltje van zijn vriendschappelijke omgang, maar het is niet denkbeeldig, dat een dergelijke inmenging heel andere gevoelens bij de bisschop heeft opgewekt . Uitdrukkelijk wordt vermeld dat Frederik ontstemd was over de verdrijving der joden uit Halle, omdat hij daardoor inkomsten moest derven . 2 ) En bij de woordenwisseling tussen de bisschop en de praepositus van Neuwerk, die ontstond toen de resignatie ter sprake kwam, werd weer een geldkwestie aangeroerd . Het juiste komen we hiervan niet aan de weet, ik maak er uit op, dat Busch geweigerd had een jaarlijks bedrag aan de bisschop to betalen en deze daaruit een schadepost van 1000 gulden had geleden . In elk geval, of bet een samenloop van oorzaken is geweest, of dat er een bepaalde aanleiding is geweest, die Busch ons heeft verzwegen, een feit is het, dat Frederik hem verzocht de praeposituur veer to leggen . Er hebben zich voor het zover was nog enkele stormachtige tafereeltjes afgespeeld . Op een Zondagmorgen in het kasteel Giebichenstein, waar de aartsbisschop resideerde, heeft Busch na een korte woordenstrijd zijn schriftelijke aanstelling driftig voor de bisschop op de 1) Lib. de ref ., p . 750. 2) Ibid., p . 449.
1 20
tafel geworpen en uitgeroepen : ,Ik wil niet danger uw proost to Neuwerk zijn . Daar ligt uw praeposituur!" Op deze wijze wilde Frederik de resignatie niet accepteren en de zaak bleef onopgelost . Busch heeft nog getracht zijn positie to redden door enige naburige proosten, die hij tot een consult had uitgenodigd, naar de aartsbisschop to zenden om hem tot andere gedachten to brengen . Evenwel zonder resultaat . Het slot was, dat Busch het onhoudbare van de toestand inzag . Op een vergadering van het convent, waar ook de bisschop aanwezig was, stelde hij zijn functie ter beschikking met de woorden : „Ik Johannes, proost van het klooster Neuwerk, stel mijn praeposituur ter beschikking in de hand van mijn convent en ik verzoek de heer aartsbisschop mij daartoe toestemming to geven . Mocht ik in mijn ambt iets veronachtzaamd hebben, vraagt dan aan God, zo bid ik u, dat hij mij dit wil vergeven". 1 ) De aartsbisschop gaf zijn toestemming op de resignatie. Zeven jaar is Busch praepositus geweest, begin 1454 werd zijn bestuur beeindigd . Nog korte tijd heeft hij zonder titel de scepter gezwaaid, dan eindigt een periode die veelbelovend begon, die een hoogtepunt vormde, wat de aanzienlijkheid van functie betreft, doch die voor de innerlijke reformatie, zoals de Moderne Devotie haar bedoelde, slechts weinig betekenis heeft gehad .
1)
Lib. de ref., p . 455.
12 1
VI.
TERUG IN WINDESHEIM EN OPNIEUW NAAR SULTA
Johannes Busch was nu weer gewoon augustijner kanunnik zonder functie . Vermoedelijk is hij uit Halle naar het klooster Wittenburg, waar hij vroeger subprior is geweest, teruggekeerd . In 1455 is hij n .l . samen met prior Rutger van Wittenburg, op verzoek van hertog Willem van Brunswijk, bezig een viertal kloosters in de diocese Minden (in de buurt van Hildesheim) to reformeren . t) Het klooster dat bet eerst vermeld wordt is dat van augustijner kanonikessen to Wennigsen, gewijd aan Maria en Petrus. 2 ) Willem de Oude, hertog van Brunswijk, met zijn raadsheer Ludolph van Barum, stonden Busch en prior Rutger bij, hetgeen niet overbodig was . Want hoewel Busch terloops vermeldt dat zij bij deze reformaties konden steunen op de pauselijke autoriteit en op die van bet concilie van Bazel, s) zal bet blijken dat deze niet in het minst indruk maakten; grof geweld moest het doen . Tot driemaal toe weigerden de priores en haar zusters to voldoen aan het verzoek tot reformatie, dat door de hertog in eigen persoon werd aangezegd. Toen de hertog dreigde, dat hij haar niet langer op zijn grondgebied zou dulden, vroegen ze gelegenheid om met haar familie en kennissen to overleggen . Er veranderde na dit
1 ) Lib . de ref., p . 566 ; nadere aanduiding : in de herfst ibid., p . 561. 2) Het verhaal ibid. . p. 555 seq . Lit. over het klooster : Hoogeweg, a .a .O ., S 130 .
$) Bedoeld is het mandaat van Cusa en de bul van het concilie van Bezel d.d . 25 Jan. 1435, aan de prioren van Wittenburg en Windesheim .
1 22
overleg aan haar besluit niets, ze weigerden zich aan de reformatie to onderwerpen . De hertog ging daarop tot strenge maatregelen over : de gesloten poort was geen bezwaar . Een aantal boeren werd gerequireerd en met behulp van een zware paal werd de poort van het klooster gerammeid en de reformatoren konden binnen treden . In het koor lagen de kanonikessen uit protest plat op haar buik op de grond in de vorm van een kruis . Rondom zich hadden ze houten en stenen heiligenbeeldjes geplaatst en daartussen brandende kaarsen . Eindelijk gingen ze staan, maar gaven op de dringende eis van de hertog en op vriendelijker woorden van Busch uiterst brutale antwoorden . Toch kwam er een vergelijk ; de zusters stemden in met het voorstel dat ze een praepositus zouden krijgen en wanneer deze de reformatie wilde invoeren, zouden ze medewerken . Een nieuwe proost, inderhaast aangesteld, Dirk Kornacker, arriveerde en allerlei zaken werden tot genoegen van beide partijen geregeld . Busch, de prior van Wittenburg, raadsheer Ludolph en zijn secretaris zouden die nacht nog in het klooster blijven, de hertog en enkele anderen trokken naar huis terug . Nog dezelfde avond kwam de nieuwe praepositus mededeling doen dat de priores en de zusters eenstemmig weigerden iets van haar oude gewoonten to veranderen . Onmiddellijk waarschuwde Busch de hertog, die met twee
a
driehonderd gewapende mannen terugkwam, ofschoon hij, naar zijn zeggen, liever tegen zijn ergste vijand was opgetrokken . De kloostervrouwen werden iets handelbaarder, toch was er veel tumult . Een van de zusters wond zich zo op dat ze van woede een toeval kreeg en bewusteloos naar de ziekenzaal gedragen moest worden . Anderen wilden haar persoonlijke bezittingen niet tot gemeenschappelijk eigendom verklaard zien en wierpen het vaatwerk uit de vensters voor de voeten van de soldaten
aan scherven . Daarna keerde de rust enigszins terug ; ze biechtten aan Busch en prior Rutger en verkregen absolutie . De volgende dag werden de Windesheimse gewoonten gedemonstreerd en met zachtheid onderwezen . De stemming werd
1 23
milder ; doch of de uitspraak van de zusters, die de beide reformatoren nu als engelen Gods betitelden, uit het hart kwam, valt to betwijfelen . In het klooster was de vrede hersteld, daarbuiten nog niet . Op de terugtocht zijn Busch en de Wittenburger prior door familieleden van de zusters aangehouden en bedreigd . Met vriendelijke woorden en de mededeling dat alien in bet klooster tevreden waren, wist Busch hen to sussen en zij mochten doorrijden . Ook de volgende dag, toen hij naar cen ander klooster ging, werd hij opgewacht ; het liep nogal goed af . Veiligheidshalve vroeg hij aan de hertog cen gewapend geleide, hetgeen hem werd toegestaan . Na deze uitvoerige schildering eindigt bet verhaal over de hervorming van dit klooster op abrupte wijze . Uit de ene repel : ,het voornoemde klooster Wennigsen bevindt zich thans in goede en voldoende reformatie en observantie van de regel, behalve dat zij in kleding en gezang nog steeds niet aan ons gelijk zijn", moeten wij gissen hoe het verder is gegaan . Minstens even rumoerige taferelen hebben zich afgespeeld bij de reformatie van het klooster Marienzee, een cistercienser vrouwenklooster, gewijd aan Maria en Johannes evang . ' ) Voor een som gelds hadden de bewoonsters van de bisschop van Minden toestemming verkregen bij haar gangbare onordelijke leefwijze to molten volharden . Hertog Willem Jet zich niet zo spoedig van een voorgenomen besluit afbrengen en dwong de bisschop de reformatie toe to laten . Een viertal afgevaardigden van deze prelaat zijn daarop noodgedwongen aan het klooster gaan vragen of men zich wilde hervormen . Het antwoord was een weigering . De bisschoppelijke commissie liet het nu verder aan de hertog over . Op advies van Busch verschenen de landsheer en de reformatoren bij het klooster met een aantal manschappen en vier wagens om eventueel de wederspannige zusters weg to voeren . Toen de abdis en haar ondergeschikten de stoet zagen aankomen en hoorden wat er
1)
Lib. de ref., p . 562
1 24
seq . ; Hoogeweg, a. a . 0., S. 88.
gaande was, klommen zij op het tamelijk hose dak van het koor en de kerk. Op de dreigementen van Busch kwamen ze naar beneden ; hij stelde haar de keus : of zich aan de regel houden of buiten het grondgebied van de hertog gezet to worden . Ze werden iets meegaander en beloofden gehoorzaamheid, behalve een jong meisje, dat halsstarrig weigerde . De hertog greep de onwillige om haar in de wagen to zetten . Doch de jonge kloosterlinge verzette zich zo heftig, dat beiden op de grond rolden ; dit was het teken voor enkele andere zusters, om zich eveneens in de strijd to mengen en zich op de hertog to werpen. Deze had het kwaad genoeg, maar wist zich op hardhandige wijze to bevrijden . Zijn dienaren kregen nog een uitbrander omdat ze hun heer niet geholpen hadden . De kloosterbewoonsters hadden intussen ingezien dat tegenstand nutteloos was en stemden toe in de hervorming . Busch en prior Rutger namen de biecht of en schonken absolutie . De zusters brachten haar eigen bezittingen bijeen om er gemeenschappelijk eigendom van to maken en volgden daarna met grote tegenzin de vernieuwingen die ingevoerd werden . Toen naar het inzicht van de reformatoren voldoende instructies waren gegeven, namen ze afscheid . Daarop hieven de zusters met schelle stem, als een honend protest, de antiphoon „Media vita" aan en begeleiden de hervormers zo naar buiten . Hierbij lieten ze het niet, want ze haalden kandelaars met brandende kaarsen er. wierpen deze de beide mannen achterna . Een zuster gins zelfs mee tot over het kerkhof en beet als zinneloos driemaal in de grond, bedoeld als teken van vervloeking, vervolgens wierp ze de vertrekkenden stenen en aarde na . Busch riep haar nog toe, dat hij beslist terug zou komen om de reformatie door to zetten . Hij heeft daartoe het volgende middel toegepast : met onderling goedvinden werden vanuit het klooster Derneburg de abdis en drie zusters naar Marienzee gebracht . De priores van Derneburg werd nu abdis van Marienzee en met behulp van de zusters uit haar eigen klooster werd de reformatie ingevoerd . Men verwacht dat bier het eigenlijke verhaal over de hervorming gaat beginnen, doch Busch laat ons over de op1 25
bouw van de interne geest geheel in het onzekere en hij eindigt met de haast stereotiepe bewering dat het klooster sindsdien in goede staat is gebleven . De hervorming van nog twee vrouwenkloosters, behorende tot de orde van augustijner kanonikessen, valt in deze periode, wederom onder de autoriteit van Hertog Willem . Het zijn het Maria-klooster to Barsinghausen en het aan Maria, Johannes evang . en Augustinus gewijde klooster to Marienwerder (Insula S. Mariae) . 1 ) Busch tekent ons Been uitvoerige tonelen, we vernemen in het algemeen dat met het dreigement van wegvoeren werd gewerkt en de reformatie daarop vrij rustig is verlopen. De hervormers demonstreerden de Windesheimse gewoonten, hielden kapittel, rangschikten de tafels naar hun opvatting e .d. De abdis van het klooster Fischbeck . heeft to Barsinghausen nog geassisteerd en Busch heeft er later als visitator bezoeken gebracht. Beide kloosters stonden in de tijd toen Busch zijn berichten neerschreef in goede reformatie . Hoe Lang Busch nog in deze streek vertoefd heeft, weten we niet nauwkeurig. Maar in 1456 bevindt hij zich in het moederklooster to Windesheim en wel voor het generale kapittel werd gehouden, dus in de aanvang van dat jaar . 2) Als simplex frater is hij er tot 1459 gebleven . Een regelmatig verslag van zijn doen en laten in deze periode kunnen we niet geven, uit de verspreide gegevens slechts enkele punten vaststellen . Zo heeft hij op de vergaderingen van het generaal kapittel to Windesheim gepleit voor de aansluiting van het klooster Hamersleben . De correspondentie met Saksen bleef hij onderhouden 3) en hij kon nu in Windesheim de belangen van de hem bekende kloosters bepleiten . In 1456 heeft hij, vermoedelijk als rector en biechtvader,
t) Lib. de ref ., p. 566, 567 ; Hoogeweg, a . a . 0., S. 5 en S . 90 .
2) Lib. de ref ., p. 487 . 8) Ibid., p . 456, „de quo postmodum plurimum dolentes literas excusationis et indulgentie mihi scripserunt" .
1 26
enige tijd in het vrouwenklooster to Diepenveen doorgebracht' ) Ten behoeve van dit klooster, waaraan schade was berokkend door een langstrekkend leger van Philips de Schone, heeft Busch nog getracht bij David van Bourgondie schadevergoeding to krijgen, echter tevergeefs . Ook voor het klooster Windesheim heeft hij enkele reizen gemaakt . Toen hij eens voor een aangelegenheid to Zutphen moest zijn, ') vernam hij daar, dat een predikherenbroeder verboden had, dat leken in de landstaal geschreven boeken mochten bezitten . Busch vatte vuur en vlam en ging onmiddellijk de prior van het klooster opzoeken, waartoe de broeder behoorde . Een uitvoerige discussie ontstond er over het vraagstuk en we vernemen, dat ook Busch niet alle vertaalde boeken kon goedkeuren . Voor geleerden bestemde werken mochten ook naar zijn inzicht niet vertaald worden en hij geeft toe, dat hij eens een dietse vertaling van de canon 3 ) in een nonnenklooster had gevonden en deze had verbrand . Maar hij hield een pleidooi voor boeken over deugd en ondeugd, over incarnatie, seven en lijden des Heren, in het algemeen een reeks van stichtelijke literatuur, welke zeer nuttig was voor geleerden en ongeleerden . Busch dreigde bisschop David van Bourgondie to zullen bewegen het prediken aan deze broeder to verbieden . De prior, die zich overigens niet zo druk maakte, beloofde, dat de betreffende prediker zijn woorden zou herroepen . In deze tijd valt wellicht ook een reis naar Alkmaar . Het voorval dat hij daar meemaakte, is op zichzelf niet zo belangrijk, het behoort weer tot het anecdotische genre, waarin Busch zo sterk is . Toch belicht dit verhaal op aardige wijze het karakter van onze hervormer en laat ons zien dat, ofschoon 1) Lib. de ref., p . 784 ; Lit . : Monasticon Batavum II, b1dz . 54 (foutief is evenwel de opmerking : 'Gesticht to Brinckerinc onder Diepenveen in 1401" ; hot is door Brinckerinck gesticht in 1400) . 2) Ibid., p . 730. a) ,canonem in teutonico" . Hot duidt or op dat de bijbelverspreiding door de Moderns Devoten grenzen had. Vertaald werden alleen de pericopen van hot kerkelijk jaar en geselecteerde stukken .
1 27
hij soms met veel bravour optreedt, hij niettemin een goed mensenkenner is geweest . In Alkmaar, zo is het verhaal, vernam hij dat een vrouw driemaal per week door een visioen naar de hemel werd getrokken en daar God, de engelen, Maria, de apostelen en al de heiligen aanschouwde . Busch wilde er eens meer van weten en ging de vrouw opzoeken . Inderdaad vertelde ze, dat zij God in de hemel had gezien en al zijn heiligen ; de pastoor van Alkmaar had dikwijls gepredikt over wat zij mededeelde . In de trant van Busch gaat het verhaal aldus verder : „Ik zei tegen haar : m'n beste vrouwtje, hebt ge God aanschouwd? Ze antwoordde : ik heb hem en zijn apostelen meermalen gezien. Toen zei ik tegen haar : Hoe was God toch gekleed? Haar antwoord luidde : gij zijt een geleerd man, gij weet best hoe God gekleed gaat . Doch ik antwoordde : Wat ik er van weet, is van horen zeggen, gij hebt hem zelf gezien, en het gezicht gaat boven het gehoor . Tenslotte, door mij gedwongen, antwoordde ze : Ik zag God in de hemel met een grijze mantel aan. Toen begon ik aan de waarheid van haar visioen to twijfelen en zeide : In de hemel zijn geen schapen, derhalve is er ook Been grijze of witte wol . Ik vermoed dat het niet God is, die op deze wijze aan u verschijnt, maar de duivel toont u dergelijke waandenkbeelden om u to bedriegen" . De vrouw trachtte zich er uit to praten, vertelde nog allerlei bakerpraaties, doch luisterde ten slotte naar Busch, die haar meedeelde, hoe zij van de visioenen of kon geraken . De raad die hij haar gaf, was deze : op de avonden wanneer zij de visioenen gewoonlijk kreeg, moest zij voor het slapen gaan op haar knieen driemaal het Ave Maria bidden . Dadelijk daarna moest ze een kwart kruik warm bier met een kluit boter er in, zo heet als ze het verdragen ken, opdrinken en dan meteen naar bed gaan . Indien het God was, die haar placht to verschijnen, zou hij zeker terugkomen ; indien het de duivel was, dan keerde hij niet terug . Heel listig merkt Busch op : dat vertelde ik haar, opdat zij in het Ave Maria zou geloven, maar ik stelde mijn vertrouwen in . de werking van het warme bier, 1 28
dat in de volksmond „een warme iaute" werd genoemd . Hij had er succes mee! De visioenen bleven in het vervolg weg . Hier leren we Busch kennen als een ander soort reformator n .l. een die bijgelovigheden opruimt en gezonde denkbeelden tracht to brengen . We] moeten we geen overdreven voorstelling hiervan maken . Een verlicht man, zoals wij ons dat wellicht zouden voorstellen, was hij niet ; staaltjes van bijgeloof vinden we ook in zijn leven genoeg . Toch had hij soms een nuchtere kijk op de dingen. Het verblijf to Windesheim is van groot belang geworden, doordat prior Johannes II (van Naaldwijk) hem opdroeg de geschiedenis van de eerste broeders uit het klooster to beschrijven en de geschiedenis van het ontstaan en de groei van het klooster Windesheim (later uitgegroeid tot de geschiedenis over de Windesheimse Congregatie) . Hoewel slechts de eerste editie in Windesheim is voltooid, is het van diepgaande invloed geweest, dat hij juist hier het werk is begonnen . Want in het moederklooster was nog de zuivere sfeer van de begintijd, die wij elders bij Busch' reizen in den vreemde zo dikwijls missen . Hier kon hij zich inleven in de vertrouwde omgeving die telkens herinneringen opwekte aan hetgeen hij moest beschrijven. Hier ook had hij de beschikking over het kloosterarchief en rustig de tijd voor zijn arbeid, al met al goede voorwaarden voor een degelijke opzet van zijn werk . Dat hij er in geslaagd is een, zeker naar de maatstaven van die tijd gerekend, uitstekende kroniek to schrijven, is voor een groot deel to danker aan het feit dat hij als „simplex frater" ongeveer drie jaar to Windesheim heeft vertoefd . Ook voor hem zelf zal deze periode van bezinning louterend gewerkt hebben . Men krijgt wel eens de indruk, dat er aan de reformator Busch in Duitsland weinig van de Windesheimse geest meer to bespeuren valt. Een opnieuw confronteren met die geest zal voor hem zelf ongetwijfeld zegenrijk zijn geweest . Het verblijf to Windesheim is een betrekkelijk kort intermezzo geweest, onderbroken door enkele dienstreizen en het voor korte tijd waarnemen van een functie in de kloosters 1 29
Diepenveen en Bronopia . Tijdens zijn verblijf in laatstgenoemd klooster ontving hij een aanstelling als prior van het klooster Zegheberg in Holstein . 1 ) Hij heeft die benoeming niet aangenomen . Maar toen hij in 1459 opnieuw gekozen werd tot praepositus van Sulta, heeft hij Been weerstand geboden en nam de benoeming aan . 2) Het is niet duidelijk op wiens aandringen het verzoek om wederom naar Sulta to komen, is uitgegaan . Immers, Barthold Semeyer, een goed vriend van Busch, was er prior, dus de noodzakelijkheid een nieuwe functionaris to benoemen, lag niet voor de hand . Mogelijk is, dat de nieuwe bisschop van Hildesheim, Ernst, die de in 1458 afgetreden Bernhard IV was opgevolgd, op aanraden van hervormingsgezinde vrienden, onze Busch heeft teruggeroepen en dat prior Barthold bij onderling overleg vrijwillig resigneerde. Ook is het niet onmogelijk dat voor Semeyer de taak op een of andere wijze to bezwaarlijk was geworden, zodat, toen er een aanvraag uit het klooster to Heiningen kwam, hij zich hierheen heeft begeven . In de opengekomen plaats is dan Johannes Busch gekozen . Hij beperkte ook thans zijn taak niet tot het vervullen van zijn prioraat. Met een ongelooflijke ijver en ambitie en met onvermoeibare werkkracht is hij op zijn zestigste jaar opnieuw begonnen met het reformeren en visiteren van verschillende kloosters tot ver buiten het bisdom Hildesheim . Hoewel alleen het opsommen van de kloosters die hij bezocht heeft al haast vermoeiend werkt, willen wij ze toch volledigheidshalve vermelden . De schaarste van gegevens belet evenwel een juiste chronologie . Te Hildesheim heeft hij zich bezig gehouden met de reformatie van de benedictijner abdij St . Godehard. 3 ) Reeds meer1 ) Lib, de ref., p . 498. 2) Ibid., p. 432 . 3)
Lib . de ref., p . 531 seq. ; Hoogeweg, a . a . 0., S. 64. Hetzelfde verhaal in andere bewoordingen : Joh . Legatius, Chronicon Coenobii S. Godehardi in Hildesheim, in : Script. Brunsvic., II, p . 415.
1 30
malen was getracht dit klooster to hervormen, steeds zonder resultaat . Busch kreeg tussen 1461-1465 van bisschop Ernst de opdracht het nog eens to proberen . Met zijn bekende doortastendheid ging hij er op of in gezelschap van enkele raadsleden . Hij hield in het klooster een toespraak, waarin hij eiste dat de bewoners zich aan verschillende door hem genoemde regelen en voorwaarden zouden houden . De abt verklaarde, na overleg met de broeders, dat alles wat Busch had voorgesteld door hen werd nageleefd . Reformatie was derhalve onnodig . Een voorstel van Busch, om toch twee broeders uit een ander welhervormd klooster op to nemen, werd geweigerd en de hervormer kon onverrichterzake vertrekken . Bij een tweede poging bereikte hij meer resultaat, hoewel de regelingen zeer stroef en moeizaam tot stand kwamen . Men zou in St . Godehard een oudere broeder uit Clus, behorende tot de bekende Bursfelder Congregatie als prior aannemen ; ook zouden de kloosterlingen het persoonlijk bezit laten varen en tot gemeenschappelijk eigendom terugkeren . De afspraak was nog niet in werking getreden, toen de abt, Hendrik Woltorp, die altijd tegengewerkt had, kwam to sterven (5 Febr . 1465) . Een gelukkige oplossing voor de verbetering van de abdij was het, dat de nieuw gekozen abt, Lippold van Stemmen, een bekwaam man was, die het klooster in goede banen heeft geleid, tot voldoening van alien die werkten aan de verbetering van de kerkelijke toestanden . Hoewel Busch aan de verkiezing niet mee mocht doen, heeft hij toch door een voortdurende aanwezigheid in het klooster mede de goede koers bepaald . Voor 1463 valt de reformatie van het wittevrouwenklooster B. Mariae Magdalenae de poenitentia to Maagdeburg . 1 ) Het verzoek daartoe was uitgegaan van aartsbisschop Frederik . Onder de prelaten die afgevaardigd werden, was Joh . Busch. Hij heeft de eerste instructies gegeven en er vervolgens voor een volledige reformatie twee zusters Geertrude Maenschijn
1)
Lib. de ref ., p. 635.
