1
200.000 JOBS CREËREN OF 400.000 JOBS INVULLEN? In de coulissen van de formatiegesprekken werd vorige maand de loftrompet opgestoken voor Guy Verhofstadt. De premier van lopende zaken is er immers in geslaagd 200.000 jobs te creëren. Enige intellectuele eerlijkheid is echter op zijn minst aangewezen. De babyboomgeneratie gaat langzamerhand op pensioen, waardoor steeds meer vacatures vrijkomen. Dat demografisch gegeven en een lichte verbetering van de conjunctuur hebben ons naar het fallussymbool van Verhofstadt geleid: 200.000 jobs werden ‘gecreëerd’. Maar wat zijn we nu met 200.000 jobs waarvan er een pak niet ingevuld raken? Bedrijven kunnen geen bestellingen meer plaatsen wegens onvoldoende personeel. Dat tekort aan personeel bedreigt niet alleen de groeikansen van die bedrijven, maar in het bijzonder de concurrentiepositie van onze economie. Meer en meer bedrijven zullen door een gebrek aan personeel genoodzaakt zijn hun productieproces in het buitenland te realiseren. Verlies aan tewerkstelling en aan welvaart zijn de genadeloze gevolgen. Eind oktober telde de VDAB 48.000 oningevulde vacatures. De gemiddelde looptijd voor invulling telt 43 dagen wat ongemeen lang is! Belgen gaan het vroegst op pensioen in gans Europa, en de jeugdwerkloosheid stijgt onrustwekkend snel. De fetisj van de regering-Leterme (als die er komt) zou moeten luiden: ‘400.000 jobs invullen’. Niet morgen, maar vandaag! Kwantitatief kan men jobs invullen door een efficiënter activeringsbeleid: wegwerken van de werkloosheidsval, verlengen van de loopbaan, activeren van leeflooncliënten. Kwalitatief kan men knelpuntberoepen wegwerken door het technisch onderwijs te herwaarderen, en door permanente vorming op maat van de knelpuntsectoren aan te bieden. Niet toevallig de speerpunten van het jongerencongres rond sociale zekerheid.
INHOUDSTABEL - EDITO Pieter Marechal/Axel Ronse - DE KRACHT VAN MENSEN: over de rol van vrijwilligers in onze maatschappij Wouter Danckaert - DE LANDBOUWSECTOR VERDIENT MEER RESPECT! Pieter Vanhessche - REGULARISATIE VAN ILLEGALEN: gevoelige nationale materie in een Europese context Arnt Kennis - EUROPA: EENHEID IN VERSCHEIDENHEID IN DE PRAKTIJK Marilyn Neven - DE WORTELS VAN ONS ENGAGEMENT Axel Ronse - JONGEREN IN DE POLITIEK: THE END OF SLOW POLITICS Peter Van Rompuy
AXEL RONSE Hoofdredacteur DMK/Politiek secretaris JONGCD&V www.axelronse.be PIETER MARECHAL Hoofdredacteur DMK/Ondervoorzitter JONGCD&V www.pietermarechal.be
- INFORMATIE- EN COMMUNICATIETECHNOLOGIE, ZEGT U? Roel Deseyn - GELD EN DEMOCRATIE (2) Karolien Weekers
2
DE KRACHT VAN MENSEN Over de rol van vrijwilligers in onze maatschappij In deze bijdrage wil ik je vanuit een Europese visie meenemen in de wereld van het vrijwilligerswerk. Ik wil aantonen dat de rol van vrijwilligerswerk bij het regionale beleid en bij regionale acties niet onderschat mag worden. In de nieuwe generatie regionale beleidsprogramma’s noemt de Europese Unie als belangrijkste prioriteiten: de convergentie van de regio’s en de regionale concurrentiekracht, en het stimuleren van de werkgelegenheid. Maar het potentieel dat vrijwilligerswerk biedt als bijdrage aan deze doelstellingen is nog verre van volledig benut. Meer nog, vrijwilligerswerk dient hoger te staan op de politieke agenda van de Europese Unie. Zeker als de EU zich tot doel stelt dat alle regio’s van gelijke kansen moeten kunnen genieten, en dat alle inwoners een voorspoedige toekomst in het vooruitzicht moeten hebben. Sociaal kapitaal versus economische data Om de hierboven opgesomde doelstellingen te realiseren, is het nuttig om enkele vooronderstellingen van regionale beleidsplannen te herevalueren. In het bestrijden van sociale uitsluiting aanvaarden regionale beleidsplannen in het algemeen wel de positieve rol van menselijk en financieel kapitaal. Maar de rol van het sociaal kapitaal is totnogtoe onvoldoende aan bod gekomen in de regionale beleidsplannen. Sociale netwerken en relaties, gemeenschappelijke normen en waarden en wederzijds begrip tussen groepen zijn cruciale factoren om lokale ge-meenschapsvormende activiteiten te doen slagen. Meer nog, sociaal kapitaal is niet enkel een middel voor economische groei en voorspoed, maar ook een doel op zich. Sociaal kapitaal moet als indicator gelijkwaardig zijn aan economische data, wanneer regio’s onderling worden vergeleken op het vlak van ontwikkeling en rijkdom. Vrijwilligerswerk heeft niet alleen te maken met de moeilijk te meten term sociaal kapitaal. Het heeft ook een significante impact op de competitiviteit en aantrekkingskracht van regio’s, en op de levensomstandigheden van hun inwoners. Meer nog, vrijwilligerswerk dient erkend te worden als een economische factor bij het berekenen van het BBP. Het belang van het vrijwilligerswerk in het Europese regionale beleid Vrijwilligerswerk draagt bij aan alle prioriteiten van het regionale beleid: het helpt om de aantrekkingskracht en dus de competitiviteit van regio’s en steden te verhogen; het draagt bij tot duurzame ontwikkeling; het
is een motor voor innovatie en ondernemerszin; het voorziet in leermogelijkheden; en het promoot tewerkstelling en sociale inclusie. 1. Vrijwilligerswerk vertaalt de Europese waarden in de praktijk Terwijl het vrijwilligerswerk in de verschillende lidstaten van de EU verschilt op het vlak van tradities, activiteiten, betrokken leeftijdsgroepen en juridische omkadering. Toch zijn de waarden die het engagement van deze vrijwilligers kenmerken gemeenschappelijk: solidariteit, ijveren voor een meer inclusieve maatschappij en een sterkere sociale cohesie. Op die manier zijn vrijwilligers dus de menselijke gezichten die de waarden in de praktijk brengen waarop de Europese Unie is gebouwd.
PRIKBORD (1) DENKAVOND SPORT: 5 december in Brussel De Olympische Spelen van Peking 2008 staan voor de deur. Bij JONGCD&V kijken we erg uit naar het grootste sportevenement ter wereld. Op 15 maart 2008 organiseren we daarom een nationale raad over sport. Om helemaal warmgelopen te zijn, vindt op woensdagavond 5 december 2007 al een denkavond plaats over sport. Onze gastspreker is niemand minder dan de Vlaamse topsportmanager Ivo Van Aken. Voor wie? Iedereen welkom! De toegang is gratis! Waar? Het Zuiderpaleis, Roger Van der Weydenstraat 3, Brussel (vlakbij het station Brussel-Zuid) Wanneer? Woensdagavond 5 december van 19 tot 21 uur Interesse? Gelieve wel op voorhand je komst te bevestigen via
[email protected].
3 2. Vrijwilligerswerk bevordert de sociale cohesie
versterken van de persoonlijkheid, het zelfvertrouwen en de persoonlijke ontwikkeling van mensen.
