Pagina 1 van 17
Internationale ontmoetingsdagen in Saint Laurent s/ Sèvre (7-11 augustus 2007)
JEZUS‟ LIEFDE IN MARIA De kern van het Montfortaanse gedachtegoed Fr. François-Marie Léthel ocd Inleiding De titel van onze samenkomst is direct uit het evangelie waar God zich tot Jozef richt op het moment van de Menswording: “Wees niet bang uw vrouw Maria bij u te nemen, want wat bij haar tot leven is gewekt, is van de heilige Geest” (Mt 1,20). Op die manier neemt Jozef, duidelijk eerder dan de H. Johannes, Maria tot zich, die het Mensgeworden Woord reeds in haar schoot droeg. Door Maria tot zich te nemen heeft hij Jezus, levend in haar, ook opgenomen. Het woord van God tot Jozef gericht komt meermaals terug: “Neem het Kind en zijn Moeder (Mt. 2, 13 en 20). Dit is het onderwerp dat ik in de geest van Montfort ga ontwikkelen: het Kind én zijn Moeder opnemen, helemaal onthalen, Jezus en Maria onafscheidelijk verbonden in heel ons leven. De woorden van het Evangelie „Wees niet bang Maria bij u te nemen‟, doen mij denken aan woorden van de H. Theresia toen zij zich richtte tot haar scrupuleuze nicht, Marie Guérin : “Denk niet dat je te veel van Maria houdt, nooit hou je genoeg van haar, en Jezus zal heel blij zijn want de H. Maagd is zijn Moeder” (brief 30 mei 1889). Precies hetzelfde antwoord gaf Montfort aan de angstvallige Mariavereerders die ervoor vreesden Jezus pijn te doen door teveel van Maria te houden (WG 94-95): neen, nooit hou je genoeg van Maria, want met haar bemin je altijd Jezus. Tussen Jezus en Maria is nooit concurrentie maar een totale wederkerige liefde, een voortdurende en intieme band zonder spoor van de zonde. Toen Jezus aan Maria de opdracht gaf zich tot de leerling te richten en zo tot de Kerk en de hele mensheid, bood Jezus ons de mogelijkheid om tot een onuitsprekelijke gemeenschap te komen, Hij en zijn Moeder: Jezus beminnen met het hart van Maria en met het hart van Jezus Maria beminnen. Brief van Johannes-Paulus II „aan de Montfortaanse Familie‟ De actualiteit en de rol van Montfort‟s leer in de Kerk zijn het sterkste naar voren gekomen tijdens het pontificaat van paus Johannes Paulus II. Hij die nu reeds Eerbiedwaardig is en op weg naar een Zaligverklaring, hernieuwde dagelijks zijn toewijding aan Jezus door Maria en las een stukje uit de Ware Godsvrucht. Kort voor zijn dood, toen hij al niet meer kon spreken, stond hij erop schriftelijk zijn Totus Tuus uit te drukken. Hij sprak vaak over Montfort, en tegen het einde van zijn lang pontificaat, op 8 december 2003, heeft hij zijn zeer belangrijke Conferentie Pater Léthel in het Nederlands
Pagina 2 van 17 brief gepubliceerd met als titel : „Aan de Religieuzen van de Montfortaanse Familie‟. Deze brief kan beschouwd worden als zijn „Montfortaans Testament‟. De brief heeft een heel duidelijk schema. Hij begint met een soort inleiding waarin hij over de Ware Godsvrucht zegt dat het een klassieker is in de Mariale Spiritualiteit ( nr. 1). Hij onderstreept de uitzonderlijke verspreiding van die leer in de Kerk: Montfort baseert zich op het feit dat Jezus ons Maria gegeven heeft. Volgen Johannes Paulus II is dit voor ons een aansporing om de leer van Montfort te herontdekken in het licht van Vaticanum II: “De Montfortaanse leer moet nu opnieuw gelezen en geïnterpreteerd worden in het licht van het Concilie”(nr.1). .Inderdaad het licht van Lumen Gentium en in het bijzonder van het 8ste hoofdstuk „over de Maagd Maria in het Mysterie van Christus en de Kerk‟ kunnen we de leer van de Ware Godsvrucht benaderen éérst in het licht van Christus en daarna in het perspectief van de Kerk. Dat het om Christus gaat wordt duidelijk aangegeven in het eerste hoofdstuk: Ad Jesum per Mariam (nrs 2-4). Nummer 5 richt de aandacht op het kerkelijke aspect: Maria, uitmuntend lid van het mystieke lichaam en Moeder van de Kerk. En de pauselijke brief eindigt met de kerkelijke weg naar heiligheid aan te duiden, beleefd met het geloof, de hoop en de liefde van Maria De laatste hoofdstukjes van de brief dragen als titel: Heiligheid, de volkomenheid van de Liefde (nr.6); De geloofsweg (nr. 7); Teken van vaste hoop (nr. 8). De brief staat vol citaten uit de concilieteksten en uit de Ware Godsvrucht en het Mariageheim dat er de samenvatting van is. Met de Brief van de paus als leesgril zal vooral verwijzen naar de Ware Godsvrucht en het Mariageheim. Montfort en Theresia van Lisieux: 2 lichtbakens voor de kerk in het derde millennium In 1997 gaf de paus aan Theresia de titel „Kerkleraar‟. Daarna zette hij de procedure in om hetzelfde te doen voor Montfort, maar de weg ertoe was duidelijk langzamer en moeilijker. Persoonlijk heb ik mij voor het kerkleraarschap van beiden ingezet en ik ben er zeker van dat het voor Montfort ook ooit zal gebeuren. Het zaligverklaringsproces van Johannes Paulus II zal voor Benedictus aanleiding zijn om de buitengewone invloed van Montfort op zijn gedachten goed en in zijn leven te ontdekken. Inderdaad Montfort en Theresia zijn beiden lichtbakens voor de kerk in het derde Millennium. Beiden duiden de weg naar heiligheid voor het hele Godsvolk. In hun geschriften vindt men dezelfde typische evangelische themata van eenvoud en radicaliteit; een leer die is: Christocentrisch, Trinitair, Mariaal, kerkelijk en missionair; een spiritualiteit van vertrouwen en liefde, een weg van heiligheid die er is voor alle gedoopten, op de eerste plaats voor de armen en de kleinsten. De buitengewone verspreiding van het boek van Theresia Geschiedenis van een ziel en de Ware Godsvrucht en het Mariageheim van Montfort bewijzen hoe belangrijk deze treksten zijn voor het hele godsvolk. Zonder ophouden worden deze werken in alle talen uitgegeven. Jezus beminnen en Hem doen beminnen was de slogan van Theresia; en als Montfort over Jezus spreekt, dan heeft hij het over een wonderbaar geheim Conferentie Pater Léthel in het Nederlands
Pagina 3 van 17 om Hem volmaakt te beminnen. Voor hem is het hele christelijke bestaan gericht op de liefde van Jezus die wij ontdekken door Maria (WG 6). De weg die hij aantoont, de volmaakte godsvrucht tot Maria, is de beste weg om tot heiligheid te komen. Deze devotie is enkel noodzakelijk om ten volle Jezus Christus te vinden en Hem innig lief te hebben en trouw te dienen (WG 62). Zo wordt de dynamiek van de montfortaanse leer gekenmerkt: tot Jezus door Maria. Deze belangrijke intuïtie biedt een nieuwe kijk op de plaats van Maria in het mysterie van Christus en de Kerk (cf de Concilietekst) en de betekenis van Maria in het leven van de christen. Beiden, Theresia en Montfort, tonen voor alle gedoopten dezelfde weg van vertrouwen en liefde, die ertoe aanzet om, gedreven door de heilige Geest en gedragen door de handen van Maria, zich helemaal aan Jezus te geven. Zij gebruiken dezelfde bijbelse symbolen, bij Theresia: „Slachtoffer voor de Barmhartige Liefde‟, bij Montfort: „Liefdeslaaf voor Jezus in Maria‟. De Ware Godsvrucht als synthese van de montfortaanse leer De Ware Godsvrucht, die een bewonderenswaardige synthese voor het geloof en het christelijke leven is, is de vrucht van zijn voorafgaande werken, in het bijzonder De Liefde van de eeuwige Wijsheid. Het