FYSIEKE BELASTING EN VROEGTIJDIGE REINTEGRATIE IN DE LEDER- EN SCHOENENBRANCHES Nulmeting, stand der techniek en mogelijke oplossingen
P299 9 januari 2003
drs. C.L. van der Burg, AStri drs. I.C. Draisma, vhp ergonomie ir. C.G.L. van Deursen, AStri ir. C.M.C. Schilder, vhp ergonomie dhr. J.A.M. Jongenelen Eur Erg, vhp ergonomie AStri Stationsweg 26 2312 AV Leiden
vhp ergonomie Huygensstraat 13A 2515 BD Den Haag
T.: F: E: W:
T: F: E: W:
071 – 512 49 03 071 – 512 52 47
[email protected] www.astri.nl
070 - 3892010 070 - 3892413
[email protected] www.vhp-ergonomie.nl
VOORWOORD
In dit rapport zijn de onderzoeksresultaten weergegeven van een nulmeting en de stand der techniek rond fysieke belasting en vroegtijdige reïntegratie in de lederen schoenenbranches. Het onderzoek is uitgevoerd door AStri en vhp ergonomie als voorbereiding op een mogelijk arboconvenant in deze branches. Opdracht voor dit onderzoek is verleend door de Stichting Structuurversterking Schoenindustrie, namens de BBC. Om de onderzoeksvragen adequaat te kunnen beantwoorden zijn meerdere onderzoeksactiviteiten uitgevoerd: vragenlijstonderzoek onder werknemers, telefonisch onderzoek onder werkgevers en informanten die de branches goed kennen, werkplekobservaties, documentenstudie, bezoeken aan voorloperbedrijven en expertmeetings. De belangrijkste resultaten hiervan vindt u terug in deze rapportage. De onderzoekers willen alle werknemers uit de leder- en schoenenbranches die hebben deelgenomen aan het vragenlijstonderzoek hartelijk danken voor hun medewerking. Ook bedanken we de werkgevers die bereid waren om observaties op de werkvloer te laten uitvoeren of mee te werken aan een telefonisch interview. Tot slot gaat onze dank uit naar de leden van de Branchebegeleidingscommissie (BBC) voor hun constructieve ondersteuning en feedback gedurende de onderzoeksfase. Wij hopen van harte dat dit onderzoek een stimulerende bijdrage zal leveren aan het optimaliseren van de fysieke arbeidsomstandigheden in de leder- en schoenenbranches en het verlagen van het ziekteverzuim.
Carla van Deursen Projectleider AStri
Ineke Draisma Projectleider vhp ergonomie
INHOUDSOPGAVE
1
INLEIDING 1.1 Arboconvenant leder- en schoenenbranches 1.2 Beschrijving leder- en schoenenbranches 1.3 Doelstellingen onderzoek 1.4 Leeswijzer
1 1 1 2 3
2
ONDERZOEKSOPZET 2.1 Opzet in hoofdlijnen 2.2 Schriftelijke vragenlijst onder werknemers 2.3 Expertmeetings 2.3.1 Expertmeeting bepaling fysiek belastende functies 2.3.2 Expertmeeting oplossingen fysieke belasting 2.3.3 Expertmeeting vroegtijdige reïntegratie 2.4 Objectieve metingen fysieke belasting 2.5 Telefonische interviews 2.6 Documentenstudie 2.7 Bezoeken voorloperbedrijven 2.8 Analyse WAO-gegevens UWV
5 5 7 9 10 11 12 13 16 17 17 18
3
BRANCHEBESCHRIJVING 3.1 Omvang van de branches 3.2 Structuur van de branches
19 19 20
4
FYSIEKE BELASTING: NULMETING 4.1 Inleiding 4.2 Fysiek belastende factoren volgens werknemers 4.2.1 Lichamelijk zwaar werk 4.2.2 Fysieke belastingsvormen 4.2.3 Gevaarlijke stoffen 4.3 Mening van werkgevers en kenners van de branche over fysieke belasting 4.3.1 Lederindustrie 4.3.2 Orthopedische schoenindustrie 4.3.3 Schoenherstellersbranche 4.4 Uitkomsten werkplekobservaties 4.4.1 Lederfabrikanten 4.4.2 Orthopedische schoenindustrie 4.4.3 Schoenherstellersbranche
25 25 26 26 29 34 35 35 36 37 37 37 41 42
4.5
5
4.4.4 Conclusie fysiek belastende werkzaamheden in de drie branches Gevolgen van fysieke belasting in het werk voor de gezondheid 4.5.1 Klachten aan het bewegingsapparaat en RSI 4.5.2 Verband tussen werk, gezondheid en ziekteverzuim
44 44 45 47
FYSIEKE BELASTING: STAND DER TECHNIEK 5.1 Inleiding 5.2 Arbeidsomstandighedenbeleid volgens werknemers 5.3 Maatregelen ten behoeve van arbeidsomstandigheden volgens werkgevers 5.4 Maatregelen ten behoeve van arbeidsomstandigheden op brancheniveau
53 53 53
6
FYSIEKE BELASTING: OPLOSSINGEN 6.1 Inleiding 6.2 Stand van de wetenschap 6.3 Oplossingen fysieke belasting 6.3.1 Lederindustrie 6.3.2 Orthopedische schoenindustrie 6.3.3 Schoenherstellersbranche
63 63 63 64 64 66 69
7
VERZUIM EN REÏNTEGRATIE: NULMETING 7.1 Inleiding 7.2 Zelfgerapporteerde verzuimcijfers 7.2.1 Omvang en aard van het ziekteverzuim 7.2.2 Oorzaken van het ziekteverzuim 7.3 WAO-instroom in 2002 volgens UWV-gegevens 7.4 Omvang ziekteverzuim en WAO volgens werkgevers
71 71 71 71 75 77 79
8
VERZUIM EN REÏNTEGRATIE: STAND DER TECHNIEK 8.1 Inleiding 8.2 Vragenlijstonderzoek werknemers 8.3 Verzuim en reïntegratie: stand der techniek volgens werkgevers 8.4 Verzuim en reïntegratie: stand der techniek volgens kenners van de branche 8.4.1 Verzuimbeleid en vroegtijdige reïntegratie 8.4.2 Arbodiensten 8.4.3 Ziekteverzuimregistratie
83 83 83 86
57 58
90 91 94 97
9
10
VERZUIM EN REÏNTEGRATIE: OPLOSSINGEN 9.1 Voorselectie maatregelen 9.2 Toetsing middels expertmeeting 9.3 Toolkit verzuim- en reïntegratiebeleid op bedrijfsniveau 9.4 Branche informatie- en/of coördinatiepunt rond verzuim en reïntegratie 9.5 Maatwerkcontract met de arbodienst (Service Level Agreement) 9.6 Cursus verzuimbegeleiding voor leidinggevenden 9.7 Branchemonitoringsysteem ziekteverzuim
104 106 109 111
AANBEVELINGEN 10.1 Inleiding 10.2 Kerngetallen fysieke belasting anno 2003 10.3 Aanbevolen maatregelen fysieke belasting 10.4 Kerngetallen nulmeting verzuim en vroegtijdige reïntegratie 10.5 Aanbevolen maatregelen verzuim en vroegtijdige reïntegratie
115 115 116 116 118 118
BIJLAGE. DE WERKNEMERSVRAGENLIJST
99 99 99 101
121
1
1
1.1
INLEIDING
Arboconvenant leder- en schoenenbranches In januari 2003 hebben de sociale partners in de lederindustrie, lederwarenindustrie, schoenindustrie, orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche (NVOS, FNS, HBA, NBLK, FNL, NSV, FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond en De Unie) en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een intentieverklaring ondertekend om te komen tot een arboconvenant op het gebied van fysieke belasting, oplosmiddelen en vroegtijdige reïntegratie.1 De Branchebegeleidingscommissie (BBC) voor het arboconvenant in deze vijf branches heeft bureau AStri en vhp ergonomie opdracht gegeven om gezamenlijk de nulmeting uit te voeren en de stand der techniek te bepalen van de convenantenthema’s fysieke belasting en vroegtijdige reïntegratie. Het onderdeel fysieke belasting is alleen meegenomen voor de lederindustrie, orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche. De vertegenwoordigers van de lederwarenindustrie en de schoenindustrie zijn van mening dat meting van de fysieke belasting niet zinvol is vanwege de grote diversiteit van functies en werkzaamheden. Het onderdeel vroegtijdige reïntegratie is voor alle vijf branches meegenomen. In dit rapport wordt verslag gedaan van de bevindingen.
1.2
Beschrijving leder- en schoenenbranches De lederindustrie, lederwarenindustrie, schoenindustrie, orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche omvatten bedrijven die zich beroepsmatig bezighouden met het vervaardigen van leder, het vervaardigen en verkopen van lederwaren en het herstellen en vervaardigen van maat- en orthopedische schoenen. In het vervolg duiden we deze vijf branches aan als de ‘leder- en schoenenbranches’. In totaal vallen rond de 1.500 bedrijven onder deze branches (waaronder een kleine 900 zelfstandige schoenherstellers), met tezamen ongeveer 4.000 werknemers (zie ook paragraaf 3.2).
1
Arbointentieverklaring leder- en lederwarenindustrie, (orthopedische) schoenindustrie en schoenherstellers inzake vermindering van blootstelling aan gevaarlijke stoffen, in het bijzonder aan oplosmiddelen, alsmede het realiseren van kwantificeerbare maatregelen inzake terugdringing fysieke belasting en reïntegratie in het eerste ziektejaar. Den Haag: Ministerie van SZW, 2003.
2
1.3
Doelstellingen onderzoek Fysieke belasting Het onderzoek naar de fysieke belasting – uitgevoerd in de lederindustrie, orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche – heeft de volgende vier doelstellingen: 1. 2. 3. 4.
het bepalen van de mate waarin het werk in de drie branches fysiek belastend is; het bepalen van de aard van de fysieke belasting; het vaststellen van de maatregelen die momenteel in de branches worden toegepast voor het reduceren of elimineren van fysieke belasting; het aandragen van potentiële oplossingen en bijbehorende randvoorwaarden en effecten voor het reduceren of elimineren van fysieke belasting.
Vroegtijdige reïntegratie Het onderzoek omtrent vroegtijdige reïntegratie – uitgevoerd in alle vijf branches – heeft de volgende drie doelstellingen: 1.
2.
3.
Het geven van inzicht in de omvang van het ziekteverzuim en WAOinstroom, mede in relatie tot de arbeidsrisico’s fysieke belasting en oplosmiddelen; Het in kaart brengen van interventies en maatregelen die momenteel in de betreffende branches worden toegepast in het kader van vroegtijdige reïntegratie; Het aandragen van potentiële maatregelen voor het bevorderen van de vroegtijdige reïntegratie in de betreffende branches.
De doelstellingen zijn vertaald in een aantal onderzoeksvragen, welke in de inleiding van elk hoofdstuk worden weergegeven.
3
1.4
Leeswijzer In hoofdstuk 2 van dit rapport wordt de onderzoeksopzet beschreven. In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving van de vijf branches gegeven op basis van informatie uit de schriftelijke enquête die uitgezet is onder een steekproef van werknemers. In hoofdstuk 4 tot en met 6 worden de resultaten met betrekking tot fysieke belasting gepresenteerd. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de nulmeting, in hoofdstuk 5 komt de stand der techniek aan bod en hoofdstuk 6 bespreekt de oplossingen voor fysieke belasting. In hoofdstuk 7 tot en met 9 worden de resultaten met betrekking tot vroegtijdige reïntegratie gepresenteerd: achtereenvolgens de nulmeting, de stand der techniek en de oplossingen voor verzuim en reintegratie. Ten slotte worden in hoofdstuk 10 aanbevelingen gepresenteerd.
5
2
2.1
ONDERZOEKSOPZET
Opzet in hoofdlijnen Het onderzoek concentreert zich op de twee hoofdthema’s fysieke belasting en vroege reïntegratie. Zijdelings wordt ook aandacht besteed aan de blootstelling aan schadelijke stoffen. Het onderzoek betreft zowel een nulmeting, als het in kaart brengen van de stand der techniek, als het aandragen van oplossingen die kunnen worden opgenomen in het plan van aanpak bij het arboconvenant. Voor de verschillende onderdelen worden deels afzonderlijke en deels gecombineerde onderzoeksinstrumenten gebruikt. Het gaat om de volgende zeven instrumenten: 1. schriftelijke vragenlijst onder werknemers; 2. expertmeetings (drie verschillende); 3. objectieve metingen fysiek belastende werkzaamheden; 4. telefonische interviews met werkgevers en kenners van de branche; 5. documentenstudie / verkennend onderzoek; 6. bezoek aan voorloperbedrijven; 7. analyse WAO-gegevens UWV. In tabel 2.1 wordt weergegeven welke onderzoeksinstrumenten voor elk onderzoeksonderdeel worden ingezet. De zeven onderzoeksinstrumenten worden kort beschreven in de paragrafen 2.2 t/m 2.8. In paragraaf 2.4 wordt daarbij een definitie van fysieke belasting gegeven.
6
Tabel 2.1 Samenvatting onderzoeksopzet FYSIEKE BELASTING Nulmeting fysieke belasting (hoofdstuk 4)
Vragenlijstonderzoek werknemers (A)*
Expertmeeting voor het specificeren van fysiek belastende beroepsgroepen
Objectieve meting van fysiek belastende werkzaamheden
Stand der techniek fysieke belasting (hoofdstuk 5)
Documentenstudie / verkennend onderzoek
Bezoek aan voorloperbedrijven
Vragenlijstonderzoek onder werknemers (A)
Telefonische interviews met werkgevers en kenners van de branche (B)
Oplossingen fysieke belasting (hoofdstuk 6)
Expertmeeting voor het vaststellen van oplossingen fysieke belasting
VROEGTIJDIGE REÏNTEGRATIE Nulmeting ziekteverzuim en WAO (hoofdstuk 7)
Vragenlijstonderzoek onder werknemers (A)
Analyse van WAO-gegevens UWV
Stand huidige maatregelen vroegtijdige reïntegratie (hoofdstuk 8)
Documentenstudie / verkennend onderzoek
Telefonische interviews met werkgevers en kenners van de branche (B)
Vragenlijstonderzoek onder werknemers (A)
Documentenstudie / verkennend onderzoek
Potentiële maatregelen vroegtijdige reïntegratie (hoofdstuk 9)
Telefonische interviews met werkgevers en kenners van de branche (B)
Expert meeting voor het bepalen van maatregelen vroege reïntegratie
* De letters achter de onderzoeksactiviteiten geven aan dat met één onderzoeksinstrument voor meerdere deelonderzoeken gegevens worden verzameld.
7
2.2
Schriftelijke vragenlijst onder werknemers
Inhoud van de vragenlijst Onder 3.000 werknemers in de leder- en schoenenbranches is een vragenlijst uitgezet met de titel ‘Arbeidsomstandigheden en gezondheid’ (zie bijlage 1). De vragenlijst bestond uit de volgende acht onderdelen: A. persoonsgegevens, B. klachten aan het bewegingsapparaat, C. ziekteverzuim in afgelopen 12 maanden, D. ziekteverzuim in afgelopen 2 maanden, E. verzuimbeleid, F. werken met oplosmiddelen e.d., G. lichamelijke belasting, H. arbeidsomstandigheden. De onderdelen A, B, C, D, E, G en H betreffen standaardmodules uit de ‘Monitor Arboconvenanten’ van het ministerie van SZW2, soms aangevuld met enkele relevante vragen uit andere bron. De vragen over ‘oplosmiddelen’ (F) zijn door AStri geformuleerd, in samenspraak met de BBC. Van de vragenlijst zijn twee versies samengesteld: een volledige versie voor de lederindustrie, de orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche (onderdelen A t/m H), en een verkorte versie voor de lederwarenindustrie en de schoenindustrie (onderdelen A t/m F). In de bijlage is alleen de lange versie weergegeven. Steekproeftrekking De steekproeftrekking en aanschrijving zijn verzorgd door UWV. AStri heeft UWV daartoe verzocht om uit elk van de vijf branches een willekeurige steekproef van 600 werknemers te trekken en hen een vragenlijst te sturen. Voor de afbakening van de branches is gebruik gemaakt van de indelingslijst van Sociale Verzekeringssectoren, zoals UWV deze selecteert. De afbakening is weergegeven in tabel 2.2.
2
Lebbink, M., J. Prins, L. Dijkstra, R.J. Fortuin & J.P.J. Broersen (2002). Monitor Arboconvenanten: Vragenlijstmodules en toelichting voor branches. Amsterdam: SKB/ Den Haag: Ministerie van SZW.
8
Tabel 2.2. Afbakening van de branches op basis van de UWV-code UWVUWV-code onderdeel
aantal
versie vragenlijst
UWV-omschrijving branche
11-011
Gak
300
lang
Orthopedisch bedrijf
17-4
Cadans
300
lang
Maatschoenbedrijven
17-3
Cadans
600
lang
Schoenreparatiebedrijven
27-063
Gak
600
kort
Schoenfabrikanten
27-064
Gak
600
kort
Lederwaren- en kofferfabrikanten
27-065
Gak
600
lang
Leerfabrikanten (inclusief leerlooierijen)
UWV heeft in april 2003 een vragenlijst verstuurd naar het huisadres van de werknemers met daarbij een begeleidende UWV-brief en een antwoordenvelop met daarop het antwoordadres van AStri gedrukt. Op de binnenkant van het voorblad van de vragenlijst is een ‘brief’ van de BBC gedrukt, met een toelichting op de inhoud en het doel van het onderzoek. Bijna drie weken later hebben alle aangeschrevenen een rappelbrief ontvangen. In totaal heeft men vijf weken de tijd gekregen om de vragenlijst aan AStri te retourneren. Respons In totaal zijn 1.013 vragenlijsten vóór de sluitingstermijn ingevuld geretourneerd, hetgeen neerkomt op een responspercentage van 35 procent. Een deel van de 1.013 ingevulde geretourneerde vragenlijsten (66 stuks) bleek achteraf niet geschikt voor opname in het onderzoek, omdat de betreffende respondenten buiten de doelgroep (werkzaam in leder- en schoenenbranches) vielen. Na verwijdering van deze gevallen bleven er 947 werknemers over, waarop de uiteindelijke analyses gebaseerd zijn. Dit betreft 32 procent van de aangeschrevenen. Er zijn twee bronnen van informatie over de branche waarin een respondent werkzaam is: de branche waaruit men volgens UWV afkomstig is en de branche die men aankruist in de vragenlijst. Deze blijken niet altijd overeen te komen. Zo kruisen veel ‘schoenherstellers’ aan dat ze in de orthopedische schoenindustrie werkzaam zijn. Voor de uiteindelijke analyse is uitgegaan van de branche zoals de respondenten die zelf aankruisten. Deze aantallen zijn in tabel 2.3 weergegeven.
9
Tabel 2.3 Aantal respondenten per branche op de werknemersenquête branche
aantal
lederindustrie
181
lederwarenindustrie
190
schoenindustrie
261
orthopedische schoenindustrie
179
schoenherstellers
136
totaal
947
Geen (representatieve) totaalcijfers Bij de steekproeftrekking is ervoor gekozen van elke branche evenveel werknemers aan te schrijven. Dit om voor elke branche afzonderlijke de kerncijfers met betrekking tot fysieke belasting en vroegtijdig reïntegratie te kunnen presenteren. Mede hierdoor vormen de verhoudingen tussen het aantal respondenten per branche echter geen weerspiegeling van de werkelijkheid in de schoen- en lederbranches als geheel. Om de resultaten van de werknemersenquête voor de vijf branches samen te nemen, en aldus te kunnen spreken van een totaalgemiddelde, zouden de uitkomsten gewogen moeten worden naar rato van het aantal werknemers per branche. Mede gezien het feit dat de branches waarschijnlijk afzonderlijk convenantafspraken zullen maken, is er dit rapport niet voor gekozen om de resultaten van de werknemersenquête voor de vijf branches samen te voegen. Alle kerncijfers worden per branche afzonderlijk weergegeven. Alleen bij uitsplitsingen naar leeftijd, geslacht en andere achtergrondkenmerken worden totaalcijfers weergegeven. De aantallen per afzonderlijke branche zijn namelijk te klein voor het maken van dergelijke uitsplitsingen. Deze totaalcijfers kunnen niet als representatief voor de totale schoen- en lederbranches worden beschouwd. Doel van de uitsplitsing naar achtergrondkenmerken is echter niet het geven van representatieve cijfers, maar het aanwijzen van risicogroepen. Voor dit laatste is representativiteit niet noodzakelijk.
2.3
Expertmeetings Een expertmeeting is een bijeenkomst van deskundigen en/of kenners van de branche. Onder leiding van onderzoekers wordt daarbij getracht overeenstemming te bereiken over de invulling van een bepaald thema. In dit onderzoek zijn rond drie thema’s expertmeetings gehouden, namelijk: 1. bepaling van de fysiek meest belastende functies; 2. oplossingen voor fysieke belasting;
10
3.
maatregelen voor vroegtijdige reïntegratie.
Dit wordt hieronder per thema toegelicht.
2.3.1
Expertmeeting bepaling fysiek belastende functies Doel Doelstelling van de expertmeeting was om met deskundigen uit de lederindustrie, de orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche te bepalen voor welke beroepsgroepen de fysieke belasting het hoogst is. Op basis hiervan wordt bepaald bij welke beroepsgroepen observaties van de fysieke belasting zullen worden uitgevoerd. Deelnemers Aan de expertmeeting hebben deelgenomen: beleidsmedewerker SZW; machine/werkplaatsinrichter (ex-schoenhersteller); werkgever schoenherstellersbranche (tevens lid BBC); werkgever orthopedische schoentechnici (tevens lid BBC); bedrijfsfysiotherapeut namens orthopedische schoentechnici; werkgever lederfabrikant (was op het laatste moment verhinderd, is kort daarna bezocht op zijn bedrijf); onderzoekers van vhp ergonomie. Werkwijze Tijdens de expertmeeting is het bedrijfsproces van de drie branches in kaart gebracht. Voor de lederbranche en de orthopedische schoenindustrie is dit mede aan de hand van websites gedaan, waarop het productieproces door middel van foto’s inzichtelijk gemaakt wordt (onder andere www.hdos.nl en www.hulshof.com, www.peruma.nl. Voor de schoenherstellersbranche is het handboek Functiewaardering Schoentechniek (2002) gebruikt. Per stap in het proces is door de experts een inschatting gemaakt van hoe zwaar deze werkzaamheden ervaren worden en welk percentage van de dag ze worden uitgevoerd. In het vervolg van deze rapportage wordt gesproken over fysiek belastende werkzaamheden in plaats van beroepsgroepen of functies. De beroepsgroepen of functies blijken namelijk slecht vergelijkbaar tussen de bedrijven, terwijl de werkzaamheden an sich goed herkenbaar zijn tussen bedrijven.
11
2.3.2
Expertmeeting oplossingen fysieke belasting Doel Doelstelling van deze expertmeeting was om onder deskundigen uit de branches te toetsen welke oplossingen voor fysieke belasting toepasbaar en haalbaar zijn in de lederindustrie, de orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche, en daarmee aanbevolen kunnen worden voor opname in het plan van aanpak. Deelnemers De expertmeeting is gesplitst in een bijeenkomst voor de schoenherstellers en orthopedische schoentechnici en in een bijeenkomst voor de lederindustrie: Bij de expertmeeting van de schoenherstellers en orthopedische schoentechnici waren aanwezig: een adviseur arbeidsvoorwaarden werkzaam in de leder- en schoenenbranches (tevens lid van de BBC); een deskundige van een arbodienst; twee werkgevers en één medewerker uit drie orthopedische schoentechnische bedrijven; een bedrijfsfysiotherapeut namens de orthopedische schoentechnici; een werkgever uit de schoenherstellersbranche (lid BBC); drie leveranciers van machines en hulpmateriaal aan de schoenherstellers en orthopedische schoentechnici; de onderzoekers van vhp ergonomie. Op de expertmeeting van de Lederfabrikanten waren aanwezig: een deskundige van een arbodienst; een arbocoördinator van een lederfabriek; een werkgever/technisch directeur van een lederfabriek; een zelfstandig adviseur werkzaam in de lederindustrie; een leverancier van machines in de lederbranche; de onderzoekers van vhp ergonomie. Twee directeuren van lederfabrieken hebben hun commentaar per post aangeleverd. Werkwijze Er is een werkdocument voor de lederindustrie én een werkdocument voor de orthopedische schoenindustrie en schoenherstellersbranche gemaakt. Alle deelnemers kregen ter voorbereiding het werkdocument van hun branche toegestuurd. De werkdocumenten bevatten elk circa 30 oplossingen. De deelnemers is verzocht deze van opmerkingen en vragen te voorzien. De commentaren, gegevens
12
en opmerkingen bij de werkdocumenten zijn na afloop van beide meetings verzameld en verwerkt. In de expertmeetings is ingegaan op drie categorieën van oplossingen, namelijk: oplossingen voor gedrag, organisatie en de werkplek. Bij elk type oplossing is bepaald of er voldoende oplossingen zijn, of deze adequaat en haalbaar in deze branche zijn of wellicht nader uitgewerkt dienen te worden. Tevens is gekeken of er nog oplossingen ontbraken. Het werkdocument voor de lederindustrie is naar aanleiding van de expertmeeting een keer extra onder de loep genomen samen met een adviseur uit de lederindustrie en daarna ter inzage aan twee vertegenwoordigers van de FNL voorgelegd. De uitkomsten van deze meetings én van de gemaakte opmerkingen in de werkdocumenten zijn verwerkt in het uiteindelijke oplossingenboek3.
2.3.3
Expertmeeting vroegtijdige reïntegratie Doel Doel van de expertmeeting was om onder deskundigen uit de branches te toetsen welke maatregelen voor vroege reïntegratie van zieke werknemers toepasbaar en haalbaar zijn in de leder- en schoenenbranches, en daarmee aanbevolen kunnen worden voor opname in het plan van aanpak. Deelnemers De expertmeeting werd gehouden op het ministerie van SZW, waaraan werd deelgenomen door: een vertegenwoordiger van de werknemersorganisatie FNV; een bedrijfsarts van Commit; een sectormanager van ArboNed; werkgeversvertegenwoordigers van vier van de vijf branches; een adviseur van de lederindustrie; SZW vertegenwoordiger en tevens lid van de BBC voor het convenant; twee onderzoekers van AStri. Voor de orthopedische schoenindustrie was op de geplande datum niemand beschikbaar. Drie werkgevers uit deze branche hebben echter schriftelijk gereageerd op het werkdocument. Werkwijze Alle deelnemers kregen ter voorbereiding een werkdocument met negen vroegtijdige reïntegratiemaatregelen opgestuurd. De negen maatregelen zijn besproken in 3
Draisma, I.C., C.M.C. Schilder, J.A.M. Jongenelen (2003). Oplossingenboek fysieke belasting in de leder- en schoenenbranches: bijlagenrapport met meetverslagen en oplossingen. Leiden/Den Haag: AStri / vhp ergonomie
13
de expertmeeting. Daarbij kwamen achtereenvolgens aan de orde: het draagvlak, de concrete invulling, te verwachten knelpunten voor implementatie en randvoorwaarden voor succesvolle implementatie. Alle in de expertmeeting gemaakte opmerkingen zijn genotuleerd. Aan het einde van de bijeenkomst is een formulier uitgereikt met daarop de 9 maatregelen. Verzocht is elke maatregel een rapportcijfer toe te kennen die de relevantie van de maatregel voor de branche uitdrukt. Ook zijn de werkdocumenten met daarin de opmerkingen van de deelnemers na afloop van de meeting verzameld. Op basis van de notulen, de ingevulde werkdocumenten en de gemiddelde rapportcijfers, is door de onderzoekers een selectie van voor het arboconvenant geschikte vroegtijdige reïntegratiemaatregelen gemaakt.
2.4
Objectieve metingen fysieke belasting Definitie fysieke belasting Onder fysieke belasting wordt verstaan de belasting van het bewegingsapparaat. Dit omvat het gehele stelsel van spieren, botten, pezen en gewrichten. Bij fysieke belasting worden een zestal vormen onderscheiden4. Deze vormen worden hieronder genoemd en inclusief subvormen toegelicht:
Tillen en dragen: tillen is het verticaal handmatig verplaatsen van lasten; dragen is het horizontaal lopend verplaatsen van lasten.
Duwen en trekken: duwen en trekken met alleen armen en/of benen; duwen en trekken met het hele lichaam.
Trillen en schokken: trillen en schokken die via een steunvlak op het hele lichaam inwerken; trillen en schokken die via apparaten op de handen en armen inwerken.
Werkhoudingen: dynamische werkhoudingen betreft het in beweging zijn;
4
Peereboom, K.J. (2002). Handboek Fysieke belasting. Den Haag: Sdu Uitgevers.
14
-
statische werkhoudingen betreft het langere tijd in dezelfde houding werken.
Repeterende bewegingen: repeterende bewegingen betreft het gedurende minimaal een uur achter elkaar of 2 uur per dag vrijwel continu maken van dezelfde of soortgelijke bewegingen.
Energetische belasting: energetische belasting is het door zware arbeid belasten van bloedsomloop, ademhaling en stofwisseling.