Vrijwilligerswerk wordt regelmatig de “sociale lijm” genoemd, lijm die verschillende groepen mensen uit onze maatschappij - jongeren en ouderen, religieuze groepen, etnische groepen, groepen met een verschillende sociale achtergrond - samenhoudt in een samenhangend geheel. Vrijwilligers engageren zich voor mensen met een handicap, zieken, daklozen, enzovoort. Maar vrijwilligerswerk kan ook een vorm van “empowerment” betekenen voor deze doelgroepen, wanneer ze zich zelf kunnen inzetten als vrijwilliger. Daarnaast betekent vrijwilligerswerk ook een middel om te ontsnappen aan maatschappelijke isolatie, meer bepaald voor mensen die afgesloten zijn van sociale netwerken in hun werkomgeving of familie. Tenslotte is vrijwilligerswerk ook een middel om mensen op de hoogte te brengen van de sociale problemen en de situatie waarin hun medeburgers vertoeven.
5. Vrijwilligerswerk kan een waardevol middel zijn bij het promoten van tewerkstelling
3. Vrijwilligerswerk instrument naar solidariteit
is een cruciaal intergenerationele
Door zich samen in te zetten voor lokale activiteiten, is vrijwilligerswerk een middel om de generaties samen te brengen. Dit is vooral belangrijk in regio’s waaruit meer en meer jonge mensen wegtrekken: projecten die de intergenerationele solidariteit aanmoedigen, vergroten de aantrekkingskracht voor jongeren om te blijven en geven ouderen de kans om nog steeds een bijdrage te leveren. De meerderheid van de vrijwilligers in Europa bevindt zich in de leeftijdscategorie tussen 30 en 50 jaar, en is meestal hoger opgeleid. Vrijwilligerswerk maakt dat gepensioneerden zich kunnen inzetten voor de maatschappij waarin ze leven. Dit leidt niet enkel tot een betere (mentale) gezondheid van deze mensen, het zorgt er ook voor dat ouderen hun enorme schat aan vaardigheden en ervaringen kunnen aanwenden. Een factor die vooral belangrijk is in regio’s die nog in volle ontwikkeling zijn. 4. Vrijwilligerswerk als een middel om vaardigheden te verwerven en life-long learning Vrijwilligers verwerven een heel gamma aan bruikbare vaardigheden. Denk maar aan communicatieve vaardigheden, organisatorische vaardigheden, “people skills”, verantwoording en rapportering, planning, budgetteren, stressmanagement, prioriteiten stellen, enzovoort. Deze vaardigheden scheppen kansen binnen het professionele circuit, maar zijn anderzijds ook een doel op zichzelf. Ze dragen immers bij tot het
Als een informele leerervaring is vrijwilligerswerk bijzonder interessant voor die mensen die uitgesloten zijn van het formele leercircuit en (langdurig) werkloos zijn. Vrijwilligerswerk helpt ook vaak jonge mensen bij het bepalen van hun carrièredoelen en hun professionele oriëntatie. Het leidt ook vaak naar betaalde tewerkstelling: het helpt immers bij het creëren van een persoonlijk netwerk, en dus van sociaal kapitaal. 6. Vrijwilligerswerk bevordert diversiteit en promoot integratie en interculturele dialoog Als voorbeeld verwijs ik naar EVS en ‘Youth in the World’: twee jongerenorganisaties die vrijwillige dienstverlening in lokale gemeenschappen promoten bij jongeren van de verschillende EU-lidstaten en daarbuiten. De ontmoeting van deze lokale gemeenschappen met deze jonge vrijwilligers brengt een positieve ervaring met zich mee op het vlak van diversiteit; het draagt bij aan de strijd tegen discriminatie en vooroordelen en promoot de interculturele dialoog. Daarnaast is vrijwilligerswerk ook belangrijk voor de integratie van migranten. Vrijwilligerswerk is zowel een instrument als een indicator voor integratie. Zeker wanneer inwoners van de ‘ontvangende’ gemeenschap en migranten samen betrokken raken in vrijwillige activiteiten, en wanneer migranten door hun vrijwillig engagement deelnemen aan het gemeenschapsleven. 7. Vrijwilligers zijn de sleutelpersonen in verdeelde maatschappijen Noord-Ierland, Cyprus en de Balkan zijn slechts drie voorbeelden waar conflicten binnen het Europese grondgebied blijven aanhouden, en waar de maatschappelijke scheidingen moeilijk te overwinnen zijn. Nochtans is al bewezen dat vrijwilligerswerk dat mensen samenbrengt rond concrete projecten, een instrument is om het vertrouwen tussen etnische en nationalistische groeperingen te herstellen. 8. Vrijwilligers verhogen aantrekkingskracht van regio’s
de
Vrijwilligers staan op de barricaden voor een proper milieu. Daardoor wordt de levenskwaliteit van gemeenschappen versterkt. Terwijl milieubewustheid vaak wordt afgedaan als tegenpool van economische
4 ontwikkeling, heeft onderzoek bewezen dat net het tegengestelde waar is. Milieubewust handelen en duurzame ontwikkeling leiden tot een betere publieke gezondheid en welzijn binnen een bepaalde regio, en kunnen een regio beschermen tegen emigratiestromen. Daarnaast kunnen we ook stellen dat een attractieve en gezonde omgeving een aantrekkingspool zal zijn voor (duurzaam) toerisme, zeker in deze tijden waarin het ecotoerisme hoogtij viert. 9. Vrijwilligers spelen een cruciale rol bij de bescherming van medeburgers Vrijwilligers spelen vaak een bepalende rol bij de hulpverlening na catastrofes. Het gaat dan om natuurlijke of door mensen veroorzaakte catastrofes, zeker in regio’s die slechts over beperkte financiële en logistieke middelen beschikken. Voorbeelden daarvan zijn: brandweerlui, technische bijstand, vrijwilligers die huizen heropbouwen en vrijwilligers die onderdak bieden aan de slachtoffers van catastrofes. 10. Vrijwilligerswerk brengt leven in landelijke gebieden en gebieden die dreigen ten onder te gaan aan migratiestromen Het creatieve potentieel van vrijwilligers draagt bij aan het promoten van de culturele en sociale ontwikkeling van regio’s, en verzekert de hoge levenskwaliteit. In deprimerende gebieden die kampen met economische moeilijkheden, is vrijwillige actie vaak het enige middel voor de inwoners om hun lot in handen te nemen en een plaats te creëren die de moeite is om in te leven. 11. Een omgeving die werknemersvrijwilligerswerk (“employee volunteering”) bevordert, kan zakelijke investeringen aantrekken Werknemersvrijwilligerswerk is een middel voor ondernemingen om aan te tonen dat ze deel willen nemen aan de gemeenschap waarin ze actief zijn.
Daarnaast is het ook een ideale manier om hun medewerkers aan te zetten bepaalde vaardigheden uit te bouwen, en om gemotiveerde medewerkers aan te trekken en te behouden. 12. Vrijwilligerswerk is een economische factor Hoewel het niet makkelijk is er cijfers op te plakken, kunnen we het voorbeeld van Engeland en Wales geven. Dit voorbeeld toont aan dat vrijwilligerswerk een belangrijke impact heeft op de economie: ongeveer 17,9 miljoen mensen namen vrijwillig een engagement op in Engeland en Wales. Elke vrijwilliger droeg ongeveer 104 uur bij aan het vrijwilligerswerk gedurende de twaalf maanden die aan de bevraging vooraf gingen. De totale bijdrage van het vrijwilligerswerk aan de maatschappij bedroeg dus ongeveer 1,9 miljard uren, wat ongeveer overeenkomt met 1 miljoen voltijdse werknemers. Rekenen we dit om aan de hand van het nationale gemiddelde inkomen, dan komt de bijdrage van vrijwilligerswerk in Engeland en Wales neer op een waarde van ongeveer 22,5 miljard pond (31,5 miljard euro). Een andere studie die zich richtte op organisaties die werken met vrijwilligers, verspreid over heel Europa, gaf aan dat het vrijwilligerswerk een grote waarde heeft: voor elke euro die een organisatie aan de ondersteuning van vrijwilligers spendeert, kreeg de organisatie een gemiddelde return van drie tot acht euro. De Johns Hopkins University tenslotte schat de gemiddelde bijdrage van de vrijwilligerssector aan het BBP van onze economieën op 5 procent. Natuurlijk zijn deze meetmethoden niet precies genoeg om de volledige waarde en het onmeetbare potentieel van het vrijwilligerswerk uit te drukken. Wat ze wel aangeven, is dat vrijwilligerswerk onmiskenbaar een economische factor is.