draagt de kenmerken zien van een klassiek werk: kort, eenvoudig en beknopt, uitdrukking gevend van het wezenlijke, steunend op ervaring en gericht op de praktijk, een harmonieuze synthese, geredigeerd met de grootste zorg. Het originele en aantrekkelijke van deze synthese is de „ruimte‟ waarin Gods werk plaatsvindt, namelijk de persoon van Maria die onafscheidelijk in het hart van de schrijver aanwezig en werkzaam is, zij die met geloof en liefde het Woord van de Vader ontvangen heeft én in haar lichaam hetzelfde Woord door de Geest vlees heeft laten worden. (Lc 1,42: 2, 19.22). Door biddend te kijken naar “Jezus levend in Maria” (WG 248) ontdekt men de pracht van het mysterie aan Hem voltrokken (God en mens) voortvloeiend uit de eeuwige vereniging van de Vader en de Geest in de hele schepping en het heil van de mensheid als „centrum van de Kosmos en de Geschiedenis‟. Men neemt dan deel aan het geloof, de hoop en de liefde van Maria voor Jezus, die haar leven lang de consequenties van het evangelie doorleefd heeft. Met Maria en in Maria kan men geen onderscheid meer maken tussen geloof en leven. Zo staat de Ware Godsvrucht in de lijn van de Kerkvaders, die de geloofswaarheden zien als levenswaarheden en niet als abstracte formules. Het geloof, tegelijk christocentrisch en trinitair zoals in de doopformule uitgedrukt, wordt in het leven van de christen zichtbaar in de mate dat dit leven vergoddelijkt wordt. De Ware Godsvrucht is dus een prachtig commentaar op het credo van de Kerk (NiceaConstantinopel). Hierin worden de belangrijkste geloofswaarheden van de primitieve kerk verwoord in het perspectief van het christocentrisch trinitair denken. De Heer Jezus Christus wordt erin benaderd als een persoon van de Drie-eenheid en het centrale punt erin namelijk Conferentie Pater Léthel in het Nederlands
Pagina 4 van 17 tussen de almachtige Vader en de heilige Geest die Heer is. Daarop volgt het punt over de Kerk, het doopsel en het eeuwig leven. Het hele Godshandelen, in het perspectief van de Schepping en het Heil, wordt benaderd vanuit een dynamisch christocentrisch denken: alles komt van de Vader door Jezus in de heilige Geest; alles gaat terug naar de Vader door Jezus in de Geest. Deze dynamiek van de geloofsbelijdenis is kenmerkend voor de doopselbeleving. Zoals Jezus centraal staat in de belijdenis, tussen de Vader en heilige. Geest, zo wordt Maria gezien in het centrum van het mysterie van Jezus: “Hij heeft het vlees aangenomen door de heilige Geest uit de Maagd Maria, en is mens geworden”. Typisch voor de Ware Godsvrucht is het feit dat alle belangrijke geloofsmysteries worden benaderd vanuit Maria, heel in het bijzonder vanuit de Menswording. Zoals de Kerkvaders beschouwt Montfort al de Mysteries vanuit de Menswording,:het mysterie van de Drie-eenheid, de schepping, het Lijden en de Verrijzenis, de Kerk, de sacramenten en de eindtijd. Alles wordt benaderd vanuit Jezus, maar Jezus levend in Maria, in haar lichaam, in haar maagdelijke schoot. Vanwege haar centrale plaats in de Menswording van de Zoon, staat Maria ook in intieme relatie met deheilige Drie-eenheid en met al de mysteries van de Schepping, het Heil en de Kerk, de Oorsprong en het Einde. Als bij het doopsel gesproken wordt over Jezus, staat Maria centraal in het leven van elke gedoopte, die nog steeds Jezus vormt door de werking van de heilige.Geest. Zo is de Ware Godsvrucht als een tuin. Het is een van de diepe betekenissen van Maria: “Zij is het aardsparadijs van de nieuwe Adam (WG 18, 45, 248, 261, verwijzend naar Gen. 2 en 3), de gesloten tuin van de H. Geest (WG 263, MG 20, verwijzend naar Hooglied 4,12). Het meesterwerk van Montfort is zorgvuldig opgebouwd als de tuinen van Versailles, nauwkeurig uitgemeten, gekenmerkt door sobere harmonie en eenvoud, kenmerkend voor het Frans classicisme, in tegenstelling tot de barok. De schrijver wijst zijn structuur duidelijk aan. Ik ga dit in drie punten ontwikkelen: 1-De onmisbare rol van Jezus Christus en de betrokkenheid van Maria 2- Het mysterie van de Menswording 3- Jezus die aan de leerling zegt: “Daar is je moeder”...... en de leerling die haar bij zich nam (Joh. 19, 27).
1-De onmisbare rol van Jezus Christus en de betrokkenheid van Maria “Wat ik in absolute zin van Jezus Christus zeg, geldt in betrekkelijke zin ook voor de H. Maagd” (WG 74). a- Het christocentrisme als het eerste van de fundamentele waarheden (WG 61-67) In zijn brief aan de Montfortaanse Families onderstreept Johannes Paulus II dat de ware Mariadevotie christocentrisch is (nr.2). Toen hij de Ware Godsvrucht ontdekte heeft dit aspect, uitdrukkelijk weergegeven door het Concilie, de jonge Karol Wojtyla het meest Conferentie Pater Léthel in het Nederlands
Pagina 5 van 17 aangesproken. In zijn brief onderstreept hij een centrale passage uit de Ware Godsvrucht. Het is de eerste van de fundamentele waarheden voor een echte Mariadevotie en van elke christelijke spiritualiteit. Wij citeren de hele tekst en duiden de passage door de Paus aangehaald “Eerste waarheid” Jezus Christus onze Verlosser, waarlijk God en waarlijk mens, moet het einddoel van al onze devoties zijn, anders zijn ze onjuist en misleidend. Jezus Christus is “Alfa en Omega”, begin en einde van alles. Naar het woord van de Apostel werken wij alleen maar om „ieder mens tot volmaaktheid te brengen in Jezus Christus‟. In Hem alleen immers woont de gehele volheid van de godheid en alle andere volheid van genaden, deugden en volmaaktheden. In Hem alleen worden wij gezegend met elke geestelijke zegen. Want Hij is de enige meester om ons te onderwijzen, de enige heer waarvan wij afhankelijk dienen te zijn, het enige hoofd waarmee wij verenigd moeten worden. Wij hebben geen ander model om ons naar te voegen, geen andere geneesheer die ons genezen, geen andere herder die ons voeden moet. Hij is de enige weg die ons moet leiden, de enige waarheid om te geloven, het enige leven dat ons groeikracht moet geven, kortom: ons enige alles in alles dat ons genoeg moet zijn. Er is onder de hemel geen enkele andere naam gegeven waardoor wij gered moesten worden dan de naam Jezus. God heeft ons geen enkel ander fundament gelegd voor ons heil, onze volmaaktheid en verheerlijking dan Jezus Christus. Elk gebouw dat niet op deze vaste rots is gevestigd, is op drijfzand gefundeerd en zal onvermijdelijk vroeg of laat instorten. Iedere gelovige die niet met Hem verenigd is als een rank met de wijnstok, zal afvallen en verdorren, alleen nog maar goed om in het vuur geworpen te worden. Buiten Hem is alles slechts afdwaling, leugen, onrecht, nutteloosheid, dood en veroordeling. Maar als wij in Jezus Christus leven en Jezus Christus in ons, hebben wij geen veroordeling te vrezen. Noch engelen in de hemel, noch mensen op aarde, noch kwelgeesten in de hel, noch enig ander schepsel kan ons schaden, omdat het ons niet kan scheiden van de liefde van God, die in Jezus Christus is. Door Jezus Christus, met Jezus Christus en in Jezus Christus kunnen wij alles: alle eer en glorie brengen aan de Vader in eenheid met de heilige Geest; volmaakt worden en voor onze medemens een goede geur van eeuwig leven zijn” (WG 61).