1 31
en Geseke Borsum, van dezelfde orde uit Hildesheim, heen gezonden . Het verloop van deze hervorming schijnt rustig en gunstig geweest to zijn. In 1462 heeft Busch zich bezig gehouden met de hervorming van het klooster Marienberg, een klooster van augustijner kanonikessen bij Helmstadt . 1 ) Reeds eerder had de prior van Hamersleben, Everhard Lochte, benevens zijn ambtsgenoot uit Riechenberg, Joh . Clovekorn en de toenmalige prior van Sulta, Barthold Semeyer, het klooster gevisiteerd, doch geer. voldoende resultaat bereikt . Toen Joh . Busch voor de tweede maal prior to Sulta was geworden, werd zijn belangstelling voor dit klooster gevraagd en de wenselijkheid uitgesproken, aan het generaal kapittel to Windesheim enkele goed onderwezen zusters to vragen . Bij het ingestelde onderzoek heeft hij de kloosterbewoonsters onderricht in de tot de reformatie behorende gewoonten . Het bleek hem, dat dit niet voldoende zou zijn, beter ware het, als inderdaad wel onderrichte zusters kwamen inwonen . Busch bedacht zich niet lang, in Saksen waren geen kloosters van deze orde, die zusters konden leveren ; de enige mogelijkheid was, nederlandse kloostervrouwen voor dit doel over to laten komen. Binnenkort zou het jaarlijkse generale kapittel to Windesheim worden gehouden en daar kon de moeilijkheid worden besproken . Samen met een dienaar is Busch in een met vier paarden bespannen wagen op reis gegaan en kwam 2 Mei 1462 to Windesheim . Hij verkreeg er toestemming om uit het klooster Bronopia twee kanonikessen en een conversa mee to nemen . Ook de priores gaf haar fiat en daarop hebben de zusters Ida en Tecla met de converszuster Aleyda, onder de hoede van Busch de lange reis ondernomen . Zij hebben de zuivere geest nit de Windesheimse vrouwenkloosters hier, ver van haar haardsteden, overgebracht en dezelfde sfeer er doen ontstaan, waardoor de nederlandse kloosters van de Windesheimse Congre1)
ref p. 618. Lib . de .,
1 32
gatie bekend waren . Over zuster Tecla vernemen wij, dat zij vooral de jongeren in latijnse grammatica, in zang en ,in scientiis scholasticalibus" heeft onderwezen, zodat er een aanmerkelijk hogere graad van kennis ontstond . De converszuster Aleyda werd door alien in het klooster bemind en vereerd om haar zachtaardig karakter en haar nauwgezette vroomheid, waarin zij anderen onderwees . Drie jaar lang zijn de zusters gebleven en uit de door Busch overgeleverde gegevens blijkt ditmaal duidelijk, dat een geest van innige en zuivere vroomheid in dit klooster is overgeplant . Wanneer men spreekt van de invloed van de nederlandse Windesheimse kloosters op Duitsland, mag het bovenvermelde voorbeeld met ere worden aangehaald. Tussen de zusters uit Bronopia en die to Helmstadt was zo'n goede band ontstaan, dat men moeilijk kon scheiden en de zusters onder vele tranen de wagen bestegen, waarin Busch ze weer veilig naar haar eigen klooster terugbracht . Later werden nog hartelijke brieven gewisseld die in het Liber de reformatione zijn opgenomen . t ) De kanonikessen to Marienberg . waren zo goed onderricht, dat zij op haar beurt weer konden helpen en o .a. de zusters van het klooster to Stendhal en to Marienborn bij Helmstadt hebben onderwezen . 2) In 1469 valt de reformatie van het cistercienser vrouwenklooster, gewijd aan Maria, Alexander en Laurentius, to Wienhausen. 3 ) Op verzoek van aartsbisschop Ernst van Hildesheim werd dit klooster bezocht door abt Hendrik van St . Michael, .abt Lippold van S . Godehard en Joh . Busch, in aanwezigheid van hertog Otto 11 (der Siegreiche) van Brunswijk-Luneburg . Zowel de abdis als de andere kloostervrouwen weigerden 1) Lib. de ref., p . 624 seq. 2) Ibid., p . 651, 627. 3) Ibid., p . 629 ; Hoogeweg, a. a. 0., S . 131 . Volgens een manuscript uit
het klooster had de reformatie plaats ,anno Domini M° CCCCo LXIX sequenti die post festum I1lacionis marie" (26 Nov.), Zeitschrift des historischen Vereins fur Niedersachsen, Jahrgang 1855 .
1 33
beslist to voldoen aan het verzoek tot reformatie, dat haar bij monde van de hertog werd overgebracht . Daarop gins de hervormingscommissie terstond tot strenge maatregelen over, want alle zusters die een functie in het kloosterbestuur vervulden,werden van haar waardigheid vervallen verklaard . Zonder veel besprekingen werd de abdis, een zeventigjarige gravin von Hoya, door Busch en abt Hendrik bij de arm genomen en naar een gereedstaand rijtuig gebracht, evenzo werd gehandeld met een vijftal zusters . Zij werden onmiddellijk naar een ander oord overgeplaatst . Vervolgens werden enige lege wagens voor het klooster gereden en aldus had de hertog een sterke troef in handen . Hij maakte aan de verzamelde zusters bekend, dat de abdis en nog enkele zusters waren weggevoerd . Wie van de overgeblevenen aan de hervorming wilde medewerken kon blijven, wie dit niet beliefde, zou terstond uit het klooster weggeleid worden ; de wagens stonden gereed! Het gevolg van dit dreigement was, dat alle bewoonsters beloofden, to zullen gehoorzamen . Intussen was de abdis Sophia, van het klooster Derneburg, met vier nonnen en een conversa, die alle bezield waren met een betere gezindheid, gearriveerd om de zusters van Wienhausen to onderrichten . Het gemeenschappelijk bezit werd in ere hersteld en de gebruiken, gangbaar in een goed cistercienser klooster, werden nieuw ingevoerd . Aan de abdis van Derneburg werd voorlopig het bestuur opgedragen, een maand later werd een zuster uit Derneburg tot abdis gekozen . Daar er voordien in het kl . Wienhausen een gestrenge geest was gehandhaafd en ook de kuisheid volstrekt bewaard was gebleven, gins het hier zuiver om een verandering van leefwijze uit de hofjestoestand naar de oorspronkelijke kloosterregels . In Januari 1470 beyond Busch zich to Salzwedel i ) om samen met zijn ambtgenoten van Riechenberg en Hamersleben, het klooster S. Spiritus van august . koorheren to reformeren. De 1)
Lib. de ref ., p. 500.
1 34
hervorming geschiedde op verzoek van de vorst Frederik . De broeders in Salzwedel hebben zich tegen de inmenging van de reformator verzet, doch tevergeefs . Er was in dit klooster veel dat verbeterd moest worden . Het bedreigen met wegvoering opende de gelegenheid om enigszins geordende toestanden in to voeren . Onder een nieuw gekozen leiding kwam de reformatie, uiterlijk althans, tot stand ; hoe de innerlijke reformatie is gegaan daarover worden we niets gewaar. Er zijn een viertal broeders uit ordelijke kloosters ter onderwijzing achtergebleven en gewoonlijk werd daarmede wel een gunstig resultaat bereikt. Met verscheidene andere kloosters heeft Busch bemoeiingen gehad, die Been formele reformatie kunnen warden genoemd en meer beperkt bleven tot visitatie . Het betrof hier meestal kloosters die reeds aangesloten waren bij de Windesheimse Congregatie en volgens de statuten jaarlijks bezocht werden . Ook behoren tot de gevisiteerde kloosters verschillende, waar door andere reformatoren een begin met de hervorming was gemaakt. Zijn taak bestond dan in het afnemen van de biecht, aanwijzingen geven voor een betere kloostertucht en heel vaak het houden van een collatie . Meestal bleef zo'n visitatie niet beperkt tot een bezoek, doch keerde hij voortdurend terug om door persoonlijk contact de ontstane verbetering verder in goede banen to leiden. In uiteenlopende streken van Duitsland waren de kloosters, waarmede het contact werd gelegd of onderhouden, gelegen en onvermoeid is Busch er langs gereisd . Het is niet nodig aan iedere plaats enkele afzonderlijke reg .-Is to wijden . Dikwijls waren het kloosters, ons reeds van name bekend uit zijn reformatieberichten, andere ontmoeten we voor de eerste maal. Een opsomming alleen al van de nog niet vermelde kloosters en een blik op de kaart, geeft ons een indruk van wat Busch gepresteerd heeft en dit om en nabij zijn 70e jaar . Het zijn b.v. de visitatie van het augustijner vrouwenklooster to Fischbeck en het augustijner mannenklooster St . Dionysius
1 35
in Mollenbeck 1 ) (beide in de diocese Minden), het augustijner mannenklooster to Riechenberg en de augustijner vrouwenkloosters to Heiningen, Stederburg en Dorstadt (dioc . Hildesheim), in welk laatstgenoemde klooster hij ook na de reformatie heeft medegewerkt . 2) Hij bezocht het augustijner mannenklooster Zegheberg in Holstein en de Devote zusters in Lubeck, 3 ) visiteerde het klooster Frankenberg bij Goslar van de orde Maria Magdalena en het praemonstratenser klooster St . Wibertus bij Quedlinburg, 4 ) of reisde ir. de diocese Paderborn voor de visitatie van het augustijner mannenklooster St . Johannes bapt. to Volhardinghausen, bezocht het augustijner regulieren klooster St . Meynulphi to Boddeken bij Paderborn en het augustijner mannenklooster to Dahlheim, eveneens in deze streek . 5) Daartussen vallen dan nog gebeurtenissen als het inzegenen van een kluizenaarster to Hildesheim, het zich bezighouden met de Broeders van vrijwillige armoede in dezelfde stad, het presideren van het opnieuw ingestelde provinciale kapittel to Neuwerk 6) en het ter professie aannemen van zusters in het klooster van augustijner kanonikessen to Erfurt . 7 ) Het is een kaleidoscoop van werkzaamheden, die duiden op een schier onverwoestbare activiteit. Busch' pen heeft gedurende het tweede verblijf to Sulta niet stilgelegen. In 1464 voltooide hij er het Chronicon Windeshemense in de tweede recensie . Hii begon en voleindigde zijn nieuwe werk, de vier boeken van het Liber de reformatione monasteriorum in de eerste recensie van 1471, en hield het bij tot
1) Lib. de ref ., resp . p . 640 en p. 493. 2) Ibid ., resp . p . 484 ; p . 603 ; p . 606 en p . 648 . 3) Ibid ., resp . p . 499 en p . 672. 4) Ibid., p . 609 ; p . 516. b)
Ibid., resp. p . 495 (hij installeerde bier in 1467 de prior) ; p . 490 ; p . 494 .
6) Lib, de ref ., p . 754, p . 460. 7) Ibid., p . 611 .
136
1475 . Het zijn de memoires, waaruit wij de gegevens voor het leven en werk van Johannes Busch grotendeels hebben geput . Aan het slot van het handschrift uit Sulta berekent onze Busch dat hij thans in zijn 76ste levensjaar, ten dienste van de hervorming van kloosters en van mensen, 6800 mijl heeft afgelegd, to voet, to paard of per wagen ,voor het welzijn der zielen, tot lof en glorie van de almachtige God, van de gebenedijde Moeder Maria en het ganse hemelse heir, opdat zij mij in hun eeuwige tabernakelen mogen opnemen . Amen . 1 ) Daarmede eindigen in 1475 de berichten die hij zelf geeft . Over de laatste levensjaren van Busch is zeer weinig bekend . Uit de catalogus praepositorum weten we, dat hij wegens zijn ouderdom in 1479 van zijn waardigheid als proost resigneerde en korte tijd later is overleden . 2 ) Hij is to Sulta begraven . Zien we terug op het leven van Johannes Busch, dan blijft de indruk van een man die onvermoeid en onophoudelijk gewerkt heeft aan de verbetering van de kerkelijke toestanden in het bijzonder van de kloosters . Doch tevens kan men zich niet onttrekken aan de gedachte dat hij daarbij niet geheel vrij to pleiten is van een zekere oppervlakkigheid . Inderdaad heeft Busch to veel ondernomen om het alles op een grondige wijze to kunnen doen . Vele objecten heeft hij op een degelijke wijze tot een goed einde gebracht, doch ook is veel half blijven liggen . In aanmerking moet evenwel worden genomen, dat die indruk van oppervlakkigheid mede gevormd wordt door de wijze waarop hij zijn hervormingswerk heeft beschreven . Dikwijls schetst hij ons de uiterlijke dingen die plaats grepen . Ook zijn voorliefde om vermakelijke en anecdotische bijzonderheden to verhalen is mede oorzaak, dat de beschrijving van het eigenlijke reformatiewerk soms op de achtergrond raakt.
1) Lib . de ref ., p . 792. 2) Leibniz, Script. Brunsvic ., II, p . 971, ,donec obsenium iterum anno 1479 resignavit, tandemque cum opinione Sanctitatis diem clausit extremum" .
1 37
Daarom is het een onjuiste, althans zeer mistekende typering van Busch, als Barnikol hem in de volgende bewoordingen karakteriseert : „ein grosser ,Reformierer", kein grossziigiger Reformator and neues Leben Schaffender! Keine tatkraftige religiose Personlichkeit, die es wagt and unternimmt, die entartete and entchristlichte Welt zum Herrn hinzuwenden and zu fuhren and sie dadurch verinnerlicht, sondern ein fanatischer beschrankter Eiferer, der die laxe Klosterwelt zu alter Zucht and kirchlichen Gehorsam durch aussere Strenge and durch Gewaltmittel zuruckbringen will" . 1 ) Wij willen niet blind zijn voor de tekortkomingen van Busch ; die had hij zowel in zijn karakter als in zijn werk . Een eigengereid man en zelfbewust, niet meer de stille ingekeerde Windesheimer, doch in de dikwijls turbulente situaties gevormd tot een gewiekst en zakelijk prelaat . Zijn gaven, hoewel bewonderenswaardig, zijn niet brillant en hij is geen reformator van wereldhistorisch formaat geweest . Het lijkt me echter onrechtvaardig deze eis aan hem to stellen, zoals Barnikol dit toch eigenlijk doet . Wanneer we Busch in al zijn beperktheid kunnen zien, dan moeten we echter tegelijk oog hebben voor zijn kwaliteiten als reformator en constateren, dat hij zijn gehele persoonlijkheid heeft ingezet, om het verval to keren en al naar gelang hij het nodig achtte met geduld of geweld de nieuwe geest van vroomheid to brengen . Er mag niet vergeten worden, dat het invoeren van andere gewoonten niet een teken is van uiterlijke, in de zin van onbelangrijke en weinig effectieve reformatie, doch dat dit nu eenmaal een onontkoombare noodzaak was voor een practisch begin . In vele gevallen was de toestand zo verdorven, dat met subtiele geestelijke middelen niet het minste resultaat bereikt kon worden . De oude leefwijze in de kloosters moest vervangen worden en grondige wijzigingen waren volstrekt noodzakelijk, al lijken het dan zulke onbelang1)
E . Barnikol . Studien zur Geschichte der Bruder vom gemeinsamen Leben, Tubingen 1917, S . 83 .
1 38
rijke dingen als het arrangeren van de etenstafels of het demonstreren hoe men bepaalde buigingen moest maken bij de kerkelijke plechtigheden of de vraag op welke wijze de schuld moest beleden worden op de mat, tijdens het schuldkapittel . Dit alles was het omhulsel waarin de Windesheimse vroomheid word gebracht. Eigenlijk moot men bij alle hervormingsberichten uit het Liber de reformatione, waar zo weinig van de innigheid en wezenlijke devotie merkbaar is, zelf als aanvulling telkens toevoegen dat doze man tegelijk heeft getracht de geestesgesteldheid aan to kweken die hij in het Chronicon Windeshemense zo bewogen heeft beschreven . Want dat is de kracht waaruit hij heeft gewerkt en het zijn de geestelijke oefeningen, doordrenkt met de Windesheimse geest en de Moderne Devotie, welke hij heeft ingevoerd als or zo nuchter en oppervlakkig staat geschreven dat ,onze gewoonten" werden ingevoerd . Busch zelf begreep volkomen, dat door de verandering van uiterlijke vormen geen innerlijke reformatie van de kloosterbewoners of -bewoonsters zou ontstaan . Daarom bleef hij zelf ter plaatse om die wezenlijke hervorming to bewerken, of hij voerde, naar het beproefde Windesheimse systeem, brooders of zusters uit goede kloosters in de nog niet hervormde, om aldus een werkelijk religieuse sfeer to kweken . Door gewoonlijk ondoorzichtige oorzaken heeft hij doze methode niet altijd toegepast ; dan mislukte de hervorming van het dikwijls zo onhandelbare mensenmateriaal . Maar in andere hervormingsobjecten is de Moderne Devotie gaan bloeien en men kan slechts schatten wat door Busch, hetzij door persoonlijke zielszorg of door het zenden van geestverwanten, aan innerlijke zegen is verspreid . Dat vele, door Busch geprofeste en opgeleide kloosterlingen overal elders op uitnemende wijze belangrijke functies vervulden, is hot duidelijke bewijs, dat hij als leermeester en zIelenreformator niet heeft gefaald. Een merkwaardige blik op de culturele taak die Busch heeft vervuld in zijn arbeid als apostel van de Moderne Devotie in Duitsland, seven ons de boeken uit de bibliotheek van het 1 39
klooster to Sulta. 10 handschriften zijn daarvan, voor zover bekend, overgebleven . 1 ) Dat 9 van die manuscripten stammen uit de tijd toen Busch praepositus was, is reeds veelzeggend en een duidelijke aanwijzing voor de geestelijke bloei in dit tijdperk . De inhoud is zeer gevarieerd: bijbelpericopen, werkjes van Augustinus, ascetisch-godsdienstige tractaten, grammaticale geschriften, oorkonden . Een nauwkeurige beschouwing leert ons nog meer . Tot de bibliotheek behoorde, de thans nog bewaard gebleven grote bijbel in vier banden, door Bern . Buderick (f 1457), de rector van de Broeders des gemenen levens to Hildesheim, afgeschreven . 2 ) Men herinnert zich onmiddellijk dat het onze Busch is geweest, die deze broeders de vestiging to Hildesheim mogelijk heeft gemaakt en hen heeft geholpen . De ijverige copiisten hebben de ,totam bibliam in magna forma" aan Sulta ten geschenke gebeven, 5 ) een monumentaal getuige van Busch' verdienste voor het culturele leven van zijn tijd. Er is nog zulk een stifle getuige die toont, dat Busch wairlijk geen oppervlakkige Windesheimse gebaren naar Duitsland heeft gebracht . In de bibliotheek to Hannover is bewaard gebleven het ,Liber monasterii canonicorum regularium in Sulta grope Hildensem quem scripsit frater Bertoldus Eyke ." 4) Het bevat het „Tractatus de spiritualibus ascensionibus" van Gerard Zerbolt van Zutphen . De codex is in 1447 geschreven, stamt dus uit de tijd toen Busch praepositus was, en is afgeschreven door een broeder die hij heeft opgeleid en 29 Maart 1442 heeft ingekleed en geprofest en die in 1447 de taak van subprior vervulde. 5 ) Het werk zelf werd in Windesheim zo
1) Herm. Herbst, Beitrage zur Geschichte der Bibliothek des Sultehlosters zu Hildesheim, in : „Alt-Hildesheim", Heft 15 (Mai 1936), S . 30-36 . 2) In de Wolfenbiitteler Bibliothek, sign. Aa-Ad Aug . 2°. 3) , que jam data est fratribus regularibus in Sulta" . 4) Voorm . Kgl . and Provinzialbibl., Kodex I 842. H . Herbst, a. a . 0 ., S . 31 . 5) Lib . de ref., p . 421 .
1 40
hoog geschat, dat bet in de door lBusch vertaalde ,Epistola" (de geestelijke oefeningen voor de Windesheimers) speciaal genoemd werd als bijzonder geschikt voor een diepere inleiding') Welnu, dit manuscript uit de voormalige bibliotheek van Sulta met dergelijke antecedenten, is bet bewijs voor bet felt dat Busch rechtstreeks de beste vruchten der Moderne Devotie heeft overgebracht naar de streek waarheen hij was gezonden . Het zou overigens onbegrijpelijk zijn als hij dat niet had gedaan . Busch zelf achtte bet blijkbaar zo vanzelfsprekend, dat •hij over deze dingen vrijwel niet sprak en ons slechts buitenissigheden verhaalde . Wij molten daarom . dankbaar zijn, dat wij, zij bet in spaarzame gegevens uit andere bron, de ware Busch leren kennen . Dat Johannes Busch de decadentie van bet uitgebreide kerkelijk leven niet heeft kunnen keren, mag men hem niet euvel duiden . De ontbinding was reeds to ver doorgedrongen ; op de wijze zoals hij en zijn tijdgenoten trachtten to saneren, was de ziekte niet meer to genezen . Eerst in reformatie en contrareformatie treden de crises in alle felheid naar buiten en komen er meer definitieve wendingen .
1) ,Materiam inde habes in Beatus vir", Chron . Wind., p . 244 .
141
B.
CRITISCHE BESCHOUWING VAN BUSCH GESCHRIFTEN
Wij willen thans de literaire nalatenschap van Johannes Busch aan een nadere beschouwing onderwerpen en beginnen daartoe met een opsomming van hetgeen hij geschreven heeft : A . bet Chronicon Windeshemense, bestaande uit : 1 . liber de viris illustribus, onderverdeeld in proloog, inhoudsopgave en 72 capita ; 2 . een latijnse vertaling van een oorspronkelijk in bet diets geschreven „brief" : epistola de vita et passione domini nostri Ihesu Christi et aliis devotis exerciciis, secundum que fratres et lay ci in Windesem se solent exercere ; 3 . liber de origine modernae devotionis, verdeeld in proloog, inhoudsopgave en 47 capita . B. Het Liber de reformatione monasteriorum diversorum ordinum, onderverdeeld in prefatio, inhoudsopgave en 4 boeken . Lib. 1 bevat 56 capita ; lib . 2 heeft 49 ; lib . 3 bestaat nit 35 en lib . 4 uit 36 capita . C. Enkele kleinere geschriften als preken en brieven . A 1, 2, 3 tesamen worden bet Chronicon Windeshemense genoemd. Deze benaming is niet door Job . Busch gegeven, doch waarschijnlijk afkomstig van de in 1621 gedrukte uit1 42
gave van Rosweyde, 1 ) waar de Brie delen onder deze naam zijn saamgebundeld . K. Grube noemt 2 ) acht handschrif ten van het Chronicon Windeshemense,welke met enkele kleine verbeteringen hier volgen : 1. Codex T, papierhandschrift, afkomstig uit bet august . regulieren klooster to Utrecht. Het is ,Scriptum per Johannem Gheradijn. Anno domini MCCCCLXVI" en bevat in volgorde : a . epistola van prior Vornken ; 3) b. de viris illustribus van Joh . Busch ; c. epistola de vita et passione ; d. de origine modernae devotionis ; e . liber de origine monasterii Viridis vallis . Deze codex is in bezit van de Universiteitsbibliotheek van Utrecht, sign. no. 311 . 4) De uitgave van Grube heeft dit handschrift tot grondslag . De door Grube verzorgde uitgave van het Chronicon Windeshemense is niet geheel vlekkeloos . Wij hebben slechts de eerste bladzijde met het origineel vergeleken . In de proloog van het Tiber de viris illustribus, heeft Grube : „et apostolorum eius omnium sanctorum", 5 ) ter-
1) Chronicon canonicorum regularium ordinis S. Augustini Cajituli Windese-
mensis . Auctore Joanne Buschio Can . Reg . Accedit Chronicon Montis S . Agnetis Auctore Thoma a Kempis Can. Reg. nunc primum in lucem edita una cum Vindiciis Kempensibus Heriberti Rosweydi Soc . Jesu pro libro de imitatione Christi, Antverpiae, spud Petrum et Joannem Belleros, anno MDCXXI (80). Dit is de uitgave waaruit b .v . Acquoy citeert (KI . Windesheim, I, 16 n .) . Enkele particulieren en bibliotheken bezitten een ex . van deze Rosweydeeditie. Zij is gedrukt naar codex R uit Rooklooster, doch heeft verschillende drukfouten. 2) Chron. Wind ., ed . K. Grube, Einl . S. XXXVI ff .
$) Uitgeg. door Acquoy, Kl . Windesheim, III, bijlage I, bldz . 235 e . v . 4) Merkwaardig is dat Grube zelf de Koninklijke Bibliotheek to Den Haag
vermeldt. V. Becker heeft dit het eerst verbeterd in,,Studien", N . reeks, XXIX (1887), bldz . 71 . 5) Chron . Wind ., p . 1, r . 9,
1 43
wijl in de Utrechtse codex staat ,omniumque sanctorum" . i ) In de proloog van het Tiber de origine devotionis modernae lezen wij : ,Nos igitur tanta mirabilia dei miracula" . 2 ) De Utrechtse codex echter die Grube als uitgangspunt heeft genomen zegt : ,mirabilia antiqua dei miracula" 3 ) ; regel 15 bij Grube luidt : ,que tamen ex uno fonte purissimo" . In het manuscript staat achter „tamen" een tekentje dat iets is vergeten en in margine is aangegeven dat ,omnia" hier moet worden toegevoegd . 4 ) Een regel verder lezen wij in Grube's editie : ,,magistro Gerardo Magno", de Utrechtse codex heeft duidelijk ,,Geraerdo" . En de op een na laatste regel bij Grube vermeldt : ,,monasterii nostri Windesem", terwijl in het handschrift staat : ,,in Windesem". 5) Ook de afschrijver van het manuscript is door Grube foutief aangeduid (Einleitung XXXVII) : ,Scripttim per Johannem Gherardijn", dit moet zijn ,Gheradiin" . 2 . Codex A, papier. Einde 15e eeuw, geschreven in de Nederlanden . Zij bevindt zich in de Koninkl . Bibl. to Den Haag . De indeling is als volgt : liber de origine M .D. (Sign . 70 H . 70) epistula de vita et passione ( „ 70 H. 71) liber de viris illustribus ( „ 70 H. 72) 3. Codex J, perkament 15e eeuw, behoort aan de bibliotheek van het Jezuieten-college St . Michel, Bibl . Bollandianae no .438. Afkomstig uit het klooster Nieuwlicht bij Hoorn . 4 . Codex B, papier, 16e eeuw (1514), afkomstig uit het klooster Agnietenberg . Het bevat van het lib. de viris illustr. cap . 35, 48, 49, 50 en van het lib . d e origine M.D. cap . 35 tot einde . Het bevindt zich achter het werk De reform . monast. van Busch in het manuscript sign. 1656-1658 van de Koninkl . Bibliotheek to Brussel . 5 . Codex L, papierhandschrift, 17e eeuw . Copie geschreven Zo ook in de z .g. codex A uit Den Haag. 2) Chron. Wind ., p. 244, r. 7. s) 4), 5) zie noot 1). 1)
1 44
door Ant. Matthaeus, in bezit van de Koninkl . Bibl . to Den Haag, no. 70 H. 77 Het bevat slechts het liber de viris illustribus en eindigt in cap . 58 . 6. Codex R, papierhandschrift, 16e eeuw. Het bevat in volgorde het lib. de orig . M .D., het lib. de viris illustribus en de epistola . Het handschrift is afkomstig uit de bibliotheek van Rooklooster (scriptus per manus Michaelis de Riddere) en behoort aan de Koninkl . Bibliotheek to Brussel, sign . 1736-49 . 7. Codex N, papierhandschrift, 15e eeuw (1493), afkomstig uit het Katharijnenklooster to Nijmegen, behorende tot de Congr . van Windesheim . De volgorde van de boeken is : liber de or . M.D., daarna lib. d e viris illustr. Thans in bezit van het priesterhuis to Gaesdonck.')Hier vindt men de oudste redactie van deze boeken . 8. Codex K, 15e eeuw, toebehorend aan de Universiteitsbibl . to Kiel, als Cod . Msc. 6 in 4° . Het is afkomstig uit het klooster Bordesholm. Het manuscript is onvolledig ; van het lib. d e vir. illustr . zijn er 12 cap . en het lib. de or. M.D. eindigt in cap. 35 . Het heeft kleine afwijkingen van de door Grube uitgegeven tekst . Ontbrekende delen van het manuscript bevinden zich in de Kon . Bibl . to Kopenhagen, n .l. gesigneerd GI . Kgl. S. 1594, 4° (cap . 36-40 van het l ib. de or. mod. dev .) en Kall . 299, 4° (cap . 40-47) . Niet vermeld door Grube zijn : Een papierhandschrift uit de Grossherzogl . Bibliothek to Darmstadt, gesigneerd 205, 300a, 301a . 2) Afkomstig uit het august . klooster Insula (bij Coblenz) geschreven in 1487 door fr. Franciscus de Valender . Het bevat het lib. d e origine M .D.
