HOGESCHOOL UTRECHT: 2012-2013/2013-2014
Beroepsproduct 1 Stay Abroad dossier Jeroen Bishesar 1605498
Beroepsproductbegeleider: Annelies Vos Expert: Rachel Collins Studie & Werkbegeleider: Peter Oosterhuis
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 1. Inleiding
Inhoudsopgave 1. Inleiding ........................................................................................................................... 3 1.1 Aanleiding .................................................................................................................... 3 1.2 Context ........................................................................................................................ 3 1.3 Onderzoeksorganisatie ................................................................................................ 3 1.4 Aansluiting in de school ............................................................................................... 3 2. Plan van aanpak/het praktijkprobleem........................................................................... 4 2.1 Description of the assignment ...................................................................................... 4 2.2 Beschrijving van het probleem op basis van oriëntatie ................................................. 4 2.2.1 Interviews .............................................................................................................. 5 2.2.2 Observaties ........................................................................................................... 6 2.3 Productrelatie tot de kennisbasis ................................................................................. 7 2.3.1 Generieke kennisbasis .......................................................................................... 7 2.3.2 Kennisbasis Engels (vak) ...................................................................................... 7 3. Onderzoekaanpak............................................................................................................ 9 3.1 Onderzoeksactiviteiten ................................................................................................. 9 3.1.1 Deelvragen ............................................................................................................ 9 3.1.2 Wat ga ik doen? .................................................................................................... 9 3.1.3 Doelgroep (wie heb ik nodig?) ............................................................................... 9 3.2 Tijdsplanning ...............................................................................................................10 4. Procesverslag .................................................................................................................12 4.1 Evaluatie .....................................................................................................................12 4.2 Verantwoording ...........................................................................................................13 4.3 Competenties ..............................................................................................................14 5. Formulieren.....................................................................................................................16 5.1 Contractformulier beroepsproduct ...............................................................................16 5.2 Formulier deelbeoordeling 1........................................................................................18 6. Bibliografie (APA) ...........................................................................................................19 7. Bijlagen ...........................................................................................................................21 7.1 Onderzoeksmateriaal ..................................................................................................21 7.1.1 Vragenlijst interview: Cultuur in het taalonderwijs .................................................21 7.1.2 Opdracht uit English in Mind Student’s Book 2 (p45) ............................................21 7.1.3 Opdracht uit English in Mind Student’s Book 2 (p47) ............................................22 7.1.4 Vragenlijst interview: Britse omgangsvormen .......................................................22
1
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 1. Inleiding
7.1.5 Interviews .............................................................................................................23 7.2 Materialen van het product ..........................................................................................27 7.2.1 Lesplannen ...........................................................................................................27 7.2.2 Docentenhandleiding ............................................................................................31 7.2.3 Leerlingenmateriaal ..............................................................................................33
2
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 1. Inleiding
1. Inleiding Welkom bij het beroepsproduct 1 dossier. In dit dossier zullen er verscheidene dingen vinden die allemaal in het teken staan van het onderzoek dat deels in Nederland en deels in het buitenland zal worden uitgevoerd. In dit hoofdstuk wordt er geschreven over wat de aanleiding van het onderzoek is, hoe het hele onderzoek zich in de context afspeelt, aan welke onderzoeksorganisatie alles gekoppeld is en hoe het onderzoek aangesloten is in de school. Al deze informatie is opgesteld in een zogeheten contractformulier wat onder het hoofdstuk Formulieren kan worden teruggevonden. Dat formulier staat in direct verband met de inleiding.
1.1 Aanleiding Een aspect van de cultuur van een ander land meenemen naar het eigen land en daar een lessenserie over maken? Dat doe je niet elke dag. In de naam van de Hogeschool Utrecht heb ik de kans gekregen om in het buitenland een onderzoek uit te voeren. De Hogeschool Utrecht heeft mij dus benaderd om dit onderzoek uit te gaan voeren en door middel van onderzoek op mijn leerwerkplek Scala College in Alphen aan den Rijn en het buitenland zal ik een product ontwerpen. Dit product is daarom dus niet alleen belangrijk voor de Hogeschool Utrecht, maar ook voor mijn leerwerkplek en mijzelf. Ik zal er namelijk veel leren over onderzoekstechnieken en het uitvoeren van een professioneel onderzoek.
1.2 Context Het product van het beroepsproduct kan in een bepaald kader worden gezien. Dit kader betreft mijn stageschool waar het product kan worden uitgevoerd, mijn eigen kennisverrijking en logischerwijs de leerling.
1.3 Onderzoeksorganisatie De organisatie die bij dit beroepsproduct hoort is Hogeschool Utrecht, deze organisatie is de opdrachtgever en geeft mij de kans om dit onderzoek in het buitenland uit te voeren. Daarnaast heeft mijn leerwerkplek ook een belangrijke rol, die fungeert namelijk als oriëntatieonderdeel van het onderzoek. Het onderzoek echter wordt door mij uitgevoerd, ik werk dus niet samen met een medeleerling, dit om de voortgang echt te richten op mijn eigen leerwerkplek en individuele voortgang.
1.4 Aansluiting in de school Het hele onderzoek sluit aan bij de Hogeschool Utrecht: Instituut Archimedes en www.samenopleiden.nl. Daarnaast sluit dit onderzoek ook aan bij de vaardigheden van een Engels docent in opleiding. Een startbekwame docent wordt namelijk geacht om over onderzoekvaardigheden te beschikken en dusdanig in het beleid van de school past.
3
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 2. Plan van aanpak/het praktijkprobleem
2. Plan van aanpak/het praktijkprobleem 2.1 Description of the assignment In April 2013, I will be embarking on a stay abroad in England. I shall observe and question several aspect of the British culture, because I want to look for that certain piece of culture that I can use to integrate into a series of lessons back in the Netherlands. Students in the Dutch language teaching are used to acquiring a foreign language by learning grammar rules, studying vocabulary and applying several skills such as speaking, writing, reading, listening and conversational speech. As this is a great way to learning a language, an essential aspect is missing: culture. I feel that in Dutch schools the amount of time spent on the cultural side of the English language is insufficient. The assignment of this ‘Beroepsproduct’ is to seek out what the Dutch foreign language teaching system is lacking in terms of culture, and with that information I will be spending 10 weeks in England, interviewing people and observing and questioning the British culture. As a result, I will design a series of lessons to integrate an aspect of the English culture into the Dutch foreign language teaching system.
2.2 Beschrijving van het probleem op basis van oriëntatie De literatuur heeft veel te zeggen over het onderwerp, maar wat het meeste opvalt bij elk onderwerp is beschreven in het volgende citaat: “Grammatica- en woordenboeken zijn leuk voor wie achter zijn bureau een taal wil leren, de betekenissen en implicaties van woorden en zinnen leer je echter alleen door deze in allerlei contexten te gebruiken.” (Fasoglio & Canton, 2009) Zoals beschreven, moet de taal in allerlei contexten worden gezien en gebruikt. De taal is dan als een levend orgaan te beschouwen waarbij de persoon die de taal verwerft zich helemaal laat opgaan in de taal. Deze omgeving is te vergelijken met de omgeving die een baby heeft wanneer deze de moedertaal verwerft. Een baby verwerft de moedertaal niet door grammaticale structuren te leren, maar gaat volledig in de taal op. De baby verwerft hierdoor de taal, maar verwerft ook de bijbehorende normen en waarden. Een kleuter uit China gedraagt en denkt tenslotte anders dan eentje uit Nederland. In het voortgezet onderwijs en primair onderwijs is er sprake van een kennismaking met een nieuwe taal. In dit onderzoek zal er alleen naar het voortgezet onderwijs gekeken worden. Het voortgezet onderwijs heeft als taak om deze contextrijke omgeving van de taal en cultuur na te bootsen. De docent zal de leerling moeten omringen met de taal én cultuur van de desbetreffende vreemde taal. Volgens het onderzoeksplan De interculturele competentie in de taalles (SLO - Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling) is het vreemdetalenonderwijs niet alleen bedoeld om de talenkennis van de leerlingen te vergroten, maar is het bedoeling dat de leerling wordt voorbereid op “contacten met de mensen en de culturen waardoor de doeltaal communicatiemiddel is” (SLO - Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling). Het onderzoeksplan informeert over een kloof tussen de twee doelen; er is dus sprake van een kloof tussen taal en cultuur in het voortgezet onderwijs.