Deze magnifieke tekst die de kern van het Nieuwe Testament samenvat toont hoe absoluut en centraal Jezus Christus is, toont ook zijn trinitaire dimensie, zoals in het slot van de Romeinse Canon staat. Op deze basis bouwt Montfort zijn Mariadevotie en durft zelfs zeggen dat, als de Mariadevotie van Jezus Christus zou verwijderen, wij ze zouden moeten verwerpen als een duivelse begoocheling (WG 62). De Paus citeert opnieuw de Ware Godsvrucht: “De godsvrucht tot de heilige Maagd is een uitgelezen middel „om ten volle Jezus Christus te vinden en hem innig lief te hebben en trouw te dienen‟ (WG 62). Dit hartsverlangen om „innig lief te hebben‟ leidt direct tot een vurig gebed, waarin men Jezus de genade vraagt om te mogen delen in de onzegbare liefdesgemeenschap tussen Hem en zijn moeder “(Brief, 3).
Inderdaad als hij het over de ware godsvrucht heeft, richt Montfort zich tot Jezus met deze woorden:
Conferentie Pater Léthel in het Nederlands
Pagina 6 van 17 “Heer, U bent altijd met Maria en Maria is altijd met U. Zij kan niet zonder U, want anders zou zij ophouden te zijn wat zij is. Zij is door de genade zozeer omgevormd in U, dat zij niet meer leeft of bestaat. U alleen, Jezus, leeft en heerst in haar meer volkomen dan in alle engelen en zaligen. Als men eens wist hoeveel heerlijkheid en liefde U in dit bewonderenswaardige schepsel ontvangt, dan zou men voor U en voor haar heel andere gevoelens koesteren dan nu. Zij is zo één met U, dat men nog eerder het licht zou kunnen scheiden van de zon en de hitte van het vuur. Of nog sterker: men zou eerder alle engelen en heiligen van U kunnen verwijderen dan de van God vervulde Maria; want zij bemint U vuriger en verheerlijkt U volmaakter dan al Uw andere schepselen samen” (WG 63).
In ditzelfde gebed tot Jezus zegt Montfort over de Maria devotie: “een wonderlijk geheim om U volkomen te leren kennen en liefhebben”.(WG 64) En zich richtend tot Jezus zegt hij ook : “Geef mij een vurige liefde voor U, om zo van uw barmhartigheid een waarachtige devotie tot uw heilige Moeder te verkrijgen en de hele wereld daartoe aan te zetten” (WG 67). Alles komt van Jezus en gaat naar Jezus terug, in het bijzonder zijn gave van Liefde: “want de Liefde van Jezus is het uiteindelijke doel van de God vervulde Maria”. b- De totale betrokkenheid van Maria op Christus en in Hem op de Drie-eenheid (Johannes Paulus II) Als Montfort spreekt over de onmisbare rol van Jezus onderstreept hij voortdurend de betrokkenheid van Maria: “Wat ik in absolute zin van Jezus Christus zeg, geldt in betrekkelijke zin voor de H. Maagd” (WG 74). Van in het begin van de Ware Godsvrucht zegt Montfort hoe Maria enkel een schepsel van God is, die in zijn soevereine vrijheid haar op de meest intieme wijze wilde betrekken bij zijn heilsplan. Als schepsel staat Maria “oneindig ver beneden haar Zoon die God is” (WG 27). Denken dat “de heilige Maagd de meerdere of zelfs maar de gelijke van Jezus Christus is, zou een onduldbare ketterij inhouden” (WG 95). Zo mag Maria nooit aanbeden worden (LEW 172). Deze visie geeft aan de Montfortaanse leer een authentieke oecumenische waarde, om aan onze protestantse broeders duidelijk te maken dat de katholieke Kerk elke vorm van Maria-aanbidding uitsluit. In dit verband zegt Johannes Paulus II in zijn brief: De totale betrokkenheid van Maria op Christus en in hem op de heilige Drie-eenheid valt meteen op waar Montfort zegt: "Nooit denkt u aan Maria of Maria denkt in uw plaats aan God. U hoeft Maria maar te loven en te eren of Maria looft en verheerlijkt God met u. Zij is geheel betrokken op God. Ja, ik zou haar heel goed kunnen noemen: de betrekking Gods, die niet bestaat dan in verhouding tot God; ofwel de echo Gods. Zij zegt en herhaalt alleen maar God. Wanneer u "Maria" zegt, zegt zij "God". De heilige Elisabeth prees Maria en noemde haar zalig omdat zij geloofd had. En Maria, de trouwe echo van God, hief het lied aan: "Mijn hart prijst hoog de Heer" (Lc 1,46). Zoals bij die gelegenheid handelt Maria nog alle dagen: wanneer men haar looft, liefheeft, vereert of haar iets geeft, wordt God geloofd, bemind, verheerlijkt, geeft men zijn gave aan God door Maria en in Maria" (WG 225). Ook in zijn gebed tot de moeder van de Heer geeft Montfort aan haar relatie met God een Trinitaire dimensie: "Wees gegroet, Maria, geliefde dochter van de eeuwige Vader; wees gegroet, Maria, Conferentie Pater Léthel in het Nederlands
Pagina 7 van 17 bewonderenswaardige moeder van de Zoon; wees gegroet, Maria, zeer trouwe bruid van de heilige Geest" (MG 68 - Brief 3).