De kwantitatieve omvang van de fysieke belasting wordt bepaald door de duur, frequentie en intensiteit waarmee de werknemer is blootgesteld aan fysiek belastende factoren in zijn werkomgeving. Meestal is in een werksituatie sprake van een combinatie van fysiek belastende factoren, bijvoorbeeld tillen in een slechte houding of met trillend gereedschap langdurig in een zelfde houding werken. Uit onderzoek is bekend dat regelmatige blootstelling aan een te hoge mate van fysieke belasting de kans op het ontstaan van klachten aan het bewegingsapparaat vergroot. Normstelling werkplekobservaties fysieke belasting Bij de werkplekobservaties is gebruik gemaakt van de normstelling zoals gehanteerd in het handboek fysieke belasting. Deze bestaat uit het in tabel 2.4 opgenomen stoplichtmodel. Tabel 2.4 Stoplichtmodel fysieke belasting geen risico op gezondheidsschade, geen knelpunt mogelijk risico op gezondheidsschade, mogelijk knelpunt risico op gezondheidsschade, knelpunt
Voor elk van de zes vormen van fysieke belasting is de bijlage bij het oplossingenboek in maat en getal uiteengezet welke methoden toegepast zijn. In deze bijlage is eveneens voor alle vormen van fysieke belasting aangegeven welke grenswaarden gehanteerd zijn voor een beoordeling: rood.
groen,
oranje of
Doel werkplekobservaties De uitkomsten uit het vragenlijstonderzoek geven aan hoe werknemers in de drie
15
branches de lichamelijke belasting in hun werk ervaren. Om daarnaast nauwkeurig vast te stellen in welke mate in de praktijk sprake is van fysieke belasting zijn werkplekobservaties uitgevoerd. Deze werkplekobservaties geven een preciezer en objectiever beeld van de vorm van fysieke belasting en de omstandigheden waarin deze plaats vindt. Een nauwkeurig beeld van de omstandigheden waarin fysieke belasting optreedt maakt het mogelijk gericht oplossingen te zoeken, te selecteren en toe te passen. Inhoud werkplekobservaties Tijdens de werkplekobservaties is voor een aantal geselecteerde werkzaamheden met ‘state of the art’ instrumenten gemeten in welke mate sprake is van fysieke belasting. Gebruik is gemaakt van de methode handboek fysieke belasting5. Deze methode is in het najaar 2002 geheel aangepast aan de laatste stand der wetenschap en techniek en uitgerust met het software pakket Fysibel©. Meetuitkomsten zijn ingevoerd in de computer waarna met Fysibel© de fysieke belasting is geanalyseerd. Selectiecriteria Voor de observaties zijn de werkzaamheden geselecteerd welke in de expertmeeting als belastend waren beoordeeld. Voor een overzicht van deze werkzaamheden zie de bijlage in het oplossingenboek. Tevens is bij elk werkbezoek aan de contactpersoon gevraagd of er nog aanvullende werkzaamheden als fysiek belastend worden ervaren. Voor zover aanwezig zijn deze werkzaamheden meegenomen in de metingen. Planning en uitvoering werkplekobservaties Voor de selectie van bedrijven voor de werkplekobservaties is gebruik gemaakt van een lijst met representatieve bedrijven die is aangeleverd door de werkgeversorganisaties en door de experts tijdens de startmeeting ‘bepaling fysiek belastende functies’. In de bijlage bij het oplossingenboek (in de tabel met meetverslagen) staat een overzicht van de geselecteerde bedrijven waar de werkplekobservaties zijn uitgevoerd. De geselecteerde werkzaamheden zijn bij verschillende bedrijven geobserveerd. Dit betrof in totaal 12 meetdagen.
5
Peereboom, K.J. (2002). Handboek Fysieke Belasting. Den Haag: Sdu Uitgevers.
16
2.5
Telefonische interviews Met twee verschillende doelgroepen zijn telefonische interviews gehouden, namelijk met werkgevers uit de vijf branches en met kenners van de branches. De werkwijze wordt hieronder per doelgroep toegelicht. Werkgevers Ten behoeve van de telefonische interviews hebben alle branchevertegenwoordigers uit de BBC AStri een lijst verstrekt met de namen, adressen en telefoonnummers van 15 werkgevers. Alleen de schoenherstellers hebben alle werkgevers doorgegeven. Alle te benaderen werkgevers hebben vooraf van AStri een brief ontvangen waarin het doel van het onderzoek is uiteengezet, met daarbij de gesprekspuntenlijst. Vervolgens zijn ze telefonisch benaderd door de interviewer (medewerker van AStri), om een afspraak te maken. Van alle interviews zijn verslagen gemaakt aan de hand van een vaste structuur. Tijdens het interview zijn de volgende onderwerpen, op open wijze, aan de orde gekomen: kenmerken bedrijf, ziekteverzuim en WAO, fysieke belasting, maatregelen tegen fysieke belasting, RI&E, verzuimbeleid, Wet Verbetering Poortwachter, arbodienst, motieven, belemmeringen en behoeften rond voeren verzuimbeleid. Het streven was binnen alle branches 10 werkgevers te interviewen, maar dit bleek in twee branches niet haalbaar. Het uiteindelijk aantal interviews was 10 in de lederindustrie, schoenindustrie en orthopedische schoenindustrie, 8 in de lederwarenindustrie en 4 bij de schoenherstellers. De interviewers hebben van elk interview een verslag van circa twee pagina’s A4 gemaakt, waarbij een vaste structuur is aangehouden. Deze verslagen vormen de basis voor de analyse, zoals die in voorliggend rapport is weergegeven. Kenners van de branche Met zeven kenners van de branches zijn telefonische interviews gehouden. De namen zijn (direct of indirect) verkregen via de BBC-leden. Van elk van de vijf branches is een vertegenwoordiger van de brancheorganisatie geïnterviewd (FNL, NBLK, FNS, NVOS, NSV). De andere twee branchekenners waren afkomstig van arbodiensten: Arboned over de schoenindustrie en lederwarenbranche en Commit over de orthopeden en schoenherstellers. De vragenlijsten voor de werkgevers zijn daarbij als uitgangspunt genomen, waarbij telkens de onderwerpen die niet van toepassing waren geschrapt zijn, en de vragen over andere onderwerpen zijn geherformuleerd van werkgevers- naar branche- en arbodienstniveau. De verdere verwerking van de interviews is identiek aan die van de werkgevers.
17
2.6
Documentenstudie Bij het verkennen van fysiek belastende beroepen in de branches, de huidige stand van maatregelen op het terrein van vroege reïntegratie en de mogelijke nieuwe maatregelen zijn de volgende bronnen geraadpleegd: Literatuur De bibliotheek en het oplossingenarchief van vhp ergonomie alsmede de bestanden dan wel bibliotheken van het Ministerie van SZW, UWV en TNO Arbeid zijn doorzocht op de trefwoorden ‘arboconvenant’, ‘reïntegratie’, ‘fysieke belasting’ en ‘arbeidsomstandigheden’. Daarnaast zijn documenten, aangeleverd door werkgevers en werknemersorganisaties in de leder- en schoenenbranches, bestudeerd. De oplossingen zoals beschreven in vergelijkbare onderzoeken (arboconvenant mobiliteitsbranches, arboconvenant wonen, arboconvenant houthandel-, timmer- en meubelfabrieken, arboconvenant installatie- en isolatiebranches) zijn beoordeeld op relevantie voor de leder- en schoenenbranches. De methode ‘Handboek fysieke belasting’ is gebruikt voor de werkplekobservaties. Internet Op het internet is gezocht naar (combinaties van) zoektermen als leerlooierij, leerindustrie, orthopedische schoentechnici, schoenhersteller, hakkenbar, ergonomie, arbeidsomstandigheden, fysieke belasting. Voor alle technische oplossingen opgenomen in het oplossingenboek is op het internet op productsoort, merknaam en leveranciersgegevens gezocht naar specificaties en alternatieve leveranciers en toepassingen. Leveranciers Op de vakbeurs van schoenherstellers en orthopedische schoentechnici van maart 2003 te Arnhem, is met diverse leveranciers van gereedschappen, hulpmiddelen en materialen gesproken om na te gaan welke oplossingen zij kennen en welke eventuele aangepaste oplossingen mogelijk zouden kunnen zijn. Enkele bekende leveranciers hebben deelgenomen aan de expertmeeting ‘oplossingen fysieke belasting’. Zij hebben tijdens deze meeting aanvullende oplossingen ingebracht.
2.7
Bezoeken voorloperbedrijven In totaal zijn vier voorloperbedrijven bezocht: twee lederfabrikanten, één orthopedisch schoentechnisch bedrijf en één schoenherstellersbedrijf. De doelstelling van deze bezoeken was vierledig:
18
-
-
nader vaststellen welke werkzaamheden binnen de verschillende beroepsgroepen onder welke werkomstandigheden uitgevoerd worden; welke werkzaamheden en locatie kenmerken een relatie hebben met fysiek zwaar werk; welke maatregelen de voorloperbedrijven reeds inzetten dan wel kennen om enerzijds fysiek zwaar werk te voorkomen en anderzijds werk in brede zin efficiënter, veiliger en gezonder te maken; toetsen van een door de onderzoekers opgestelde conceptlijst met oplossingen. Welke oplossingen zijn bruikbaar? Welke oplossingen dienen verder uitontwikkeld te worden? Welk type oplossingen ontbreken? Antwoorden op deze vragen hebben de onderzoekers richting gegeven in het vervolgonderzoek naar oplossingen.
Tevens zijn tijdens het bezoek aan deze voorloperbedrijven werkplek observaties uitgevoerd en metingen fysieke belasting verricht. Op deze manier zijn extra meetgegevens verkregen.
2.8
Analyse WAO-gegevens UWV Bij UWV zijn de basisgegevens opgevraagd voor de berekening van de WAOinstroom- en uitstroompercentages. Gevraagd is deze uit te splitsen naar branche, geslacht, leeftijd en diagnosehoofdgroep (bewegingsapparaat en overig). Tevens is gevraagd om aan te geven hoeveel werknemers in de WAO zijn gekomen, met een diagnose die het gevolg kan zijn van het werken met de in de branches gebruikte schadelijke stoffen. Het betreft de volgende diagnoses: B201 (leukemie), D611 (contacteczeem), D679 (pigmentatiestoornis), N604 (OPS) en N615 (polyneuropathie). Over deze mogelijke beroepsgebonden aandoeningen hebben wij advies gekregen van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten.
19
3
BRANCHEBESCHRIJVING
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de vijf leder- en schoenenbranches. Eerst wordt het aantal bedrijven en werknemers binnen elke branche beschreven. Vervolgens wordt de structuur van de branches beschreven. Dit laatste gebeurt aan de hand van informatie verkregen uit de schriftelijke enquête die onder de werknemers is uitgezet (zie paragraaf 2.2).
3.1
Omvang van de branches Tabel 3.1 geeft een overzicht van de omvang van de vijf branches: het aantal bedrijven en het aantal werknemers binnen elke branche. De cijfers voor de leder- en lederwarenindustrie, schoenenfabrikanten en schoenherstellers betreffen actuele opgaven van BBC-leden (november 2003). De cijfers voor de orthopedische schoenindustrie zijn uit eigen verschillende bronnen afkomstig en geverifieerd door de BBC. De lederindustrie is de kleinste van de vijf branches, zowel wat het aantal bedrijven als het aantal werknemers betreft. Wat het aantal bedrijven betreft is de schoenherstellersbranche het grootst. Hier zitten veel eenmanszaken bij. De orthopedische schoenindustrie heeft het grootste aantal werknemers. Tabel 3.1 Omvang van de vijf branches, volgens verschillende bronnen branche
bedrijven
werknemers bron
lederindustrie
22
451 pensioenbestanden en overgangsregeling
lederwarenindustrie
75
947 pensioenbestanden en overgangsregeling
schoenindustrie
38
697 pensioenbestanden en overgangsregeling
orthopedische schoenindustrie
120 121 110
schoenherstellers bedrijven met personeel zelfstandigen 1
aantal werkzame personen.
329 883
- website 1.3601 SVGB Arbeidsmarktenquête ‘01 1.100 contactpersoon NVOS 585 Relan
20
3.2
Structuur van de branches De structuur van de branches wordt in deze paragraaf beschreven aan de hand van de kenmerken van de werknemers in de vijf branches die aan het vragenlijstonderzoek hebben meegewerkt. Dit omvat enkele persoonsgebonden kenmerken en enkele kenmerken van het dienstverband. Persoonskenmerken ondervraagde werknemers In tabel 3.2 wordt een overzicht gegeven van het aandeel mannen en vrouwen, de leeftijd en het opleidingsniveau van de ondervraagde werknemers in de vijf leder- en schoenenbranches. Tabel 3.2 Persoonskenmerken werknemers: geslacht, leeftijd, opleidings- en functieniveau (% van werknemers)
lederindustrie
lederwarenindustrie
schoenindustrie
orthoschoenpeden herstellers
geslacht
man
76
48
64
67
71
vrouw
24
52
36
33
29
leeftijdsklasse
16-24 jaar
2
6
3
4
11
25-34 jaar
22
23
14
21
24
35-44 jaar
32
31
22
39
17
45-54 jaar
27
21
29
20
16
ouder dan 54 jaar
18
18
32
15
31
43 jaar
42 jaar
47 jaar
41 jaar
42 jaar
2
1
2
1
1
gemiddelde leeftijd hoogst voltooide opleiding
geen
basisonderwijs
18
11
26
2
8
middelbaar onderwijs
15
22
13
12
17
voorber./lager beroepsond.
23
34
33
24
38
alg. voortgezet onderwijs
7
8
6
9
7
middelbaar beroepsond.
17
16
12
39
22
hoger beroepsonderwijs
12
5
6
5
2
wetenschappelijk onderw.
3
1
-
1
1
anders
2
2
2
8
3
36
19
17
31
31
heeft leidinggevende functie
21
Binnen vier van de vijf branches is ten minste tweederde van de werknemers van het mannelijk geslacht. In de lederindustrie zijn relatief de meeste mannen werkzaam: ruim driekwart is man. Alleen in de lederwarenindustrie is het aandeel mannen en vrouwen ongeveer even hoog. De gemiddelde leeftijd van de ondervraagde werknemers ligt binnen elke branche boven de 40 jaar. In de schoenindustrie ligt de gemiddelde leeftijd zo’n 5 jaar hoger dan in de andere branches. Maar liefst eenderde van de deelnemers uit deze branche is 55-plusser. Binnen alle branches, behalve de orthopedische schoenindustrie, is het voorbereidend of lager beroepsonderwijs het meest genoemde hoogste opleidingniveau. Binnen de orthopedische schoenindustrie is het middelbaar beroepsonderwijs de meest voorkomende opleiding. Verder is er binnen de schoenindustrie een relatief hoog aandeel dat alleen basisonderwijs heeft genoten en zijn er binnen de lederindustrie relatief veel hoogopgeleiden (minimaal hoger beroepsonderwijs). Binnen de lederindustrie, waar relatief veel hoogopgeleiden vertegenwoordigd zijn, hebben relatief veel ondervraagden een leidinggevende functie (36 procent). Binnen de schoenindustrie (met veel laag opgeleiden) en de lederwarenindustrie hebben relatief weinig ondervraagden een leidinggevende functie. Kenmerken dienstverband ondervraagde werknemers Tabel 3.3 geeft een aantal kenmerken weer van het dienstverband van de werknemers in de vijf branches.
22
Tabel 3.3 Kenmerken dienstverband werknemers (% van werknemers)
lederindustrie
lederwarenindustrie
schoenindustrie
orthoschoenpeden herstellers
soort dienstrooster
dagdienst
86
87
93
95
85
onregelmatige dienst
10
5
1
1
7
anders
4
9
6
4
8
95
86
95
95
90
soort dienstverband
vaste aanstelling
tijdelijke aanstelling
3
8
3
4
4
anders
2
6
2
1
7
gemiddeld aantal dienstjaren in bedrijf
12
10
14
10
11
gemiddelde omvang dienstverband (uren per week)
35
31
34
34
31
gemiddeld aantal dagen per week werkzaam
4,7
4,5
4,6
4,5
4,1
overwerk
structureel
25
14
9
20
21
incidenteel
49
42
30
40
39
nooit
26
44
61
40
40
5
4
5
4
7
indien overwerk: gemiddeld aantal overuren
Een grote meerderheid van de werknemers in alle vijf branches heeft een dagdienstrooster. In de lederindustrie komen onregelmatige diensten nog het meeste voor (bij 10 procent). In alle vijf branches heeft een grote meerderheid een vaste aanstelling. Binnen de lederwarenindustrie zijn relatief de meeste tijdelijke aanstellingen (8 procent). Gemiddeld is men in alle vijf branches minstens 10 jaar in dienst bij het bedrijf waar men nu werkt, in de schoenindustrie is het gemiddelde met 14 jaar het hoogst. De omvang van het dienstverband ligt, afhankelijk van de branche, gemiddeld tussen 31 en 35 uur per week (volgens contract). Gemiddeld is men volgens contract tussen de 4 en 5 dagen in de week werkzaam.
23
Overwerk komt in de lederindustrie vaker voor dan in de andere branches, zowel incidenteel (bij circa de helft van de werknemers) als structureel (bij een kwart). Slechts een kwart van de werknemers in de lederindustrie werkt nooit over. In de schoenindustrie wordt juist relatief weinig overgewerkt: hier werkt ruim 60 procent nooit over. Structureel overwerk komt niet alleen in de lederindustrie relatief veel voor, maar ook in de orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche (bij circa 20 procent). Bij overwerk wordt in de schoenherstellersbranche relatief lang overgewerkt, ook in verhouding tot de gemiddelde omvang van het dienstverband. Bedrijfsgrootte Tabel 3.5 geeft weer hoeveel personen er werkzaam zijn in de bedrijven van de ondervraagde werknemers. Voor alle duidelijkheid: deze tabel geeft alleen weer hoe groot de bedrijven zijn waar de ondervraagden werken. De verdeling van de bedrijven in de branches kan in werkelijkheid anders zijn. Tabel 3.5 Grootte van bedrijven waar de respondenten werkzaam zijn (% van werknemers)
lederindustrie
lederwarenindustrie
1 t/m 4 werknemers
4
10
7
13
75
5 t/m 9 werknemers
12
25
11
33
15
10 t/m 49 werknemers
42
55
30
51
10
50 t/m 99 werknemers
11
5
35
2
-
100 t/m 499 werknemers
30
4
18
1
-
schoenindustrie
orthoschoenpeden herstellers
De ondervraagden in de schoenherstellersbranche zijn het vaakst (in driekwart van de gevallen) werkzaam in bedrijven van 1 t/m 4 werknemers. De ondervraagden in de lederwarenindustrie en de orthopedische schoenindustrie zijn veelal werkzaam in bedrijven van 10 t/m 49 werknemers, of anders in wat kleinere bedrijven. De ondervraagden in de lederindustrie en de schoenindustrie zijn relatief vaak werkzaam in de grotere bedrijven (vanaf 50 werknemers).
25
4
4.1
FYSIEKE BELASTING: NULMETING
Inleiding In dit hoofdstuk worden de resultaten van de nulmeting van de fysieke belasting voor de leder- en schoenenbranches besproken. Het grootste deel van dit hoofdstuk heeft alleen betrekking op de lederindustrie, orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche. Het onderdeel fysieke belasting is bij de lederwarenindustrie en de schoenindustrie niet meegenomen. De reden hiervoor is dat werkgevers van mening waren dat dit vanwege de grote diversiteit van functies en werkzaamheden niet zinvol was. Wel zijn voor deze branches de potentiële gevolgen van fysieke belasting gemeten, namelijk klachten aan het bewegingsapparaat en RSI. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de volgende onderzoeksvragen: 1. In welke mate is het werk in de lederindustrie, orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche fysiek belastend volgens werknemers, werkgevers en objectieve observaties door deskundigen? Wat is de aard van de fysieke belasting? 2. In welke mate wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen en achten de werknemers dit schadelijk voor de gezondheid? 3. In welke mate hebben de werknemers in de vijf branches last van aandoeningen aan het bewegingsapparaat en RSI? 4. Houden de gezondheidsklachten en het ziekteverzuim verband met de fysieke belasting in het werk? Eerst wordt ingegaan op de fysieke belasting zoals die door de werknemers ervaren wordt. Dit gebeurt op basis van de schriftelijke werknemersenquête. Hierbij komen achtereenvolgens aan bod: het verrichten van lichamelijk zwaar werk, de verschillende fysieke belastingvormen (zoals tillen en repeterende bewegingen) en het werken met gevaarlijke stoffen (paragraaf 4.2). Daarna wordt, op basis van de werkgeversinterviews, de mening van de werkgevers over de fysieke belasting weergegeven (paragraaf 4.3). Vervolgens worden de resultaten van de werkplekobservaties weergegeven (paragraaf 4.4). Ten slotte wordt ingegaan op de gevolgen van fysieke belasting in het werk voor de gezondheid. Dit onderdeel is weer grotendeels gebaseerd op de resultaten van de werknemersenquête (paragraaf 4.4).
26
4.2
Fysiek belastende factoren volgens werknemers In de vragenlijst zijn aan de werknemers in de lederindustrie, orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche vragen gesteld over de fysieke belasting zoals zij die zelf in hun werk ervaren. De uitkomsten hiervan worden per branche afzonderlijk beschreven. Voor vergelijking met andere branches wordt soms ook het totaalcijfer van de drie branches tezamen weergeven. In deze totaalcijfers hebben de drie branches elk evenveel gewicht. Het gemiddelde kan daarom niet representatief voor de branches in totaal worden beschouwd (zie ook paragraaf 2.2).
4.2.1
Lichamelijk zwaar werk Lichamelijk zwaar werk in de branches Om de drie branches te kunnen vergelijken met CBS-cijfers over de gemiddelde Nederlandse werknemer is in de vragenlijst de volgende steekvraag opgenomen: ‘Doet u lichamelijk zwaar werk?’ Figuur 4.1 geeft aan hoeveel procent van de werknemers in de drie branches bevestigt dat dit regelmatig het geval is. Binnen de lederindustrie blijkt dit het vaakst voor te komen: ruim eenderde van de werknemers verricht hier regelmatig lichamelijk zwaar werk. Binnen de orthopedische schoenindustrie en bij de schoenherstellersbranche is dit respectievelijk 9 en 18 procent. Figuur 4.1 Lichamelijk zwaar werk leder- en schoenenbranches
lederindustrie
35%
orthopeden
9%
schoenherstellers
18%
TOTAAL
21% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
% werknemers dat regelmatig lichamelijk zwaar werk doet
Van de deelnemende werknemers in de drie branches tezamen geeft 21 procent aan regelmatig lichamelijk zwaar werk te verrichten. Daarnaast zegt gemiddeld 31 procent dit soms te doen. Ongeveer 49 procent van de respondenten zegt geen lichamelijk zwaar werk te verrichten.
27
Referentiecijfers Het landelijk gemiddelde percentage werknemers dat aangeeft regelmatig lichamelijk zwaar werk te doen is 19 (referentiecijfer afkomstig van CBS6). De lederindustrie ligt met 35 procent een stuk boven dit landelijk gemiddelde en is vergelijkbaar met een branche als de gezondheidszorg. De schoenherstellersbranche ligt ongeveer op het landelijk gemiddelde, en is hiermee te vergelijken met de handelsbranche. De orthopedische schoenindustrie ligt met 9 procent een stuk onder het landelijk gemiddelde en is vergelijkbaar met de zakelijke dienstverlening. Zie verder figuur 4.2. Figuur 4.2 Lichamelijk zwaar werk leder- en schoenenbranches ten opzichte van andere branches lederindustrie orthopeden schoenherstellers
35% 9% 18%
NL beroepsbevolking (POLS) gezondheidszorg bouwnijverheid installatie- en Isolatiebranches industrie mobiliteitsbranche zakelijke dienstverlening handel
19% 34% 44% 26% 22% 23% 10% 20%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
% werknemers dat regelmatig lichamelijk zwaar werk doet
Lichamelijk zwaar werk naar achtergrondkenmerken Om meer inzicht te krijgen in welke werknemers het meest lichamelijk zwaar werk doen (de risicogroepen), is de mate waarin lichamelijk zwaar werk wordt verricht uitgesplitst naar een aantal achtergrondkenmerken.
6
Het betreft het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS) dat jaarlijks uitgevoerd wordt door het CBS. Hierin wordt een steekproef van de Nederlandse werknemers ondervraagd over verschillende onderwerpen, waaronder arbeidsomstandigheden en gezondheid. Hierin is ook de vraag naar ‘lichamelijk zwaar werk’ opgenomen.
28
Geslacht Figuur 4.3 laat de verschillen zien in de mate waarin lichamelijk zwaar werk wordt verricht tussen mannen en vrouwen. Mannen zeggen vaker dat ze regelmatig lichamelijk zwaar werk doen dan vrouwen. Zowel in de lederindustrie als de schoenherstellersbranche verrichten mannen twee maal zo vaak lichamelijk zwaar werk als vrouwen. Dit zal deels samenhangen met het verschil in functies die men uitoefent (typische ‘mannenberoepen’ en ‘vrouwenberoepen’). Figuur 4.3 Lichamelijk zwaar werk naar geslacht
41%
lederindustrie
18% 9% 7%
orthopeden
21%
schoenherstellers
11%
TOTAAL
11%
man
vrouw
24% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
% werknemers dat regelmatig lichamelijk zwaar werk doet
Functie Voor de zes meest voorkomende functies is in figuur 4.4 weergegeven welk percentage regelmatig lichamelijk zwaar werk verricht. De functie van leerlooier springt er duidelijk uit: 72 procent van hen zegt regelmatig lichamelijk zwaar werk te doen. Bij orthopedische schoentechnici en administratief medewerkers komt regelmatig lichamelijk zwaar werk niet of nauwelijks voor. Administratief medewerker is een typisch vrouwenberoep: 38 procent van de vrouwelijke werknemers in de drie branches heeft deze functie versus 4 procent van de mannelijke werknemers. De overige vijf weergegeven functies worden meer door mannen uitgeoefend. Er is in figuur 4.4 geen uitsplitsing gemaakt naar de branches, omdat de meeste functies branchespecifiek zijn. Leerlooiers komen alleen voor in de lederindustrie; orthopedische schoentechnici en onderwerk-, schachten- en leestenmakers in de orthopedische schoenindustrie en schoenherstellers in de schoenherstellersbranche. Alleen de functies van administratief medewerker en manager komen in alle drie branches voor, maar de aantallen zijn te klein om weer te geven per branche afzonderlijk.
29
Figuur 4.4 Lichamelijk zwaar werk naar functie 0% admin. medewerker 14%
manager
72%
leerlooier 14%
onderwerkmaker etc. orth. schoentechnicus
3% 20%
schoenhersteller
21%
TOTAAL 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
% werknemers dat regelmatig lichamelijk zwaar werk doet
Geen verschillen op andere achtergrondkenmerken Behalve naar geslacht en functie is ook gekeken naar leeftijd, bedrijfsgrootte en het verrichten van overwerk. Leeftijd blijkt geen verband te hebben met het wel of niet regelmatig verrichten van lichamelijk zwaar werk. Hetzelfde geldt voor het verrichten van overwerk. Binnen de branches blijkt er ook geen relatie te zijn tussen de bedrijfsgrootte en de mate waarin lichamelijk zwaar werk verricht wordt.
4.2.2
Fysieke belastingsvormen Voor een aantal vormen van fysieke belasting is werknemers in de lederindustrie, de orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche gevraagd hoe vaak ze hiermee in hun werk te maken krijgen. Zie paragraaf 2.4 voor de definitie van fysieke belasting en de verschillende vormen daarvan. Tillen In tabel 4.5 wordt aangegeven hoeveel werknemers in de drie branches regelmatig tot heel vaak moeten tillen (in verschillende varianten). De helft van de werknemers in de lederindustrie geeft aan in het werk regelmatig tot vaak lasten van meer dan 5 kilo te moeten tillen en duwen of trekken. Ruim eenderde geeft aan regelmatig tot vaak zeer zware lasten van meer dan 25 kilo te moeten duwen of trekken. Daarnaast geeft eenderde aan regelmatig tot vaak met een gedraaid bovenlichaam te moeten tillen tijdens het werk. De verschillende belastingsvormen met betrekking tot tillen komen binnen de lederindustrie in veel hogere mate voor dan binnen de orthopedische schoenindu-
30
strie en de schoenherstellersbranche. De schoenherstellersbranche heeft het minst te maken met de verschillende belastingsvormen van tillen. Tabel 4.5 Percentage werknemers dat regelmatig of (heel) vaak moet tillen lederindustrie
orthopeden
schoenherstellers
moet in het werk lasten van meer dan 5 kg:
tillen
51
23
12
duwen of trekken
51
18
15
dragen
41
21
11
moet in het werk zeer zware lasten van meer dan 25 kg:
tillen
20
5
2
duwen of trekken
35
7
3
dragen
17
5
2
moet in het werk tillen:
in een ongemakkelijke houding
24
9
7
met de last ver van het lichaam
22
5
4
met gedraaid bovenlichaam
33
10
8
met de last boven borsthoogte
20
9
8
met één hand
14
10
6
met een last die slecht is vast te pakken of vast te houden
21
10
7
vaak 5 kg tillen met verzwarende omstandigheden
35
11
7
vaak 25 kg tillen met verzwarende omstandigheden
25
3
1
Tillen onder verzwarende omstandigheden Het onderste gedeelte van tabel 4.5 geeft weer hoeveel procent van de werknemers vaak lasten moet tillen (of duwen, trekken, dragen) onder verzwarende omstandigheden. Deze verzwarende omstandigheden houden in dat moet worden getild in een ongemakkelijke houding, met de last ver van het lichaam, met gedraaid bovenlichaam, boven borsthoogte, met één hand of met een slecht vast te houden last. Binnen de lederindustrie blijkt 35 procent vaak lasten van 5 kg te moeten tillen onder verzwarende omstandigheden en een kwart zelfs lasten van 25 kg. Binnen de orthopedische schoenindustrie en schoenherstellersbranche komt het bijna niet voor dat er vaak lasten van 25 kg onder verzwarende omstandigheden getild moet worden.