4
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 2. Plan van aanpak/het praktijkprobleem
Waarom moet cultuur geïntegreerd worden in taalonderwijs? Uit onderzoek naar het geven van Nederlands als vreemde taal (Heijne & Verbruggen, 2012) blijkt dat cultuur en taal heel erg nauw verbonden zijn. Het zijn twee belangrijke aspecten die apart niet kunnen worden gegeven: “Taalonderwijs zonder aandacht voor de cultuur is als taalonderwijs zonder aandacht voor grammatica.” (Heijne & Verbruggen, 2012). Om de kloof te overbruggen is het de bedoeling om taal en cultuur te laten samenwerken in het taalonderwijs. De leerling zal hierdoor de zogeheten interculturele competentie moeten verwerven wat de leerling bewust maakt van het cultuuraspect van de taal. Deze competentie is volgens W.A. Shadid (2000) invloedrijk op de vaardigheden. De vaardigheden die volgens het ERK in het taalonderwijs onderscheiden worden als lezen, schrijven, luisteren, spreken en gesprekken voeren kunnen pas echt uitgeoefend worden wanneer de student kennis heeft over het/de converstatie-management (gedragingen bij een gesprek: begroetingen, afsluitingen etc.), altercentrisme (aandacht voor de andere spreker), flexibiliteit, luistervaardigheid, bedachtzaamheid, en empatisch- en aanpassingsvermogen van de andere cultuur. Al deze factoren bepalen volgens Shadid hoe diegene zich uit zal gaan drukken in de vijf vaardigheden, omdat de student over kennis beschikt die in de culturele omgeving thuishoort. 2.2.1 Interviews Naast de literatuur en observaties heb ik ook de mening en de visie van twee personen gevraagd. De eerste correspondent is Gitte van Wijk, zij is Engels onderbouw docent op het Scala College en heeft al vele jaren ervaring met het PTO en het lesgeven. De volgende correspondent is Anne de Jong, zij is ook Engels docent, maar geeft juist de tweetalige klassen les, zij heeft net als Gitte veel ervaring met het PTO en het lesgeven. Aan beide correspondenten heb ik vragen gesteld volgens Praktijkonderzoek in de school (Donk & Lanen, 2012). Deze vragen kunnen worden teruggevonden in de vragenlijst in bijlage 7.1.1 Mijn correspondenten vertelden beide dat zij weinig deden aan de Engelstalige cultuur, ze merkten gelukkig wel dat de English in Mind 1 (Puchta & Stranks, English in Mind Student's Book 1 (Red), 2011) en English in Mind 2 (Puchta & Stranks, English in Mind Student's Book 2 (Green), 2012) een kleine impliciete doorgang bood naar de Engelstalige cultuur. Anne beschikte over een andere methode, namelijk Inspiration (Prowse & Garton-Sprenger, 2005) wat wel weer Culture secties per hoofdstuk bevatte. Beide correspondenten vonden de tijd die aan cultuur werd besteed in de lessen onvoldoende, ze wilden gewoon beide wat meer aan cultuur doen, zodat leerlingen ook iets meer te weten kwam over de landen, feestdagen, omgangvormen etc. Gitte vertelde dat zij in het begin wel gebruik maakte van cultuur in haar lessen, het was echter tevergeefs, want haar lessen waren wel heel cultuurgericht, maar haar PTO kwam toen in gevaar. Volgens haar is de Engelstalige cultuur niet opgenomen in het PTO, wat heel erg jammer is en het is daarom niet handig om tijd te besteden aan iets wat niet in het PTO staat. Gitte vertelde toen over dat wanneer niet voldaan wordt aan het PTO er problemen kunnen worden veroorzaakt bij haar leidinggevenden, de overheid en de ouders van de leerlingen. Anne de Jong had ongeveer dezelfde blik op het PTO, het PTO bepaalt heel netjes wat leerlingen moeten kunnen aan het einde van de periode, maar het heeft totaal niks van weg van kennis van land en volk. Anne vertelde wel dat haar methode wel explicit aandacht besteedde aan de cultuur van Engeland, dit door middel van de Culture secties per hoofdstuk. Ze liet
5
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 2. Plan van aanpak/het praktijkprobleem
mij deze secties zien en het was duidelijk dat er in die hoofdstukken over kennis van land en volk ging. Het was echter wel weer zo dat zelfs de tweetalige niet getoetst werden hierop. 2.2.2 Observaties Tijdens mijn observaties ben ik op zoek gegaan naar de cultuur in de methode die gebruikt wordt op mijn leerwerkplek. Mijn leerwerkplek hanteert twee soorten onderwijs: tweetalig en regulier onderwijs. Dit zou kunnen betekenen dat er bij de tweetalige klassen meer aan cultuur wordt gedaan dan bij de reguliere. De reguliere klassen gebruiken de methode English in Mind Student’s Book 1 (Puchta & Stranks, English in Mind Student's Book 1 (Red), 2011) en English in Mind Student’s Book 2 (Puchta & Stranks, English in Mind Student's Book 2 (Green), 2012). Meestal is cultuur onbewust aanwezig in het taalonderwijs, dit is klaarblijkelijk te merken bij mijn observaties. In beide methodes zitten er namelijk veel teksten en opdrachten. In English in Mind Student’s Book 2 zijn de opdrachten meestal gebaseerd op het invullen van de juiste vorm. Sommige opdrachten echter, hebben juist een culturele ondertoon. Er wordt drie maal Engels gegeven aan de reguliere klassen, twee daarvan worden meestal door opdrachten uit het boek ingevuld en de derde les door het oefenen van een vaardigheid. Er wordt bij de reguliere klassen alleen aandacht besteedt aan cultuur op de impliciete manier, namelijk via de opdrachten uit het boek. Een voorbeeld van een opdracht met een culturele ondertoon is te bezichtigen in bijlage 7.1.2. Zoals je bij de opdracht ziet, moet de leerling samen met een medeleerling achter de leeftijdsgrenzen komen bij verscheidene activiteiten en vergelijken met die van hun eigen land. Dit is een hele goede opdracht om het interculturele bewustzijn te stimuleren, omdat leerlingen worden geactiveerd om verschillen tussen twee landen te bekijken en daarover conclusies te trekken. Dit is een hele goede opdracht, de culturele ondertoon is zeker gewenst, maar betreft maar 1 opdracht van de gemiddeld 12 opdrachten uit een hoofdstuk. De rest van de oefeningen zien er uit als bijlage 7.1.3. In deze soort oefeningen is het puur een kwestie van invullen. Een link tussen de grammatica en de cultuur ontbreekt echter overal. Door eventjes doorgebladerd te hebben in English in Mind Student’s book 1, merkte ik dat de teksten die gebruikt worden voor de leesvaardigheid niet gaan over Nederland, maar over Engeland. Dit is goed, maar tijdens de lessen van bijvoorbeeld mijn begeleider komt dit niet naar voren, maar wordt deze tekst beschouwd als een leesvaardigheidsoefening. De tweetalige klassen hebben echter een andere methode, namelijk Inspiration 2 Student’s Book (Prowse & Garton-Sprenger, 2005). In elk hoofdstuk zit een stukje ‘Culture’ wat inhoudt dat er eventjes gefocust wordt op de cultuur van Engeland. Dit zijn aspecten als wie zijn belangrijke Engelse mensen van vroeger etc. Uit mijn observatie van deze Culture secties kan ik concluderen dat de tweetalige klas wel degelijk iets aan cultuur doet en daar ook verantwoordelijk mee omgaat en het als één geheel ziet. Het is daarom wijs om te focussen op wat er ontbreekt in de methode bij de reguliere klassen. Welke aspecten van de Engelstalige cultuur moeten/kunnen geïntegreerd worden? De Engelstalige cultuur kent vele kanten. Het is echter belangrijk om op iets te focussen wanneer er naar het buitenland gegaan wordt. De methode voor de reguliere klassen missen, naar even goed doorbladeren, iets van de Engelstalige cultuur. Het lijkt alsof de methode totaal geen focus legt op de Britse omgangsvormen. Na een interview met mijn corres-
6
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 2. Plan van aanpak/het praktijkprobleem
pondenten bleek dat beide docenten wel iets meer met de Engelse cultuur willen doen en daarom heb ik besloten om mijn product te focussen op het integreren van Britse omgangsvormen in het Engelse taalonderwijs. Hoe kan dit geïntegreerd worden in de lessen? Mijn product is dus gefocust op de Britse omgangsvormen. Deze Britse omgangsvormen worden door middel van een lessenserie aan de leerlingen geleerd. Het gaat er hier om leerlingen van het reguliere 2 VWO, die ongeveer 3 keer in de week Engels krijgen. Tijdens mij lessenserie had ik in gedachten om eerst samen met de leerlingen te kijken wat de Nederlandse omgangsvormen waren, dit kan dan vervolgens vergeleken worden met die van de Britse omgangsvormen en zo bijdragen aan de interculturele competentie. Het is echter wel de bedoeling dat alles als samenhangend geheel gezien wordt en de onderdelen gesplitst worden. Eventuele grammatica en standaardzinnetjes zijn puur hulpmiddelen van een grotere opdracht. Leerlingen worden dus aangeleerd om met twee woorden te praten en standaardzinnetjes (gezegdes, spreekwoorden) te gebruiken in het Engels en moeten aan het einde van de lessenserie een toets doen. Een spreekvaardigheidstoets waarbij de omgangsvormen van de Engelse cultuur ook in de beoordeling meegenomen worden. Praat de leerling dus bijvoorbeeld op een wat Nederlandse manier met de ander, dan zal dit meegenomen worden in de beoordeling. De leerlingen wordt dus ook duidelijk aangeleerd wat er onbeleefd is en welke situaties er kunnen voorvallen etc.
2.3 Productrelatie tot de kennisbasis Vanwege het feit dat ik een docent in opleiding ben is het belangrijk om in gedachten te houden welke leerlijn ik zal doormaken tijdens dit onderzoek en waaraan het product precies gekoppeld kan worden wanner we spreken van generieke kennis en vakkennis. Door de overheid en verschillende scholen zijn er twee kennisbasissen opgesteld: generiek en vak. De Generieke Kennisbasis (Ottenheim, et al., 2011) is een document wat informatie weergeeft over welke vaardigheden de startbekwame docent moet beschikken.. De andere kennisbasis (Koet, et al., 2009) is op het vak (Engels) gericht. 2.3.1 Generieke kennisbasis In de generieke kennisbasis (Ottenheim, et al., 2011: p40) staat vermeld onder 6.2: omschrijving dat “de docent [in staat is] praktijkonderzoek uit te voeren, waaronder ook ontwerponderzoek. Bij praktijkonderzoek wordt op een systematische en objectieve wijze gegevens over de eigen onderwijspraktijk verzameld om daarvan te kunnen leren en de praktijk te verbeteren”. Dit onderdeel staat heel erg duidelijk in verband met het product, omdat het product het resultaat is van een groot praktijkonderzoek met onder meer interviews en observaties. Ik moet daarbij een lessenserie ontwerpen die leerlingen iets leert dat niet aanwezig is in de huidige methode. Het product bevat dus 6.2 van de generieke kennisbasis. 2.3.2 Kennisbasis Engels (vak) De tweede kennisbasis is puur gericht op het vak Engels. Het eerste onderdeel wat tot dit product in relatie staat is 2.1 Algemene taalwetenschap (Koet, et al., 2009 p34). In dit onder-
7
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 2. Plan van aanpak/het praktijkprobleem
deel wordt er beschreven dat de docent weet hoe talen worden verwerft en wat het contrast tussen de moedertaal en vreemde taal is. Dit onderzoek vereist eerst wat literatuuronderzoek en tijdens dit literatuuronderzoek kan er eerst worden gekeken naar hoe mensen talen verwerven om het probleem iets duidelijker in kaart te brengen. Een ander onderdeel is intercultureel bewustzijn (3.4, p35). Dit is een van de meest passende onderdelen van de kennisbasis, omdat het onderzoek eigenlijk twee werelden bij elkaar haalt: de Engelse en Nederlandse. Doordat de leerling eerst de Nederlandse omgangsvormen voor de geest haalt, zal de leerling vervolgens de Nederlandse en Engelse wereld koppelen wanneer de leerling achter de Engelse omgangsvormen komt. De kennisbasis beschrijft verder iets over vak en maatschappij (4.3, p36), wat inhoudt dat de docent kan benoemen wat het vak voor rol speelt in de maatschappij. Door dit onderzoek zal de docent zelf ervaren hoe het vak een rol speelt in de maatschappij en kan dit terugkoppelen aan de leerlingen wat hem in dit onderdeel competent maakt. Verder zal de leerling door het product zien dat het vak niet alleen draait om Engelse grammaticale structuren te verwerven, maar ook daadwerkelijk een functie heeft. Tenslotte staat dit onderzoek in relatie met internationalisering (6.9, p38). Dit onderdeel houdt in dat de docent zich bewust wordt van zijn rol als expert van internationalisering. Het onderzoek stelt de docent namelijk in staat om in het land van de taal rond te kijken en internationaliseringsmogelijkheden te verkennen. Vervolgens kan dit weer teruggekoppeld worden in Nederland in de vorm van eventuele internationaliseringsactiviteiten.
