REGIONALE GEZON DHEI DSVE RS C H I L L E N
IN ZUID-HOLLAND
-analyse van sterfte en ziekenhuisopnamenW. Davids e
/
H.P.A. van de Water
Nederlands lnstituut voor Praeventieve Gezondheidszorg
HPG-f,JJ Leiden
REGIONALE GEZONDHEIDSVERSCHILLEN IN ZUID-HOLLAND
-analyse van sterfte en ziekenhuisopnamen-
W. Davidse H.P.A. van de Water
Nederlands Instituut voor Praeventieve Gezondheidszorg
april 1988
Nederlands Instituut voor Fraeventieve Gezondheidszorg TNO Wassenaarseweg 56 Leiden Postadres : Postbus 124 2300 AC Leiden Telefoon: 071-178888
Deze uitgave is te bestellen door het overmaken van ƒ 26,50 (incl. BTW) op postrekening 20.22.77 van het NIPG-TNO te Leiden onder vermelding van bestelnummer 88018.
1988 Nederlands Instituut voor Fraeventieve TNO Publikatienummer 88018
Gezondheidszorg
Voor de rechten en verplichtingen van de opdrachtgever met betrekking tot de inhoud van dit rapport wordt verwezen naar de Algemene Voorwaarden van TNO. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, openbaar gemaakt, en/of verspreid door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het NIPG-TNO.
INHOUD biz.
SAMENVATTING
I
DEEL I 1.
INLEIDING EN OPZET ONDERZOEK l.l Indeling rapport 1. 2 Aanleiding tot dit onderzoek 1.3 Doelstelling 1.4 Opzet onderzoek 1.4.1 Bronnen ..., , 1.4.2 Populatie , 1.4.3 Indeling van de ziekten
1.4.4 2.
3.
3 3 3 4 5 5 8 8
,
, f
Presentatie van resultaten
11
BEVOLKING ZUID-HOLLAND EN REGIO-INDELING 2.1 Regio-indeling , 2. 2 Bevolkingsopbouw BELANGRIJKSTE RESULTATEN 3 . l Belangrijkste resultaten 3. 2 Opzet onderzoek 3.3 Beleidsrelevantie
13 13 14
,
,
,
, ,
17 17 31 32
DEEL II 4.
BRUTO-STERFTE EN 4.1 Verschillen 4.2 Verschillen 4.3 Verschillen Holland 4.4 Verschillen graad
OPNAMEN IN ZUID-HOLLAND EN NEDERLAND ..37 tussen Nederland en Zuid-Holland 38 tussen de WVG-regio's in Zuid-Holland . 41 tussen de grote gemeenten van Zuid45 tusssen gemeenten naar urbanisatie48
5.
VOOR LEEFTIJD EN GESLACHT GECORRIGEERDE STERFTE EN OPNAMEN , , 5. l Analyse-methode , 5.2 Verschillen tussen Nederland en Zuid-Holland 5.3 Verschillen tussen de WVG-regio's 5.4 Verschillen tussen de grote gemeenten van ZuidHolland , 5.5 Verschillen tussen gemeenten naar urbanisatiegraad
49 49 52 55 62 67
LITERATUURLIJST
71
BIJLAGEN
73
SAMENVATTING
Het Nederlands Instituut voor Praeventieve Gezondheidszorg (NIEG-TNO) heeft op verzoek van de Provinciale Raad voor Volksgezondheid
in Zuid-Holland
een onderzoek
TNO de
verricht naar
regionale gezondheidsverschillen binnen de provincie Zuid-Holland. De aanleiding tot dit onderzoek wordt gevormd door ontwikkelingen in het beleid ten aanzien van de gezondheidszorg, waarbij het meer dan voorheen de bedoeling is uit te gaan van de gezondheidstoestand van de bevolking. Bovendien sluit dit (type) onderzoek aan bij het meerjarenbeleid van de Sector Gezondheidszorg en Epidemiologie van het NIPG-TNO. In deel I van dit rapport worden achtereenvolgens de opzet van het onderzoek, de bevolking van Zuid-Holland en de regio-indeling, en de
belangrijkste resultaten beschreven. In deel II
wordt meer gedetailleerd ingegaan op de resultaten.
Het doel van het onderzoek is na te gaan of, en zo ja, in hoeverre er verschillen zijn binnen de provincie Zuid-Holland enerzijds en tussen Zuid-Holland
en Nederland anderzijds
in het
vóórkomen van ziekte. Hierbij wordt, mede gezien de beperkte omvang van het onderzoek, uitgegaan van twee parameters van ziekte, te weten sterfte en ziekenhuisopnamen.
Als populatie-éénheid is binnen de provincie Zuid-Holland gekozen voor de zogenaamde WVG-regio's, de vier grote steden en de gemeenten naar drie urbanisatieklassen. Sterfte en ziekenhuisopnamen worden in twee maten uitgedrukt. Ten eerste als bruto-cijfers: aantallen per 100.000 van de betreffende bevolking. Hierbij wordt geen rekening gehouden met verschillen in leeftij ds- en geslachtsopbouw van de bevolking. Deze bruto-cijfers geven een indruk van sterfte en ziekenhuis-
opnamen
zoals deze feitelijk voorkomen in de bevolking.
tweede maat zijn gestandaardiseerde
ratio's
berekend,
Als
waarbij
gecorrigeerd is voor verschillen in leeftijd en geslacht.
Binnen de provincie Zuid-Holland bestaan grote verschillen tussen WVG-regio's,
tusen gemeenten en tussen de verschillende
urbanisatieklassen in bruto-sterfte en bruto-ziekenhuisopnamen. Wanneer
de sterfte-
en ziekenhuisgegevens
gestandaardiseerd
worden naar leeftijd en geslacht worden deze verschillen over het algemeen duidelijk kleiner. Nochthans blijven de verschillen tussen de regio's en gemeenten in veel diagnosegroepen
zeer
aanzienlijk. De grootste verschillen doen zich voor in de hoofdgroep Ongevallen/vergiftigingen.
De sterfte is lager dan verwacht in de regio's Delft en Westland en Midden-Holland, zowel onder mannen als onder vrouwen. In de regio Rijnmond hebben de mannen een hogere totale sterfte. In de steden Rotterdam en Dordrecht is, onder mannen en vrouwen, de sterfte hoger dan verwacht. In Den Haag geldt hetzelfde voor de mannen; de sterfte onder vrouwen uit Leiden is lager dan verwacht .
