Utrecht, 16/9/2014
ZORGMODULE
Jobcoaching en re-integratie Dit is een traject van coaching/arbeidstoeleiding en re-integratie voor mensen: a) die vanuit het VSO deel gaan nemen aan de arbeidsmarkt (en die hier nog niet klaar voor zijn). b) en voor jongeren met NAH die arbeidsongeschikt raken of zijn geraakt
Zorgboerderij Griftenstein & Zorg Utrechtseweg 371, 3731 GB De Bilt ▪ 06-45 132 406 ▪
[email protected] ▪ www.griftensteinenzorg.nl Kvk 59945141 ▪ BTW NL 170440467 ▪ NL07 RABO 0313 6631 06
1. Inhoud van de module 1.1 Algemene visie Griftenstein & Zorg is een zorgboerderij in De Bilt, gehuisvest in een pensionstal voor paarden. Op deze schitterende locatie bieden we als zorgboerderij een fijne plek voor mensen van alle leeftijden die begeleiding nodig hebben of een nuttige dagbesteding zoeken. Een plek om tot rust of... om juist in beweging te komen en talenten te (her)ontdekken. Op onze zorgboerderij vinden wij het belangrijk dat onze gasten zich geborgen, uniek en verzorgd voelen. We hechten waarde aan rust en regelmaat. Dit om meer ruimte te creëren voor individuele (eigen)waarden als bezinning, zelfontplooiing en bezieling in een gezellige, uitnodigende omgeving. Hier kan een ieder werken aan zijn of haar gezondheid en midden in de samenleving kan (leren) staan. Wij bieden vraaggestuurde, holistische zorg aan via onze diverse activiteiten in combinatie met een beweegprogramma.
1.2 Doelen Het behouden van een daginvulling, structuur en ritme Het ontwikkelen van belangrijke vaardigheden binnen het arbeidsproces, zoals samenwerken, communiceren en zelfstandig functioneren op de werkvloer. Het ontwikkelen van competenties die horen bij het vinden van een baan, zoals leren solliciteren. Het bevorderen van het gevoel erbij te horen en mee te doen Het bevorderen van het gevoel van eigenwaarde Het opdoen van sociale ervaringen Het bevorderen van psychische en lichamelijke stabiliteit/belasting en belastbaarheid. Het stimuleren tot het leveren van kwaliteit op gebied van werkzaamheden Het ontwikkelen, behouden of compenseren van zelfredzaamheid Leren herkennen van grenzen en hiermee leren omgaan. Leren ontspannen 1.3 Activiteiten/ Werkwijze Om de bovenstaande doelen te bereiken bestaat het traject uit twee delen: de arbeidsmatige activiteiten en de thema-activiteiten. Er is een uiteenlopend aanbod van arbeidsmatige activiteiten op de zorgboerderij, namelijk: Dieren verzorgen Paardrijspullen schoonmaken Stallen mesten en groenwerk Herstel werkzaamheden op het erf Verzorgen van de weilanden Opruimen stal Moestuin onderhouden
Kantinewerkzaamheden Koken Houtbewerking Schilderen
De thema-activiteiten bestaan uit activiteiten die betrekking hebben op de volgende onderwerpen: Groep a): Leren communiceren Leren solliciteren Oplossingsgericht denken Zelfstandig werken Groep b): - Leren ontspannen - Opnieuw leren aanvoelen en juist interpreteren van lichaamssignalen van pijn en/of vermoeidheid - Herkennen van grenzen - Verminderen van de angst voor bewegen - Leren grenzen aangeven naar de familie en buitenwereld 1.4 Locatie Stal Griftenstein Utrechtseweg 371 3731 GB De Bilt 1.5 Frequentie (en intensiteit) Hoe vaak: afhankelijk van de indicatie. Hoe lang: 1 a 2 dagdelen per dag Totaal aantal contacturen: afhankelijk van situatie, startend met 1 opbouwend tot maximaal 6 dagdelen. 