8
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 3. Onderzoek
3. Onderzoek 3.1 Onderzoeksactiviteiten Voordat ik naar het buitenland vertrek moet er natuurlijk eerst onderzoek verricht worden. Wat mist er precies en waar ga ik naar op zoek in het buitenland? Deze onderzoeksactiviteit is terug te vinden in hoofdstuk 2 en is dus al uitgevoerd. Rond 15 april 2013 ben ik naar Summer Camp PGL in Torquay, Devon geweest. Hier heb ik als Catering Assistant gewerkt en heb meerdere taken van een Activity Instructor uitgevoerd. Hierbij heb ik vele aspecten van de Engelse taal leren kennen. Ook ben ik in vele soorten omgangsvormen terecht gekomen. Om het onderzoek wat concreter te maken heb ik naast interviews ook deelvragen opgesteld. 3.1.1 Deelvragen Het is handig om deelvragen op te stellen die in het buitenland kunnen worden beantwoord, zodat er gericht aan het onderzoek kan worden gewerkt. Niet alle deelvragen hoeven per se beantwoord te worden, maar het is belangrijk om gericht onderzoek te doen. 1. Wat zijn de overeenkomsten tussen de Britse en Nederlandse omgangsvormen? 2. Wat zijn de verschillen tussen de Britse en Nederlandse omgangsvormen? 3. Zijn de verschillen bepalend voor de manier van omgaan? Zijn de gesprekken anders gestemd dan gewend? 4. Wat is het rol van de Engelse taal hierin, worden er bijvoorbeeld veel spreekwoorden gebruikt? 5. Wat is het verschil in omgangsvormen tussen twee verschillende klassen (autoriteit en leerling)? 3.1.2 Wat ga ik doen? Ik zal in het buitenland eerst observeren, hoe gaan de Britten met elkaar om en hoe verschilt dit van mijn eigen beleving hiervan? Ik zal in mijn logboek bijhouden wat precies de resultaten hiervan zijn en hoe ik alles beleef. Dit valt dus onder observaties net zoals bij het vooronderzoek. Vervolgens zal ik ook interviews uitvoeren, dit zijn interviews met bijvoorbeeld een Britse collega en een paar leerlingen. Door deze interviews hoop ik inzicht te krijgen in de Britse omgangsvormen. De vragenlijst staat in het Engels opgesteld in bijlage 7.1.4 Nadat ik de gegevens verzameld heb zal ik beginnen met het in elkaar zetten van mijn lessenserie wat misschien twee weken in beslag zal nemen, dit in verband met de drukke schema’s bij PGL. 3.1.3 Doelgroep (wie heb ik nodig?) Tijdens mijn verblijf in het buitenland zal ik mijn collega’s en leerlingen interviewen en observeren. Dit maakt hun tot mijn doelgroep om het stukje Engelstalige cultuur te laten integreren in mijn lessen.
9
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 3. Onderzoek
3.2 Tijdsplanning Tijdens het buitenlands verblijf zal ik eerst moeten wennen en dan gelijk moeten beginnen met mijn observaties. Het is dus verstandig om in de eerste week al de verschillen tussen de omgangsvormen te noteren, het is namelijk duidelijker op te merken bij aankomst dan wanneer er later begonnen wordt met de observaties. Vervolgens ga ik in de tweede week interviews afnemen, het is hierbij belangrijk dat ik er goed voor ga zitten om een goed beeld te krijgen van de collega’s en leerlingen. Deze resultaten zal ik dan uitschrijven in dit hoofdstuk. De volgende weken zal ik gebruiken om mijn resultaten om te toveren tot mijn product.
3.3 Resultaten In het buitenland heb ik even de tijd genomen om de deelvragen te beantwoorden. Deze deelvragen heb ik daarna opnieuw bekeken en heb toen besloten of er wel of het nodig was om nieuwe informatie toe te voegen. De antwoorden van de deelvragen zijn te vinden in bijlage 7.1.5. Uit de deelvragen blijkt dat de mensen in Engeland over het algemeen vriendelijker zijn, omdat de mensen bij PGL veel hechter met elkaar samenleven en ze ook soms echt bezorgd zijn over jouw situatie. Daarnaast beoordelen mensen je je op je accent, is je accent duidelijk vanuit een andere plek, dan komt er een stereotyperend beeld bij kijken. Dit is vergelijkbaar met dat wat mensen van de stad denken over de boeren in het noorden van het land. Wat als onbeleefd wordt geacht is schelden en het niet gebruiken van yes please, thank you etc. Daarnaast vergt het aanspreken van personen met een hogere macht een andere/meer respectvolle manier van praten. Zij hebben tenslotte meer macht over jou als persoon en jouw toekomst bij PGL. Tijdens het werk is het professioneel gedragen een heel erg belangrijk iets. Bij PGL vertegenwoordig je namelijk niet jezelf, maar het bedrijf. Je kunt het bedrijf in schaamte brengen en dit kan gevolgen hebben, het professioneel opstellen en altijd vriendelijk blijven is dus iets heel erg essentieels. Tijdens het verblijf in het buitenland heb ik ook twee mensen geïnterviewd. De eerste persoon is John Simmons. John Simmons is een medewerker bij PGL. Hij heeft dezelfde taak uitgevoerd en heeft daarbij in London op school gezeten. Dit maakt hem tot een uiterst bruikbaar persoon voor het onderzoek. Hij heeft namelijk veel meer inzicht tot de omgangsvormen in de school. Hij is tenslotte 19 jaar en heeft nog een verse herinnering van de middelbare school. Zijn interview is te vinden in bijlage 7.1.6 De tweede persoon is Kristina Wood. Zij is net als ik medewerker bij PGL. Zij is echter geen Catering Assistant, maar is een volledige Activity Instructor. Zij werkt direct met kinderen en heeft dus veel meer ervaring met het omgaan met mensen en de verschillende niveaus van omgaan met mensen. Zij moet namelijk een professioneel masker opzetten wanneer zij met haar leerlingen praat en moet een ander masker opdoen wanneer zij met haar superieuren praat. Ook is zij net als John erg jong en heeft nog een goede herinnering van hoe het er aan toe ging tijdens haar eigen schoolcarrière. Eveneens is haar interview te vinden bijlage 7.1.6. Beide hebben zij veel hulp geboden bij het creëren van het product. Het lessenpakket moet namelijk de leerling verschillende aspecten van omgangsvormen aanleren. Door deze twee
10
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 3. Onderzoek
interviews zijn er verschillende aspecten van omgangsvormen aan het licht gekomen, allemaal heel erg bruikbaar voor het product. In bijlage 7.1.5 kun je duidelijk zien dat er uit beide interviews iets heel erg belangrijks naar voren komt, namelijk het feit dat Engels graag ‘please’ en ‘thank you’ zeggen. Dit wordt al gelijk aan het licht gebracht tijdens het eerste gedeelte van het interview. Docenten hebben namelijk toch wel iets van een machtsfunctie, ze worden tenslotte bij hun achternaam aangesproken, voorafgaand aan hun geslacht (Mr, Mrs, Miss, etc.). John en Kristina zijn het er mee eens dat er grenzen zijn wanneer je bijvoorbeeld met een nieuw persoon kennis maakt. Kristina vind het namelijk niet zo geaccepteerd als je bijvoorbeeld te veel persoonlijke vragen stelt. John vindt het niet zo fijn als mensen geen interesse tonen in de andere persoon.
3.4 Conclusie Van beide bronnen van resultaten kan ik vanuit het praktijkprobleem een conclusie trekken om zo het product vorm te geven. Het praktijkprobleem was dat er niet genoeg cultuur in de klassen wordt aangeboden. Ik heb er toen voor gekozen om mij te focussen om Engelse omgangsvormen aan mijn studenten te leren, omdat deze blijkbaar niet in de methode en lesgeven wordt aangeleerd. Het product/lessenpakket bevat drie lesplannen die tezamen dit cultuuraspect terugbrengen in het onderwijs. Uit de resultaten kan ik concluderen dat de leerlingen in ieder geval het gebruik van yes please, thank you, no madam en no sir moeten kennen. In Engeland wordt dit namelijk als een beleefde en vriendelijke manier van omgaan met mensen geacht. Vervolgens kan ik ook concluderen dat wanneer er een gesprek plaatsvindt met verschillende machtsverhoudingen er een andere manier van spreken wordt geacht (meer respect, professioneel, meer distantie). Je kan bijvoorbeeld je docent niet zomaar bij de voornaam noemen. Tenslotte is ook belangrijk dat de leerlingen doorkrijgen wat er wel en niet mag worden gezegd tijdens een gesprek. Je mag bijvoorbeeld niet schelden en je mag niet te persoonlijk met de gesprekspartners worden (als ze nog niet zo bekend zijn of goede vrienden zijn).