Het beeld bij de ziekenhuisopnamen vertoont meer afwisseling dan dat bij sterfte. Hierbij is het lang niet overal zo dat een verhoogde of zelfs sterk verhoogde sterfte ook meer ziekenhuisopnamen betekent ! Enkele opvallende resultaten zijn dat uit de gemeente Dordrecht veel tot zeer veel mensen (mannen en vrouwen) worden opgenomen, dat de WVG-regio Dordrecht een relatief hoge opname kent in een aantal hoofdgroepen, terwijl dat voor de Leidse bevolking net andersom is, en dat in de WVG regio's Delft en Westland en Midden-Holland, die beide een relatief lage sterfte kennen, dit beeld niet wordt bevestigd door de ziekenhuisopnamen. II
Wat de mate van urbanisatie betreft is het zo dat de sterfte lager is in plattelandsgemeenten, en hoger dan verwacht
in de
stedelijke gemeenten (althans onder de mannen). Het beeld bij de ziekenhuisopnamen lager
is wisselend.
Over het algemeen
zijn deze
in de plattelandsgebieden en hoger dan verwacht
in de
stedelijke gemeenten. De verschillen tussen de provincie Zuid-Holland en de rest van Nederland zijn minder spectaculair. Voor wat betreft sterfte zijn er weinig verschillen, de Zuid-Hollandse iets lager. Bij de ziekenhuisopnamen mannen als bij vrouwen
vrouwen zitten
zien we dat deze zowel bij
in Zuid-Holland verlaagd zijn ten op-
zichte van de rest van Nederland.
Wanneer we de sterfte vergelijken met de ziekenhuisopnamen
zien
we, zo blijkt uit het voorafgaande, dat de resultaten weinig consistent
zijn: een hoge sterfte in een bepaalde hoofdgroep
gaat soms gepaard met een niet hoge of zelfs
lage opname en
omgekeerd. Erg vreemd is dat niet. Ten eerste omdat sterfte en ziekenhuisopname
twee verschillende aspecten van ziekte weerge-
ven; sterfte betreft per definitie ziekten die als (primaire) doodsoorzaak
opgevoerd kunnen worden, terwijl
ziekenhuisopnamen
ook meer chronische ziekten omvatten. In de tweede plaats omdat bij ziekenhuisopnamen
zaken als aanbod van voorzieningen
en
verwijspatronen een rol (kunnen) spelen.
Tenslotte worden in het rapport nog enkele opmerkingen gemaakt over de beleidsrelevantie van studies zoals in dit rapport beschreven.
Het zal duidelijk zijn dat, mede gezien de periode waarop dit rapport betrekking heeft, alsmede de keuze van twee parameters, bij een gebruik van de resultaten, zoals hier beschreven, voor concreet beleid de nodige voorzichtigheid geboden is. III
i i a aa
1.
INLEIDING EN OPZET ONDERZOEK
1.l
Indeling rapport
Dit rapport bestaat uit twee delen. Deel I is het algemene deel. Achtereenvolgens komen aan de orde de inleiding en de opzet van het onderzoek, de bevolking van Zuid-Holland
en Nederland, en
tenslotte de belangrijkste bevindingen. In deel II wordt meer gedetailleerd ingegaan op de resultaten.
1.2
Aanleiding tot dit onderzoek
In april 1983 werd de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid (PRV) in Zuid-Holland door het Provinciaal bestuur verzocht een vooronderzoek uit te voeren of te doen uitvoeren naar regionale gezondheidsverschillen in de provincie Zuid-Holland. Dit vooronderzoek werd uitgevoerd door de PRV Zuid-Holland samen met het Nederlands Instituut voor Praeventieve Gezondheidszorg/TNO (NIPG/TNO). De resultaten van genoemd onderzoek werden gepubliceerd in het rapport "Regionale gezondheidsverschillen: een literatuuronderzoek",
waaraan toegevoegd een
studie naar de
mogelijkheden van de provinciale overheid een op de gezondheidstoestand van de bevolking georiënteerd te voeren
(Mackenbach
gezondheids(zorg)beleid
& Engels, 1984). In dit rapport werden
aanbevelingen gedaan over de wijze waarop nader onderzoek gedaan zou kunnen worden. Overleg tussen de PRV Zuid-Holland en het NIPG/TNO heeft geresulteerd in het verzoek van de PRV Zuid-Holland aan het NIPG/TNO een vervolgonderzoek te verrichten naar regionale gezondheidsverschillen in de provincie Zuid-Holland. Het verzoek van de PRV Zuid-Holland aan het NIPG/TNO kan niet los gezien worden van een aantal ontwikkelingen in de gezond-
heidszorg.
In de eerste plaats is de rol die de provinciale
overheid op het gebied van de gezondheidszorg speelt groter geworden dan in het verleden. In de tweede plaats is er gedurende de laatste jaren een groeiend besef van de noodzaak om in het gezondheids(zorg)beleid
uit te gaan van de
gezondheidstoestand
van de bevolking. Dit heeft recentelijk geleid tot publicatie van de "Nota 2000" (Ministerie van WVC, 1986). Bovendien sluit de hiervoor genoemde tendens goed aan op het onderzoeksbeleid voor de middellange termijn zoals dat in de sector Gezondheidszorg en Epidemiologie van het NIPG/TNO ontwikkeld
is. Met name
kan dan gedacht worden aan de zogeheten preventieprofielen: onderzoek naar het voorkomen van ziekten, alsmede het aangeven van de mogelijkheden
tot preventie van die ziekten.
Het NIPG-TNO
heeft in dit project geïnvesteerd, omdat ze het tevens beschouwd als expertise ontwikkeling voor genoemde preventieprofielen. De resultaten van de studie waarover
in dit rapport verslag
wordt gedaan zullen door het NIPG-TNO ook ingebracht worden in de contacten met de basisgezondheidsdiensten.
Binnen veel van
deze diensten is men momenteel immers bezig gestalte te geven aan gezondheidsbeleid,
waarbij informatie
over de gezondheids-
toestand verzameld en gebruikt wordt.