1) Het handschrift bevindt zich thans, aangezien er door de grote oorlogsverwoestingen in Gaesdonck geen ruimte is voor een bibliotheek, in bet benedictijnerklooster Neersdommermuhle bij Kempen . Het manuscript is in goede staat . 2) Naar een vermelding in W. de Vreese's Bibliotheca Neerlandica Manuscripta in de Univ . Bibl . to Leiden .
145
Drie handschriften, zich bevindende in de Stadtbibliothek to Trier, ') n .1 . : Cat. mss . 1215, geschreven in 1478 door Johannes Pylter, afkomstig uit het klooster b . Mariae Virginis to Eberhards •clausen . Het bevat het Tiber de viris illustr., de epistola en cap . 8 uit het lib. de or. mod. dev . Cat. mss . 1216, afschrift (uit de 15e eeuw), met dezelfde inhoud als het zojuist gemelde handschrift no . 1215 en eveneens afkomstig uit Eberhardsclausen . Cat. mss . 1217, wederom een afschrift (15e eeuw) met dezelfde inhoud als no . 1215 ; het heeft behoord tot de bibliotheek van het klooster b . Mariae in Insula (bij Coblenz) . Handschrift in de Bibliotheque rationale to Parijs, 2 ) gesign . ms. lat. 11103, geschreven door Johannes Offemburg in 1477, afkomstig van het august. reg. klooster St. Johannes to Rebdorff . Het bevat het lib. d e viris illustr., de epistola en bet lib. de or. M.D. Handschrift in de Preuss . Staatsbibl. to Berlijn, 3 ) gesigneerd Cod . lat. quart 355 Biblioth . Berol . (fol . 4-71) ; het bevat het lib. de or. mod. dev ., naar het schijnt met vele afwijkingen van de door Grube uitgegeven tekst . Het is een papierhandschrift uit de 15e eeuw, afkomstig uit het aug . klooster St. Pancras in Hamersleben . Fragment van het lib. de or. M.D., zijnde twee ongesigneerde papierbladz . uit de 2e helft van de 15e eeuw, 4 ) zich bevindende in de Stadtbibliothek to Brunswijk . Bekend is een ex . dat zich in de 18e eeuw in de dombiblio-
1) Vermeld door J. Pohl, Thomas von Kampen ist der Verfasser der Biicher De imitation Christi, Konigliches Gymnasium Thomaeum zu Kempen (Rhein), Program, 1893-94, S. vX ff. 2)
Ibid., S. XVIII .
8) Vermeld in D . J . M . Wdstenhoff, De kleinere geschriften van Joh . Busch, inl., bldz . 7 . 4) P. Lehmann, Reste einer Friihfassung von Johann Buschs Windesheimer Chronik, in : Hist. Jahrbuch der Gorresgeselischaft, LIV (1934), S . 230 ff .
1 46
theek to Mainz beyond, dat thans onvindbaar is, doch waarvan delen zijn overgenomen in : Val . Ferd . de Gudenus, Sylloge prima variorum diplomatariorum monumentorumque veterum ineditorum, Frankfurt a. M. 1728, p. 387-400 . Tenslotte een codex die V . Becker in Antwerpen heeft gekocht voor de heer Ed . Waterton to Deeping . Het handschrift is afkomstig uit het klooster St . Martinus to Leuven . 1 ) De indeling is : lib. de viris illustribus, epistola, lib. de or. M.D. Zoals Becker aantoont, is dit het exemplaar dat Roswevde voor zijn uitgave heeft gebruikt, waarbij blijkbaar ook het ex . uit Nieuwlicht hem ten dienste stond . 2 ) De afwijkingen in de gedrukte tekst zijn ontstaan door drukfouten en slordigheden . Verder noemt Acquoy nog enkele sporen van handschriften die hij bier en daar vermeld vond . 3) Over de tijd en de omstandigheden waarin Busch net Chronicon Windeshemense heeft geschreven het volgende : Het werk is ontstaan toen Busch tussen 1456-1459 in het klooster Windesheim verbleef als simplex frater . De aanleiding tot het schrijven was, yolgens Busch, de opdracht daartoe van prior Johannes Naaldwijk 4 ) (1454-1459) en de lieide voor de broeders die hem dikwijls er om gevraagd hadden . Waarschijnlijk is eerst het lib. de origine M.D . geschreven, daarna het lib. d e viris illustr. 5) Er bestaan twee redacties van het Chron . Windeshemense, beide door Busch verzorgd . De eerste is nog tijdens zijn ver1) Zie V. Becker, Eene onbehende kronijh van het hlooster to Windesheim, u itgeg. in Bijdr. en Meded. van het Hist . Genootschap, X (1887), bldz. 376 e. v . 2) Ibid ., bldz. 380, s) Acquoy, Kl. Windesheim, I, bldz . 315, n . 8. 4) Chron . Wind ., p . 2, p. 245 . Kennelijk is „prior Johannes" niet Johannes Vos van Heusden, zoals Acquoy, Kl . Windesh., I, bldz . 313, veronderstelt, en na hem J . Romein, Ceschiedenis van de Noord-Ned . geschiedschrijving in de Middeleeuwen, Haarlem 1932, bldz . 179 . b)
Busch verwijst in het l ib . de viris illustr . (Chron Wind., p . 34) naar een uitvoeriger beschrijving in het lib . d e or. M. D .
147
blijf to Windesheim, dus voor 1459, voltooid . t) De tweede redactie is to Sulta voleindigd en gedateerd op 1464 . 2) De eerste redactie is bewaard gebleven in codex N to Gaesdonck . Het verschil met de tweede redactie is het grootst in het boek De origine M .D . Reeds de titel laat zien, dat Busch met de twee redacties een verschillend doel heeft gehad . In de eerste red . luidde de aanhef : „Incipit liber devotus de origine monasterii in Windesem, ordinis canonicorum regularium Trajectensis dyocesis, et omnium devotorum presbytorum, clericorum et sororum totius patriae regionis Almanniae, editus a quodam regulari canonico in Windesem conventuali" . 3) De tweede red . begint : „Incipit Tiber de origine moderno devocionis omnium devotorum . . . . ac de origine et consummacione capituli nostri generalis" . 4) De oorspronkelijke opzet is geweest een kroniek van het klooster Windesheim to geven met enkele uitweidingen, terwijl de bedoeling van de nieuwe bewerking is : de geschiedenis van de Moderne Devotie en een beschrijving van de ganse Windesheimse Congregatie to geven . 5) Dientengevolge zijn in de
1) De prologus op bet lib . d e . van de Nijmeegse codex zegt 70 j . na de stichting van Windesheim, dus omstreeks Oct . 1457-Oct . 1458, is bet boek ontstaan. Becker, Eene onbek . kronijk, bldz . 425. 2) Chron . Wind ., p . 246 en 247, in de proloog van bet lib . d e . M . D . De berekening van Grube, ib . p . 2, noot 2, die zegt dat deze proloog einde 1462 of begin 1463 is geschreven, is onjuist . 76 jr. na van Windesheim is to rekenen vanaf 17 Oct . 1387, dus : einde 1463-1464. e) Becker, Eene onbekende kronijk, bldz . 389. 4) Chron . Wind., p . 251 . b) Niet geheel juist is de voorstelling, die J . G. J . Tiecke geeft in zijn disc . De werhen van Gait Groote (1941), bldz. 12,13. Hij doet het voorkomen i llustr . in alsof de opdracht tot het schrijven van hat lib. d e . eerst in 1464. l ib . de . M. D werd gegeven en de opdracht voor het Echter is in 1456 tegelijk de opdracht voor een kroniek van Windesheim gegeven en uitgevoerd . In 1464 werd deze kroniek omgewerkt tot het l ib . d e . M . D . Zo is eveneens de aanduiding van v . Ginneken, Geert Groote's lavensbeeld, bldz . 20 : ,de eerste editie van het Chronicon Windeshemense of bet Liber de viris illustribus de Windesem", onjuist .
148
tweede redactie sommige stukken, die in bijzonderheden over het klooster Windesheim handelen, weggelaten en anderzijds geheel nieuwe stukken toegevoegd . Het aantal hoofdstukken is van 40 op 47 gebracht . Het Tiber de viris illustribus heeft niet zo'n grondige verandering ondergaan, het aantal hoofdstukken is hetzelfde gebleven, toch is de tekst op verschillende plaatsen bewerkt en uitgebreid. 1 ) De epistola de vita et passione Domini, is blijkens het opschrift door Busch uit het diets vertaald . 2 ) Wie de eigenlijke auteur is, daarover zijn de meningen verdeeld . Naar aanleiding van een enigszins oppervlakkig lezen van een passage in het Chronicon Windeshemense heeft men lange tijd de bekende Windesheimer prior Joh . Vos van Heusden voor de auteur gehouden . De passage die over Vos handelt, luidt : „Pro cuius compendiosa geste rei forma menti sue facilius imprimenda cuncta sua quotidiana formavit exercicia iuxta dies et tenorem in libello dicto : ,Qui perseveraverit" aut ,Dilecte frater" expresse satis descriptos aperteque distinctos" . 3 ) Acquoy heeft er op gewezen dat men er slechts nit kan lezen dat Joh . Vos het boekje heeft gebruikt : ,hij richtte zijn dagelijkse oefeningen in, volgens de dagen en de gedachtengang, voorkomend in zeker werkje getiteld . . . ." 4 ) Hij noemt nog enkele bezwaren waaruit moet blijken dat Vos de auteur niet kan zijn . C.C . de Bruin heeft dit in zijn inleiding op de dietse oertekst van de epistola nog eens herhaald . 5 ) Hij meerit, dat
1) De varianten met toelichting geeft Becker in Eene onbek. kroniih, bldz . 425 e .v. Zie ook van hem : De twee verschillende redaction der Windesheimsche Kronijk, in : De Katholiek, N . Rks ., XXI (1885), bldz . 388-404 . 2) Chron. Wind ., p. 226. 3) Ibid., p . 32 . 4) J. G. R . Acquoy in : Handelingen en Mededeelingen van de Maatschappij der Nederl . Letterkunde, 1891-1892, bldz. 95-97. 6) C. C . de Bruin, De dietse oertekst, in : Ned. Arch. v. Kerkgesch., XXXIV (1943), bldz . 3 e .v .
1 49
het boekje van Florens Radewijns of een andere figuur uit Deventer afkomstig is . Toch zou ik weer terug willen naar het auteurschap van Joh. Vos v . Heusden en de zin aldus willen vertalen : ,hij schreef zijn dagelijkse oefeningen, naar dagen en gedachten-gang duidelijk genoeg verdeeld en zichtbaar onderscheiden, neer in het boekje getiteld : ,Qui perseveraverit" . Mijns inziens behoort iuxta niet in samenhang met formavit gelezen to worden, doch hoort dit geheel bij descriptos . Trouwens de hele samenhang in het slot van cap. XI. van de vir . illustr . wijst op het auteurschap van Vos . 1 ) Misschien is het nog beter to spreken van redactor i .p .v . auteur, omdat dit laatste de maker van een zuiver oorspronkelijke conceptie veronderstelt, terwijl de epistola niet in die zin oorspronkelijk is . Overigens meen ik to moeten betwijfelen of de door De Bruin gepubliceerde tekst wel de werkelijke oertekst is. Uit een vergelijking met de latijnse codices blijkt, dat deze dietse tekst frappante verwantschap vertoont met de codex A. Het belangrijkst is die overeenkomst, waar A door een schrijffout inplaats van eo een hierop gelijkend ea vermeldt en dit door de dietse tekst is overgenomen en als „haer" vertaald . 2) De oorspronkelijke fout ligt dus in de latijnse cod . A. De pasage luidt in het Chron . . Wind. (p. 233) : ,Sexta feria intuere, quomodo ipse patri suo celesti in templo super altare fuit oblatus virgineis sanctis manibus predilecte matris sue et sicut infantes ceteri ab eo tune redemptus" ; de dietse tekst heeft (bladz . 14) : ,,Des vridaechs aensiet, hoe dat hi in den tempel sinen hemelschen vader gheoffert wort opten outaer mitten heilighen maechdeliken handen sijnre liever moeder ende van haer ghe-
1)
In deze geest ook Chron . Wind., p . 301.
2) De aangeduide afwijkingen vindt men ook in codex R en D (uitg . van Rosweyde), doch daar deze weer enkele varianten hebben, welke A en de dietse tekst niet bezitten, komen we als uitgangspunt bij A. R en D hebben n .1 . (Chron. Wind., p. 237) : „non decent", de anderen, A inbegrepen, „male stant", de dietse tekst zegt : ,staet qualic" (bldz .18).
1 50
quijt gelijc anderen kijnderen" . Het gaat hier over de besnijdenis en de redemptio geschiedt door God en niet door Maria! Verder schrijft Chron . Wind. P . 241 : ,singulariter ad beatam virginem Mariam habe reverenciam" . Codex A heeft singularem en de dietse tekst vertaalt in aansluiting daaraan : ,Hebt oec grote reverencie tot onser liever vrouwen" . (bladz. 21) . Mij dunkt dit zijn wel duidelijke bewijzen dat wij in de gepubliceerde dietse tekst niet to doen hebben met de oertekst, doch met een vertaling van Codex A . Het andere grote werk van Busch is het Liber de reformatione monasteriorum diversorum ordinum, bestaande uit vier boeken . Leibniz heeft het uitgegeven in verschillende brokstukken en geput uit verschillende codices, die sindsdien verloren zijn geraakt . Zijn uitgave is to vinden in Scriptorum Brunsvicensia illustrantium tomus secundus ed . G.G. Leibniz, Hanoverae MDCCX, p . 476-506 en p . 806-970. Pag . 476-506 is afgedrukt een deel dat Leibniz het eerst in handen was gekomen, dit is een afschrift van een codex uit het klooster to Hamersleben, gemaakt door de archivaris J .H. Hofmann to Hannover . 1 ) Het bevat een gedeelte uit liber I van het Lib . de reformatione . Deze (verloren geraakte) codex uit Hamersleben noemt Grube Codex H . Later, toen dit gedeelte reeds gedrukt was, vernam Leibniz van R.W . Konig to Ostenrode, dat er in de bibliotheek van Kiel een uitgebreider manuscript aanwezig was (waarschijnlijk afkomstig van het aug. klooster Zeghenberg) . Door bemiddeling van Prof. Kortholt verkreeg Leibniz deze ter afdruk . Het bleek hem dat er verschillen waren met codex H . ; daarom werden eerst deze afwijkingen gedrukt en waar het gedeelte uit Hamersleben eindigde, begon Leibniz met het vervolg uit zijn nieuwe bron . Deze, door Grube getiteld codex K, loopt tot lib. II, cap . 37 .
1)
Zie de Introductio, Script. Brunsvic ., II, p . 44 .
1 51
In dit deel werd (lib .II, cap .12 en 23) een derde boek geciteerd, vandaar dat Leibniz navraag liet doen in Sulta of bier nog iets voorhanden was . De praepositus Job. Casp Zeppenfeldt gaf toe, dat bet werk van Busch aanwezig was, doch wilde bet niet beschikbaar stellen . Toen hij later vernam dat reeds een gedeelte gedrukt was, zond hij aan Leibniz een afschrift „jn usum Fratrum", aliquando ex originali transcriptum" . Vanaf lib . II cap . 37 werd deze codex afgedrukt . Ook dit handschrift is verloren gegaan . Grube duidt bet aan als cod . S. De uitgave van Leibniz is dus uit drie recensies samengesteld en enigszins rommelig door elkaar gedrukt . Verder is er een belangrijk papierhandschrift (codex B), XVIe eeuw, afkomstig uit St . Agnietenberg . Dit bevindt zich in de Koninkl . Bibl . to Brussel, sign . thans 1656-58, cat . VI,3653. Grubs heeft bet als grondslag van zijn uitgave genomen . 1 ) Een van de door Leibniz gebruikte codices, vermoedelijk codex K, bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek to Kopenhagen, sign. Ny Kgl . S. 275, 4 0 . 2) Voor de oorlog beyond zich in de Stadtbibliothek van Hamburg een 17de eeuws afschrift : Liber tripartitus de reformatione in multis monasteriis per Sax . etc., nr . Theol . 1131 . 3 ) Evenals bet Chron . Windeshemense, is ook bet Liber de reformations door Busch in een tweede editie bewerkt . De eerste, dus oudste recensie vinden we in cod . S en H, de tweede recensie in cod . K en B . De eerste uitgave is van 1471, de tweede recensie is in 1473 geschreven . 4) Er moet
1)
Zie de beschrijving in de Einl . van het Chron. Wind., S XXXXII. Het is waarschijnlijk dezelfde, die Acquoy, Kl . Windesheim, I, b1dz . 322 1 , vermeldt.
2)
Volgens Lehman in : Hist . Jahrbuch, LIV (1934), S . 231 .
8)
Uit W de Vreese's Bibl . Neerl . Manuscr .
4)
Vgl . Lib . de ref., II, cap . XVII, p . 603. K en B hebben ,prefui eis iam annis XIIII", terwijl in S is blijven staan : „annis XII" (sinds 1459) . Op p. 674 vermeldt cod . B (de 2e recensie) : ,usque ad annos meos iam septuaginta quattuor cum hoc scribo, conservavit" . Zijn 74ste levensjaar valt in 1473 . P. 613 bepaalt het hodie op 1473.
1 52
opgemerkt worden dat handschrift S, dus het uit Sulta afkomstige manuscript, door Busch steeds is bijgehouden en daardoor feiten vermeldt zeker tot 1475 ; het is 9 Aug . 1475 afgesloten . De indeling der capita van de eerste recensie is geheel anders dan in de vermeerderde en omgewerkte uitgave van 1473 . Het Liber de reformatione monasteriorum is volgens Busch geschreven : „de venerabilium patrum dominorum Henrici ad Sanctum Michaelem et Lippoldi ad Sanctum Godehardurn in Hildensem ordinis sancti Benedicti abbatum, qui etiam eiusmodi reformationibus non parvarn operam impenderunt, et principaliter venerabilis patris domini Theoderici in Windensem ordinis canonicorum regularium prioris generalis fratrumque multorum consilio et. commissione scu mandato" . Vervolgens zijn van Busch bekend een aantal kleinere geschriften, uitgeg . door D .J.M.Wustenhoff.1) De bundel bevat een zestal preken, 4 brieven, een soliloquium en een soliloquium breve.Van een vijfde brief is het twijfelachtig of deze afkomstig is van Joh . Busch . 2 ) Aanvechtbaar lijkt mij ook hetgeen als „rapiarium" van Joh . Busch is opgenomen . 3 ) Ten eerste is het Been rapiarium en ten tweede blijkt uit Wustenhoff's beschrijving van bet manuscript, dat het tussen werken van andere schrijvers staat, zonder dat opnieuw de naam van 4 Busch vermeld wordt . ) Van verschillende dezer kleinere geschriften maakt Busch melding in zijn Liber de reformatione, 1) Scripta quaedam minora ex Cod . lat . quart. 355, Biblioth. reg . Beroli-
2)
3) 4)
nensis (Preuss. Staatsbibl .) uitg. D . J . M . Wiistenhoff, De kleinere geschriften van Joh. Busch. Hinderlijk is het steeds weer voorkomende ,(sic!)" tussen de tekst bij grammaticale en andere fouten of oneffenheden . W. noemt deze ,epistola incitativa" als hoogstwaarschijnlijk van Busch afkomstig, t . a. P ., bldz, 9 . Ibid ., bldz . 91 . Ibid ., bldz. 9, in het manuscr . fol. 117-118 . Het meest voor de hand liggend is, to veronderstellen dat na fol . 110 Been werken van Busch meer komen. Immers er volgt als afscheiding fol. 110, dan een uitgescheurd blad en hierna andere auteurs, to beginnen met,,Speculum bead bernardi" . Het gaat niet aan orn dan fol . 117 weer op naam van Busch to zetten.
1 53
n.l. : epistola, quam scripsi ad quendam fratrem Bernardum ordinis sancti Benedicti in Erfordia . 1 ) Verder de preken : Sermo de Christi nativitate ; 2 ) Super evangelio in die epyphanie : „cum natus esset in Bethleem Jude" 3) (ook genoemd De tribus regibus) ; Sermo de passione Domini, en twee preken De sancte spiritu . 4) In een toelichting bij de opsomming zegt hij, dat hij ze geschreven heeft in de tijd voor zijn priesterschap, maar ze, toen hij priester was geworden, in een betere vorm heeft gebracht . 5) We vinden dus ook hier zijn gewoonte om van het eenmaal geschrevene een nieuwe bewerking to vervaardigen . Door Maurice Coens wordt aan Busch toegeschreven een Vita Lebuini . s ) Inderdaad zijn de parallellen in stijl en woordkeus, door de editor nauwkeurig onderzocht, treffend, maar het blijft bij een vermoeden . Met zeer grote waarschijnlijkheid meen ik aan Joh. Busch to mogen toeschrijven het Speculum exemplorum (editio princeps 1481, to Deventer bij Richard Paefroed) een compilatiewerk van een anonymus in 10 distincties, in het geheel 1236 exempelen . ') Distinctio X, bevattende 30 exemp. is een origineel product van de compilator en apart afgedrukt in de Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem, 29ste dl . bladz. 369-453, 1) Lib . de ref ., p . 396 ; Kleinere geschr., b1dz . 67 (fragment) . 2) Kl. geschr., b1dz . 15 . 3)
Ibid., b1dz . 22 .
4) Ibid ., bldz . 38, 44, 52 . b)
Lib . de ref ., p. 397 : zie ook Lib. de ref ., p. 789 .
e) Maurice Coens, Vie de S . Ubuin, in : Analecta Bollandiana, t. XXXIVXXXV (1921), p. 1-25 . 7 ) Zie de art . van Bon . Kruitwagen in Tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen, 11 (1904), bldz . 277-291 en Bijdragen voor de gesch . van het bisdom Haarlem, XXIX (1905), bldz . 329-453 .
1 54
uitgegeven door Bon . Kruitwagen. Deze heeft bewezen, dat de naam van de gewoonlijk genoemde auteur Aegidius Aurifaber, Ord . Carth . op een vergissing berust. Hij kornt dan tot de wel als vaststaand aan to nemen conclusie, dat de schrijver moet behoren tot de orde van august . regulieren in het bizonder tot de Windesheimse Congregatie . Bon. Kruitwagen zoekt naar een auteur en lanceert als mogelijke veronderstelling : Herman van Ludingakerke, door Busch genoemd, een man „qui bene conversari scivit cum hominibus certas parabolas et enigmata enarrando" . 1 ) We bezitten van hem echter geen enkel geschrift en hij wordt nergens als auteur genoemd . Maar aan al de voorwaarden aan welke de schrijver van Dist . X, dus de samensteller van het Speculum, moet voldoen, beantwoordt Joh . Busch in alle opzichten . We weten met zekerheid dat hij in alle plaatsen is geweest waarvan de anonymus uit eigen ervaring vertelt : Zwolle, Deventer, Agnietenberg, Alkmaar, Keulen, Frenswegen, diocese Munster, diocese Maagdeburg, Lubeck . Deze bereisde Roel kennen we : de kloosterreformator Busch . Er zijn meerdere aanwijzingen . Het in het Spec . exempt . voorkomende woord ,epistolare", in de betekenis van brievenverzameling, dat Kruitwagen aanhaalt als een typisch herkenningswoord, 2 ) komt, zoals hij zelf reeds opmerkte, speciaal voor bij Busch, n .l. in de catalogus van de Windesheimse bibliotheek (vermeld in de eerste recensie van het Chron . Wind.) liefst 8 maal, 3 ) en nog een keen, in het Chron . Wind. (p. 53). Merkwaardig is, dat enkele kenmerkende uitdrukkingen uit de eerste regel van de proloog uit bet Speculum exempt ., ook vocrkomen in de prologen, die Busch bij zijn diverse werken schreef, n .l . de staande uitdrukking „longe lateque" (wijd en zijd) .Vervolgens doet het „librum aliquem in lucem protulerit", sterk denken aan ,illustrium patrum gesta preclara . . in lucem ., p . 497 . 1) Lib . de ref 2) t. a. p ., b1dz . 361, n . 1. e) Becker, Onbek . kronijk, bldz . 403 .
1 55
proferre". 1 ) En de geciteerde Valerius Maximus wordt bij Busch aangehaald in de proloog van het Liber de reformatione . 2) Hot door Kruitwagen vermelde feit, dat de collector van het Speculum veelvuldig woorden heeft gebruikt welke zijn samengesteld met „con" 3 ) lijkt mij niet zo stork kenmerkend, omdat het toevallig in de door hem aangehaalde gedeelten wel veel voorkomt, doch niet zo dikwijls in de exempelen zelf . Overigens maakt Busch er inderdaad een veelvuldig gebruik van, zodat er wederom een zekere overeenkomst is . Bezien we de inhoud van het Speculum, dan treffen ons enkele merkwaardige coincidenties . De eerste regel van hot verhaal in exemp . 9 4 ) : ,Zwollis oppidum insigne Traiectensis dioecesis est, ubi quod dicturus sum, firma didici relatione contigisse" duidt er op, dat hij bier op bekend terrein is . Maar uit kleine trekjes als deze : „Cumque talia memorans, gyrato in obliquum gradu, in alium vicum divertisset, qui recto itinere ad suum hospitium dirigebat" 5 ) bemerken we dat de auteur de hele locale situatie voor zich ziet ; volkomen van toepassing op Busch, die to Zwolle geboren en getogen was en de school heeft bezocht . De schalkse beschrijving van de bisschop in harnas (in ex . 29 6) ), die door een boor met open mond ,atque stupentibus oculis" wordt aangegaapt, geldt kennelijk bisschop Magnus van Hildesheim, die hij al eens meer to kijk had gesteld in zijn verhaal, waar Nic . van Cusa ,miratus" zest : ,Quis est ille dominus sic splendide cum suis armatus" . 7) 1) Beide in de proloog van het liber de viris illustribus, Chron . Wind ., p. 1 . 2) Lib. de ref ., p . 381 . 3) Bon. Kruitwagen, Le speculum exemplorum (Deventer 1481) entre les mains
de Savonarole (i Brescia, in : Miscellanea Giovanni Mercati, IV (1946), p . 214. 4 ) Kruitwagen, t. a. p., Bijdr . Haarlem, bldz . 392 . 5) Ibid., bldz . 396. 6) Ibid., bldz . 450. 7 ) Lib . de ref., p . 746 .