11
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 4. Procesverslag
4. Procesverslag Het procesverslag zal een inzage geven tot de totstandkoming van het product. Het eindproduct is volgens het contract een lessenpakket. Het lessenpakket is ontworpen voor de leerlingen van toen der tijd huidige stageschool: Scala College. Het vooronderzoek heeft namelijk op het Scala College plaatsgevonden en het is dan ook logisch om het product dan ook daarop te laten aansluiten. Het lessenpakket zal de leerlingen het afwezige cultuur aanleren; dit lessenpakket is te vinden in bijlage 7.2. Zoals je ziet is bijlage 7.2 opgedeeld in verschillende onderdelen. Al deze onderdelen zijn onderdeel van het eindproduct: de drie lesplannen (DA-stijl), de docentenhandleiding en leerlingenmateriaal. De focus van het eindproduct is gespreksvaardigheden De leerlingen krijgen hiermee de achterliggende principes van de Engelse cultuur mee: wat is volgens de Engelse normen en waarden een geaccepteerde manier van omgaan? Dit betreft dus speciale woorden en uitdrukkingen die de Engelse taal beleefd maken en bijvoorbeeld het omgaan met verschillende klassen: gesprekken voeren met bijvoorbeeld de werkgever of een andere hogere/lagere functie. Door dit lessenpakket zal de leerling dus niet alleen wat Engelse normen en waarden oppikken, maar zal hij of zij zich ook kunnen uiten op een beleefde ‘Engelse’ manier. Hij leert dus het belichamen van de normen en waarden.
4.1 Evaluatie Het tostandkomen van dit eindproduct begon in Nederland. Het vooronderzoek speelt namelijk een grote rol bij het maken van een product. Ik begon in Nederland met het vergaren van informatie over wat er precies aan Engelse cultuur en taal geleerd wordt aan de leerlingen. Dit vooronderzoek werd gedaan aan de hand van interviews met docenten en een analyse van de lesmethode/PTO. Op deze manier konden er toen conclusies getrokken worden met betreft een gemis in het Engelse taalonderwijs. Dit gemis moest ik toen aan de hand van mijn buitenlandse verblijf gaan opheffen. Het was echter nog best abstract om naar ‘iets’ op zoek te gaan. Ik heb toen een specifiek onderwerp en deelvragen opgesteld, zodat ik gericht aan mijn onderzoek in het buitenland kon werken. Door deze deelvragen te beantwoorden en met die informatie lesplannen op te stellen kon ik mijn contributie doen aan het Engelse taalonderwijs op mijn stageschool. Met al deze informatie heb ik een presentatie gehouden aan mijn medestudenten en docent, dit om verschillende meningen, tips en tops op mijn project te verkrijgen om uiteindelijk mijn project te verbeteren voor het buitenland. Dit was heel erg handig, omdat ik dus van verschillende mensen en perspectieven advies kreeg over mijn project. Dit maakt mijn project dermate betrouwbaarder wanneer het eenmaal af is. Op zondag 10 maart 2013 heb ik een goedkeuring van Annelies Vos ontvangen om mijn project in het buitenland uit te voeren. In het buitenland In het buitenland heb ik verschillende malen aan mijn project gewerkt. Het was echter best moeilijk om er consequent aan te werken vanwege het drukke werkschema van mijn werk. Het was namelijk zo dat ik in de keuken werkte van 07.00-09.00, 12.00-15.00 en 17.0021.00. En dit dan 6 dagen per week. Het was best vermoeiend en om dan elke dag aan het project te werken. Toch heb ik zoveel mogelijk proberen op te steken van de Engelse manier
12
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 4. Procesverslag
van omgaan door te observeren tijdens het werk, na het werk, tijdens de ruzies en het dingen bespreken met mijn baas mentaal en schriftelijk aspecten genoteerd die voor mij belangrijk leken. Naderhand heb ik toen de deelvragen beantwoord door deze notities om te zetten naar concrete antwoorden. Een goed voorbeeld van een notitie kan zijn dat ik bijvoorbeeld gemerkt heb dat schelden iets is waar veel strenger naar gekeken wordt dan in Nederland. Tijdens de vrije dagen ben ik vaak met mensen naar bijvoorbeeld de stad geweest en had ik tijdens de busreis of in de stad tijd om vragen te stellen over mijn project. Toen was ik dus projectmatig bezig geweest met mijn project en kon ik dus wat diepere vragen stellen en kon ik dus ook interviews houden. Daarbij heb ik tijdens mijn buitenlandse verblijf een kamergenoot (Dan Lee) gehad waarmee ik sociaal gewoon contact maakte en dus veel informatie over de Britse manier van omgaan kon vergaren. Dit was ook met andere Engels sprekende mensen. Ook wilde ik tijdens mijn verblijf in het buitenland aan mijn lesplannen werken. Het was echter zo dat op een dag mijn laptop het begaf. Ik kreeg een blauw scherm en kon dus niet verder. Ik wist wat er mis was en wat er nodig was om mijn computer als van ouds te laten draaien, maar ik had de CD van de computer niet en kon het mijn ouders niet laten opsturen. Ik ben toen naar de computerwinkel in Engeland gegaan of zij misschien iets konden doen. Dit konden ze echter niet, zij hadden namelijk als enige oplossing om alles van de computer te halen en er een nieuwe harde schijf op te zetten. Dit betekende dus dat ik al mijn bestanden zou verliezen! Ik liet dit echter niet toe, omdat ik mijn laptop kon herstellen en gewoon weer kon laten werken, zonder maar ook een enkel bestand te verliezen. Op mijn telefoon heb ik het een en ander kunnen noteren wat betreft de deelvragen. In het buitenland kreeg ik van verschillende studenten te horen dat ik het project gewoon na de stage (dus gewoon nog in september zelfs) kon inleveren. Ik maakte me dus geen zorgen over het repareren van mijn computer of het misschien zelfs via mijn telefoon of een laptop van iemand anders op PGL te maken. Terug in Nederland Eenmaal terug heb ik mijn laptop gerepareerd en heb ik aan het project kunnen werken. Ik heb vier dagen aan het project gezeten waarbij ik elke keer rond de 5 uur besteedde om lesplannen op te stellen, docentenhandleiding en leerlingenmateriaal te maken en het procesverslag te schrijven.
4.2 Verantwoording Het project is daadwerkelijk projectmatig uitgevoerd. Bij het vooronderzoek ben ik dieper gaan graven naar informatie over het lesgeven vanuit een cultureel perspectief en ben ik bij elke bijeenkomst geweest. Tijdens deze bijeenkomsten heb ik aan het project gewerkt, heb ik gebrainstormd en heb ik samen met behulp van mijn medestudenten en docent een plan van aanpak opgesteld. Dit plan van aanpak is uiteindelijk volgens de planning goedgekeurd en dit geeft aan dat er volgens een specifieke planning is gewerkt. Daarnaast zijn de deelvragen concreet beantwoord en heb ik de drie producten gecreëerd. De mensen in het buitenland heb ik meerdere malen moeten verlaten om aan mijn project te werken. Ik heb dus veel individueel werk uitgevoerd. Dit was echter niet altijd even lang als
13
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 4. Procesverslag
altijd, omdat ik ook gewoon sociaal wilde zijn. Het project liet ik dus soms bewust links liggen. Het beantwoorden van deelvragen ging echter nog wel verder in mijn hoofd wat betreft het maken van notities en het observeren van de Engelse mensen in verschillende situaties.
4.3 Competenties Uit de Generieke Kennisbasis (Ottenheim, et al., 2011) staat beschreven over welke kennis een startbekwame docent moet beschikken. Het maken van dit product in een projectvorm draagt dus zeker bij aan het verbeteren van mijn generieke kennis. Volgens Ottenheim, et al. (2011, p9), moet een startbekwame docent beschikken over kennis van het concept leren. Leerlingen kunnen namelijk niet alleen Engels leren door de taalvaardige kant van taal te bestuderen, maar ook vanuit een culturele kant. Deze realisatie is een hele grote eye-opener wat betreft het lesgeven in het vreemdetalenonderwijs. Deze kennis is handig doordat je je lessen nu ook vanuit een culturele invalshoek kan inrichten. Daarnaast heb ik tijdens mijn observaties veel specifieker moeten observeren qua gedrag en heb ik veel informatie opgestoken over hoe mensen precies in elkaar steken. Dit betreft de gedragingen die wij uitvoeren ten op zichten van onze gevoelens en hoe wij met andere mensen omgaan wat betreft beleefd zijn. Volgens Ottenheim, et al. (2011, p24) kan een startbekwame docent communicatiemodellen gebruiken om “zich op communicatie voor te bereiden, te communiceren en te reflecteren. Daarnaast bieden communicatiemodellen de docent structuur bij het observeren van interactie en groepsdynamica, daarbij maakt hij gebruik van verbale – en non-verbale signalen van alle actoren.” (Ottenheim, et al., 2011, p24). Tijdens het werken in het buitenland heb ik altijd in een groep moeten werken en kon ik duidelijk de spanningen tussen bepaalde subgroepen ondervinden en kon ik daarbij de relatie tussen de verschillende groepen achterhalen. Dit is een erg belangrijke en goede docentvaardigheid, omdat de groepsdynamica van een klas te doorgronden essentieel is om interpersoonlijke omgang tussen de leerlingen te verbeteren en of mogelijk te maken. Vervolgens is dit project ook een goed moment geweest om mezelf te ontwikkelen wat betreft het leren onderzoeken op een professionele manier. Volgens Ottenheim, et al. (2011, p39) is een startbekwame docent in staat zichzelf te ontwikkelen aan de hand van een eigen opgezette professionele onderzoek. Door dit project te doen leer je al snel wat voor manieren er zijn om een project op te zetten en leer je concreet wat er precies bij komt kijken. Het publiek waarvoor je een onderzoek zou kunnen maken heeft bijvoorbeeld bepaalde eisen en verwachtingen bij een praktijkonderzoek en om daar dan als docent mee leert om te gaan en deze verwachtingen tegemoet te komen zal het project en de persoonlijke ontwikkeling alleen maar ten goede komen. Door met een praktijkonderzoek jezelf en je handelen te kunnen verbeteren is door dit project zeker gerealiseerd. Ik heb namelijk veel opgestoken over het vreemdetalenonderwijs wat betreft het lesgeven vanuit een culturele invalshoek en het onderzoeken/observeren van Engelse native speakers. Naast de kennis die vergaart is is er door dit project ook aan de competenties gewerkt. Volgens de studiehandleiding zou dit project mij moeten hebben laten werken aan de competenties 5 (samenwerken met collega’s), 6 (samenwerken met de omgeving) en 7 (reflectie en ontwikkeling). Door dit beroepsproduct uit te voeren heb ik zeker gewerkt aan competentie 5,
14
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 4. Procesverslag
omdat ik tijdens de bijeenkomsten samengewerkt heb met medestudenten om tot een concreet onderwerp voor mijn onderzoek te kunnen komen. Vervolgens heb ik ook tijdens mijn vooronderzoek met docenten geïnterviewd en heb ik ook een les gezien waarbij er wel vanuit de cultuur werd lesgegeven. Tijdens het verblijf in het buitenland heb ik ook contact gehouden met medestudenten, dit om hulp te krijgen met bijvoorbeeld het project en het uitvoeren daarvan. Daarnaast heb ik ook met meerdere mensen in het buitenland aan het project gezeten, omdat zij het leuk vonden om eventjes mee te helpen met het nadenken over verschillende dingen over het project. Vervolgens was het werken aan competentie 6 zeker heel nuttig, omdat ik tijdens het vooronderzoek de informatie iets hogerop heb moeten zoeken. Ik moest namelijk uitvinden wat de leerlingen precies te weten moesten krijgen over Engels en moest daarom wat informatie lospeuteren. Tenslotte heb ik ook zeker gewerkt aan competentie 7. Ik heb mij namelijk verbeterd qua persoon en heb daarbij mezelf aangeleerd hoe ik veel abstracte informatie concreet en specifiek kon maken. Dit is iets wat ik heel erg moeilijk vind en als ik daar nu opnieuw op terugkijk zie ik duidelijk verbetering.