1.3
Doelstelling
Het doel van dit onderzoek
is na te gaan of, en zo ja, in hoe-
verre er verschillen zijn binnen de provincie Zuid-Holland enerzijds
en tussen
Zuid-Holland
en Nederland anderzijds
vóórkomen van ziekte. Verderop in deze paragraaf uiteengezet
dat hierbij
zal
in het worden
is gekozen voor twee parameters van
ziekte, nl. sterfte en ziekenhuisopnamen. Aldus ontstaat een overzicht van een aantal gezondheidsproblemen dat voor de provincie Zuid-Holland
4
aanknopingspunten kan bieden
bij het verder ontwikkelen van gezondheids(zorg)beIeid. Voorts kan nader inzicht ontstaan in de mogelijkheden en de beperkingen van het voeren van een provinciaal beleid dat de gezondheidstoestand van de bevolking als uitgangspunt neemt. Het onderzoek heeft een verkennend karakter en beoogt derhalve geen antwoord te geven op specifieke beleidsvragen. Het presenteren van informatie over de gezondheidstoestand van de bevolking is slechts een eerste stap in het proces van gezondheidsbeleid, dat verschillende stadia kent, zoals blijkt uit de opzet van het onderzoek naar preventieprofielen.
Bij de uitwerking van dit onderzoek
/
zijn we uitgegaan van het
gebruik van beschikbare, secundaire gegevens (het alternatief zou zijn een bevolkingsonderzoek,
hetgeen zeer hoge kosten met
zich mee zou brengen). Het probleem doet zich hierbij voor, dat dergelijke secundaire gegevens niet in directe zin betrekking hebben op ziekten en de mate waarin deze in populaties voorkomen, maar daar een afgeleide van vormen. Wat op deze indirecte wijze wordt gemeten, kan dan gezien worden als parameters van gezondheid of ziekte.
1.4
Opzet onderzoek
1.4.l
Bronnen
In principe zou er naar een reeks van parameters van gezondheid of ziekte gekeken kunnen worden. Te denken valt aan: bezoek aan huisartsen; contact met wijkverpleging; ziekenhuisopnamen; verpleeghuisopnamen; sterfte;
ziekteverzuim- en arbeidsongeschiktheidgegevens; gezondheidsenquêtes; speciale registraties.
Om enkele redenen moest een keuze worden gemaakt uit bovenstaande mogelijkheden. Naast het feit, dat dit onderzoek een oriënterend karakter had waarvoor een beperkt budget beschikbaar was, was dat het geval wanneer: geen gegevens voorradig zijn (bezoek aan huisartsen); gegevens worden verkregen uit steekproeven die niet primair opgezet zijn om differentiatie naar regionaal niveau mogelijk te maken
(gezondheidsenquêtes
CBS, peilstations van
huisartsen); gegevens niet betrekking hebben op diagnosen (contact met wij kverpleg ing); gegevens zeer onvolledig zijn (verzuimgegevens); gegevens betrekking hebben op aandoeningen die een te lage frequentie van vóórkomen hebben om op regionaal niveau mee te kunnen werken (bijvoorbeeld de registratie van erfelijke ziekten, die bovendien nog in opbouw is).
Resteren drie mogelijke parameters, te weten
ziekenhuisopnamen,
verpleeghuisopnamen en sterfte. De verpleeghuisopnamen zijn niet gebruikt, omdat het verpleeghuisregistratiesysteem, het SIVIS, in de periode waarop dit onderzoek betrekking heeft nog volop in opbouw was. De parameters van ziekte waarmee gewerkt wordt zijn derhalve ziekenhuisopname vens over ziekenhuisopnamen
in dit
onderzoek
en sterfte*. Gege-
zijn verkregen van
de Stichting
In de tekst wordt gesproken van opnamen. Feitelijk worden ontslagen gevallen geregistreerd. Beide begrippen kunnen gehanteerd worden. De ziekenhuisopnamegegevens hebben betrekking op de woonplaats van de betreffende patiënten, dus niet op de plaats van opneming.
Informatiecentrum voor de Gezondheidszorg
(SIG); sterftecijfers
zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
De ziekenhuisgegevens
zijn niet (helemaal) volledig en wel om
twee redenen: ten eerste omdat de gegevens betrekking hebben op patiënten die uit de kliniek zijn ontslagen. Poliklinische
contacten
worden niet beschouwd als opnemingen en derhalve niet geregistreerd door de SIG. Hetzelfde geldt over het algemeen voor de steeds belangrijker wordende dagbehandeling; niet alle ziekenhuizen nemen deel aan de SIG-registratie. In Nederland had in 1983 de registratie betrekking op 98% van alle ontslagen patiënten, in Zuid-Holland
op 94%. Na
1983 zijn deze percentages hoger geworden. Hoewel de participatie dus hoog is, kunnen er bij een onderverdeling van Zuid-Holland problemen ontstaan omdat de non-participatie, afgezien van twee oogziekenhuizen dam) en twee vroedvrouwklinieken
(in Den Haag en Rotter(eveneens in Den Haag en
Rotterdam), twee ziekenhuizen in Rotterdam betreft, waarvan één op het gebied van de oncologie. De gemeente Rotterdam en de regio Rijnmond, maar niet uitsluitend deze, zullen daarom een onderrapportage te zien geven. Alleen al vanwege de onvolledigheid van de
ziekenhuisgegevens
dient meer gewicht toegekend te worden aan de sterftecijfers. In de jaren vóór 1984 was de deelname aan de SIG-registratie lager. Om deze reden wordt bij de presentatie van opnamegegevens een beperking aangebracht tot 1984 (in enkele gevallen uitgebreid tot 1983). De periode waarover sterftegegevens zijn verzameld loopt van 1980 t/m 1984.
1.4.2
Populatie
In par. 1.2 werd vermeld, dat de doelstelling voor dit onderzoek is na te gaan of, en zo ja, in hoeverre er verschillen binnen de provincie Zuid-Holland
zijn
enerzijds en tussen Zuid-Hol-
land en Nederland anderzijds in het vóórkomen
van sterfte en
ziekenhuisopnamen. Het spreekt voor zich, dat de aantallen opname- en sterftegevallen daartoe gerelateerd dienen te worden aan gegevens omtrent de bevolking.
In eerste instantie werd daarbij gedacht aan het
verzamelen van de gegevens op het niveau van de laagste geografische eenheid, de gemeente. Omdat dit echter vanwege de lage aantallen ziekenhuisopnamen en sterftegevallen en om privacyredenen niet mogelijk bleek, is gezocht naar een hogere eenheid. Gekozen is voor een indeling van de provincie Zuid-Holland
op
drie manieren. Ten eerste een indeling naar regio's die in het kader van de Wet Voorzieningen Gezondheidszorg zijn vastgesteld, de zogenaamde WVG-regio's. In de tweede plaats worden de gemeenten die op 1-1-1984 meer dan 100.000 inwoners telden apart bekeken. De derde indeling is die naar de urbanisatiegraad van de gemeenten. In hoofdstuk 2 wordt hier nader op in gegaan.