1.6 Duur Minimaal 1 jaar en maximaal 2 jaar. De duur is afhankelijk van de hulpvraag, de doelen en de behoeften van de cliënt. Na elke 3 maanden vindt er een moment van evaluatie plaats, waarbij gekeken wordt of de doelen moeten worden bijgesteld en of de duur van deelname wordt verlengd. 2. De betrokkenen 2.1 De cliënten a) Dit traject wordt aangeboden, omdat er een kloof bestaat tussen het verlaten van het voortgezet speciaal onderwijs en het deelnemen aan de arbeidsmarkt. Griftenstein & Zorg vindt het belangrijk dat jongeren die het voortgezet speciaal onderwijs verlaten om deel te nemen aan de arbeidsmarkt, hun weg goed voorbereid voortzetten. Dit voorkomt dat zij op hun tenen moeten lopen tijdens arbeidsmatige activiteiten en
uiteindelijk mogelijk zelfs uitvallen. b) Dit traject wordt aangeboden, omdat er weinig gespecialiseerde zorg is voor jongeren die na hun NAH uitvallen op de arbeidsmarkt. Zij zijn vaak snel overprikkelt; kunnen zich moeilijk concentreren; zijn extreem vermoeid zijn en hebben moeite met het aanvoelen van hun eigen grenzen. Hierdoor grijpen zij vaak naar middelen en zakken verder af. Raken arbeidsongeschikt, maar kunnen het fysiek nog wel aan en willen vaak ook gewoon werken. Zij moeten ondersteund worden in het leren aanvoelen van hun grenzen en leren hoe zij hier mee moeten omgaan. Tevens krijgen zij fysieke ondersteuning om de belastbaarheid te vergroten. Angst voor bewegen is een groot issue omdat zij te vaak hun neus hebben gestoten omdat zij hun grens niet herkennen en de familie/omgeving het niet begrijpt.
2.2 De disciplines Het team bestaat uit een vaste begeleidster en een zorgcoördinator. De vaste begeleidster heeft de opleiding pedagogiek afgerond en de zorgcoördinator is werkzaam als fysiotherapeut binnen een psychiatrische instelling en richt zich daar grotendeels op mensen die psychisch en fysiek vast zijn gelopen i.v.m. hun hersenletsel. Zij helpt de mensen te leren ontspannen; hun lichaam opnieuw te leren vertrouwen; belasting en belastbaarheid juist af te stemmen en vanuit daar de conditie te verbeteren. Direct: Begeleider/pedagoog Floor Peters Indirect: Zorgcoördinator: Suzanne Baan- van der Zwan 3. Organisatorische en financiële aspecten 3.1 Voortgangsbewaking Bij aanvang vindt er een kennismakingsgesprek plaats. Tijdens dit gesprek worden er doelen geformuleerd, waarbij de regie bij de cliënt/ouder/opvoeder/zorgcoordinator ligt. Deze doelen worden vastgelegd in een persoonlijk ondersteuningsplan. Er wordt aan de doelen gewerkt middels het dialoogmodel, welke de aandachtspunten en de krachten van de cliënt per ontwikkelingsgebied weergeven. Tijdens het zorgtraject wordt er per bijeenkomst per individu geëvalueerd door de interne begeleider. Dit wordt vastgelegd in de dagelijkse registratie. Bij relevante bijzonderheden worden hierbij ook de zorgcoördinator en de ouders/opvoeders/zorgcoordinator ingeschakeld. Na 3 maanden wordt er een evaluatie gepland, waarbij de ouders/opvoeders, de begeleider, de zorgcoördinator en indien mogelijk/nodig de cliënt zelf aanwezig zijn. Bij deze evaluatie zal de doelrealisatie (GAS) leidend zijn. Aan de hand daarvan worden er nieuwe doelen beschreven of worden de doelen aangepast. Bij afsluiting van het zorgtraject wordt eenzelfde evaluatie gehouden. 3.2 Registratie en evaluatie-instrumenten Persoonlijk ondersteuningsplan Dagelijkse registratie Doelrealisatie (GAS) Dialoogmodel 3.3 Faciliteiten / materiaal
