Vissennetwerkbijeenkomst 10 maart 2011, te Linne Thema Vis, Waterkrachtcentrales, gemalen en koelwater. Aantal deelnemers: 81 Openingswoord door Willie van Emmerik. Inmiddels is het de 29e Vissennetwerkbijeenkomst en de opkomst is wederom groot. Tim Vriese (ATKB) is dagvoorzitter. Hij memoreert het koelwateronderzoek in de jaren 1970 door de KEMA (Hadderingh). Een onderzoeksrapport door OVB over visgeleiding in 1993. Anno 2011 is er ondanks innovaties nog steeds geen goed werkend visgeleidingssysteem toegepast in Nederland. Presentaties: Franklin Moquette (Sportvisserij Nederland). Waterkracht in Nederland. Een verstandige keuze? Overzichtsverhaal en beleid WKC’s. Nederland is minder geschikt voor waterkracht door gering verval. Biomassa, zon en wind hebben bij de alternatieve bronnen een groot aandeel. Energiebehoefte in Nederland neemt toe. Slechts 0,03% totale energiebehoefte komt uit waterkracht (uit wind is het aandeel. Huidige productie door waterkracht is potentieel 108 GWh (GigaWattuur), werkelijke productie ligt meestal veel lager (circa 60%) door droogte of juist teveel water. In Nederland zijn plannen voor 5 tot 9 nieuwe WKC’s. Berekende totale productie hiervan is 200 GWh, reëel 100-120 GWh. Het aandeel waterkracht in de totale productie is minder dan dat er aan energie wordt teruggewonnen uit de warmte van vers gemolken melk. Dankzij het Waterschap en de georganiseerde hengelsport is bij de ECI centrale te Roermond een visgeleiding en vispassage aangelegd. Vissterfte bij zalmsmolts over stuw Linne is nihil, door de WKC Linne ontstaat directe sterfte en indirecte sterfte. De indirecte sterfte is door middel van transponderonderzoek aangetoond voor een afstand van 30 km. Visgeleiding door middel van een fijnroostersysteem (bij ECI werkt deze wel) is niet toepasbaar op grote rivieren, zoals de Maas (regenrivier). Visvriendelijke WKC’s bestaan niet, hooguit zijn zij iets minder visonvriendelijk en vaak hebben de turbines daarvan een lager rendement. Turbinebeheer (buiten werking stellen in trekperiode vis) is ook geen optie, lastig in de praktijk. Schieraal trekt vaak al in de zomer. De politiek moet een keuze maken. In Denemarken is de keuze gemaakt voor goede vismigratie. Enkele windmolens leveren net zoveel energie. Toerisme levert financieel gezien meer op. Jan Kemper (VisAdvies) Sterfte zalmsmolts en schieraal bij stroomafwaartse migratie over stuw en WKC Linne
1
In kader “Zalm terug in de Rijn” is in 1996 door RWS onderzoek gestart naar de migratieroute van zalm en zeeforel door Nederland met Nedap Trail systeem. In Nederland zijn momenteel 58 stations op strategische plaatsen in de grote rivieren opgesteld. Bij een eerder onderzoek naar de uitgestelde sterfte door de KEMA kon de vis die migreerde over de stuw en de WKC niet onderscheiden worden. Het nu uitgevoerde onderzoek met gekweekte zalmsmolts (2009-2010) en schieralen (2008-2010) levert die informatie wel. Er werd een sterke daling van transponderdetecties net achter de stuw en centrale waargenomen, maar bij de bij WKC was de daling een stuk hoger (2009). Na 30 kilometer is de uitval door passage via de WKC gestabiliseerd en loopt parallel aan die van de vissen die via de stuw zijn gegaan. Dit is een indicatie van de uitgestelde sterfte voor zalmsmolts die de WKC gepasseerd hebben. In 2010 migreerden geen vissen via de stuw door een lage waterafvoer, sterfte van smolts door WKC ligt echter in dezelfde orde van grootte als in het jaar ervoor. Bij schieraal is het beeld vergelijkbaar. In alle drie