1.4.3
Indeling van de ziekten
Zowel de sterfte als de ziekenhuisopnamen
zijn
gerubriceerd
volgens de International Classification of Diseases
(ICD), 9e
revisie. Uitgegaan is in eerste instantie van de indeling in 17 hoofdgroepen. Deze zijn de volgende: 1.
Infectieziekten en parasitaire ziekten
2.
Nieuwvormingen
3.
Endocriene, voedings- en stofwisselingsziekten
8
4.
Bloed en bloedvormende organen
5.
Psychische stoornissen
6.
Zenuwstelsel en zintuigen
7.
Hartvaatstelsel
8.
Ademhalingswegen
9.
Spijsverteringsstelsel
10.
Urogenitaal systeem
11.
Zwangerschap, bevalling en kraambed
12.
Huid en subcutis
13.
Bewegingsstelsel en bindweefsel
14.
Congénitale afwijkingen
15.
Aandoeningen périnatale periode
16.
Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden
17.
Ongevalsletsels en vergiftigingen
In een aantal gevallen is van een hoofdgroep een onderverdeling gemaakt. In dit rapport zal om praktische redenen volstaan worden met het presenteren van de kwantitatief belangrijkste hoofdgroepen en onderverdelingen. In bijlage 3 wordt aangegeven welke ICD-codes horen bij de verschillende hoofdgroepen en onderverdelingen.
Het betreft de volgende indeling: Sterfte Ziekenhuisopnaraan - Nieuwvormingen totaal - Nieuwvormingen totaal . tractus respiratorius . maligne neoplasma (ademhalingswegen) (kwaadaardige gezwellen) . tractus digestivus . bénigne neoplasma (spij sverteringsstelsel) (goedaardige gezwellen) . tractus urogenital is (nieren, urinewegen, geslachtsorganen) (borst) Endrocriene, voedings- en stofwisselingsziekten Ziekten van het hart-vaatstelsel . ischaemische hartziekten (hartinfarct e.d.) . cerebro-vasculaire aandoeningen (CVA)
Ziekten van het hart-vaatstelsel . ischaemische hartziekten . CVA
Ziekten van de ademhalingswegen . pneumonie en influenza . CARA
- Ziekten van de ademhalingswegen
Ziekten van het spijsverteringsstelsel
- Ziekten van het spijsverteringsstelsel - Ziekten van het urogenitaalsysteem . vrouwelijke geslachtsorganen . nieren en urinewegen - Cortplicatie van zwangerschap, bevalling en kraambed - Ziekten van het bewegingsstelsel
- Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden
- Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden
- Ongevallen en vergiftigingen
- Ongevallen en vergiftigingen . fracturen en intracranieel letsel . overige
- Totaal
- Totaal
10
Twee hoofdgroepen die op grond van de frequentie van voorkomen thuishoren
in de rechterkolom
(ziekenhuisopnamen) van
boven-
staande opsomming zijn eruit weggelaten: ziekten van het zenuwstelsel.
Een kwantitatief
belangrijk
deel van deze hoofdgroep wordt gevormd door de ziekten van het oog en adnexa. Het probleem is nu dat twee
oogzieken-
huizen (in Den Haag en Rotterdam) niet meededen aan de SIGregistratie; om deze reden hebben we de 'oogziekten' weggelaten. Het overblijvende deel van deze hoofdgroep behoort niet tot de 15 meest voorkomende diagnosegroepen; uit de hoofdgroep zwangerschap, bevalling en kraambed zijn de normale bevallingen weggelaten, mede omdat twee vroedvrouwenklinieken niet participeerden in het tiesysteem. Het overblijvende deel wordt
SIG-registra-
in bovenstaande
opsomming (rechterkolom) genoemd: complicatie van zwangerschap, bevalling en kraambed.
1.4.4
Presentatie van resultaten
Sterfte en ziekenhuisopnamen worden in dit rapport uitgedrukt in twee maten. In de eerste plaats als bruto-cijfers: aantallen per 100.00 van de betreffende bevolking. Hierbij wordt geen rekening gehouden met verschillen in leeftijds- en geslachtsopbouw tussen de regio's en steden. Deze bruto-cijfers geven een indruk van sterfte en ziekenhuisopnamen zoals die feitelijk voorkomen in de betreffende bevolking. De tweede maat zijn de gestandaardiseerde ratio's, waarbij wel rekening wordt
gehouden met verschillen in leeftijds- en ge-
slachtsopbouw tussen de betreffende bevolkingen. Hogere sterfte en meer opnamen in een bepaalde regio of stad kunnen louter het gevolg zijn van het feit dat de bevolking daar ouder is. Bij standaardisatie wordt hier als het ware voor gecorrigeerd. In 11
paragraaf 5.1 wordt nader ingegaan op de gestandaardiseerde ratio's en worden ook de beperkingen ervan aangegeven.
12
2.
BEVOLKING ZUID-HOLLAND EN REGIO-INDELING
In dit hoofdstuk wordt de indeling van de provincie Zuid-Holland beschreven, en wordt informatie verstrekt over de bevolkingsopbouw.
2.l
Regio-indeling
In het vorige hoofdstuk (1.4.2) werd aangegeven dat gekozen is voor een drietal indelingen van Zuid-Holland: - naar WVG-regio's; - naar grote steden versus de andere gemeenten; - naar urbanisatiegraad.
In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de WVG-regio's.
De
grote steden zijn die gemeenten die op 1-1-1984 100.000 of meer inwoners hadden: Rotterdam, Den Haag, Leiden en Dordrecht. Bij de indeling naar urbanisatiegraad is uitgegaan van de criteria die het CBS hanteert. Categorie A gemeenten zijn de plattelandsgemeenten; categorie C de stedelijke gemeenten en plattelandsstadjes. Categorie B zit hier tussen in: verstedelijkte plattelandsgemeenten en specifieke forensengemeenten (zie bijlage 4).
In figuur 2.1 is te zien hoe de provincie Zuid-Holland is opgesplitst in zes WVG-regio's. Deze indeling is voorgegesteld door gedeputeerde staten van Zuid-Holland., De regio's komen deels overeen met de zgn. COROF-gebieden.