WOUTER DANCKAERT is voorzitter van JONGCD&V Aalst. Hij is ook lid van de Raad van Bestuur van het Europees Centrum voor Vrijwilligerswerk (CEV). (Deze tekst is gebaseerd op de krijtlijnen van het vrijwilligerswerk zoals samengebracht door Markus Held, directeur van het CEV.)
5
DE LANDBOUWSECTOR VERDIENT MEER RESPECT! Vandaag wordt de Europese landbouw voor een groot deel in stand gehouden door subsidies. Ideaal zou zijn dat de landbouw weer een volwaardige economische tak kan worden die niet afhankelijk is van subsidies. Maar dan moeten de landbouwers wel degelijke prijzen krijgen voor hun producten. Vandaag is dit geenszins het geval. Zonder de Europese subsidies kan de landbouwsector gewoonweg niet overleven. In de Europese Unie gaan heel wat stemmen op om de landbouwsubsidies drastisch te verminderen. Het is inderdaad zo dat de graanprijzen en de melkprijzen gestegen zijn. Dit resulteert in meer inkomsten. Maar de keerzijde van de medaille is dat ook de prijzen van de veevoeders enorm gestegen zijn. Dit is een immense meerkost voor de landbouwers, vooral voor de varkenshouders. Mensen krijgen algauw de indruk dat de boeren zich enorm verrijken wanneer de prijzen in de winkels stijgen. Ik wil de Europese Unie toch oproepen tot voorzichtigheid. De Europese interventie werd onlangs aangepast (Mid Term Review). Het steunt nu op een aantal belangrijke randvoorwaarden zoals dierenwelzijn, milieubescherming, plattelandsontwikkeling, … en is dus niet meer louter productiegericht. Veel landbouwers moesten de voorbije jaren enorme investeringen doen om zich in orde te stellen met de steeds strenger wordende wetgeving. Daarbij denk ik aan opslagruimten voor mest die aangepast moesten worden, aanpassingen die op heel wat bedrijven moesten gebeuren voor het verwerven van een IKMlabel, het aanpassen van stallen om in orde te zijn met de regels betreffende het dierenwelzijn. Het nieuw mestdecreet komt voor veel boeren bikkelhard aan. Vooral de rundveehouders worden hier het hardst door getroffen, terwijl ze eigenlijk niet aan de basis liggen van de mestproblematiek. Bovendien is dit een bijzonder omslachtig decreet waar veel boeren niet meer aan uit raken, en dat heel wat administratieve lasten met zich meebrengt. De prijzen die de landbouwers krijgen voor hun producten zijn nog lang niet hoog genoeg om de Europese steun drastisch te verminderen. De prijzen in de winkels zijn de laatste jaren wel gestegen, maar de landbouwer kon hier nooit eerder van profiteren. De prijzen voor de runderen en varkens zijn nog steeds bedroevend laag. De prijsstijgingen van graan en melk wekken verkeerdelijk de indruk dat de landbouwers zich enorm aan het verrijken zijn. De uitgaven voor veevoeders en loonwerk stegen de laatste jaren fors. Wanneer de prijzen minder goed zijn, is het steeds de landbouwer die het verlies moet incasseren. De landbouwers moeten eerlijke prijzen krijgen voor
hun producten, zodat ze niet meer of toch veel minder afhankelijk worden van subsidies. Dit leidt tot een beter imago van de landbouwsector, en de landbouwer zal weer het gevoel krijgen dat hij effectief zijn steentje bijdraagt tot de economie en ook een meerwaarde vormt. Onze landbouwers verdienen dit! De landbouwsector is een bijzonder arbeidsintensieve sector met heel wat gemotiveerde mensen. Onze Vlaamse boeren deden de laatste jaren heel wat inspanningen voor het milieu en het dierenwelzijn. Ze passen zich steeds aan. Hoe moeilijk dit soms ook is. Deze sector moet beloond worden en niet gestraft, zoals nu vaak het geval is. Wil men nog een toekomst geven aan de landbouw en mensen motiveren om de uitdaging aan te gaan, moet er een kanteling komen!
PIETER VANHESSCHE is
lid van JONGCD&V Oudenburg. Hij studeert momenteel politieke wetenschappen aan de UGent.
6
REGULARISATIE VAN ILLEGALEN: gevoelige nationale materie in een Europese context In het oranje-blauwe deelakkoord over migratiebeleid wordt de aanzet gegeven voor een nieuwe regularisatieronde. Het cdH heeft geen collectieve regularisatie verkregen, maar in de praktijk zou het er wel eens sterk op kunnen gaan lijken. De discussie over het nut van omvangrijke regularisatieregelingen wil ik hier niet voeren, maar het is duidelijk dat heel wat landen zich regelmatig verplicht zien ertoe over te gaan. De omvang De voorbije drie decennia hebben verscheidene Europese lidstaten het verblijf van illegalen op hun grondgebied geregulariseerd. In sommige landen bleef het bij een eenmalige operatie, terwijl het gebruik door andere overheden regelmatig wordt toegepast of ingebed werd in een permanent systeem. Sinds de jaren 1970 werden er al meer dan 30 regularisatierondes in Europa uitgevoerd. Een studie in acht lidstaten heeft aangetoond dat er gemiddeld om de 6,5 jaar een regularisatieoperatie plaatsheeft. Sommige landen, zoals Italië, Spanje en Griekenland, staan bekend voor hun grootschalige operaties. Niet toevallig staan deze landen al jaren in de ‘frontlijn’ van illegale immigratie en beschikken ze over een omvangrijke zwarte economie. Zo heeft Italië tussen 1986 en 2002 ruwweg 1.420.000 illegalen aan een verblijfsvergunning geholpen. In 2005 heeft Spanje 560.000 illegalen die een arbeidscontract konden voorleggen een wettig verblijf gegeven. Het oorspronkelijke doel van de regering Zapatero was om er 800.000 te regulariseren. Dit was voor Spanje de vijfde regularisatiegolf sinds 1985. In onze contreien gaat het om aanzienlijk kleinere aantallen. België kende twee grote regularisatieoperaties: in 1974-1975 werden 7.448 aanvragen goedgekeurd. De collectieve regularisatie van paars-groen in januari 2000 resulteerde in verblijfspapieren voor bijna 45.000 personen. In november 2006 besloot ook Duitsland, geheel tegen haar traditie in, de precaire situatie van enkele tienduizenden mensen ‘die op het grondgebied gedoogd werden’ te normaliseren mits aan strikte criteria werd voldaan. In juni van dit jaar trad in Nederland de pardonregeling in werking, die naar schatting 20.000 à 30.000 mensen een (tijdelijke) verblijfsvergunning zal opleveren. Zuiver nationale bevoegdheid In contrast tot de alsmaar toenemende harmonisering van het Europees asiel- en migratiebeleid, blijft de beslissing om vreemdelingen toe te laten op het grondgebied een zuiver nationale bevoegdheid. Dit principe werd nogmaals bevestigd in het uitgebreid