15
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 5. Formulieren
5. Formulieren 5.1 Contractformulier beroepsproduct Gegevens student(en) Naam: Jeroen Bishesar Studentnummer: 1605498 Adres: Vleutenseweg 482 Postcode en plaats: 3532 HZ Utrecht Telefoonnummer: 030-2933330 Email:
[email protected] Gegevens opdrachtgever: Naam begeleider: Annelies Vos Adres: Hogeschool Utrecht Padualaan 95/97 Postcode en plaats: 3584 CH Utrecht Telefoon: 088 481 8283 Email:
[email protected] (Begeleider Instituut Archimedes neemt contact op in verband met de beoordeling)
Beide partijen zijn overeengekomen:
dat het probleem / de vraag: Cultuur van Engelstalige landen wordt onvoldoende vertegenwoordigd in de standaard lesmethode.
wordt beantwoord door het leveren van het volgende eindproduct: Lesmateriaal waarbij cultuur van minstens één Engelstalige land specifiek aan de orde komt.
waaraan de volgende eisen worden gesteld (uitvoerig beschrijven): • • • • •
Lesmateriaal van minstens 3 volledige lessen De lessen brengen de cultuur van minstens één Engelstalig land aan de orde Het lesmateriaal is voorzien van DA-lesplannen Het lesmateriaal is voorzien van aantrekkelijk materiaal voor leerlingen Het lesmateriaal is voorzien van een docentenhandleiding
Begeleiding van de student vindt op de volgende manier plaats: •
Op het instituut: begeleiding van BPB-er
16
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 5. Formulieren
Plaats en datum van afsluiting*: August 2013 *Uitvoering en afsluiting van de opdracht kunnen pas plaatsvinden nadat het plan van aanpak is goedgekeurd door de begeleider van Instituut Archimedes. Het opstellen van het plan van aanpak neemt doorgaans 8 weken in beslag. In tweevoud opgemaakt te (plaats) : Utrecht op (datum)
Naam opdrachtgever:
Handtekening:
: __________________
HU
Naam student: Jeroen Bishesar
Handtekening:
17
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 5. Formulieren
5.2 Formulier deelbeoordeling 1 •
Voorwaarde voor een voldoende is een positieve beoordeling van de opdrachtgever EN de vakexpert. DEELBEOORDELING 1 Beroepsproduct 1 Student
1605498
Datum Beoordelaar
Begeleider
Begeleider
Expert
Begeleider
Beoordelaars
Rachel Collins (vakexpert) Annelies Vos (BPB)
Resultaat Aspect
Criteria O V G Opmerkingen Contractformulier met de criteria voor de opdracht is VD / NVD geaccordeerd door de opContract drachtgever. Het contractformulier is geregistreerd in de Kennisbank VD / NVD Archimedes. De opdracht van de opPlan van drachtgever is duidelijk omaanpak schreven. De student heeft ten minste twee interviews uitgevoerd om het probleem in kaart te brengen volgens een correcte interviewleidraad met duidelijke vragen. De student heeft diverse bronnen (waaronder ook tijdschriftartikelen) geraadpleegd om het probleem te begrijpen (literatuuronderzoek). De student gaat volgens APA-regels om met bronnen: de student citeert en parafraseert correct en de student heeft een correcte bibliografie toegevoegd. Op basis van de resultaten van de oriëntatie (literatuuronderzoek en interviews) is het praktijkprobleem helder beschreven. De student heeft beschreven hoe dit product gerelateerd is aan de kennisbank (generiek en/of vak). De student heeft een realistische tijdsplanning gemaakt. Oordeel deelbeoordeling 1: Op zondag 10 maart heeft Annelies Vos via e-mail bij een GO gegeven. Verbetersuggesties bij O:
18
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 5. Formulieren
19
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 6. Bibliografie (APA)
6. Bibliografie (APA) Bas Trimos; . (2007). Concretisering van de kerndoelen Engels. Enschede: Stichting leerplanontwikkeling (SLO). Beeker, A., Canton, J., Fasoglio, D., & Trimbos, B. (2010). De niveaubeschrijvingen. (Nationaal Expertisecentrum leerplanontwikkeling (SLO)) Opgeroepen op Januari 5, 2013, van Europees ReferentieKader voor Talen: http://www.erk.nl Cruz, E., Kaam, J. v., Santvoort, D. v., & Sterk, M. (2011). Nog verder kijken: lessen over andere vreemde culturen in het vreemde talen onderwijs. Utrecht: Centrum voor Onderwijs en Leren Universiteit Utrecht, Lerarenopleiding, Alfa cluster augustus 2010. Donk, C. v., & Lanen, B. v. (2012). Praktijkonderzoek in de school (2e ed.). Bussum, NoordHolland, Nederland: Uitgeverij Coutinho. Fasoglio, D., & Canton, J. (2009). Vreemdetalenonderwijs: een (inter)cultureel avontuur? Enschede: SLO - Stichting leerplanontwikkeling. Heijne, N., & Verbruggen, K. (2012, November). Module: Interculturaliteit in het taalonderwijs. (Universiteit Amsterdam, Universiteit Maastricht & Steunpunt Nederlands als vreemde taal) Opgeroepen op Januari 3, 2013, van Digidact: http://taaluniecentrumnvt.org/materialenbank/newPackage/module_interculturaliteit/index.html Koet, T., Pollard, T., Burghout, C., Tillaar, H. v., Boersma, L., Ohlenschlager, C., . . . Gussenhoven, C. (2009). Kennisbasis Nederlands, Engels, Duits, Frans, Spaans voor de lerarenopleiding voortgezet onderwijs. Rijswijk: Quantes. Ottenheim, A., Paijmans, A., Dijk, G. v., Noltes, J., Laan, K. v., Hennissen, P., . . . Romkes, G. (2011). Generieke Kennisbasis 2de graads lerarenopleidingen. Utrecht: Hogeschool Utrecht. Opgehaald van https://onderwijsteams.sharepoint.hu.nl/fe/ia/beroepsproducten/Informatie/Generieke %20Kennisbasis%20definitief%202011.pdf Prowse, P., & Garton-Sprenger, J. (2005). Inspiration 2 Student's Book. United Kingdom: Macmillan Education. Puchta, H., & Stranks, J. (2011). English in Mind Student's Book 1 (Red) (2nd ed.). Cambridge, United Kingdom: Cambridge University Press. Puchta, H., & Stranks, J. (2012). English in Mind Student's Book 2 (Green) (2nd ed.). Cambridge, United Kingdom: Cambridge University Press. Shadid, W. (2000, Jaargang 24 Nummer 1). Communicatieve competentie in interculturele communicatie. Psychologie en Maatschappij (P&M) ThemanummerInterculturele communicatie, pp. 5-14. SLO - Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling. (sd). De interculturele competentie in de taalles. (SLO - Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling) Opgeroepen op Januari 3, 2013, van www.slo.nl: http://www.slo.nl/voortgezet/tweedefase/vakken/mvt/nieuweonderbouw/interculturele_ competentie/
20
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 7. Bijlagen
7. Bijlagen 7.1 Onderzoeksmateriaal Voor het gemak zijn de bijlagen opgesplitst in twee onderdelen, namelijk het onderzoeksmateriaal (vooronderzoek en daadwerkelijke onderzoek) en het materiaal dat bij het product hoort. Door deze scheiding is het namelijk makkelijker te herkennen wat precies bij elkaar hoort. 7.1.1 Vragenlijst interview: Cultuur in het taalonderwijs • Huidige situatie 1. Kun je me iets vertellen over wat jij vindt van de Engelstalige cultuur? 2. Hoe denk je dat studenten aankijken tegen de Engelstalige cultuur? 3. Kun je me iets vertellen over hoe jij de Engelstalige cultuur in je lessen naar voren laat komen? 4. Kun je me iets vertellen over cultuur in het curriculum? 5. Gebruik je hierbij ook de methode? Kun je een voorbeeld noemen? •
Een gemis 1. Kun jij de methode als representatief voor de Engelstalige cultuur beschouwen? 2. Kun je misschien een voorbeeld geven waarbij de methode tekort schiet? 3. Hoe denk je dat het leren van het cultuuraspect de taalverwerving van de leerlingen zal beïnvloeden?
•
Integratie 1. Hoe denk je dat de Engelstalige cultuur kan worden geïntegreerd in het curriculum/taalonderwijs?
7.1.2 Opdracht uit English in Mind Student’s Book 2 (p45)
8 Speak Work in pairs or small groups. Discuss these questions together. 1. What are the minimum age limits in your country for: • staying at a disco/concert past midnight? • getting a tattoo? • getting married? • flying a (glider) plane and driving a car? 2. What other minimum age limits are there in your country? 3. What do you think of the minimum age limits in your country?