13
Figuur 2.l
Regio Regio Regio Regio Regio Regio
2.2
I: II: III: IV: V: VI:
Indeling van Zuid-Holland in 6 WVG-regio's
Leiden (450.275 's Gravenhage (672.127 Delft en Westland (240.586 Midden-Holland (209.737 Rijnmond (1.170.906 Dordrecht (369.929
inwoners inwoners inwoners inwoners inwoners inwoners
per per per per per per
1-1-1984) 1-1-1984) 1-1-1984) 1-1-1984) 1-1-1984) 1-1-1984)
Bevolkingsopbouw
In onderstaande figuren wordt de bevolkingsopbouw van Nederland, de provincie Zuid-Holland en de zes WVG-regio's grafisch weergegeven. In bijlage 2 wordt de opbouw van de overige bevolkingen gegeven (steden, urbanisatie klassen). 14
Zuid-Holland
Nederland leeftijd
MANNEN
T: 10 8
6
VROUWEN
leeftijd
MANNEN
85 80 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 4
2
0
0
2
4
6
8
10 %
% 10 8
6
4
2
0
0
leeftijd
VROUWEN
6
4
2 O
l 10 B
4
2 O
8
10 %
VROUWEN
85 80 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 S 02
4
6
leeftijd -t85 80 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 6
6
leeftijd
8
10%
% 10 8
VROUWEN
6
4
2
MANNEN
n
_ _ O
2
4
6
8
10 %
0
0
2
4
6
8 10
WVG-regio Midden-Holland
WVG-reglo Delft en Westland
MANNEN
4
MANNEN
85 60 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 l 10 8
2
WVG-regio 's-Gravenhage
WVG-regio Leiden
MANNEN
VROUWEN
85 80 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5
l 10 8
6
4
2
leeftijd j. ,_, 85 80 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 '5
0
0
VROUWEN
2
4
6
8
1 0%
15
WV6-regio Rijnmond teeftild
MANNEN
VROUWEN
WVG-regio Dordrecht leeftijd
MANNEN
85 80 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5
T_ % 10 8
6
4
2
VROUWEN
85 80 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 % 10 8
6
4
2
6
8
Zoals te zien valt, komt de bevolkingsopbouw van de provincie Zuid-Holland redelijk overeen met die van Nederland; de Nederlandse bevolking kent relatief iets meer jongeren. Binnen de provincie Zuid-Holland zien we het volgende beeld. Ten opzichte van Zuid-Holland totaal is de bevolking van WVG-regio Leiden iets jonger: relatief grotere klassen tot 40 jaar, daarboven relatief minder inwoners dan in de provincie. De bevolking van de regio 's-Gravenhage
is duidelijk ouder dan
die van de provincie: beneden de 50 jaar heeft deze regio relatief minder, erboven relatief meer inwoners. Regio III, Delft en Westland heeft weer een iets jongere bevolking dan de provincie: beneden de 40-45 jaar relatief iets meer, daarboven minder inwoners. De bevolking van regio Midden-Holland is eveneens jonger dan die van de provincie. Ook hier ligt de omslag bij de 45 jaar, zij het dat er in deze regio relatief minder 20-30 jarigen wonen. Regio Rijnmond heeft een bevolkingsopbouw die een fractie ouder is dan die van de provincie totaal. De bevolking van regio Dordrecht tenslotte is weer wat jonger dan die van de provincie Zuid-Holland. Boven de 55 jaar telt deze
regio relatief wat
minder inwoners, terwijl dat in de lagere leeftijdsklassen andersom ligt.
16
3.
BELANGRIJKSTE RESULTATEN
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten weergegeven. Vervolgens wordt stilgestaan bij de opzet van het onderzoek en bij de beleidsrelevantie.
3.l
Belangrijkste resultaten
In deze paragraaf worden de belangrijkste
resultaten vermeld.
Eerst worden de brutocijfers voor sterfte en
ziekenhuisopnamen
gepresenteerd, vervolgens de gestandaardiseerde, dat wil zeggen die verschillen die overblijven na het uitschakelen
van ver-
schillen in leeftijds- en geslachtsopbouw.
Figuur 3.1
laat de verschillen zien
in totale sterfte per
100.000 van de betreffende bevolking. Tussen de WVG-regio's 'sGravenhage enerzijds verschil van ca. 40%.
en Midden-Holland anderzijds Bij de urbanisatieklassen
bestaat een bedraagt het
verschil tussen de laagste en de hoogste een factor 2.
17
Figuur 3.l
Sterfte per 100.000 van de bevolking, 1984
Zuid-Holland totaal: 860 Nederland: 823 Den Haag steden l
Rotterdam
1178
1174
urbanisatiegraden l
588
Leiden
811 B
678
In figuur 3.2 staan de ziekenhuisopnamen
Dordrecht
925
1008
per 100.000 van
de
betreffende bevolking vermeld. Vergeleken bij de sterfte valt op dat de verschillen veel kleiner zijn, zowel voor de WVG-reglo's als de grote gemeenten en de urbanisatiegraden. De getallen voor de WVG-regio
Rijnmond
en de gemeente Rotterdam staan
tussen
haakjes; dit vanwege de onderrapportage door het niet-deelnemen van twee ziekenhuizen in Rotterdam aan de SIG-registratie.
18
Figuur 3.2
Ziekenhuisopnamen per 100.000 van de bevolking, 1984
• DEN MAAG
10099^—
Zuid-Holland totaal: 9352 Nederland: 9971
steden
Den Haag
Rotterdam
10672
(9511)
urbanisatiegraden l
8083
Leiden 9305 B 8363
Dordrecht 11794 9985
Figuur 3.3 toont de gestandaardiseerde totale sterfte bij mannen.
De
regio's Delft/Westland en Midden-Holland hebben een
significant verlaagde sterfte, Rijnmond een verhoogde. Van de grote steden hebben drie van de vier een verhoogde sterfte. Bij de urbanisatiegraad zien we een verlaagde sterfte in klasse A (platteland) en B, terwijl klasse C (geürbaniseerde
gemeenten)
een verhoogde sterfte kent.
19
Figuur 3.3
Gestandaardiseerde sterfte mannen, 1980-1984
verlaagd (P<.05) Den Haag
steden i;l
:
(P>.05) Rotterdam
verhoogd (P<.05) Leiden
Dordrecht
•- ^s B
urbanisatiegraden l
Tabel 3.1 toont de significant afwijkende
sterfte naar enkele
belangrijke doodsoorzaken in de mannelijke bevolking van de WVGregio's en de grote steden (zie ook de tabellen 5.3a en 5.5, deel II).