1 56
Het exempel 22 1) over de woekeraar die bekeerd wordt door de woorden van een bekend prediker vinden we ook bij Busch en het voorval heeft zich to Halle afgespeeld met de beroemde prediker : „Contra usurarios etiam predicavit, ita ut Hallis usurrarii, se tamen nescientes usurarios, plus quam milia florenos, a quibus usuram receperant, restituerent" . 2) De exempelen 16 en 17, s ) plaats vindende to Keulen, over het bedrog met briefjes, die ter bewerking van genezing om de hals werden gehangen, hetwelk door de anonynius wordt ontmaskerd, behoort tot de rijke ervaring van Busch, die over twee andere gevallen precies hetzelfde vertelt in ziin Liber de reformatione. 4) In het verhaal over Hendrik van Leuven in het klooster to Frenswegen, die uit nederigheid de varkens hoedde, vinden we zelfs woordelijke overeenstemmi.ng : Speculum (bladz . 403) : .,Non ita, fateor, eo tempore incessisti, quando in Parisiensi cathedra doctior doctis, Henrice, legisti . . . . Ad haec similiadue verba nihil respondens dimisso prae verecundia in terram capite humilis magister pertransiit .
Busch . Chron . Wind . (p 183) : 0 magister Henrice, sic non, incessistis quando vos Parisins in cathedra legisti
. . . . Qui dimisso capite nihil respondens pertransiit.
De opschriften van de capita zijn op dezelfde wijze gesteld als in het Chron . Wind . en het Lib . de ref. In laatstgenoeinde geschriften heet het : Quod prior in Windesem etc. ; Quod ante mortem etc . ; Quomodo se ad mortem preparavit ; 5 ) Quod magister Gerardus Magnus divinitus inspiratus ; Quod patre Wernero prioratum resignante ; Quomodo dominus Nicolaus 1) Bijdr. Haarlem, bldz . 438 . 2) Lib . de ref., p . 439. 2) Bijdr . Haarlem, resp . bldz . 418 en 422 . 4) Lib. de ref ., p . 699, p . 702. 5) Chron . Wind., p . 4 .
1 57
de Cusa; t ) Quomodo preposituram Novi opens resignavi ; Quomodo Johannes in Sulta prior missus fuit . 2) En in het Speculum : Quod Spiritum Sanctum desperatum iuvenem, etc . Quomodo quidem a daemone percussus etc . ; Quomodo quidem rusticus etc . De typische ijdelheid van Busch, die we in het Lib . de reform. vinden, als hij zijn omgang met hooggeplaatste personen verhaalt, 3 ) komt ook hier . zo opzettelijk terloops, tot uiting, b .v. in het verhaal over de aanzienlijke matrone en haar familie,,ego, quia ipsum similiter et germanos suos et omnem parentelam optime novi . . . .". 4 ) Het exempel over de overheidspersoon wiens naam niet genoemd wordt, omdat anders iedereen hem zou kennen, begint : ,Novi virum quemdam consularem". 5) Zijn afkeer voor de joden, zoals we dat uit de periode van Neuwerk kennen, vinden we in ex . 2 van het Speculum . 6) Ook het eigenwijze slot past precies bij Busch : ,quia tanta festinantia atque acceleratione collectum est, ut citatissimi licet scriptores fuerint, qui collecta dictataque conscriberent . properantem tamen et nimium festinantem collectorem vix valuerint imitari" . 7) Wanneer een man, die zoveel gereisd heeft als uit zijn berichten blijkt en dus een sterke constitutie gehad moet hebben, thans schrijft dat hij nog meer had willen schrijven, als o .m. ,,proprii corporis adversa valetudo" het niet had verhinderd, dan spreekt hier lemand die oud en stram geworden is . Welnu, Busch resigneerde 1479 wegens zijn ouderdom, het boek is gedrukt 1481, dus ook hier een nauwe overeenstemming . ~) Chron . Wind., p . 247. ~) Lib . de ref., p . 383 seq. s) Ibid., p . 771 en de volgende capita. 4) Bijdr . Haarlem, bldz. 425. 5) Ibid., bldz . 443 ; zo ook „medicum mihi non incognitum" (bldz . 430) ; ,,novi iuvenem honestissimi scabini ' (bldz. 445) . 6 ) Ibid., bldz . 376. 1 ) Ibid., bldz . 453 .
158
Blijkens een antwoord dat Busch gaf op een brief van Job . Clovekorn d .d. 25 October 1478, 1 ) die Busch om inlichtingen vroeg, was hij op deze leeftijd nog een vraagbaak voor anderen en kon hij zijn gedachten volkomen helder formuleren. Wat de doorslag voor mij persoonlijk geeft, is de vlotte stijl, de zinsbouw, de inkleding van de dialogen in de vorm van kleine toneelstukjes in bet Speculum, die precies zo to vinden zijn in al de anecdotes van het Lib . de reform . Ook Kruitwagen zegt dat bet al spoedig een ieder duidelijk zal zijn ,dat de verzamelaar een zeker talent van aangenaam vertellen niet mag ontzegd worden", terwijl hij er tevens op w ijst dat de exempelen dat naieve, dat kinderlijke missen, hetwelk de middeleeuwse verhalen zo aantrekkelijk maakt . Welnu, onder de Windesheimers is er precies die ene, die zich niet alles op de mouw laat spelden en die zo smakelijk kan vertellen : Johannes Busch en er is bij benadering geen enkele to vinden die op hem lijkt . Het zijn slechts aanduidingen, die bet zeer waarschijnlijk maken dat Joh. Busch de auteur van bet Speculum is . Misschien wordt echter bet wettig en overtuigend bewijs nog eens geleverd . Het latijn dat Busch bezigt, is bet kloosterlatijn, niet altijd even zuiver wat betreft grammatica en syntaxis . Meermalen is duidelijk to merken dat hij in zijn moedertaal denkt . Dikwijls gebruikt hij verlatijnste nederlandse uitdrukkingen . Bij een beschrijving van br. Reynerus van Arnhem tekent hij diens karakter als ,terre tenacis"! 2 ) Soms, als hij geen latijns woord kan vinden, gaat hij over op bet diets . Zijn beproefde medicijn . betitelde hij onvertaald : een warme iaute . Een bepaald soo-rt hout noemt hij ,wagenscot" . 3) Wanneer men een karakterisering over de stijl en de inhoud 1) Kleinere geschriften, b1dz . 83. 2) Chron . Wind., p . 135. e) Ibid., p. 279, 326.
1 59
van Busch' werken wil seven, moet men scheiding niaken tussen bet Chronicon Windeshemense en de kleinere geschriften enerzijds en bet Liber de reformatione dat geheel anders van tint is. Het Chron . Windesh. is door Busch geschreven op een leeftijd ongeveer tussen 55-60, nog in de kracht van zijn leven en bet draagt bet stempel van de Moderne Devoot . Het boek wordt kroniek genoemd, maar bet is in wezen een door en door religieus boek, geschreven met de gloed van innige vroomheid . Men voelt dat bier iemand schrijft, die zelf volkomen gedragen wordt door dezelfde geest, elke willekeurige bladzijde is doordrenkt van devotie, van eerbied . Ik geloof dat bet een gelukkige omstandigheid is geweest, dat Busch dit werk in Windesheim is begonnen en er de eerste recensie heeft voltooid. Hier leefde hij op dezelfde grond, tussen dezelfde muren en bier was nog vrijwel de oorspronkelijke Windesheimse sfeer, die Busch waarlijk treffend heeft weergegeven. De overigens nuchtere Zwollenaar is bier in vervoering en verheft zich aanmerkelijk boven bet veil van de plichtmatige chroniqueur. Natuurlijk schiet hij wel eens to kort, hij heeft niet bet beeldend vermogen om bet karakter van zijn to beschrijven personen in een enkele An to tekenen, daarvoor zit hij to veel vast aan bet gebruik van ablativus en genitivus qualitatis, die hij als vast cliche voor zijn persoonsbeschrijving gebruikt . Ook is bet meer een opsomming dan een uitbeelding van de karaktertrekken . Reynerus van Arnhem is : ,vir brevis stature corpore gracilis capite calvus et terre tenacis" ' ); Arnold van Calcar ,,Facie serenus natura quietus corde purus et in cunctis suis actibus verbis et gestibus religiose facetus omnes dilligens ab omnibus dilectus, nullum odiens etc ." 2 ) . Zijn amplificerende still doet vermoeden, dat hij de Windesheimers door een roze bril ziet, toch wordt bet Chronicon nooit zoetelijk en bet is steeds boeiend geschreven . 1) Chron . Wind., p . 135 . 2) Ibid ., p . 62.
160
De kleinere geschriften, die wij reeds karakteriseerden als godsdienstige geschriftjes, zijn in de trant van de meeste van dit soort werkjes uit deze tijd . Stichtelijk, allegoriserend, op enigszins juridische wijze ingekleed met de bewijsplaatsen uit bijbel en kerkvaders . De epistola ad fratrum Bernardum in Erfordia bespreekt de vraag of Jezus werkelijk God is ; hij komt natuurlijk tot een bevestigende conclusie en bewijst voor andere twijfelaars deze geloofswaarheid met talrijke bijbelplaatsen . Het Soliloquium valt op door de levendige en innig vrome bezieling van de auteur . Van een geheel ander genre is bet Liber de reformatione . Ten eerste moet hierbij opgemerkt worden, dat Busch dit werk geschreven heeft na zijn 70ste jaar, dus aan bet einde van zijn leven, ver van Windesheim . Bovendien gaat bet over geheel andere onderwerpen, namelijk de min of meer roerige hervormingen van kloosters, aangevuld met allerlei reisherinneringen, memoires, anecdotes . De religieuse spanning van Windesheim vindt men zeer sporadisch. Een oud man, enigszins ijdel op zijn prestaties, vertelt op soms breedsprakige wijze zijn herinneringen met nagloeiende liefde en vaak niet zonder humor . Het boek vertoont geen grote compositie, de stukken zijn op rommelige wijze aaneengeregen . Dit alles doet aan de waarde van bet boek en ook aan de schrijver afbreuk . Wie bet over Busch heeft, noemt hem dan ook dikwijls breedsprakig, praatlustig . Doch dit is niet rechtvaardig . Men heeft deze indruk grotendeels overgehouden van bet Liber de reformatione en bet is niet juist dit oordeel op de gehele Busch toe to passen . Overigens hebben die breedsprakigheid en die soms niet terzake van zijn eigenlijke verhaal dienende afdwalingen ook enige verdienste. We mogen er hem in vele gevallen dankbaar voor zijn, want hij verschaft daardoor vele bijzonderheden (ook halve bijzonderheden!) over de late middeleeuwen, die men nergens anders vindt . Zijn stijl is meestal levendig, van sommige zijner schetsen geniet men als van een schilderstuk van Breughel. 16 1
Een uiterst belangrijke vraag is : in hoeverre zijn Busch' gegevens betrouwbaar? Voor de beoordeling hiervan moeten enkele punten od erwogen worden . Het is een wel bijna algemeen erkende opinie, dat absoluut objectieve geschiedschrijving een fictie is, niet in de laatste plaats hierdoor, dat de subjectieve omstandigheden van de schrijver opzettelijk of onwillekeurig een belangrijke rol spelen. Daarom moeten wij in aanmerking nemen, dat Busch een kloosterling is, levende in de voorstellingen van zijn tijd . Nader omschreven : een man, voortgekomen uit de patriciersstand van Zwolle, zonder universitaire opleiding . Hij heeft een helder verstand en na het doorlopen van de Zwolse stadsschool heeft hij door studie in het klooster en door omgang met meer ontwikkelden zijn kennis verrijkt . Men kan hem Been geleerde noemen . Hij is een practisch man, enigszins zelfingenomen . Dit moet men in rekening brengen, vooral bij het beoordelen van zijn autobiografische gegevens . Hij heeft een nuchter karakter . Velen zouden hem thans bijgelovig of lichtgelovig noemen, maar gezien in bet kader van zijn tijd is hij dit zeker niet . Tegenover wonderdoeners en wonderdaden heeft hij een behoorlijke dosis critiek en hij durft menigmaal het een en ander to ontmaskeren . De wonderen waarvan hij zelf geloofde dat ze rondom hem werkelijk waren geschied, zijn to tellen. Maar Johannes Busch is een gelovig zoon van de Moederkerk, hij is monnik, kanunnik van de orde van augustijner regulieren, behorende tot de Congregatie van Windesheim en heeft als zodanig een bepaald standpunt, van waaruit hij de gebeurtenissen beschrijft . De reguliere koorheer Busch heeft een eigen denkwijze en zienswijze, die wij in de voorgaande hoofdstukken getracht hebben enigszins to benaderen . En het behoren tot een bepaalde orde brengt consequenties mede voor het uitgangspunt van de schrijver . Men hoeft niet met zo veel aplomb als prof . van Ginneken to poneren, dat Windesheim een bewuste ordespolitiek voert en dan Busch tot
1 62
een instrument daarvan maken, doch met iets in deze geest zal men zeker rekening moeten houden . 1 ) Zelf geeft hij het antwoord op de vraag met welk doel hij schrijft . In de inleiding van zijn boek over het ontstaan van de Moderne Devotie zest hij, dat het geschreven is ter ere Gods en ter ere van Maria en Augustinus, en tegelijkertijd dat het hem to doen is om de lot en de eer van het generaje kapittel . 2 ) Men kan dus zeggen : Busch zelf is van mening, dat hij een godsdienstig boek schrijft en tevens een kloosterboek, een Windesheims boek . Heel duidelijk omschrijft hij het doel dat hij voor ogen heeft : hij wil de lezers stichten, zijn oogmerk is de „edificatio legencium" . Daartoe draagt hij de „fiesta preclara" der vaderen als goede voorbeelden over aan de nakomelingen, opdat deze er van zullen leren . 3 ) Hij verklaart, dat ook zijn lezers en toehoorders verwachten ,si ea, que scribuntur, nova magna et utilia esse demonstrantur et breviter res geste exponi pollicentur" . Men vindt dit programme in het algemeen bij de Moderne Devoten, 4 ) en het is hier niet anders. Busch heeft dus boeken van tendentieuse aard geschreven, zoals hij openlijk in de prologen van zijn werken verklaard . Wij herhalen dit zo nadrukkelijk opdat men hem nooit verwijte, dat hij op heimelijke wijze gekleurde berichten heeft geboekstaafd . Voor de samenstelling van zijn werk heeft Joh. Busch van verschillende bronnen gebruik gemaakt . In het Liber de reformations geeft hij dikwijls eigen belevenissen, in het Chronicon 1) Jac . van Ginneken, GeeTt Groote's levensbeeld, bladz . 10, 20 . 2) Chron. Wind ., p . 245. 8) Ibid ., p . 2, p . 245, p . 379 . 4) Zie v . Ginneken, Geert Croote's levensbeeld, bldz . 8. Bij Thomas a Kempis komt het zelfs heel sterk uit, dat hij het oog op de lezerskring gericht hield : ,Plura omisi inserere, quae forte quibusdam simplicibus dubitationem aut quaestionem intricatem ingererere videbantur", Opera Omnia, VI, p . 318.
1 63
Windeshemense beroept hij zich op ooggetuigen en put daarnevens uit authentieke schriftelijke gegevens . Die ooggetuigen zijn dikwijls de oudere broeders . 1 ) Enkele van hen worden met name genoemd . Het blijkt, dat Busch veel vernomen heeft van Arnold Marwijk van Calcar, destijds subprior in Windesheim en vermoedelijk zijn novicenmeester . 2) Br. Arnold kende de oorsprong van de gehele Moderne Devotie, vrijwel alle bekende vaderen en prioren en bijna iedere streek . Hij sprak hier gaarne over. We moeten in aanmerking nemen, dat hij 30 Jan . 1434 is gestorven en Busch zijn boek heeft geschreven 1456-1459 . Wel heeft Busch „een stalen geheugen" gehad, zoals Acquoy het noemt, en we mogen ook aannemen, dat hij treffende gezegden onmiddellijk in zijn rapiarium heeft opgetekend . Een andere hoogst belangrijke mondelinge bron is Hendrik Clingebijl van Hoxter geweest, een van de zes eerste broeders . Deze sprak meer in het algemeen tot het convent . 3 ) In hem vinden we een ooggetuige, die alles wist over de Deventer kring en over de begintijd van het klooster Windesheim . Hij is in 1427 gestorven . Veel heeft Busch vernomen van Joh . Vos van Heusden, gest. 2 Dec. 1424 . Hier maken we ook kennis met de geschreven bronnen . De sermo immers, die opgenomen is in het Chron . Windesh ., 4 ) is wel door Busch aangehoord, doch ongetwijfeld een geschreven document . Het opschrift ,sermo in forma meliori prioris Johannis Huesden" duidt op een bewerking, die
1) ,,a nostris senioribus", Chron . Wind ., p. 277 . 2) Ibid., p . 277, p. 63 seq . 3) Chron. Wind., p . 85. De suggestie van Acquoy (Het hl. Windesheim, I, b1dz. 313, n . 4), dat Busch in opdracht van Joh . Vos van Heusden door Clingebijl werd ingelicht met het oog op het to schrijven boek, berust op een onjuiste interpretatie ; het ,quia ea ipsa postmodum eramus descripturi" is een terugprojecteren van Busch . Hij zag er achteraf de leiding van de Heilige Geest in . 4)
Chron . Wind., p . 48 seq .
1 64
vermoedelijk niet van Vos zelf is, daar deze op het tijdstip van de rede ziek was en kort daarop stierf . Een enkele maal komt een schakel meer voor in het oververtellen van de berichten . Zo vernemen we, dat Arnold Huls verhaalt wat hij heeft gehoord van Gerlach Peters . t ) De geschreven bronnen, welke Busch voor het Chronicon Windeshemense heeft gebruikt, zijn stukken uit de Windesheimse bibliotheek of uit het archief . Hier werden belangrijke privelegien bewaard en schenkingsbrieven, 2 ) welke hij of en toe citeert. De formulae professionis van de broeders waren er to vinden en Busch heeft er enkele van opgenomen . 3 ) Blijkbaar werden er lijsten aangelegd van hetgeen iedere broeder als afschrijver presteerde . Busch vermeldt een lijst van boeken, door Hendr . van Wilsen afgeschreven, en evenzo een lust van Hendr. Mande's werken, door deze zelf met eigen hand geschreven . Onder deze boeken, behorende tot de afd . nederlandse boeken van de Windesheimse bibliotheek, waren ook de visioenen van Mande, waarvan Busch enkele heeft vermeld . 4 ) Talrijke brieven waren aanwezig, enkele gebundeld . Zo wordt door Busch geciteerd uit een 10-tal brieven van Geert Groote, waarvan we weten, dat ze in de bibliotheek van Windesheim voorkwamen . 5 ) We vinden 9 brieven van Florens Radewijns, een brief van magister Wilhelmus de Salvarvilla, een brief van Hendrik Loeder ; verder een deel uit een preek van Joh. a Kempis en een sermo van Geert Groote . Opgenomen is het epitaaf van W . Vornken en dat van Joh . Cele. De opgenomen gebeden van Cele, gedeeltelijk in het diets,
1) Chron . Wind ., p. 284 . De eerste recensie heeft voor „frequenter ennaravit" nog „me praesente", V. Becker, Eene onbehende hronijh, b1dz. 396. 2) Chron . Wind., p . 276 ; p. 290 seq, ; p . 344 seq. (daar de namen van de weldoeners) . 3)
Chron .
Wind ., p. 285, 301, 315
4 ) Ibid., p . 125 seq. ; p . 132 seq. 5) ,Tractatus et epistolas magistri Gerardi Magni" uit de catalogus in V. Becker, Eene onbeh . kronijh, b1dz . 404 .
1 65
doer vermoeden, dat deze 6f gebundeld in het klooster voorkwamen of dat Busch ze citeert uit zijn rapiarium dat hij onder Cele heeft aangelegd. Zeer waarschijnlijk heeft Busch de beschikking gehad over een bisschoppenkroniek en een Vita van Geert Groote . Dit laatste wordt aangehaald in handschrift S van het Lib . de reform. 1) met de aanduiding : „et plura his similia scripta sunt in libro de vita et conversatione sua sancta et praedicatione eius utilissima ibidem" . 2 ) Aangezien hij in het Chron . Wind . eveneens over Geert Groote verhaalt, mogen we wel aannemen dat hij hier ook gebruik heeft gemaakt van deze geschreven vita . Verder heeft Busch geciteerd uit bekende werken die in de bibliotheek voorkwamen, zo uit pauselijke decreten 3 ) en tenslotte is zijn werk doorspekt met citaten uit de Vulgata en de kerkvaders . Ook in het Liber de reformatione zijn verschillende schriftelijke bronnen verwerkt . We noemden reeds de Vita van Geert Groote . Verder gebruikte Busch hier officiele stukken, b .v. de bul van Nic . van Cusa 4 ) over de reformatie van de kloosters en het persoonlijke mandaat van de kardinaal aan Dr . Paulus en Busch . 5 ) We vinden er brieven van bisschop Borchard van Halberstadt en van landgraaf Willem van Thuringen . 6 ) Ook 1) Lib . de ref., p . 703, n . 1 . 2) Van Ginneken, Geert Groote's levensbeeld, b1dz . 28, doet bet voorkomen
alsof Busch de titel van een ons onbekende kroniek citeert, terwijl bet een omschrijving is die evengoed kan slaan op een andere bekende vita . Bovendien is bet door v . C . fout geciteerd (er staat niet : „libro de vita et conversione sua sancta", doch : conversatione) en dat nog wel, terwijl bet een van zijn uitgangspunten is en vet gedrukt . Overigens bezit de hypothese van Kiihler en v . Ginneken, dat er een oude vita als oerbron geweest is, een grote waarschijnlijkheid, al is de wijze waarop v . Ginneken bier to werk gaat, om haar aannemelijk to maken . niet geheel verantwoord . 3) Chron . Wind., p . 257. 4) Lib. de ref ., p . 759. 5) Ibid ., p. 769 . 6) Ibid ., resp . p . 757, 758.
166
is opgenomen het gebruikelijke formulier dat Busch en Dr . Paulus aan de kloosters zonden die in opdracht van Nic. van Cusa hervormd zouden worden . 1 ) Van iedere kloostervisitatie werd een verslag opgemaakt en Busch kon deze bij de samenstelling van zijn boek raadplegen . Een authentiek voorbeeld daarvan is door hem opgenomen, n .l. het verslag over de visitatie in Leipzig en in het St. Johannesklooster to Halberstadt. Hij had hierbij zelfs de hulp van een klerk : de visitatie geschiedde ,in presentia mei notarii" . 2) Een gedeelte van een briefwisseling van zusters onderling en een brief van Busch aan enkele zusters uit Kampen zijn in het Liber de reformatione opgenomen . 3) Een belangrijke vraag is : in hoeverre Busch betrouwbaar is in de weergave van zijn bronnen . Verschillende van de door hem gebruikte stukken staan ons nog ter beschikking en er is een vergelijking mogelijk . Juist omdat aan die betrouwbaarheid soms is getwijfeld, is een opzettelijk onderzoek hiernaar op zijn plaats . In de beschrijving over het ontstaan van het klooster Windesheim heeft Busch een verlofbrief verwerkt van Floris van Wevelinkhoven. 4 ) Acquoy heeft opgemerkt, dat de voorstelling die Busch geeft niet geheel juist is . Doch zijn conclusie berust op een verkeerd uitgangspunt. Het gedeelte dat Acquoy vergelijkt, staat in de ed. Rosweyde p . 48-50 ; in de ed. Grube p . 279-280 . Er is hier wel sprake van een verkorte weergave van een giftbrief van Fl. v. Wevelinkhoven, doch dit is een andere, n .l . een uit het jaar 1387. De volledige brief diP Acquoy ter vergelijking nam, 5)
1) Lib . de ref., p. 765. 2) Ibid., p . 766, 768 . 3) Ibid ., p . 622 . 4) Acquoy, K1. Windesheim, 1, b1dz . 69, n. 1 . 5) T a . p ., III, bldz . 262 e . v.
1 67
is van 1386 en handelt over de toestemming tot de bouw van het klooster en de belofte van privilegien . Busch heeft ook deze verlofbrief vermeld en verkort weergegeven, doch niet in cap . XI, maar in cap . V I (ed . Grube, p . 267). Bij vergelijking blijkt, dat de feitelijkheden hier precies overeenstemmen . De namen van de 7 personen, die het verzoek aan de bisschop hadden gericht, zijn dezelfde, slechts in de volgorde zijn enkele verschillen . Enkele zinnen heeft hij woordelijk overgenomen . De giftbrief zegt : ,dat wij bij rade onser prelaten ende anders onses rades" ; door Busch weergegeven : „Cum consilio patrie sue prelatorum continuorumve consiliariorum" . De oorspronkelijke brief : ,dat sy moghen timmeren in onser ghestichte ende binnen palen onses lants van Zallant" ; Busch zegt: ,si in palis ac terminis domini sei temporalis parcium Zallandie" . De preciese datering is 30 Juli 1386 . Busch vat verschillende voorbereidende maatregelen, w .o. de verkrijging van deze verlofbrief, samen in het jaar 1386 . Vergelijkend materiaal bezitten we ook in de brieven van Geert Groote . Busch heeft een tiental van deze brieven opgenomen en ingevlochten waar dit to pas kwam . Zeven maal Ieidt hij deze brieven in met : ,scripsit inter alia", als aanduiding dat hij niet alles wil overnemen . Doch ook waar hij deze opmerking niet maakt, blijkt dat hij geen volledig afschrift heeft gegeven . Behalve enkele van geen belang zijnde omzettingen van woorden, bemerken we, dat Busch in alle brieven sommige woorden, sommige zinsdelen of gehele regels heeft weggelaten . Het zijn verkorte brieven, die aan de inhoud natuurlijk to kort doen, doch - en dit is wel opmerkelijk -- nimmer vult Busch met eigen woorden aan of parafraseert hij ; steeds zijn het Groote's eigen woorden . Een voorbeeld zal dit verduidelijken . Busch leidt deze brief in met : ,scripsit in hec verba" . Daarna volgt :
1 68
Busch 1 )
Domine Stephane plebane mihi in sponsa sed amplius in sponso valde desiderate et optate.