Dit traject wordt gefaciliteerd door Stal Griftenstein. Deze trainings- en pensionstal is voorzien van een binnenbak, een buitenbak, een springbak, verschillende stallen, paddocks, longeercirkels, klushok, weides, een gezellige kantine met terras en zelfs een klein stukje bos. De kantine is de thuishaven van zorgboerderij Griftenstein & Zorg. Hier worden de cliënten ontvangen en worden de pauzes gehouden. Alle benodigde materialen zijn aanwezig om de activiteiten uit te voeren. Zo zijn er mestvorken, kruiwagens, verfmaterialen, tuingereedschap enzovoort aanwezig. 4. Combinatie van modulen Deze module wordt gecombineerd met de beweegmodule m.n. voor groep b is dit een zeer essentieel onderdeel. In sommige situaties zal het individueel worden aangeboden. 5. Omschrijving van de module Groep a) Het programma start met een gesprek tussen de cliënt en de ouders/opvoeders, de aanmelder, de activiteitenbegeleider en de zorgcoördinator. Tijdens dit gesprek wordt er kennis gemaakt met elkaar en vindt er een rondleiding op het terrein van Griftenstein & Zorg plaats. Tot slot worden de doelen besproken tijdens dit gesprek. De eerste vier weken van het programma staan in het teken van het opbouwen van een vertrouwensband tussen de begeleider en de cliënt, het kennismaken met de werkzaamheden en de omgeving en het inventariseren van de aandachtspunten en de krachten van de cliënt. Deze inventarisatie wordt aan de hand van het dialoogmodel vorm gegeven. Op basis van deze informatie wordt er in deze periode een persoonlijk ondersteuningsplan opgesteld voor de cliënt, waarin de doelen en de werkwijze duidelijk wordt. De drie maanden die volgen staan in het teken van het ondersteuningsplan. Dit plan is dynamisch, waardoor er dus ten alle tijden veranderingen in aangebracht kunnen worden, zodat het plan up-to-date blijft. Aan het einde van deze vier maanden wordt er een evaluatie gepland met de cliënt, de ouders/opvoeders, de begeleider en de zorgcoördinator. In deze evaluatie wordt er besproken of de cliënt klaar is om de arbeidsmarkt te betreden of de cliënt nogmaals een aantal maanden het traject doorloopt. Indien het eerste geval begint er een maand van nazorg. Hierbij gaat de begeleider samen met de cliënt solliciteren op passende banen voor de cliënt. Als de cliënt een baan vindt, zal de begeleider de overgang van Griftenstein & Zorg begeleiden. Zo intensief als nodig en zo licht als mogelijk zal dit traject begeleid worden. De begeleider kan bijvoorbeeld contact opnemen met de nieuwe werkgever en op bezoek gaan bij de nieuwe werkplek om de cliënt te helpen met het integreren op de nieuwe werkplek. Indien de zorg van de cliënt wordt verlengd, zal er opnieuw worden gekeken naar de krachten en aandachtspunten van de cliënt en wordt het persoonlijk ondersteuningsplan aangepast op de nieuwe situatie. In overleg met ouders/opvoeders, de cliënt, de zorgcoördinator en de begeleider zullen er nieuwe doelen en een nieuwe werkwijze worden geformuleerd.