20
Tabel 3.1
Significant verhoogde (+) en verlaagde (-) gestandaardiseerde sterfte in de WVG-regio's en de grote gemeenten van Zuid-Holland 19801984 (Mannen)
MÖWEN
WVG-regio's
grote gemeenten
Lei- 's-Gra- Delft Midden Rijn- Dorden venhage en Hol- ncnd drecht Wast— land land Nieuwvormingen
+
Ziekten Hartvaatstelsel
-
Ziekten Ademhalingswegen
-
Ongevallen/Vergiftigingen
Den R'dam Lei- DorHaag den drecht
- -
+
+ + + +
+
+
-
-
+
+
+
-
_
+
+
+
+
Totaal
+
+
+
+
De verschillen zijn met name zeer groot in de groep Ongevallen/Vergiftigingen en, Ziekten
in iets mindere mate
van de Ademhalingswegen.
in de hoofdgroep
Opvallend is dat de regio's
Delft en Westland en Midden-Holland in (vrijwel) alle hoofdgroepen een verlaagde sterfte kennen,
terwijl
deze in de steden
Rotterdam en Den Haag over de hele linie verhoogd is.
Figuur 3.4 laat de gestandaardiseerde totale sterfte in de vrouwelijke bevolking zien.
21
Figuur 3.4
Gestandaardiseerde sterfte vrouwen, 1980-1984
(P>.05)
verlaagd (P<.05)
verhoogd (P<.05) ^'.'.'.'.''.'.'.•.•>;-;-;v^'^^tiir|'.''.J>7:"r:rv'-'''->-'-i-'^'ii.'i'
Den Haag
Rotterdam
Leiden
Dordrecht
steden
B urbanisatiegraden l Ook hier zien we
een verlaagde totale sterfte
in de
regio's
Delft en Westland en Midden-Holland, en een verhoogde in Rijnmond. Het beeld bij de grote steden wisselt: Rotterdam en Dordrecht verhoogd, Leiden en Den Haag verlaagd. Bij de urbanisatieklassen zien we dat de plattelandsgemeenten (klasse A) een verlaagde sterfte hebben.
22
Tabel 3.2 bevat de significant afwijkende sterfte naar dezelfde doodsoorzaken als tabel 3.1 (zie hierbij ook de tabellen 5.3.b en 5 . 5 . ) . Tabel 3.2
Significant verhoogde (+) en verlaagde (-) gestandaardiseerde sterfte in de WVG-regio's en de grote gemeenten van Zuid-Holland 19801984 (vrouwen)
VROUWEN
WVG-regio's Leiden
's-Gra- Delft Midden Rijn- Dorvenhage en Hol- mond drecht West- land land
grote gemeenten Den R'dam Lei- DorHaag den drecht
Nieuwvormingen Ziekten Hartvaatstelsel Ziekten Adenhalingswegen Ongevallen/Vergiftigingen Totaal
Het patroon is hier iets wisselender dan bij de mannen. Ook voor de vrouwen geldt dat de grootste verschillen in sterfte te zien zijn in de hoofdgroep Ongevallen/Vergiftigingen en in iets mindere mate in die van Zieken van de Ademhalingswegen. De volgende resultaten hebben betrekking op de (totale) ziekenhuisopnamen. Een tweetal beperkingen dient hier te worden aangegeven. Ten eerste dat bij de WVG-regio's de regio Rijnmond is weggelaten; hetzelfde geldt voor de gemeente Rotterdam bij de grote steden. De reden hiervan is gelegen in de eerder vermelde onderrappor23
tage (zie ook par. 5.1). De tweede beperking hangt samen met het vermelden van de totale opnamen. Eveneens in par. 5.I., deel II wordt uitgelegd dat daarbij enige voorzichtigheid geboden is. Voor de volledigheid evenwel worden hier de totale ziekenhuisopnamen gepresenteerd.
Figuur 3.5 toont de verschillen in gestandaardiseerde totale ziekenhuisopnamen voor de mannen.
Het beeld is niet erg consistent met dat in figuur 3.3. MiddenHolland dat een verlaagde sterfte te zien gaf, heeft significant meer opnamen, terwijl ook de regio's 's-Gravenhage, Dordrecht en Delft en Westland een ander beeld te zien geven. Wat betreft de grote steden zien we dat Dordrecht meer opnamen kent, terwijl voor de sterfte hetzelfde geldt. Den Haag en Leiden geven bij de opnamen een ander beeld te zien dan bij de sterfte. Bij de urbanisatiegraden zien we hier hetzelfde als bij de sterfte laagd in de klassen A en B, verhoogd in klasse C).
24
(ver-
Figuur 3.5
Gestandaardiseerde 1984
verlaagd (P<.05) Den Haag
totale
hospitalisatie
(P>.05) Rotterdam
mannen,
verhoogd (P<.05) Leiden
Dordrecht
steden B
urbanisatiegraden j
Tabel 3.3 laat de verschillen zien
in opname voor een aantal
hoofdgroepen (zie verder de tabellen 5.4.a en 5.6).
25
Tabel 3.3
Significant verhoogde (+) en verlaagde (-) gestandaardiseerde ziekenhuisopnamen in de WVG-regio's (exclusief Rijmend*) en in de grote gemeenten (exclusief Rotterdam*) van Zuid-Holland 1984 (mannen)
M&NEN
grote gemeenten
WVG-regio's Lei- 's-Gra- Delft Midden Dorden verihage en Holdrecht West- land land
Den Lei- DorHaag den drecht
Nieuwvormingen Endocriene, voedings- en stofwisselingsziekten Ziekten Hartvaatstelsel Ziekten Spijsverteringsstelsel Ziekten Urogenitaalsysteem Ziekten Bewegingsstelsel Ongevallen/Vergiftigingen
* Zie par. 5.1.
Het beeld is wat wisselender dan bij de sterfte. Ook hier zijn waar het de WVG-regio's
betreft, de verschillen het grootst in
de hoofdgroep Ongevallen/vergiftigingen
(en tevens bij Endo-
criene ziekten en Ziekten van het urogenitaal systeem). Vergeleken bij de sterfte vallen enkele dingen op. Ten eerste dat de regio 's-Gravenhage van
significant minder opnamen kent tengevolge
Ongevallen/vergiftigingen, terwijl
de sterfte juist zeer
hoog is. In de tweede plaats dat vanuit de regio Delft en Westland zeer veel opnamen te zien zijn vanwege Ongevallen/vergifti-
26
gingen, terwijl
de sterfte zeer laag
is. Midden-Holland
slotte geeft een duidelijk verhoogde opname vanwege
ten-
Hartvaat-
ziekten te zien, terwijl de sterfte lager is dan verwacht. Bij de mannelijke bevolking van de grote gemeenten bestaan grote verschillen voor wat betreft Endocriene ziekten, Ziekten van het spijsverteringsstelsel en Ziekten van het bewegingsstelsel. In alle gevallen worden uit Dordrecht veel tot zeer veel mannen opgenomen.