Die betrokkenheid van Maria tot God heeft Montfort van kardinaal Bérulle. De aanroepingen: „Dochter van God de Vader‟, „Moeder van God de Zoon‟ en „Bruid van de heilige Geest‟ zijn volgens de Brief klassieke uitdrukkingen reeds door Franciscus van Assisië gebruikt. Deze bewoording is rijk aan theologische en antropologische betekenis, want ze duidt op de relatie met elk van de drie goddelijke personen en de drie meest fundamentele dimensies van het vrouw-zijn van Maria, namelijk als Dochter, Moeder en Bruid. Door, met en in Christus worden de meest fundamentele relaties bepaald als vormen van liefde, eigen aan de relaties tussen de drie goddelijke personen. Zo wordt het geheim van de maagdelijke liefde als goddelijke en menselijke liefde. Maria is de mooiste bloem van de hele schepping, helemaal open gebloeid in Jezus Christus en zo in de liefde van de Drie-eenheid. Heel de aanzet van de Ware Godsvrucht (WG 1-36) bewondert Maria midden in deze Liefde. Het is een harmonieus samenspel van Drie-eenheid, christocentrisme en mariale visie. In de lijn van de Kerkvaders is Maria bij Montfort onlosmakelijk Maagd en Moeder, Maagd en Bruid, Moeder van God (Theotokos) en Bruid van God (Theonumphos). Zo duidt de liturgie de Onbevlekte Maagd met de woorden van het Hooglied: Maria is de Bruid “gans schoon en zonder de minste vlek (cf. Hoogl. 4,7). Als leerling van Montfort aarzelt Johannes Paulus II niet om in zijn encycliek Redemptoris Mater (26) Maria bruid van de heilige Geest te noemen. De. H. Ireneus van Lyon ziet Maria in de beide handen van de Vader namelijk de Zoon en de heilige Geest, een symboliek verwijzend naar Moeder van de Zoon en Bruid van de Geest. De synthese van Montfort wordt gekenmerkt door een perfect theologisch evenwicht tussen Christus en de Geest, de christologie en de pneumatologie, gezien en beleefd met Maria. De dienstmaagd van de Heer komt nooit op de plaats van de Geest, zoals zij nooit de plaats inneemt van Jezus. Montfort is een van de westerse heiligen die het meest over Maria spreken, maar ook het meest over de heilige. Geest. Zijn visie op Maria in de Drie-eenheid blijft steeds christocentrisch: de Vader is de bron van haar maagdelijke vruchtbaarheid die in de heilige Geest Jezus voortbrengt en heel zijn Mystieke Lichaam.
2- Het Mysterie van de Menswording a- Het Mysterie van Jezus levend en heersend in Maria (WG 248) In de leer van Montfort en die van de eerste Kerkvaders staat het Mysterie van de Menswording helemaal in het perspectief van de heilseconomie. In dit verband citeert Johannes Paulus II in zijn Brief de H. Ireneus van Lyon:
Conferentie Pater Léthel in het Nederlands
Pagina 8 van 17 “De heilige Louis-Marie ziet alle mysteries in het licht van de menswording die zich voltrok bij de boodschap. Zo wordt Maria in de Ware Godsvrucht voorgesteld als "het ware aards paradijs van de nieuwe Adam"; de "maagdelijke en onbevlekte aarde" waaruit hij gevormd werd (WG 261). Tevens is zij de nieuwe Eva, met de nieuwe Adam verbonden in een gehoorzaamheid die de ongehoorzaamheid van de eerste man en vrouw herstelt (cf. 53; Ireneus, Adversus haereses, III, 21, 10-22, 4). Door deze gehoorzaamheid treedt de Zoon van God de wereld binnen. Het kruis is al geheimvol aanwezig op het ogenblik van de menswording, als Jezus in de schoot van Maria ontvangen wordt. Immers, het "Hier ben ik" in de Hebreeënbrief (cf. 10,5-9) houdt de eerste daad van gehoorzaamheid in van de Zoon aan de Vader en is al een aanvaarding van zijn verlossend offer "als hij in de wereld komt" (Brief, 4).
Kardinaal Bérulle, een van de hoofdbronnen van Montfort, neemt deze visie van de Kerkvaders over en diept ze uit. De Menswording van het Woord, op 25 maart gevierd, is het “kenmerkende mysterie van deze godsvrucht” (WG 243). De voortreffelijkheid en de wonderdadigheid van dit geheim van Jezus, levend en heersend in Maria of de Menswording van het Woord, zijn onuitputtelijk. Het Mysterie van de Menswording vervat reeds de schepping en ook de mysteries van de Verlossing en van de Kerk. De Brief verwijst uitdrukkelijk naar de beroemde tekst van de H. Ireneus die Maria duidt als het Beloofde Land en de Nieuwe Eva.. Een maagdelijke aarde met de twee “Handen” van de Vader, namelijk de Zoon en de heilige Geest, die het Lichaam gevormd hebben van de Nieuwe Adam. Zo is Maria, dankzij haar gehoorzaamheid, ook de Nieuwe Eva, innig verbonden met de Nieuwe Adam.” De gehoorzaamheid van de Moeder, de Nieuwe Eva bij de Menswording, die door haar ja-woord God draagt, is vergelijkbaar met de gehoorzaamheid van de Zoon, de Nieuwe Adam die verlost, gehoorzaamheid aan de Vader tot aan de dood en de dood aan het Kruis (cf Filipenzen 2,8). Bij Montfort aanvaardt Maria onder het kruis ten volle het offer van haar Zoon. Terwijl hij zichzelf aan de Vader aanbiedt, wordt Jezus door Maria als offer aangeboden: “Geofferd aan de Vader met haar instemming, zoals eertijds Izaak door instemming van Abraham aan Gods wil . Daar waar de Brief het heeft over de Menswording schrikt de Paus er niet voor terug om de leer van Montfort over de mysterievolle aanwezigheid onder het Kruis op te nemen. Als de Zoon van God “de wereld binnentreedt” wordt verwezen naar de concrete woorden van de Hebreeën-brief “Ecce venio” (hier ben ik), een eerste daad van gehoorzaamheid van de Mensgeworden Zoon aan de Vader, gehoorzaamheid die verlost. Zo zegt Montfort over Jezus bij de Menswording: “In dit mysterie heeft hij reeds al de volgende mysteries van zijn leven bewerkt door het feit dat hij ze toen al aanvaardde. Jezus heeft bij zijn intrede in de wereld gezegd: Zie, ik kom om uw wil te doen. Dit mysterie is dus een samenvatting van alle mysteries, want het bevat de wil ertoe en de genade ervan” (MG 248). Als hij aanvaardt als kind de schepping binnen te treden, ervan afhankelijk te worden en als het ware aan haar onderworpen, wordt het accent sterk
Conferentie Pater Léthel in het Nederlands
Pagina 9 van 17 gelegd op de ontlediging en de vernedering van de Zoon van God bij de Menswording (cf. Lc 2,51). “O wonderbare en niet te begrijpen afhankelijkheid van God !” Bérulle heeft in zijn “Het leven van Jezus” (24-27) daarover breed uitgeweid. Gebaseerd op de H. Schrift was deze leer al uitdrukkelijk geformuleerd door Thomas van Aquino en Catherina van Siena. Zoals deze beide auteurs, bevestigt Montfort dat de ziel van Jezus al vanaf het eerste ogenblik zijn Vader en elk menselijk wezen kende en beminde: Zij had medelijden, niet alleenmet alle mensen in het algemeen, maar ook met iedereen in het bijzonder, die zij duidelijk kende” (LEW 162). Deze leer, die eveneens door Theresia van Lisieux zal worden bevestigd, is gebaseerd op de gelukzalige aanschouwing in de ziel van Jezus, een gevolg van de hypostatische vereniging en de volheid van de H. Geest, met het oog op zijn zending als Verlosser van de mens. b- “God is mens geworden om de mens God te laten worden”:de plaats van Maria bij deze wonderbare uitwisseling tussen God en ons in Jezus Christus In de twee delen van de Ware Godsvrucht vinden we een “gaan en