21
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 7. Bijlagen
7.1.3 Opdracht uit English in Mind Student’s Book 2 (p47)
2 Grammar: Present Perfect Simple C. Complete the sentences with the present perfect form of the verbs. 1. I ‘ve had (have) my bicycle for two years and it’s great. 2. My mum ……. (work) in this hospital for three years. 7.1.4 Vragenlijst interview: Britse omgangsvormen Introduction to the people who are getting interviewed: I am doing a research on how people in England interact with each other. In the Netherlands we tend to converse differently than you do in England and therefore I would like you to ask a couple of questions. The questions are about how you would act in certain situations, such as talking with your teachers, talking with your parents, talking with strangers and talking with friends. Talking with your teachers 1. Do you act differently when you are talking to a teacher? 2. What do you do differently then? 3. Do you feel it is necessary to do so? Why? 4. Do you use a higher level of English? 5. Could you give me an example of a situation? Talking with your parents 1. In Dutch, some children tend to address their parents very formally and some not. It’s both acceptable though. How do you think you address your parents? 2. Do you use a higher level of English? 3. Could you give me an example of a situation? Talking with strangers 1. When you are meeting someone for the first time, what’s the most common thing you ask? 2. Do you use a higher level of English? 3. Can you name an example of what is considered to be rude when talking with someone for the first time? Talking with friends 1. Can you describe in what way you talk differently with your friends than with an acquaintance? 2. Can you name an example of what is considered to be rude when talking with your friends? 3. Do you use a different level of English?
22
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 7. Bijlagen
7.1.5 Antwoorden deelvragen 1. Wat zijn de overeenkomsten tussen de Britse en Nederlandse omgangsvormen? De gesprekken – Tijdens het voeren van gesprekken vinden Engelse het belangrijk om altijd beleefd te blijven. Engelse denken net als de Nederlanders goed na voordat ze iets zeggen. Het maakt niet uit of je diegene haat of diegene niet mag, onbeleefd zijn is uit den boze. Het wordt niet als professioneel geacht en zeker niet tijdens het werk. Britse mensen, vooral mensen die vaak met je omgaan vragen gelijk of er iets met je mis is wanneer je bijvoorbeeld niet hetzelfde reageert of doet zoals je dat de dag ervoor deed. Dit is in Nederland hetzelfde. 2. Wat zijn de verschillen tussen de Britse en Nederlandse omgangsvormen? Wanneer Nederlanders naar Engeland gaan vinden ze al gauw dat de Engelse vriendelijker zijn. Deze bevinding is niet zo raar, omdat de Engelse sneller aangeven fout te zitten als ze bijvoorbeeld tegen je aan lopen of tegen je aanstoten. Veel Engelse mensen vragen ook eerder of het goed met je gaat “Are you alright?” “You alright?” Dit is om te checken of je hulp nodig hebt of is gewoon een vriendelijke manier van hallo zeggen. In Nederland zeg je dat niet zomaar. Hier in Engeland is het namelijk gebruikelijk om gewoon ‘yeah’ te antwoorden op de vraag ‘Are you alright” en dan gewoon door te lopen. Een simpele lach is ook genoeg. Schelden of het gebruik maken van scheldwoorden echter is een veel grotere taboe dan in de Nederlandse taal. Er zijn dan ook veel minder scheldwoorden in het Engels dan het Nederlands. Engelse mensen schelden bijvoorbeeld niet met ziektes, terwijl wij Nederlanders dat soms wel doen. Schelden rond oudere mensen is zeker als tiener uit den boze. Het wordt als onbeleefd en respectloos gezien. 3. Zijn de verschillen bepalend voor de manier van omgaan? Zijn de gesprekken anders gestemd dan gewend? Voor iemand die de Nederlandse omgangsvormen gewend is zijn de gesprekken vriendelijker gestemd. Meeste Engelse lijken meer geïnteresseerd te zijn in de gesprekspartner. Het is echter wel zo dat veel Engelse ook niet geïnteresseerd zijn, maar uit beleefdheid het toch vragen, maar niet echt luisteren. Voor mijn gevoel is dat in Nederland minder, maar dit ligt volgens mij ook aan de personen waarmee je omgaat. 4. Wat is het rol van de Engelse taal hierin, worden er bijvoorbeeld veel spreekwoorden gebruikt? Taalgebruik speelt een rol in de stemming van de gesprekken. Gebruik je bijvoorbeeld veel scheldwoorden, dan betekent dit dat je boos of geïrriteerd bent of gewoon een slechte gebruiker van de taal. Het gebruik van scheldwoorden is sowieso een indicatie van onbeleefdheid of irritatie. Ook probeert iedereen bij PGL vanuit je accent af te leiden waar je precies vandaan komt. ‘Farmers’ of boeren maken dusdanig gebruik van r-colouring en worden dus als iets minder rijk gezien dan bijvoorbeeld mensen van de stad met een bijna BBC accent. Je wordt dus op je accent beoordeeld. (Abbi)
23
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 7. Bijlagen
5. Wat is het verschil in omgangsvormen tussen twee verschillende klassen (autoriteit en leerling)? Bij PGL is het sowieso een regel dat elk lid van de stafgroep moet worden gerespecteerd. Doen gasten of docenten dit niet, dan volgt er een consequentie. Een respectvolle manier van communiceren: yes please, no sir, yes madam etc. wordt dan automatisch van de gasten of medewerkers verwacht. Het is dan ook niet raar dat de meeste het dan ook gelijk doen. Tussen de activity instructors en de senioren is er wel degelijk een verschil in communiceren. Mensen met een hogere functie verwachten namelijk meer respect te krijgen van de activity instructors en van activity instructors wordt verwacht deze respect dan ook te geven.
24
Beroepsproduct 1: Stay Abroad 7.1.6 Interviews John Simmons Interview: 11 mei 2013
Hoofdstuk: 7. Bijlagen
Duratie: 1 uur.
Talking with your teachers 1. Do you act differently when you are talking to a teacher? “Yeah, I always respected my teachers: just you know saying thank you and such, but when a teacher was rude, I was rude back.” 2. Do you feel it is necessary to do so? Why? “If I like the subject, I mostly like to interact with the teacher.” 3. Could you give me an example of a situation? “Miss Jones gave English literature and English literature was my favourite subject back in school, so I usually like to attend those classes. I paid extra attention and asked more questions. That teacher always liked me and I was always nice to her.” Talking with your parents 1. In Dutch, some children tend to address their parents very formally and some not. It’s both acceptable though. How do you think you address your parents? “I love my mum, so I am always nice to her. I think addressing your family formally is a bit stupid because they are way more than that.” 2. Do you use a higher level of English? “No, not really.” Talking with strangers 1. When you are meeting someone for the first time, what’s the most common thing you ask? “I always want to know as much as possible about the person, so basic things like where they come from and who they are. I love getting to know new people.” 2. Do you use a higher level of English? “No, I usually just go with the language used in the convo anyway.” 3. Can you name an example of what is considered to be rude when talking with someone for the first time? “I hate it when people are unsocial or just selfish. I think that is pretty rude, like for example, Lisa always talks about herself and it comes across as if she doesn’t care about your life” Talking with friends 1. Can you describe in what way you talk differently with your friends than with an acquaintance? “My friends are really open people, so we like to offend each other more and more without even meaning it. It is really funny, but with acquaintances I wouldn’t do that too quickly.”
25
Beroepsproduct 1: Stay Abroad Kristina Wood Interview: 25 mei 2013
Hoofdstuk: 7. Bijlagen Duratie: 1 uur.
Talking with your teachers 1. Do you act differently when you are talking to a teacher? “I think it depends on the teacher. For instance, I had a teacher back in school who was such a bad teacher. I didn’t respect him at all, so I wasn’t really nice to him. Other teachers who were good I respected.” 2. What do you do differently then? “I actually listened to the teacher, so nothing in my language or whatever. I think what you’re aiming at is saying ‘please’ and ‘thank you’, but I always say it when I am trying to be polite.” 3. Do you feel it is necessary to do so? Why? “Yeah, otherwise it is just rude.” Talking with your parents 1. In Dutch, some children tend to address their parents very formally and some not. It’s both acceptable though. How do you think you address your parents? “I think I am such a bad daughter. I always swear at my mum, but for instance my Indian friend didn’t swear at her parents because of her religion and rules. I think it is different for everyone, even in England.” 2. Do you use a higher level of English? “When I’m swearing? Haha. No not really, my mum and I have a really good relationship.” 3. Could you give me an example of a situation? “This one time I bought a new skirt that was way too short, and my mum told me to take it off. I just kicked off by swearing and shouting and telling my mum it is my own life. That is a situation of how my mum and I like talk to each other. I always say ‘please’ and ‘thank you’ to my mum, nan and granddad.” Talking with strangers 1. When you are meeting someone for the first time, what’s the most common thing you ask? “I always ask where they come from. Especially with people from PGL because they can be from everywhere, like you from Dutchland, I mean Holland.” 2. Do you use a higher level of English? “No, not really. I just be polite, not rude.” 3. Can you name an example of what is considered to be rude when talking with someone for the first time? “I think it is rude to not say your ‘please’ and ‘thank you’, but asking too personal questions is rude because you just met the person.” Talking with friends 1. Can you describe in what way you talk differently with your friends than with an acquaintance? “I can say everything when I’m with my friends.”
26
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 7. Bijlagen
7.2 Materialen van het product 7.2.1 Lesplannen LESSON PLAN Name: Jeroen Bishesar Name school: Scala College Class: T-VWO 3 Date & time: Lesson 1 Duration of lesson: 50 minutes
Notes:
Subject information Subject: English Subject area: Culture/speaking Specific topic: Introduction and Politeness Kerndoel(en): 12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse woordenschat. 17. De leerling leert informeel contact in het Engels te onderhouden via e-mail, brief en chatten. 18. De leerling leert welke rol het Engels speelt in verschillende soorten internationale contacten. Materials: • English in Mind (GREEN): Student’s Book + Workbook • Notebook • Whiteboard • SMARTBOARD Starting situation: The students have a moderate amount of experience with the English language. The class is motivated and can talk about abstract concepts very well. The theory, which is taught to these students can remain abstract as well, as long as it is told clearly and is supported with examples. The students also appreciate an active lesson due to some students who like to learn through movements as well.
Cognitive learning objectives: • Students can recognise polite ways of speaking in English. • Students can apply polite ways of speaking in English. Affective learning objectives: • Students can see the importance of using polite words. • Student can work together to get as much info as possible. Personal learning objectives: • The teacher can use the target language in the class • The teacher can use SL!M • The teacher can divide his attention equally • The teacher can make this lesson active by using active work forms. Time Teacher activity Student activity Beginning (warming up) 5 min
10
The teacher welcomes the students and checks if there are students absent. Then, the teacher introduces today’s lesson: what are we going to do today? *refers to programme on the board* The teacher asks the students to brainstorm about being polite in Dutch.