Figuur 3.6 geeft de verschillen aan in gestandaardiseerde totale ziekenhuisopnamen voor de vrouwelijke bevolking.
Ook hier is het beeld niet consistent met de totale sterfte in figuur 3.4: De regio Leiden heeft minder opnamen dan verwacht, Dordrecht meer, terwijl Midden-Holland dat een verlaagde sterfte heeft, significant meer ziekenhuisopnamen kent (hetzelfde zagen we bij de mannen). Bij de grote steden zien we dat Dordrecht, evenals bij de sterfte, hoger zit dan verwacht, en Leiden lager. Den Haag, waar de sterfte onder de vrouwen verlaagd is heeft meer opnamen in ziekenhuizen.
27
Figuur 3.6
Gestandaardiseerde totale hospitalisatie vrouwen, 1984
verlaagd (P<.05)
(P>.05)
verhoogd (P<.05) #;:;:::3£|:$:^^
Den Haag
Rotterdam
Leiden
Dordrecht
steden ^^^^J-j-y-^É
B urbanisatiegraden
Tabel 3.4 tenslotte geeft voor de vrouwen de verschillen aan in een aantal hoofdgroepen (zie ook de tabellen 5. 4b en 5.6).
28
Tabel 3.4
Significant verhoogde (+) en verlaagde (-) gestandaardiseerde ziekenhuisopnamen in de WVG-regio's (exclusief Rijnmond*) en in de grote gemeenten (exclusief Rotterdam*) van Zuid-Halland 1984 (vrouwen)
VROUWEN
grote gemeenten
WVG-regio's Lei- 's-Gra- Delft Midden den venhage en HolWest- land land
Dordrecht
Den Lei- DorHaag den drecht
Nieuwvormingen Endocriene, voedings- en stofwisselingsziekten Ziekten Hartvaatstelsel Ziekten Spijsverteringsstelsel Ziekten Urogenitaalsysteetn Ziekten Bewegingsstelsel Ongevallen/Vergiftigingen
* Zie par. 5.1.
De WVG-regio's
geven de grootste verschillen te zien voor wat
betreft Endocriene
Ziekten en Ongevallen/vergiftigingen. De
regio Leiden kent voor een aantal hoofdgroepen minder opnamen dan verwacht. Bij de vrouwelijke bevolking van de grote gemeenten zien we grote verschillen in de hoofdgroepen Endocriene Ziekten, Ziekten van het bewegingsstelsel, het Urogenitaal systeem en bij Ongevallen/vergiftigingen. Opvallend is dat Dordrecht overal veel tot zéér veel opnamen kent (evenals bij de mannen). 29
Concluderend kan gesteld worden dat er grote verschillen bestaan tussen de regio's en gemeenten in bruto-sterfte en bruto-opna-
men.
Wanneer
de sterfte-
en ziekenhuisgegevens
gestandaardiseerd
worden naar leeftijd en geslacht worden deze verschillen over het algemeen duidelijk kleiner. Nochthans blijven de verschillen tussen de regio's en gemeenten in veel diagnosegroepen zeer aanzienlijk. De grootste verschillen doen zich voor in de hoofdgroep Ongevallen/vergiftigingen.
De sterfte is lager dan verwacht in de regio's Delft en Westland en Midden-Holland, zowel onder mannen als onder vrouwen. In de regio Rijnmond hebben de mannen een hogere totale sterfte. In de steden Rotterdam en Dordrecht is, onder mannen en vrouwen, de sterfte hoger dan verwacht. In Den Haag geldt hetzelfde voor de mannen; de sterfte onder vrouwen uit Leiden is lager dan verwacht.
Het beeld bij de ziekenhuisopnamen vertoont meer afwisseling dan dat bij sterfte. Hierbij is het lang niet overal zo dat een verhoogde of zelfs sterk verhoogde sterfte ook meer ziekenhuisopnamen betekent !
Enkele opvallende resultaten zijn dat uit de gemeente Dordrecht veel tot zeer veel mensen (mannen en vrouwen) worden opgenomen, dat de WVG-regio Dordrecht een relatief hoge opname kent in een aantal hoofdgroepen, terwijl dat voor de Leidse bevolking net andersom is, en dat in de WVG regio's Delft en Westland en Midden-Ho l l and, die beide een relatief lage sterfte kennen, dit beeld niet wordt bevestigd door de ziekenhuisopnamen.
30
De verschillen tussen de provincie Zuid-Holland en de rest van Nederland zijn minder spectaculair. Voor wat betreft sterfte zijn er weinig verschillen; de Zuid-Hollandse
vrouwen zitten
iets lager. Bij de ziekenhuisopnamen zien we dat deze zowel bij mannen als bij vrouwen
in Zuid-Holland verlaagd zijn ten op-
zichte van de rest van Nederland. Wat de mate van urbanisatie betreft is het zo dat de sterfte lager is in plattelandsgemeenten, en hoger dan verwacht in de stedelijke gemeenten (althans onder de mannen). Het beeld bij de ziekenhuisopnamen lager
is wisselend. Over het algemeen zijn deze
in de plattelandsgebieden en hoger dan verwacht
in de
stedelijke gemeenten.
Wanneer we de sterfte vergelijken met de ziekenhuisopnamen
zien
we, zo blijkt uit het voorafgaande, dat de resultaten weinig consistent zijn: een hoge sterfte in een bepaalde hoofdgroep gaat soms gepaard met een niet hoge of zelfs lage opname en omgekeerd. Erg vreemd is dat niet. Ten eerste omdat sterfte en ziekenhuisopname twee verschillende aspecten van ziekte weergeven; sterfte betreft per definitie ziekten die als (primaire) doodsoorzaak opgevoerd kunnen worden, terwijl ziekenhuisopnamen ook meer chronische ziekten omvatten. In de tweede plaats omdat bij ziekenhuisopnamen
zaken als aanbod van voorzieningen
en
verwijspatronen een rol (kunnen) spelen.