Hervormingsverdrag van Lissabon. Met dat principe is ook helemaal niks mis - het subsidiariteitsbeginsel, weet je wel. Toch stelt er zich een probleem als bepaalde lidstaten op eigen houtje beslissen om over te gaan tot het regulariseren van tienduizenden of honderdduizenden illegalen tegelijk. Zulke operaties creëren niet alleen een bewezen aanzuigeffect van nog meer illegalen, maar de vrees dat de populatie zich verspreid binnen het Schengenterritorium is nooit ver weg. Het was meer bepaald de groots aangekondigde regularisatie van Spanje in 2005, die in heel wat lidstaten veel wrevel deed ontstaan. De Europese ministerraad voor Justitie en Binnenlandse Zaken eiste daarom dat lidstaten met plannen op het vlak van migratie en asiel deze vooraf zouden moeten meedelen aan de collega’s, indien deze maatregelen “wellicht aanzienlijke gevolgen zullen hebben voor meerdere lidstaten of voor de Europese Unie in haar geheel”. Deze eis resulteerde in een Beschikking van de Raad die in november 2006 in werking trad. Enkel Denemarken besloot om zich buiten de toepassing van deze beschikking te houden. De praktijk Een eerste test kwam er toen de regering Merkel in samenspraak met de Bundesländer nog geen twee weken na de inwerkingtreding van de Beschikking tot een regularisatieregeling besloot. Duitsland, dat twee jaar voordien in de Raad op de eerste rij stond om Spanje te bekritiseren en één van de voorvechters van een regeling terzake was, vond het echter niet nodig om de verwachte regularisatie van 30.000 mensen te communiceren naar de lidstaten. Misschien was de Duitse regering niet van mening dat de buurlanden veel impact van haar beleid zouden ondervinden, maar is het aan de betrokken lidstaat zelf om deze afweging te maken? Het is een treffend voorbeeld van de vaststelling dat de Europese solidariteit en de nobele principes al snel naar de achtergrond verdwijnen bij het invoeren van (gevoelige) maatregelen van louter
7 nationaal belang. Het is eveneens tekenend voor de nood aan een doorgedreven integratie van het Europees migratiebeleid. Solidariteit Het toekennen van de nationaliteit en het toekennen van een verblijfsvergunning is en blijft een nationale bevoegdheid. Het is moeilijk in te beelden dat de lidstaten deze bevoegdheden in de nabije toekomst zullen opgeven. Hoe de Europese lidstaten met die bevoegdheid omgaan mag wel het voorwerp van discussie zijn. Op 21 december van dit jaar zal de Schengenzone worden met 8 Oost-Europese lidstaten en Malta. Deze landen hebben niet meteen een traditie van het regulariseren van illegalen, maar dat zou in toekomst wel eens kunnen veranderen. Als elke lidstaat op dit vlak cavalier seul gaat spelen, zal dit de onderlinge verstandhouding allerminst bevorderen. We moeten ook begrip tonen voor de oorzaken waarom sommige landen zich gedwongen zien om steeds opnieuw tot grootschalige regularisaties over te gaan. Wat zou een land als Duitsland doen als het elk jaar twintigduizend illegalen op haar kust zag stranden? Daarom moet er dringend meer werk gemaakt worden van Europese samenwerking op het vlak van migratiebeleid. Alle lidstaten samen moeten de pushen pullfactoren van illegale migratie aanpakken. Solidariteit met de landen die zich aan de buitengrenzen van de EU bevinden, kan niet langer beperkt zijn tot woorden van sympathie en veeleer symbolisch spierballengerol op de Middellandse Zee.
ARNT KENNIS is lid van JONGCD&V Mortsel. Hij is voormalig ondervoorzitter van de jongeren van de Europese Volkspartij (YEPP).
8
EUROPA: EENHEID IN VERSCHEIDENHEID IN DE PRAKTIJK Zoeken naar vereniging over de twistpunten heen De perceptie van de Europese Unie is verschillend in alle lidstaten. Het einddoel van de Unie eveneens. Daardoor heeft Europa een fundamenteel probleem met het uitzetten van de lijnen van haar toekomstproject, en dit schemert door in talloze beleidsdomeinen. Aan deze verscheidenheid van ambities voor de Europese integratie kunnen we niet meteen veel veranderen. En zaken "forceren" ligt niet in de lijn van de Europese methode. Doordrammen over hoe de EU er moet uitzien in de toekomst heeft daarom enkel nut in het nationale debat, en misschien op langere termijn ter overtuiging van andersgezinde lidstaten. Maar op korte termijn moet de Europese aanpak praktischer zijn: achterhalen welke de ratio van de verscheiden visies is, en deze in het achterhoofd houden bij het zoeken naar oplossingen waar iedereen vrede mee kan nemen. Een politieke Unie of slechts een vrijhandelszone? Bijvoorbeeld. Een politiek en economisch Europa versus een louter economisch Europa. Waarom remmen de Engelsen de Europese integratie zo vaak? En ze zijn niet alleen: onder meer de Scandinaviërs, de Tsjechen en de Polen werken vaak tegen de wensen van de Belgen in als het onze politieke toekomstplannen voor Europa betreft. De Oost-Europese (nieuwe) lidstaten verkrampen bij de gedachte om weer overheerst te worden door een grootmacht - in casu de EU - vermits ze erg bittere herinneringen hebben overgehouden aan de Sovjetoverheersing. Zij willen ook vermijden om voor een tweede maal het recht op identiteitsbeleving kwijt te spelen. Voor het Verenigd Koninkrijk moeten we ook niet ver zoeken: deze vroegere wereldmacht steigert bij elke vraag om bevoegdheden over te hevelen naar het Europese niveau. Bij het afstaan van soevereiniteit hebben zij nu eenmaal meer te verliezen dan België: zij staan op zichzelf (en mede dankzij hun verleden) erg sterk in de wereld, en hebben nog steeds invloed in hun talrijke voormalige koloniale gebieden, waarmee ze samen de Commonwealth vormt. Ze werden dan ook lid van de Unie om puur economische redenen, met als voornaamste doel het verzilveren van de Europese interne markt. De Scandinavische landen hebben in de regel een goed functionerend overheidsapparaat en efficiënte maatschappelijke structuren, die hun welvaart momenteel op een hoog niveau kunnen houden. Deze landen vrezen dan ook dat soevereiniteit afstaan aan de EU gelijk staat met het downgraden van hun eigen welvaart. Een aantal lidstaten, waaronder België, nemen het voortouw om verder te integreren en een meer ‘politieke Unie’ na te streven. Om bovenstaande terughoudende lidstaten op de kar te krijgen, zullen voorstellen bewuster rekening moeten houden met
hun gevoeligheden. Concentreer bijvoorbeeld op directe economische voordelen in het geval van het Verenigd Koninkrijk; bouw garanties in voor lidstaten met betrekking tot de Europese systemen die (aspecten van) de eigen moeten vervangen; en vooral niet onbedachtzaam verder willen integreren, want dan verlies je heel wat steun onderweg: het doel moet steeds de verbetering van levenskwaliteit van de Europese burgers blijven, met vrijwaring van de nationale eigenheden. Verscheidenheid zal namelijk nooit weg te denken zijn in de Europese constructie, voor élk type toekomstproject. Europese pleidooien van Belgische oorsprong houden daar niet altijd rekening mee.