Ecce, annuncio vobis factum per Christum omnia innovanturn de dilecto in Christo Wernero de vestra parochia quia Christum confessus est . Olim confessor nominabatur, cui vel oculus esset erutus vel membrum aliquod abscisuin vel truncaturn vel in penis positus in fide christiana Christum et fidem rectarn publice est confessus .
Sic Wernerus vester ymmo et noster pro indubitata fide contra insipientem monachum etc ." 1)
Chron . Wind., p . 87-88.
2)
Oorspr. tekst 2) Sincera caritate, qua Ecclesiam sanctam secundum omnem structuram et singular partes dulciter fortiter que coniungit et disponit, premissa. Domino Stephane michi in sponsa sed amplius in Sponso valde desiderate et optate . Vidit ,Johannes civitatem descendentern de celo novam, ut sponsam ornatarn viro . Vidit ille ; videmus secundum nostrum modulum et nos civitatem in terrarn descendentem de celo continue renovari et secundum membra regenerari in Christo . Et ecce, ait sponsus, nova facio omnia . Ecce et vobis novum facturn per Christum omnia novantem nuncio, de dilecto in Christo Wernero vestro, de vestra parochia, quia Christurn confessus est. Olim, ut ecclesiastica et alie sancte narrant historie, cum cuiquarn propter fidem Christi vel oculus esset erutus, vel membrurn aliquod abscisum vel truncatum, vel ad alias vel in alienis penis positus, in vera integra et immaculata fide christiana constanter perseverans, publice Christum et fidern rectam confessus est, confessor dicebatur. Et sic primo, secundo vel tercio vel quarto confessor nominabatur, secundum quod vel semel, vel bis, vel ter, vel quater etcetera, non obstantibus penis, integer in confessione permansit . Sic vester Wernerus, ymmo et noster, pro indubitata fide contra insipientem monachum etc."
Mulder, Epist., p . 200.
1 69
Het feitelijke is overgenomen, maar van de uitweidingen, zo eigen aan Geert Groote is veel gecoupeerd . Een vergelijking tussen de door De Vooys gepubliceerde dietse tekst van Mande's visioen en Busch' latijnse versie 1 ) Iaat zien dat er, op enkele uitzonderingen na, een woordelijke overeenstemming heerst . Het is niet gemakkelijk om nit de enkele verschillen een bepaalde conclusie to trekken . In de eerste zin ontbreekt bij Busch het korte regeltje : ,ende beghan to dencken van der teghenwoordiger hoechtijt" . 2) Daar het hier speciaal gaat over een openbaring op MariaHemelvaart en het visioen ingeleid wordt met de verschijning van Maria, meen ik, dat die regel uit het dietse handschrift tot de oospronkelijke tekst behoort en dat de latijnse tekst van Busch op dit punt corrupt is . Vervolgens ontbreken er in de opsomming van allerlei bekende devoten in het dietse handschrift twee namen, of indien men het anders stelt : de latijnse tekst voegt twee namen toe, n.l. Dominus Wermboldus de Traiecto, Dominus Wilhelmus de Amersfordia . 3 ) De Vooys ziet dit als toevoeging, daar Wermbold 11 Juni 1431 is gestorven en 1431 ook het sterfjaar van Mande is . Inderdaad is het aan twijfel onderhevig of Mande dit visioen de laatste maanden van zijn leven kan hebben geschreven. De Vooys conclusie berust op een fout van Grube, die in zijn editie van het Chron . Wind. (p. 128, n . 5 en p. 130, n . 1) deze datum opgaf en dus het visioen na 11 Juni 1431 liet ontstaan . Het Chronicon M . S . Agnetis, waaruit hij zijn gegevens heeft geput, meldt evenwel, dat Wermbold 10 ,Juni 1413 is overleden . 4 ) Er is dus niet de minste reden om het voor een latere 1) De dietse tekst van Hendrih Mande's Apocalipsis, medegedeeld door C . G . N. de Vooys in Ned . Arch. voor Kerkgesch ., N . S ., 11 (1903), b1dz . 78 e. v. ; Chron . Wind., p. 125 seq. 2) De Vooys, t. a. p ., b1dz . 81 . 3) Chron . Wind., p . 128 . 4) Opera Omnia, VII, p . 508.
1 70
toevoeging to houden. Wermbold is een to goeder naam en faam bekend staande aanhanger van de Moderne Devotie en zo ook Wilhelmus Henrici . Het ontbreken van de namen wekt eerder vermoeden van onvolledigheid. Waarschijnlijk heeft de afschrijver van de dietse tekst abusievelijk een regel overgeslagen . In de dietse tekst komt nog een afwijking voor die twijfel wekt, n .l . waar wij lezen : ,her gerit van Calker van swolle mit alle synen broederen ende ghemeyn vole van wyndesem" .1) Busch heeft: ,dominus Gerardus Kalker et omnes presbiteri clerici et fratres domus sue in Zvollis defuncti nee non et Meynoldus dictus de Windesem primus eorum fundator" . 2) De dietse tekst is hier volstrekt onjuist, omdat Gerard van Calcar niets to maken heeft met het yolk van Windesheim . De Windesheimers verschijnen iets later in het visioen in het juiste verband : „Totter ander hant de prior van wyndesem mit alle den broederen ende monniken ende converssen . . . ." De dietse tekst spreekt zichzelf tegen . De andere afwijkingen zijn van geringe betekenis ; de dietse tekst heeft b .v. alleen „Iohannes van Kessel", de latijnse tekst nog de toevoeging : ,,cocus quondam domus domini Florencii" . Zo ook : ,ende den prior van wyndesem", in de lat . editie: „et fratrem lohannem Vos de Huesden olim in Windesem priorem" . Het is zeer goed mogelijk dat dit verduidelijkingen van Busch zijn, of van de vertaler, want het is niet gezegd dat Busch de vertaler is geweest. Van verschillende zijden heeft men bepaalde gedeelten nit het Chron. Windesh. als onjuist gekenschetst ; wij willen daarom de gewraakte punten opnieuw naar voren brengen . Er is inzake de stichting van het klooster Frenswegen enige onklaarheid geweest of de berichten van Busch hierover wel 1)
De Vooys, t. a. p., b1dz . 84, 85 .
2) Chron. Wind., p . 129.
1 71
in alle opzichten de juiste zienswijze geven . Vergelijkingen tonen aan, dat het Chronicon Windeshemense hier in overeenstemming is met alle betrouwbare bronnen. 1) Slechts het door Richter aangevochten bericht, dat Herman Plettenburg de eerste prior is geweest, 2) is inderdaad niet volkomen correct . De eerste rector of prior is Hendrik Kyndeshof . Busch bedoelt waarschijnlijk, dat Plettenburg de eerste prior na de incorporatie in het Windesheimse kapittel is, doch heeft dit in ieder geval niet duidelijk later blijken . Hier is dus een onjuistheid aan to wijzen . Zijn verdere vermeldingen van feiten, data en namen betreffende Frenswegen zijn in hun korte vorm zo volledig dat hij schriftelijke bronnen, wellicht een kroniek, gebruikt moet hebben . Schoengen betwijfelde, a ) of het Chron . Windesh. wel de juiste plaats aangeeft waar het geschrift van de dominicaan Grabow is afgeschreven. Busch 4 ) (en met hem Lindeborn, evenals handschrift B van de Narratio) zegt : Deventer, terwijl de Narratio handschrift A 5 ) vermeldt, dat het to Zwolle is geschied . Het is niet gemakkelijk nit to maken wie gelijk heeft, doch aangezien Schoengen zelf opmerkt ,dat de Voecht voor het nederschrijven, de zaak Grabow niet nauwkeurig bestudeerd heeft", s ) lijkt het mij beter, bij gebrek aan gegevens. dit punt voorlopig niet aan de debetzijde van Busch to noteren . Grube heeft gemeend, dat de datering van de sterfdag van Willem Vornken door Busch onjuist is vermeld, 1) n.l . ,sabbato 1) Uitvoeriger : A. J . Bemolt van Loghum Slaterus, Het Wooster Frenswegen, (diss.) 1938, bldz. 11 e . v., bldz. 25 . Verder Loffler, a. a. 0 ., S . 36. 2) Chron. Wind ., p. 345. 3) Narratio, p. LXI . 4) Chron . Wind., p . 172 . 5) Narr., p . 106. 6) Ibid., p . 106, n. 2. 7) Grube, Joh. Bunch, S . 274, n . 10.
1 72
in octava Petri et Pauli apostolorum" van het jaar 1455 . 1 ) Grube berekende, dat Petrus en Paulus (29 Juni) van dat jaar op een Zondag viel, zodat er geen Zondag in de octaaf overbleef voor de begrafenis die op deze dag plaats vond . Hij meende daarom, dat 1456 het juiste jaartal moest zijn, de datum zou dan 3 of 4 Juli worden . Grube vergiste zich echter, want wel viel in 1455 de 29ste Juni op Zondag, doch daardoor is er in dat jaar juist een extra Zondag, n .l. de octaaf zelf. De sterfdag van Vornken is de Zaterdag ervoor, dus 5 Juli, de begrafenis viel op de 6e Juli. In de door Grube bezorgde editie van het Chron . Windesh . heeft hij in margine een nieuwe datering vermeld, n .l. 6 Juli 1445 ; daarin zit een onjuistheid en een drukfout. Het moet zijn : t 5 Juli 1455 . De datering van Busch is volkomen juist . Grube heeft ook zijn twijfel uitgesproken of het sterfjaar van Hendrik v . Wilsem wel juist door Busch is opgegeven, 2 ) n.l. ,,in die Ponciani martiris" (14 Jan .) 1414. Reeds Becker heeft er op gewezen, 3 ) dat het jaartal geen twijfel hoeft to wekken . Van Wilsem is geprofest ,in crastino S . Galli" 1387, is meer dan 26 jaar (dat betekende dus tussen 26-27 jr .) kloosterling geweest en een eenvoudige optelsom leert, dat 1414 daarmede precies overeenstemt . Het ,nobis presentibus" kan enige bevreemding wekken, maar 't is heel goed mogelijk, daar Busch vb6r zijn intrede in het klooster Windesheim enige keren op bezoek is geweest . Het door Busch genoemde stichtingsjaar van het klooster Diepenveen, 1400, 4 ) is door Acquoy in twijfel getrokken . Hij
1) Chron. Wind., p . 145. 2) Chron. Wind ., p. 105, n . 1 . s) V . Becker, in : Studien,
N.
Rks ., XX (1887),
bldz .
74, 75.
4) Chron. Wind ., p. 361 .
1 73
meende dat het 1401 moest zijn . 1 ) Over hetzelfde geval deelt J. Romein mede : „de schrijver (d.i. de onbekende schrijver van de „Vita Joh. Brinckerinck") sluit zich eveneens bij Busch aan wat het onjuiste jaartal 1401 der Diepenveensche stichting aangaat 2)Romein vergist zich hier, want Busch noemt 1400 . Deze Vita Joh . Brinckerinck (Bourg . bibl. M .S. 8849-8859) is de enige plaats die 1401 noemt . Busch en nog vier andere bronnen hebben 1400 . Kiihler heeft er uitvoerig over gehandeld en zijn conclusie is, dat 1400 het juiste jaartal is, 3 ) waarmede dus Busch in ere is hersteld . Het zou to ver voeren, allerlei bijzonderheden die Busch mededeelt to gaan vergelijken met wat andere schrijvers uit zijn tijd over deze onderwerpen geschreven hebben, een enkele stap in deze richting is nochtans verhelderend . In zijn schildering van gebeurtenissen en personen, he ,-, ft Busch soms trekjes die ons ongeloofwaardig voorkomen en die men gewoonlijk op rekening van de auteur heeft willen schrijven als persoonlijke verdichtselen en verfraaiingen . Zelfs als die veronderstelling juist was, zou het nog volkomen verklaarbaar zijn van uit het standpunt dat Busch heeft ingenomen teen hij zijn boek schreef en wij zouden het dus met een verwijzing naar zijn proloog over bet motief „ad aedificationem legentium" kunnen billijken . Het blijkt evenwel, dat wij aan de invloed van Busch' fantasie niet to spoedig iets moeten toeschrijven . Het karakter van Busch is beslist niet dat van een fantast. Wel kan hij de dingen aardig en smakelijk vertellen, maar hij zelf verzint de inhoud niet . Het is me gebleken, dat hij vele merkwaardige tradities doorgeeft, waarvan hij echter niet de auteur is . B .v. in de levensbeschrijving van Joh . Vos van Heusden vermeldt Busch dat Geert Groote bij zijn eerste ontmoeting met 1) Het Kl. Windesheim, III, bldz. 197 . 2) J . Romein, Gesch. v . d. N: Nederl. gesch.schrijving, bldz . 192 . e) Joh. Brinckerinck, bijlage II, bldz . 354 e . v.
1 74
Joh. Vos van Heusden een vererende profetie heeft uitgesproken . Onwillekeurig zou men denken : dit is verfraaiing van Busch, die zijn geliefde prior en daarmede Windesheim dichter bij Geert Groote wil brengen. Maar bij Dier de Muden vinden we een dergelijke profetie, waaruit wij mogen concluderen : Busch neemt eenvoudig tradities over, al zet hij ze in eigen vorm en stijl, zoals Dier de Muden het op zijn wijze doet : Busch (Chron. Wind . p . 28) : Qui (i.e. M. Gerardus Magnus eurn intuitus et bone indolis iuvenem verecundum, humilem, simplicem industrium, moribus bene compositurn acute conspiceret, spiritu ait prophetico : „Iste est homo quern quesivi cum quo multa bona in terra operabor.
Dier de Muden 1 ) ( in 1459) : Cum Johannes Vos de Hoesden Hollandia, postea prior in Wyndesern venisset ad magistrum ipse amplexabatur eum dicens : Iste est quern expectavi : forte praevidens magnalia quae Dominus operaturus erat per eum .
De lezing van Rudolf Dier de Muden maakt een iets eenvoudiger, oorspronkelijker indruk, de traditie is in wezen de zelfde . Wanneer het waar is, dat er een oude Vita Gerardi Magni is geweest, door Cele geschreven 2) (en er is veel dat daarvoor pleit), dan mogen wij wel aannemen dat ook het bovenstaaride daarin thuis hoorde en nog andere stukken die men juist aan de fantasie van Busch heeft toegeschreven . Er is bijvoorbeeld door Acquoy 3 ) (en anderen) aan getwijEeld of Busch' verhaal over het sterfbed van Geert Groote, waar deze de opdracht geeft een klooster to bouwen, wel juist is . Hij verwijt Busch ,legendarische opsiering", om niet to zeggen ,tendensachtige verdichting" . Door Kuhler is echter op afdoende wijze bewezen 4 ) dat deze bezwaren ongegrond zijn . Het gewraakte bericht van de op1) Scriptum (van R . Dier de Muden), in G. Dumbar, Analecta, Deventer 1719, I, p . 9 .
2) Zie daarover W J . Kuhler, De oorspronhelijke Vita Gerardi Magni en haar schrijver, in : Studien, Nw . Rks ., LXV (1933), b1dz . 66-105. s) Kl . Windesheim, I, bldz. 46. 4) Teyler's Theol . Tijdschr ., V (1907), bldz . 229 e . v .
1 75
dracht vinden we niet alleen bij Busch, zoals Acquoy meende, doch ook bij Thomas a Kempis, verder in de Vita venerabi .iis Joannis Brinckerinck en in Horn's Vita Gerardi Magni . In de Vita Gerardi Magni vermeldt Thomas in cap . XV: „Cum igitur pro loco religioni apto et monasterio fundando diligenter instaret, mortalitate praeventus non potuit perficere, quod optavit" en „ac totum desiderium monasticae constructionis, carissimis discipulis suis ab eo conversis, perficiendum commisit ; hortans ne tantum bonum ipso defuncto sopiretur . . . . ". 1) En in het Chronicon M . S . Agnetis lezen wij : ,Habuit quoque fixum in mente cum quibusdam amicis fundare monasterium regularium . . . . sed mortalitate praeventus, discipulis suis in Christo fundatis, exequendum commisit . 2) In beide citaten dus zeer duidelijk een opdracht aan de leerlingen en in beide gevallen in verband gebracht met het overlijden van Groote . Aansluitend bij het verhaal van Busch is ook de voorstelling van zaken in de Vita Brinckerinck : ,In quottidianis igitur anxietatibus constituti magister Gerardus et sui, maturo et deliberato consilio concluserunt, se monasterium ordinis regularium Sancti Augustini velle construere . . . . quod tamen monasterium a magistro Gerardo, morte prevento, constructum non est . . . . ". 3 ) En Kuhler zegt : ,Bedenken wij nu, dat hij (op zijn sterfbed) volgens alle biographen zijn leerlingen inderdaad heeft toegesproken ; dat hij hen bemoedigde en vertroostte, maar hun ook bevelen voor de toekomst gaf ; welke redelijke grond blijft er dan nog over aan de waarheid van het bericht to twijfelen" . Kuhler veronderstelde dat de protestantse beginselen van Acquoy onwillekeurig van invloed zijn geweest op zijn oordeel als geschiedvorser. Hij zag - wat 1) Opera Omnia, VII, p . 78 ; gelijkluidend bij Horn, W J. Kuhler, De ,,Vita magistri Gerardi Magni" van Petrus Horn, Nederl . Arch . voor Kerkgesch., N. S. VI (1909), b1dz. 362, 363 . 2) Opera Omnia, VII, p . 487. 3) De „Vita venerabilis Joannis Brinckerinck", uitgeg . door D . A. Brinkerink,
in Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis, N . S . I (1902), b1dz . 327.
1 76
Groote niet deed - in de meer vrijzinnige broederschap iets hogers dan in het „meer rechtzinnige" klooster . 1 ) Uitvoeriger hoeven wij op dit punt van de opdracht niet in to gaan . Busch' betrouwbaarheid is ten voile gerehabiliteerd . Er zijn overigens nog meer onderdelen uit Groote's laatste woorden die niet alleen bij Busch voorkomen, doch vrijwel gelijkluidend in andere bronnen to vinden zijn . Een enkel voorbeeld moge dit verduidelijken . Daar is het verhaal dat S . Bernard en S. Augustinus aan de stervende zijn verschenen : Th. a Kempis (Op . Omnia VII, Busch (Chron. Wind . p . 265) : p. 79 . Horn (bladz . 364) : En vocor a Domino et temAdvesperante itaque die pus resolutionis meae instat . sancti Bernardi gloriosos patronos suos Augustinum et Augustinus et Bernardus Bernardum ostium domus sue pulsant ad ostium . vidit introire et anime eius exitum de corpore prestolari . en in de berijmde Vita I lezen wij : ,,Predicens suum obitum fert bernardum augustinus sua pulsare ostia denotans quod mors proxima" . 2) Merkwaardig is ook de overeenkomst in het verhaal over het strooien van bloemen uit de hemel door Geert Groote : Horn, (bladz . 365) Thomas, Busch (n. 263) : (Op . Omnia VII, p . 80) : Ego autem ibi melior ero Qiuam cito venero ad Dovobis, quam hic, quia rosas minum spero quod proiciam vobis de celo in sinus vestros vobis flores de caelo . transmittam. 1) Acquoy heeft nog al gesteund op de Epistola van W. Vornken (u itgeg. in Kl . Windesheim, III, bldz . 235) waarin niets van de opdracht voorkomt . We mogen er hier wel op wijzen dat deze epistola verschillende onnauwkeurigheden bevat. Volgens Vornken is de kerk geconsacreerd ,in honore S . Trinitatis ac Beate Marie", in werkelijkheid is zij gewijd aan Maria en Augustinus . De namen van de eerste broeders (bldz . 247) zijn zonderling door elkaar gehaspeld en bet is onbegrijpelijk waarom Gosw . Tyasen hier tussen staat . De opgave van prioren is onnauwkeurig, tussen Hendr . Clingebijl en Job . Vos is Werner Keyncamp vergeten (bldz . 258) . En zo zijn er nog meerdere dingen aan to wijzen . 2) Twee berijmde levens van Geert Groote, bldz . 35, r . 179, 180 . Ze zijn uitgegeven door T. Brandsma, in : Ons Geestelijk Erf, XVI (1942) .
1 77
Vervolgens is er overeenstemming in het feit, dat Fl . Radewijns door Groote als zijn opvolger wordt aangewezen . Busch (p . 264) : Hiis dictis dominum Florencium Radewini in artibus magistrum in ecclesia Davantriensi vicarium virum illuminatum et devotum omnibus rectorem prefecit et loco sui ut patrem honorandum, cuius sanis consiliis et doctrinis omnes acquiescere et obtemperare deberent.
Thomas, Horn 1 ) Et ecce dominus Florentius dilectus discipulus meus : in quo vere Spiritus sanctus requiescit erit vobis pater et rector vester .
Men krijgt door de vergelijkingen sterk de indruk, dat het Chronicon Windeshemense met zorg is opgesteld door gebruik van een bepaalde kroniek en met verwerking van de destijds bekende tradities . Busch heeft zijn eigen stijl en verteltrant ; verzinsels zijn daarbij, voor zover bekend, niet aanwezig . Een heel andere vraag is, in hoeverre die overgeleverde tradities juist zijn . Dit uit to maken is echter een geheel ander chapiter en valt buiten het bestek van deze beschouwing . Er is nogal veel to doen geweest over de visie van Busch i.z. het ontstaan van de Broederschap in Deventer . Vooral Gerretsen heeft Busch' berichtgeving op alle punten aangevallen . 2) In wezen gaat het hierover : Busch laat de Broederschap ontstaan uit de schrijvende scholieren, terwijl Gerretsen en ook latere historici dit ontkennen . Wel zijn er volgens hen de schrijvende, copierende scholieren geweest, doch er zou geen directe samenhang zijn met de Broederschap. Van Ginneken oordeelt : „loch is het onjuist om to zeggen dat de tweede Stichting der Broeders zelf rechtstreeks uit deze scholierenbijeenkomsten is voortgekomen . Want de samenkomsten der volwassen Broeders in het huis van Florens Radewijns waren
1) Thomas a Kempis, Opera Omnia, VII, p. 80, 81 ; Horn, t . a . p ., b1dz . 365 . 2) J. H . Gerretsen, Florentius Radewijns, b1dz . 57 e. v .
1 78
weer iets heel nieuws" . ' ) En Post zest : ,Het sing ook in then tijd niet aan, schooljongens, al waren ze misschien 15 en 16 jaar, zoo maar zonder overleg met de ouders tot een soort kloosterleven to brengen" . 2 ) Uit een en ander zou dus moeten blijken, dat Busch een onjuiste voorstelling van zaken geeft . Hij doet dat niet alleen in het uitvoerige verhaal cap . II van het Tiber de origine M .D. s ), doch' ook in cap . X van het liber de viris illustribus . 4 ) Waar ligt nu de fout? Mij dunkt dat er tegenstellingen gemaakt worden, die er niet zijn en die ook in de andere biografieen niet to vinden zijn . Deze vertellen n .l. geen van alle, waar de Broederschap dan wel uit voortgekomen is . Want als men de scholieren voor een bepaalde afzonderlijke groep houdt, zonder enige samenhang met de B'roederschap, dan doet zich de vraag voor : uit welke aanhangers is dan de fraterschap gerecruteerd? Daarvan moet men zich toch een zekere voorstelling kunnen maken . Particulieren, onder welke Geert Groote aanhangers had, waren er zeer zeker in Deventer, maar zij waren geen clerici en priesters, zoals ze overal nadrukkelijk worden genoemd . Men zou dus moeten aannemen, dat er in Deventer een groep mannen aanwezig was, presbyters en clerici, die blijkbaar rentenierden (want zij mogen niet op school zijn en alleen van Fl . Radewijns wordt als bijzonderheid vermeld dat hij vicarius was) en verder niets deden dan naar Geert Groote luisteren . Uit hen moet dan de Broederschap zijn ontstaan! Deze clerici en presbyters zijn op het ogenblik dat de stichting ontstond voor het eerst gaan schrijven voor de kost, blijkbaar omdat hun geld juist op , dat moment op was . Op deze wijze is er dus een concurrerend gezelschap van Geert Groote's discipelen ontstaan . Want zo zal men zich dan Loch ongeveer het materiaal moeten voor-
1) Curt Groote's leuensbeeld, b1dz . 221. 2) R . R. Post, De Modern Deuotie, Amsterdam 1940, b1dz . 29 . s) Chron . Wind., p . 253. 4) Ibid., p. 28.
1 79
stellen waaruit de Broederschap is ontstaan . Nu, als er iets onwaarschijnlijk is, dan zijn bet deze geheimzinnige mannen . En als er iets begrijpelijk is, dan is bet de overgang van de schrijvende scholieren-klerken, door Groote tot zijn discipelen gemaakt, naar de broederschap van schrijvende klerken . Mij dunkt, de continuiteit ligt er geheel in opgesloten . Als Busch hen aanduidt als : „ego (d.i. de presbyter Fl . Radewijns) et clerici isti scriptores" en even later als : ,dominus Florencius prefatus cum suis presbyteris et clericis in vita communi", dan stemt dit woordelijk overeen met bet „sic adunatis clericis pariter et presbyteris" van bet Dictamen, 1 ) door van Ginneken bet oudste getuigenis genoemd omtrent de eerste Broeders des Gemeenen Levens . 2) Men heeft bezwaar tegen de scholieren, zo heb ik begrepen, omdat men her voor kinderen houdt . Hier ligt de kern van de misvatting . Veel liever dan „scholieren", zou ik „studenten" vertalen . Busch noemt geen leeftijd . Hij heeft bet over „iuvenes et adolescentes maiores et minores", die in Deventer zijn . Vooral die maiores zijn beslist geen kinderen . Het is ook niet in to denken dat schooljongens voor Geert Groote de boeken van de kerkvaderen zouden afschrijven en nog wel ,in forma meliori" . Alles wijst op studenten . Deze bleven dikwijls lang op school en gaven gedeeltelijk zelf les . Zij ontvingen de lagere wijdingen, vandaar de naam clerici . Over bet schoolgaan weten we b .v . dat Wessel Gansfort ongeveer tot zijn 30ste jaar in Zwolle bleef, voor hij verder trok om to studeren aan een universiteit . 3) Wanneer men de gegevens orntrent de eerste broeders in dit opzicht onderzoekt, komt men tot eenzelfde conclusie . Johannes Brinckerinck is in 1359 geboren, gaat in Deventer op de kapittelschool en komt in 1380 met Geert Groote in aan-
1) Vgl. Ons geestelijk erf, XVI (1942), r . 203, b1dz. 43. 2) Geert Groote's levensbeeld, b1dz . 277. 3) M . van Rhijn, Wessel Gansf ort, 's Gravenhage 1917, b1dz. 45.