komen in de heilseconomie” terug zoals uitgedrukt in het Credo van Nicea-Constantinopel. Dankzij de Geest komt door Jezus alles van de Vader en keert alles door Jezus naar de Vader terug. Jezus is de schakel bij die wonderbare uitwisseling tussen God en mens, Hij is het begin en einde van alles, de alpha en de omega, de eerste en de laatste (cf Apocalyps 22, 13). Het eerste deel geeft de theologische onderbouw van de ware mariadevotie (WG 1-89). Het accent wordt gelegd op neerwaartse beweging bij de Menswording: “Hij is voor ons, mensen, en omwille van ons heil uit de hemel neergedaald. Hij heeft het vlees aangenomen door de H. Geest uit de Maagd Maria, en is Mensgeworden”. In het tweede deel van de Ware Godsvrucht wordt de meest volmaakte devotie verwoord. Het is een opwaartse beweging naar onze vergoddelijking, want Hij is afgedaald om ons tot bij Hem te brengen. “Devotie” is precies de weg naar de vergoddelijking. Jezus staat steeds in het centrum van dit gaan en komen, de neerwaartse en opwaartse beweging, en Maria is steeds innig met Hem verbonden. Jezus is de weg (cf Joh. 14,6); Hij komt van de Vader en keert terug naar de Vader; Hijzelf is de weg van God naar de mensen toe en van de mensen naar God toe. In Jezus is God mens geworden om de mens God te laten worden, Hij is neergedaald tot bij de mens om de mens te brengen tot bij Hem. Dat is het leitmotiv van de Ware Godsvrucht en het Mariageheim. Montfort plaatst Maria steeds in die beweging van komen en gaan. Wegens haar intieme band met Jezus die de weg is, wordt zijzelf ook weg. Zo schrijft hij in het Mariageheim: “Om tot Hem op te stijgen en zich met Hem te verenigen, moeten wij van hetzelfde middel gebruik maken als waarvan Hij zich bediend
Conferentie Pater Léthel in het Nederlands
Pagina 10 van 17 heeft om tot ons af te dalen, mens te worden en ons zijn genaden mee te delen. Welnu, dit middel is een waarachtige godsvrucht tot de heilige Maagd.” (MG 23). Hetzelfde komt terug in de Ware Godsvrucht: “De heilige Maagd is het middel waarvan de Heer zich heeft bediend om naar ons te komen. Wij moeten van hetzelfde middel gebruik maken om naar Hem te gaan” (WG 75). Dit moet men voortdurend in het achterhoofd houden om het hele geschrift van Montfort te verstaan, want het eerste deel begint met de woorden: “Door middel van de allerheiligste Maagd Maria is Jezus Christus in de wereld gekomen en door middel van haar ook moet Hij in de wereld heersen” (WG 1). Het tweede deel handelt over de terugkeer naar Hem via dezelfde weg: “Naar Jezus Christus door Maria” (MG 36). De beweging van gaan en komen vormt een van de hoogtepunten in de Ware Godsvrucht: “Deze praktijk van de devotie tot de allerheiligste Maagd is een volmaakte weg om tot Jezus Christus te gaan en zich met Hem te verenigen. De van God vervulde Maria is immers het volmaaktste en heiligste van alle loutere schepselen. Bovendien heeft Jezus Christus, die toch op volmaakte wijze tot ons gekomen is, geen andere weg gekozen voor Zijn grote en verwonderlijke tocht. De Allerhoogste, de Onvatbare, de Ongenaakbare, "Die Is" wilde komen tot ons, aardwormpjes, die niets zijn. Hoe is dat gebeurd? De Allerhoogste is op volmaakte en goddelijke wijze tot ons neergedaald door de nederige Maria. Daarbij verloor Hij niets van Zijn godheid en heiligheid. De zeer nietigen moeten dan ook door Maria op volmaakte en goddelijke wijze opstijgen tot de Allerhoogste, zonder iets te vrezen. De Onvatbare heeft zich door de kleine Maria volkomen laten bevatten en omsluiten, zonder iets van Zijn onmetelijkheid prijs te geven. Wij ook moeten ons door de kleine Maria volkomen laten omsluiten en geleiden, zonder enig voorbehoud. De Ongenaakbare is ons nabij gekomen: door Maria heeft Hij zich innig, volmaakt en zelfs persoonlijk met onze mensheid verenigd. Toch ging daarmee niets van Zijn majesteit verloren. Ook wij moeten door Maria tot God naderen en ons volkomen en innig met Zijne Majesteit verenigen zonder vrees verstoten te worden. Tenslotte: "Die Is" wilde komen tot hetgeen niet is, teneinde hetgeen niet is, God te laten worden ofwel "Die Is". Hij heeft dit op de meest volmaakte manier gedaan, namelijk door zich geheel aan de jeugdige maagd Maria over te geven en te onderwerpen. Toch hield Hij in de tijd niet op te zijn: "Hij die Is van alle eeuwigheid". Evenzo kunnen wij, ondanks onze nietswaardigheid, door Maria gelijk worden aan God: door de genade en de glorie. Wij dienen daartoe onszelf zo volmaakt en volledig aan haar over te leveren, dat wij uit onszelf niets, maar in Maria alles zijn, zonder gevaar voor vergissing” (WG 157).
In deze mooie tekst vinden we de achtergrond voor de twee uitdrukkingen door Maria en in Maria, karakteristiek voor het gaan en komen: Jezus naar ons en wij naar Hem. Men kan niet beter het verband tonen tussen de Menswording en ons God worden. God is mens geworden om de mens God te laten worden: iedere mens geschapen naar het beeld van God en vrijgekocht door Jezus Christus. In een van de eerste regels van het Mariageheim schrijft Montfort plechtig: “Christen, levend evenbeeld van God en vrijgekocht door het kostbaar bloed van Jezus Christus, God verlangt van u dat u gedurende dit aardse Conferentie Pater Léthel in het Nederlands
Pagina 11 van 17 leven heilig zult worden zoals Jezus en daarna vol glorie zult zijn zoals Hij. Zonder twijfel bestaat uw roeping in het verwerven van de heiligheid van God zelf” (MG 3). Met een verbazingwekkende zekerheid geeft deze „kwaliteits-theoloog‟ („théologien de classe‟) helder de roeping tot heiligheid weer voor elke mens. Hij verwijst uitdrukkelijk naar de schepping, naar het beeld van God en vrijgekocht door het bloed van Christus. Inderdaad iedere mens is geschapen naar het beeld van God en vrijgekocht door het bloed van Christus. Zo is de Verlosser van de mensen innig verbonden met elke mens. Na deze stelling insisteert Montfort op de noodzaak en het primaat van de genade om te komen tot de volheid van deze roeping, dankzij de onmisbare vrije medewerking van de mens: “Wie aan een grote genade trouw beantwoordt, verricht een grote daad, en met een kleine genade verricht men een kleine daad. De waarde en voortreffelijkheid van onze daden hangt af van de waarde en voortreffelijkheid van de genade, door God verleend en door het schepsel benut. Tegen deze grondbeginselen valt niets in te brengen” (MG 5). Zonder genade, dat wil zeggen zonder liefde, betekenen de grootste daden niets in de ogen van God (cf 1 Kor. 13, 1-3). Integendeel een daad met veel liefde gedaan geeft een grote meerwaarde aan de kleinste handelingen, zegt Montfort. Zoals die van Theresia van Lisieux, gaat de spiritualiteit van Montfort over het alledaagse, concreet beleefd. Maria heeft genade gevonden bij God (cf Lc 1, 30). De gelovige die in haar ja-woord deelt, haar totale openheid naar de heilige Geest, verkrijgt van God de noodzakelijke genade om heilig te worden (MG 6). Ook op dit punt zetten Montfort en Theresia samen ons op het spoor van Vaticanum II : de universele roeping tot heiligheid (Lumen Gentium 5).