Keuzes maken en ze verkopen In België lijkt de vraag naar meer politieke eenheid in Europa overheersend - zolang de Unie daarbij ook oplossingen aanreikt voor nieuwe uitdagingen zoals globalisering. Maar als we dit concreet inhoudelijk willen vormgeven, in het kader van problemen waarmee de EU momenteel kampt, dringen een aantal bijkomende keuzes zich op. Institutionele keuzes: Ook na de inwerkingtreding van het Hervormingsverdrag zullen enkele institutionele problemen blijven bestaan: hoe kunnen we de samenstelling van de instellingen democratischer en de Europese verkiezingen “Europeser” maken? Moet de Europese Commissie een echte regering worden, gesteund door een meerderheid in het Europees Parlement of brengt dit onwenselijke gevolgen teweeg? Moeten er voor bepaalde beleidsdomeinen vetorechten in de Raad van Ministers blijven bestaan? Beleidskeuzes: Ten gevolge van haar interne evolutie en een nieuwe wereldcontext dringt een aanpassing van de prioriteiten van het Europees beleid zich op: waar moeten deze dan juist gelegd worden, en op basis van
9 welke budgetverdeling moet dit onder-steund worden? En indien een Europese belasting de problemen aan de inkomstenzijde van de begroting kan oplossen, waar dient deze dan gehaald te worden? Economische en sociale keuzes: Als we tegemoet willen komen aan de vraag naar een socialere Unie, hoever moeten we daarin gaan en is het streven naar één Europees sociaal model wel wenselijk? En voor de externe handel van EU, moet het uitdragen van de waarden van de Unie in probleemlanden voorrang krijgen op het opschroeven van de handel met die landen? Er zijn nog talrijke andere open vragen zoals de bovenstaande, en deze DMK-bijdrage beoogt hier geen inhoudelijke invulling aan te geven (voor inhoudelijke keuzes verwijs ik graag naar de voorbereidingen van het volgende jongerencongres dat aan Europa gewijd zal worden). Wel suggereer ik graag een denkpatroon voor het maken van keuzes: de gevoeligheden van andere lidstaten al in rekening brengen, voorafgaand aan het lanceren van voorstellen. Dit lijkt mij de meest efficiënte manier om ideeën te lanceren, en ze ook verkocht te krijgen.
MARILYN NEVEN
werkt in het Europees parlement als parlementair medewerkster van Jean-Luc Dehaene. Ze is ook lid van het nationaal bureau van JONGCD&V.
PRIKBORD (2) HIVBB LOKAAL SOCIAAL BELEID (+ nieuwjaarsdrink): 28 december in Brussel Het Hoogcommissariaat voor de Informele Vergaring van Beleidssuggesties en Bestuurspraktijken is niet het zoveelste overbodig controle-orgaan. Het is net een informele verzamelplaats die jonge mandatarissen de kans geeft om nieuwe ideeën op te doen aan de hand van losse babbels met collega’s. Ditmaal staat het HIVBB in het teken van lokaal sociaal beleid, met aansluitend een nieuwjaarsdrink. De thema’s zijn: jeugdwelzijn, minderhedenbeleid, kansarmoede, gezinsbeleid, andersvalidenbeleid, seniorenbeleid, zorg, onderwijskansen, opvoedingsondersteuning, huisvesting en sociale economie. Voor wie? Jonge lokale , provinciale en nationale CD&Vmandatarissen. Waar? In Brussel. De exacte locatie wordt later meegedeeld. Wanneer? Vrijdagavond 28 december. Deelname? Op uitnodiging en na inschrijving.
10
DE WORTELS VAN ONS ENGAGEMENT Engagement voor de samenleving: dat is wat politici bindt doorheen hun verschillen. De bron van alle verschillen tussen politici ligt in hun overtuiging over hoe ze dit engagement concreet vormgeven, realiseren. Dat is wat men noemt de ideologie waarop politieke partijen zich baseren. Omdat politiek vaak over concrete thema’s gaat, is het zeer moeilijk om ideologische verschillen te constateren. Een socialist wordt vaak aanzien als degene die het opneemt voor de belangen van de werkmens, een liberaal als degene die opkomt voor het individu en zijn vrijheid, een christendemocraat kan men hier moeilijker plaatsen. Een dergelijk beeld klopt gedeeltelijk, maar mist alle nuance. Omdat we ideologie belangrijk achten, werden op de eerste bijeenkomst van het JONGCD&V christendemocratisch platform de ideologische sporen achterhaald in onze standpunten rond lokaal beleid, sociale zekerheid en onze visie op menselijke vrijheid onder begeleiding van 'gids' Wouter Beke. Christendemocratie is bescheiden Van alle politici zijn christendemocraten de minst uitgesproken 'wereldveranderaars'. Liberalen en socialisten gaan telkens uit van een groot doel, waarmee ze de samenleving willen 'maken'. Een vrije samenleving, een samenleving waarin iedereen gelijk is... Christendemocraten enten hun beleid op de lokale, bestaande verenigingen. Mensen groeperen zich rond bepaalde belangen. Zowel materiële: aanleg van een voetpad, een veiliger verkeer in het dorp, een sportclub, enzovoort. Maar ook immateriële: gewoon samen zijn, voor elkaar zorgen.. Een lokaal christendemocratisch beleid gaat zich dan ook richten op het ondersteunen van wat al bestaat, de talrijke verenigingen. Een socialist zal bijvoorbeeld pleiten voor een wijkambtenaar die van 9 to 5 een gans plan uittekent voor de wijkfeesten, en consulteerbaar is voor problemen in de wijk. Een christendemocraat zal pleiten voor een wijkambtenaar die op de baan is, de bestaande wijkverenigingen ondersteunt in hun werking. De verenigingen zijn immers de protagonisten van de samenleving, niet de politici, niet de administratie. Geen gemeentefeesten voor de christendemocraat, wel het ondersteunen van feesten die door verenigingen worden georganiseerd. Politici zijn de facilitators of society. De echte leaders of society, dat zijn de verenigingen! Het sociaal kapitaal. Beleid moet zoveel als mogelijk lokaal worden gevoerd Een interne staatshervorming dringt zich op. Heel wat bevoegdheden zouden lokaal moeten worden uitgeoefend. Preventieve gezondheidszorg, bijvoorbeeld het opsporen van diabetes op gemeentelijk niveau zou veel wervender zijn (bijvoorbeeld via verenigingen). Dit is niet alleen bevorderlijk voor de sociale cohesie, maar is ook vanwege het preventieve karakter een enorme besparing voor de staatskas.