31
Houding In tabel 4.6 wordt aangegeven hoe vaak sprake is van werken in een belastende houding. Een ruime meerderheid van de werknemers moet in hun werk regelmatig tot vaak buigen of draaien met zowel het bovenlichaam, hoofd of nek, als met de polsen of handen. Hierin is weinig verschil tussen de drie branches. Ook moet veelal lang achtereen worden gewerkt in een voorovergebogen of gedraaide houding met bovenlichaam, hoofd of nek, polsen of handen. Binnen de lederindustrie is dit in iets mindere mate het geval dan in de andere twee branches. Verder zegt ongeveer de helft van de werknemers in alledrie de branches langdurig in dezelfde houding te moeten werken. Daarnaast moet de meerderheid lang achtereen staan in het werk, vooral in de schoenherstellersbranche (88 procent). Gemiddeld circa de helft van de werknemers moet lang achtereen lopen; binnen de orthopedische schoenindustrie wat minder dan binnen de andere twee branches. In de lederindustrie moet men relatief lang met de handen boven schouderhoogte werken: ruim vijf kwartier per dag. Zie verder tabel 4.6.
32
Tabel 4.6 Percentage werknemers dat regelmatig of (heel) vaak in bepaalde houdingen moet werken lederindustrie
orthopeden
schoenherstellers
moet in het werk buigen of draaien met:
bovenlichaam
66
64
62
hoofd/ nek
62
70
65
polsen/ handen
74
79
80
moet in het werk lang achtereen in voorover gebogen of gedraaide houding werken met:
bovenlichaam
43
47
48
hoofd/ nek
40
54
50
polsen/ handen
47
54
56
moet in het werk:
in ongemakkelijke houding werken
25
22
18
langdurig in dezelfde houding werken
52
49
52
ver reiken met handen of armen
34
18
11
armen geheven houden
25
19
19
moet in het werk lang achtereen:
staan
64
53
88
zitten
24
54
12
lopen
51
42
53
geknield of gehurkt werken
7
20
12
gemiddeld aantal minuten per dag dat doorgaans met de handen wordt gewerkt:
boven schouderhoogte
78
28
49
onder kniehoogte
28
22
16
Repeterende bewegingen Naast de statische en ongemakkelijke houdingen waarin dient te worden gewerkt, kenmerken de werkzaamheden in de drie branches zich door repeterende bewegingen van met name de handen/polsen, armen en vingers. Tabel 4.7 geeft weer hoe vaak sprake is van deze en andere repeterende bewegingen.
33
Tabel 4.7 Percentage werknemers dat regelmatig of (heel) vaak repeterende bewegingen moet maken lederindustrie
orthopeden
schoenherstellers
bovenlichaam
58
39
46
hoofd/ nek
60
46
47
arm(en)
69
58
69
hand(en)/ pols(en)
75
70
71
vingers
68
65
62
Kracht, trilling en beweging Tabel 4.8 laat zien hoeveel werknemers in de drie branches regelmatig tot heel vaak te maken hebben met kracht uitoefenen, trilling en beweging. Veel werknemers moeten in hun werk regelmatig tot vaak kracht zetten met de handen en armen, of stevig knijpen met de handen. Binnen de lederindustrie en de orthopedische schoenindustrie geldt dit voor ongeveer de helft van de werknemers, binnen de schoenherstellersbranche voor ongeveer tweederde van de werknemers. De helft van de schoenherstellers moet in het werk ook regelmatig tot vaak grote kracht uitoefenen op gereedschappen of apparaten. Verder moet meer dan de helft van de werknemers in de drie branches in het werk regelmatig tot vaak lichamelijk actief (in beweging) zijn. Tabel 4.8 Percentage werknemers dat regelmatig of (heel) vaak te maken heeft met kracht, trilling en beweging lederindustrie
orthopeden
schoenherstellers
moet in het werk:
kracht zetten met armen of handen
55
55
68
stevig knijpen met handen
48
49
64
grote kracht uitoefenen op gereedschappen of apparaten
13
32
50
7
16
21
rijdt in het werk in voertuigen
28
8
2
moet in het werk lichamelijk actief (in beweging) zijn
64
54
61
heeft in het werk trillend(e) gereedschap of apparaten in handen
34
4.2.3
Gevaarlijke stoffen Aan de werknemers in alle vijf leder- en schoenenbranches is gevraagd of ze beroepsmatig wel eens met één of meer van de volgende stoffen werken: oplosmiddelhoudende producten (zoals lijm, verf, lak, was, kit of oliën), looimiddelen, zuren of dampen, schuimharsen of polyester plamuren. Tabel 4.9 toont de mate waarin de werknemers per branche met deze gevaarlijke stoffen werken. Van de vier stoffen wordt binnen elk van de vijf branches het meest gewerkt met oplosmiddelhoudende producten. Binnen de leder- en lederwarenindustrie werkt hier wel een veel kleiner deel van de werknemers mee dan binnen de andere drie branches. De schoenherstellers staan het meeste bloot aan oplosmiddelhoudende producten: 82 procent van hen werkt hier wel eens mee. Binnen de orthopedische schoenindustrie wordt naast de oplosmiddelhoudende producten vaak gewerkt met schuimharsen of polyester plamuren. Binnen de lederindustrie heeft men beroepsmatig ook relatief vaak te maken met looimiddelen en zuren of dampen. Werknemers in de lederwarenindustrie staan het minst bloot aan al deze gevaarlijke stoffen: hier werkt 62 met geen van deze stoffen. Tabel 4.9
Percentage werknemers dat beroepsmatig wel eens met gevaarlijke stoffen werkt
lederindustrie
lederwarenindustrie
schoenindustrie
orthopeden
schoenherstellers
oplosmiddelhoudende producten
35
36
63
71
82
looimiddelen
22
1
1
5
4
zuren of dampen
24
3
4
11
8
schuimharsen of polyester plamuren
4
0
2
48
2
52
38
65
73
82
werkt met één of meer van bovenstaande stoffen
De werknemers die wel werken met één of meer van bovenstaande gevaarlijke stoffen (61 procent van het totaal aantal deelnemende werknemers) is gevraagd hoe vaak men hiermee werkt en hoe ongezond men het vindt hier regelmatig mee te werken. De uitkomsten hiervan worden weergegeven in tabel 4.10.
35
Tabel 4.10
Mate van en mening over het werken met gevaarlijke stoffen (als percentage van de werknemers die ermee werken)
lederindustrie
lederwarenindustrie
schoenindustrie
orthoschoenpeden herstellers
mate waarin met stoffen gewerkt wordt
soms (wekelijks 1-6 uur)
37
61
42
27
15
regelmatig (dagel. 1-2 uur)
26
14
23
30
17
altijd (dgl. meer dan 2 uur)
37
26
34
43
68
vindt het zeer ongezond om regelmatig met deze stoffen te werken
33
38
31
41
32
Van de werknemers die wel eens werken met één of meer van de genoemde gevaarlijke stoffen zegt gemiddeld 42 procent dit dagelijks meer dan 2 uur (‘altijd’) te doen. Binnen de schoenherstellersbranche ligt dit percentage aanzienlijk hoger dan binnen de andere branches: 68 procent van de aan deze gevaarlijke stoffen blootgestelden werkt hier ‘altijd’ mee. Werknemers in de lederwarenindustrie die werken met gevaarlijke stoffen (wat al relatief weinig voorkomt – zie tabel 4.9) staan hieraan het minst frequent bloot. Van deze groep werkt 61 procent er ‘soms’ mee, dat wil zeggen wekelijks 1 tot 6 uur. Van de aan de gevaarlijke stoffen blootgestelden vindt gemiddeld 35 procent het zeer ongezond om hier regelmatig mee te werken. De verschillen tussen de branches zijn op dit punt niet bijzonder groot.
4.3
Mening van werkgevers en kenners van de branche over fysieke belasting De werkgevers die telefonisch zijn geïnterviewd, hebben voor verschillende vormen van fysieke belasting aangegeven in hoeverre de werknemers in hun bedrijf daar regelmatig mee te maken hebben. Daarnaast is aan kenners van de branche gevraagd welke specifieke knelpunten er binnen de branche als geheel bestaan op het gebied van fysieke belasting.
4.3.1
Lederindustrie Werkgevers Alle ondervraagde werkgevers in de lederindustrie geven aan dat binnen hun bedrijf bepaalde vormen van fysieke belasting voorkomen. Binnen alle bedrijven hebben werknemers regelmatig te maken met repeterende bewegingen. Dit zouden grote, niet snelle of gedwongen bewegingen zijn; voornamelijk bij het ver-
36
plaatsen van huiden. Daarnaast moeten bij de helft van de bedrijven werknemers regelmatig zwaar tillen en dragen. Hierbij gaat het (ook) om het tillen van huiden, waarvan het maximale gewicht echter zozeer uiteen kan lopen (gewichten worden genoemd van 2-3 kg tot 10-15 kg) dat de belasting niet altijd even evident is. Andere meermalig genoemde fysieke belastingsvormen zijn duwen en trekken, werken met machines die trillingen geven (voor de behandeling van huiden) en werken onder ongunstige werkhoudingen (ophangen van huiden boven schouderhoogte). Branchekenner Een kenner van de branche bevestigt het beeld dat het maken van repeterende bewegingen en zwaar tillen en dragen de belangrijkste knelpunten vormen op het gebied van fysieke belasting. Het maken van repeterende bewegingen komt in verschillende fasen van het productieproces voor: bij het invoeren van de huid in de splitmachine, bij de pers, bij het opbokken (op een bok gooien van te drogen huiden) en bij het snoeien (afhalen van rafels). Zwaar tillen en dragen doet zich vooral voor bij het opbokken, waar het om gewichten zou gaan van 10 tot 50 kg, maar ook bij het tillen van kleinere chemicaliën (looimiddelen). Verder geven sommige machines trillingen, zoals de splitmachine. Andere knelpunten die door de kenner gesignaleerd zijn in de lederindustrie, zijn: het werken met looimiddelen, het geluid van de machines en de niet verwijderbare geur die altijd in een looierij hangt. Duwen en trekken en werken onder ongunstige werkhoudingen – door sommige werkgevers genoemd – zijn door de geraadpleegde kenner van de lederindustrie niet gesignaleerd als knelpunten.
4.3.2
Orthopedische schoenindustrie Werkgevers Binnen de orthopedische schoenindustrie is de helft van de ondervraagde werkgevers van mening dat het werk niet fysiek belastend is. De andere helft duidt vooral het werken met schuurmachines als fysiek belastend aan. Deze machines geven trillingen en bij het gebruik ervan moeten regelmatig repeterende bewegingen gemaakt worden. Branchekenner Volgens een kenner van de branche zijn de enige specifieke knelpunten in de orthopedische schoenindustrie op het gebied van chemische en fysische belasting: het werken met oplosmiddelen (lijmen en harsen) en stof en geluid (veroorzaakt door schuurmachines). Eventuele andere vormen van fysieke belasting die door schuurmachines veroorzaakt kunnen worden (trillingen, repeterende bewegingen) worden door deze kenner niet aangemerkt als specifiek knelpunt.
37
4.3.3
Schoenherstellersbranche Werkgevers De ondervraagde bedrijven in de schoenherstellersbranche hebben allemaal te maken met een bepaalde vorm van fysieke belasting. In de meeste gevallen betreft dit het regelmatig moeten maken van repeterende bewegingen. Dit komt met name voor bij het herstellen en monteren van zolen en hakken. Andere fysieke belastingsvormen worden slechts eenmalig genoemd. Branchekenner De repeterende bewegingen worden door een kenner van de schoenherstellersbranche niet als een echt knelpunt gezien. Er moeten wel regelmatig repeterende bewegingen gemaakt worden (bij het schuren), maar dit zou kunnen worden afgewisseld met ander werk (klanten helpen aan de balie) en daardoor geen echt knelpunt vormen. Volgens de kenner is het voornaamste knelpunt binnen de schoenherstellersbranche dat er onder ongunstige werkhoudingen gewerkt moet worden: het is vrijwel altijd staand werk. Andere knelpunten op het gebied van fysieke belasting zouden zich nauwelijks voordoen.
4.4
Uitkomsten werkplekobservaties In deze paragraaf zijn de uitkomsten van alle werkplekobservaties per branche weergegeven. Voor elke branche is een tabel opgenomen met werkzaamheden waarbij observaties en metingen zijn verricht. In de tabellen is per werkzaamheid de beoordeling van de fysieke belasting middels een symbool weergegeven. De weergave is conform het stoplichtenmodel fysieke belasting zoals beschreven in paragraaf 2.4 (tabel 2.4). De detailbeschrijvingen zijn opgenomen in het oplossingenrapport fysieke belasting, wat als afzonderlijk bijlagenrapport is samengesteld7. In paragraaf 4.4.1 zijn de werkzaamheden in de lederindustrie weergegeven, in 4.4.2 de werkzaamheden in de orthopedische schoenindustrie en tot slot in paragraaf 4.4.3 de werkzaamheden in de schoenherstellersbranche.
4.4.1
Lederfabrikanten Het productieproces van de bedrijven in de lederindustrie vertoont grote verschillen. Ten gevolge hiervan en tengevolge van grote verschillen in de schaalgrootte
7
Draisma, I.C., C.M.C. Schilder, J.A.M. Jongenelen (2003). Oplossingenboek fysieke belasting in de leder- en schoenenbranches: bijlagenrapport met meetverslagen en oplossingen. Leiden/Den Haag: AStri / vhp ergonomie
38
van het productieproces worden diverse processtappen bij verschillende bedrijven op een andere wijze (met behulp van verschillende machines en hulpmiddelen) uitgevoerd. In totaal zijn binnen de leerfabrieken 25 werkzaamheden gevonden die fysiek belastend zijn. Deze zijn samengevat in tabel 4.11. Enkele werkzaamheden komen op verschillende momenten terug in het productieproces zoals; het tillen van chemicaliën, bijvoorbeeld als ze gedoseerd worden (2c, 7c, 14c en finishing); aanhaken en spreiden (3a,3b en 8); sorteer werkzaamheden (9, 13 en 19); lossen van vaten (7b en 14b). Tabel 4.11
Beoordeling fysieke belasting werkzaamheden lederindustrie
Handeling 1.
ontvangst huiden
2.
weken, wassen, kalken, ontharen
2a. laden vaten 2b. lossen vaten 2c. toevoegen chemicaliën 3.
ontvlezen
3a. aanhaken voor ontvlezen 3b. spreiden voor ontvlezen 4.
snoeien bloten
5.
splitten bloten
6.
crouponeren
7.
nakalken, ontkalken, beitsen, pikkelen en looien
7a. laden vaten 7b. lossen vaten 7c. doseren chemicaliën 8.
afwelken
9.
wet blue sorteren
10. splitten van wet blue 11. schaven 12. snoeien wet blue 13. sorteren op kwaliteit 14. nalooien
39
14a. laden vaten 14b. lossen vaten 14c. doseren chemicaliën 15. drogen 15a. persen 15b. vacuüm drogen 15c. ophangen 15d. spannen 16. schuren 17. stollen 18. walken 19. crust sortering finishing 20. gieten 21. handspuiten 22. spuiten 23. rollercoaten 24. bugelen, rotopressen, crispelen 25. prenten 26. folie plakken 27. snoeien folie 28. snoeien leer 29. eindcontrole en meting 30. inpakken
Het merendeel van de fabrieken richt zich op een deel van het productieproces, waardoor ook maar een deel van de belastende werkzaamheden voorkomt. Zo worden 8 van de 25 belastende werkzaamheden voornamelijk door twee bedrijven uitgevoerd. Het betreft werkzaamheden die door recente technische aanpassingen in het productieproces al aanmerkelijk minder fysiek belastend zijn geworden, maar waarbij verdere optimalisering moet worden nagestreefd. Dit betreft de werkzaamheden: aanhaken (3a en 8), snoeien (4) en crouponeren (6). Als gevolg van ver reiken moet bij deze werkzaamheden de rug vaak en ver gebogen worden en moet er met de armen ver gereikt worden; het tillen van chemicaliën welke handmatig toegevoegd worden (2c, 7c ). Als gevolg van het gewicht en de reikafstand bij het leeggooien van de va-
40
ten is de tilsituatie ongunstig; aanhaken van de huiden (3a, 8). Omdat de huiden in elkaar gedraaid zijn moeten vaak flinke trekkrachten geleverd worden. De overige knelpunten komen breder voor. Onderstaand worden de voornaamste knelpunten samengevat. Werkhouding Bij 13 werkzaamheden wordt de fysieke belasting veroorzaakt door een ongunstige werkhouding, namelijk door het werken op een onjuiste hoogte. Men moet bijvoorbeeld vooroverbuigen naar leder wat op een (lage) pallet ligt, of reiken om het leder op een (hoge) bok te hangen. Dit betreft de werkzaamheden: sorteren (9, 13 en 19), splitten van de wetblue (10), schaven (11), snoeien wetblue (12), drogen (15 a-d), schuren (16), stollen (17), walken (18). Door de ongunstige werkhoogte moet de medewerker bukken en/of te ver of te hoog reiken. Bijna alle werkzaamheden worden staand uitgevoerd, waardoor medewerkers langdurig (meer dan 4 uur per dag) staan. Duwen en trekken Bij zes werkzaamheden wordt de fysieke belasting veroorzaakt door het duwen en trekken. Dit betreft: het aanhaken voor het ontvlezen (3a) en bij het afwelken (8); het handmatig lossen van de vaten (7b en 14b); het uit een bak trekken van huiden voor het persen (15a). Vooral het in elkaar gedraaid zitten van de huiden veroorzaakt hoge trekkrachten bij de hierboven genoemde werkzaamheden. het verplaatsen van (huif)karren/bokken kapwagens en pallets; Tillen Bij drie werkzaamheden wordt de belasting veroorzaakt door het zwaar of in een ongunstige houding tillen. Dit betreft: het toevoegen en doseren van chemicaliën (2c, 7c en in de finishfase) waarbij vaten en zakken chemicaliën handmatig toegevoegd of gemengd
41
worden. Repeterend bewegen Twee werkzaamheden zijn mede door het repeterende karakter (hoge herhalingsfrequentie) fysiek zwaar. Dit betreft de werkzaamheden: walken (17), stollen (18).
4.4.2
Orthopedische schoenindustrie Niet alle orthopedische schoenbedrijven doen het gehele productieproces. Er zijn bedrijven die bijvoorbeeld het schachten maken uitbesteden. Het handmatig innaaien van de binnenzool wordt nog slechts door enkele bedrijven gedaan. Verder verschillen bedrijven in de manier waarop personeel wordt ingezet. In sommige bedrijven streeft men naar allrounders, waarbij medewerkers zoveel mogelijk verschillende werkzaamheden leren uitvoeren. Andere bedrijven streven naar specialisatie, waarbij dat niet het geval is. De beoordeling van de fysieke belasting van het werk in de orthopedische schoenindustrie is weergegeven in tabel 4.12. Het werken op locatie is een punt van aandacht voor de orthopedische schoentechnici. Op het bedrijf zijn vaak voorzieningen aanwezig (bijvoorbeeld een aanmeetkuil in de paskamer). Deze ontbreken meestal op locatie waardoor ongunstige werkhoudingen ontstaan. In totaal zijn vijf werkzaamheden in de orthopedische schoenindustrie als fysiek belastend beoordeeld. Het betreft de werkzaamheden: leesten schuren (5), kurkopbouw (6), passchoen/losse voering maken (8), schachten maken (9), onderwerk maken (10). Werkhoudingen Bij al de genoemde werkzaamheden is de statische werkhouding het grootste probleem. Het gaat om langdurig werken met een voorovergebogen hoofd en romp of geheven armen. Het hoofd en de romp worden voorovergebogen vanwege de precisie taak en/of omdat men het werkstuk op schoot heeft voor een goed contact met het werk. De arm wordt langdurig geheven voor de bewerking met een machine. Voorbeelden: kurkopbouw en het inschuren van de belijning. Repeterend bewegen
42
Bij één werkzaamheid is er sprake van repeterend bewegen. Dit betreft de werkzaamheid: schachten maken (9). Bij het schachten maken wordt de belasting met name veroorzaakt door de werkduur. Tabel 4.12
Beoordeling fysieke belasting werkzaamheden orthopedische schoenindustrie
Handeling 1.
verrichten van orthopedisch schoentechnische handelingen: zie onder handelingen 2-13
2.
maat opnemen op bedrijf
3.
maat opnemen op locatie
4.
leesten gieten
5.
leesten schuren
6.
kurk opbouwen
7.
folieschoenen maken
8.
passchoenen / losse voering maken
9.
schachten maken
10. onderwerk maken 11. steunzolen vervaardigen 12. confectieschoeisel aanpassen 13. orthopedische voorzieningen maken
4.4.3
Schoenherstellersbranche Er zijn weinig verschillen tussen de verschillende schoenherstelbedrijven als het gaat om de werkzaamheden die worden uitgevoerd en de wijze waarop dat gebeurt. In totaal zijn vier werkzaamheden als fysiek belastend beoordeeld (tabel 4.13). Het betreft de werkzaamheden: hakken/zolen verwijderen (1), schuren (2), frezen en schrooien (8), schuren/bimsen (9).
43
Tabel 4.13
Beoordeling fysieke belasting werkzaamheden schoenherstellers
Handeling 0.
staande werkzaamheden
1.
hakken / zolen verwijderen
2.
schuren
3.
lijmen
4.
hameren aanslag
5.
persen
6.
bijsnijden
7.
hakken spijkeren
8.
freezen/ schrooien zijkanten
9.
schuren/ bimsen
10. poetsen 11. stikwerk
Werkhoudingen Bij alle werkzaamheden is het langdurige staan het grootste knelpunt (meer dan 4 uur per dag). Verder wordt het hoofd langdurig gebogen vanwege de precieze werkzaamheden. De werkhouding wordt verder bepaald door de hoogte van de machines; een te hoge machineafstelling resulteert in schouderbelasting doordat de armen hoog geheven moeten worden, een te lage instelling in een voorover gebogen hoofd en romp. Duwen en trekken Bij twee werkzaamheden komt duwen en trekken voor. Het betreft de werkzaamheden: schuren (2). Het gaat om het duwen van de schoen tegen de schuurmachine. hakken en zolen verwijderen (1). Het lostrekken van de zool blijkt uit observatie een zware werkzaamheid. De kracht kon niet goed gemeten worden. Trillingen Bij alle machine handelingen komen hand/armtrillingen voor. Dit betreft de werkzaamheden: schuren(2); frezen en schrooien (8); schuren / bimsen (9); poetsen (10);
44
stikwerk (11). Het schuren kan een probleem vormen omdat dit meer dan 2 uur per dag voor kan komen. Repeterend bewegen Bij één werkzaamheid wordt de fysieke belasting ook gevormd door repeterend bewegen. Met name de werkplekinrichting en de werktaak bepalen de belasting. Dit betreft de werkzaamheid: schuren (2).
4.4.4
Conclusie fysiek belastende werkzaamheden in de drie branches Uit de werkplekobservaties en metingen zijn de belangrijkste knelpunten in fysieke belasting per branche; Lederfabrieken Werken in ongunstige houding veroorzaakt door onjuiste werkhoogte van te bewerken materiaal. Duwen en trekken aan huiden uit bakken of vaten en aan karren voor het verplaatsen. Tillen van zware voorwerpen of tillen in een ongunstige houding. Langdurig staan. Orthopedische schoentechnici Langdurig werken met het hoofd en bovenlichaam voorovergebogen. Ongunstige werkhouding bij maat nemen. Repeterend bewegen bij het schachten maken. Schoenherstellers Werkhouding; langdurig staan met hoofd voorovergebogen. Duwen en trekken bij het schuren en hakken/zolen verwijderen. Repeterend bewegen en trillingen bij het schuren.
4.5
Gevolgen van fysieke belasting in het werk voor de gezondheid In deze paragraaf worden de gevolgen van fysieke belasting in het werk voor de gezondheid besproken. Eerst wordt ingegaan op klachten aan het bewegingsapparaat (inclusief RSI-klachten) bij de werknemers en de mate waarin de werknemers deze klachten zelf toeschrijven aan het werk. Vervolgens wordt statistisch bekeken of werknemers die een hoge fysieke belasting in het werk hebben, ook meer klachten aan het bewegingsapparaat en een hoger ziekteverzuim laten zien.
45
Dit alles gebeurt op basis van de informatie uit de schriftelijke enquête onder de werknemers.
4.5.1
Klachten aan het bewegingsapparaat en RSI Klachten aan het bewegingsapparaat De werknemers binnen alle vijf leder- en schoenenbranches is gevraagd of ze de voorgaande 12 maanden last (pijn, ongemak) hebben gehad van hun nek, rug, armen en benen. De resultaten daarvan zijn te vinden in tabel 4.14. De drie meest voorkomende klachten aan het bewegingsapparaat in de vijf branches zijn klachten onder in de rug, klachten aan de schouders en klachten aan de nek. Over het algemeen zijn er weinig grote verschillen tussen de branches. Tabel 4.14
Percentage werknemers dat in de afgelopen 12 maanden regelmatig of langdurig last van nek, rug, armen en benen heeft gehad
lederindustrie
lederwarenindustrie
schoenindustrie
nek
21
24
23
18
22
schouders
23
30
27
19
23
boven in de rug
20
13
11
10
21
onder in de rug
35
28
28
25
24
ellebogen
12
12
13
7
5
polsen / handen
20
18
23
16
19
heupen / dijen
11
10
9
7
9
knieën
16
15
15
9
17
enkels / voeten
21
16
15
10
23
één of meer klachten
47
49
50
44
48
orthoschoenpeden herstellers
De donkere balken in figuur 4.12 geven weer welk percentage werknemers in de vijf branches regelmatig of langdurig klachten aan het bewegingsapparaat heeft gehad. Er is hierin weinig verschil tussen de branches onderling. Dit is opvallend gezien het feit dat er (in ieder geval tussen de lederindustrie, orthopedische schoenindustrie en schoenherstellersbranche) duidelijke verschillen zijn ten aanzien van de fysieke belasting in het werk, zoals in de voorgaande paragrafen gebleken is. In totaal heeft bijna de helft van alle werknemers in de vijf branches (48 procent) de afgelopen 12 maanden regelmatig of langdurig last van één of meer onderdelen van het bewegingsapparaat gehad8. 8
Ter vergelijking: in een soortgelijk onderzoek in de installatie- en isolatiebranches zei 59 procent van de werknemers in de afgelopen 12 maanden regelmatig of langdurig klachten aan het bewegingsapparaat te hebben gehad.
46
Het feit dat de vorm van fysieke belasting sterk verschilt tussen de drie branches, is deels niet en deels juist wel terug te vinden in een verschillend patroon van fysieke klachten. Zo wordt zowel in de lederindustrie als bij de schoenherstellers langdurig gestaan, terwijl dit veel minder voorkomt bij de orthopeden. Dit verklaart mogelijk de vergelijkbare percentages knie, enkel en voetklachten voor de lederindustrie en schoenherstellersbranche en het verschil met de orthopedische schoentechnici. Dat het lage rugklachtenpercentage, ook een relatie met langdurig staan, bij de lederindustrie hoger is dan in de andere twee branches wordt mogelijk verklaard doordat er meer in ongunstige situaties moet worden getild in de lederindustrie. De lage rugklachten bij de schoenherstellers kunnen daarentegen weer verklaard worden door het langdurig in een gebogen werkhouding (statisch) zittend werken. RSI In figuur 4.15 wordt middels de lichte balken weergegeven welk percentage werknemers in de vijf branches in de afgelopen 12 maanden regelmatig of langdurig RSI-klachten heeft gehad, dat wil zeggen klachten over het nek-armgebied. Grofweg gesproken gaat het bij klachten aan het bewegingsapparaat in ongeveer de helft van de gevallen (onder meer) om RSI-klachten. RSI-klachten komen het vaakst voor in de schoenindustrie. Figuur 4.15 Percentage werknemers dat in de afgelopen 12 maanden regelmatig of langdurig klachten aan het bewegingsapparaat respectievelijk RSI-klachten heeft gehad
47%
lederindustrie
23% 49%
lederwarenindustrie
22% 50%
schoenindustrie
27% 44%
orthopeden
20%
schoenherstellers
20%
48%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
% werknemers met regelmatig of langdurig klachten klachten bewegingsapparaat
klachten RSI
47
Klachten bewegingsapparaat en RSI naar achtergrondkenmerken Er blijkt een verband te bestaan tussen leeftijd en het hebben van klachten aan het bewegingsapparaat of RSI-klachten. Oudere werknemers hebben vaker dit soort klachten (zowel aan bewegingsapparaat als RSI) dan jongere werknemers. Klachten aan het bewegingsapparaat zijn in de afgelopen 12 maanden regelmatig tot langdurig voorgekomen bij 40 procent van de werknemers die jonger dan 35 jaar zijn, tegenover 56 procent van de werknemers ouder dan 54 jaar. RSIklachten kwamen voor bij 17 procent van de werknemers jonger dan 35 jaar, tegenover 29 procent van de werknemers ouder dan 54 jaar. Ook het opleidingsniveau blijkt uit te maken: lager opgeleiden hebben vaker klachten aan het bewegingsapparaat en RSI dan hoger opgeleiden. Zo heeft 61 procent van de werknemers met (hooguit) basisonderwijs klachten aan het bewegingsapparaat, versus 32 procent van de werknemers met minimaal hoger beroepsonderwijs. RSI-klachten komen in beide genoemde opleidingsgroepen voor bij 37 respectievelijk 14 procent. Kijkend naar de meest voorkomende functies, blijken werknemers in de functies van administratief medewerker en (in iets mindere mate) manager relatief weinig last van klachten aan het bewegingsapparaat en RSI-klachten te hebben. Werknemers in deze functies zijn ook relatief hoog opgeleid. De groep onderwerk-, schachten- en leestenmakers heeft relatief veel klachten: 58 procent van hen heeft klachten aan het bewegingsapparaat en 36 procent heeft RSI-klachten. Leerlooiers hebben ongeveer even vaak klachten aan het bewegingsapparaat, maar veel minder RSI-klachten. Orthopedische schoentechnici en schoenherstellers zitten ongeveer op het gemiddelde. Er is geen verschil gevonden tussen mannen en vrouwen in het vóórkomen van klachten aan het bewegingsapparaat of RSI-klachten. Hetzelfde geldt voor de achtergrondkenmerken bedrijfsgrootte en het verrichten van overwerk door de werknemer.