1 80
raking, is dus 21 jaar .')Johannes Vos van Heusden, in 1363 geboren, gaat naar de school van Deventer . Stelt men de opkomst van de Broederschap tussen 1380-1384, dan is hij in deze tijd 17-21 jaar. In zijn levensbeschrijving zegt Busch : „cum autem ad scribendum bonam manum haberet, magistro Gerardo Magno, ut ipsi scriberet pro precio presentaverunt" . 2 ) Dus hier wel zeer kenmerkend een van de clerici scriptores . Joh . a Kempis is in 1356 geboren, is dus in deze periode 24-28 jaar oud. Over Aemilius van Buren lezen wij : ,Dese guede jonge was gebaeren uytten lande van Gelre . Hij quam toe Deventer ter scholen, daer doe ene seer guede schole was . Ende alsoe vlitelike gaf hij hem totter leeringe, dat hij bynnen corten jaeren onder die beste clarken gerekent waert . Hij hadde grote genoechte in der leeringe ende oec in de eeren der clergyen mer hij versmadet al ende waert een oetmoedich discipel des weerdigen vaders here Florens" . a ) En over Gerard Zerbolt van Zutphen vernemen wij : „Hij quam toe Deventer te schoelen, ende daer gaf hij hem altemael onder here Florens ende waert sijn oetmoedige discipul" . 4 ) Het „Nam Deo disponente tandem ad studium Daventriense accessit", 5 ) duidt er op dat dit niet op al to jeugdige leeftijd geschiedde . Dit zijn kennelijk de iuvenes et adolescentes, de jonge clerici, waarvan enkelen presbyter werden, die de Broederschap hebben gevormd . Volkomen in overeenstemming met wat b.v. Rudolf Dier de Muden schrijft : ,Dominus vero Florencius adunavit sibi infra domum vicarie sancti Pauli iuvenes bone voluntatis, inter quos erant Johannes Brinckerinck, Johannes Kempis, Johannes Vas
1) W J. Kiihler, Joh. Brinckerinck, b1dz . 10. 2) Chron.
Wind ., p . 28.
3) D. A. Brinkerink, Biographieen van beroemde mannen uit den Deventer tiring, Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, XXVIII (1902), b1dz . 321 . 4) Ibid ., bldz. 335 . b)
Th . a Kempis, Opera Omnia, VII, p . 276.
1 81
de Hoesden et plures alii" . i) En geven de sobere woorden van de z.g . dietse biograaf niet dezelfde gang van zaken als Busch' kleurrijke verhaal : „Mer sy en leyden noch gheen gemeen leven toe samen. Want dat en dorste meyster Geryt niet bestaen, omdat hij soe vele wederstaens hadde . Mer hij stercte sine discipelen daer seer toe ende sechde : wert dat sijs bestaen dorsten, dat hij wolde hem gerne een guet hoeft wesen . Ende so begonnen syt allengskens" .2) De andere bezwaren van Gerretsen zijn gemakkelijk to ontzenuwen. Hij vecht tegens windmolens, die hij zelf eerst heeft geconstrueerd, o .a. probeert hij over bet loon van bet geregeld copieren een tegenstelling to maken tussen Busch en Thomas c.s. Maar juist van hem' weten we dat Geert Groote bet loon in gedeelten uitbetaalde : „Interdum quoque pia cautione prae.habita, pecuniae summam ex integro non solvit, sed per partes tribuit ut frequenter ad eum pro debito tollendo accederent" . 3) Strikt genomen spreekt Busch niet eens over een .,bepaald loon in de week", dat in de Broederschap met schrijven verdiend wordt . Hij laat Fl. Radewijns zeggen : ,que septimanatim habemus expendere" . Dat is een omschrijving, bij wijze van spreken, van bet eindbedrag in bet huishoudboekje, dat de practische Fl . Radewijns al vobr zich ziet : de opbrengst van gemeenschappelijk bezit en de revenuen die bet schrijfwerk zouden opbrengen . Bepaald merkwaardig wordt bet, als Gerretsen de twee grote verschilpunten tussen zijn zienswijze en die van Busch gaat formuleren . Eerst over bet Joel van de vereniging : ,Geen belangstelling in onderwijs, wetenschap of boeken, maar de wens om een gemeenschappelijk devoot leven to leiden, heeft aanleiding tot de stichting van bet fraterhuis gegeven" . Nu, dat is precies hetzelfde wat we bij Busch lezen . In zijn verhaal 1)
In : G . Dumbar, Analecta, I, p . 12 .
2) Biographieen,
t.
a . p., b1dz . 420.
e) Opera Omnia, VII, p . 50.
1 82
komt om de andere regel het woord communia en vita comnmunis voor ; ik zou niet weten hoe men er nog sterker de nadruk op zou moeten leggen om duidelijk to maken dat het hier in de allereerste plaats gaat om een gemeenschappelijk leven van Moderne Devoten . Men zou op de wijze van Gerretsen doorgaande Busch wel de voorstelling in de schoenen kunnen schuiven dat in het eerste zusterhuis het spinnen het werkelijke doel was . 1 ) Het tweede grote verschilpunt is volgens Gerretsen : „De traditie „Busch" plaatst Gerardus op den voorgrond" en doet Florentius geen recht . Maar als er een is die Florentius op de voorgrond heeft geplaatst, dan is het Busch . Uit zijn verhaal juist vernemen we dat Fl . Radewijns de stichter-organisator is . Geert Groote, de geestelijke vader van de gehele Moderne Devotie, is er ten nauwste bij betrokken, maar Florentius doet het voorstel en hij stelt zijn huis beschikbaar, hij krijgt de leiding . In geen van de andere bronnen wordt er zoveel nadruk gelegd op de belangrijke positie van Fl . Radewijns . Ja, Gerretsen zou het liefst Fl . Radewijns helemaal in de plaats van Geert Groote stellen, doch dit gaat nu eenmaal niet . Samenvattende kunnen wij constateren : het verhaal van Busch over het ontstaan van de Broederschap is geheel in overeenstemming met de ons bekende bronnen, al is het ingekleed in de „sketch"-vorm die zo karakteristiek is voor Busch' verhaaltrant. Fidentius v .d. Borne heeft zich beziggehouden met de verhouding tussen Geert Groote en de bedelorden . 2 ) Een van zijn conclusies is dat de mendicanten niet zo grote vijanden' van Groote als stichter van nieuwe genootschappen zijn geweest,
1) Chron. Wind ., p . 255 : ,eciam ipse de manuum suarum laboribus nendo, filando et texendo vite et victus necessaria sibi et aliis non cessant procurare"! 2 ) Fid . v . d . Borne, Geert Groote en de Moderne Devotie in de geschiedenis van het middeleeuwsche ordewezen, Studia Catholica, (1940, 1941, 1942).
1 83
als gewoonlijk wordt aangenomen : „Want daarvoor ontbreken getuigenissen uit de oudste bronnen, terwijl ze zelfs veeleer een minder gespannen verhouding tussen Groote en de Bed'_-lorden schijnen to verondo rstellen" . 1 ) Hij tracht nu aan Busch de schuld to geven van de gangbare voorstelling van zaken . Ik meen echter dat de poging om hier Geert Groote tegenover Busch to stellen, niet is gelukt . Want, al mope hot betreurd worden, een feit is, dat Geert Groote fel gebeten is geweest op de mendicanten . Hot duidelijkste bewijs is door hem zelf geleverd, toen Joh . Cele van plan was in een minorietenklooster to gaan en Groote daarover schreef : 2 ) ,,E~ certissime habeatis, quod illa cogitatio promissionum vestrarum de intrando Ordinem Minorum qui iam in partibus istis nullibi sunt reformati, sit sussurium dyaboli" . Dat is een getuigenis hetwelk wel degelijk op een zeer gespannen verhouding wijst . Vervolgens weten we niet slechts van Busch, doch uit talrijke andere bronnen, dat Groote's belangrijke tegenstanders, o .a. Mattheus, Bartholomeus en frater Johannes, , .mendicanten" waren . Dit zijn ketters, maar tegelijk tegenstanders van de Broederschap . De berichtgevers erover zijn Horn, a ) Thomas, 4 ) Dier de Muden 5 ) en Geert Groote s ) zelf . Thomas, hoewel hij hier geen naam noemt, zegt heel duidelijk „Quidam ex ordine mendicantium religiosus habitu, sed perniciosus sermone : coepit venerabili magistro contradicere in muftis" . De z .g. dietse biograaf vermeldt : ,Der weeren oec sommige monicke van der Predickaren-orde, die in dier tijt al
1) F . v. d . Borne, t. a . p ., b1dz. 31. 2) Epist., p . 87 . 8) Ned. Arch . voor Kerkgesch ., N . S . VI (1909), b1dz. 343 e. v. 4) Opera Omnia, VII, p . 50-51 . 1) G . Dumbar, Analecta, I, p . 6. 6) Epist . 31, p . 153 seq . ; epist. 36, p . 149 seq. ; epist. 37, p . 152 ; epist . 49, p . 192 ; epist. 50, p. 194 . Ook frater Johannes, Epist . 47, p . 188, kan men gevoegelijk tot de mendicanten rekenen .
1 84
vergleeden was : dese weeren meyster Geryt alte seer contrari" . i Die rondtrekkende broeders in de late middeleeuwen zijn niet alleen voor ons ondoorzichtige figuren, doch ook toen was niet precies to zeggen wie van hen een ketter en wie een recht gelovige tegenstander was . Bij onderlinge strijd liepen deze in de subjectieve beoordeling al heel spoedig door elkaar . Geert Groote was een ketter in de oxen van zijn tegenstanders en zij waren naar Groote's inzicht weer ketters . Scheiding maken tussen ketterse en rechtgelovige tegenstanders is een welhaast onmogelijke zaak . Het uitwissen van de verschillen is zeker geen ,vinding" van Busch, in alle bronnen zijn de grenzen vaag . Men moet vervolgens in aanmerking nemen, dat ,mendicanten" bij Busch een rekbaar begrip is, daaronder behoorden franciscanen, dominicanen en augustijner heremieten, ketters zowel als bona fide tegenstanders . Busch generaliseert dus, evenals Horn, die het heeft over ,religiosi circumvagantes" . 2 ) De Vita Brinckerinck zegt : ,nam quemadmodum magister Gerardus adhuc vivens multas sustinuerat molestias et obloquia a dissolutis canonicis, vagis monachis" . 3 ) Ook Geert Groote gebruikte „mendicanten" als verzamelnaam . 4) Dit in een ruime greep noemen van de tegenstanders betekent echter juist niet dat het hier gaat om een weloverwogen aanval op de orden op zichzelf . Zo stelt v .d. Borne het voor en laat het nog eens extra door spattering uitkomen . Busch heeft het nergens over de bedel o r d e n maar werpt het licht op uitzonderingsgevallen, zoals ook de andere biografieen dit doen . Hij karakteriseert ze als ,fratres quidam ordinis mendicancium regule et professionis sue transgressores" . 5 ) Het 1) Biographieen, uitgeg . door D . A . Brinkerink, Arch . Aartsb. Utr., XXVII (1901), b1dz. 417 . 2) Ned . Arch . v . Kerkgesch ., N. S. VI (1909), b1dz . 348. 3) Ned . Arch . v . Kerkgesch ., N. S. I, (1902), b1dz . 325-27, 345, 350 . 4) Epist. 36, p. 150 : „dominus vicarius cum mendicantibus et aliis suis adhibitis decrevit, ut predictus Bartholomeus etc ." 5) ChTon . Wind ., p. 256 seq.
185
accent ligt m .i. heel anders dan v .d. Borne het legt . Busch verzacht zelfs in zekere zin de scherpte van Groote, door nit een van diens verkorte brieven een zin weg to laten, die hem juist zo goed van pas had kunnen komen, n.l. : ,Augustinenses durdracences habent famam, quod sunt heretici inter illos . Sic audivi a multis annis in Traiecto et in Hollandia" . 1 ) Groote richt zich in deze preek ook niet tegen de orde als zodanig maar tegen de uitwassen : ,Utinam isti mendicantes in proprium suum ordinem respicerent et fratribus suis pronunciarent, omnes ordinis sui proprietarios in statu esse dampnacionis" . Samenvattend kunnen wij concluderen dat een ding vast staat ; niet Busch alleen heeft het over de strijd van Groote met de ,mendicanten", maar de oudste bronnen constateren dit feit op onomstotelijke wijze . Verder twijfelt v.d . Borne aan het verhaal van Busch, waarin deze Geert Groote een preek laat houden tegen de mendicanten. De verkorte preek is door Busch opgenomen . Van de Borne veronderstelt dat we hier geen preek van Groote voor ons hebben, doch dat Busch zelf aan het woord is . Doch met de redenering dat er geen doorslaande bewijzen zijn voor het auteurschap van Groote en het daarom dus wel een maaksel van Busch zal zijn, kan ik niet accoord gaan . In de geschriften van Busch vindt men nergens een betoogtrant, zo doorspekt met juridische citaten als hier ; dit is beslist geen oorspronkelijk stuk van Busch . Juist de geschriften van Groote bestaan meestal uit een aaneenrijging van bewijsplaatsen uit de Clementinae, Aristoteles etc ., precies zoals we het hier vinden. Zelfs de Johannes Andreae, waarvan v.d. Borne zegt : ,Het is toch heel vreemd, dat Groote zelf reeds zulke juridische fijnigheden to berde brengt (met een beroep op uiteenzettingen van Johannes Andreae)" wordt door Groote wel degelijk ook elders geciteerd . 2 ) Voor zover ik het beoordelen kan, lijkt mij deze preek juist een karakteristiek stuk van Groote . 1)
2)
Epist. 31, p . 137 ; de brief bij Busch, Chron. Wind ., p . 259 seq. Epist., p . 63, p . 76 .
186
Ook de chronologie zou niet kloppen . Nu is dit een tere kwestie, omdat we over de stichtingsdatum van de Broederschap niet zoveel weten. Volgens v .d. Borne kan de preek van Groote niet gehouden zijn in de periode tussen de stichting van de Broederschap en de veroordeling van Bartholomeus . Waarom dit niet kan is mij niet duidelijk . Acquoy noemt als stichtingsjaar 1381, van Ginneken 1380 . 1 ) Post zegt : voor 1381 . 2) En de brief van Geert Groote, waarin voor bet eerst over Bartholomeus gesproken wordt, is van Mei 1382. 3 ) Mij dunkt : er is alle gelegenheid geweest om een preek to houden . Wij weten van verschillende kanten dat hij juist toen rondtrok om to prediken : ,Demum ut populum a predictorum hereticorum infectionibus sanaret atque defenderet omnem diligenciam adhibuit. Discurrebat per patrias". 4 ) En Horn vertelt eveneens hoe bet ketterse Kampen, dat Groote's leerling Werner Keyncamp had verbannen, per ,predicacionem sui famuli (d.i. Geert Groote) in tantum est illuminata . . . . ut huius novi fervoris nova virginum monasteria construat" . 5 ) Hier vernemen wij dus zeer duidelijk van prediking tegen ketterse gedachten en we zien hier ook, hoe ketters en tegenstanders van de stichtingen vereenzelvigd worden . Het enige dat overblijft is : de bij Busch vermelde preek is niet (of misschien nog niet) gevonden in een ander handschrift . Al de andere door Busch geciteerde stukken van Geert Groote zijn in handschrift-verzamelingen elders teruggevonden en bevestigen daarmee de betrouwbaarheid van Busch . Nu deze ene niet gecontroleerd kan worden mag men de preek niet zo maar aan Busch' fantasie toeschrijven . ,,Feitelijk komt dus ten slotte alles neer op de autoriteit van
1) Cart Groote's levensbeeld, bldz. 273 . 2) Mod. Dev., b1dz . 29. s) Epist ., p. 133 . 4 ) Ned . Arch. v. Kerkgesch., N . S . VI (1909), b1dz . 346. b)
Ibid., bldz . 347.
1 87
Busch. Die is echter niet sterk genoeg . . . ." zegt v .d . Borne, 1 ) en hij wijst er op hoe Busch' mededelingen over bet gesprek van Groote met Floris Radewijns en over bet onderhoud der Broeders bij Groote's sterfbed niet meer geheel au serieux genomen worden . Doch Ktihler heeft, zoals wij zagen, de autoriteit van Busch, juist op dit punt, geheel en al gerehabiliteerd . Afgezien daarvan lijkt bet mij niet geoorloofd om op grond van critiek op de uitbeeldingstechniek van een schrijver hem elders to gaan beschuldigen van vervalsing van originele stukken. Dit laatste vindt men bij Busch volstrekt niet en bet is zonder zeer deugdelijk bewijs beslist niet aan to nemen . In de strijd die zich heeft afgespeeld bij de beantwoording van de vraag wie de schrijver van De imitatione Christi is geweest, s ) heeft ook bet Chronicon Windeshemense een rol gespeeld. In de tweede, uitgebreide editie van bet Chronicon wordt n.l. Thomas a Kempis aangeduid als de samensteller van de Imitatio : ,frater Thomas de Kempis vir probate vite, qui plures devotos tractatulos composuit, videlicet „qui sequitur me" de imitacione Christi cum aliis" . 3 ) Het merkwaardige is, dat in de eerste editie bet betreffende voorval wel beschreven wordt, echter zonder de hier geciteerde toevoeging . Thomas a Kempis zelf heeft in zijn Chronicon Montis S . Agnetis de passage uit de eerste editie overgenomen (bet gaat over een droom), hij noemt zichzelf dus niet bij name, maar houdt zich aan de neutrale bewoordingen van de eerste editie : „Tunc, unus illorum . . . ." Becker, 4 ) die de eerste recensie van bet Chronicon Windeshemense bekend heeft gemaakt, wees op de overeenstem1 ) t. a. p ., bldz . 29. 2) De lit . betreffende de polemiek tussen v . Ginneken, Dom. J . Huyben en Bon . Kruitwagen, in : J . M . E . Dols, Bibliographie der Modern Devotie, Nijmegen 1941. 3) Chron. Wind ., p. 58. 4) Eene onbehende hronijh, t . a . p ., bld7 . 385 e . v .
1 88
ming van Thomas met deze eerste editie en gaf, daar men voordien over het verschil allerlei speculaties had gemaakt, de plausibele uitleg dat men dus nu geen bijzondere gevolgtrekkingen behoefde to maken, daar Thomas de tot dusver onbekende eerste editie had gebruikt. Van Ginneken heeft zich evenwel afgevraagd, waarom in de tweede editie plotseling de naam van Thomas als auteur van de Imitatio naar voren werd gebracht . Hij zag dit als een uitvloeisel van de Windesheimse politiek 1 ) om het werk van de verdachte Geert Groote (i.c. de Imitatio) op de bona fide naam van Thomas over to hevelen: „In 1464 - ver van Thomas verwijderd - toen hij (Busch) het Chronicon aan een grondige herziening onderwierp, heeft hij echter de dubbelzinnige invoeging ,qui plures devotos tractatulos composuit videlicet Qui sequitur me" met voile bewuctzijn gewaagd" . 2) Deze Windesheimse politiek en de uitleg waarom het in de eerste recensie niet en in de tweede we] voorkomt, is natuurlijk een hypothese van Van Ginneken, die de nodige bewijskracht mist . Wij zouden dus gevoegelijk kunnen volstaan met de interpretatie van Becker, die alleszins redelijk is . Toch zijn er in de voorstelling van zaken, dat Thomas voor zijn werk de eerste editie van het Chron . Windesh. heeft gebruikt, enkele oneffenheden. Het is en blijft voorlopig een raadsel waarom Thomas niet zelf een verslag geeft van zijn bezoek aan Windesheim en het visioen dat hij daar heeft gehad, maar het vrijwel woordelijk overneemt uit een andere bron . Ditzelfde geldt van de beschrijving van de begintijd van S . Agnietenberg, heel sterk zelfs van de Ievensbeschrijving van W . Vornken als prior van S. Agnietenberg en evenzeer over het Utrechtse schisma en de uittocht naar Ludingakerke . Men kan niet met Dom. Huyben zeggen : „een historicus integendeel, 1) o . a. J . v . Ginneken, De navolging van Christus of het dagboek van Geert Groote, Brussel en 's Hertogenbosch, 1929, b1dz . 13 . 2) J. van Ginneken, Op tioek naar den oudsten tekst en den waren schrijver van het eerste boek der Navolging van Christus, Wetteren, 1929, b1dz . 131.
1 89
die over feiten schrijft waarvan hij zelf geen getuige was, is wel genoodzaakt zijn licht bij anderen op to steken, en zich aan zijn bronnen to houden ." 1 ) Thomas was zelf ooggetuige en zoekt zijn gegevens bij iemand die het niet is geweest . Was hij to oud en to vermoeid om zelf de uitdrukkingsvorm to vinden? Verschillende wijzigingen heeft hij echter wel aangebracht . Het merkwaardigste is, dat het grootste deel, door Thomas uit het Chronicon Windeshemense overgenomen, in de eerste recensie daarvan niet voorkomt, b .v. de uitgebreide stukken over de bisschoppen Floris van Wevelinkhoven etc ., in het algemeen die gedeelten welke voorkomen in . de cap . 34, 36 en volgende van het Tiber de origine mod. dev. i n de tweede editie . Thomas heeft dus zowel de eerste als de tweede editie gebruikt . Hij zou zelfs uitsluitend de tweede editie voor zich gehad kunnen hebben, uitgezonderd voor het problematische stuk over het bezoek aan Windesheim . Daardoor wordt het er niet duidelijker op . Men voelt dat er iets met dit gedeelte aan de hand is. Het is voor mij echter nog de vraag of Thomas inderdaad het Chronicon Windeshemense, eerste of tweede editie, gebruikt heeft . Er zijn n .l. onderling enkele geringe verschillen die de mogelijkheid openlaten dat Busch en Thomas beiden gebruik hebben gemaakt van een kroniek die wij niet meer kennen . De gemeenschappelijke stof handelt over de voortreffelijke bisschoppen Floris van Wevelinkhoven en Fred . van Blankenheim, over het Utrechtse schisma en de verhuizing van de Windesheimers, verder over het ontstaan van S . Agnietenberg en Frenswegen, over de prioren Joh . van Heusden en Willem Vornken en over het bezoek van Nic. van Cusa . 2 ) Het is niet 1) Dom . J. Huyben O. S . B., Voor Thomas van Kempen, in ,Ons geestelijk erf", I (1927), b1dz. 42 . 2) De overeenkomende gedeelten uit Chron. Wind ., met tussen haakjes uit het Chron . M. S. Agn . in Opera Omnia, VII : pp. 16 (349), 58, 59 (394, 395), 140 (375), 332 (391), 334 (406), 337, 340 (428), 345 (492, 493), 346 (491), 347 (492), 348 (355), 349 (346) .
190
onmogelijk dat dit heeft behoord tot de inhoud van een oudere kroniek, die door beiden is gebruikt . Een vergelijking van de varianten leert, dat Thomas iets soberder en dus waarschijnlijk oorspronkelijker is ; b.v . over het bezoek van Nic . van Cusa : Busch (Chron . Wind ., p . 340) : Thomas (Opera Omnia, VII, p. 428) : Interrogatus, an licet religioso sine licencia Romam Quaesitum est ab eo, an pergere pro iubileo impetranliceat sine licentia Romam do iuxta tenorem et mandapro indulgentiis pergere, resturn bullarum apostolicarum, pondit : Dominus papa orerespondit dominum dixisse tenus dixit : Melior est oboeapostolicum papam Nicolaum dientia quam indulgentia . quintum vive vocis oraculo : Melior est obediencia quam ,,indulgencia" . In een bepaald gedeelte van de gemeenschappelijke materie, n .l. waar gesproken wordt over Floris van Wevelinkhoven, is een oprnerkenswaardig verschil tussen Busch en Thomas Busch (Chron. Wind ., p . 346) :
Thomas (Opera Omnia, VII, p. 491) : Anno vero domini MCCC° Anno Domini MCCC noXCIIII ipso die sancti Ambronagesimo tertio in die sancti sii in bona sexta feria reveAmbrosii episcopi, quae tunc rendus pater dominus Floerat feria sexta in parasceve, rencius Traiectensis episcopus dum sacrum Dominicae pasobiit in Herdenberge oppido sionis officium in ecclesia sue dyocesis, postquam treageretur, migravit ex hac decim annis et quinque menluce in civitate Hardenberch sibus dyocesim suam gloriose reverendissimus dom. Florenet laudabiliter gubernaverat . tius de Wevelichoven episcopus Traiectensis, postquam dioecesim suam XII. annis et quinque mensibus laudabiliter et gloriose rexisset . Daar Floris 4 April 1393 is gestorven, 1 ) is de datering van Busch dus onjuist . Doch daar de bisschop 7 Nov . 1379 zijn intrede in Utrecht deed, 2) heeft zijn bestuur 13 jaar en 5 maan1) Moll, Kerkgeschiedenis, I, bldz . 169. Moll maakt tevens de opmerking dat ook Heda ten onrechte het jaar 1394 noemt . 2) Ibid., bldz . 163 .