3- Jezus zegt aan de leerling: „daar is je moeder‟... en de leerling nam haar bij zich (Joh 19, 27) De bewonderenswaardige uitwisseling, die wij hebben geduid hebben vanuit het mysterie van de Menswording, gaan we nu benaderen vanuit het Paasmysterie. Bij Montfort, zoals bij Franciscus van Assisië en Theresia van Lisieux is de Menswording niet te scheiden van het Kruis. Wij kunnen dus ons onderricht beëindigen met een benadering van de Ware Godsvrucht vanuit het Golgota-gegeven, waar Jezus tot de leerling zegt: “daar is je moeder... en de leerling nam haar bij zich (Joh 19, 27). “Daar is je moeder”. Ook hier zien we weer de dynamiek van God die schenkt: zozeer heeft God de wereld liefgehad dat Hij zijn een geboren Zoon heeft geschonken” (Joh 3,16), en de Zoon zelf heeft zijn Moeder aan de wereld geschonken. Het hele eerste deel van de Ware Godsvrucht (WG 1-89, samengevat in MG 7-22) benadert Maria als gegeven door Jezus aan de Kerk en door de Kerk aan de hele wereld, aan iedere mens. De visie van Montfort vindt men helemaal terug in de leer van het Concilie over “Maria in het mysterie van Christus en de Kerk” (Lumen Gentium 8). Het gaat om de theologische grondwaarheden van de Ware Godsvrucht tot Maria, benaderd vanuit de H. Schrift en steeds beantwoordend aan de
Conferentie Pater Léthel in het Nederlands
Pagina 12 van 17 geloofsbelijdenis. Inderdaad zoals het Concilie zegt: “De ware devotie... spruit voort uit het ware geloof” (LG 67). “En de leerling nam haar bij zich” (Joh 19, 27). Zo wordt ingegaan op het aanbod van Jezus. De leerling aanvaardt deze gift door zichzelf helemaal aan Jezus toe te vertrouwen door haar: dat is de diepe betekenis van “Totus Tuus” (cf WG 144, 233; MG 66). Daarover gaat het tweede deel van de Ware Godsvrucht (WG 90-273, samengevat in MG 23-65): de weg naar de heiligheid met Maria in de Kerk. We gaan nu nog meer merken hoe de leer van Montfort in harmonie staat met die van Vaticanum II. Vertrekkend vanuit die innige relatie van Maria met Jezus, heeft Concilie een nieuw licht geworpen op haar relatie met de Kerk. Toen Paulus VI de Constitutie „Lumen Gentium‟ publiceerde (21 november 1964) zei hij dat de bedoeling van het Concilie er precies in bestond “de Kerk te tonen, waarmee Maria innig verbonden is”. In diezelfde toespraak gaf Paulus VI aan Maria de plechtige titel “Moeder van de Kerk”. Deze band tussen Maria en de Kerk is zo essentieel dat men de Kerk niet meer kan beschouwen zonder Maria, noch Maria zonder de Kerk. Daarom, volgens dezelfde Paus: “de liefde voor de Kerk komt tot uiting in de liefde tot Maria en omgekeerd, de een kan niet bestaan zonder de ander” (Marialis Cultus 29 en Mulieris dignitatem 27). a- „Daar is je moeder‟, Maria door Jezus aan de Kerk gegeven Het hele eerste deel van de Ware Godsvrucht is een bewonderenswaardige uiteenzetting van de belangrijkste geloofsmysteries in het perspectief van de heilsgeschiedenis: de Drievuldigheid, de Schepping, de Menswording, de Verlossing, de Kerk. De Ware Godsvrucht (1-36) begint met een prachtige symfonie over de Drie-eenheid en Maria in relatie met Jezus en zijn Mystiek Lichaam namelijk de Kerk. Maria is Moeder van Christus en van de Kerk, Moeder van het hoofd en de ledematen. Bij de Menswording heeft zij met de heilige. Geest gestalte gegeven aan het Lichaam van Jezus, op dezelfde wijze geeft zij ook gestalte aan het Mystieke Lichaam, namelijk de Kerk en dat tot aan het einde van de tijd. Zo belijdt het Concilie: “Voor ons en voor ons heil is Hij uit de hemel neergedaald; door de heilige. Geest is hij mens geworden uit de Maagd Maria. Dit goddelijk heilsmysterie openbaart zich voortdurend in de Kerk, door de Heer gewild als zijn Lichaam (LG 52). Deze voortzetting wordt duidelijk verwoord door Montfort: “De gedragslijn die de drie Personen van de allerheiligste Drie-eenheid hebben gevolgd tijdens de Menswording, namelijk de eerste intrede van Jezus Christus, houden zij dagelijks onzichtbaar aan in de heilige Kerk. En tot het einde van de tijd, namelijk tijdens de laatste intrede van Jezus Christus, zullen zij daaraan trouw blijven” (WG 22). Samengevat, iedereen is geroepen tot heiligheid, dat wil zeggen lid worden van het Mystieke Lichaam, innig verbonden met Jezus die het hoofd is. Daartoe moet hij zich getrouw laten leiden, laten kneden door de „Twee Handen van de Vader‟, Jezus en de heilige Geest. De Conferentie Pater Léthel in het Nederlands
Pagina 13 van 17 maagdelijke schoot van Maria is de uitgelezen plek om tot deze vormgeving te komen. Montfort gebruikt heel concreet het symbool van de „gietvorm‟: “Maria is de kostbare gietvorm van God, vervaardigd door de heilige Geest, om natuurgetrouw, door middel van de hypostatische vereniging, een Godmens te vormen, en door middel van de genade een vergoddelijkte mens ...al wie in deze vorm geworpen wordt en zich bovendien bewerken laat, ontvangt er alle trekken van Jezus Christus, waarlijk God” (MG 17). Wie zich aan die gietvorm toevertrouwt en de heilige Geest laat werken wordt zuiver, vergoddelijkt en gelijk aan Jezus Christus (MG 18; cf WG 218-221). Montfort hecht veel belang aan Maria als Moeder van de heiligen, als opvoedster van de heiligen (WG 37-59). Met deze mooie uiteenzetting sluit het eerste deel van de Ware Godsvrucht af, vaak verkeerd begrepen, en duidelijk uitgelegd door Johannes Paulus II in het licht van de Concilie teksten over het eschatologisch perspectief van de Kerk (LG 8). “De heilige Montfort verwijst uitdrukkelijk naar deze eschatologische dimensie waar hij spreekt over de „heiligen van de laatste tijden‟, die door de heilige Maagd worden gevormd om in de Kerk Christus te laten zegevieren over de krachten van het kwaad (cf. WG 49-59). Het gaat hier helemaal niet om een vorm van 'millennarisme', maar om de diepe betekenis van het eschatologisch karakter van de Kerk, vrucht van het enige en universele heil door Jezus Christus. De Kerk verwacht de glorierijke komst van Jezus op het einde van de tijd. Zoals Maria en met Maria zijn de heiligen in de Kerk en voor de Kerk om haar heiligheid te laten uitstralen en om het werk van Christus, onze enige Heiland, te brengen tot de uiteinden van de wereld en het eind van de tijd” (Brief 8).