4.5.2
Verband tussen werk, gezondheid en ziekteverzuim Het is niet mogelijk om op basis van vragenlijstonderzoek harde bewijzen te leveren, dat klachten aan het bewegingsapparaat en andere gezondheidsproblemen ook echt door het werk veroorzaakt zijn. Wel zijn er manieren om aannemelijk te maken of de werkomstandigheden al dan niet mede verantwoordelijk zijn voor bepaalde gezondheidsproblemen. In deze paragraaf kijken we op drie verschillende manieren of de fysieke belasting van het werk ook gezondheidsproblemen tot gevolg heeft: 1. met behulp van een directe vraag hiernaar in de werknemersvragenlijst; 2. indirect, door statistisch na te gaan of de klachten aan het bewegingsappa-
48
3.
raat toenemen, naarmate de fysieke belasting hoger is; indirect, door statistisch na te gaan of het ziekteverzuim toeneemt, naarmate de fysieke belasting hoger is.
Werkgerelateerdheid klachten bewegingsapparaat Aan de werknemers die hebben aangegeven de afgelopen 12 maanden regelmatig of langdurig last te hebben gehad van klachten aan het bewegingsapparaat, is gevraagd of deze klachten met het werk te maken hebben. Hierop antwoordt bijna tweederde (63 procent) dat de klachten geheel of gedeeltelijk met het werk te maken hebben. Nog eens een kwart geeft aan dat dit misschien het geval is. Tabel 4.16 geeft dit weer. Werknemers in de lederindustrie geven het vaakst aan dat hun klachten geheel te maken hebben met hun werk (37 procent). Werknemers in de orthopedische schoenindustrie en de lederwarenindustrie schrijven de klachten het minst vaak geheel aan het werk toe (16 en 20 procent). Tabel 4.16
Mate waarin werknemers hun klachten aan het bewegingsapparaat aan het werk toeschrijven, per branche (%)
lederindustrie
lederwarenindustrie
schoenindustrie
orthopeden
schoenherstellers
geheel
37
20
26
16
30
gedeeltelijk
33
33
37
42
40
misschien
23
31
28
24
21
7
16
10
18
10
niet
Verband tussen fysieke belasting en klachten bewegingsapparaat: indirect Voor de lederindustrie, de orthopeden en de schoenherstellers kan het verband tussen het werk en aandoeningen aan het bewegingsapparaat ook op een indirecte manier worden onderzocht. Figuur 4.17 laat zien dat er een duidelijk verband bestaat tussen het uitoefenen van lichamelijk zwaar werk en klachten aan het bewegingsapparaat. Van de werknemers in de lederindustrie, orthopedische schoenindustrie en schoenherstellersbranche9 die aangeven regelmatig lichamelijk zwaar werk te doen, heeft 66 procent in de afgelopen 12 maanden regelmatig of langdurig klachten
9
De vraag “doet u lichamelijk zwaar werk?” is niet gesteld aan werknemers in de lederwaren- en schoenindustrie. Figuur 4.14 is derhalve gebaseerd op drie branches (gezamenlijk). De drie branches zijn samengenomen, omdat het anders per antwoordcategorie om dermate kleine aantallen werknemers zou gaan, dat er onvoldoende betrouwbare uitspraken gedaan kunnen worden.
49
gehad aan het bewegingsapparaat. Bij werknemers die soms lichamelijk werk verrichten is dit 55 procent, van de werknemers die geen lichamelijk zwaar werk doen 33 procent. Figuur 4.17 Relatie tussen klachten bewegingsapparaat en lichamelijk zwaar werk
doet geen zwaar werk
33%
doet soms zwaar werk
55%
doet regelmatig zwaar werk
66% 0%
20%
40%
60%
80%
% werknemers met regelmatig of langdurig klachten aan het bewegingsapparaat in de afgelopen 12 maanden
In tabel 4.18 wordt van een aantal andere relevante indicatoren van fysieke belasting het verband met klachten aan het bewegingsapparaat weergegeven. In deze tabel wordt het percentage werknemers met klachten aan het bewegingsapparaat weergegeven voor werknemers met een lage (linkerkolom) en een hoge (rechterkolom) blootstelling aan de betreffende fysiek belastende arbeidsomstandigheden.
50
Tabel 4.18
Percentage werknemers met klachten aan het bewegingsapparaat bij hoge en bij lage fysieke belasting in de lederindustrie, orthopedische schoenindustrie en schoenherstellersbranche mate van blootstelling soms, zelden of nooit
regelmatig, vaak of heel vaak
in werk zeer zware lasten van meer dan 25 kg tillen
45
57
in ongemakkelijke houding werken
37
79
vele malen per minuut dezelfde bewegingen maken met de arm(en)
29
56
vele malen per minuut dezelfde bewegingen maken met de hand(en) / pols(en)
32
53
grote kracht uitoefenen op gereedschappen of apparaten
42
56
trillend gereedschap of apparaten in handen hebben
44
52
Uit tabel 4.19 is duidelijk op te maken dat naarmate werknemers bepaald fysiek belastend werk vaker doen, ze ook vaker klachten aan het bewegingsapparaat hebben. Zo heeft van de werknemers die regelmatig tot vaak in een ongemakkelijke houding werken (uit tabel 4.6 blijkt dat dit voor 22 procent geldt), 79 procent klachten aan het bewegingsapparaat. Van degenen die nooit, zelden of soms in een ongemakkelijke houding werken heeft maar 37 procent klachten aan het bewegingsapparaat. Verband tussen fysieke belasting en ziekteverzuim: indirect Ook het verband tussen fysieke belasting in het werk en ziekteverzuim is (op een indirecte manier) onderzocht voor de lederindustrie, orthopedische schoenindustrie en schoenherstellersbranche. In tabel 4.19 wordt het ziekteverzuimpercentage weergegeven voor werknemers met een hoge en lage blootstelling aan een aantal belastende arbeidsomstandigheden. Hieruit blijkt duidelijk dat degenen met een hoge blootstelling ook een hoger ziekteverzuim hebben. Alleen het werken met zware of trillende apparaten lijkt hierop geen invloed te hebben. Dit wil overigens niet zeggen dat de fysieke arbeidsomstandigheden geheel verantwoordelijk zijn voor een hoger ziekteverzuim. Ook het opleidingsniveau is sterk van invloed op het ziekteverzuim, het zijn over het algemeen de laag opgeleiden die het zwaarste werk doen.
51
Tabel 4.19
Ziekteverzuimpercentage bij lage en hoge blootstelling aan fysieke belasting in het werk in de lederindustrie, orthopedische schoenindustrie en bij de schoenherstellers mate van blootstelling soms, zelden of nooit
regelmatig, vaak of heel vaak
lichamelijk zwaar werk doen
4,0
7,3
in werk zeer zware lasten van meer dan 25 kg tillen
4,7
6,8
in ongemakkelijke houding werken
4,0
7,6
vele malen per minuut dezelfde bewegingen maken met de arm(en)
2,9
6,0
vele malen per minuut dezelfde bewegingen maken met de hand(en) / pols(en)
2,3
5,7
grote kracht uitoefenen op gereedschappen of apparaten
5,0
4,2
trillend gereedschap of apparaten in handen hebben
5,0
4,2
Conclusie over werk en gezondheid Dit onderzoek laat een duidelijk verband zien tussen het werk en de gezondheid. Bijna tweederde van de werknemers met klachten aan het bewegingsapparaat (de helft van de werknemers heeft hiervan het afgelopen jaar regelmatig of langdurig last gehad) geeft aan dat hun klachten geheel of gedeeltelijk het gevolg van het werk zijn. Verder blijkt dat werknemers met een hoge blootstelling aan fysiek belastend werk vaker klachten aan het bewegingsapparaat hebben dan werknemers met een lage blootstelling. Ook is het ziekteverzuim duidelijk hoger voor degenen die veel fysiek belastend werk doen. Of de fysieke belasting ook echt de medeoorzaak hiervan is, weten we niet 100 procent zeker: op basis van een eenmalige werknemersenquête mogen geen conclusies over oorzaak en gevolg getrokken worden. Wel maken de uitkomsten zeer aannemelijk dat de fysieke belasting in het werk medeverantwoordelijk is voor gezondheidsproblemen van werknemers.
53
5
5.1
FYSIEKE BELASTING: STAND DER TECHNIEK
Inleiding In dit hoofdstuk zal de stand der techniek op het gebied van fysieke belasting worden geïnventariseerd. Dit betreft de resultaten van de nulmeting aangaande de toegepaste maatregelen op het gebied van fysieke belasting. Ook dit onderdeel heeft grotendeels alleen betrekking op de lederindustrie, de orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche. Eerst zal een aantal onderdelen van het arbeidsomstandighedenbeleid aan de orde komen, zoals dit door de werknemers is waargenomen. Vervolgens komen de werkgevers aan bod over de maatregelen die zij hebben doorgevoerd op het gebied van arbeidsomstandigheden. Daarna wordt ingegaan op de maatregelen die op brancheniveau zijn genomen volgens de kenners van de branches. In de laatste paragraaf worden de observaties in de voorloperbedrijven besproken.
5.2
Arbeidsomstandighedenbeleid volgens werknemers In het vragenlijstonderzoek onder de werknemers in de lederindustrie, de orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche is de werknemers gevraagd welke acties hun werkgever ondernomen heeft om de arbeidsomstandigheden te verbeteren. Men dient er bij onderstaande uitkomsten op bedacht te zijn dat het hier steeds gaat om het percentage werknemers dat aangeeft wat hun bedrijf wel of niet aan beleidsmaatregelen treft. Dit zegt dus niets over het percentage bedrijven dat bepaald beleid voert. Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) In tabel 5.1 wordt weergegeven welk percentage werknemers in de drie branches aangeeft dat binnen hun bedrijf in de afgelopen 5 jaar een risicoinventarisatie en -evaluatie (RI&E) is afgenomen door de arbodienst, en zo ja, welke acties daarbij zijn ondernomen.
54
Tabel 5.1 Percentage werknemers dat aangeeft dat binnen hun organisatie bepaalde acties zijn ondernomen op het gebied van RI&E lederindustrie
orthopeden
schoenherstellers
binnen de organisatie is door de arbodienst in de afgelopen 5 jaar een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) uitgevoerd
ja
40
30
9
nee
11
15
30
weet niet
49
55
61
bij deze RI&E is specifiek aandacht besteed aan fysieke belasting in het werk
66
60
42*
op basis van deze RI&E is een plan van aanpak opgesteld om de arbeidsrisico’s in het bedrijf te verminderen
68
71
36*
*
N.B.: (a) het gaat hierbij om zeer kleine aantallen en (b) er is een relatief groot gedeelte dat deze vraag niet weet te beantwoorden.
indien RI&E is uitgevoerd
De bekendheid met de RI&E blijkt beperkt. (Bijna) de meerderheid van de werknemers in de drie branches weet niet of een RI&E is afgenomen in het bedrijf. Van degenen die dit wel weten, geeft binnen de lederindustrie en de orthopedische schoenindustrie de meerderheid aan dat een RI&E wel is afgenomen en binnen de schoenherstellersbranche dat een RI&E niet is afgenomen. Dit laatste zal te maken hebben met het feit dat de schoenherstellersbranche vooral uit hele kleine bedrijfjes bestaat, waar een RI&E minder snel zal worden afgenomen dan in grotere bedrijven. Is er zeker wel een RI&E uitgevoerd, dan is hierin volgens een meerderheid van de betreffende werknemers in de lederindustrie en de orthopedische schoenindustrie specifiek aandacht besteed aan fysieke belasting in het werk. Werknemers in de schoenherstellersbranche geven in mindere mate aan dat dit het geval is, maar dit dient met enige voorzichtigheid gezegd te worden (zie voetnoot bij tabel). Voor de vraag of op basis van de RI&E een plan van aanpak is opgesteld om de arbeidsrisico’s in het bedrijf te verminderen, geldt hetzelfde verhaal.
55
Maatregelen ter voorkoming van fysieke belasting Tabel 5.2 laat zien of er volgens de werknemers in de drie branches maatregelen door hun werkgever worden genomen om gezondheidsrisico’s ten gevolge van fysieke belasting te voorkomen. Een minderheid van de werknemers geeft aan dat zijn/haar bedrijf dit soort maatregelen neemt. Ook op dit punt is de onwetendheid van de werknemers echter groot. Van degenen die hierover een uitspraak kunnen doen, zegt de meerderheid binnen de lederindustrie en de orthopedische schoenindustrie dat hun bedrijf deze maatregelen neemt. Binnen de schoenherstellersbranche zeggen meer werknemers niet dan wel dat hun bedrijf dit soort maatregelen treft. Tabel 5.2 Mate waarin het bedrijf volgens de werknemers maatregelen genomen heeft om gezondheidsrisico’s ten gevolge van fysieke belasting te voorkomen lederindustrie
orthopeden
schoenherstellers
45
41
27
gebruik van betere machines
35
20
14
gebruik van tilhulpmiddelen
34
6
2
afwisselen/rouleren fysiek bel. werk
16
15
6
gebruik van aangedreven gereedschap
14
8
8
meer pauze/vaker korte pauze
7
6
6
voorlichting en training
7
7
2
geen maatregelen
15
22
34
weet niet
40
37
39
maatregelen zijn genomen
Worden er maatregelen genomen om de fysieke belasting te verminderen, dan omvat dit vaak (mede) het gebruiken van betere machines. In alledrie de branches is dit de door de werknemers meest genoemde maatregel. Binnen de lederindustrie wordt daarnaast het gebruiken van tilhulpmiddelen heel vaak genoemd. Verder noemen de werknemers in de drie branches vaak, maar in mindere mate, het afwisselen of rouleren van fysiek belastend werk of het gebruik van aangedreven gereedschap. Van de maatregelen die het bedrijf genomen heeft, wordt door een grote meerderheid van de werknemers in de drie branches regelmatig of altijd gebruik gemaakt. Degenen die er niet of nauwelijks gebruik van maken, geven hiervoor meestal als reden dat de genomen maatregelen niet van toepassing zijn op hun functie of werkzaamheden.
56
Maatregelen ter verkleining van gezondheidsrisico’s gevaarlijke stoffen Aan de werknemers in alle vijf leder- en schoenenbranches is gevraagd in hoeverre ze werken met bepaalde gevaarlijke stoffen (oplosmiddelhoudende producten, looimiddelen, zuren of dampen, schuimharsen of polyester plamuren). Zie hiervoor ook paragraaf 4.2.3. Aan degenen die wel eens werken met één of meer van deze gevaarlijke stoffen (61 procent van het totaal aantal werknemers) is gevraagd of hun bedrijf maatregelen neemt om gezondheidsrisico’s van deze producten te verkleinen. De uitkomsten hiervan worden weergegeven in tabel 5.3. Gemiddeld tweederde van deze groep werknemers geeft aan dat hun bedrijf dit soort maatregelen neemt. De werknemers in de orthopedische schoenindustrie geven het vaakst aan dat maatregelen genomen worden. De werknemers in de lederwarenindustrie het minst vaak, maar hier is ook het percentage dat dit niet weet het hoogst. Tabel 5.3 Percentage van de bedrijven waarbinnen maatregelen genomen zijn om gezondheidsrisico’s van gevaarlijke stoffen te verkleinen (als percentage van de werknemers die aan gevaarlijke stoffen zijn blootgesteld)
lederindustrie
lederwarenindustrie
schoenindustrie
orthopeden
schoenherstellers
67
52
64
85
66
extra ventileren
35
34
57
79
64
beschermende uitrusting
52
21
26
65
4
oplosmiddelen vervangen
30
19
22
13
13
voorlichting
16
4
11
17
7
werkwijze aanpassen
13
9
5
16
11
3
3
2
1
1
geen maatregelen
14
24
18
10
22
weet niet
18
24
18
5
11
maatregelen zijn genomen
maximale blootstellingduur
Indien het bedrijf maatregelen heeft genomen om de gezondheidsrisico’s van de gevaarlijke stoffen te verkleinen, is gevraagd welke maatregelen dit betrof. De door de werknemers twee meest genoemde maatregelen zijn het extra ventileren (bijvoorbeeld lijmafzuiging) en het gebruikmaken van beschermende uitrusting (zoals kleding, handschoenen of mondmaskers). Het extra ventileren wordt binnen elke branche door een meerderheid van de betreffende werknemers genoemd (binnen de schoenherstellersbranche zelfs bijna door iedereen). Het gebruikmaken van beschermende uitrusting wordt met name binnen de lederindustrie en orthopedische schoenindustrie veel genoemd en binnen de schoenher-
57
stellersbranche juist bijna niet. Als derde maatregel wordt ook relatief vaak genoemd het vervangen van oplosmiddelhoudende producten.
5.3
Maatregelen ten behoeve van arbeidsomstandigheden volgens werkgevers In de telefonische interviews met werkgevers is gevraagd naar maatregelen die in de afgelopen jaren zijn getroffen ter vermindering van de lichamelijke belasting. Ruim driekwart van de bedrijven in de lederindustrie, orthopedische schoenindustrie en schoenherstellersbranche heeft dit soort maatregelen getroffen. Zoniet, dan zag men hier geen aanleiding toe. Meestal betrof dit de aanpassing van materialen. Aanpassing van de organisatie van het werk of van het gedrag van de werknemers kwam veel minder voor. Het initiatief voor de getroffen maatregelen ter vermindering van de lichamelijke belasting is meestal door de werkgever genomen. Het signaleren van problemen of het zoeken naar oplossingen gebeurt soms in samenspraak met de werknemers. De arbodienst lijkt hierin bijna nooit een rol te spelen. Maatregelen ter vermindering van fysieke belasting Werkgevers in de lederindustrie hebben vooral maatregelen genomen ter verbetering van de werkhouding, door de aanschaf van materialen die het bukken en reiken moeten beperken: machines op andere werkhoogte of in hoogte verstelbare machines, verende pallets of heftafels, stapelaars en heftrucks. Bij een paar bedrijven zijn ook maatregelen getroffen in de vorm van aanpassing van de organisatie van het werk: taken worden gerouleerd of er worden meerdere medewerkers ingezet voor bepaalde handelingen (zoals zwaar tillen). In de orthopedische schoenindustrie is een noodzakelijke vervanging van het machinepark of een grote verandering in het bedrijf (verbouwing, bedrijfsovername) in de afgelopen jaren door veel bedrijven aangegrepen om de arbeidsomstandigheden te verbeteren. Vaak gaat het hierbij om vermindering van fysieke belasting in strikte zin: de aanschaf van machines met een aangepaste of verstelbare werkhoogte, met minder trilling of geluid. Dit is vaak gecombineerd met het aanbrengen van een betere luchtzuivering of afzuiginstallatie. Ook zijn er soms maatregelen getroffen om de verlichting en de klimaatbeheersing (temperatuur, tocht) te verbeteren. De bedrijven in de schoenherstellersbranche hebben vooral maatregelen getroffen om de werkhoogte te verbeteren: in hoogte verstelbare machines en aanschaf van opstapjes. Ter bescherming van de medewerkers tegen stof en geluid
58
zijn soms beschermingsmiddelen als veiligheidsbrillen, mondkapjes en oordoppen aangeschaft. De medewerkers zijn gewezen op het gebruik hiervan, maar worden er over het algemeen niet op aangesproken als ze deze niet gebruiken. Een paar ondervraagde werkgevers in de lederindustrie en de orthopedische schoenindustrie geven aan dat er op dit moment nog problemen met de lichamelijke belasting van het werk zijn, waarvoor maatregelen gewenst zouden zijn. De reden dat hier niets aan gedaan wordt, is dat het een moeilijk oplosbaar probleem is of dat de oplossing te duur is. RI&E In de meeste ondervraagde bedrijven in de lederindustrie en de orthopedische schoenindustrie is een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) afgenomen; in de overige bedrijven is men hier vaak mee bezig. De maatregelen ter vermindering van de fysieke belasting zijn bij ongeveer de helft van deze bedrijven opgenomen in een plan van aanpak, volgend uit de RI&E. In de schoenherstellersbranche is in geen van de ondervraagde bedrijven een RI&E afgenomen, wat zal samenhangen met de kleine omvang van deze bedrijven.
5.4
Maatregelen ten behoeve van arbeidsomstandigheden op brancheniveau Kenners van de branches hebben hun visie gegeven op de stand van zaken met betrekking tot maatregelen ter vermindering van de lichamelijke belasting. Gevraagd is welke maatregelen op brancheniveau in de afgelopen jaren zijn ontwikkeld, of (afhankelijk van nog bestaande problemen) nog ontwikkeld zouden moeten worden. Lederindustrie Binnen de lederindustrie zijn in de afgelopen jaren verschillende maatregelen ter vermindering van de lichamelijke belasting doorgevoerd. De maatregelen zijn getroffen door een groot aantal individuele bedrijven, met name de grotere bedrijven. Het initiatief hiertoe is genomen door de directies van deze bedrijven. De brancheorganisatie heeft hierin geen rol gespeeld. Een op grote schaal doorgevoerde maatregel ter vermindering van het maken van repeterende bewegingen – een van de grootste knelpunten binnen de branche op het gebied van fysieke belasting – is het wisselen van taken (roulatie). Vooral bij werkzaamheden als tillen en trekken wordt al veel gerouleerd.
59
Met betrekking tot zwaar tillen en dragen – een ander veelvoorkomend knelpunt – zijn enkele hulpmiddelen geïntroduceerd om de belasting te verminderen. Er is een grijpmechanisme ontwikkeld om huiden uit de zogenaamde wet blue pers te halen, wat vroeger met de hand ging. Ook wordt gebruik gemaakt van sorteermachines die de huiden in klassen verdelen (op basis van fouten in de huiden). Hierdoor hoeven medewerkers de huiden niet meer zelf op de juiste pallets te gooien (niet binnen alle bedrijven toegepast). Het werken met looimiddelen en andere kleine chemicaliën is al zoveel mogelijk geautomatiseerd. Vrachtwagens vullen silo’s met de looimiddelen. Vervolgens worden deze middelen tijdens het looiproces machinaal toegevoegd aan de huiden (niet binnen alle bedrijven toegepast). Volgens de geïnterviewde branchekenner zijn er op dit moment binnen de branche geen grote problemen met de lichamelijke belasting van het werk, waarvoor het gewenst zou zijn om verdere maatregelen te ontwikkelen. Over het algemeen kan worden gesteld dat de bedrijven allemaal vrij nieuwe apparaten en machines hebben. Het trillen van machines en ook het geluid (een vorm van fysische belasting) zullen daarom niet veel verder teruggedrongen kunnen worden. Bedrijven zijn zich bewuster zijn geworden van de arbeidsomstandigheden. Door de verplicht gestelde RI&E’s wordt hier nu meer serieus naar gekeken. Een en ander is ook afhankelijk van de mentaliteit van de werknemers. In de lederindustrie werken veel laaggeschoolde en ongeschoolde werknemers. Zij moeten zich er (meer) van bewust worden dat ze zelf een bepaalde verantwoordelijkheid hebben, bijvoorbeeld bij het rouleren van taken. Orthopedische schoenindustrie Voor de grootste – door de kenner genoemde – knelpunten (werken met oplosmiddelen, stof en geluid) geldt dat er reeds allerlei richtlijnen voor bestaan om de belasting terug te dringen. Er zijn in de afgelopen jaren verschillende maatregelen in de branche doorgevoerd. Zo bestaan er voor lijm- en harsdampen afzuigsystemen. Bovendien wordt er nog maar gewerkt met kleine concentraties lijm; een schadelijk middel voor hielenversteviging is bijvoorbeeld uit de markt genomen. Voor stof en geluid bestaan beschermingsmiddelen (stofbril, oordoppen) en de leveranciers van schuurmachines hebben verbeteringen getroffen wat betreft geluid en (stof)afzuiging van de machines. Machinefabrikanten zijn vrij actief in het zoeken naar oplossingen voor hoge fysieke belasting. Ook de brancheorganisatie houdt zich al langere tijd bezig met het onderwerp fysieke belasting. De brancheorganisatie heeft hierin een belangrijke voorlichtende functie. Als er ‘iets nieuws in het land’ is, dan wordt daarover
60
bericht in vakbladen. Ook vraagt de brancheorganisatie bedrijven mee te doen aan onderzoeken op het gebied van fysieke belasting. De brancheorganisatie communiceert de conclusies en oplossingen die hieruit volgen naar de bedrijven. Een voorbeeld hiervan is het zoeken naar oplossingen voor het werken met lijmen en harsen. Er bestaan nu lijmen op waterbasis, daarnaast worden afzuigtafels en puntafzuiging op grote schaal gebruikt. Ook worden werknemers meer bewust gemaakt van hun gedrag (ook door voorlichting door de brancheorganisatie): de dop op de lijmpot doen , oppassen voor een eenzijdige werkhouding. Werknemers zouden zich inmiddels ook beter bewust zijn van goede voorwaarden om onder te werken. Er spelen momenteel geen problemen binnen de branche met betrekking tot de lichamelijke belasting van het werk, waarvoor op brancheniveau nieuwe maatregelen ontwikkeld zouden moeten worden. De brancheorganisatie doet al veel aan werkomstandigheden en ook aan opleidingen: een interne opleiding duurt zes jaar, waaraan per jaar een paar miljoen wordt uitgegeven voor een paar mensen. Dit laatste geeft een grote binding met en loyaliteit vanuit de werknemers. Schoenherstellersbranche In de schoenherstellersbranche zijn in de afgelopen jaren op brancheniveau maatregelen ontwikkeld, ter vermindering van de lichamelijke belasting door staand werk, en voor stof- en lijmdampafzuiging (fysische belasting). De meeste maatregelen zijn op initiatief van de machineleveranciers voor de branche ontwikkeld. Voor het staand werk – wat door de geraadpleegde kenner van de branche als het voornaamste knelpunt wordt gezien – is een tweetal materiaalaanpassingen doorgevoerd. Ten eerste zijn er ergonomische matten ontwikkeld om op te staan, gemaakt van een speciaal (soort verend) materiaal. Ten tweede zijn er hoog/laagmachines geïntroduceerd, die in hoogte verstelbaar zijn (waarachter staand gewerkt wordt). Het komt ook voor dat machines niet in hoogte verstelbaar zijn, maar dat de werkhoogte op de persoon afgestemd wordt. Dit laatste is een reële optie omdat er meestal maar één à twee personen werkzaam zijn binnen een schoenherstellersbedrijf. Voor arbeidsgehandicapten die alleen zittend werk kunnen doen, worden door een gespecialiseerd bedrijf machines gemaakt waarachter je kunt zitten. De matten en hoog/laag-machines zouden tezamen in grote mate bijdragen aan de vermindering van de fysieke belasting door staand werk. Verder zijn er maatregelen met betrekking tot stof- en lijmdampafzuiging genomen, conform de Nederlandse wetgeving. Er wordt door schoenherstellers veel gewerkt met lijmen, maar inmiddels hebben bijna alle schoenherstellers een goe-
61
de afzuiging bij de speciaal voor het lijmen ingerichte lijmtafel. Ook als er nog geen goede afzuiging is (bijvoorbeeld bij een paar ‘ouderwetse’ schoenherstellers), dan zou dit niet echt een probleem vormen: lijmdamp is zwaarder dan lucht, en daalt dus. Daarom zit de afzuiging ook laag (onder de lijmtafel). Overigens is op initiatief van de brancheorganisatie een lijmonderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek dat de door schoenherstellers gebruikte atoomlijm niet slecht is voor de gezondheid. Deze lijm onttrekt water uit de lucht, en dus ook uit de ogen. Dit geeft wel een droog gevoel aan de ogen, maar is niet schadelijk. Er zijn volgens de geïnterviewde branchekenner op dit moment geen problemen binnen de branche met de lichamelijke belasting van het werk, waarvoor het gewenst zou zijn om maatregelen op brancheniveau te ontwikkelen. Er is/wordt nog wel gekeken naar het achterstevoren plaatsen van machines, zodat de schoenherstellers zich niet elke keer hoeven om te draaien naar de klanten, waar ze nu met de rug naartoe staan. Dit alternatief wordt echter niet zo positief gewaardeerd, want hierdoor is er minder werkruimte (machine kan niet meer tegen de muur staan) en staat de schoenmaker soms verder van de balie af (machine staat ertussen).