Groep b) De start komt grotendeels overeen met groep a. Er zal worden geholpen met het zoeken naar reële doelen. Het voornaamste is dat er heel rustig zal worden gestart, voor de cliënt misschien te rustig voor wat hij/zij wilt, maar de nieuwe werkomgeving, kennismaking etc zorgen al voor voldoende prikkels. De reactie (zoals vermoeidheid) van het werk komt achteraf en vermeden moet worden dat dit de cliënt hiervan schrikt. Daarom zal de zorgcoördinator in het begin nauw betrokken zijn bij de activiteiten op en rondom het erf en zullen de grenzen bewaakt worden. Ook zal er aandacht zijn voor een stukje bewustwording van het feit dat de vermoeidheid een onderdeel is. De cliënten moeten in de toekomst hier gedeeltelijk mee leren leven. Tevens zal er door de fysiotherapeut/zorgcoördinator de belasting en belastbaarheid in kaart worden gebracht middels een aantal vragenlijsten en testen. Aan de hand daarvan zal er middels de graded activity methode kleine haalbare doelen stapsgewijs worden uitgewerkt. De zes maanden die volgen staan in het teken van het ondersteuningsplan. Dit plan is dynamisch, waardoor er dus ten alle tijden veranderingen in aangebracht kunnen worden, zodat het plan up-to-date blijft. 6. Theoretische onderbouwing Om de effectiviteit van interventies te meten is het mogelijk om van verschillende aspecten gebruik te maken. Bij Griftenstein & Zorg maken wij gebruik van een drietal aspecten: evidence-based: kennis opgedaan en handelen op basis van beschikbaar wetenschappelijk bewijs practice-based evidence: kennis opgedaan uit ervaring. cliënt-based evidence: kennis opgedaan door het aangaan van een dialoog met het kind. Bij Griftenstein & Zorg gebruiken wij deze drie aspecten om aan te tonen dat ons zorgaanbod effectief is. Wij vinden dat de cliënt centraal staat en hechten daarom veel waarde aan de ervaringen van de cliënt. Deze nemen wij mee om ons zorgaanbod zoveel mogelijk af te stemmen op de behoeftes van de cliënten. Daarnaast onderbouwen wij ons zorgaanbod op basis van wetenschappelijk bewijs. Deze wetenschappelijke onderbouwing wordt hier beschreven. 6.1 Werken met een verstandelijke beperking Er zijn ongeveer 120.000 mensen in Nederland met een Wajong uitkering. Deze mensen worden van jongs af aan geacht nooit arbeidsgeschikt te zijn geweest. De helft van deze mensen heeft een verstandelijke beperking. Gezien er ongeveer 100.000 mensen in Nederland zijn met een verstandelijke beperking, zijn er ongeveer 40.000 mensen met een verstandelijke beperking die geen Wajong uitkering ontvangen en dus hun eigen onderhoud voorzien (Jonker & de Vries, 2009). Arbeid is een belangrijk onderdeel van een mensenleven. Het kan bijdragen aan het gevoel van eigenwaarde en welbevinden (Gemert & Minderaa, 1997). Lange tijd is gedacht dat dit niet op zou gaan voor mensen met een handicap of beperking. Tegenwoordig wordt deze groep mensen nog steeds ondervertegenwoordigd op de arbeidsmarkt, maar we weten wel dat zij, indien nodig met begeleiding, prima deel kunnen nemen aan de arbeidsmarkt (Gemert & Minderaa, 1997). Hierbij kan persoonlijke begeleiding van bijvoorbeeld een jobcoach een belangrijk aspect zijn. Om de werkzaamheden op een bedrijf goed uit te
kunnen voeren werkt de jobcoach mee met de werknemer. Ook wordt er aandacht besteed aan het eigen maken van de omgangsvormen die in het bedrijf gelden. Participeren in de samenleving is belangrijk voor elk mens. Het is een belangrijk aspect van het opgroeien en het helpt jongeren samen leven, samen leren en samen werken. Door te participeren in de samenleving worden jongeren actieve burgers. Volgens Micha de Winter (1995) is participeren in de samenleving een belangrijk aspect, niet alleen op latere leeftijd, maar ook al voor kinderen. Wij werken er naar toe dat de jongvolwassenen die deze zorgmodule volgen, stap voor stap leren participeren in de samenleving, met als hoofddoel het vinden van en het functioneren op een werkplek. Om de cliënten te leren participeren houden wij de participatieladder van Hart (1992) aan. Deze veel gebruikte ladder is ontwikkeld met treden voor toenemende inbreng, betrokkenheid en verantwoordelijkheid. Deze ladder ziet er als volgt uit: 1. Informeren: de activiteit wordt door de begeleider uitgevoerd en de cliënt wordt ad hoc betrokken door ze te informeren. 