jaren is er duidelijk uitgestelde sterfte, bij schieraal is de sterfte na 60 kilometer nog niet gestabiliseerd. Waarschijnlijk kunnen de alen het langer uithouden bij beschadigingen. Ook de stuw is een oorzaak voor sterfte vooral voor zalmsmolts. De vis is gedesoriënteerd en zijn een eenvoudige prooi voor roofvis en visetende vogels. De sterfte van vissen die over de stuw gaan, is echter veel geringer dan die van vissen die door de WKC passeren. Maarten Bruijs (KEMA) Visinzuiging en –afweer bij koelwatersystemen en WKC’s. Dit zijn twee afzonderlijke onderwerpen. Bij koelwater speelt de inzuiging langs een kleiner deel van het debiet, schade is er vooral aan kleine vissen en er is geen bypass. Grote vis wordt via grofvuilrooster afgevoerd naar vuilcontainer. Maatregelen die uitgevoerd kunnen worden zijn het voorkomen van inzuiging en de overleving van ingezogen vissen verhogen. Voor WKC’s zijn veel technologische oplossingen beschikbaar. De werking is afhankelijk van de locatie. Trillingen van o.a. grofvuilrooster verjagen vissen. Veel systemen werken met dit principe. Fijnrooster/bandzeven, Geiger Multi Disc werkt zelfs met 0,5 mm zeven. Licht en geluid (akoestisch) zijn gedragsgebaseerde systemen. Veel van deze technieken zijn afkomstig uit VS, omdat daar de schadenormen aan vis zeer streng zijn. De WKC’s hebben meer effect op populaties van migrerende soorten. Het effect is afhankelijk van het debiet door de centrale en de turbinekarakteristieken. Er is voor Nederland nog geen vastgestelde norm voor sterfte. Voor paling geldt dat bij een groot debiet er een lager sterftepercentage is, omdat de openingen van o.a. de leidschoepen maximaal is. Van schieraal en zalmsmolts is het omkeergedrag bij grofvuilrooster bekend. Schieraal vertoont ook zoekgedrag. 2
Voor de Maas worden als mogelijkheden voor visgeleiding genoemd: Modulair Inclined Screen (kosten voor Linne echter al 35 miljoen), Wedge Wire, Surface en grond bypasses bij kleinere roosteropening (zie ook presentatie). Er zijn ook mogelijkheden voor licht en geluid.. Turbine management (aansturing door b.v. Migromat – waarbij de turbine wordt stilgezet als de vistrek op gang komt) is ook mogelijk. Vragen/discussie morgensessie N.a.v. presentatie Jan kemper: Eddy Lammens: hoeveel tijd gaat eroverheen? Verschil tussen smolts/schieraal? Bij schieraal worden de registraties meegenomen tot het voorjaar volgend op de trek, bij smolts wordt de periode afgesloten rond juli. Ans Mouton: Wat is de kans dat de dieren die je niet detecteert toch nog in het systeem zijn? Het is bekend dat een (klein) deel van de schieraal niet ineens naar de zee trekt, maar de trek uitstelt voor een jaar. En zou je ook dode dieren kunnen detecteren die langs de detectiekabels spoelen? Dat kan in principe, maar de transponder zal al snel ergens in de rivier blijven liggen en niet verder spoelen. Gerard Manshanden: in hoeverre wijken de gekweekte zalmsmolts af van de wilde zalmen? De zalmen wijken af van de natuurlijke soortgenoten, maar zijn als groep in de proef gelijk. Jouke Kampen stelt een vraag over mogelijk extra sterfte van smolts die via WKC gaan. Door drukverschillen of schuren zouden hechtingen van recent geopereerde (getransponderde) vissen los kunnen gaan. Controle op operaties doen is van belang. Jan Kemper: in de praktijk zijn vissen teruggevangen en deze hadden een normaal herstel. Stephan Janssen vraagt zich af wat het standpunt van Sportvisserij Nederland t.a.v. koelwater is (standpunt t.a.v. WKC’s is duidelijk). Franklin Moquette: WKC is schadelijker voor migrerende populaties, gemalen ook, de rol van koelwater is wat minder groot. Tim Vriese vult aan: hoe reken je het uit? Schade op populatieniveau valt wel mee, maar als je de absolute hoeveelheid uitrekent, dan loopt dan in de honderden tonnen vis. Jan Klein Breteler (opmerking, geen vraag): Het is een politieke keuze, zoals Franklin al aangaf. Je kunt je voorstellen dat je de Maas benut voor waterkracht en op een ander stroomgebied extra maatregelen neemt voor herstel van migrerende vispopulaties. Dat is een optie. Thijs Belgers noemt de toegenomen lengte van de alen in de loop van de afgelopen 20 jaar een factor voor een hogere sterfte dan tot nu toe in de schadeberekeningen rekening mee is gehouden. David Buysse (INBO) Schade van vijzels en schroefpompgemalen aan vis, focus op schieraal. Tweederde van gemalen in Vlaanderen is van het type schroefpomp (66 stuks) of vijzel (32 stuks) in Vlaanderen. Daarom eerst onderzoek aan visschade bij deze typen gemalen. Aanpak door middel van fuikbemonsteringen. De locaties zijn gekozen op goed mogelijkheden voor monitoring. Bij één schroefpompgemaal (Spiedamgemaal) passage van ruim 4000 vissen, 14 3
soorten in de onderzoeksperiode. Indeling schade in 5 klassen. Blankvoorn (1372 stuks) 44-60% schade, brasem (915 stuks) 44-58%, paling 95%-100 en snoek ook >98% sterfte. Impingement (aanzuiging van vis op het vuilrooster is ook een probleem: kleine vis en juveniele snoek belandt in de vuilcontainer. Het vijzelgemaal (Isabellagemaal) heeft 3 grote en 2 kleine vijzels. Onderzoek aan een kleine en grote vijzel. Sterfte blankvoorn minimaal 5-17%, paling 16 tot 19%. Voor de gehele aaltrekperiode kan berekend worden dat ook bij een vijzelgemaal 275 kilo schieraal sterft. Vijzel geeft wel minder schade dan een schroefpompgemaal, maar toch nog meer dan 15% sterfte voor alle soorten. In het aalbeheerplan van Vlaanderen zijn de pompgemalen en schroefpompen in het bijzonder aangemerkt als één van de belangrijkste oorzaken van mortaliteit bij schieraal in Vlaanderen. Jacques van Alphen (Waternet). Resultaten STOWA onderzoek visvriendelijkheid gemalen (http://www.stowa.nl/uploads/publicaties/STOWA%202010%20W03%20(2).pdf ) Aanleiding voor het onderzoek: Wet- en regelgeving KRW, Aalbeheerplan, Beneluxbeschikking. Aandacht in pers voor sterfte van vis bij gemalen. Er zijn veel aannames, maar er is weinig onderzoek verricht. Doel van het onderzoek was een Handreiking en afwegingskader aan waterbeheerder over schade aanvis bij verschillende types gemalen te geven “Gemalenwijzer”. Eerste deel was een literatuurstudie. In Nederland bestaan 5000 opvoerwerken met ongeveer 10.000 pompen. Heel veel varianten in pompen en vijzels. Ook hier geldt dat iedere locatie specifieke kenmerken heeft, zoals capaciteit, type opvoerwerk, toerental en opvoerhoogte. Tweede deel omvat een praktijkonderzoek. Er is ook gekeken naar aanbod van vis. Sensorfish is gebruikt om onder andere drukverschillen en rotatiesnelheden vast te stellen. Op 26 locaties onderzoek gedaan. Benedenstrooms is 99% van alle vis is kleiner <15 cm. Bij aanbodkant is 15% >15 centimeter. Grote vis gaat dus niet gemakkelijk door het gemaal. Er is weinig paling en grote vis gevangen (2009 is ook een droog jaar geweest), de sterfteberekening voor grote vis is dus statistisch gezien niet erg betrouwbaar. Bij vijzelgemalen lijkt de schade in ieder geval minder dan bij de andere typen. Conclusies van het onderzoek zijn: Gemiddelde schade is ongeveer 10% met een variatie van 0,1 