63
6
6.1
FYSIEKE BELASTING: OPLOSSINGEN
Inleiding De volgende onderzoeksvragen zullen in dit hoofdstuk worden beantwoord: 1. 2. 3.
Wat is de huidige stand van de wetenschap voor het beheersen of voorkómen van het arbeidsrisico fysieke belasting? Welke kosten en baten zijn aan dergelijke maatregelen verbonden? Op welke termijn zijn de maatregelen te realiseren?
Een overzicht van de huidige stand van de wetenschap met betrekking tot maatregelen die worden getroffen voor het reduceren/elimineren van het arbeidsrisico fysieke belasting is weergegeven in paragraaf 6.2. In het oplossingenboek10 zijn de detailbeschrijvingen opgenomen. Per maatregel is hierin onder andere weergegeven wat de kosten en baten van de maatregel zijn en op welke termijn deze te realiseren is.
6.2
Stand van de wetenschap Voor de reductie of eliminatie van de knelpunten fysieke belasting, zoals naar voren gekomen uit de nulmeting, zijn in totaal 13 geobserveerde oplossingen in kaart gebracht voor de lederindustrie en 12 oplossingen voor de orthopedische schoenindustrie en schoenherstellersbranche. Hierbij gaat het dus om oplossingen die in één of meer van de geobserveerde bedrijven al worden toegepast. Daarnaast zijn voor de lederindustrie 12 en voor de orthopedische en schoenherstellersbranche 18 potentiële oplossingen geformuleerd die na verdere uitwerking kunnen worden toegepast in deze branches. Beschrijven van oplossingen De oplossingen geven de huidige stand van de wetenschap weer voor het beheersen of voorkómen van het arbeidsrisico fysieke belasting voor de risicovolle werkzaamheden in de lederindustrie, de orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche. Alle oplossingen staan in detail beschreven in het oplossingenboek. Bedrijven kunnen zelf nagaan welke oplossing voor hen het 10
Draisma, I.C., C.M.C. Schilder, J.A.M. Jongenelen (2003). Oplossingenboek fysieke belasting in de leder- en schoenenbranches: bijlagenrapport met meetverslagen en oplossingen. Leiden/Den Haag: AStri / vhp ergonomie
64
meest geschikt is. Bij de beschrijvingen van iedere oplossing wordt de volgende informatie gegeven: of de oplossing al in de branches worden toegepast of dat deze nog experimenteel zijn en verder uitontwikkeld moet worden; beschrijving van de oplossing; bij welke werkzaamheden de oplossing een verlaging van de fysieke belasting oplevert; het verwachte resultaat van de oplossing ten aanzien van fysieke belasting en efficiënter werken; een foto of afbeelding (indien beschikbaar); kenmerken van de oplossing; zoals technische gegevens, onderhoud en aanschafkosten; een inschatting van de voor- en nadelen voor de werkgever en medewerker bij implementatie; de randvoorwaarden die gelden bij de implementatie op het gebied van organisatie, techniek en omgeving; een indicatie betreffende de termijn waarin de oplossing te realiseren is (nadat de beslissing genomen is de oplossing in te voeren).
6.3
Oplossingen fysieke belasting In paragraaf 6.3.1 worden de belangrijkste oplossingen beschreven voor de lederindustrie, in paragraaf 6.3.2 voor de orthopeden en paragraaf 6.3.3 voor de schoenherstellers. De oplossingen zijn te onderscheiden in: gedragsoplossingen (het gedrag van de werknemer aanpassen, bijvoorbeeld een werktechniektraining), organisatorische oplossingen (het werk op een andere manier organiseren, bijvoorbeeld taakroulatie), techniekoplossingen (aanpassing van machines en hulpmiddelen, bijvoorbeeld automatisering), ergonomische richtlijnen (aanpassing van de werkplek aan de werknemer, bijvoorbeeld voor het inrichten van een machinewerkplek).
6.3.1
Lederindustrie Tabel 6.1 geeft een overzicht van de oplossingen voor fysieke belasting in de lederindustrie. Voor de eerste acht stappen in het productieproces, de werkzaamheden tot en met welken, die voornamelijk door twee bedrijven worden uitgevoerd, adviseren we advies op maat bij de twee bedrijven. De werkzaamheden zijn sterk gerelateerd aan het type machine waar men voor heeft gekozen, waardoor de oplossingen voor beide bedrijven verschillend zijn.
65
Tabel 6.1 Overzichtstabel oplossingen lederindustrie oplossing
invoeringsG/P* termijn11
gedrag G
1.
werktechniek training
M
G
G
2.
aandachtsfunctionaris fysieke belasting
M
P
O
1.
taakroulatie/afwisseling
K
G
O
2.
brochure succesvol invoeren van arbo-maatregelen
M
P
O
3.
vliegende kiep
K
G
O
4.
expertmeetings organiseren
M
P
organisatie
techniek T
1.
horizontaal en verticaal transport
K/M
G
T
2.
verticale verplaatsing
K/M
G
T
3.
haak- en railtransport
M/L
G
T
4.
stamat
K
P
T
5.
stasteun
K
P
T
6.
automatiseren horizontaal transport van opgespannen huiden
L
G
T
7.
stapelaar
M/L
G
T
8.
hulpmiddelen voor de handling van vaten met chemicaliën
M
G
T
9.
optimaliseren ophangen en afhalen huiden aan stokkendroger
L
G
T
10. gebruik maken van kiepbakken en kranen
M/L
G
T
11. vaten op hoogte plaatsen
L
G
T
12. gebruik bordessen of hefwerktuig met kantelinrichting
M/L
G
R
1.
ergonomische aanbevelingen voor optimaal inrichten van een machinewerkplek
M
P
richtlijnen
R
2.
ergonomische aanbevelingen over duwen en trekken
M
P
R
3.
ergonomische aanbevelingen over staan en zitten
M
P
R
4.
ergonomische aanbevelingen over tillen
M
P
R
5.
ergonomische aanbevelingen over reikwijdte
M
P
R
6.
ergonomische aanbevelingen over werkhoogte
M
P
R
7.
ergonomische aanbevelingen voor gebruik en onderhoud van wielen
M
P
*G=Geobserveerde oplossing; P = Potentiële oplossing
De maatregel die voor de meeste medewerkers in de leerindustrie een verbetering oplevert is het aanpassen van de juiste werkhoogte. Met het aanpassen van 11
Invoeringstermijn voor individueel bedrijf (na beslissing): kort = direct (relatief goedkope en eenvoudig in te voeren oplossing); middel = binnen een jaar; lang = meer dan een jaar (oplossing die gepaard gaat met hoge investeringskosten, verbouw of nieuwbouw)
66
de werkhoogte is de werkhouding op een groot aantal werkplekken, in het gehele productieproces te verbeteren. Door het op de juiste hoogte brengen van de te bewerken wetblue of crust, hoeft niet frequent voorovergebogen te worden of ver gereikt te worden. Oplossingen hiervoor zijn op verschillende niveaus mogelijk. In de branche gesignaleerde techniekoplossingen zijn beschreven bij verticale verplaatsing (T2) en stapelaar (T7). De ergonomische richtlijnen (R2 en R5 en R6) bieden duidelijke randvoorwaarden voor werkhoogtes en reikwijdtes welke bij herinrichting of aanpassing van de werkplek gehanteerd moeten worden. Voor het doseren van chemicaliën in de laatste (finish) fase zijn eenvoudige hulpmiddelen (T8) verkrijgbaar die de tilbelasting reduceren/elimineren. De ergonomische richtlijn over tillen (R4) biedt duidelijke aanbevelingen over maximaal te tillen gewicht en geadviseerd hulpmateriaal. Voor het verplaatsen van zwaar beladen pallets en karren zijn technische oplossingen beschreven (T1). Ergonomische richtlijnen over duwen en trekken (R2) bieden duidelijke aanbevelingen welke karren nog handmatig of welke elektrisch zouden moeten worden verplaatst. Voor de resterende belastende werkzaamheden zijn verschillende oplossingen aangedragen. Gezien de hoge investeringskosten zijn dit lastige oplossingen. Voorgesteld wordt deze maatregelen te koppelen aan verbouw of nieuwbouw. Het betreft oplossingen voor: het tillen van chemicaliën (2c, 7c, 14 c); het handmatig leegtrekken van vaten (7b en 14b); het handmatig verplaatsen van spanramen (15d); het handmatig ophangen van huiden (15d). Langdurig staan is een lastig op te lossen knelpunt. Op slechts een beperkt aantal plaatsen zou een stasteun toegepast kunnen worden (zie T5 oplossingenboek). Sta-matten (zie T4 oplossingenboek) worden in dergelijke situaties wel toegepast. Van sta-matten is het effect niet wetenschappelijk onderbouwd. Ook biedt rouleren voor dit knelpunt geen soulaas omdat er nauwelijks tot geen werkzaamheden zittend of stasteunend uitgevoerd kunnen worden.
6.3.2
Orthopedische schoenindustrie Tabel 6.2 geeft een overzicht van de oplossingen voor fysieke belasting in zowel de orthopedische schoenindustrie als de schoenherstellersbranche.
67
1.
werktechniek training
M
x
G
2.
aandachtsfunctionaris fysieke belasting
M
G/P*
SH13
G
oplossing
OT14
Invoeringstermijn12
Tabel 6.2 Overzichtstabel oplossingen schoenherstellersbranche (SH) en orthopedische schoenindustrie (OS)
gedrag x
G
x
P
organisatie O
1.
arbotoolkit samenstellen
M
x
x
P
O
2.
taakroulatie/afwisseling
K/M
(x)
x
G
O
3.
brochure succesvol invoeren van arbo-maatregelen
M
x
x
P
O
4.
dienstverlening op bedrijf i.p.v. op locatie
M
x
G
techniek T
1.
laptopstandaard voor maatneemplek
K
x
P
T
2.
cad tafel
M
x
P
T
3.
hoge stoel voor klanten
M
x
G
T
4.
knielmat voor op locatie
K
x
P
T
5.
opslag overleder
M/L
x
G
T
6.
machines: instelbaar of verstelbaar
M/L
x
x
G
T
7.
gereedschapgebruik en onderhoud
M
x
x
G
T
8.
inzet van hulpmiddelen en handgereedschappen
K/M
x
x
G
T
9.
stasteun
K
x
x
P
T
10. voetenbankje
K
x
G
T
11. werkstoelen
K
x
G
T
12. werktafels in hoogte verstelbaar
M
x
P
T
13. opvouwbaar steekwagentje voor op locatie
K
x
P
T
14. automatisering
M/L
x
G
T
15. locatie wagen
L
x
P
R
1.
ergonomische aanbevelingen voor optimaal inrichten van een (machine) werkplek
M
x
x
P
R
2.
ergonomisch aanbevelingen over duwen en trekken
M
x
x
P
R
3.
ergonomische aanbevelingen over staan en/of zitten
M
x
x
P
R
4.
ergonomische aanbevelingen voor de inrichting van een baliewerkplek
M
x
x
P
x
richtlijnen
12
13 14
Invoeringstermijn voor individueel bedrijf (na beslissing): kort = direct (relatief goedkope en eenvoudig in te voeren oplossing); middel = binnen een jaar; lang = meer dan een jaar (oplossing die gepaard gaat met hoge investeringskosten, verbouw of nieuwbouw) SH= schoenherstellersbranche OS= orthopedische schoenindustrie
x
G/P*
OT14
SH13
oplossing
Invoeringstermijn12
68
R
5.
ergonomische aanbevelingen voor aanschaf van werktafels
M
R
6.
ergonomische aanbevelingen voor optimaal inrichten van een schoenherstelbedrijf
M
R
7.
ergonomische aanbevelingen voor het inrichten van een paskamer
M
x
P
R
8.
ergonomische aanbevelingen voor het inrichten van een scanwerkplek
M
x
P
R
9.
ergonomische aanbevelingen voor beeldschermwerk
M
x
G
x
P P
*G=Geobserveerde oplossing; P = Potentiële oplossing
De belangrijkste oplossing voor de orthopedische schoenbedrijven moet gezocht worden in het doorbreken van het langdurig voorovergebogen werken. Taakroulatie is de belangrijkste oplossing voor de knelpunten bij de orthopedische schoenbedrijven. Met behulp van taakroulatie (oplossing O1) of een brede inzetbaarheid van medewerkers is de kans op fysieke klachten veel kleiner. De arbotoolkit (O0), een oplossing waarmee het bedrijf zelf in kaart kan brengen welke werkzaamheden een probleem vormen en welke niet, kan hierbij ondersteuning bieden. Ook kunnen in hoogte verstelbare werktafels (T12) en goede werkstoelen (T11) op sommige werkplekken tot een betere werkhouding leiden, bijvoorbeeld bij het schachten maken. Ten slotte kan de duur van sommige werkzaamheden met een goede werktechniektraining (G1) verkort worden, door efficiënter te werken met goed hulpmateriaal (T8 Inzet van hulpmiddelen en handgereedschappen). Voor het maatnemen op locatie zijn een aantal technische oplossingen beschreven zoals een knielmat (T4), voetenbankje (T10), opvouwbaar steekwagentje (T13) en locatiewagen (T15). Organisatie maatregel dienst verlening op bedrijf (O3) verdient echter de voorkeur. De klant wordt zoveel mogelijk aangespoord om naar het eigen bedrijf te komen, de randvoorwaarden die daarvoor nodig zijn kunnen wellicht op branche niveau geregeld worden (afstemmen zorgverzekeraar/ ziekenhuizen / taxivervoer / vergoeding etcetera). Maatregel ergonomische richtlijnen voor de paskamer (R7) biedt heldere aanbevelingen voor de inrichting van de paskamer. Naast taakroulatie kan automatisering (T14) voor taken als schachten maken een reductie fysieke belasting opleveren. Het patronen tekenen en snijden wordt door de computer gestuurd. Een goede werkplekinrichting is daarbij van belang. Hier-
69
voor zijn technische oplossingen zoals een cad tafel (T2) en in hoogte verstelbare tafels (T12). Daarnaast bieden de ergonomische richtlijnen houvast voor de aanschaf van de werktafel (R5) en voor beeldschermwerk (R9). In hoogte verstelbare machines (T6) zijn van belang bij het voorkomen van ongunstige werkhoudingen bij het leesten schuren en bij de kurkopbouw; het inschuren van de belijning. De ergonomische richtlijn voor de (machine-)werkplek (R1), biedt heldere randvoorwaarden voor het ontwerpen of aanpassen van een machine werkplek vanwege aanbevelingen over werkhoogte, reikwijdte etcetera.
6.3.3
Schoenherstellersbranche De belangrijkste oplossing voor de schoenherstellers moet gezocht worden in een goede werkplekinrichting (zie tabel 6.2). Machines op een goede werkhoogte (T6), goed gereedschap (T7) en goed handgereedschap (T8) levert een aanzienlijke reductie in fysieke belasting op. De ergonomische richtlijn voor de inrichting van een schoenherstelbedrijf (R6) en een baliewerkplek (R4) bieden heldere randvoorwaarden. Langdurig staan is een lastig knelpunt. De activiteiten duren vaak te kort om er echt bij te gaan zitten. Sta-steunen (T9) is een technische oplossing die bij sommige schoenherstellers wordt toegepast. Bij arbeidsgehandicapten worden ook machines geïnstalleerd waar zittend aan gewerkt kan worden. De ergonomische richtlijnen optimale inrichting schoenherstellers bedrijf (R6) biedt hier richtlijnen voor. Ten aanzien van het schuren wat een duwbelasting en trillingen oplevert is het van belang goed gereedschap te gebruiken en goed onderhoud te plegen: scherpe schuurbanden gebruiken en freesmessen tijdig slijpen en vervangen (T7). Als het mogelijk is moet men de duur van deze activiteit verkorten of regelmatig afwisselen (O1). Daarnaast is een goede werkhoogte tijdens het schuren (T6) van belang.
71
7
7.1
VERZUIM EN REÏNTEGRATIE: NULMETING
Inleiding In het kader van de nulmeting van het ziekteverzuim en de WAO-instroom in de lederindustrie, lederwarenindustrie, (orthopedische) schoenindustrie en de schoenherstellersbranche, wordt in dit hoofdstuk antwoord gegeven op onderstaande vragen: 1. 2. 3.
Wat zijn, voorafgaand aan de uitvoering van het arboconvenant, de omvang, de aard en de oorzaken van het ziekteverzuim in de vijf branches? Wat is, voorafgaand aan het arboconvenant, de omvang en de aard van de WAO-instroom? Hoe verhouden het ziekteverzuim en de WAO-instroom zich tot aanpalende branches en het landelijk gemiddelde?
De omvang, aard en oorzaken van het ziekteverzuim zal eerst weergegeven worden aan de hand van door de werknemers zelf gerapporteerde gegevens (paragraaf 7.2). Daarna zal de omvang en opbouw van de WAO-instroom aan de orde komen, waarbij gebruik is gemaakt van UWV-gegevens (paragraaf 7.3). Ten slotte wordt de omvang van het verzuim en de WAO-instroom besproken zoals deze door de werkgevers is aangegeven (paragraaf 7.4).
7.2
Zelfgerapporteerde verzuimcijfers In de werknemersenquête zijn vragen gesteld over het ziekteverzuim van de werknemer in de voorgaande periode van acht weken. De uitkomsten hiervan zijn in deze paragraaf gebruikt om inzicht te geven in enerzijds de omvang en aard van het verzuim en anderzijds de oorzaken van het verzuim.
7.2.1
Omvang en aard van het ziekteverzuim Het verzuimpercentage in de leder- en schoenenbranches Op basis van de vragen die in de werknemersenquête gesteld zijn over het aantal werkdagen dat men in de voorgaande acht weken ziek was (aangezien de enquête eind april is uitgezet gaat het globaal genomen om de maanden maart en april), is voor elke branche het verzuimpercentage over 2003 berekend. Het zwangerschaps- en bevallingsverlof is hierbij niet meegeteld. Het verzuimpercentage is met 4,4 het laagst bij de schoenherstellers en met 5,8 het hoogst in de lederwarenindustrie. Het landelijk gemiddelde in het eerste kwartaal van 2003 is
72
volgens het CBS 5,3 procent. Dit cijfer kan echter niet zonder meer gebruikt worden voor vergelijking met de schoen- en lederbranches. Het CBS-cijfer is op een andere manier tot stand gekomen dan onze cijfers, namelijk via enquêtes onder bedrijven. Er is nog geen onderzoek gedaan naar de mate waarin verzuimcijfers volgens de methode van de Monitor Arboconvenanten en die uit andere bronnen, zoals CBS, arbodienst of het bedrijf zelf, direct vergelijkbaar zijn. Tabel 7.1 Verzuimpercentage per branche verzuimpercentage lederindustrie
5,2
lederwarenindustrie
5,8
schoenindustrie
4,9
orthopedische schoenindustrie
5,1
schoenherstellers
4,4
totaal
5,1
Verschillen naar achtergrondkenmerken In tabel 7.2 wordt het verzuimpercentage en het gemiddeld aantal ziekmeldingen (meldingsfrequentie) uitgesplitst naar enkele kenmerken van werknemers en naar de grootte van het bedrijf waar ze werken. In deze tabel zijn alle branches samengenomen. Zoals al eerder aangegeven is dit cijfer niet representatief voor de vijf branches in totaal, omdat het niet gewogen is naar de grootte van de afzonderlijke branches. Ook moet de kanttekening gemaakt worden dat aan de hoogte van de meldingsfrequentie op zichzelf geen waarde kan worden gehecht, omdat deze gebaseerd is op een terugkijkperiode van 12 maanden. Waarschijnlijk zullen de werknemers zich niet meer alle (korte) verzuimen herinneren, waardoor dit verzuimkengetal systematisch onderschat wordt. Wel kan uit het cijfer opgemaakt worden welke groepen werknemers zich het vaakst ziek melden. Ook kan de huidige meldingsfrequentie over enkele jaren vergeleken worden met de eindmeting: omdat de onderschatting systematisch is, is een verschil tussen voor- en eindmeting wèl betekenisvol. Uit de tabel blijkt dat de vrouwen in de leder- en schoenenbranches een hoger verzuimpercentage hebben dan mannen en zich gemiddeld ook vaker ziekmelden. Een hoger verzuim van vrouwen is normaal; dit is in bijna alle Nederlandse bedrijfstakken het geval. Het verzuimpercentage stijgt over het algemeen met de leeftijd, terwijl de meldingsfrequentie juist lager wordt. In dit licht is het hoge verzuimpercentage van werknemers jonger dan 25 jaar in de leder- en schoenenbranches opvallend.
73
Omdat het om een kleine groep werknemers gaat (42 personen) kan dit een toevallige uitschieter zijn. Tabel 7.2
Verzuimpercentage en meldingsfrequentie naar achtergrondkenmerken verzuimpercentage meldingsfrequentie
geslacht
mannen
vrouwen
4,9
0,7
5,5
1,0
leeftijd
16-24 jaar
7,1
0,7
25-34 jaar
3,3
1,0
35-44 jaar
4,8
0,9
45-54 jaar
4,1
0,7
7,9
0,8
55 jaar en ouder hoogst voltooide opleiding
geen/lager onderwijs
9,2
0,8
mavo/vbo
5,2
1,0
havo/vwo/mbo
2,9
0,7
3,5
0,8
hbo/wo leidinggevende functie
ja
2,6
0,6
nee
6,2
0,9
aanstellingsomvang
35 uur of minder
4,6
1,0
36 uur of meer
3,5
0,8
bedrijfsomvang
1 t/m 4 werknemers
3,2
0,6
5 t/m 9 werknemers
7,3
0,9
10 t/m 49 werknemers
5,1
0,9
50 of meer werknemers
4,8
0,8
5,1
0,8
totaal
Er is een groot verschil in verzuimpercentage tussen hoger en lager opgeleiden. Het verzuimpercentage van degenen met geen of alleen lager onderwijs ligt op 9,2 procent. Dit zijn ook voornamelijk de oudere werknemers: de gemiddelde leeftijd van de laagst opgeleiden is 50 jaar. Leidinggevenden verzuimen beduidend minder dan niet-leidinggevenden; parttimers (dit zijn grotendeels vrouwen) verzuimen meer dan fulltimers.
74
Over het algemeen wordt het verzuimpercentage hoger naarmate een bedrijf meer werknemers heeft. Het hoge verzuimpercentage van 7,3 bij de bedrijven met 5 t/m 9 werknemers (19 procent van de geënquêteerden werkt in een bedrijf van die omvang) is dan ook opvallend en verdient aandacht. Verzuimduur Tabel 7.3 geeft weer de duur van de langste aaneengesloten verzuimperiode in de afgelopen 12 maanden wegens ziekte, ongeval of andere gezondheidsredenen weer, volgens eigen opgave van de werknemers. Ook deze uitkomsten moeten niet te letterlijk genomen worden omdat werknemers zich waarschijnlijk niet meer alle (korte) verzuimen zullen herinneren. Met name het percentage werknemers zonder verzuim zal in werkelijkheid hoger zijn. Wel zijn de cijfers bruikbaar voor vergelijking tussen branches en als nulmeting. Bij de schoenherstellers geeft het grootste percentage van de werknemers aan dat ze niet verzuimd hebben in het afgelopen jaar (63 procent nulverzuim) en in de lederwarenindustrie het kleinste percentage (44 procent nulverzuim). Binnen de lederwarenindustrie, schoenindustrie en bij de orthopeden heeft 9 procent van de werknemers de voorgaande 12 maanden wel eens langer dan 6 weken aaneengesloten verzuimd. Bij de lederindustrie is dit 6 procent en bij de schoenherstellers 5 procent. Tabel 7.3 Duurverdeling van de langst aaneengesloten verzuimperiode tussen april 2002 en april 2003 (% van werknemers)
lederindustrie
lederwarenindustrie
schoenindustrie
orthopeden
schoenherstellers
totaal
0 dagen (nulverzuim)
52
44
52
51
63
52
minder dan 1 week
21
30
24
26
24
25
1 tot en met 6 weken
21
17
16
14
8
16
6
9
9
9
5
8
meer dan 6 weken
Bij wie komt langdurig verzuim het meest voor? Vooral werknemers die langdurig verzuimen kunnen zorgen voor een hoog verzuimpercentage in het bedrijf: zij drukken zwaar op het gemiddelde. Juist door aanpak van langdurig verzuim (vroegtijdige reïntegratie) kan het verzuimpercentage daarom flink dalen. Om deze reden is gekeken of er groepen werknemers of bedrijven zijn aan te wijzen, waarbinnen relatief vaak langer dan zes weken aaneengesloten verzuimd wordt. Dit blijkt het geval te zijn binnen de volgende groepen werknemers: vrouwen, 55-plussers, laag opgeleiden, parttimers en werkne-
75
mers bij bedrijven met 5 t/m 9 werknemers. Het langdurig verzuim van werknemers jonger dan 25 jaar is niet hoger dan gemiddeld, wat suggereert dat het hoge verzuimpercentage uit tabel 7.2 een toevalsuitschieter is.
7.2.2
Oorzaken van het ziekteverzuim De werknemers die de voorgaande 12 maanden wel eens verzuimd hebben, is gevraagd met welk soort gezondheidsklachten dit was. Hierbij waren meerdere antwoorden mogelijk. Uit tabel 7.4 blijkt dat griep en verkoudheid de meest voorkomende verzuimoorzaak is in alle branches. Aangenomen mag worden dat griep en verkoudheid voornamelijk resulteren in kortdurend verzuim van minder dan één week. Indien deze verzuimoorzaak buiten beschouwing wordt gelaten, ontstaat een beeld van de verzuimoorzaken met een (mogelijk) langdurig karakter. Tabel 7.4 Oorzaken van ziekteverzuim tussen april 2002-2003, als percentage van het aantal werknemers dat verzuimd heeft
lederindustrie
lederwarenindustrie
schoenindustrie
rugklachten
36
14
14
17
8
klachten nek, schouder, armen, polsen of handen
22
18
22
15
20
klachten heup, benen, knieën of voeten
14
15
7
6
22
psychische klachten, overspannen of burnout
7
12
15
9
10
conflict op het werk
3
2
7
3
4
klachten door werken met lijm, looimiddelen, zuren, schuimharsen e.d.
2
1
2
1
4
klachten hart- en vaatstelsel
6
3
5
2
2
klachten luchtwegen
8
6
9
2
4
klachten maag of darmen
6
9
6
8
8
huidklachten, allergie
2
2
1
7
-
klachten oren, ogen
6
2
2
1
2
griep, verkoudheid
49
52
49
56
53
andere klachten
13
12
8
16
18
*
orthoschoenpeden herstellers
Werknemers konden meer dan één oorzaak aangeven, waardoor het totaal optelt tot meer dan 100 procent.
De twee belangrijkste oorzaken van WAO-instroom zijn aandoeningen aan het bewegingsapparaat en psychische aandoeningen. Elk zijn zij verantwoordelijk
76
voor eenderde van de WAO-instroom in Nederland. De tabel suggereert echter dat in de leder- en schoenenbranches de aandoeningen aan het bewegingsapparaat een veel belangrijker oorzaak van langdurig ziekteverzuim zijn dan psychische aandoeningen. Bij de helft van de verzuimers was in afgelopen jaar (mede) sprake van aandoeningen aan het bewegingsapparaat In de lederindustrie is het aandeel van rugklachten in het ziekteverzuim met 36 procent opvallend hoog, bij de schoenherstellers is dit aandeel met 8 procent opvallend laag. Schoenherstellers verzuimen echter weer opvallend vaak wegens aandoeningen aan heupen, benen, knieën of voeten. Bij de orthopeden en werknemers uit de schoenindustrie komt dergelijk verzuim juist heel weinig voor. Al met al heeft in de lederindustrie het verzuim het vaakst met aandoeningen aan het bewegingsapparaat te maken (51 procent). In de vier andere branches schommelt dit totaalpercentage tussen de 31 en de 37. Psychische problematiek en conflicten speelden bij 18 procent van de verzuimers een rol Wanneer psychische klachten en conflicten tezamen worden genomen, komen deze verzuimoorzaken met 18 procent het meest voor in de schoenindustrie. Bij de overige branches schommelt het percentage tussen 9 en 12. Relatie van verzuim met werk Aan de werknemers die in de afgelopen 12 maanden hebben verzuimd, is gevraagd of men de indruk heeft dat één of meer van de klachten waardoor men verzuimd heeft, het gevolg waren van het werk dat men deed. Dergelijk werkgebonden verzuim blijkt vooral in de lederindustrie vaak voor te komen. Binnen deze branche heeft 28 procent van de werknemers verzuimd met gezondheidsklachten die hoofdzakelijk of deels het gevolg waren van het werk (tabel 7.5). In de andere vier branches is dit bij ‘slechts’ 13 tot 17 procent het geval. Tabel 7.5 Percentage werknemers dat tussen april 2002-2003 verzuimde vanwege gezondheidsklachten (mede) als gevolg van het werk lederindustrie
28
lederwarenindustrie
15
schoenindustrie
17
orthopedische schoenindustrie
17
schoenherstellers
13
77
Lichamelijke zwaarte van het werk is belangrijkste werkgebonden verzuimoorzaak Is het verzuim hoofdzakelijk of deels gerelateerd aan het werk, dan is de meest genoemde oorzaak dat het werk lichamelijk te zwaar was (41 procent). Andere veelgenoemde werkoorzaken zijn langdurig dezelfde handelingen verrichten (34 procent) en werkdruk of werkstress (33 procent). Op de vierde en vijfde plaats komen problemen met de leiding (17 procent) en collega’s of ondergeschikten (9 procent). Het werken met lijm of looimiddelen en dergelijke wordt door 8 procent als werkgebonden verzuimoorzaak genoemd. Gezien de kleine aantallen werknemers waarom het hierbij gaat, kan geen uitspraak gedaan worden over de verschillen tussen de branches.