19 1
den geduurd . Hier is dus Busch wel juist en maakt Thomas een abuis . Ik zie evenwel geen aanknopingspunt om uit to maken, wie nu de oudste versie heeft . In het algemeen gesproken bestaat er ook de mogelijkheid, dat, ofschoon het Chronicon M . S . Agnetis van latere datum is, Thomas toch de oorspronkelijke auteur is van deze stukken en dat Busch bij een bezoek aan S . Agnietenberg voor do samenstelling van zijn geschrift de gegevens van Thomas heeft overgeschreven . Er blijven nog vele vraagtekens in de verhouding Busch-Thomas, welke wij niet vermogen op to lossen . In het Magnum chronicon belgicum 1 ) vinden wij ook gedeelten uit het Chronicon Windeshemense . Doze tekst biedt evenwel Been problemen, al zijn er enkele varianten . Wanneer de schrijver citeert, vermeldt hij zijn bron en wel op deze wijze : ,,In tractatu de origine moderne devotionis sic habetur", 2 ) of, in parenthesis, : ,haec Joannes regularis" . 3 ) Ten slotte willen wij ten aanzien van het Chronicon Windesh . opmerken : Becker heeft in de toelichting bij de eerste recensie duidelijk gemaakt dat de veronderstelling van Acquoy 4 ) dat Busch uit naijver wellicht de naam van Johannes Naaldwijk vergeten heeft to vermelden, niet juist is . Hot Nijmeegse handschrift heeft deze aanduiding wel . De verkiezing van de ,vir vitae venerabilis, Deo et hominibus dilectus frater Johannes Naeltwick filius conventus in Windesem" wordt op gebruikelijke wijze beschreven . Hot is wel merkwaardig, dat dit gedeelte in de tweede recensie niet is opgenomen . Becker 1) Rerum Germanicarum, vetera iam primum publicati scriptores VI, pars III, J . G . Pistorius-B . G . Struvius, Ratisbonae, 1726, p .p . 371, 381, 393, 402, 413 seq ., resp. in Chron . Wind ., p .p . 346,348 ; 366 ; 355,356 ; 333 ; 337 seq. 2) Ibid ., p . 402. 8) Ibid ., p . 371, 393, 414. 4 ) Acquoy, Kl. Windesheim, II, bldz . 127 e. v.
1 92
veronderstelt, dat Johannes van Naaldwijk zelf uit nederigheidsgevoel de loffelijke vermelding heeft geschrapt .') Wij willen thans onze aandacht richten naar het Liber de reformatione . Zoals wij reeds eerder opmerkten is het oppervlakkiger geschreven en niet zo goed verzorgd als het . Chronicon Windeshemense . Busch schreef bet na zijn 70ste jaar . Bij onderzoek blijkt, dat de vermelding van enkele feitelijke gegevens soms niet geheel punctueel is; waarschijnlijk was zijn geheugen niet zo scherp meer . Toch beperken de onjuistheden zich tot enkele kleine onnauwkeurigheden en er blijft in bet algemeen bewondering voor de betrouwbaarheid van zijn vermeldingen . De onnauwkeurigheden welke gevonden zijn, zijn de volgende : In het Liber de reformatione, p . 426, vermeldt Busch, dat het generaal kapittel van 1448 wegens de heersende politieke omstandigheden niet in Windesheim kon vergaderen, doch dat daarvoor in de plaats een colloquium to Gaesdonck werd, gehouden . Hij licht dan die politieke omstandigheden nader toe en zegt dat de strijd ging tussen Rudolf van Diepholt en „alter de Culenborch" . Hij is hier blijkens de onvolledigheid de naam vergeten en niet zeker van zijn zaak . Busch maakt dan ook een vergissing . Zweder van Kuilenburg, de tegenstander van Rudolf, was reeds in 1443 overleden en zijn rechten waren overgenomen door Walraven van Meurs . Deze had hier dus genoemd moeten worden . Juist in 1447-1448 was de strijd tussen Rudolf en Walraven in een nieuw en critiek stadium getreden, 2 ) hetgeen dus de oorzaak voor bet niet houden van de vergadering in Windesheim bevestigt . In de reformatieberichten over het klooster Wienhausen noemt Busch op p . 629 de abdis Margaretha, terwijl ze p . 634
1) Becker, Eene onbehende hronijh, bldz . 430, 431 . 2 ) Moll,
Kerhgeschiedenis, II, 1ste stuk, bldz . 212 .
1 93
Katharina genoemd wordt .Waarschijnlijk heette ze Katharina . 1 ) Een andere onnauwkeurigheid vinden we p . 417 . Busch noemt daar als een van zijn raadslieden in de tijd ± 1448 magister Theodericus, de deken van St . Mauricius . In deze tijd was evenwel Rotgerus Rotgeri dekaan en eerst 1466 wordt Theodericus als zodanig vermeld . In een oproep tot visitatie, welke Dr . Paulus en Busch hadden opgesteld, nadat zij hiertoe machtiging van Nicolaas Cusanus hadden verkregen, wordt onder de kloosters genoemd : St . Julianus in Ettersburch . 2 ) Het klooster was echter opgedragen aan Justinus, Laurentius en Cyriacus, zoals Busch zelf elders in zijn verslag op juiste wijze heeft vermeld . 3) Het foutieve „ad lulianum" had „ad lustinum" moeten zijn . Ook de benaming van het klooster Neuwerk, door Busch aangegeven als ,monasterium beate Marie et sancti Alexandri in Novo Opere" 4 ) is onvolledig. Volgens Schulze Gallera 5) moet het zijn : Coenobium Beatae Mariae, Sancti Johannis et Sancti Alexandri ." In zijn „Johannes Brinckerinck", zegt Ki hler s ) dat er reden is ,om aan to nemen, dat Busch wel wat overdreef, toen hij in 1456 Bisschop David van Bourgondie wilde doen geloven, dat to Diepenveen in 't geheel meer dan honderdzestig zusters woonden." 1) Wij zijn voor de getallen geheel aangewezen op Busch en wanneer men deze vergelijkt, blijkt dat die over1) Zeitschrift des Hist . Ver . fur Niedersachsen, 1855, S . 227. 2) Lib. de ref ., p . 765 . 3) Ibid ., p . 471 . 4) Ibid., p . 432. 5) Das r nittelalterliche Halle, I, S . 226 . 6) Bldz . 106 . 7) Lib. de ref ., p. 785 .
1 94
drijving niet groot geweest kan zijn . In het jaar 1451 waren er bij het bezoek van Nicolaas van Cusa ruim honderd gesluierde nonnen en een „non parvum numerum" van converszusters e .a. 1 ) Een gespecificeerde opgave van 1464 zegt, dat er toen 90 moniales en 52 anderen waren. 2 ) Vergeleken met 1451 mag men verhoudingsgewijs het in dit jaar voor ons onbekende getal converszusters e .a. op ruim 60 stellen ; samen dus in 1451 een 170 bewoonsters . In 1464 was, gelijk aangegeven, het getal 142 en in een niet nader to bepalen jaar na 1457 vermeldt Busch : meer dan 150 . 3) Er is verder een langzame teruggang to constateren . Ziet men de getallen aan : in 1451 : 170, in 1456 : 160, in 1464 : 142, mij dunkt, dan kan de opgave van 1456 geen bevreemding wekken. Een vergelijking van Busch' mededelingen over het klooster in Boddeken 4 ) met de gepubliceerde authentieke gegevens van het klooster leert ons een volkomen overeenstemming . Twijfel is er slechts, wanneer Busch als twee opeenvolgende prioren de lijfelijke broeders Daniel en Johannes Daniel uit Zwolle noemt . De catalogus van prioren 5 ) vermeldt een Joh . Luneman, daarna Daniel de Swollis en vervolgens Hinricus de Buren . Het is onzeker of Johannes Luneman met de Johannes Danielis van Busch geidentificeerd mag worden. Het enige dat er op wijst, is : dat zij beide op 14 Sept . gestorven zijn. 1 ) 1) Chron. Wind., p . 339 . 2) Ibid., p . 362 ; onder deze 52 zijn volgens Grube's editie : „quindecim
alias puellas nondum investitas", in overeenstemming met de Utr . codex . Rosweyde heeft ,viginti quinque", dit is waarschijnlijk een drukfout ; ook bet handschrift nit Den Haag heeft quindecim . 8) Lib . de ref ., p . 665 . De bij die gelegenheid gelijktijdig genoemde rector Albertus van bet fraterhuis to Zwolle is 24 April 1457 in die functie benoemd (Narratio, p. CCXIII). 4) Lib . de ref., p . 488 seq . 5) In Monumenta Budicensia, I, uitgeg . door L . Schmitz-Kallenberg, Munster i. W, 1915, S . 3, 4. 6) Ibid., p . 3 1 .
195
Bij de controle van verschillende door Busch genoemde personen met die uit de Monumenta Budicensia blijkt er een volledige overeenstemming to bestaan . Busch noemt b.v. Hermannus Stralen als prior van het klooster Molenbeke 1 ) ; in de lust van broeders uit Boddeken lezen wij : „51 . Hermannus Stralen, prior in Mollenbeke" . 2 ) Bij Busch in de beschrijving van het klooster Zegenberg : „Iohannem Valberch pro priore retinere voluerunt . Qui tandem in anno tercio absolutus est et ad monasterium suum in Bodike remissus , 3 ) ; als 58 in de lust van canonici uit Boddeken zelf lezen wij : „Johannes Valbert, qui scripsit hec, prior in Zegebergis ." 4 ) In het Liber de reformatione lezen wij over het klooster Dalhem : „Prior vero modernus lohannes Sonsbeke in Bodike ante professus" . 5 ) In de naamlijst van Boddeken wordt als nr . 26 genoemd : Johannes Zonsbeke, prior in Dalhem . 6) Dergelijke vergelijkingen tonen de zorgvuldigheid die Busch ook bij de samenstelling van zijn Liber de reformatione in acht heeft genomen, al is hij dan niet zo diep op allerlei kwesties ingegaan als wij wel zouden wensen . Een belangrijke aanval op de betrouwbaarheid van Busch' berichtgeving in het Liber de reformatione is gedaan door G. Boerner . ') Het betreft bier het gedeelte p . 545, 546 over de Broeders des gemenen levens to Hildesheim, dat hij vergeleek met de Annalen and Akten der Briider des gemeinsamen Lebens
1) Lib . de ref., p . 492 . 2) Mon. Budic., S . 13 . 9)
Lib. de ref ., p . 500 .
4) Mon. Budic., S . 14 . 5) Lib. de ref ., p . 494. S)
Mon . Budic ., S . 11 .
7 ) Die Annalen and Akten der Briider des gemeinsamen Lebens im Liichtenhofe zu Hildesheim, untersucht von Dr. Gustav Boerner, Fnrstenwalde,1905.
196
van rector Dieppurch, uitgegeven door Doebner . ') Reeds J . Pohl heeft, met behulp van een onderzoek, ingesteld door Dr. Peter Eschbach, de juistheid van de beschuldigingen afgewezen . 2 ) Blijkbaar is deze verdediging van Busch' betrouwbaarheid niet overal doorgedrongen . 3) Ook wii willen thans de bezwaren van Boerner tegen Busch onder bet oog zien . Allereerst wordt door hem onder de loupe genomen de zin : ,Dominus tune Wernerus prefatus capellam habuit in antiquo foro Hildesemensi in curia Lureman, quam domino Bernardo de Buren primo huius congregationis rectori cum presbiteris et clericis sibi iunctis concessit, ut ibi celebrarent et domos circumiacentes ad habitandum conducerent" . Onder letter a . 4) handelt Boerner over bet bezwaar, dat Busch Werner hier voorstelt als de eigenaar van de hof, terwijl deze in werkelijkheid gemeenschappelijk bezit is van al de kanunniken in Cartallo (Schusselkorb) . Al dadelijk kan men opmerken, dat Boerner de verhalende stof van Busch, die niet meer dan een verkorte weergave van bet gebeurde is, heeft beschouwd alsof hij hier een notariele acte voor zich had liggen. Inderdaad gebruikt Busch bet woord habeo, maar bet is de vraag of hij dit heeft bedoeld als „bezitten", „in eigendom hebben" . Werner, als senior, was de verantwoordelijke man die de zaken behartigde, doch eigenaar hoeft hij niet to zijn . Ook wij gebruiken de uitdrukking „hebben" meermalen in een zin die volstrekt geen bezitten in juridische zin beduidt . Boer.-
1) Annalen and Ahten der Briider des Gemeinsamen Lebens im Liichtenhofe zu Hildesheim . Mit einer Einleitung herausgegeben von R . Doebner, Hannover and Leipzig, 1903 . s) J . Pohl, Die Glaubwiirdigheit des Johannes Busch in der Imitatio-Frage, in : Historisches Jahrbuch der Gorres-Gesellschaft, XXVII (1906) . S . 322-333. 8) G . Kentenich in : Zeitschrift fur Kirchengeschichte, XXVI (1905), S . 467470, heeft de visie van Boerner onder een grotere lezerskring gebracht, vandaar dat o.a . A . Hyma, „The Christian Renaissance" a history of the ,,Deuotio Moderna", Grand Rapids, 1924, p . 179, note 80, er melding van maakt dat sommigen Busch voor een „foolhardy liar" houden . 4 ) Boerner, a . a . 0 ., S . 25, 26.
1 97
ner heeft meer in de woorden van Busch gelegd, dan er in to lezen valt . 1 ) Doch, verondersteld, dat Busch het zo bedoeld heeft, is dit zo volkomen onmogelijk? Boerner erkent elders de kan. Joh . Westphal van het H . Kruisstift wel als eigenaar van de kapel, aangezien ook Dieppurch zeer duidelijk schrijft : ,,ad curiam quandam dominorum sancte Crucis . . . . cuius possessor eo tempore fuit dominus Johannes Westfael" . 2 ) Boerner realiseert zich niet de merkwaardige verhoudingen die destijds heersten . In de genoemde zin van Busch bevindt zich nog een „falsche Mitteilung" die Boerner onder letter c . behandelt . 3 ) Hij beweert daarin, dat Busch een gaps andere voorstelling van zaken geeft als de Annalen van Dieppurch : ,Ueber das Besitzrecht am Luremanshof enthalt die Stelle bei Busch noch mehr Unrichtiges . Nach seinen Worten gab der erwahnte Werner den Brudern nur eine Kapelle, die umliegenden Hauser sollten sie sich zur Wohnung mieten . Das Werner oder uberhaupt einer vom Schusselkorbe noch mehr als die Kapelle auf dem Luremanshof besass, gibt Busch nicht an ; wir mussen also verstehen, dass die umliegenden Hauser fremder Besitz waren and dass sie aus fremder Hand von den Brudern gemietet werden sollten. Das Sachverhaltnis muss nach Dieppurch ganz anders gewesen sein", n .l. zo dat de huizen aan de kanunniken in Cartallo behoorden. Doch Busch beweert het hem toegedichte juist in 't geheel niet . Boerner heeft verkeerd vertaald . Er staat duidelijk : ,Dominus Wernerus . . . . concessit, ut ibi celebrarent et domos circumiacentes ad habitandum conducerent" . De man, die toestemming voor de kapel zowel als voor de huur verleent, is Werner. Busch, veronderstelt dus wel degelijk, dat hij (of de kanunniken) eigenaar was van de huizen . 1)
De uiteenzetting bij Pohl beperkt zich er toe to verklaren dat Busch het overbodig achtte to verzekeren dat het bier het gemeenschappelijk eigendom van de kanunniken betrof, aangezien hij geen misverstand bij zijn lezers vreesde, a . a . 0., S . 325 . 2) Doebner, Ann., S . 7. 3)
Boerner, a . a. 0., S . 27 .
198
In hetgeen hij zest onder letter b . heeft Boerner gelijk . ') Busch noemt de rector van de broeders in Hildesheim : Bernardus de Buren, terwijl hij afkomstig is uit Buderich (Buderik) . Hoewel het nog mogelijk is dat het hier een fout van de afschrijver betreft, willen wij aannemen, dat Busch zich heeft vergist . 2 ) Maar is zoiets nu werkelijk zo'n sterk bewijs van onbetrouwbaarheid ? In klank verschilt de naam niet zoveel en verhaspeling van namen komt bij de schrijvers uit de middeleeuwen herhaaldelijk voor, zonder dat men er aan denkt de schrijver voor tendentieus of onbetrouwbaar to verklaren . Boerner is nog niet klaar met de geciteerde zin van Busch . Onder d . snijdt hij iets anders aan . 3) Bij Dieppurch wordt niet gesproken over huren, dus, zo besluit Boerner, heeft Busch bier wederom een onjuistheid neergeschreven, want als Dieppurch zwijgt zal dit betekenen dat de broeders hun behuizing gratis hebben gekregen. Doch in een post 4 ) maakt Boerner melding van een koopverdrag over de Luremanshof ,mit sehr merkwurdigen Bedingungen" . 5) Het is nogal ingewikkeld, zodat Dieppurch zelf het juiste er niet van begrijpt, evenmin als Boerner en de door hem aangehaalde Schulze in Herzogs Real Encyclopaedia . Boerner besluit dan maar, dat dit koopverdrag in 't geheel niet bestaan heeft, waarvoor echter Been enkel motief aan to voeren is en waardoor Dieppurch dan als een onbetrouwbaar geschiedschrijver aangemerkt zou moeten worden . De term die Busch gebruikt, ,conduco", is voor deze ingewikkelde afspraak, naar het mij voorkomt, beslist r_iet onjuist to noemen . De nauwkeurigheid van Dieppurch is inderdaad aan twijfel onderhevig . Een vergelijking van de paraphrase die Dieppurch 1)
a . a . 0., S . 26.
2) Hij kende nog een Lambertus de Buren (Lib. de ref ., p . 495), het is niet onmogelijk dat een reminiscentie aan deze hem parten heeft gespeeld . 3) Boerner, a. a. 0., S . 28 . 4) Ibid., p . 28 . 1) Doebner, Ann., S. 4 .
1 99
geeft over bet koopverdrag van bet Lfichtenhof, dat hij onder ogen gehad moet hebben, met bet originele stuk, 1 ) leert, dat hij lang niet nauwkeurig is . Dieppurch vermeldt dat aan de koster 6 sch . gegeven moet worden, bet koopverdrag heeft zeer duidelijk ,vif". Dat de broeders jaarlijks nog een huur moeten betalen aan de Domvicaris Druchtlev Wendeborstel en zijn zoon Johann vermeldt Dieppurch in bet geheel niet . Men ziet dat uit bet zwijgen van Dieppurch waarlijk geen beschuldigingen tegen de betrouwbaarheid van een ander gemaakt kunnen worden . Letter e . behelst een nieuw bezwaar . Hier gaat bet over bet tallium dat volgens Busch door de raad gevraagd werd . De eigenlijke gebeurtenissen die Dieppurch ons uitvoeriger mededeelt zijn, dat de voormalige huurders van bet huis, waar de broeders in kwamen wonen, de raad gingen opstoken, terwijl ze ook de broeders bet leven zuur maakten . Deze huurders betaalden wel belasting van bet huis, de broeders echter niet en de oude bewoners gebruikten dit als argument om to mogen terugkeren. Hoewel de raad welwillend gezind was, werd rector Bernard ontboden en hij kreeg to horen dat de stad er schade van had en de broeders zich daarom van een ander tehuis moesten voorzien . Het ging hier dus om bet geld, om de belasting . Dieppurch zegt niet wat er op bet stadhuis precies is verhandeld, ook niet dat de keus werd gesteld tussen betalen of vertrekken . Hij zwijgt . Dus, zest Boerner, dan is er op bet stadhuis niet over betalen gesproken . Maar men proeft toch duidelijk dat als de broeders betaald hadden, de oorzaak van de moeilijkheden weggenomen zou zijn . Busch wil een korte samenvatting geven van deze gebeurtenis en zegt : „Consulatus vero Hildensemensis tallium ab eis exegerunt de domibus, quas inhabitabant, quod dare omnino recusabant" . Ik kan niet inzien dat er verschil van lezing tussen Dieppurch en Busch is en dat Busch hier een onjuiste voorstelling van taken geeft . 1) Doebner, Ann ., S . 10 ; de oorkonde S . 160 ff. 2 00
Vervolgens komt onder letter f . I) de vraag aan de orde, hoe lang de broeders gebleven zijn op het Heilige Kruishof . Busch spreekt van ,per duos annos ,, 2 ) terwijl Boerner tracht to bewijzen dat het slechts een half jaar is geweest, n .l. van kort na Pasen 1443 tot 29 Sept . 1443. De datum 29 Sept. 1443 (anno XLIII circa festum Michaelis) staat vast uit de officiele gegevens . 3 ) Maar nu de eerste verhuizing van het Luremanshof naar het hof van de kanunnik Westphal . De aanzegging van de raad om to vertrekken, geschiedde volgens Dieppurch anno XLII circa carnisprivium 4 ) (± 14 Febr . 1442), zij mochten tot Pasen blijven . Dan vervolgt Dieppurch : „Anno igitur domini XLIII post pascha . . . ." en komt het verhaal van de verhuizing . Dieppurch heeft zich dus in een van beide jaartallen vergist . Boerner houdt nu op grond van enkele twijfelachtige redenen 1443 voor het juiste jaar, 5 ) waardoor dus Busch' ,,per duos annos" in het gedrang komt . Doch ten onrechte. Hot juiste jaartal is 1442 . Immers de broeders zijn in 1440 na Pasen (27 Maart) op de Luremanshof gekomen en er twee jaar gebleven, 6) dit wordt dus 1442. Opnieuw wordt het jaar van de verhuizing nog eens genoemd bij de bijzondere gebeurtenis 7 ) van dat jaar : het instorten van een deel van het raadhuis . Dit had plaats in 1442: 8) De tijd doorgebracht in de hof van de kanunnik Westphal is dus : van kort nu Pasen 1442 tot 29 Sept . 1443 en hierop is Busch ,,per duos annos" van toepassing. 9) Boerner, a. a. 0 ., S . 31 . Lib. de ref., p . 546. • Doebner, Ann., S . 160, in een koopbrief d .d . 8 April 1444. Ibid., p . 6.
• Het „igitur" wijst m.i. al terug op de zo juist vermelde datum 1442 . En heel duidelijk begint S. 8 over het jaar 1443 . „Anno XLIII . . . . 6) Doebner, Ann., S . 4 : ,residerunt ibi adminus duobus annis" . 7) Ibid., p . 9 . 8) Hildesh. Urkundenbuch, VI, S . 661, 662 . 9) In de uiteenzetting van Pohl wordt niet op de vergissing van Dieppurch gelet en de schrijver veronderstelt dat Busch zich heeft vergist, a . a. 0 ., S . 328. 201
Onder letter g . 1 ) handelt Boerner over de juiste tijd waarop de colloquia van de Broeders des gemenen levens in Munster gehouden werden. Busch vermeldt, dat de broeders eenmaal per jaar, op Zondag Cantate, bijeen kwamen . Boerner wijst er op dat de destijds vastgestelde bepalingen inhouden, dat de afgevaardigden op de Woensdag vobr Zondag Cantate moesten arriveren ; de vergaderingen, die minstens twee dagen moesten duren, begonnen dus Donderdags voor Zondag Cantate . 2) Busch zegt evenwel niet nadrukkelijk dat Zondag Cantate de aanvangsdatum was, hij zegt ,solent convenire" en gebruikt dus een iets algemener aanduiding. Uit de gegevens die ons overgeleverd zijn blijkt trouwens, dat men zich nooit zo stipt aan de officiele aanvangsdatum op Donderdag heeft gehouden . In 1431 was bet besluit genomen, waaraan Boerner zo met hand en tand vasthoudt, maar in 1432 kwam men op Peter en Paulsdag (29 Juni) bijeen, 3 ) terwijl Donderdag vobr Cantate op 15 Mei viel . In 1433 werden de besluiten gedateerd op Zondag Cantate, in 1441 op Woensdag voor Cantate, 4 ) in 1458 on Zondag Cantate, in 1459 op Maandag na Jubilate, 5) d.i. de Maandag voorafgaande aan Cantate, terwijl in 1471 de tijd officieel ingezet werd op de, door Busch vermelde datum . Mij dunkt het is ver gezocht om hier het woord ,fdlslich" to gebruiken voor de aanduiding van Busch. Onder letter h .° ) probeert Boerner opnieuw een tegenstelling to scheppen tussen Dieppurch's mededelingen en die van Busch. Doch wederom op tendentieuse wijze . Ditmaal gaat het over de juiste gang van zaken op het colloquium van Munster in 1442, waar Busch voor de Broeders uit Hildesheim in de bres
1) Boerner, a. a. 0 ., S. 32 . 2 ) Doebner, Ann ., S . 248. 8 ) Ibid ., p . 254. 4) Ibid., p . 259. b)
Ibid ., p . 262.
6) Boerner, a . a . 0 ., S . 33.
2 02
gesprongen is . Hierover geeft Dieppurch een beknopte lezing . Boerner meent nu, dat deze verschilt met het uitvoeriger, kleuriger verhaal van Busch. Het lijkt mij echter onmogelijk uit de gegevens van beide schrijvers een zo nauwkeurig beeld op to bouwen dat men daaruit Busch op een onjuistheid kan betrappen. Wie de feitelijke mededelingen vergelijkt, moet constateren dat er een volkomen overeenstemming is . Dieppurch deelt mede, dat : ,maxime per Johannem Busz" in hun voordeel gewerkt werd, „qui in tantum laboravit, quod sententie jam lata revocaretur usque ad futurum colloquium ." 1 ) Het besluit van de opheffing der Broederschap in Hildesheim werd dus opgeschort . En in het verhaal van Busch deelt heer Nicolaas, hetzij als spreekbuis van het colloquium, hetzij op eigen autoriteit, aan rector Bernard mede : ,Prepositus de Sulta vult, ut per annum adhuc ibi permaneatis. Faciatis ergo sic ." 2) Als volgende aantijging voert Boerner onder letter i ., 3 ) na een verontschuldiging over Busch' nauwkeurige overeenstemming met Dieppurch, aan, dat de laatste het heeft over drie altaren in de kerk van Liichtenhof, terwijl Busch er vier noemt. 4 ) Inderdaad kan dit een vergissing van Busch zijn, want Dieppurch spreekt over de inwijding van 3 altaren, maar hij voegt er onmiddellijk aan toe : ,Altare autem in sacristia alio tempore consecrabatur nam sacristia nondum ibi erat" . De mededeling van Busch dat er vier altaren werden gebouwd kan mede op dit altaar betrekking hebben . 5) Onder letter 1 . s ) wordt een foutieve datering door Boerner
1)
Doebner, Ann., S . 6.
s) Lib. de ref., p . 546, 547 . ;) Boerner, a . a . 0., S. 35. 4) Doebner, Ann ., S . 16 ; Lib. de ref., p. 547. 5)
De verhandeling van Pohl, die hierover heel kort is, beschouwt het als een vergissing van Busch, a. a. 0 ., S . 330.
s) Boerner, a . a . 0., S. 38.