Arbeid is in eerste instantie welzijn, in tweede instantie pas welvaart In tegenstelling tot andere politieke families stelt de christendemocraat dat arbeid in eerste instantie mensen in de samenleving brengt, en hen een rol of status toekent. Pas in tweede instantie gaat het om het bouwen aan (economische) welvaart. Onderzoeken tonen aan dat langdurig werklozen een afgezwakt benul hebben van tijd (slapen, opstaan, eten, slapen, eten slapen). Ze leven niet meer, maar worden als het ware door de tand des tijd voortgesleept doorheen hun bestaan. Arbeid geeft de mensen zin aan hun leven. Ook engagement in de samenleving zoals bijvoorbeeld het verenigingsleven kan in die zin als arbeid worden geïnterpreteerd. Sociale zekerheid en maatschappelijke herverdeling zijn belangrijk, maar gaan telkens samen met verantwoordelijkheid. Bewuste inactiviteit is een persoonlijke keuze die niet op de samenleving mag worden verhaald. Persoon word je pas als je ten volle actief bent in de samenleving, participeert, meeschrijft aan het menselijke verhaal. Daarom is activiteit, onder meer op de arbeidsmarkt en in het verenigingsleven van primordiaal belang voor de christendemocraat. De economische implicaties van deelname aan het arbeidsproces, maar ook aan het verenigingsleven (reken de toegevoegde waarde van vrijwilligerswerk maar eens bij het BNP) zijn ook belangrijk, maar slechts in tweede orde. Mensen aan het werk helpen gaat dus niet in eerste instantie om economische verbetering, maar om het bouwen aan de samenleving! Van wezen naar mens Het vrije individu dat zelf zijn levensgang bepaalt en dat gelijk is aan alle andere individuen, is geen mens maar een wezen. Een mens/persoon word je maar door mee te schrijven aan een verhaal, door te verschillen van andere mensen, door eigen standpunten in te nemen, door sterke maar ook zwakke kanten. Je wordt pas mens, wanneer je het gevoel hebt mee de pen van ons bestaan vast te
11 houden. Het vrije ik is dus een mythe. Het vrije wij, dat is realiteit. AXEL RONSE studeerde filosofie aan de UGent. Momenteel is hij politiek secretaris van JONGCD&V, en verantwoordelijke van het christendemocratisch platform. Hij werkt als provinciaal coördinator en woordvoerder van Unizo West-Vlaanderen. www.axelronse.be
12
JONGEREN IN DE POLITIEK: THE END OF SLOW POLITICS De laatste dagen is het debat over de rol van jongeren in de politiek weer aangewakkerd. Deze keer onder de noemer ‘slow politics’. Hieronder volgt een deeltje uit een speech die ik kort geleden mocht houden: Vanwaar het recente succes van jongeren in de politiek? Nooit was de gemiddelde leeftijd van een regeringsploeg lager dan onder paars II. Van Quickenborne, Van den Bossche, Tobback, maar ook Inge Vervotte maakten een blitzcarrière. Ook buiten de politiek is deze verjonging merkbaar. Bavo Claes werd al lang vervangen door de jongere Wim De Vilder. En toch, in ‘96 waren er nog cartoons waar kinderen aan presidentskandidaat Bob Dole vroegen of die 96 op zijn badge zijn leeftijd aangaf. Ook Bush-challenger Kerry was in 2005 niet echt meer jong te noemen. Vanwaar dit opvallend verschil tussen de VS en hier? Simpel, de VS kennen een veel jongere bevolking dan wij. En de mens heeft nu eenmaal van nature meer aandacht voor wat zeldzaam is. Naast de VS kent bijvoorbeeld ook Afrika een erg jonge bevolking. In het Swahili hebben ze dan ook een apart woord om een oudere aan te spreken: “Mzee”. Een aanspreektitel die je gebruikt om je respect te uiten. Voor jongeren bestaat er zo geen aanspreektitel. Hoe zet je als jongere de stap naar de politiek? Telkens ik een korte speech geef bij een start-up meeting van een gemeentelijke jongerenafdeling, begin ik graag wat provocatief door te stellen dat je diegenen die beweren dat ze in de politiek gestapt zijn voor “mens en maatschappij” vooral niet moeten geloven. Het algemeen belang is de kern van de politiek, maar paradoxaal genoeg slechts zelden de eerste drijfveer voor de politicus. Dat is de nuchtere waarheid. Een aantal van de appels waar iedereen vroeg of laat doorheen moet bijten, zijn vaak net te zuur om enkel met een lepeltje naastenliefde door te slikken. Kwatongen beweren dan ook dat “de democratie het slechtst bestaande politiek regime is, op uitzondering van alle anderen”. Hoe beland je in de politiek? Veelal doordat je via vrienden, kennissen of familie in contact komt met de politiek. Iemand die aan je mouw trekt en vraagt “kom gewoon eens kijken en beslis daarna of je het leuk vindt of niet”. Slechts weinigen starten vanuit de drang om hun maatschappijvisie ook te realiseren. De echte wereldverbeteraars trekken vandaag vooral richting NGO’s. Het is dan ook geen toeval dat het ledenaantal van milieuverenigingen het
afgelopen jaar pijlsnel steeg, terwijl Groen! niet echt munt kon slaan uit de Al Gore-hype van vlak voor de verkiezingen. Nochtans neemt het aantal leden van politieke jongerenafdelingen opnieuw toe, over de partijgrenzen heen. Nochtans is het ‘mei ’68-gevoel’ waarbij jongeren vooral vanuit een uitgesponnen ideologische overtuiging in de politiek stapten vandaag minder aanwezig. Begin jaren ‘60 citeerde Kennedy nog: “Public life is regarded as the crown of a carrier and to a young man it is the worthiest ambition. Politics is still the greatest and most honourable adventure”. Onderzoek vandaag toont aan dat jongeren opnieuw meer hun verantwoordelijkheid voor de samenleving wensen op te nemen, maar dit veeleer een praktische dan een ideologische invulling geven. Ze zien hun politiek engagement als een wederdienst voor de maatschappij, maar evenzeer als een persoonlijke verrijking. Eenmaal de stap gezet, hoe blijf je dan in de politiek? Eenvoudigweg omdat er gewoon geen boeiender wereldje bestaat. Je ontmoet mensen uit alle lagen van de bevolking. Je komt in contact met bedrijven, administratie, verenigingen en media. Het is een biotoop die je toestaat om talloze talenten te ontdekken en aan te scherpen. Soms is het ook een boksmatch waarin je met je eigen kunnen en grenzen geconfronteerd wordt. En toch, politiek moet voor jongeren meer zijn dan een leerschool. Wat is de meerwaarde van jongeren in de politiek? Eigenlijk is jong zijn in de politiek niet afhankelijk van het aantal lentes op je teller, maar wel van de mate van verantwoordelijkheid die je draagt. Wie jong is en veel bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt, kan en mag zich niet als een jongere opstellen. Velen zijn immers afhankelijk van jouw keuzes. Jong zijn, is vrij zijn. Minder verantwoordelijkheid betekent meer vrijheid. Net in die vrijheid schuilt de meerwaarde van de jongere. Een meerwaarde die je moet benutten. Een jongere is vrij om nieuwe wegen uit te testen en er de bluts en buil bij te nemen. Vrij om er de kantjes af te lopen. Fouten worden een jongere snel vergeven, passiviteit niet. Een scheut onverantwoordelijkheid is nodig. Noël Slangen stelde in een interview dat hij tegen elke jongere die hij aanwierf in zijn communicatiebureau bij een eerste gesprek zei: “Als je