7.3
WAO-instroom in 2002 volgens UWV-gegevens In deze paragraaf wordt de WAO-instroom binnen de leder- en schoenenbranches over het jaar 2002 beschreven. Bij UWV zijn de basisgegevens opgevraagd voor de berekening van de WAO-instroompercentages. Gevraagd is alles uit te splitsen naar branche, geslacht, leeftijd en diagnosehoofdgroep (bewegingsapparaat en overig). Tevens is gevraagd om aan te geven hoeveel werknemers in de WAO zijn gekomen met een diagnose die het gevolg kan zijn van het werken met de in de branches gebruikte schadelijke stoffen. Het gaat daarbij om de volgende diagnoses: B201 (leukemie), D611 (contacteczeem), D679 (pigmentatiestoornis), N604 (OPS) en N615 (polyneuropathie). Over deze mogelijke beroepsgebonden aandoeningen hebben wij advies gekregen van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten15. Kanttekening bij branche-indeling WAO-cijfers Voor de WAO-cijfers gelden dezelfde kanttekeningen als voor de steekproefselectie van de werknemersenquête. Dit betekent dat de branches voor een deel ‘vervuild’ zijn met werknemers uit aanpalende branches (zie paragraaf 2.2). In tabel 7.6 is per branche het aantal nieuwe WAO-gevallen over 2002, het aantal WAO-verzekerden en het daaruit berekende WAO-instroompercentage weergegeven.
15
Op basis van deze adviesvraag is een korte publicatie verschenen. Berichten uit het NCVB: Beroepsziekten in leerverwerkende branches. TBV 11, nr 8 (augustus 2003).
78
Tabel 7.6 WAO-instroom per branche in 2002 nieuwe WAO gevallen
aantal WAO verzekerden
WAOinstroom%
8
701
1,14
lederwarenindustrie
20
1.096
1,83
schoenindustrie
14
996
1,41
orthopedische schoenindustrie
12
992
1,21
schoenherstellers
24
1.647
1,46
totaal
78
5.431
1,44
92.387
6.919.422
1,3
lederindustrie
landelijke WAO-instroom 2002
In totaal zijn er in het jaar 2002 in de schoen- en lederbranches 78 werknemers in de WAO terechtgekomen. Het WAO-instroompercentage (het aantal nieuwe WAO-ers per 100 werknemers) wordt altijd berekend op basis van het aantal WAO-verzekerden van het voorgaande kalenderjaar, 2001 dus. Het WAOinstroompercentage voor de vijf branches tezamen is 1,44 procent, wat boven het landelijk gemiddelde van 1,3 ligt16. De WAO-instroom is met 1,83 procent het hoogst in de lederwarenindustrie. Onder het landelijk gemiddelde zit de lederindustrie met 1,14 procent en de orthopedische schoenindustrie met 1,21 procent. De WAO-instroom in de schoenindustrie en bij de schoenherstellers ligt iets boven het landelijk gemiddelde. WAO-instroom naar leeftijd en geslacht De WAO-instroom in de schoen- en lederbranches stijgt met de leeftijd: van 0,3 onder werknemers jonger dan 25 jaar (2 personen), naar 0,7 bij de 25-34 jarigen (10 personen), naar 1,6 onder de 35-45 jarigen (24 personen), naar 1,9 bij de 45-54 jarigen (21 personen). Vanaf 55 jaar is het instroompercentage met 3,1 procent veruit het hoogst (21 personen). De leeftijdsspecifieke instroomcijfers liggen alleen bij de 55-plussers boven het landelijk gemiddelde voor de leeftijdsgroep17. Vrouwen uit de schoen- en lederbranches hebben een grotere kans om in de WAO terecht te komen dan mannen: 1,78 tegenover 1,24 procent. Het instroompercentage van de vrouwen ligt echter nog iets onder het landelijk gemiddelde uit 2000, dat van de mannen ligt op het landelijk niveau.
16
17
Bron www.uwv.nl. Bijlage bij persbericht UWV van 23 juni 2003 Eerste publicatie instroomcijfers WAO per werkgever. Het UWV publiceert zelf geen cijfers over de WAO-instroom naar leeftijd. De informatie is afkomstig van een CBS-publicatie over de WAO-instroom over het jaar 2000: Selten R., M. Copinga. Wie komen in de WAO? Voorburg: CBS, mei 2001. In dat jaar lag het landelijk instroompercentage met 1,5 hoger dan in 2002 (1,3).
79
In 2002 géén WAO-instroom wegens werken met gevaarlijke stoffen Bij geen van de werknemers die in 2002 instroomden in de WAO was sprake van een aandoening die het gevolg kan zijn van het werken met oplosmiddelen of andere mogelijk schadelijke stoffen: de diagnoses B201 (leukemie), D611 (contacteczeem), D679 (pigmentatiestoornis), N604 (OPS) en N615 (polyneuropathie) kwamen bij hen niet voor. Aandoeningen aan het bewegingsapparaat In tabel 7.7 is de WAO-instroom wegens aandoeningen aan het bewegingsapparaat weergegeven. In de lederindustrie blijkt dat alle WAO-instromers deze diagnose hebben (het gaat om 8 personen)! Dit vormt een aanwijzing dat hier sprake is van door het werk veroorzaakte aandoeningen. In de orthopedische schoenindustrie en de lederwarenindustrie ligt de instroom wegens aandoeningen aan het bewegingsapparaat op of iets boven het landelijk niveau. In de schoenindustrie en bij de schoenherstellers ligt het WAOinstroompercentage en het aandeel ervan in de totale WAO-instroom hoger dan het landelijk gemiddelde. Tabel 7.7 WAO-instroom wegens aandoeningen aan het bewegingsapparaat per branche in 2002
7.4
WAO% bewegingsapparaat
WAO% totaal
lederindustrie
1,14
1,14
bewegingsapparaat 100
lederwarenindustrie
0,55
1,83
30
schoenindustrie
0,70
1,41
50
orthopedische schoenindustrie
0,40
1,21
33
schoenherstellers
0,61
1,46
42
totaal
0,64
1,44
44
landelijke WAO-instroom 2000
0,48
1,5
32
rel. aandeel
Omvang ziekteverzuim en WAO volgens werkgevers In de telefonische interviews met werkgevers is gevraagd naar het verzuimpercentage in het bedrijf in de afgelopen twee jaar en naar de WAO-instroom in de afgelopen vijf jaar. Ziekteverzuim
80
Vrijwel alle geïnterviewde werkgevers konden een ziekteverzuimpercentage noemen over 2002. Meestal lag het ziekteverzuim niet problematisch hoog (niet hoger dan 7 à 8 procent), maar er is sprake van enkele uitschieters met meer dan 10 procent verzuim. Bij enkele bedrijven was er geheel geen verzuim in 2002, maar daarbij dient opgemerkt te worden dat deze bedrijven kortdurend verzuim, zoals griepjes, vaak niet melden bij de arbodienst en (dus) ook niet laten meetellen in het verzuimpercentage. Of er sprake is van een verandering (daling of stijging) in het verzuim ten opzichte van het voorgaande jaar, is moeilijk aan te geven. Bij ongeveer de helft van alle geïnterviewde bedrijven week het verzuimpercentage in 2001 niet veel af van het verzuimpercentage in 2002 of is dit onbekend. Voor zover er wel duidelijke verschillen ten opzichte van vorig jaar zijn, betreffen dit zowel dalingen als stijgingen. Bovendien hangen deze verschillen nogal eens samen met ‘toevalligheden’: de aan- of afwezigheid van enkele langdurende ziektegevallen kan in kleinere bedrijven veel invloed hebben op het verzuimpercentage. De verzuimcijfers kunnen afkomstig zijn van de arbodienst of vanuit de eigen administratie. In het geval van een eigen verzuimregistratie wordt gebruik gemaakt van verschillende methoden. Meestal gaat het om een vrij simpel, eigengemaakt systeem, zoals een spreadsheet in Excel waarin het verzuim handmatig wordt ingevoerd. In sommige gevallen (bij grotere bedrijven) wordt gebruik gemaakt van een aangeschaft geautomatiseerd verzuimregistratiesysteem. WAO-instroom De mate waarin de werkgevers in de verschillende branches in de afgelopen vijf jaar te maken hebben gehad met WAO-instroom, hangt logischerwijze samen met de bedrijfsgrootte: hoe meer werknemers in dienst, hoe groter de kans dat in die periode ten minste één werknemer in de WAO is beland. In de schoenindustrie, waar relatief grote bedrijven zijn geïnterviewd, zijn bij de meeste bedrijven (8 op de 10) in de afgelopen vijf jaar één of meer werknemers in de WAO terechtgekomen. In de orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche, met relatief de kleinste bedrijven, is slechts in een paar bedrijven (2 op de 10) een werknemer in de WAO beland binnen deze periode. In de andere twee branches, de leder- en lederwarenindustrie, is dit bij ongeveer de helft van de ondervraagde bedrijven voorgekomen. De oorzaken van de WAO-instroom kunnen zowel werkgerelateerd als nietwerkgerelateerd zijn. Duidelijk niet-werkgerelateerde oorzaken zijn veelal gelegen in ernstige ziektes (zoals kanker, MS, hemofilie) of bepaalde psychische klachten. Met name klachten aan het bewegingsapparaat (nek- of rugklachten, hernia,
81
versleten knieën of heupen) vormen de (deels) werkgerelateerde oorzaken van WAO-instroom.
83
8
8.1
VERZUIM EN REÏNTEGRATIE: STAND DER TECHNIEK
Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de maatregelen die in het kader van vroegtijdige verzuimbegeleiding in de vijf leder- en schoenenbranches op bedrijfsniveau zijn geformuleerd en feitelijk worden ondernomen, en welke motieven en belemmeringen hierbij spelen. Er wordt antwoord gegeven op de volgende onderzoeksvragen: 1.
2.
Welke maatregelen op het terrein van vroegtijdige reïntegratie worden momenteel al uitgevoerd in de vijf branches? (met speciale aandacht voor de uitvoering van de Wet Verbetering Poortwachter door werkgevers, werknemers en arbodiensten, de terreinen fysieke belasting en oplosmiddelen, en de registratie van ziekteverzuim.) Welke van deze maatregelen zijn succesvol en welke maatregelen leveren knelpunten op? Welke behoeften hebben de vijf branches aan ondersteuning op het terrein van vroegtijdige reïntegratie?
In paragraaf 8.2 worden eerst de resultaten gepresenteerd van het vragenlijstonderzoek onder werknemers, waarin vragen zijn gesteld over het verzuim- en reïntegratiebeleid in het bedrijf waar men werkzaam is. Vervolgens worden bovenstaande vragen beantwoord aan de hand van de telefonische interviews die zijn afgenomen met bedrijven in de leder- en schoenenbranches.
8.2
Vragenlijstonderzoek werknemers In het vragenlijstonderzoek onder werknemers is gevraagd naar hun ervaringen met regels en begeleiding bij ziekteverzuim. De uitkomsten hiervan worden getoond in tabel 8.1. Hierin is steeds weergegeven het aantal werknemers dat een bepaalde vraag over regels of begeleiding bij verzuim bevestigend heeft beantwoord, als percentage van het totaal aantal werknemers dat de vraag kon beantwoorden (met ja of nee). Dit betekent dat werknemers die een vraag met ‘weet niet’ beantwoord hebben, buiten beschouwing zijn gelaten bij de berekening van de uitkomsten. Op bijna alle punten blijken grote verschillen te bestaan tussen kleine en grotere bedrijven, in het voordeel van de grotere bedrijven. Dit kan verklaren waarom de schoenherstellersbranche - met voornamelijk kleine bedrijven - op een aantal punten relatief ‘slecht’ scoort, terwijl de lederindustrie en schoenindustrie – met veel grote bedrijven - relatief ‘goed’ scoren.
84
Tabel 8.1 Ervaring van werknemers met regels en begeleiding bij ziekteverzuim (% van werknemers, exclusief ‘weet niet’) lederindustrie
lederwarenindustrie
schoenindustrie
orthopeden
schoenherstellers
men is door de werkgever schriftelijk of mondeling op de hoogte gesteld van wat men moet doen als men ziek is
91
86
89
86
74
wanneer men zich ziek meldt, vindt er verzuimcontrole plaats door de werkgever of arbodienst
87
85
92
88
70
wanneer men zich ziek meldt, krijgt men één of meer dagen minder of geen loon uitbetaald
46
28
18
12
18
wanneer men zich ziek meldt, wordt men gekort op vakantieof ADV-dagen
18
15
23
15
11
men wordt door de werkgever beloond wanneer men weinig ziek is
50
44
59
6
6
het bedrijf is aangesloten bij een arbodienst
98
97
99
99
93
er is in het bedrijf iemand als verzuimcoördinator aangesteld
48
28
46
35
9
de OR of PVT heeft inspraak in het ziekteverzuim- en reïntegratiebeleid binnen de organisatie
26
12
31
15
7
het onderwerp ziekteverzuim en begeleiding van zieke werknemers is wel eens besproken in een werkoverleg
45
31
40
48
16
men heeft van de werkgever wel eens schriftelijke informatie gehad over ziekteverzuim en begeleiding van zieke werknemers
43
27
42
34
16
Informatievoorziening rond ziekteverzuim Een grote meerderheid van de werknemers geeft aan dat men door de werkgever schriftelijk of mondeling op de hoogte is gesteld van wat men moet doen als men ziek is (bijvoorbeeld bij wie men zich ziek moet melden). Binnen de schoenherstellersbranche zegt driekwart van de werknemers te zijn geïnformeerd over de ziekmeldingsprocedure, in de overige vier branches ligt dit aandeel rond de 90 procent.
85
Schriftelijke informatie over ziekteverzuim en begeleiding van zieken (bijvoorbeeld een folder of een artikel in een personeelsblad) zegt gemiddeld eenderde van de werknemers gehad te hebben. Binnen de lederindustrie en schoenindustrie hebben werknemers het vaakst schriftelijke informatie ontvangen (ruim 40 procent), binnen de schoenherstellersbranche het minst vaak (16 procent). Het onderwerp ziekteverzuim en begeleiding van zieken is volgens ruim eenderde van de werknemers wel eens besproken in een werkoverleg. Binnen de orthopedische schoenindustrie betreft dit bijna de helft van de werknemers, binnen de schoenherstellersbranche 16 procent. Verzuimbegeleiding en controle Bijna alle werknemers in de vijf branches geven aan dat hun bedrijf is aangesloten bij een arbodienst. Een grote meerderheid van de werknemers geeft aan dat er bij ziekmelding verzuimcontrole plaatsvindt door de werkgever (eventueel via de arbodienst). Dit gebeurt in de schoenherstellersbranche wel in mindere mate dan in de andere branches. Arbeidsvoorwaardelijke prikkels bij ziekteverzuim Wanneer men zich ziek meldt, krijgt bijna de helft van de werknemers in de lederindustrie één of meer dagen minder of geen loon uitbetaald. In de andere vier branches geven veel minder werknemers aan dat dit het geval is. Een andere maatregel om ziekteverzuim te ontmoedigen, het korten op vakantieof ADV-dagen, wordt alleen in de (orthopedische) schoenindustrie (iets) vaker genoemd dan het korten op loon. Volgens de werknemers in de andere drie branches komt korting op vakantie- of ADV-dagen juist (veel) minder vaak voor dan de vorige maatregel. Het belonen van werknemers die weinig ziek zijn (bijvoorbeeld met extra vrije dagen of geld) is volgens relatief veel werknemers in de lederindustrie, de lederwarenindustrie en de schoenindustrie van toepassing. In vergelijking tot de ontmoedigende maatregelen wordt deze juist belonende maatregel met name veel genoemd door werknemers in de lederwaren- en schoenindustrie. Werknemers in de (orthopedische) schoenindustrie hebben weinig ervaring met beloning voor een laag verzuim. Dit verschil is mogelijk te verklaren doordat laatstgenoemde branches onder een andere CAO vallen, waarin dit type maatregel niet opgenomen is.
86
Organisatie Volgens bijna de helft van de werknemers in de lederindustrie en de schoenindustrie is in hun bedrijf iemand als verzuimcoördinator aangesteld. Binnen de andere drie branches ligt dit aandeel werknemers lager; in de schoenherstellersbranche is dit zelfs maar 9 procent. De ondernemingsraad (OR) of de personeelsvertegenwoordiging (PVT) heeft volgens de werknemers lang niet altijd inspraak in het verzuimbeleid van de organisatie. Werknemers in de schoenindustrie en lederindustrie hebben hier nog de meeste ervaring mee, maar dat is in minder dan eenderde van de gevallen.
8.3
Verzuim en reïntegratie: stand der techniek volgens werkgevers De werkgevers die telefonisch zijn geïnterviewd, is gevraagd naar de stand van zaken binnen hun bedrijf met betrekking tot verzuim en reïntegratie: de schriftelijke informatievoorziening richting werknemers, het gevoerde verzuimbeleid, de bekendheid en ervaring met de Wet Verbetering Poortwachter en de rol van de arbodienst. Ook is gevraagd naar bestaande motieven en belemmeringen voor het ontwikkelen van beleid rond vroegtijdige reïntegratie en eventuele behoeften op dit gebied. Schriftelijke informatievoorziening aan werknemers De meeste werkgevers in de vijf branches geven aan hun werknemers schriftelijk, dus niet (alleen) mondeling, te hebben geïnformeerd over bij wie zij zich ziek moeten melden. Het merendeel van de werkgevers heeft hun werknemers eveneens schriftelijk geïnformeerd over welke activiteiten vervolgens worden ondernomen (bijvoorbeeld door de werkgever of arbodienst). Sommige werkgevers hebben beide punten opgenomen in het bedrijfsreglement, maar het eerste punt wordt bijvoorbeeld ook wel opgenomen in het aanstellingscontract. Niet meer dan de helft van de bedrijven in elke branche heeft hun werknemers schriftelijk geïnformeerd over de Wet Verbetering Poortwachter en wat dat voor ze betekent. Soms is dit gedaan door een informatiefolder van de overheid rond te sturen. Vooral binnen de orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche zijn de werknemers over dit onderwerp weinig ingelicht. Een meerderheid van de bedrijven in elke branche geeft aan de werknemers schriftelijk te hebben geïnformeerd bij welke arbodienst het bedrijf is aangesloten. Hierbij wordt echter lang niet altijd geïnformeerd wie de bedrijfsarts is bij de arbodienst, die als aanspreekpunt geldt voor het bedrijf. In een aantal gevallen
87
zou dit komen door de regelmatige wisselingen van bedrijfsartsen bij de arbodienst. Over het algemeen kan gezegd worden dat de geïnterviewde bedrijven in de schoenherstellersbranche hun werknemers over bovenstaande punten minder goed hebben geïnformeerd dan de bedrijven in de andere vier branches. Beleid bij kortdurend verzuim Uit de interviews komt naar voren dat de meeste bedrijven een standaard procedure volgen bij kortdurend verzuim, waaraan elk bedrijf een eigen invulling geeft. Er zijn echter geen duidelijke verschillen tussen de branches onderling. De ziekmelding geschiedt in het algemeen bij de direct leidinggevende of de directeur. Deze onderhoudt meestal regelmatig contact met de zieke werknemer. Dit contact kan een tweetal functies hebben: het (informeel) belangstelling tonen voor de zieke en/of het informeren wanneer iemand het werk weer kan hervatten. Tevens doet het bedrijf melding van het verzuim bij de arbodienst, hetgeen echter niet altijd consequent gebeurt bij kortdurend verzuim. De rol van de arbodienst na de ziekmelding varieert van bedrijf tot bedrijf, afhankelijk van de contractafspraken. Soms wordt standaard telefonisch contact opgenomen op de eerste ziektedag of een paar dagen daarna, soms wordt de werknemer opgeroepen voor het verzuimspreekuur van de bedrijfsarts. Er zijn bedrijven die de arbodienst alleen op hun verzoek contact laten opnemen met de verzuimende werknemer. Er wordt dan bijvoorbeeld een spoedcontrole uitgevoerd als een werkgever de ziekmelding niet vertrouwt of er wordt contact opgenomen bij frequent of langdurig verzuim. Beleid bij langdurend verzuim Langdurend verzuim komt bij de meeste bedrijven in (veel) mindere mate voor dan kortdurend verzuim. Het beleid bij langdurend verzuim binnen de bedrijven wordt sterk gestuurd en gestructureerd door de Wet Verbetering Poortwachter (WVP). Hierin is geen verschil tussen de branches onderling. De werkgever onderhoudt dan (nog steeds) regelmatig (informeel) contact met de werknemer. De arbodienst voert echter in toenemende mate de regie. Meestal zorgt de arbodienst ervoor dat de verzuimbegeleiding conform de WVP verloopt door het coördineren van de actiemomenten opgelegd vanuit de WVP. Uitbreiding van deze rol is mede afhankelijk van de inhoud van het contract. Het opstellen van de probleemanalyse en het daaruit volgende plan van aanpak gebeurt in overleg met de arbodienst of wordt door de arbodienst zelf opgesteld.
88
Bedrijven die weinig ervaring hebben met langdurend verzuim, zijn over het algemeen eerder geneigd veel aan de arbodienst over te laten. Het contact tussen werkgever en arbodienst is intensiever dan bij kortdurend verzuim. De bijdrage van de werkgever kan verschillen per geval (afhankelijk van persoon, aandoening, mogelijkheden tot werkhervatting). Het vinden van aangepast werk binnen het bedrijf wordt nogal eens als lastig ervaren. Door de aard van het productieproces of de kleine omvang van het desbetreffende bedrijf kan het moeilijk zijn om alternatief werk te vinden qua belasting. Bekendheid en ervaring met de Wet Verbetering Poortwachter (WVP) Niet alle ondervraagde werkgevers zijn zelf goed op de hoogte van de inhoud van de Wet Verbetering Poortwachter (WVP). Ongeveer de helft van de werkgevers in de leder-, lederwaren- en schoenindustrie zegt hiervan goed op de hoogte te zijn. Binnen de orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche is de bekendheid met de WVP nog lager. Informatie over de WVP is door de meeste bedrijven van de arbodiensten verkregen, via folders of bijeenkomsten. Ook UWV heeft, eveneens via folders of presentaties, veel voorlichting gegeven (alleen niet in de orthopedische schoenindustrie). Verder heeft men vooral informatie gehaald uit vakbladen en andere media of heeft de brancheorganisatie informatie verstrekt. Bij ongeveer de helft van de bedrijven heeft men sinds de invoering van de WVP op 1 april 2002 al één of een paar langdurig zieken gehad. In bijna alle gevallen was het voor de desbetreffende werkgevers duidelijk wat er toen moest gebeuren. Deze groep werkgevers blijkt (door de omstandigheden hiertoe genoopt?) relatief goed op de hoogte van de inhoud van de WVP. Zo niet, dan bood de arbodienst hierbij hulp. Bijna altijd is alles procedureel gezien goed verlopen. Soms was ondersteuning door de arbodienst hierbij onmisbaar, soms heeft het bedrijf vrij zelfstandig de stappen ondernomen volgens het tijdpad van de WVP. Rol van de arbodienst De meeste geïnterviewde bedrijven zijn aangesloten bij één van de drie grootste arbodiensten: ArboNed, Commit en ArboUnie. Met ArboNed hebben de lederwaren- en schoenindustrie een mantelcontract, met Commit hebben de orthopedische schoenindustrie en schoenherstellersbranche een mantelcontract. Bij genoemde arbodiensten zijn de bedrijven in de desbetreffende branches dan ook relatief vaak aangesloten.
89
Ten aanzien van de dienstverlening door de arbodienst ziet het merendeel van de werkgevers zowel pluspunten als minpunten. Een aantal werkgevers heeft zo weinig contact met de arbodienst, dat ze helemaal geen oordeel kan geven over de dienstverlening. Sommige werkgevers geven aan dat hun tevredenheid eerder afhankelijk is van de bedrijfsarts waar ze mee te maken hebben, dan van de arbodienst zelf. Een wisseling van bedrijfsarts kan daardoor het oordeel over de arbodienst doen omslaan. Wanneer werkgevers tevreden zijn over de arbodienst, is dit met name vanwege het goede contact met de bedrijfsarts: prettige omgang, goed overleg met en terugkoppeling naar de werkgever, goede informatievoorziening. Ook over de door de bedrijfsarts ondernomen acties (alert, correct) is men tevreden. Punten in de dienstverlening door de arbodienst waar bedrijven ontevreden over zijn, hebben betrekking op een iets breder scala aan onderwerpen. Meermalig genoemde minpunten zijn: frequente wisseling van contactpersonen/bedrijfsartsen; slechte communicatie met de bedrijfsarts; hoge tarieven (in vergelijking met de dienstverlening); belang van de werknemer weegt te zwaar; slechte terugkoppeling van informatie richting de werkgever; slechte verwerking van ziek- en hersteldmeldingen; passiviteit, niet pro-actief; traagheid. Bij de minpunten gaat het dus om de kwaliteit van de arbodienst of bedrijfsarts in het algemeen, en niet om een gebrek aan kennis over of voeling met de specifieke leder- en schoenenbranches. Motieven voor beleid Het door werkgevers meest genoemde motief voor het ontwikkelen van beleid rond vroegtijdige verzuimbegeleiding (door ongeveer eenderde genoemd) is het willen beperken van ziekteverzuim of bevorderen van werkhervatting. Hiermee samenhangend is het ook veelgenoemde motief van het willen beheersen van de kosten (van verzuim en/of vervanging). Iets minder genoemd is het meer ‘humane’ motief van goed werkgeverschap: zorgplicht voelen ten aanzien van de (zieke) werknemers. Onderdeel hiervan kan zijn dat men het welzijn en de motivatie van de niet-verzuimende werknemers wil vergroten (zorgen voor rust/continuïteit op de werkvloer, vermindering werkdruk). Voor andere bedrijven geldt als motief dat ze enkel willen voldoen aan de wettelijke verplichtingen.
90
De paar (kleine) bedrijven die geen actief verzuimbeleid voeren, zien hier meestal ook geen noodzaak toe, omdat het verzuim al laag is of omdat ze denken met het bieden van voldoende aandacht al veel op te lossen. Belemmeringen voor beleid Ongeveer tweederde van de ondervraagde werkgevers in de vijf leder- en schoenenbranches geeft aan dat er geen echte belemmeringen worden ervaren bij het ontwikkelen van beleid rond vroegtijdige verzuimbegeleiding op bedrijfsniveau. Wanneer er wel belemmeringen zijn, komen deze vooral voort uit het stellen van andere prioriteiten. De tijd die het kost om een en ander op papier uit te werken, tezamen met het onvoldoende inzien van de noodzaak ertoe, vormen de belangrijkste belemmeringen; vooral binnen de kleine bedrijven in de branches. Behoefte van bedrijven De geïnterviewde werkgevers binnen de vijf branches geven in (grote) meerderheid aan geen behoefte te hebben aan aanvullende diensten of producten met betrekking tot verzuimbegeleiding. Soms wordt hierbij opgemerkt dat ze hier wel behoefte aan zouden hebben zodra ze (veel) te maken zouden krijgen met langdurend verzuim. Sommige anderen merken op dat de arbodienst, UWV of de verzekeraar al voldoende ondersteuning en informatie biedt (of deze zou kunnen bieden). Alleen binnen de lederindustrie en de schoenindustrie bestaat er bij meerdere bedrijven behoefte aan meer ondersteuning bij verzuimbegeleiding. Zo zou de arbodienst voor sommigen meer advies moeten geven over hoe een plan van aanpak eruit zou moeten zien. Specifiek binnen de lederindustrie hebben verschillende bedrijven behoefte aan praktische hulp bij de reïntegratie van werknemers. Zo zou men ondersteuning willen bij het zoeken van alternatief werk, als hiervoor weinig mogelijkheden binnen het bedrijf zijn of als de medische gegevens van de betrokken werknemer niet bekend zijn. Hiervoor wordt geopperd een helpdesk in te stellen of de brancheorganisatie hierin een rol te laten vervullen.
8.4
Verzuim en reïntegratie: stand der techniek volgens kenners van de branche In deze paragraaf wordt ingegaan op de stand van zaken met betrekking tot verzuim en reïntegratie volgens kenners van de branches. Eerst wordt de algemene ontwikkelingen op het gebied van verzuimbeleid en vroegtijdige reïntegratie besproken. Vervolgens komen de afspraken met arbodiensten (mantelcontracten)
91
aan bod. Ten slotte wordt ingegaan op de huidige wijze van ziekteverzuimregistratie in de leder- en schoenenbranches.