The students are welcomed and introduced.
The students are asked to think about what is considered polite in Dutch and how you express that in the Dutch language.
Afterwards, the teacher will hear out some of the students and writes done the answers on the board to make a group brainstorm. The teacher ends the orientation by saying: “However, how does this work in English?” 10
The teacher gives some information about speaking in a polite manner in English. This includes using short answers to make your answers more sophisticated, using the correct personal pronoun, making your answers longer and using the correct words when speaking.
The students get theory about how to speak polite in English.
20
The teacher gives the students an assignment about the information that was just told to them. This way, the students get to know the polite things English people say in order to express politeness. Afterwards, the teacher dis-
The students get an assignment of how to speak polite. Afterwards, the students discuss the answers with the teachers.
27
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 7. Bijlagen
cusses the answers with the students. End (evaluation, summary, planning for next lesson) 5 The teacher asks the students what they have learned from the lesson and let the students make up the content of the lesson. This way, the students repeat the information of the lesson. The teacher gives the students homework for next class: Check the answers with the answer sheet and hand them in.
LESSON PLAN Name: Jeroen Bishesar Name school: Scala College Class: T-VWO 3 Date & time: Lesson 2 Duration of lesson: 50 minutes
Notes:
The students get asked what they have learned from this lesson and by this they evaluate the lesson together with the teacher and fellow classmates.
Subject information Subject: English Subject area: Speaking & Culture Specific topic: How to have conversations and practice for the test. Kerndoel(en): 16. De leerling leert standaardgesprekken te voeren om iets te kopen, inlichtingen te vragen en om hulp te vragen. 17. De leerling leert informeel contact in het Engels te onderhouden via e-mail, brief en chatten. 18. De leerling leert welke rol het Engels speelt in verschillende soorten internationale contacten. Materials: • English in Mind (GREEN): Student’s Book + Workbook • Notebook • Whiteboard • SMARTBOARD Starting situation: The students have a moderate amount of experience with the English language. The class is motivated and can talk about abstract concepts very well. The theory, which is taught to these students can remain abstract as well, as long as it is told clearly and is supported with examples. The students also appreciate an active lesson due to some students who like to learn through movements as well.
Cognitive learning objectives: • Students can understand how a conversation in England can be different than in Holland. • Students can understand how English attitudes can influence the conversation. • Students can have conversations about a topic familiar to them with a fellow student. Affective learning objectives: • Students can notice how their fellow students can help them to get a conversation flowing. • Students can work together to get a conversation started about a random, yet familiar topic. Personal learning objectives: • The teacher can use the target language in the class • The teacher can use SL!M • The teacher can divide his attention equally • The teacher can make this lesson active by using active work forms. Time Teacher activity Student activity Beginning (warming up) 5 min
5 Middle 10
The teacher welcomes the students and checks if there are students absent. Then, the teacher introduces today’s lesson: what are we going to do today? *refers to programme on the board* The teacher will review the homework, and recaps on previous lesson’s content.
The students are welcomed and introduced.
The teacher and students look at conversational skills. How do you start a conversation and how what can you
The students discuss how conversations are in England and how they can differ from conversa-
The students will review some of the topics of the previous lesson.
28
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
5
20
Hoofdstuk: 7. Bijlagen
talk about?
tions in Holland.
Then, the teacher talks about the attitudes of English speakers in the past and now. What are accepted topics to talk about in a conversation? The teacher introduces the speaking test, in which the students have to show that they are able to have a conversation with their fellow students about a familiar topic.
The students and teacher discuss what the specific attitudes of English speakers are with the certain conversation topics. The students get to hear about the speaking test and get time to practise it.
Then, the teacher let the students practise by giving random speaking tasks to two students and let them have a little discussion about it and make the students succeed in their speaking task. Afterwards, the teacher discusses the results of the little conversations, which had taken place. End (evaluation, summary, planning for next lesson) 5 The teacher asks the students what they have learned from the lesson and let the students make up the content of the lesson. This way, the students repeat the information of the lesson. The teacher also gives up the homework for next class: LESSON PLAN Name: Jeroen Bishesar Name school: Scala College Class: T-VWO 3 Date & time: Lesson 3 Duration of lesson: 50 minutes
Notes: Students will be moving around the classroom. It is advised to arrange a drama classroom or move the tables to the side (preparation).
Afterwards, the student summarise what they have spoken about to the teacher.
The students get asked what they have learned from this lesson and by this they evaluate the lesson together with the teacher and fellow classmates.
Subject information Subject: English Subject area: Speaking / Culture Specific topic: The influence of the class and the way we speak in English. Kerndoel(en): 16. De leerling leert standaardgesprekken te voeren om iets te kopen, inlichtingen te vragen en om hulp te vragen. 17. De leerling leert informeel contact in het Engels te onderhouden via e-mail, brief en chatten. 18. De leerling leert welke rol het Engels speelt in verschillende soorten internationale contacten. Materials: • English in Mind (GREEN): Student’s Book + Workbook • Notebook • Whiteboard • SMARTBOARD Starting situation: The students have a moderate amount of experience with the English language. The class is motivated and can talk about abstract concepts very well. The theory, which is taught to these students can remain abstract as well, as long as it is told clearly and is supported with examples. The students also appreciate an active lesson due to some students who like to learn through movements as well.
Cognitive learning objectives: • Students can recognise the difference between speaking of someone of lower class and higher class. • Students can adapt their language according to the class of the person they are talking to. Affective learning objectives: • Students can reflect on their own speaking abilities • Students can indicate what of their speaking skill they feel like is less good. Personal learning objectives: • The teacher can use the target language in the class • The teacher can use SL!M • The teacher can divide his attention equally • The teacher can make this lesson active by using active work forms. Time Teacher activity Student activity
29
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 7. Bijlagen
Beginning (warming up) 5 min
5 Middle Round 1: 10
The teacher welcomes the students and checks if there are students absent. Then, the teacher introduces today’s lesson: what are we going to do today? *refers to programme on the board* The teacher will review the homework, and recaps on previous lesson’s content.
The students are welcomed and introduced.
The teacher will explain and execute the game.
The students get to play a game, where every students get a post-it on their head. Written on the post-it is a number, a number ranging from 1 till 10. 10 meaning a member of the lower class, 1 meaning a member of the highest class. Students get to walk around and once they encounter someone from class 1 they have to greet them accordingly. During the game, they also have to guess which class number they have.
Round 2: 15
10
The teacher gives the students time to practice for the speaking test.
End (evaluation, summary, planning for next lesson) 5 The teacher asks the students what they have learned from the lesson and let the students make up the content of the lesson. This way, the students repeat the information of the lesson.
The students will review some of the topics of the previous lesson.
Then, the second round, they will have a conversation with one of their fellow students (random pairing up + new numbers). The students get time to practice for the speaking test, they can ask questions, practice with their fellow students or learn some words. The students get asked what they have learned from this lesson and by this they evaluate the lesson together with the teacher and fellow classmates.
30
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 7. Bijlagen
7.2.2 Docentenhandleiding Deze docentenhandleiding geeft informatie over het lessenpakket met een lengte van drie lesplannen. De drie lessen beslaan een tijdsduur van 150 minuten (elk 50). De docent zal door middel van dit lessenpakket de leerlingen de Britse bijbrengen. De lessen zijn geheel in het Engels en hebben als afsluitende opdracht een spreekopdracht waarop de leerlingen beoordeeld worden. De docent kan er zelf voor kiezen of deze beoordeling meetelt in een eindcijfer. Deze spreekopdracht is rond het A1/A2/A2+ niveau, net zoals de lessen zelf. Waarom deze lessenserie? Naar aanleiding van een onderzoek is gebleken dat er in het vreemdetalenonderwijs een gemis is. Het vreemdetalenonderwijs onderscheidt twee manieren van het vergaren van de vreemde taal: taalvaardig en cultureel. Leerlingen bestuderen de taal en leren deze zelf te gebruiken versus de leerlingen leren de taal door culturele onderwerpen te bestuderen, het verwerven en gebruiken van de taal wordt een hulpmiddel tot het vergaren van meer informatie. Het huidige vreemdetalenonderwijs focust genoeg op het eerste onderdeel van het vergaren van de taal. Het tweede onderdeel wordt echter niet altijd genoeg belicht (gemis). Deze lessenserie zorgt er voor dat dat onderdeel wel wat meer belicht wordt en dat het gemis dus wordt opgeheven. Beoogde voorkennis van de leerlingen Voordat de docent in staat is deze lessenserie te gebruiken is het aan te raden de voorkennis over de taal te checken. Voor de lessenserie wordt er geacht dat de leerlingen al bekend zijn met Engels en al over abstracte concepten kunnen converseren. Geadviseerd wordt dat de leerlingen in ieder geval de verschillende Engelse tijden hebben behandeld en deze ook in hun eigen meningen en verhalen kunnen gebruiken. De lessen zijn origineel ontworpen voor 3 Tweetalig-VWO. Lesdoelinstellingen De lessenserie is opgedeeld in drie lesplannen en een spreekopdracht 1. Elk lesplan heeft een andere focus wat betreft de lesdoelinstellingen. Hieronder staan ze in het Engels schematisch weergeven. Les Lesdoelinstellingen Cognitief Affectief 1 • Students can recognise polite ways • Students can see the importance of of speaking in English. using polite words. • Students can apply polite ways of • Student can work together to acquire speaking in English information. 2 • Students can understand how a • Students can notice how their fellow conversation in England can be difstudents can help them to get a conferent than in Holland. versation flowing. • Students can understand how Eng- • Students can work together to get a lish attitudes can influence the conconversation started about a random, versation. yet familiar topic. • Students can have conversations about a topic familiar to them with a fellow student. 1
Deze spreekopdracht valt buiten de drie lesplannen. De docent moet dus zelf een ruimte en andere tijd regelen voor het houden van de spreekopdracht.
31
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
• Students can recognise the difference between speaking of someone of lower class and higher class. • Students can adapt their language according to the class of the person they are talking to. Spreek- • Students can achieve a randomly opdracht given speaking goal. • Students can create their own scenario with the speaking goal. 3
Hoofdstuk: 7. Bijlagen
• Students can reflect on their own speaking abilities • Students can indicate what of their speaking skill they feel like is less good.