2. Raadplegen: de activiteit wordt door de begeleider uitgevoerd en de cliënt wordt geraadpleegd. De cliënt heeft inzicht in het proces en hun mening wordt serieus genomen. 3. Adviseren: de activiteit wordt gecoördineerd door de begeleider, maar de cliënt wordt bij onderdelen betrokken en om advies gevraagd. 4. Coproduceren: de cliënt neemt het initiatief voor een activiteit en neemt besluiten over de uitvoering. De begeleider heeft een begeleidende rol. 5. (Mee)beslissen: de cliënt neemt het initiatief en voert de activiteit. De begeleider kan bij de besluitvorming betrokken worden. Op deze manier worden de cliënten op een veilige manier steeds meer betrokken bij de activiteiten op de werkplek, waardoor zij leren participeren en een actieve werknemer worden. 6.2 Maatschappelijke onderbouwing. Om de zorgmodule te onderbouwen is er naast de theoretische onderbouwing ook gekeken naar maatschappelijke aspecten, omdat er actuele maatschappelijke ontwikkelingen spelen die een relevant zijn voor de ontwikkeling van deze zorgmodule. Begin 2015 gaat het nieuwe jeugdzorgstelsel in werking en komt de gehele jeugdzorg met daarbij de onderwerpen ‘jeugd, werk en zorg’ onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Naast de jeugdzorg, voor jongeren onder de 18 jaar, wordt de gemeente ook verantwoordelijk voor de ondersteuning van iedereen die 18 jaar en ouder is. Dit is bepaald in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en hierbij zal de Participatiewet een belangrijke rol spelen. Deze ontwikkelingen zullen gevolgen hebben voor de mate van participatie in de samenleving van jongeren die te maken hebben met dit stelsel, zo stelt het Nederlands JeugdInstituut. Kabinet Rutte II wil met de participatiewet iedereen in staat stellen als volwaardig burger mee te doen en bij te dragen aan de samenleving. Als dit niet kan door middel van een reguliere baan, moet dit op een andere manier worden vormgegeven. . ‘Wie kan werken moet daarvoor de kans krijgen, of je nou een beperking hebt of niet, stelt staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In de participatiewet die ingaat op januari
2015, worden de Wet werk en bijstand (Wwb), de wet sociale werkvoorziening (wsw) en een deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) samengevoegd. Met ingang van deze nieuwe regelgeving worden gemeenten verantwoordelijk voor alle jeugdhulp. In de eerste zin van de nieuwe Jeugdwet staat dat jongeren naar vermogen moeten participeren in de samenleving. Dit wordt toegelicht met de mededeling dat het kabinet wil dat jongeren maximaal gestimuleerd worden om het beste uit zichzelf te halen, zich te ontplooien en mee te doen als verantwoordelijke burgers. Onder participatie valt bijvoorbeeld economische zelfstandigheid, democratisch burgerschap, scholing en werk. Ondanks dat een van de uitgangspunten van het nieuwe zorgstelsel het versterken van de eigen krachten is, zullen er altijd kinderen, jongeren en ouders zijn die ondersteuning nodig hebben. Bijvoorbeeld jongeren die in verband met een beperking ondersteuning nodig hebben met de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie. Volgens de regering kampt zelfs 5% met dusdanige problemen dat zij een groot risico lopen op maatschappelijke uitval. Dit is de maatschappelijke aanleiding voor het ontwikkelen van deze zorgmodule. Wij helpen jongeren met een beperking om de eigen krachten te versterken, zich maximaal te ontplooien en mee te leren doen als actieve participant aan de samenleving. 