8.4.1
Verzuimbeleid en vroegtijdige reïntegratie De ontwikkelingen die er in de afgelopen jaren zijn geweest binnen de leder- en schoenenbranches op het gebied van verzuimbeleid en vroegtijdige reïntegratie zijn volgens de kenners van de branches vaak het resultaat geweest van CAOonderhandelingen of het gevolg van wettelijke maatregelen (Wet Verbetering Poortwachter). Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) Voor de leder- en schoenenbranches zijn twee CAO’s van toepassing: de CAO voor de schoen-, leder- en lederwarenindustrie en de CAO Schoentechniek (voor de orthopedische schoenindustrie en schoenherstellersbranche). In deze CAO’s zijn afspraken opgenomen die bijdragen aan het ‘ontmoedigen’ van ziekteverzuim of die het niet verzuimen ‘belonen’. In de CAO voor de schoen-, leder- en lederwarenindustrie staat opgenomen (in artikel 27, lid 2) dat voor werknemers in de schoen- en lederwarenindustrie bij de tweede, derde en vierde ziekmelding gedurende het jaar telkens een wachtdag wordt ingehouden (tot een maximum van drie wachtdagen, en maximaal twee wachtdagen per zes weken). Ziekteperiodes die elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, worden samengeteld. Voor werknemers in de lederindustrie geldt vanaf het tweede ziektegeval in een jaar één wachtdag per ziektegeval. Ook staat in deze CAO dat aan een werknemer in de schoen- en lederwarenindustrie die zich gedurende het jaar niet ziek meldt, in het daarop volgende jaar eenmalig één extra vakantiedag wordt toegekend (lid 3). Volgens de geraadpleegde branchekenner van de lederwarenindustrie hebben beide maatregelen (wachtdagen en extra vakantiedagen) weinig effect. In de lederwarenindustrie gaat het om relatief kleine bedrijven, waar een grote sociale controle heerst. Het vele contact met de werknemers zal naar inschatting meer bijdragen tot een lager ziekteverzuim dan dit soort CAO-maatregelen. Volgens de kenner van de lederindustrie heeft het inhouden van wachtdagen relatief weinig effect, omdat ziekteperiodes worden samengeteld als deze elkaar binnen vier weken opvolgen. Is iemand één keer per maand ziek, dan ‘pak je hem niet’. Volgens de kenner van de schoenindustrie zijn de meesten (zowel werkgevers als werknemers) wel gelukkig met de regeling rond de wachtdagen en lijkt dit ook wel effect te hebben. De indruk bestaat echter dat mensen soms ‘ter compensatie’ een extra ziektedag aan hun ziekteperiode willen plakken, maar dat is moeilijk aan te tonen.
92
In de CAO Schoentechniek is de afspraak opgenomen (in artikel 15, lid 2) dat bij de tweede en volgende ziekmeldingen in enig jaar 95 procent van het loon wordt uitbetaald gedurende de verzuimperiode (voor een maximumduur van twee weken). Volgens de kenner van de orthopedische schoenindustrie maakt deze afspraak mensen meer bewust (doordat ze verzuim in hun portemonnee voelen) en voelen ze zich meer verantwoordelijk. Deze afspraak helpt tegen het opnemen van ‘baaldagen’, waardoor (heel) kortdurend verzuim wordt teruggedrongen. Het effect van deze afspraak wordt door de kenner van de schoenherstellersbranche minder groot ingeschat. De schoenherstellersbranche bestaat vooral uit zeer kleine bedrijven, wat betekent dat de werkgever over het algemeen een zeer intensief contact met de werknemer zal hebben bij ziekteverzuim. Vooral dat zal volgens de kenner invloed hebben op het ziekteverzuim, eerder dan deze CAOmaatregel. Wet Verbetering Poortwachter De invloed die de invoering van de Wet Verbetering Poortwachter (WVP) heeft gehad, en de wijze waarop hiermee is omgegaan, verschilt per branche. In de orthopedische schoenindustrie is volgens de branchekenner niet veel veranderd na de invoering van de WVP. Er zou al voor die tijd veel gedaan zijn door werkgevers aan een spoedige reïntegratie van werknemers. De WVP zou vooral extra administratieve rompslomp geven, maar anderzijds wordt er wel goed mee omgegaan. Voor de werkgevers in de schoenherstellersbranche geldt een soortgelijk verhaal. Volgens de kenner van deze branche is de WVP voor veel werkgevers ‘ver van mijn bed’. Voor de kleine bedrijven in de schoenherstellersbranche betekent het alleen maar extra regeltjes en rompslomp. Bovendien hadden de werkgevers (door de kleinschaligheid) al veel contact met de zieke werknemers, dus is er weinig veranderd door de invoering van de WVP. Volgens de kenner is de WVP eerder voor het grootbedrijf bedoeld. De brancheorganisatie heeft wel voorlichting over de WVP gegeven richting de werkgevers, via artikelen in vakbladen. Ook de brancheorganisatie van de schoenindustrie heeft bij de invoering van de WVP aan de bedrijven voorlichting gegeven over wat er te gebeuren stond. Ook heeft zij adviezen gegeven als bedrijven vragen hadden (deze waren vooral procedureel, niet branchespecifiek). De kenner van de schoenindustrie heeft geen
93
inzicht in eventuele knelpunten hierbij. Over de rol van de arbodienst is de kenner negatief, omdat de communicatie over de WVP slecht zou zijn. Hoe binnen de lederindustrie de invoering van de WVP ingevuld is door de afzonderlijke werkgevers, weet de geraadpleegde branchekenner niet. Waarschijnlijk wordt er nu soms strenger met ziekteverzuim omgegaan. Vanuit de brancheorganisatie is er in ieder geval niks mee gedaan. De rol van de arbodienst in het kader van de WVP zal veelal beperkt blijven tot de afhandeling van papieren; de verdere invulling van deze rol zal per bedrijf verschillen (afhankelijk van de gemaakte afspraken). Eventuele knelpunten hierbij zijn niet bekend. In de lederwarenindustrie is de WVP volgens de branchekenner geen verbetering gebleken. Alleen door het ‘malussysteem’ van de WVP (als werkgever of werknemer zich niet aan de regels houdt, gelden er sancties) zouden er nu minder mensen in de WAO komen. Volgens de kenner zijn door invoering van de WVP de kosten voor de bedrijven met een factor 5 toegenomen. De arbodiensten zouden zeer hoge kosten rekenen voor bijna elke vorm van dienstverlening, en ook veel te snel en te vaak werknemers op gesprek laten komen (tegen betaling). Bedrijven zouden hier anders mee om moeten gaan, door bijvoorbeeld zelf eerder te spreken met zieke werknemers. Vroegtijdige reïntegratie Volgens de kenners zijn er op brancheniveau geen specifieke maatregelen op het terrein van vroegtijdige reïntegratie getroffen voor werknemers die uitgevallen zijn. Zowel binnen de lederindustrie als binnen de schoenindustrie is wel gekeken naar het instellen van een pool van werknemers, die na uitval ingeschakeld zouden kunnen worden bij andere bedrijven voor vervangend werk. Binnen de schoenindustrie was men zelfs al bezig hiervoor een coördinerend bedrijfje op te zetten, waarvan de helft gesubsidieerd zou worden. Toen de subsidie echter op het laatste moment werd ingetrokken, is het hele project stopgezet. Binnen de lederindustrie was men zover nog niet, maar een werknemerspool zal hier waarschijnlijk sowieso niet haalbaar zijn. Werknemers in de lederindustrie doen hiervoor allemaal te veel hetzelfde soort (arbeidsintensieve) werk, wat betekent dat inzet bij een ander bedrijf geen andere werkzaamheden zou inhouden. Het productiegerichte werk in de lederindustrie is niet makkelijk door ander soort werk te vervangen. Ook door de kenner van de lederwarenindustrie wordt de aard van de werkzaamheden binnen de branche als knelpunt gezien voor het kunnen aanbieden
94
van vervangend werk. Bij uitval wegens klachten als gevolg van repeterende bewegingen zou een mogelijke maatregel zijn om deze werknemers meer gedifferentieerd werk aan te bieden. Dit is echter moeilijk te realiseren, want dit probleem doet zich met name voor bij stansers, en voor hen is geen ander werk mogelijk/beschikbaar. Binnen de orthopedische schoenindustrie zou het juist vrij makkelijk zijn om vervangend werk te vinden binnen het bedrijf: er kunnen vaak mensen gebruikt worden op andere afdelingen, en het werk is zeer gevarieerd. Er kan dus over het algemeen zonder veel problemen geswitcht worden van werkplek. Hierdoor zou het volgens de geraadpleegde kenner niet zo nodig zijn om op brancheniveau maatregelen te treffen voor werknemers die uitgevallen zijn. Ook volgens de kenner van de schoenherstellersbranche is dit niet zo nodig, maar om een andere reden: langdurend verzuim zou weinig voorkomen en meestal niet werkgerelateerd zijn.
8.4.2
Arbodiensten De brancheorganisaties van de schoenindustrie en de lederwarenindustrie hebben een mantelcontract met ArboNed afgesloten. Het betreft twee aparte mantelcontracten: één voor de schoenindustrie en één voor de lederwarenindustrie. Van de FNS (schoenindustrie) zijn 12 leden aangesloten bij ArboNed; dit betreft 400 werknemers. ArboNed is de belangrijkste arbodienst binnen deze branche. Van de NBLK (lederwarenindustrie) zijn 18 leden aangesloten; dit betreft 300 werknemers. Veel andere bedrijven in de lederwarenindustrie zijn aangesloten bij ArboGroep Gak, maar hiermee is geen mantelcontract afgesloten. Commit heeft een mantelcontract met de brancheorganisaties van de orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche. Binnen beide branches is het merendeel van de bedrijven waar werknemers in dienst zijn (wat lang niet altijd zo is) aangesloten bij Commit. Van de NVOS (orthopeden) zijn 62 werkgevers aangesloten bij Commit; dit betreft 488 werknemers. Van de NSV (schoenherstellers) zijn 68 werkgevers aangesloten; dit betreft 314 werknemers. De NSV heeft ook een raamcontract met Interpolis (waar ook pensioenen en arbeidsongeschiktheid geregeld zijn). Werkgevers die hieraan meedoen krijgen bijna 100 procent van de interventies voor reïntegratie vergoed. De bedrijven in de lederindustrie zijn voornamelijk aangesloten bij een van de volgende drie arbodiensten: ArboNed, ArboUnie en (in mindere mate) Maetis Arbo. Er is met geen van deze arbodiensten een mantelcontract afgesloten. Er wordt bij de verschillende arbodiensten niet gewerkt met gespecialiseerde bedrijfsart-
95
sen (artsen die de branche goed kennen). Wel is er binnen de arbodienst een vast aanspreekpunt. Mantelcontract ArboNed De meeste aangesloten bedrijven (circa 60 procent) in de schoenenindustrie hebben binnen het mantelcontract met ArboNed een zogenaamd abonnement Verzuimmanagement. Een deel van de bedrijven (circa 40 procent) heeft de aanvullende verzekeraarsmodule (Verzuimmanagement Plus), wat onder meer eerdere actie en persoonlijke terugkoppeling inhoudt18. Binnen de lederwarenindustrie hebben bijna alle bedrijven binnen het mantelcontract het abonnement Verzuimmanagement. Bij het abonnement Verzuimmanagement wordt de vijfde werkdag na ontvangst van de ziekmelding door de arbodienst gebeld met de zieke (bij de verzekeraarsmodule de derde werkdag). Volgens een vast telefoonscript worden vragen gesteld over het verzuim. Hierna wordt dit (deels) teruggekoppeld aan de werkgever en wordt gevraagd naar aanvullingen. Binnen een week weet men dan wat er aan de hand is. De eerste drie weken blijft de arbodienst verder op de achtergrond. Uiterlijk in de derde week van het verzuim dient de zieke op het spreekuur te verschijnen. Als eerder uit telefonisch contact is gebleken dat het verzuim een psychische oorzaak heeft of dat er een arbeidsconflict is, gebeurt dit vroeger. Volgens de Wet Verbetering Poortwachter geeft de arbodienst verder advies bij het opstellen van het plan van aanpak voor reïntegratie en begeleidt bij de uitvoering hiervan. Bij de uitvoering van RI&E’s is de arbodienst wel betrokken, maar er is geen standaard RI&E binnen de schoen- en lederwarenbranche. Mantelcontract Commit De orthopeden en schoenherstellers die vallen binnen het mantelcontract van Commit, hebben doorgaans het zogenaamde Werkhervattingpakket19 met SFA (Signalering Frequente Afwezigheid). SFA houdt in dat bij frequent verzuim, in overleg met de werkgever, tot extra actie wordt overgegaan (spoedcontroles en dergelijke).
18 19
Zie ook www.arboned.nl. Zie ook www.commit.nl.
96
Bij kortdurend verzuim ligt het initiatief voornamelijk bij de werkgever en werknemer. Na ziekmelding wordt, afhankelijk van de afspraken met de werkgever, door Commit telefonisch (binnen 48 uur) of aan huis (binnen 3 dagen) contact opgenomen met de werknemer. Bij dit intakegesprek wordt geïnformeerd wat men heeft en wanneer men verwacht het werk te kunnen hervatten. Als de melding en het intakegesprek normaal zijn verlopen, en er is uitzicht op werkhervatting binnen twee weken, dan onderneemt Commit verder niets. In andere gevallen wordt doorverwezen naar een consulent voor een werkhervattinggesprek. In het kader van demedicalisatie blijft bij een (verwacht) ziekteverzuim van minder dan zes weken het ziektegeval bij de consulent. Afhankelijk van wat nodig is, schakelt de consulent bijvoorbeeld een arts of mediator in. Wordt het ziekteverzuim (naar verwachting) langer dan zes weken, dan wordt direct gehandeld volgens de WVP. Commit maakt binnen zes weken een probleemanalyse. Op basis daarvan wordt in de zesde week een werkhervattingplan opgesteld, waarin een concreet voorstel voor een plan van aanpak is opgenomen. Is de werknemer akkoord met de voorgestelde aanpak, dan worden de noodzakelijke interventies gestart. Minimaal eens per zes weken wordt een evaluatie gehouden, waarvan de werkgever ook verslag krijgt (behalve over medische gegevens). Bij RI&E’s is sprake van een accentverandering: de nadruk verschuift van de inventarisatie steeds meer naar het plan van aanpak. De werkgever voert zelf de RI&E uit en vult het plan van aanpak in. Commit komt dit vervolgens toetsen. Commit heeft voor veel branches een checklist ontwikkeld, die alle risico’s in kaart brengt die specifiek in deze branche voorkomen. Voor de schoenherstellers is deze checklist niet geheel up-to-date. Knelpunten en aandachtspunten De informant van ArboNed noemt een tweetal knelpunten die bedrijfsartsen over het algemeen (niet specifiek in de leder- en schoenenbranches) ervaren in hun werk: - de interne structuur van bedrijven laat soms te wensen over, waardoor er geen duidelijk aanspreekpunt is waaraan informatie teruggekoppeld kan worden; - de werkgever wil soms informatie die de bedrijfsarts niet mag/kan geven uit privacyoverwegingen. De informant van Commit geeft aan dat benadrukt dient te worden bij bedrijven (in het algemeen) hoe belangrijk het is om kosten en risico’s te minimaliseren.
97
Mede door invoering van de WVP staan bedrijven voor hoge kosten. Werkgevers zijn verantwoordelijk voor de financiële kosten van verzuim en aan reïntegratieactiviteiten zijn vaak hoge kosten verbonden. Belangrijk voor werkgevers is erop te letten dat de verzekeraars (van loondoorbetalingverzekeringen) een deel van de kosten van interventies voor reïntegratie vergoeden. Als bedrijven geen verzekering voor interventie hebben, kunnen de kosten oplopen. Ook de toetsing van een RI&E kost geld. Het uitvoeren van een RI&E is echter wel van belang, want anders kunnen bedrijven verantwoordelijk gesteld worden voor bepaalde gezondheidsschade. Ook als er geen risico’s zijn, dient dit middels een RI&E vastgesteld te worden.
8.4.3
Ziekteverzuimregistratie Over het algemeen geldt dat de grote bedrijven in de leder- en schoenenbranches het ziekteverzuim zelf registreren en de kleine bedrijven niet of in heel simpele vorm (‘turven’, op de kalender zetten). In branches met (bijna) uitsluitend kleine bedrijven – de schoenherstellersbranche en de lederwarenindustrie – wordt ziekteverzuim volgens de branchekenners nauwelijks (gestructureerd) geregistreerd. Gebaseerd op algemene ervaringen met vergelijkbare branches (qua grootte bedrijven), bestaat bij de informanten van de arbodiensten het vermoeden dat de bedrijven binnen de leder- en schoenenbranches over het algemeen hun ziek- en herstelmeldingen doorgeven per fax of via internet. Bedrijven die de fax gebruiken, zijn vaak relatief klein, maar ook kleine bedrijven gebruiken in toenemende mate internet (mede afhankelijk van hun interesse hiervoor). ArboNed ArboNed, de arbodienst waarmee de schoen- en lederwarenindustrie een mantelcontract hebben, rapporteert verzuimcijfers terug aan de branches (inclusief vergelijkingscijfers). Dit gebeurt zowel aan de bedrijven afzonderlijk als aan de brancheorganisaties20. Aan de brancheorganisaties wordt twee maal per jaar een brancherapportage gestuurd. Cijfers die worden geleverd hebben onder meer betrekking op verzuimpercentage, meldingsfrequentie en verzuimduur. Er worden geen uitsplitsingen gemaakt naar kenmerken als leeftijd of geslacht; wel wordt onderscheid gemaakt naar inclusief/exclusief gedeeltelijke reïntegratie en inclusief/exclusief vangnet. Er zijn ook cijfers over de WAO-instroom. Volgens de meest recente cijfers van ArboNed is het ziekteverzuim in de schoenindustrie (voor de bij ArboNed aangesloten bedrijven) 10,4 procent en de WAO20
Volgens de branchekenner van de schoenindustrie gebeurt dit alleen aan de bedrijven afzonderlijk.
98
instroom 1,20 procent. In de lederwarenindustrie is het ziekteverzuim 12,1 procent en de WAO-instroom 2,09 procent. In beide branches zijn klachten aan het bewegingsapparaat relatief vaak werkgerelateerd (ten opzichte van het landelijk gemiddelde) en psychische klachten juist relatief weinig werkgerelateerd. Commit Commit, de arbodienst waarmee de orthopeden en schoenherstellers een mantelcontract hebben, rapporteert momenteel geen ziekteverzuimcijfers op brancheniveau aan de betreffende brancheorganisaties (NVOS en NSV). De informant van Commit geeft aan dat het wel mogelijk zou zijn om verzuimcijfers twee maal per jaar terug te rapporteren aan de brancheorganisaties. Terugrapportering aan individuele bedrijven kan niet binnen deze branches, omdat de bedrijven hiervoor te klein zijn. Voor bedrijven onder de 50 werknemers wordt dit namelijk niet gedaan. Er worden door Commit per definitie nooit verzuimpercentages teruggerapporteerd. Deze zijn namelijk bijna nooit juist, omdat hiervoor het aantal werknemers (en parttimers etc.) goed bijgehouden zou moeten worden door de werkgever(sorganisatie). Dit vormt vaak een probleem. Daarom rapporteert Commit parameters (tellergegevens): verzuimkengetallen worden dan niet berekend, maar alleen het aantal ziektedagen en ziekmeldingen wordt teruggerapporteerd. De organisatie kan zelf de noemergegevens toevoegen en hiermee de verzuimcijfers berekenen. WAO-cijfers kunnen hierbij niet gegeven worden; wel kunnen er cijfers geproduceerd worden van het verzuim dat meer dan 52 weken duurt. Dat er nu geen terugrapportage aan de brancheorganisaties plaatsvindt door Commit, komt omdat hier geen vraag naar is vanuit de brancheorganisaties. De branchekenner van de orthopedische schoenindustrie geeft enkele redenen waarom er geen behoefte zou zijn aan brancheverzuimcijfers: (1) in ziekteverzuimpercentages zitten gevallen (kanker, hartaanval) waar bedrijven niets aan kunnen doen en dus ook niets mee kunnen; en (2) niet alle verzuim wordt gemeld (in ieder geval de eerste paar dagen niet), dus verzuimcijfers zouden toch niet kloppen. Lederindustrie Binnen de lederindustrie, die geen mantelcontract met een arbodienst heeft afgesloten, zijn voor zover bekend geen cijfers voorhanden van het ziekteverzuim op brancheniveau.
99
9
9.1
VERZUIM EN REÏNTEGRATIE: OPLOSSINGEN
Voorselectie maatregelen In dit hoofdstuk wordt beschreven welke maatregelen ter verbetering van het proces van vroegtijdige reïntegratie het meest geschikt zijn om middels het arboconvenant in de leder- en schoenenbranches te worden geïmplementeerd. Op basis van interviews met werkgevers en informatie uit de documentenstudie, is door de onderzoekers een voorselectie gemaakt van potentiële maatregelen ter verbetering van het proces van vroegtijdige verzuimbegeleiding in de leder en schoenenbranches. Het gaat hierbij om de volgende negen potentiële maatregelen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
9.2
toolkit verzuim- en reïntegratiebeleid op bedrijfsniveau; cursus verzuimbegeleiding voor leidinggevenden; maatwerkcontract met de arbodienst (Service Level Agreement); branche informatie- en/of coördinatiepunt rond verzuim en reïntegratie; mantelcontract met reïntegratiebedrijven; arbeids- en revalidatiepool; reïntegratiemanagers op brancheniveau; branchemonitoringsysteem ziekteverzuim; zorgloket voor ziekteverzuim.
Toetsing middels expertmeeting Expertmeeting Tijdens een expertmeeting met vertegenwoordigers vanuit de kant van de werkgevers21, werknemers en arbodiensten zijn de in de vorige paragraaf beschreven potentiële maatregelen geïntroduceerd en vervolgens getoetst en bediscussieerd op de volgende onderdelen: draagvlak; nadere invulling; huidige knelpunten bij implementatie; randvoorwaarden voor succesvolle implementatie.
21 Alleen van de orthopedische schoenindustrie waren geen vertegenwoordigers aanwezig op de expertmeeting; deze hebben schriftelijk gereageerd.
100
Aan het einde van de expertmeeting is aan de deelnemers gevraagd aan elk van de mogelijke maatregelen een rapportcijfer tussen de 0 en de 10 toe te kennen. Het rapportcijfer moest uitdrukken in hoeverre men belang hecht aan opname van de maatregel in het arboconvenant. Het tijdens de expertmeeting ingebrachte commentaar, de bezwaren en argumenten, hebben tezamen met de toegekende ‘rapportcijfers’ geleid tot de volgende bevindingen. Maatregelen die onvoldoende draagvlak hebben De volgende potentiële maatregelen zullen niet verder uitgewerkt worden, omdat hiervoor onvoldoende draagvlak blijkt te bestaan: 1.
Mantelcontract met reïntegratiebedrijven: het op brancheniveau afsluiten van een mantelcontract met reïntegratiebedrijven, afgestemd op de specifieke wensen van de branche, wordt onvoldoende breed gedragen. Het toegankelijker maken van reïntegratiebedrijven voor bedrijven wordt deels gezien als taak voor de arbodiensten. Bij het afsluiten van een mantelcontract met een arbodienst kunnen door de branches bijvoorbeeld eisen gesteld worden over (a) de adviesfunctie van de arbodienst over reïntegratiebedrijven en (b) vergoedingen van de reïntegratiekosten. Zowel ArboNed als Commit heeft contact met meerdere reïntegratiebedrijven.
2.
Arbeids- en revalidatiepool: het opzetten van een bedrijfsoverstijgende arbeids- en revalidatiepool op brancheniveau voor het vergroten van (her)plaatsingsmogelijkheden voor arbeidsgehandicapten, wordt door de meeste experts niet zinvol geacht. Alleen als het zou gaan om een brancheoverstijgende pool zou dit zinvol kunnen zijn, aangezien binnen de branche nagenoeg alle werkzaamheden even fysiek belastend zijn. Werknemers zouden dan tijdelijk ondergebracht kunnen worden in een andere branche voor passend werk. Verder wordt opgemerkt dat het zichtbaar maken van (her)plaatsingsmogelijkheden beter geregeld zou kunnen worden via de arbodiensten. Het opzetten van een bedrijfsoverstijgende pool door de branches brengt bovendien kosten met zich mee voor de branches, terwijl de baten onduidelijk zijn.
3.
Reïntegratiemanagers op brancheniveau: het aanstellen van reïntegratiemanagers op brancheniveau om reïntegratie van langdurig zieken te bevorderen, wordt door de meeste experts niet ondersteund. Dit wordt gezien als een taak van de arbodienst. Mogelijk zouden de arbodiensten hun dienstverlening met dergelijke managers, die op de hoogte dienen te zijn van de specifieke situatie in de branches, verder kunnen aanvullen.
101
4.
Zorgloket voor ziekteverzuim: hiermee wordt bedoeld een zelfstandige organisatie die als intermediair fungeert tussen werkgever, werknemer en arbodienst binnen de aangesloten branches, teneinde te realiseren dat de werknemer adequate reïntegratiegerichte begeleiding ontvangt. Deze potentiële maatregel is vrij negatief beoordeeld. Een dergelijk zorgloket betekent een extra en externe schakel tussen werkgever en werknemer, wat volgens de experts niet wenselijk is. Dit zou eerder averechts werken en kostenverhogend kunnen zijn. Implementatie van een dergelijk zorgloket zou ook een goed gestructureerde organisatie vereisen en daarmee de nodige haken en ogen hebben. De aan een zorgloket toebedachte taken horen volgens de experts bovendien (grotendeels) bij de arbodienst. Voor zover de arbodienst die nog niet uitvoert, moet gezorgd worden dat ze dat wel gaan doen. Bovendien hebben met name kleinere bedrijven veelal een goede relatie met hun werknemers en kunnen ze veel zaken zelf af.
Geconcludeerd kan worden dat de experts de vier ‘verworpen’ maatregelen op zich wel belangrijk vinden. Men geeft er echter de voorkeur aan om ze onderdeel van het dienstverleningspakket van de arbodienst te laten uitmaken, in plaats van daarvan losstaand. Maatregelen waarvoor draagvlak bestaat binnen de branche De overige vijf maatregelen zijn positiever ontvangen. Het betreft (in volgorde van aflopende relevantie): 1. toolkit verzuim- en reïntegratiebeleid op bedrijfsniveau; 2. branche informatie- en/of coördinatiepunt rond verzuim en reïntegratie; 3. maatwerkcontract met de arbodienst (Service Level Agreement); 4. cursus verzuimbegeleiding voor leidinggevenden; 5. branchemonitoringsysteem ziekteverzuim. Deze maatregelen worden in de volgende paragrafen afzonderlijk toegelicht en uitgewerkt.
9.3
Toolkit verzuim- en reïntegratiebeleid op bedrijfsniveau Aanleiding Veel kleinere bedrijven in de leder- en schoenenbranches voeren geen geïntegreerd beleid: slechts losse elementen. Veel kleinere bedrijven in de leder- en schoenenbranches leunen sterk op arbodienst.
102
-
Kennis over verzuim- en reïntegratiebeleid is niet altijd aanwezig.
Omschrijving Een toolkit (informatiepakket) voor bedrijven in de leder- en schoenenbranches, waarin alles te vinden is wat nodig is voor het ontwikkelen en in de praktijk brengen van een goed verzuim- en reïntegratiebeleid op bedrijfsniveau. Doel Bedrijven de ‘tools’ aanreiken waarmee men zelfstandig aan de slag kan om in de praktijk vorm te geven aan een verzuim- en reïntegratiebeleid op bedrijfsniveau. Draagvlak en knelpunten Van alle voorgestelde maatregelen is deze maatregel het meest positief ontvangen door de experts. Het draagvlak in de branches zal volgens de experts redelijk tot groot zijn. De vraag is wel of kleinere werkgevers de toolkit zullen raadplegen, evenals werkgevers die minder interesse hebben in arbobeleid. Vaak beroepen zij zich op diensten van derden (zoals de arbodienst). Aangegeven wordt dat men de toolkit vooral zal raadplegen op het moment dat er een concreet probleem is. In dat licht is het beter om de toolkit op internet te plaatsen, dan iedere werkgever een complete map aan te bieden. Knelpunt daarbij is de aansluitingsgraad op internet: zolang die niet 100% is, heeft een deel van de kleine werkgevers geen toegang. Invulling en randvoorwaarden De volgende (branchespecifieke) instrumenten kunnen worden opgenomen in de toolkit: protocol procedure ziekmelding; protocol verzuimbegeleiding conform de Wet Verbetering Poortwachter (WVP); een branchespecifiek protocol voor begeleiding/te ondernemen acties bij verzuim wegens klachten aan het bewegingsapparaat; het algemene protocol voor begeleiding bij verzuim wegens psychische klachten (Leidraad van CPA); schriftelijke informatie voor de werknemer (folder over Wet Verbetering Poortwachter, rechten en plichten bij ziekteverzuim); modelovereenkomst met de arbodienst; richtlijnen voor verzuimregistratie op bedrijfsniveau; vertaling Plan van Aanpak arboconvenant naar bedrijfs Plan van Aanpak; branchespecifieke goede voorbeelden (‘best practices’) voor tijdelijk
103
-
-
-
-
-
-
aangepast werk en permanente werkplekaanpassingen. Van belang is dat de toolkit up-to-date gehouden wordt. Een goede manier om dit te realiseren is het plaatsen van de toolkit op internet. Bedrijven kunnen dan op het moment dat ze daar behoefte aan hebben de meest actuele versie van een onderdeel van de toolkit downloaden. Bij de invulling van de toolkit dient erop gelet te worden dat het vooral moet gaan om branchespecifieke elementen en dat het past binnen het arboconvenant. Algemene informatie is overal wel te vinden (zoals op internet, bij arbodiensten en UWV). Mede gezien de ingewikkelde regelgeving moet de informatie duidelijk zijn en kort gehouden worden: ‘als dit, dan dat’. Er dienen eenvoudige zoekmogelijkheden in het systeem te zitten. De keuzemogelijkheid moet opengehouden worden voor het zelf raadplegen van de toolkit of het inkopen van deze diensten bij de arbodienst. Niet alle bedrijven zullen namelijk tijd, de behoefte of het inzicht hebben om zelf de toolkit te raadplegen. Aan werkgevers die geen toegang hebben tot het internet kan mogelijk de optie geboden worden om op aanvraag een geprinte versie van de aanwezige informatie over een bepaald onderwerp toegestuurd te krijgen. De introductie van de toolkit zou begeleid dienen te worden met voorlichting hieromtrent (bijvoorbeeld middels informatiemiddagen/avonden via de brancheorganisaties).