Leerdoelen van de lessenserie Het overkoepelende leerdoel van de lessenserie is dat de leerlingen beleefde vormen van het Engels leren gebruiken in hun eigen taal en het verschil tussen beleefd en onbeleefde taal kunnen onderscheiden. Tenslotte zal de leerling kennis vergaren over de attitude die Engelse mensen hebben tijdens conversaties. Docentenmateriaal Lesson 1: Hand-out politeness NAME: ANSWERS A Short Answers Complete the following sentences with the correct form. 0. Are you from Germany? – Yes, I am. / No, I’m not. 1. Are Peter and Sue your friends? – Yes, we are No, we are not. 2. Has your sister got a car? – Yes, she has/ No, she hasn’t. 3. Do you speak English? – Yes, I do/ No, I don’t. 4. Can he play football? – Yes, he can./ No, he can’t. 5. Is she going by bus? – Yes, she is./ No, she isn’t. 6. Did you talk to him? – Yes, I did./ No, I didn’t. B Yes Please, No sir, Yes Madam Pick an answer that sounds the most polite! 1. I'm not sure. Can I get back to you tomorrow? o Sure, whatever you say. o Yes, that's fine. o If you say so. 2. Why is this flight always late? o I really don't know, sir. o Sir, how should I know? o Sir, I understand that you feel anger.
32
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 7. Bijlagen
3. *You want to go to your house, but there are a couple of people in your way. What do you say? o HELLO! That’s my house, get out of the way! o Excuse me, can I pass please? o Sorry, can you please get out of the way! C True or False? Circle what is true or false. 1. 2. 3. 4.
When speaking English, you always have to say please or thank you When I speak to my boss I should speak politely. When I speak to my mum I should speak politely. Using Short Answers are a way of making my sentences longer.
True/False True/False True/False True/False
Lesson 2: Speaking tasks Task 1: You are at a store and you have been given a task by your mum or dad. You have to buy two bunches of bananas and five apples. As this is a very fancy store, the people in the store will get it for you. You only have to ask in a polite way for it!. And while you are at it, you have to ask if your uncle’s medicine has arrived at the pharmacy. Roles: You + the store clerk/pharmacist (+ other costumer) Task 2: You got two new jeans, but once you started wearing them you noticed that there were yellow marks on them! Oh no! You have to go to the store and ask in a polite way to get two new pair of jeans. Try to make it as interesting as possible, keep the conversation going! Roles: You + the store clerk (+head of the company) Task 3 (more difficult): Your friends has broken up with her boyfriend or girlfriend. As a good friend, you know that the boyfriend/girlfriend has been very bad to your friend. You want to help him/her by saying nice things and try to cheer him/her up. Roles: You + friend (+boyfriend/girlfriend) Speaking test Studenten krijgen de twee situaties van tevoren te zien. De leerlingen krijgen echter niet de vereisten te zien die terug moeten komen in het gesprek (de daadwerkelijke opdracht). Speaking assignment 1 The two of you have to organize a wedding. One of the students is getting married and the other one has to ask questions about the wedding. The student getting married however is a bit stressed out and can be very rude. The other students has to stay polite. Try to set some appointments about the wedding: • Where is the wedding taking place? • When is the wedding taking place? • Who is coming to the wedding? • End the conversation • Optional/time left: What kind of band should be at the wedding?
33
Beroepsproduct 1: Stay Abroad • •
Hoofdstuk: 7. Bijlagen
Optional/time left: What should the dress code be at the wedding? Optional/time left: What kind of food will be served at the wedding?
Speaking assignment 2: One of you is the store clerk and one of you is the costumer. Two days ago the costumer bought two new jeans, but he/she noticed that there was something wrong with them! Oh no! The costumer goes to the store and asks for new jeans. The store clerk has to react politely. Try to have a least these things mentioned in your conversation: • Introduce yourself and explain your problem. • What is wrong with the jeans? • Why do you think you deserve new jeans? • End the conversation: solution. • Optional/time left: The store clerk asks for your receipt, but you don’t have it: Make up a polite excuse. • Optional/time left: The store clerk leaves and asks for the boss to come down and talk about your jeans. The costumer becomes the boss.
34
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 7. Bijlagen
Speaking Assignment Speaking task chosen: 1/2
Name:
Well-improvised Speaking task was executed correctly. Woordenschat en woordengebruik • De woordenschat is toereikend om duidelijke beschrij-
O/V/G/U O/V/G/U O/V/G/U
vingen te geven, en meningen te verkondigen over de meeste algemene onderwerpen. Het valt niet op dat de spreker naar woorden moet zoeken.
Grammaticale correctheid
O/V/G/U
Vertoont een vrij uitgebreide beheersing van de grammatica en maakt gebruik van complexe zinsvormen. Er zijn geen fouten die de begrijpelijkheid in de weg staan. De meeste fouten worden door de spreker zelf hersteld.
Vloeiendheid
O/V/G/U
Stukken tekst worden in een vrij vast tempo geproduceerd, alhoewel de spreker soms aarzelt wanneer hij/zij zoekt naar patronen en uitdrukkingen. Er zijn nog maar weinig opvallend lange pauzes.
Coherentie
O/V/G/U
De spreker maakt gebruik van een beperkt aantal middelen voor tekstcohesie om zijn/haar uitingen te verbinden tot een heldere, coherente tekst, hoewel dat in een lange bijdrage niet altijd even goed lukt.
Uitspraak
O/V/G/U
Duidelijke, natuurlijke uitspraak en intonatie.
The conversation lasts approximately 3 minutes The speaker is able to anticipate correctly on the fellow student’s contribution of the conversation. Extra comments:
O/V/G/U O/V/G/U Total: O/V/G/U
35
Beroepsproduct 1: Stay Abroad 7.2.3 Leerlingenmateriaal Lesson 1: Hand-out politeness
Hoofdstuk: 7. Bijlagen
Name:__________________________
A Short Answers Complete the following sentences with the correct form. 7. Are you from Germany? – Yes, I am. / No, I’m not. 8. Are Peter and Sue your friends? – Yes, …………./ No, …………….. 9. Has your sister got a car? – Yes, …………………./ No, ………….. 10. Do you speak English? – Yes, …………../ No, ……………… 11. Can he play football? – Yes, ……………../ No, ……………… 12. Is she going by bus? – Yes, ……………/ No, ………………… 13. Did you talk to him? – Yes, ……………./ No, ………………... B Yes Please, No sir, Yes Madam Pick an answer that sounds more polite! 4. I'm not sure. Can I get back to you tomorrow? o Sure, whatever you say. o Yes, that's fine. o If you say so. 5. Why is this flight always late? o I really don't know, sir. o Sir, how should I know o Sir, I understand that you feel anger. 6. *You want to go to your house, but there are a couple of people in your way. What do you say? o HELLO! That’s my house, get out of the way! o Excuse me, can I pass please? o Sorry, can you please get out of the way! C True or False? Circle what is true or false. 1. 2. 3. 4.
When speaking English, you always have to say please or thank you When I speak to my boss I should speak politely. When I speak to my mum I should speak politely. Using Short Answers are a way of making my sentences longer.
True/False True/False True/False True/False
36
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 7. Bijlagen
Lesson 2: Speaking Tasks Task 1: You are at a store and you have been given a task by your mum or dad. You have to buy two bunches of bananas and five apples. As this is a very fancy store, the people in the store will get it for you. You only have to ask in a polite way for it!. And while you are at it, you have to ask if your uncle’s medicine has arrived at the pharmacy. Roles: You + the store clerk/pharmacist (+ other costumer) Task 2: You got two new jeans, but once you started wearing them you noticed that there were yellow marks on them! Oh no! You have to go to the store and ask in a polite way to get two new pair of jeans. Try to make it as interesting as possible, keep the conversation going! Roles: You + the store clerk (+head of the company) Task 3 (more difficult): Your friends has broken up with her boyfriend or girlfriend. As a good friend, you know that the boyfriend/girlfriend has been very bad to your friend. You want to help him/her by saying nice things and try to cheer him/her up. Roles: You + friend (+boyfriend/girlfriend) Speaking test Studenten krijgen de twee situaties van tevoren te zien. De leerlingen krijgen echter niet de vereisten te zien die terug moeten komen in het gesprek (de daadwerkelijke opdracht). Wel krijgen ze de assessment sheet te zien. Speaking assignment 1 The two of you have to organize a wedding. One of the students is getting married and the other one has to ask questions about the wedding. The student getting married however is a bit stressed out and can be very rude. The other students has to stay polite. Speaking assignment 2: One of you is the store clerk and one of you is the costumer. Two days ago the costumer bought two new jeans, but he/she noticed that there was something wrong with them! Oh no! The costumer goes to the store and asks for new jeans. The store clerk has to react politely.
37
Beroepsproduct 1: Stay Abroad
Hoofdstuk: 7. Bijlagen
Speaking assignment assessment sheet: Speaking Assignment Speaking task chosen: 1/2
Name:
Well-improvised Speaking task was executed correctly. Woordenschat en woordengebruik • De woordenschat is toereikend om duidelijke beschrij-
O/V/G/U O/V/G/U O/V/G/U
vingen te geven, en meningen te verkondigen over de meeste algemene onderwerpen. Het valt niet op dat de spreker naar woorden moet zoeken.
Grammaticale correctheid
O/V/G/U
Vertoont een vrij uitgebreide beheersing van de grammatica en maakt gebruik van complexe zinsvormen. Er zijn geen fouten die de begrijpelijkheid in de weg staan. De meeste fouten worden door de spreker zelf hersteld.
Vloeiendheid
O/V/G/U
Stukken tekst worden in een vrij vast tempo geproduceerd, alhoewel de spreker soms aarzelt wanneer hij/zij zoekt naar patronen en uitdrukkingen. Er zijn nog maar weinig opvallend lange pauzes.
Coherentie
O/V/G/U
De spreker maakt gebruik van een beperkt aantal middelen voor tekstcohesie om zijn/haar uitingen te verbinden tot een heldere, coherente tekst, hoewel dat in een lange bijdrage niet altijd even goed lukt.
Uitspraak
O/V/G/U
Duidelijke, natuurlijke uitspraak en intonatie.
The conversation lasts approximately 3 minutes The speaker is able to anticipate correctly on the fellow student’s contribution of the conversation. Extra comments:
O/V/G/U O/V/G/U Total: O/V/G/U
38