Het einde van dit eerste deel van de Ware Godsvrucht is een uiteenzetting over de vijf fundamentele waarheden waarop de mariadevotie steunt (MG 60-89). We hebben al gesproken over de eerste waarheid, namelijk het christocentrisme. De tweede betreft de slavernij uit liefde tot Jezus in Maria (WG 68-77). Hierover zal het slot gaan van mijn uiteenzetting. b- „En de leerling nam haar bij zich‟: de weg naar heiligheid met Maria in de Kerk Het tweede deel van de Ware Godsvrucht gaat over de meest volmaakte van alle devoties (WG 90-273). De schrijver illustreert het evangeliewoord “en de leerling nam haar bij zich”. Het gaat over ons accepteren van de gave van Jezus: zijn Moeder. Het gaat over ons bewust en vrij antwoord op zijn liefde, een antwoord dat aanzet tot heiligheid en volmaaktheid: “Wees volmaakt zoals uw hemelse Vader volmaakt is” (Mt 5, 48). Het tweede deel is eens zo lang als het eerste, het hele christelijke leven wordt erin betrokken. Inderdaad het gaat niet over een bijzondere „devotie‟, maar over het hele christen-zijn, beleefd met en in Maria. Zonder ophouden herhaalt zij: “Doe alles wat Hij u zeggen zal” (Joh 2, 5). Na gesproken te hebben over de onechte devoties (WG 92-104) heeft Montfort het over de „ware‟ godsvrucht. Hij geeft er de belangrijkste kenmerken van aan (WG 105-114) en de
Conferentie Pater Léthel in het Nederlands
Pagina 14 van 17 door de Kerk goedgekeurde beoefening ervan (WG 115-117). In dit brede kader van de mariadevotie van het Godsvolk situeert hij de „volmaakte godsvrucht tot Maria‟ (vanaf WG 118 tot het einde). Hij verwijst meteen naar de diepste kern van het christelijk leven: het doopsel. Deze „volmaakte devotie‟ is dus geen devotie naast zo vele andere, maar bestaat in een volmaakte beleving van het doopsel, nl. een zich helemaal weg schenken aan Jezus door de handen van Maria. Dan, in een lange heldere uiteenzetting legt Montfort achtereenvolgens de motieven uit, de wonderlijke effecten en de bijzondere praktijken van deze devotie (WG 134-273). Het valt op dat zij, goed beoefend, leidt tot een volledige deelname aan de Eucharistie. Het geschrift eindigt met een hoofdstukje: “Manier om deze devotie in praktijk te brengen bij de H. Communie” (WG 266-273). Zo beweegt de geestelijke weg, in het tweede deel aangeduid, zich tussen de sacramenten doopsel en eucharistie. Het doopsel is de basis en het vertrekpunt en de eucharistie zijn voltooiing. Met Maria en in Maria wordt de gelovige begeleid van het doopsel naar de eucharistie en kan zo op de meest volmaakte wijze deelnemen aan de gave van het Lichaam en Bloed van Jezus. Om de band tussen het eerste en het tweede deel van de Ware Godsvrucht beter te begrijpen dient men aandacht op te brengen voor de heiligende werking van de heilige Geest in de Kerk. Enerzijds vormt Hij het Mystieke Lichaam van Christus: Hij heiligt de ledematen, Hij verzekert de band met het Hoofd, Hij doet hen op Jezus lijken. Het gaat over de identificatie met Christus. Maria wordt hier beschouwd als Moeder van Christus en de Kerk, Moeder van het Hoofd en van zijn ledematen. Maar het Concilie onderlijnt nog een ander aspect: de identificatie van Maria met de Kerk, Maria Maagd, Bruid en Moeder. Dit is het grote Conciliethema van Maria als „icoon‟ van de Kerk, volmaakt beeld van de Kerk, heilig en onbevlekt, zuiver en zonder rimpels. Zonder ophouden wordt de Kerk door de heilige Geest geheiligd en doet haar lijken op Maria, „dienstmaagd en arm‟, houdend van Jezus en van de mensen. Ditzelfde vinden we ook terug in de Ware Godsvrucht, daar waar Montfort van de heilige Geest zegt dat Hij een nieuwe Maria „voortbrengt‟ (cf WG 34), de beoefenaars worden levende evenbeelden van Maria om, zoals zij, Christus te beminnen en te verheerlijken (WG 217). Johannes Paulus II zet dit aspect in de schijnwerper: “Een van de hoogtepunten van de spiritualiteit van de heilige Louis-Marie Grignion de Montfort treffen we aan waar hij verwijst naar de identificatie van de gelovigen met Maria in haar liefde voor Jezus en dienst aan hem. Hij overweegt de bekende tekst van Ambrosius: Moge in iedereen Maria's ziel zijn om de Heer te verheerlijken; moge in iedereen Maria's geest zijn om zich in God te verblijden. Hij schrijft: "Wat is men toch gelukkig wanneer men… geheel bezeten en bestuurd wordt door de geest van Maria: tegelijk mild en sterk, geestdriftig en bedachtzaam, nederig en moedig, zuiver en vruchtbaar" (WG 258). Deze mystieke vereniging met Maria is helemaal op Jezus gericht, zoals blijft uit dit gebed: "Kortom, zeer dierbare en beminnelijke moeder, zorg toch, als het enigszins mogelijk is, dat ik enkel door uw geest bezield word om Jezus Christus en zijn goddelijke wil te kennen. Geef dat ik geen andere geest heb dan die van u om de Heer te loven en te verheerlijken. Geef dat ik geen ander hart Conferentie Pater Léthel in het Nederlands
Pagina 15 van 17 heb dan het uwe om God te beminnen met een liefde, zuiver en vurig als die van u" (MG 68 – Brief, 5).
Dit brengt ons naar de kern van de leer van het Concilie. Het centrale hoofdstuk van de constitutie Lumen Gentium over de universele roeping tot heiligheid is wezenlijk verbonden met het laatste hoofdstuk dat gaat over de volmaakte heiligheid van Maria. Het „Godsvolk onderwe‟” wordt geleidelijk gelijkgesteld met Maria: “De Kerk, die de glorie van Christus nastreeft, ziet in Maria steeds meer haar grote voorbeeld, Maria voortschrijdend op de weg van het geloof, de hoop en de liefde” (WG 65). Dit „getrouw voortschrijden in geloof, hoop en liefde is het meest kenmerkende van de weg naar heiligheid. Iedere gelovige is geroepen om die weg te gaan en hij doet dat eenvoudig door het beleven van de genade van zijn doopsel. Zoals de heiligen Thomas en Jan van het Kruis baseert Montfort zijn hele leer op het geloof, de hoop en de liefde. Zoals het Concilie onderstreept hij de moederlijke taak van Maria om door de genade van het doopsel het geloof, hoop en liefde tot ontwikkeling te laten komen. Als trouwe volgeling van Montfort en helemaal in de lijn van het Concilie eindigt Johannes Paulus II zijn brief aan de Montfortaanse Families met te verwijzen naar de kerkelijke weg naar heiligheid als een weg van geloof, hoop en liefde. Maar van deze drie is de liefde de grootste (cf 1 Cor 13, 13). In die zin definieert Lumen Gentium ook de heiligheid als „de volmaakte vorm van de liefde‟ (WG 39-40). Dit vinden we terug in de ondertitels van de Brief: De heiligheid, de volkomenheid van de liefde(6), De geloofsweg (7), Een teken van vaste hoop (8). In deze bladzijden vindt men de mooiste stukken van het Concilie en van Montfort terug en verdienen alle aandacht. Ik beperk me tot het punt van de liefde. Want hiervan uitgaande legt Johannes Paulus II de montfortaanse term “de liefdesslavernij”uit en herstelt die in ere. c- De „liefdeslavernij‟ tot Jezus in Maria De term „liefdeslavernij‟ kan aanstoot geven maar het gaat over een kerngegeven van Montfort‟s leer. Uitgaande van passages van de Ware Godsvrucht en het Mariageheim legt Johannes Paulus II dat prachtig uit en hij begint met de bijbelse achtergrond ervan te duiden. “De dynamiek van de liefde komt in de montfortaanse spiritualiteit heel bijzonder tot uiting in het symbool van de liefdeslavernij voor Jezus, in navolging van Maria en moederlijk ondersteund door haar. Het betreft een volledige deelname aan de kenosis van Christus, tevens een levende eenheid met Maria die innig aanwezig is in de mysteries van het leven van haar Zoon. "In de menselijke samenleving is er niets waardoor we meer aan een ander toebehoren dan door slavernij. Zo is er ook onder christenen niets waardoor we volstrekter aan Jezus Christus en zijn heilige moeder toebehoren dan door slavernij uit vrije wil. Onze Heer heeft ons hierin zelf het voorbeeld gegeven, want uit liefde tot ons heeft Hij de "de gestalte van een slaaf aangenomen". Ook de heilige Maagd noemde zichzelf de dienstmaagd of slavin van de Heer. De Apostel noemt zich eershalve "slaaf van Christus". Meermalen worden de christenen in de heilige Schrift als "slaven van Christus" aangeduid (WG 72). Conferentie Pater Léthel in het Nederlands