Voorbeelden andere branches Vergelijkbare initiatieven zijn/worden in een aantal andere convenantbranches ondernomen: afbouw; banken sector; grafimedia; podiumkunsten. Actiepunten arboconvenant inhoudelijke behoeftepeiling MKB-bedrijven: aan welke mogelijk onderdelen van de toolkit is met name behoefte; inventarisatie initiatieven andere branches; ontwikkeling toolkit, met name de branchespecifieke invulling van de verschillende onderdelen.
104
9.4
Branche informatie- en/of coördinatiepunt rond verzuim en reïntegratie Aanleiding Binnen een aantal bedrijven in de leder- en schoenenbranches bestaat een zekere (actieve of sluimerende) behoefte aan specifieke informatie en praktische hulp met betrekking tot zaken rond verzuim en reïntegratie. Omschrijving Opzetten van een loket dat voor bedrijven fungeert als informatie- en coördinatiepunt rond verzuim en reïntegratie. Doel Laagdrempelig en centraal punt waar werkgevers terechtkunnen met specifieke en concrete vragen over verzuim en reïntegratie en dat eventueel ook fungeert als intermediair tussen bedrijven enerzijds en dienstverleners en externe instanties anderzijds. Draagvlak en knelpunten Op zich bestaat er volgens de experts een behoorlijke behoefte aan een centraal informatie- en coördinatiepunt, zowel bij grote als kleine werkgevers. De vraag is echter via welke kanalen deze informatie en coördinatie gegeven moet worden. Voor zover het taken betreft die de arbodienst kan uitvoeren, moeten deze hier niet weggehaald worden. Verder kunnen de (secretariaten van) brancheorganisaties voor een deel voorzien in de informatiebehoefte. De brancheorganisaties beschikken echter niet altijd over voldoende specifieke kennis. Zou een informatieen coördinatiepunt verder worden ingericht bij brancheorganisaties, dan zouden deze hiervoor nader toegerust moeten worden. Een mogelijk knelpunt is gelegen in de kosten (bijvoorbeeld van de inzet van regioadviseurs), die op brancheniveau gedragen moeten worden. Invulling en randvoorwaarden Het loket zou breed toegankelijk gemaakt kunnen worden middels een wijd verspreid telefoonnummer en een eigen website. Mogelijk kan het brancheloket een functie vervullen in het bieden van meer inzicht in interne herplaatsingmogelijkheden (best practices): creatieve voorbeelden om functieaanpassingen (al dan niet tijdelijk) te realiseren. De invulling van een informatie- en coördinatiepunt dient afgestemd te worden op de invulling van de toolkit verzuim- en reïntegratiebeleid. De toolkit zou als eerste filter kunnen dienen om een deel van de vragen te ondervangen. Het informatie- en coördinatiepunt zou individuele begeleiding kunnen bieden inzake specifieke bedrijfsproblemen.
105
-
-
-
-
-
Informatievoorziening kan betrekking hebben op: interpretatie wetgeving (zoals informatie over de wet Rea en de WVP); subsidieregelingen (voor reïntegratietrajecten); reïntegratiebedrijven; (mantel)contract arbodienst; specifieke vragen (bijvoorbeeld wat te doen bij lastige ziektegevallen). Coördinatie kan betrekking hebben op: wachtlijstbemiddeling; casemanagement (in kader van WVP); bemiddeling reïntegratiebedrijven; arbeidsbemiddeling (arbeidspool); mediation / conflictbemiddeling. De personele bezetting van het informatie- en coördinatiepunt dient van hoge kwaliteit te zijn: personen die goed op de hoogte zijn van onder andere de wet- en regelgeving en de werkzaamheden van de arbodienst. Ook moeten deze personen dienstverlenend ingesteld zijn en goed kunnen luisteren. Het loket zou kunnen worden gehuisvest bij een werkgeversorganisatie binnen de branches. Er kunnen regioadviseurs worden ingezet, die naar de bedrijven toekomen. De kosten (van personele bezetting en eventuele regioadviseurs) dienen vooraf zeer kritisch afgewogen te worden ten opzichte van het (verwachte) gebruik van de diensten van het informatie- en coördinatiepunt. Er dienen goede afspraken gemaakt te worden met arbodiensten die actief zijn in de sector over de te hanteren definities en te leveren output.
Voorbeelden andere branches Vergelijkbare initiatieven zijn/worden in een aantal andere convenantbranches ondernomen: schoonmaakbranche; onderwijs; meubelindustrie; architecten; podiumkunsten. Relevante literatuur Brancheaanpak arbo, verzuim, reïntegratie: handleiding op basis van de aanpak in het wegvervoer. Bolk, H., Kloosterboer, J., Smit, A.A.M., Steenbergen, C.J.W. (2001). Doetinchem: Elsevier bedrijfsinformatie b.v.
106
-
Maatregelen verzuimbegeleiding en vroegtijdige reïntegratie: catalogus ontwikkeld in het kader van arboconvenanten, stand van zaken 2001. Poel, M.G.M. van der, Deursen, C.G.L. van, Prins, R. (2001). Doetinchem: Elsevier bedrijfsinformatie b.v.
Actiepunten arboconvenant inventarisatie bestaande infrastructuur; inventarisatie behoefte bedrijven (ook ten aanzien van andere arbothema’s); inventarisatie initiatieven andere branches; ontwikkeling informatie-/coördinatiepunt, waarbij afstemming met inhoud van de toolkit.
9.5
Maatwerkcontract met de arbodienst (Service Level Agreement) Aanleiding De branches (behalve de lederindustrie) hebben een mantelcontract met ArboNed of Commit. De bedrijven in de leder- en schoenenbranches hebben regelmatig klachten over de dienstverlening van de arbodienst. Niet alle (kleinere) bedrijven zijn goed op de hoogte van de inhoud van het contract met de arbodienst en de vormen van ondersteuning die de arbodienst kan bieden. Omschrijving Op brancheniveau afsluiten van een (mantel)contract met de arbodiensten dat is afgestemd op de specifieke wensen en het programma van eisen van de branche. Doel Te komen tot meer maatwerk in de dienstverlening door arbodiensten. Draagvlak en knelpunten Een mantelcontract met de arbodienst bestaat al binnen de meeste branches, maar de invulling hiervan is niet altijd toegespitst op de behoeften binnen de branches. Bij de individuele werkgever zal er weinig draagvlak zijn voor een algemeen, inflexibel contract. Keuzemogelijkheden zijn daarom van belang. Ook de kosten van een SLA kunnen een knelpunt vormen. Een ander nadeel is dat alle bedrijven in een branche bij dezelfde arbodienst aangesloten moeten zijn om deel te kunnen nemen aan een SLA.
107
Invulling en randvoorwaarden Het mantelcontract dat is afgesloten met de arbodiensten zou kunnen worden herzien om te komen tot een Service Level Agreement (SLA). Onderdelen van de SLA kunnen zijn: Sociaal Medisch Team voor grotere bedrijven; toetsing (eventueel ook afname) van RI&E door medewerkers die de branche goed kennen; PAGO (Periodiek Arbeids Gezondheidskundig Onderzoek); aanbieden revalidatie-/reïntegratieprogramma in samenwerking met verzekeraars; protocol houdings- en bewegingsklachten (af te stemmen met oplossingenboek vhp); mediation / conflictbemiddeling; wachtlijstbemiddeling. Van belang is dat er individuele keuzemogelijkheden zijn voor de bedrijven die hieraan meedoen. Er kunnen wel voorbeeldovereenkomsten aangeboden worden. Er moet goed aangegeven worden wat verplicht is en welke diensten naast het wettelijk verplichte deel verder zinvol zijn. Naast een overzicht van mogelijkheden op het gebied van verzuimcontrole bestaat er behoefte aan meer inzicht in de rechten en sanctiemogelijkheden van de werkgever bij ‘verdachte gevallen’ van ziekteverzuim. Ter bevordering van het draagvlak binnen de branches zouden de arbodiensten de SLA inhoudelijk dienen toe te lichten. Dit zou kunnen gebeuren middels arboconsulenten die bedrijven bezoeken, via bijeenkomsten van de brancheorganisaties of de vakbonden. De kwaliteit van de arbodienst en vakbekwaamheid en inzet van de arboartsen is van het grootste belang en dient zeker gesteld te worden. Eén van de punten die meer aandacht verdient is het kijken naar en doorvoeren van aangepaste arbeid bij verzuim. Er zou door de branches om een sector- of brancheteam (team bedrijfsartsen dat een branche bedient) kunnen worden gevraagd. Branchespecifieke kennis zou bij dit team aanwezig dienen te zijn of ontwikkeld moeten worden. Met name voor de toetsing van de RI&E en het beoordelen van reïntegratiemogelijkheden is dit van belang. Er kan voor worden gekozen om binnen de SLA een arbeidsdeskundige naar de werkplek te laten kijken, wanneer er sprake is van verzuim ten gevolgd van fysieke belasting in het werk en wanneer de reïntegratiemogelijkheden afhangen van de werkbelasting. Bijkomend voordeel is dat de arbodienst het bedrijf leert kennen, op het moment dat dit echt nodig is. In verband met de hoge kosten van werkplekbezoek is het wenselijk om deze
108
-
-
mee te nemen in het basiscontract, zodat ze automatisch over alle werkgevers verdeeld worden. De kosten van een dergelijk werkplekonderzoek zouden zich terug moeten verdienen in een afname van het ziekteverzuim. Voor bedrijven die geen gebruik willen maken van het mantelcontract kan een brochure worden opgesteld waarin wordt aangegeven welke zaken aan de orde moeten komen bij het afsluiten van een contract met de arbodienst (al dan niet op declaratiebasis) en waarin een modelovereenkomst wordt opgenomen. Binnen of buiten het mantelcontract zijn verschillende vormen van verzuimcontrole mogelijk. Voor bedrijven kan een lijst met mogelijkheden opgesteld worden op het gebied van verzuimcontrole, met bijbehorende vooren nadelen.
Voorbeelden andere branches Vergelijkbare initiatieven zijn/worden in een aantal andere convenantbranches ondernomen: - schoonmaakbranche; - meubelindustrie; - grafimedia; - gemeenten. Relevante literatuur Meer rendement uit arbodienstverlening: het afsluiten van een contract en Service Level Agreement. (2002). Den Haag: Stichting Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds Gemeenten. Brancheaanpak arbo, verzuim, reïntegratie: handleiding op basis van de aanpak in het wegvervoer. Bolk, H., Kloosterboer, J., Smit, A.A.M., Steenbergen, C.J.W. (2001). Doetinchem: Elsevier bedrijfsinformatie b.v. Maatregelen verzuimbegeleiding en vroegtijdige reïntegratie: catalogus ontwikkeld in het kader van arboconvenanten, stand van zaken 2001. Poel, M.G.M. van der, Deursen, C.G.L. van, Prins, R. (2001). Doetinchem: Elsevier bedrijfsinformatie b.v. Actiepunten arboconvenant inventarisatie wensen bedrijven; inventarisatie initiatieven andere branches; opstellen programma van eisen; onderhandeling met arbodiensten.
109
9.6
Cursus verzuimbegeleiding voor leidinggevenden Aanleiding Binnen veel grotere bedrijven is kennis over (begeleiding bij) ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vooral aanwezig bij P&O. Kennis en vaardigheden bij het middenmanagement zijn vaak minder goed ontwikkeld, omdat zij geschoold zijn op het vakgebied van het productieproces en nauwelijks in vaardigheden rond leiding geven. Binnen het MKB in de leder- en schoenenbranches bezitten leidinggevenden (=veelal management) niet de kennis en vaardigheden voor het uitvoeren van een verzuimbeleid. Veelal wordt deze taak doorgeschoven naar de arbodienst. Binnen bedrijven in de leder- en schoenenbranches met een bedrijfsomvang van 5 t/m 9 werknemers is het verzuimpercentage relatief hoog. Omschrijving Ontwikkelen van een cursus verzuimbegeleiding voor werkgevers en leidinggevenden van bedrijven in de leder- en schoenenbranches. Doel Werkgevers en leidinggevenden kennis en vaardigheden bijbrengen rond verzuimbegeleiding. Specificaties In overleg met de opleidingsinstanties of arbodiensten binnen de branches wordt een cursus verzuimbegeleiding ontwikkeld voor werkgevers en leidinggevenden in de leder- en schoenenbranches. De cursus verzuimbegeleiding zou (voor de kleine en middelgrote bedrijven) kunnen worden georganiseerd in regiobijeenkomsten. Draagvlak en knelpunten Het draagvlak voor deze maatregel is binnen de verschillende branches naar verwachting wisselend. Knelpunten voor het deelnemen aan een dergelijke cursus kunnen gelegen zijn in de tijdsbesteding, de kosten of de interesse. Met name voor kleine bedrijven speelt dit een grote rol. Grotere bedrijven hebben misschien reeds wat algemene kennis opgedaan via externe adviseurs. Mogelijk kunnen de brancheorganisaties een rol spelen bij het overtuigen van de bedrijven van het nut van deze cursussen. Invulling en randvoorwaarden Binnen de cursus kunnen gesprekstechnieken op het gebied van verzuim-
110
-
-
-
begeleiding en meer algemene communicatieve vaardigheden aan de orde komen. Het kan hierbij gaan om de volgende aspecten: training in het voeren van gesprekken bij ziekmeldingen en verzuimgesprekken; training in het voeren van functioneringsgesprekken; training in het voeren van werkoverleg; omgaan met personen waarvan men vermoedt dat ze zich ten onrechte ziekmelden; omgaan met personen met een hoge ziekmeldingsfrequentie; omgaan met arbeidsconflicten; omgaan met buitenlandse werknemers; omgaan met vertrouwelijkheid van medische informatie. De cursus zou, gegeven de (recente) wet- en regelgeving, moeten ingaan op hoe met bovenstaande aspecten moet worden omgegaan. Waar mogelijk is de cursus branchespecifiek. Het niveau van de cursus dient afgestemd te worden op het opleidingsniveau van het middenkader c.q. de eigenaar van een klein bedrijf. De cursussen dienen kortdurend en to-the-point te zijn en herhalend van karakter. De cursussen dienen binnen de branche uniform te zijn. De organisatie van regiobijeenkomsten zou in de avonduren moeten plaatsvinden. De cursussen kunnen middels regiobijeenkomsten makkelijk eens in de zoveel tijd herhaald worden. Het resultaat van de cursussen zou regelmatig geëvalueerd en teruggekoppeld dienen te worden. De ontwikkelingskosten van een dergelijke maatwerkcursus zouden vooraf afgewogen dienen te worden tegen het maximaal te verwachten aantal deelnemers aan deze cursus (inclusief deelnamebevorderende maatregelen). Bij te weinig animo is mogelijk een bestaande cursus een alternatief.
Voorbeelden andere branches Vergelijkbare initiatieven zijn/worden in een aantal andere convenantbranches ondernomen: politie; schoonmaakbranche; agrarische sector; grafimedia; architecten. Relevante literatuur Maatregelen verzuimbegeleiding en vroegtijdige reïntegratie: catalogus ontwikkeld in het kader van arboconvenanten, stand van zaken 2001. Poel, M.G.M.
111
van der, Deursen, C.G.L. van, Prins, R. (2001). Doetinchem: Elsevier bedrijfsinformatie b.v. Actiepunten arboconvenant inventarisatie bestaande branchespecifieke cursussen; ontwikkeling/aanpassing tot maatwerkcursus voor de branches; inventarisatie mogelijkheden bevordering cursusdeelname (subsidie, PR).
9.7
Branchemonitoringsysteem ziekteverzuim Aanleiding Over het algemeen registreren de grote bedrijven in de leder- en schoenenbranches zelf het ziekteverzuim en kleine bedrijven niet of in heel simpele vorm. Mede doordat lang niet alle bedrijven in de leder- en schoenenbranches gebruik maken van het mantelcontract met ArboNed of Commit, bestaat geen compleet beeld van het ziekteverzuimpercentage op brancheniveau. Hierdoor is het niet goed mogelijk om het verzuim op brancheniveau te monitoren en de effecten van beleid (voortvloeiend uit WVP, arboconvenant) te evalueren. Omschrijving Het ontwikkelen van een monitoringsysteem voor het periodiek betrouwbaar vaststellen van het verzuimcijfer op brancheniveau. Doel Het verkrijgen van een betrouwbaar verzuimcijfer op brancheniveau op basis waarvan beleid kan worden ontwikkeld en geëvalueerd. Draagvlak en knelpunten Om de effecten van het af te sluiten arboconvenant te kunnen evalueren, dient er inzicht te zijn in het verzuimcijfer op brancheniveau. Bij de brancheorganisaties bestaat er ook behoefte aan betrouwbare verzuimcijfers op brancheniveau om goed te kunnen functioneren. Knelpunten zijn gelegen in de kosten van een branchemonitoringsysteem en de bereidheid tot medewerking van de werkgevers (tijdig registreren/doorgeven van ziek- en herstelmeldingen). Invulling en randvoorwaarden Voor het ontwikkelen van het brancheverzuimregistratiesysteem zijn de volgende opties denkbaar voor de leder- en schoenenbranches:
112
afspraken maken met de betrokken arbodiensten over te leveren verzuiminformatie (hiervoor wordt een voorkeur geuit); centraal ziekteverzuimmeldings- en registratiesysteem opzetten; systemen voor het aftappen van bedrijfsgegevens (alleen mogelijk bij grotere bedrijven); mutaties via administratief loket dat verzuimgegevens terugkoppelt (zoals Verzuimdata Nederland); werknemersenquête. Een extra mogelijkheid is het bieden van benchmark (vergelijkingscijfers): verzuim van het individuele bedrijf vergelijken met dat van andere bedrijven uit de branche. Mogelijk kan een subsidieregeling worden opgezet voor invoering van verzuimregistratie op bedrijfsniveau. De nadere invulling van het branchemonitoringsysteem dient afgestemd te worden met de brancheorganisaties. Deze zouden eerst de behoeften vanuit de branche moeten peilen (bijvoorbeeld via een informatieavond). Er dient inzicht te zijn in de kosten van het ontwikkelen van een monitoringsysteem. Ook dient op voorhand duidelijkheid te zijn over eventuele subsidiemogelijkheden, de (financiële) voordelen en het rendement. Het registratiesysteem dient bij voorkeur niet alleen het verzuim te registreren, maar ook de arbeidgerelateerdheid van het verzuim. Afhankelijk van het systeem waarvoor gekozen wordt, dienen er afspraken gemaakt te worden over het registreren/doorgeven van ziek- en herstelmeldingen. -
-
-
-
-
Voorbeelden andere branches Vergelijkbare initiatieven zijn/worden ondernomen in een aantal andere convenantbranches: beroepsgoederenvervoer over de weg; onderwijs; kappersbranche; bouwnijverheid. Relevante literatuur Welk systeem voor welke branche? Handleiding voor het kiezen van een monitoringsysteem op het gebied van ziekteverzuim. Deursen, C.G.L., Burg, C.L. van der. (2003). Doetinchem: Elsevier bedrijfsinformatie b.v. Brancheaanpak arbo, verzuim, reïntegratie: handleiding op basis van de aanpak in het wegvervoer. Bolk, H., Kloosterboer, J., Smit, A.A.M., Steenbergen, C.J.W. (2001). Doetinchem: Elsevier bedrijfsinformatie b.v. Maatregelen verzuimbegeleiding en vroegtijdige reïntegratie: catalogus
113
ontwikkeld in het kader van arboconvenanten, stand van zaken 2001. Poel, M.G.M. van der, Deursen, C.G.L. van, Prins, R. (2001). Doetinchem: Elsevier bedrijfsinformatie b.v. Actiepunten arboconvenant inventarisatie behoeften branche; ontwikkeling monitoringsysteem.
115
10
10.1
AANBEVELINGEN
Inleiding Dit rapport biedt een brede inventarisatie van de stand van zaken anno 2003 binnen de vijf schoenen- en lederbranches wat de fysieke belasting en de vroegtijdige reïntegratie betreft. Daarnaast is in dit rapport uitgebreid beschreven welke maatregelen genomen zouden kunnen worden om de fysieke belasting en de vroegtijdige reïntegratie te verbeteren, met als doel in de toekomst gezondere werknemers, met een lager ziekteverzuim en minder WAO-instroom te krijgen. De branches moeten nu keuzes gaan maken voor de invulling van het arboconvenant en het plan van aanpak. Hiervoor moeten binnen de BBC meetbare doelstellingen (targets) worden geformuleerd (zoals ‘een reductie van het percentage werknemers met RSI-klachten met 20%’) en moet beslist worden welke maatregelen hiertoe genomen zullen gaan worden. We gaan ervan uit dat dit rapport een basis vormt voor het keuzeproces. We beseffen echter dat het door de omvang van dit rapport wellicht lastig is om ‘door de bomen het bos’ te zien. Om deze reden zetten wij in dit hoofdstuk de belangrijkste kengetallen voor fysieke belasting en vroegtijdige reïntegratie op een rij, en geven wij aan welke maatregelen naar onze mening het meest zullen bijdragen in de reductie ervan. Bij deze aanbevelingen spelen het verwachte draagvlak binnen de branches en de kosten een belangrijke rol. Voorlichtingscampagne Voordat werkgevers daadwerkelijk zullen overgaan tot het implementeren en uitvoeren van maatregelen op het gebied van fysiek belasting, verzuim en reïntegratie, moeten zij eerst overtuigd worden van het belang hiervan. Dit geldt vooral voor de MKB-bedrijven. Aanbevolen wordt dan ook om de convenantperiode te starten met een branchebrede voorlichtingscampagne ten aanzien van de convenantthema’s. Deze voorlichtingscampagne dient er in eerste instantie op gericht te zijn om werkgevers ervan te overtuigen dat het investeren in arbeidsomstandigheden, verzuimbegeleiding en reïntegratie op bedrijfsniveau uiteindelijk winst oplevert. De voorlichtingscampagne kan hierbij focussen op het geven van voorbeelden van ‘good practice’, waarbij de kosten/batenverhoudingen zichtbaar worden gemaakt. Ook dient de eigen verantwoordelijkheid van werknemers bij verzuim en reïntegratie hierbij aandacht te krijgen.
116
10.2
Kerngetallen fysieke belasting anno 2003 In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste indicatoren van fysieke belasting en de gevolgen ervan (klachten aan het bewegingsapparaat en RSI), zoals bepaald via de schriftelijke enquête onder de werknemers anno 2003. Hierin zijn alleen de drie branches opgenomen die fysieke belasting als een speerpunt voor het arboconvenant hebben gekozen. Deze percentages fungeren als nulmeting en kunnen gebruikt worden voor het formuleren van realistische doelstellingen voor het arboconvenant. Tabel 10.1 Fysieke belasting en daaraan gerelateerde gezondheidsklachten in 2003, in de lederindustrie, de orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche lederindustrie
orthopeden
schoenherstellers
doet lichamelijk zwaar werk
35
9
18
moet meer dan 25 kg tillen
20
5
2
moet meer dan 25 kg duwen of trekken
35
7
3
moet lang achtereen in voorover gebogen of gedraaide houding werken met hoofd/ nek
40
54
50
moet lang achtereen staan
64
53
88
moet repeterende bewegingen maken met hand(en)/ pols(en)
75
70
71
moet stevig knijpen met de handen
48
49
64
moet grote kracht uitoefenen op gereedschappen of apparaten
13
32
50
regelmatig/langdurig last van nek, rug, armen of benen gehad in afgelopen 12 maanden
47
44
48
regelmatig/langdurig RSI-klachten gehad in afgelopen 12 maanden
23
20
20
fysieke belasting
klachten bewegingsapparaat en RSI
10.3
Aanbevolen maatregelen fysieke belasting In de tabel 10.2 zijn de belangrijkste knelpunten in fysieke belasting weergegeven, zoals die op basis van werkplekobservaties en metingen door deskundigen zijn vastgesteld. Daarbij worden per branche de belangrijkste op-
117
lossingen beschreven. Tevens is aangegeven of deze oplossing op korte (direct), middellange (binnen een jaar) of lange termijn (meer dan een jaar) te realiseren zijn. De korte termijn oplossingen zijn relatief goedkope en eenvoudig in te voeren maatregelen. De lange termijn oplossingen zijn merendeel oplossingen welke gepaard gaan met hoge investeringskosten of verbouw en nieuwbouw. Tabel 10.2 Belangrijkste knelpunten en oplossingen voor fysieke belasting in de lederindustrie, de orthopedische schoenindustrie en de schoenherstellersbranche branche
belangrijkste knelpunten
belangrijkste oplossingen22
lederfabrikanten
ongunstige werkhouding als gevolg van onjuiste werkhoogte duwen en trekken (aan huiden en karren)
T2 T7 R1, R5, R6 T1 R2 T3 T10 T11 T8 R4 T10 T4 T5 O1, O2 T12 T11 G1 T8 T6 O3 R7 O1 T2 T12 T14 R9 T6 T7 T8 T9 R1, R4, R6 T9
tillen van chemicaliën
langdurig staan orthopedische schoentechnici
langdurig werken in een voorovergebogen houding
maat nemen op locatie repeterend bewegen bij schachten maken
schoenherstellers
werkhouding als gevolg van plekinrichting
langdurig staan
22
De letter/cijfercombinatie verwijst naar het oplossingenboek
termijn K/M/L M/L M/L M K/M M M/L M/L L M M M/L K K M M/L L M M M/L M M M M M M/L M M/L M K/M M M K
118
branche
belangrijkste knelpunten
belangrijkste oplossingen22
duwen en trekken
T6 T7 T8 R1, R2 T6 T7 O1
trillingen en repeterend bewegen bij schuren
10.4
termijn K/M/L M/L M K/M M M/L M M
Kerngetallen nulmeting verzuim en vroegtijdige reïntegratie In tabel 10.3 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste indicatoren van verzuim en vroegtijdige reïntegratie: het verzuimpercentage, het percentage werknemers met langdurig verzuim en het WAO-instroompercentage in 2003. Deze percentages kunnen gebruikt worden voor het formuleren van doelstellingen voor het arboconvenant. Tabel 10.3
Verzuim en WAO-instroom in de vijf branches, in 2002-2003 lederlederwaren- schoenindustrie industrie industrie
verzuimpercentage 200323 % werknemers met langdurige verzuim (>6 weken) in voorgaande 12 maanden24 WAO-instroompercentage 2002
10.5
25
orthopeden
schoenherstellers
5,2
5,8
4,9
5,1
4,4
6
9
9
9
5
1,14
1,83
1,41
1,21
1,46
Aanbevolen maatregelen verzuim en vroegtijdige reïntegratie Voor het verbeteren van het proces van vroegtijdige verzuimbegeleiding, en hiermee het bevorderen van vroegtijdige reïntegratie, is in hoofdstuk 9 een vijftal maatregelen geformuleerd, welke volgens branchekenners aansluiten bij de lacunes en op draagvlak van werkgevers kunnen rekenen. De vijf branches zitten hierbij vrijwel op één lijn, zodat het niet nodig was deze maatregelen branchespecifiek te beschrijven. Het gaat om de volgende vijf maatregelen:
23
Gebaseerd op eigen opgave werknemers van hun verzuim over voorgaande 8 weken (in de werknemersenquête). 24 Gebaseerd op eigen opgave werknemers in de werknemersenquête. 25 Gebaseerd op UWV-cijfers.
119
1. 2. 3. 4. 5.
een toolkit verzuim- en reïntegratiebeleid voor de werkgever; opzetten van een informatiepunt op brancheniveau; goede maatwerkafspraken maken met de arbodienst; ontwikkeling en uitvoering cursus verzuimbegeleiding voor werkgevers; opzet branchemonitoringsysteem voor het ziekteverzuim.
Deze vijf onderdelen hangen met elkaar samen en zijn deels integreerbaar. Zo kan het informatiepunt ook de ontwikkelaar en ‘houder’ worden van de toolkit. En de arbodienst kan een belangrijke rol spelen bij de monitoring van het ziekteverzuim. Voor de nadere invulling van de verschillende maatregelen is het van belang eerst de precieze behoeften te peilen van de bedrijven binnen de branches. Deze behoeftepeiling zou kunnen plaatsvinden via door de brancheorganisaties georganiseerde informatieavonden. Bij de behoeftepeiling kan gedacht worden aan de volgende punten: de invulling van een maatwerkcontract met de arbodiensten; de onderdelen die een toolkit zou moeten bevatten; de verdere informatiebehoefte rond verzuim en reïntegratie; de invulling van het branchemonitoringsysteem voor ziekteverzuim.
121
BIJLAGE. DE WERKNEMERSVRAGENLIJST