13 binnen het jaar geen enkele fout hebt gemaakt, gooi ik je buiten”. Eén van de weinige van zijn adviezen die ik zou volgen. Wie soms niet buiten de lijntjes kleurt, kan niet origineel zijn. Vrij ook om de zaken te zeggen zoals ze echt zijn. Vrijom gevoelige thema’s toch aan te snijden. Zo hebben jonge politici de persoonlijke verantwoordelijkheid om tegen de kiezer te zeggen dat we allemaal langer zullen moeten werken, de jonge generatie in het bijzonder. Ook al ligt dit thema ongelooflijk gevoelig, zoals de recente stakingen in Frankrijk weer aantonen. Je vrijheid benutten, vraagt echter moed. Een jongere moet een idool hebben. Ik heb er twee. Vooreerst Mandela, omwille van zijn stille moed. Nelson heeft echter één gebrek, hij is geen redenaar. Daarom is mijn tweede idool - louter als redenaar - Tony Blair. In één van zijn laatste speeches als premier zei hij: “Let courage be your friend. Caution your enemy.” Maar wat is ‘courage’, politieke moed? Voor een politicus is niets moeilijker dan ingaan tegen de eigen publieke opinie. Het toppunt van politieke moed wordt voor mij nog steeds het best samengevat in de volgende passage uit de autobiografie van Mandela, aan het einde van zijn gevangenschap: “I knew that my colleagues upstairs would condemn my proposal, and that would kill my initiative, even before it was born. There are times when a leader must move ahead off the flock, in a new direction, confident that he is leading his people the right way. … It are my views. They don’t even represent the views of my colleagues here in prison. I favour the ANC beginning negotiations with the government … I told no one of my encounter. Sometimes it is necessary to present one’s colleagues with a policy that is already a fait accompli”. Mandela plaatst zich tussen het apartheidregime (en de Afrikaners) en het ANC (en de zwarten) in. Helemaal alleen, slaat hij een weg in die op dat ogenblik niemand wenst. Veel bloedvergieten werd vermeden door de moed van één man om haast ‘in den duik’ onderhandelingen aan te vatten met de vijand, op dat ogenblik tegen zijn eigen troepen in. Betekent dit dat je in de politiek geen vrees mag hebben? Neen, opnieuw citeer ik uit datzelfde boek: “I have been afraid many times. However, the brave man is not he who does not feel afraid, but he who conquers that fear.” Dus, volstaat het te weten wat je moet doen en meester te zijn van je angst om in staat te zijn je idealen ook in werkelijkheid om te zetten? Neen. Een klassieke politieke oneliner vat dit gebald samen: “Ik weet wat ik moet doen om het land te redden, maar niet hoe ik daarna de verkiezingen moet winnen”. Een jongere
moet echter nog geen verkiezingen winnen voor haar of zijn partij. “Een politicus denkt niet verder dan de volgende verkiezing, een staatsman kijkt voorbij de volgende generatie.” Een jongere ook, zou ik er aan toevoegen. Een jongere denkt op de lange termijn, in termen van grote veranderingen, in idealen. En toch, je kan niet plots de pensioenleeftijd met 5 jaar verhogen, ook al kan je met honderden wetenschappelijke studies aantonen dat we niet langer kunnen wachten. Politieke actie is onderworpen aan een vorm van zwaartekracht, een wet der traagheid. Verandering op gang brengen, is moeilijk. Ze daarna stilleggen, haast onmogelijk. Bij iedereen komen de jonge idealen al snel in conflict met die natuurwetten en -krachten. Voor een jongere is politiek vaak nog “a labyrinth without a clue”. Net door voor je idealen te gaan en nieuwe paden uit te proberen, leer je pas echt dit labyrinth doorgronden. Je leert waar je energie en gedrevenheid je kunnen brengen, en waar het niet voor volstaat. Wat de kracht van het woord en het juiste argument vermag, en wanneer het te kort schiet. Veelal haalt de oude natuurkracht het, veel minder vaak het jonge ideaal. Je idealen worden dikwijls grijs geamendeerd nog voor ze de eindmeet halen. Otto von Bismarck zei ooit: “Laws are like sausages. You don’t wanna see them being made”. Het hangt in mijn bureau. Elke jongere raakt daarom aanvankelijk wat ontgoocheld. Maar de meesten komen deze ontgoocheling versterkt te boven. Je leert dat politiek eigenlijk “één langgerekte onderhandeling” is. Hoezeer politici egotrippers lijken (en vaak ook zijn), de politiek zelf is in de eerste plaats een les in bescheidenheid, in overleggen en samenwerken. Soms moet je alleen durven staan, maar wie alleen blijft staan, staat volkomen machteloos. Vaak is politiek zelfs een vorm van judo, je probeert de kracht van je tegenstander te gebruiken om je eigen doel mee te bereiken. Maar wat is dan de juiste houding tussen “ethisch idealisme en politiek realisme”? Een andere gekende politieke oneliner is dat je op zoek moet gaan naar “de kracht om te veranderen wat je kan veranderen, de bescheidenheid om te aanvaarden wat je niet kan veranderen en de wijsheid om het verschil te maken tussen beiden.” Nog een laatste verwijzing naar Mandela. Hij vergelijkt de houding van een politicus met die van de gentleman. De gentleman is helemaal geen ijskonijn zonder gevoelens. Neen, hij laat zijn hart vollopen met emoties. Daarna tracht hij wat afstand te nemen van zijn emoties om ze rationeel te kunnen beoordelen. Een beoordeling die er op gericht is te onderzoeken op welke wijze je innerlijk verlangen in de buitenwereld het best gerealiseerd kan worden. Je mag je buikgevoel, je politiek vuur nooit verloochenen of doven. Maar je moet er wel mee leren omgaan. Als
14 je je vuur dooft, is ook je energie weg. Maar als je de energie van je vuur niet kan richten, raak je snel opgebrand. Wat is het om als jongere vandaag in de Belgische politiek te stappen? Onderzoek staaft het: een politieke carrière begint vandaag op jongere leeftijd en duurt minder lang. Maar waar komt deze tendens vandaan? Democratie draait om stemmen. En de kiezer brengt steeds vaker een voorkeurstem uit. Voorkeurstemmen haal je door aanwezig te zijn in de media. Zoals we in het begin zagen, hebben de media vandaag een voorkeur voor jonge mensen. Ook werden de kieskringen groter, waardoor de media aan belang wonnen ten aanzien van het directe contact met de kiezer. De media zijn daarom vandaag alomtegenwoordig. Het Hertoginnedal van enkele maanden geleden heeft niets meer te maken met de jaren van Dehaene. Blackberry en gsm hebben de poorten van Hertoginnedal virtueel opgeheven. Politieke sterren worden in enkele weken gemaakt en gekraakt. Maar ook de druk om in de media
te blijven, is sterk toegenomen. Verkiezingen volgen elkaar aan een hoog tempo op, peilingen komen driemaandelijks uit. Ook het partijpolitieke landschap is veranderd. Vandaag spelen 4 partijen haast elke verkiezing haasje over. Slechts enkele procenten winst of verlies veroorzaken al paniek, en leggen een permanente druk op de top van elke partij om in de media te scoren. Niemand is vandaag nog echt in staat om onafgebroken met dit mediageweld om te gaan. Toppolitici worden op de piek van hun populariteit in korte tijd haast onafgebroken opgevoerd, waardoor het publiek ze ook veel sneller beu is en die personen zelf sneller vermoeid raken. De tijd dat in de buik van de CVP – die toch steeds aan de macht zou zijn - talent jarenlang rustig kon rijpen, is definitief voorbij. Nochtans zei de socialist Karel Van Miert dat hij op oudere leeftijd – toen EU-commissaris– veel meer heeft kunnen realiseren dan dat hij in diezelfde positie als jongeman gekund zou hebben. Er zijn zeker technieken om de recente versnelling van het politieke spel tegen te gaan, maar de tijd van ‘slow politics’ lijkt mij definitief voorbij.