tot 80%. Schadebeeld gebaseerd op voornamelijk kleine vis (en weinig aal). Voor grote vis is een gemaal een hindernis. Schade is lengteafhankelijk. Er is een relatie tussen toerental en schade. De visvriendelijke varianten bleken daadwerkelijk visvriendelijk te zijn. Jacques van Alphen (Waternet). Toelichting Living North Sea (LNS). Dit is een EU Interreg project op gebied van vismigratie (diadrome soorten), samenwerking en kennisuitwisseling. Er doen 7 landen rond de Noordzee en 15 partners aan mee. Doelen: Kennisontwikkeling, problemen vismigratie identificeren en oplossen, maar ook veel communicatie richting beleidsmakers, maar ook naar de burger. 4
Op 14 mei 2011 is er een Open Dag, ieder land doet mee met een activiteit voor breed publiek. Zie de website www.livingnorthsea.eu Vragen/discussie Middagsessie Carlo Rutjes: de Haringvliet Kier gaat niet door, geeft dit problemen? Geen specifiek item voor LNS, maar wel een probleem voor de migrerende vissoorten, is binnen LNS natuurlijk wel een gespreksonderwerp. Niels Brevé (Sportvisserij Nederland): een gemaal is een barrière. Wat gebeurt er met vissen die niet passeren / omkeren bij een gemaal (deze meet je niet in het onderzoek). Ze bereiken mogelijk bepaalde leefgebieden niet? Gerard Manshanden: het STOWA onderzoek is deels een mislukking. Grote vissen hebben en stil gemaal nodig (herrie schrikt af). Onderzoek in voorjaar zou beter zijn geweest ipv in het najaar (paaimigratie). David Buysse (INBO) merkt op dat ook in winter vissen ook bij of in gemalen schuilen in diepere delen (winterconcentraties) of in de aanzuigkokers en dat dan veel schade kan ontstaan als het gemaal gaat draaien. Dus ook buiten de paaiperiode kan aanzienlijke sterfte ontstaan. Tim Vriese: het grofvuilrooster is vaak ook een probleem, grote vis kan fysiek het grofvuilrooster soms niet passeren. Stephan Jansen: Kun je een ook rekensom maken over de schade (zoals bij de WKC)? Tim Vriese: bij een behoudende berekening voor Nederland bij passage door 1 gemaal wordt 33 ton schieraal gedood door gemalen. Veel alen moeten om de zee te bereiken meerdere gemalen in Nederland passeren. Franklin Moquette: Wat gaan we met STOWA rapport doen? Jacques van Alphen: de eerste uitdaging is het rapport op een goede manier aanbieden aan de waterbeheerder. En dan wat heeft die er voor over om oplossingen te nemen? Jan Kemper: In feite is een deel van het probleem al opgelost: de markt heeft aangepaste gemalen ontwikkeld. Franklin Moquette: het heeft weinig zin om glasaalpassages te maken en vervolgens de schieraal te verpompen. Thijs Belgers pleit voor meer op elkaar afgestemde regelgeving (KRW, Benelux, Natura 2000) voor migrerende vissoorten. In de diverse procedures over een nieuw aan te leggen WKC in Borgharen worden bezwaren afgewezen op basis van diverse regelgeving. Reinier Akkermans (Essent) Toelichting excursie naar stuw, WKC, vispassage en visgeleiding Linne Reinier geeft een uitleg over de situatie van de locatie Linne, waar aansluitend een excursie plaatsvindt. De bedoeling is dat dit voorjaar een proef met het Fish Flow Innovations hevelsysteem (voor stroomafwaarts migrerende vissen) met stroboscoopverlichting uitgevoerd gaat worden. Een eerdere proef zonder licht verliep teleurstellend. 5
De dagvoorzitter heeft nog een positieve afsluiter van de dag: het resultaat van de bijeenkomst afgelopen maandag van diverse internationale experts en beleidsmakers over de Kier in het Haringvliet is dat er intelligent gespuid gaat worden (whatever that may be!)!
6