Pagina 16 van 17 Gods Zoon is immers in de wereld gekomen uit gehoorzaamheid aan de Vader bij de menswording (cf. Heb 10,7). Toen heeft Hij zich nog meer vernederd door gehoorzaam te worden tot de dood, de dood op een kruis (cf. Fil 2, 7-8). Maria is op Gods wil ingegaan door de totale gave van zichzelf, lichaam en ziel, voor altijd, van de boodschap tot aan het kruis, en van het kruis tot haar tenhemelopneming. (....). De liefdeslavernij dient dus gezien te worden in het licht van de wonderbare uitwisseling tussen God en mensheid in het mysterie van het mens geworden Woord. Het gaat om een waarachtige uitwisseling van liefde tussen God en zijn schepsel in de wederkerigheid van de totale zelfgave. De 'geest (van deze devotie)… vraagt een innerlijke afhankelijkheid van Maria en een effectief slaaf worden van haar en slaaf van Jezus door haar" (MG 44). Het lijkt tegenstrijdig, maar deze "band van liefde", deze "liefdeslavernij" maakt in feite iemand volkomen vrij, met de waarachtige vrijheid van de kinderen Gods (cf. WG 169). Het is een kwestie van totale overgave aan Jezus, als antwoord op de liefde waarmee Hij ons het eerst heeft liefgehad. Iemand die op die manier bemint, kan met de heilige Paulus zeggen: "Ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij" (Gal 2,20 – Brief, 6)
Zo is Totus Tuus een volledig antwoord op de liefde waarmee God ons bemint in Jezus Christus: liefde met liefde beantwoord. Hij heeft zich zonder reserve voor ons en aan ons gegeven. Hij heeft ook zijn Moeder aan ons geschonken met als gevolg dat zij zich helemaal aan ons geeft. Iemand die zich volledig geeft uit liefde is als het ware vol van vuur en kan zeggen: “De Moeder van God is van mij.... God zelf behoort mij toe want Christus is van mij en helemaal voor mij” (Jan v.h.Kruis). De gedoopte die de weg gaat, door Montfort geduid, is zo iemand: een de “trouwe, liefhebbende slaaf van Jezus in Maria. Door de handen van zijn heilige Moeder heeft hij zich immers geheel en al gegeven aan de dienst van de Koning der koningen, zonder iets voor zichzelf te behouden” (WG 135). Sprekend vanuit zijn ervaring wijst Johannes Paulus II op de paradox: „liefdeslavernij‟ en de „ware christelijke vrijheid‟ Montfort insisteert vaak op de aspecten van vertrouwen, vrijkomen van angsten en scrupules. Zoals Theresia van Lisieux wijst Montfort aan de gelovigen een weg aan van vertrouwen en liefde. De „Toewijding aan Jezus door Maria‟ bij Montfort komt helemaal overeen met „Het zich als Slachtoffer aanbieden aan de Barmhartigheid van God‟ bij Theresia. Het meest eigene van haar spiritualiteit voor beiden gaat om een totale overgave van zich zelf aan Jezus in de Drie-eenheid, door de handen van de liefdevolle Maria. Maria heeft aan de Karmelietes geleerd “hoe beminnen bestaat in het zich radicaal wegschenken”, in een zich steeds armer en kleiner maken. “Het meest eigene van de Liefde bestaat in het zich neerbuigen”. De twee termen „Liefdeslavernij‟ en „Slachtoffer zijn uit Liefde‟ verwijzen helemaal naar het kruisoffer. Zij verwijzen naar het algemeen priesterschap van de gedoopten waarover Lumen Gentium spreekt (hst. 2). „Liefdeslavernij‟ en „Slachtoffer zijn‟ uit Liefde zijn vruchten van dezelfde heilige. Geest. Als de gedoopte deze offerande regelmatig hernieuwt is hij op de weg naar de heiligheid en doorloopt hij de etappes van het geestelijk leven (cf WG 119). „Liefdeslavernij‟ en „Slachtoffer zijn uit liefde‟ zijn twee aspecten van het mysterie van het kruis, het mysterie van de dwaasheid van de Liefde. Men kan niet tot heiligheid komen als Conferentie Pater Léthel in het Nederlands
Pagina 17 van 17 men niet oprecht het kruis van Jezus aanvaardt en niet de bittere kelk van zijn lijden drinkt. Jan van het Kruis beschrijft de „Donkere Nacht van de Zie‟” waar je noodzakelijkerwijs doorheen moet om tot te komen tot heiligheid: een radicale uitzuivering van het mensenhart, deelname aan het lijden van Jezus. Montfort insisteert sterk op de noodzaak van het kruis voor wie wil voortgaan op de weg naar heiligheid. In plaats van haar dierbare kinderen van kruisen te bevrijden geeft Maria ze, zij laat hen drinken aan de kelk van Jezus, maar tegelijk ondersteunt zij hen om dit met liefde en vreugde te aanvaarden, dankzij de gave van de heilige Geest, de Trooster. In de Ware Godsvrucht (WG 154) evenals in het Mariageheim (MG 22) spreekt Montfort op volkse wijze om een belangrijke waarheid te duiden en gebruikt woorden als suiker en gekonfijte kruisen. Een gelovige moet de kruisen aannemen en ze niet afwijzen. Het gaat om de vindingrijkheid van een moeder die iets uitvindt om een kind een geneesmiddel te laten slikken door er wat suiker aan toe te voegen. Zo helpt Maria ook haar kinderen drinken aan de beker van Jezus. Op die manier worden zelfs de zwaarste kruisen bron van vreugde, want zij doen op een bijzondere wijze delen in de liefde van Jezus en Maria. Ik laat het laatste woord aan Montfort met zijn profetische blik op de Kerk van vandaag en van de toekomst "Wanneer zal die gelukkige tijd komen, dat de van God vervulde Maria als Oppermeesteres in de harten zal gevestigd zijn om ze volledig aan de heerschappij van haar grote en enige Jezus te onderwerpen? Wanneer zullen de zielen Maria evenzeer inademen als het lichaam de lucht? Dan immers zullen er wondere dingen hier op aarde gebeuren". De heilige Geest zal er, wanneer Hij in de zielen het beeld van zijn lieve Bruid gevormd ziet, overvloedig neerdalen en ze met zijn gaven vervullen, vooral met die van zijn wijsheid, om wonderen van genade te verrichten. Dierbare broeder en zuster, wanneer komt die zalige tijd, dat tijdperk van Maria, waarin menigeen, door haar uitverkoren en door haar van de Almachtige verkregen, volkomen in de afgrond van haar innerlijk zal verzinken en levend evenbeeld van Maria zal worden, om Jezus Christus te beminnen en te verheerlijken? Die tijd komt niet eerder dan wanneer de door mij onderwezen devotie gekend en beoefend wordt.”(WG 217).
Conferentie Pater Léthel in het Nederlands