2 03
aan Busch toegeschreven . Het betreft bet jaartal, waarin br . Johannes Loef uit Munster naar Hildesheim is verplaatst . Uit andere bronnen weten wij, dat dit plaats vond in 1441 . Door Busch wordt de datering, aan bet begin van een nieuw hoofdstuk, enigszins vaag aangeduid als „Anno 2° sequenti ." 1 ) De vraag is, waar men begint to rekenen Boerner neemt als uitgangspunt 1443, omdat toen de laatste verhuizing plaats vond, en neemt dus aan dat Busch de foutieve datum 1445 heeft vermeld . Beziet men evenwel de betreffende gedeelter. van Busch nauwkeuriger, dan is bet laatste feitekjke gegeven uit dit hoofdstuk de inwijding van de kerk, welke in 1448 plaats vond . Doch dit jaartal biedt geen enkel aanknopingspunt, omdat Busch daarna nog een algemeen overzicht geeft . Het is ook wel zeer vreemd om een willekeurige verhuizing als uitgangspunt to nemen . Busch heeft bet stichtingsjaar bedoeld . Immers cap. LIV, dat handelt „De prima inchoatione . .", vangt aan met de woorden : ,,Congregatio . . . .hoc habuit inicium" . Dat begin was in 1439-1440. Een datum wordt verder niet genoemd . Het volgend hoofdstuk sluit consequent aan bij bet voorgaande en zest : „Anno 2° sequenti . . . ." d.w.z. gerekend vanaf de stichting . Het betreffende voorval speelt zich dus of in 1441 . 2 ) En we moeten opnieuw constateren dat Busch geen fout heeft gemaakt . Tenslotte punt k. 3 ) van Boerner . Dit is een opmerking die geheel in de lucht hangt . Busch heeft bet bier over de werkzaamheden van de Broeders in Hildesheim op bet gebied van de boekenproductie en hij zegt dat de opbrengst wel meer dan duizend gulden heeft bedragen . Hij vermeldt er niet bij gedurende welk tijdsbestek . we weten dus niet of dit bet bedrag per jaar is geweest of de opbrengst gedurende bet gehele
1) Lib . de ref., p . 548 . 2) Pohl, a. a. 0., S . 331, is op de foutieve redenering van Boerner niet
verder ingegaan . s) Boerner, a . a . 0., S, 36.
2 04
bestaan van het fraterhuis . Boerner neemt nu, zonder enig motief aan, dat Busch dit bedoeld heeft voor het tijdvak van een jaar en hij tracht dan aan to tonen dat dit veel to veel is . De enige juiste opmerking die hij maakt is : ,Eigentlich zwar ist est unmoglich den Gewahrsmann (d .i. Busch) hier eines Irrturns zu uberfuhren", waarmee wij volkomen instemmen en waarmede hij tegelijk het oordeel over de waarde van zijn aanval op de betrouwbaarheid van Busch heeft uitgesproken . Wij willen besluiten met de conclusie dat, hoewel door Busch' uitbeeldingstechniek sours een enigszins andere indruk ontstaat dan uit de beschrijving in sobere bewoordingen elders en hoewel een deel van zijn werk van een niet diepgaand gehalte is, de betrouwbaarheid van Busch' berichtgeving buiten verdenking staat . De enkele onnauwkeurigheden zijn zo gering in getal en van een zo begrijpelijke aard, dat men deze moet rekenen tot de gebruikelijke foutjes die iedere schrijver maakt . Het historisch onderzoek rond de problemen over Geert Groote en de Moderne Devotie kan het werk van Johannes Busch beschouwen als een waardevolle en betrouwbare bron . Wij kunnen ons aansluiten bij de woorden die prior Johannes Clovekorn 1 ) aan Busch heeft geschreven : ,quia non valeo esse quietus, nisi videro scripta vestra, que nova fore solida firma, veritate subnixa atque fundata, quoniam non soletis incorrecte scribere!"
1)
De brief in : De kleinere geschriften van Johannes Busch, bldz . 82.
2 05
REGISTER Acquoy, J .G.R ., 26, 42, 49 1, 147, 149, 164, 167, 173, 175 e .v., 1771, 187. Adelgott, b.v .Maagdeburg, 100 . Adolf v. Nassau, 111 . Aegidius Aurifaber, 155 . Aemilius van Buren, 181 . Agnietenberg, 52, 61 e.v., 144. 152, 188, 190, 192 . Albert, abt to Hildesheim, 74 . Albert Paep v .Calcar, 37,195' . Albertus Bonsdorp, 82 . Albertus Loppenstede, 86 2. Albrecht, kardinaal, 100. Aleyda, 132, 133 . Alferdus Gruter, 29, 30 . Alheid Schilp, 74 . Alkmaar, 128, 155 . Aristoteles, 186 . Arnhem, zie Marienborn . Arnold Gandersen, 98 . Arnold Gruuthuyzen, 23 . Arnold Huls, 58, 165 . Arnold, hertog van JulichBerg, 57. Arnold, Marwijk v . Calcar, 45, 160, 164 . Augustinus, 21 2, 43, 140, 163, 177. Aurifaber, zie Aegidius. Avignon, 9, 10 . Barnikol, E., 138 . Barsinghausen, kl . te, 126. Bartold Eyke, 85, 140 . Barthold Semeijer, 85, 130,132 . Bartholomeus, 1854, 187. Bazel, 77, 80, 81' . Becker, V ., 1434, 147, 173, 188, 189, 192 . Berlijn, 146 . Bernardus, fr., 463, 154, 161 . Bernard v. Buderick, 93, 140, 197, 199, 203 . Bernardus v. Clairveaux, 21, 713, 1534, 177.
Bernhard II, b .van Hildesheim, 74. Bernhard IV,b .van Hildesheim, 130. Berten Busch, 29 2, 30. Berthold ten Hove, 26 . Bertold van Assendelft, 64 . Bertram, A ., 73 . Beverwijk, kl . te, 63 e .v. Blankenheim, zie Frederik . Boddeken, kl. te, 76, 136, 195 . 196. Bodingen, kl . te, 57 e .v. Boendale, zie Jan . Boerner, G ., 196 e .v. Bomgardis, zie Metta . Bonifacius IX, 70 . Borchard van Hardenberg,kan . to Hildesheim, 75, 82, 87, 166 . v.d. Borne, Fid., 183 e.v. Bourgondie, zie David . Brachstadt, 1001, 102, 106. Brandsma, prof . Titus, 19 . Bredevoort, 63 . Brinckerinck, zie Johannes . Bronopia (Brunnepe), 61 1, 66, 67, 130, 132, 133 . de Bruin, C .C., 149 e .v. Bruning, b .van Hildesheim, 80 . Brunswijk, 78, 80, 146. Brussel, 144, 145, 152 . Burchard, bissch ., 115 . Bursfeld, 77, 90, 109, 115 . Busch, zie Berten . Busch, zie Dirk . Calcar, zie Albert Paep v ., Arnold Marwijk v ., Hendrik. Calbe, kl . te, 99 . Cartallo, 197 e .v. Cecilia v .d. Toorn, 67. Cele, zie Johannes. Christianus, abt, 109, 111, 114 ex. Claes, halfbroer v. Joh . Busch, 292, 30. Clemens V, 69. 207
Clus (Kius), kl . te, 77, 131 . Coblenz, 145, 146 . Coens, Maurice, 154. Conrad, prior to Hildesh ., 74 . Conrad van Ulzen, 99 . Cusa, zie Nicolaas . Dahlheim (Dalhem), ki . te, 136 . 196. Daniel, 195 . Darmstadt, 145 . David van Bourgondie, 16, 127, 194 . Delft, 65. Derneburg, 87 e .v., 125, 134 . Detmold, vr .kl . te, 93 . Deventer, 15, 23, 24, 62, 150, 154, 172, 178 e .v. Diederik Welleborne, 74 . Diepenveen, kl . te, 127, 130, 173, 194 e .v. Diepholt, zie Rudolf van . Dieppurch, zie Petrus . Dier de Muden, zie Rudolf . Dirk Busch, 29 . Dirk van Herxen, 37, 38 . Dirk Kornacker, 123 . Dirk (Tricus) Lyman, 58, 64. Doebner, R ., 197 e .v. Doesburg, 371. Dordrecht 186 ; zie ook Eemsteyn. Dorstadt, kl . te, 136 . Druchtlev Wendeborstel, 200 . Duinkerken, A . van, 21 3. Eberhardsclausen, 146. Eckart van Hahnensee, 75, 81, 83, 87, 89 . Eemsteyn, 26, 42, 70 . Eldas (Eldagsen), 79, 93 . Elisabeth Petri, 15 . Elze a .d. Leine, 69. Embeck, kl . te, 79 . Engelbert ten Tivel, 61 . Erfurt, 40, 97, 109 e .v., 136, 154. Ernst von Schauenburg, b .van Hildesheim, 130, 131, 133 . Eschbach, P ., 197 . Escherde, kl . te, 91 . 208
Ettersburg (-burch), ki . te, 111, 114, 117, 194. Eugenius IV, 18 . Everhard Lochte, 101, 132 . Everhard, praepositus, 99 . Fischbeck, kl . te, 126, 135. Florens Radewijns, 24, 27, 34, 37, 150, 165, 178 e.v., 188. Floris van Wevelinkhoven, 18, 167, 190, 191 . Foppens, zie Hendrik. Franciscus de Valender, 145 . Fran(c)kenberg, kl ., 87, 136 . Frederik, keurvorst, 135 . Frederik III, keizer, 116 . Frederik II, graaf van Beichlingen, aartsb . v. Maagdeburg, 96 e .v., 109, 119 ex ., 131 . Frederik van Blankenheim, 18, 60, 62, 190. Frenswegen, ki . to Northorn, 58, 63, 72, 76, 155, 157, 171, 190. Gaesdonc(k), 86, 145, 148, 193. Geertrude Maenschijn, 131 . Geesink, J, 29 1. Georgenberg, 83 . Gerard, kok, 72 . Gerard van Gogh, 72 . Gerard Scadde van Calcar, 38, 171 . Gerard Wesep, 61 . Gerard Zerbolt van Zutphen, 140, 181 . Gerlach Peters, 165 . Gerrit de Visscher, 64 . Gerretsen, J.H., 178 e .v. Gese Jens, 75 . Geseke Borsum, 132 . Ghysen den Waghener, 30 . Giebichenstein, 97, 100, 120 . van Ginneken, J., 148 5, 162, 1662, 178, 180, 187, 1882, 189. Glaucha, 100, 107 . Gleichen, graven van, 117 . Godehard, bissch . van Hildesheim, 80 .
Godehard, kl . S ., 772 130 e .v. Godfried, Br . des gem . levens, 92. Godfried van Tiel, 48, 61 e.v., 72, 79 e .v., 83, 87, 91, 106, 107. Gollme(n), 100 1, 102, 106 . Goslar, zie Georgenberg, Frankenberg. Goswinus Tyasen, 177 1. Grabow, zie Mattheus . Greteken, 74 . Groenendaal, 33, 42, 143. Groote, Geert, 10, 19 e .v., 30, 71, 165, 166, 168, 174 ex ., 183 ex. Grube, K ., 28 1 , 119, 143, 144, 145, 1482, 151, 170, 172, 173, 195 . Gruter, zie Alferdus en Margaretha . Gudenus, Val . Ferd. de, 147 . Gunther, abt, 113 . Gunther II, aartsb . v . Maagdeburg, 95 e.v. Den Haag, 86', 144, 145, 195 2. Haarlem, 64 . Halberstadt, kl . te, 78, 115, 167 . Halle, 951, 97 e.v., 114, 117 ex ., 157. Hamburg, 152. Hamersleben, ki . te, 126, 132, 134, 146, 151 . Hannover, 69, 80 1, 140, 151 . Hardenberg, 191 . Harderwijk, 37 1. Harlingen, zie Ludingakerke . Hattem, 63 . Heda, W., 191 1. Hedersleve, ki . te, 114 . Heiningen, kl . te, 87, 112, 136 . Heinrich Ludovicus, 109 . Heinrich Schilp, 75 . Helmstadt, kl . te, 132, 133. Hendrik Alen, 64, 65 . Hendrik van Ahaus, 76 3. Hendrik, abt v. S. Michael,133, 134, 153 .
Hendrik van Barnten, 89. Hendrik Bierman, 23. Hendrik van Buren, 195 . Hendrik van Calcar, 38 . Hendrik Clingebijl v. Hoxter, 1643 1771. Hendrik Cremer, 83, 96 e .v. Hendrik Emmen, 91 . Hendrik Foppens, van Gouda, 16, 37 . Hendrik van Harderwijk, 72. Hendrik Kyndeshof, 172. Hendrik van Leuven, 157 . Hendrik Loeder, 58, 72', 76, 165 . Hendrik Ludovicus, 113. Hendrik Mande, 66, 165, 170 ex. Hendrik v .Molenbeke, 111, 112. Hendrik Psalterii, 96 e .v. Hendrik Take (Toke), 96 e .v. Hendrik Wilde, 70 . Hendrik v. Wilsen (Wilsem), 165, 173 . Hendrik Woltorp, 131 . Herford, 92, 93, 94. Hermannus, donaat, 68 . Herman, praep ., 862. Herman v . Hilligenstadt, 75 . Herman v . Arnhem, 111, 117 . Herman Lau, 83 . Herman v . Ludingakerke, 155 . Herman Plettenburg, 172 . Hermannus Stralen, 196 . Herman van Xanten, 48, 57 . Herxen, zie Dirk . Heusden, zie Johannes Vos v . Hildegaersberch, zie Willem . Hildegonda van Hahnensee,87 . Hildesheim, 69, 73 e.v., 86, 88 e .v., 130 e.v., 140, 196 e.v. Hilvartshausen, 90 . Hoffmann, J .H., 151. Hoorn, zie Nieuwlicht . Horn, zie Petrus . Hoya, gravin van, 134 . Hugo van Dordrecht, 64 . Huls, zie Arnold . Hulsbergen, Heer Rutgerhuis te, 63 5. 209
Huyben, Dom . J ., 1882, 189 . Hyma, A ., 1973. Ida, 132. Impens, zie Petrus . Jacob Hartman, Dr., 109. Jacobus Nicholai, 15 . ,Jacob Oem v .Windesheim, 61 . Jacobus de Voecht, 172. Jan van Boendale, 13, 16 . Jan van Hoya, 73 . Jan Praet, 14 . .Johannes, frater, 184 8. .Johannes, 15 . ,Johannes Andrae, 186 . Johannes Bodiker, 83, 87, 98 . Johannes Brinckerinck, 25, 67, 127 1, 174, 176, 1.80, 181, 185, 194 . Johannes Brugman, 96. Johannes Cele, 23, 31 e .v., 165 . 166, 175, 184 . Johannes Clovekorn, 132, 159, 205 . ,Johannes Daniel, 195 . ,Johannes Driborch, 79 1, 81 e .v. ,Johannes Engelken, 82 . Johannes Gheradijn, 143, 144 . .Johannes Gerard, 61 . Johannes a Kempis, 52 3, 70, 165, 181 . Johannes van Kessel, 171 . Johannes Lap, 61 . ,Johannes Legatii, 77 . Johannes Loef, 93, 204 . ,Johannes Luneman, 195 . Johannes v . Meissen (of Carstiken), 81 . .Johannes Naaldwijk, 48, 129, 147, 192, 193. Johannes Olzinc, 85 . Johannes Offemburg, 146. .Johannes Pylter, 146 . Johannes Rehes, 75, 99 . .Johannes Ruusbroec, 19, 33 . Johannes Schilp, 74 . Johannes Schwaneflugel, 75 . ,Johannes Sonsbeke, 196 .
2 10
Johannes Valberch (Valbert), 196 . Johannes Vos van Heusden, 48, 55, 57, 58, 59, 147 4, 149 e .v., 164', 171, 174, 175, 177', 181, 190. Johannes Wael, 76 . ,Johannes Westphalen, 93, 198, 201 . Johannes Winter, 101 . Johannes van Zwichel, 81 . Kampen, 16, 23, 66, 67 ,167, 18'7 . Katharine, 194 . a Kempis, zie Johannes en. Thomas . Kentenich, G ., 1973. Keulen, 57, 59, 662, 155, 157. Keijncamp, zie Werner . Kiel, 145, 151 . Konig, R.W., 151 . Kopenhagen . 145, 152. Kortholt, Prof . S ., 151. Kruishof, H., 201 Kruitwagen, Bon ., 331 ,155 e.v., 188 2. Kuhler, prof .W.J., 21, 22,166', 174 e.v., 188, 194. Kuilenburg, zie Zweder van. Kunnen Custers, 74 . Lambertus de Buren, 199 2. Lambertus Stuerman, 23 . Lauterberg, kl ., 97, 114 . Lebuinus, 154. Leipzig, kl . te, 115, 167. Leuven, 147 . Lemgo, kl . te, 93. Leibniz, C.G ., 151 e.v. Lidwina, 66. Lindeborn, J ., 172. Lippold van Stemmen, 131, 133, 153 . Loeder, zie Hendrik . Lubeck, 136, 155 . Liichtenhof, 93, 200 e .v. Ludingakerke, 17, 59 e .v., 60, 189 . Ludolph van Barum, 122 . Luhnde, 85 . Luneburg, kl . te, 99 .
Luremanshof, 197 e .v. Luther, 47 2. Maagdeburg, 87, 95 ex., 100, 109, 131, 155 . Magnus, b .van Hildesheim, 73, 83 e.v., 89, 91, 156. Mainz, 147 . Mande, zie Johannes . Margaretha Gruter, 30, 31 . Margaretha, abdis v. Wienhausen, 193. Maria, 74, 163 . Marienborn, 70 . Marienkammer, 107 . Marienrode, 89, 91 e .v. Marienwerder, 126 . Marienzee, kl ., 124 e.v. Martinus V, 18, 62. Martinus Schouben, 86 1. Mathilde von Schauenburg,74 . Mattheus, A., 145 . Mattheus Grabow, 172. Mauricius, kl . S. M . to Halle, 97 ex., 106, 114, 194 . Meissen, 97, 104 . Merseburg, bissch . van, 115. Metta Bomgardis, 29, 40 1 . Michael de Riddere, 145 . S. Michaelis, ki ., 74, 90, 91 . Meynoldus, 171 . Minden, 122, 124, 136 . Mildenfurt, cenobium, 99. Moll, J ., 191 1. Mollenbeck, Molenbeke, kl . te, 136, 196. Munster, 762, 86, 94, 155, 202. Naaldwijk, zie Johannes . Naumburg, 114, 115 . Neersdommermuhle, 145 . Neudo Abrahae, 64, 65 . Neuwerk, Novum Opus, 95 e.v., 136, 158, 194. Nicolaas van Cusa, 16, 74, 108 e.v., 116, 156, 166, 167, 190, 191, 194, 195 . Nicolaas V, 18, 108, 191 . Nicolaas Spier, 101 . Nieuwlicht, ki . bij Hoorn, 70, 144, 147.
Northorn, zie Frenswegen . Nuis, 76. Nijmegen, 145 . Otto II, hertog van BrunswijkLuneburg, 133 . Paefroed, Richard, 154. Parijs, 146, 157 . Paulus, Dr., 106, 109 e .v., 166, 167, 194. Petrus Dieppurch (Dieburg), 197 e .v . Petrus Eppen, 15 . Petrus Horn, 21 2, 176 e.v., 184 e .v., 187. Petrus Impens, 421. Philips de Schone, 127 . Pohl, J ., 197 e.v. Post, R.R., 179, 187 . Quedlinburg, kl . te, 99, 136 . Radewijns, zie Florens . Rebdorff, 146 . Rembertus ter List, 72, 77, 79 . Reiinerus v . Arnhem, 159, 160 . Reijnerus van Drunen, 33 4. Reijnold Minenbode, 23 . Rhabanus v . Helmstadt, 62 . Richter, J.H., 172. Riechenberg, kl . te, 83, 90, 91, 98, 132, 134, 136 . Roermond, 61 . Roland van Elst, 75, 87 . Rome, 10, 20, 108 . Romein, J ., 147, 174 . Rosweijde, H., 1.431, 147, 1952. Rotgerus Rotgeri, 194 . Rudolf van Diepholt, 62, 193 . Rudolf Dier de Muden, 175,181, 184 . Rutger, 101, 122 ex. Ruusbroec, zie ,Johannes . Salland, 168. Salvarvilla, zie Wilhelmus de . Salzwedel, kl. to 134. Savonarola, 1561. Scadde, zie Gerard . 21 1
Schiedam, 66. Schoengen, M., 32, 331, 172. Schouwen, 15 . Schulze, L ., 199 . Schulze-Gallera, Baron von, 95, 194 . Schusselkorb, 197 e .v. Siegfried van Rossingen, 81 . van Slee, J .C., 292. Sophia, abdis, 134 . Stanislaus, 98 . Stederborch (-burg), ki . te, 87, 136. Stendhal, kl . te, 133 . Stephanus, 169 . Sulta, 662, 75 . 80 e .v. . 101, 130 e .v., 137, 140, 141, 148, 152. Tecla, 132, 133 . Theodericus, deken v . S . Mauricius, 194 . Theodericus, prior v . Windesheim, 153 . Thomas a Kempis, 33, 1634, 176 e.v., 182, 184 e.v., 188 e .v. ThOringen, 97 . Tiecke, J.G.J., 221, 1481, Tile Hotopp, 74. Tournay, bissch . v., 65 . Tricus (Dirk) Lyman v . Gogh, 58, 64. Trier, 146. Utrecht, 11, 21 2, 422, 62, 86, 143, 189, 191 . Urbanus, 10 1. Valerius Maximus, 156 . Verden (Werden), 78. Volkerdinghausen (Volkardinghausen), 90, 136 . de Vooys, C.G.N., 170 e .v. Vornken, zie Willem . Vos, zie ,Joh . Vos v . Heusden . Vroede, zie Willem. Walraven van Meurs, 63', 193. Waterton, Ed ., to Deeping, 147 . Weimar, zie Ettersburg. Wennigsen, ki . te, 122 e .v.
212
Wermboldus de Traiecto, 170, 171 . Werner, 197 e .v. Werner Keijncamp, 23, 70, 169 . 1771 , 1.87 . Wessel Gansfort, 180 . Wevelinkhoven, zie Floris . Wienhausen, kl . te, 133, 134, 193. Wilhelmus Henrici de Amersfordia, 170, 171 . Wilhelmus de Saly arvilla, 10, 165. Willem, hertog v . Brunswijk, 122 e .v. Willem van Hildegaersberch (-berg), 10, 13. Willem Keppel, 58, 59 . Willem, graaf van Thuringen, 114, 166 . Willem Vornken, 37, 64, 67, 68, 165, 172, 173, 177 1, 189, 190. Willem Vroede, 23. Windesheim, 23, 38, 41 e.v., 67, 76, 77, 110, 126 e .v., 132, 140, 148, 160 e.v., 173, 189, 193 .
Wittenburg, 66 2, 68,69 e.v., 85, 90, 122 e .v. Wittewierum, 99 . Wolfenbuttel, 74, 1402. Woltingerode, 89, 90 . Wulfinghausen, 79. Wurzburg, 109 . Wustenhoff, D.J.M., 153. Wijnand van Arnhem, 23 . Yaso, 15 . Z_eghe(n)berg, kl . te, 130, 136, 151, 196 . Zegheler, Dr ., 109 . Zeppenfeldt, Joh . Casp ., 152 . Zorbig, 1001, 102, 106. Zutphen, 127 . Zweder van Kuilenburg, 62, 65, 193. Zwolle, 16, 23, 28, 29, 31 e.v., 39, 76, 155, 156, 162, 171, 172, 180, 195 .
STELLINGEN I Uit het historisch onderzoek blijkt de betrouwbaarheid van Johannes Busch' geschiedschrijving, zowel in de feitelijke gegevens als in de verhalende mededelingen . II Het is zeer waarschijnlijk, dat Johannes Busch de collector is van het Speculum Exemplorum . III De Epistola van W . Vornken bevat verschillende onjuistheden, die de waarde van dit geschrift voor het historisch onderzoek aanzienlijk verminderen . IV De bewering dat Luther in Maagdeburg op de school van de Broeders des gemenen levens onderricht heeft gehad, (o. a. A . Hyma, The Christian Renaissance, Grand Rapids, . 1924, p . 210) berust op onvoldoende historische gegevens . V Terecht veronderstelt Joh . Bergdolt ( .Ein f este Burg ist unsex Gott«, in : Luthertum 1936, S . 269 ff. en 1938, S . 1 ff.) dat Luther met de vijand in het lied » Ein feste burg ist unser Gott- zowel de Turk als de paus heeft bedoeld . VI net realistisch duivelgeloof van Luther is een onlosmakelijk deel van zijn geloofsleven ; Menno ter Braak's interpretatie daarvan (De augustijner monnih en zijn trouwe duivel, Den Haag, 1938) is evenwel geheel ontoereikend en onjuist. VII Er is geen reden voor het Calvinisme om tegenover het Lutheranisme aanspraak to maken op de prioriteit van het -Soli Deo Gloria-. VIII Het Nederlandse karakter van de Evangelisch-Lutherse Gemeente to Amsterdam is een gunstige voorwaarde geweest tot de spoedige assimilatie van een groot aantal Duitsers en Scandinaviers, die zich in de hoofdstad kwamen vestigen .
IX Het was de bedoeling van Duns Scotus met zijn -parum attrituse de zwakken niet to ontzien, maar to helpen . X De Evangeliecodex Bobiensis (k) is een copie van een manuscript in cursiefschrift uit het eind van de 3e eeuw, zoals blijkt uit verschillende schrijffouten, o .a. in Marc. VIII : 34. XI De betekenis van M111 is niet aequivalent aan het nederlandse -vreselijkr of -verschrikkelijkK, doch nadert dicht tot de betekenis van -heilig-. XII De tegenstelling die Brunner maakt tussen Woord Gods en mystiek berust op een eenzijdige interpretatie van de mystiek. )CM De formulering van I. J. de Bussy, dat de beoefenaar van de wetenschap der moraal »moet blijven stilstaan bij waardeeringsoordeelen, zonder in een onderzoek to treden o¢ welken grand die beoordeelingen rusten .,, (De wetenschaj der moraal, Amsterdam, 1939, bldz. 21) past wel in het formele schema van de Bussy, doch doet to kort aan een juist verstaan van die moraal, welke gegrond is op metaphysische beginselen. MV De geloofsexpressie heeft steeds een structuur-analogie met het kunstwerk, zij bezit daarom -niet minder realiteit dan de beschouwingen, die haar oorsprong vinden en haar recht ontleenen aan de ervaringen van bet verstand, aan de waarnemingen van de wetenschap« (L J . de Bussy, Over de waarde en den inhoud van godsdienstige voorstelhngen, Amsterdam, 1880, bldz. 33). XV De basis van Faith and Order, gegeven in de formule -Jesus Christ as God and Saviours is ongeschikt voor een waarachtig oecumenische beweging wegens haar theologische ontoereikendheid. XVI Het is gewenst dat proponenten gedurende een bepaalde termijn gewerkt hebben bij een charitatieve instelling .