6.3 Vermoeidheid bij NAH en graded activity: Vermoeidheid is een gevoel, een ervaring van een individu. Dit betekent dat het voornamelijk subjectief is en dat maakt het lastig te classificeren of te objectiveren. Men spreekt van normale vermoeidheid als er een duidelijk aanwijsbare reden is voor de klachten en de vermoeidheid afneemt na een periode van rust. Vermoeidheid wordt als abnormaal, of pathologisch, bestempeld als er geen duidelijke oorzaak is van de vermoeidheid, als de klachten niet afnemen na een rustperiode of als de moeheid de dagelijkse bezigheden in de weg zit. In de literatuur wordt ter verduidelijking gebruik gemaakt van de volgende indelingen: 1. Acute en chronische vermoeidheid 2. Fysieke en mentale vermoeidheid 3. Centrale en perifere vermoeidheid 4. Primaire en secundaire vermoeidheid De vermoeidheid die mensen met NAH ervaren, komt veelal overeen met de ervaren vermoeidheid die optreedt bij andere oorzaken. Er is echter één duidelijk verschil te benoemen; de vermoeidheid bij NAH treedt versneld op bij mentale en/of fysieke activiteiten en er is naderhand sprake van een suboptimaal herstel (Zedlitz, 2009). De vermoeidheid bij NAH ontstaat dus sneller en het duurt langer voordat de vermoeidheid afneemt en daarbij is de afname nooit volledig. Er blijft altijd sprake van restvermoeidheid, men keert nooit volledig terug op zijn oude energieniveau en voelt zich nooit helemaal uitgerust. Vooral mentale inspanning (activiteiten waarbij geheugen, aandacht en concentratie nodig zijn) leidt vaak tot snelle vermoeidheid en overmatig lange herstelperioden. Chauduri stelt in 2004 vast dat het hersenletsel de primaire oorzaak is van de vermoeidheid. Het hersenletsel gaat niet meer over, derhalve de vermoeidheid ook niet. De vermoeidheid bij NAH gaat vaak gepaard met (één van) de volgende klachten - Hoofdpijn
-
Verhoogde prikkelbaarheid Geheugen- en concentratieproblemen Intolerantieklachten (geluid, drukte, licht) Somberheid/spanning
Uit onderzoek is gebleken dat cliënten met hersenletsel meer energie (effort) moeten besteden om hetzelfde voor elkaar te krijgen, dan mensen zonder hersenletsel. Voor patiënten betekent dit dat ze eerder en sneller moe worden en dat zij nu langere tijd nodig hebben om te herstellen dan bijv voor hun herseninfarct. Deze theorie was het startpunt van een behandelprotocol dat als eerste in de Sint Maartenskliniek te Nijmegen is ontwikkeld. Dit behandelprotocol (COGRAT: cognitive & graded activity training) is op basis van de uitkomsten van een pilot studie verder aangepast. Cliënten leren er hun energie zuiniger te besteden, door het verkrijgen van meer inzicht in hun eigen energie/activiteitenpatroon en het aanleren van verschillende compensatiestrategieën. Daarnaast wordt op een veilige manier aan de opbouw van kracht en conditie gewerkt. COGRAT is onderzocht in acht revalidatiecentra in Nederland door middel van een gerandomiseerde gecontroleerde studie. Uit deze studie kwam, dat COGRAT de meeste patiënten (68%) kan helpen om hun vermoeidheid aanzienlijk te doen verminderen. COGRAT is daarmee de eerste effectieve behandeling voor Post Stroke Fatigue (vermoeidheid na een herseninfarct). Bovenstaand onderzoek is recent doorgetrokken naar de NAH cliënten groep in de GGZ instelling Pro Persona. Middels een activiteitenlijst/agenda en een op maat gemaakt persoonlijk graded activity programma zijn er een aantal cliënten geholpen en geven zij aan dat hun vermoeidheid is afgenomen en de kwaliteit van leven is toegenomen. 7. Literatuurlijst 7.1 literatuur ter ondersteuning van 6.1 Gemert & Minderaa (1997). Zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. Assen: Van Gorcum Hart, R. A. (1992). Children’s Participation: From Tokenism to Citizenship. Innocenti Essays, Unicef, Florence, Italy Jonker, J. & de Vries, A.D. (2009). Handboek Arbeid en Belastbaarheid. Houten: Bohn Staflue van Loghum. Winter, M. de (1995). Kinderen als medeburgers: kinder- en jeugdparticipatie als maatschappelijk opvoedingsperspectief. Utrecht: De Tijdstroom. 7.2 Literatuur ter ondersteuning van 6.2 NJI (2014) Dossier Jeugdparticipatie. Website: http://nji.nl/Jeugdparticipatie Geraadpleegd op: 05-10-2014 NJI (2014) Dossier Transitie Jeugdzorg. Website: http://nji.nl/Transitie-jeugdzorg Geraadpleegd op 05-10-2014 7.3 literatuur ter ondersteuning van 6.3
Koke & van Wilgen (2007). Graded Activity, een gedragsmatige behandelmethode voor paramedici. Houten: Bohn Staflue van Loghum. Zedlitz (2012). Cognitive and graded activity training can alleviate persistent fatigue after stroke: a randomized, controlled trial.