PETER VAN ROMPUY studeerde rechten aan de KULeuven. Hij is kersvers voorzitter van JONGCD&V Vlaams-Brabant. Beroepshalve werkt hij als fractiemedewerker van CD&V in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. www.petervanrompuy.be
15
INFORMATIE- EN COMMUNICATIETECHNOLOGIE ZEGT U? Het belang van de ICT-sector voor België In een interessant artikel in de krant De Morgen van zaterdag 13 oktober 2007 doet de topman van Cisco België - Pol Vanbiervliet – een oproep aan de politieke wereld om de ICT-sector naar waarde te schatten. Het is een uitgestoken hand die ik als kamerlid graag aanneem. Volgens Vanbiervliet “dringt het bij de toppolitici maar niet door hoe belangrijk informatie- en communicatietechnologie (ICT) wordt voor de toekomstige welvaart van ons land. Veel politici zijn bang voor ICT, omdat ze er te weinig van af weten.” Het tij is echter aan het keren, zeker bij de jonge politici. Ikzelf ben immers reeds jaren intensief bezig met de opvolging van de ICT-sector in de commissie infrastructuur van de Kamer. Maar ook bij andere politici rondom mij, constateer ik een groeiende aandacht voor de opportuniteiten die ICT bieden. Zo was de campagne van CD&V in de aanloop naar de verkiezingen van 10 juni heel sterk gericht op de digitale wereld. Maar ook politieke blogs schieten als paddestoelen tevoorschijn op talloze politieke websites. Op de humus van deze groeiende interesse, moeten we voortbouwen om de ontwikkeling van de informatiemaatschappij in België in een hogere versnelling te brengen. De sector telt immers 136.000 medewerkers, en staat in voor 20 procent van de investeringen voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) in ons land. In zijn barometer van de Belgische attractiviteit stelt het consultancybedrijf Ernst & Young: “voor België is de belangrijkste troef haar infrastructuur, … ook inzake telecommunicatie”. België is zelfs wereldleider op het vlak van geografische beschikbaarheid. En toch, er is nog veel werk aan de winkel. Stilstaan is immers achteruitgaan. De volgende regering moet dan ook dringend werk maken van een globaal plan betreffende de uitbouw van de informatiemaatschappij. Ook wat betreft de informatisering van de overheid zelf moet een tandje bij gestoken worden, maar dan wel op een transparante en prijsbewuste wijze. Het volstaat echter niet allerlei toepassingen voor de burger te creëren. Er moet tevens gewerkt worden aan de bewustwording bij het brede publiek rond de toegankelijkheid en de voordelen van al deze toepassingen. Uit onderzoek blijkt immers dat gezinnen die nog geen internetaansluiting hebben als hoofdreden daarvoor vermelden dat ze er het nut niet van inzien. Om zulk een ambitieus globaal plan alle kansen op slagen te geven, zouden zoveel mogelijk bevoegdheden die betrekking hebben op ICT gebundeld moeten worden in de portefeuille van één minister. Vandaag zijn maar liefst 20 ministers (deels) bevoegd voor de informatiemaatschappij. Het succes van zulk globaal plan is natuurlijk ook afhankelijk van de medewerking of ‘buy-in’ van de sector zelf. Daarom ook deze uitgestoken hand vanwege de politieke wereld. De liefde moet altijd van twee kanten komen. Ook de sector moet bijkomende inspanningen doen om te investeren in infrastructuur en O&O. Ook een meer constructieve houding in het zoeken naar een uitweg uit de impasse rond de financiering van delen van de universele dienstverlening, kan de samenwerking ten goede komen. Het is mijn overtuiging dat indien alle betrokken actoren een tandje bijsteken, het mogelijk is om België in slechts enkele jaren tijd weer naar het Europese koppeloton te loodsen op het vlak van de informatiemaatschappij. Op mijn inzet kan u de komende jaren in ieder geval rekenen!
ROEL DESEYN is federaal volksvertegenwoordiger voor CD&V www.roeldeseyn.be
16
GELD EN DEMOCRATIE (2) In de vorige DMK (november 2007) werd in het edito gesteld dat de Vlaamse partijen te veel geld uitgeven aan de verkiezingen, terwijl ze dat geld toch beter zouden investeren in inhoudelijke ondersteuning en uitwerking van hun effectieve taak. Graag had ik bij deze stelling enkele kanttekeningen gemaakt. In de eerste plaats is het zo dat het geld dat partijen investeren aan verkiezingen niet zo uitbundig groot is in relatie tot hun totale inkomsten. Feit is dat de overheidsfinanciering maakt dat de financiële middelen van de partijen helemaal niet schaars zijn: vorig jaar ontvingen diezelfde Vlaamse partijen samen bijna 35 miljoen euro uit de staatskas, goed voor 80 procent van hun inkomsten. Dat bedrag zullen ze in totaal ook dit jaar ontvangen, en dan is die 12,5 miljoen euro aan verkiezingsuitgaven (waarin trouwens ook de uitgaven van de kandidaten zijn opgenomen) al plots minder spectaculair. Zeker gezien de partijen elk jaar geld ontvangen, terwijl er niet elk jaar verkiezingen zijn. Als we daarnaast de uitgaven van de partijen onder de loep nemen, blijken partijen wel erg veel geld te besteden aan infrastructuur en personeel, of aan de zogenoemde inhoudelijke ondersteuning en uitwerking van hun effectieve taak. In 2003 (toen de verkiezingen zelfs iets duurder waren dan vandaag) maakten de kosten voor de verkiezingscampagne ‘slechts’ 20 procent uit van de totale uitgaven van de Vlaamse partijen. Gemiddeld wordt dus 80 procent van de uitgaven besteed aan dingen die elk in meer of mindere mate instaan voor de organisatie van de partij, en dus voor de inhoudelijke ondersteuning en uitwerking van de effectieve taak van partijen: 3 procent wordt uitgegeven aan huisvesting, 6 procent aan dotaties aan geledingen, 16 procent aan administratie en beheer, 16 procent aan afschrijvingen, voorzieningen en andere kosten, 17 procent gaat naar personeel, en 22 procent is voor alle vormen van publicaties, reclame en vergaderingen. Het feit dat verkiezingsuitgaven ongeveer 1/5 van de totale uitgaven van de Vlaamse partijen uitmaken, is ook te wijten aan het feit dat de uitgaven van zowel partijen als kandidaten geplafonneerd zijn. Zoals gezegd geven ze dit jaar gemiddeld 67 procent van dat maximumbedrag uit. De partijen geven dus niet overdreven veel geld uit aan verkiezingen: ze hebben zeker de budgettaire ruimte en ze hebben zelfs wettelijk nog een marge om meer te besteden. Daarenboven is het niet verkeerd om als politieke partij geld uit te geven aan verkiezingen en moeten ze zeker niet minder uitgeven, want het informeren van de kiezers is toch ook één van de essentiële taken van de politieke partijen.
Tot slot zou ik nog een tweede vraag in het debat willen gooien. Als de wetgever toch bepaalt hoeveel de partijen en kandidaten mogen uitgeven, is het dan nodig dat de wetgever ook nog eens bepaalt op welke manier de partijen en kandidaten dat moeten doen. Vandaag is er tijdens de sperperiode een verbod op commerciële affiches of van affiches of borden groter dan 4m². Daarenboven is het verboden om gadgets uit te delen, telefooncampagnes te voeren of reclamespots uit te zenden op radio, tv of in bioscopen. Maar als iedereen toch evenveel geld mag uitgeven, waarom zouden de partijen en kandidaten zelf dan niet mogen beslissen waaraan ze hun geld besteden? Waarom zou een partij het toegestane bedrag aan verkiezingsuitgaven niet in een televisiespot mogen investeren? Ook rekening houdend met het lovenswaardige streven naar minder vervuilende campagnes zou dat trouwens nog niet zo een gek idee zijn. Daarenboven vormen commerciële affiches potentieel een efficiënt middel om vooral de minder gepolitiseerde kiezers te bereiken, en hen kort en krachtig de inzet van de verkiezingen duidelijk te maken.
KAROLIEN WEEKERS
is assistente aan het Centrum voor Politicologie van de KULeuven
17
18
DMK zoekt sportieve jongeren! Eind december verschijnt de laatste DMK van 2007. Voor de gelegenheid serveren we een dubbeldik nummer voor onder de kerstboom! De helft van de artikels is gewijd aan het thema sport. Geen toevallige keuze natuurlijk. Op 5 december vindt immers een denkavond plaats over sport, en op 15 maart wijden we een heuse nationale raad aan dit thema. Dus: weet je hoe het Belgisch voetbal uit het slop te halen? Of heb je tips voor een beter lokaal sportbeleid? Kruip dan als de bliksem in je pen. Wat ook kan, is een stuk maken over een onderwerp naar keuze of reageren op artikels uit eerdere DMK’s. Alles kan dus, en dit nog tot vrijdag 14 december. Die dag is immers de deadline voor het indienen van jouw stuk via
[email protected] . Doen!
COLOFON DMK Denk-Mee-Krant is een initiatief van JONGCD&V vzw met de steun van de Vlaamse Gemeenschap VU Hans Knop REDACTIE A Wetstraat 26 1040 Brussel T 02 238 38 90 F 02 230 33 01 E
[email protected] U www.jongcdenv.be HOOFDREDACTIE Pieter Marechal en Axel Ronse REDACTIESECRETARIS Philippe Vanstapel AUTEURS Wouter Danckaert, Pieter Vanhessche, Arnt Kennis, Marilyn Neven, Axel Ronse, Peter Van Rompuy, Roel Deseyn, Karolien Weekers VORMGEVING Hans KNOP