3.2
Opzet onderzoek
Zoals in paragraaf 1.2 beschreven staat, was de doelstelling van dit onderzoek na te gaan of, en zo ja, in hoeverre er verschillen zijn binnen de provincie Zuid-Holland enerzijds en tussen Zuid-Holland en Nederland anderzijds voor wat betreft het vóórkomen van ziekte. 31
Als maat voor het vóórkomen van ziekte is gekozen voor sterfte en ziekenhuisopnamen - de redenen hiervoor worden
in genoemde
paragraaf 1.4.1 weergegeven. Het is duidelijk dat sterfte en ziekenhuisopnamen slechts twee aspecten weergeven van het begrip ziekte, hoewel twee belangrijke. In het kader van dit onderzoek was het evenwel niet goed mogelijk andere ziektematen (bijvoorbeeld de ervaren gezondheidstoestand, te meten door middel van gezondheidsenquêtes, of bezoek aan huisartsen) erbij te betrek-
ken. Een tweede beperking is gelegen in het feit dat het onderzoek, en meer nog de presentatie van de resultaten, toegespitst zijn op een betrekkelijk gering aantal hoofdgroepen en diagnoserubrieken. Met name in het geval van een presentatie per hoofdgroep zijn er geen directe aanknopingspunten voor aetiologisch onderzoek, omdat één hoofdgroep ziekten kan bevatten met zeer verschillende oorzaken.
3.3
Beleidsrelevantie
In deze paragraaf worden enkele opmerkingen gemaakt over de relatie tussen dit (type) onderzoek en het beleid. De aanleiding tot dit onderzoek is gelegen - zie hoofdstuk 1in ontwikkelingen die zich de laatste jaren hebben voorgedaan, ontwikkelingen in de richting van een beleid waarin de gezondheidsproblemen van de bevolking als uitgangspunt van
beleid
worden genomen. Het zal duidelijk zijn dat er bij het voeren van een dergelijk beleid informatie nodig is over de gezondheidstoestand van de bevolking
(community-diagnosis).
Op landelijk niveau zijn er al veel gegevens beschikbaar, en inmiddels ook op provinciaal niveau. Informatie op subprovinciaal niveau is nog zeer schaars. 32
In dit rapport wordt getracht deze leemte op te vullen, waarbij enkele beperkingen in ogenschouw genomen dienen te worden. Ten eerste waren de middelen en de mogelijkheden
(in termen van
beschikbaarheid van gegevens) zodanig dat we ons tevreden moesten stellen met twee parameters van ziekte, namelijk sterfte en ziekenhuisopnamen.
In de tweede plaats hebben de
resultaten
betrekking op slechts enkele jaren (sterfte) of zelfs maar één jaar
(ziekenhuisopnamen).
Wil men bij middellange- en lange termijnbeleid uitgaan van de gezondheidstoestand van de bevolking, dan verdient het aanbeveling continu of periodiek dezelfde soort informatie te verzamelen, zodat ontwikkelingen
(trends
of trendbreuken) zichtbaar
gemaakt kunnen worden. De functie van community-diagnosis
is niet zozeer dat er een
directe lijn loopt naar praktisch beleid, maar veeleer dat op deze manier basisinformatie wordt verstrekt over de gezondheidstoestand van de bevolking. Bepaalde resultaten kunnen dan aanleiding vormen tot nader onderzoek en/of actie. Het spreekt voor zich dat in een dergelijke benadering ook plaats is voor andere informatie
over
de gezondheidstoestand
van de bevolking
dan
alleen sterfte en ziekenhuisopnamen.
33
D E E L
II
4.
BRUTO-STERFTE EN OPNAMEN IN ZUID-HOLLAND EN NEDERLAND
In dit hoofdstuk worden de bruto sterfte- en opnamecijfers weergegeven. Het betreft aantallen per 100.000 van de bevolking. De brutocijfers geven een globaal beeld van het feitelijk voorkomen van sterfte en ziekenhuisopnamen en de verschillen daarin tussen de onderzochte gebieden. We beperken ons in dit hoofdstuk in beginsel tot 1984. Voor wat betreft de vergelijking van ziekenhuisopnamen tussen Zuid-Holland en Nederland gaan we uit van 1983 omdat we van Nederland totaal de gegevens over 1984 nog niet tot onze beschikking hadden bij het begin van de gegevensverwerking.
Om praktische redenen beperken we ons bij de presentatie tot 15 diagnosegroepen (hoofdgroepen en onderverdelingen), namelijk de kwantitatief belangrijkste (d.w.z. met de hoogste aantallen per 100.000 van de bevolking). Hierop zijn twee uitzonderingen (zie ook 1.3.3): ziekten van het
zenuwstelsel.
Deze hoofdgroep is
buiten beschouwing gelaten; uit de hoofdgroep zwangerschap, bevalling en kraambed zijn de normale bevallingen weggelaten, zodat we als groep
overhouden de complicaties van zwangerschap,
bevalling en kraambed.
Per indeling (Nederland - Zuid-Holland, Zuid-Holland naar WVGregio's, grote gemeenten, urbanisatieklassen) worden eerst de sterftecijfers gepresenteerd, gevolgd door de opnamegegevens. In het vorige hoofdstuk is al aangegeven (zie 1.4.1) dat de ziekenhuisgegevens niet volledig zijn. In de eerste plaats omdat zij alleen op in de kliniek opgenomen ziektegevallen betrekking hebben. Poliklinische bezoeken en over het algemeen dagbehandelingen vallen buiten de SIG-registratie.
In de tweede plaats 37
zijn de ziekenhuisgegevens niet volledig omdat niet alle ziekenhuizen aan de registratie meedoen. Dit betreft twee oogziekenhuizen
(in Den Haag en Rotterdam), twee
vroedvrouwenklinieken
(idem) en twee algemene ziekenhuizen in Rotterdam, waarvan één zich toelegt op oncologie. De gepresenteerde gegevens over opnamen dienen dan ook met voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd.
4. l
Verschillen tussen Nederland en Zuid-Holland
In tabel 4.1 wordt de sterfte per 100.000 van de bevolking van Nederland en Zuid-Holland gegeven, alsmede die voor de verschillende urbanisatieklassen (deze laatste worden besproken in paragraaf
4.4).
De meest voorkomende doodsoorzaken zijn duidelijk hartvaatzlekten enerzijds en nieuwvormingen anderzijds.
Samen
zijn deze
hoofdgroepen voor bijna driekwart verantwoordelijk voor de totale sterfte. De overige hoofdgroepen volgen op grote afstand. Wat betreft de afzonderlijke diagnosen zien we dat de ischaemische hartziekten verreweg de belangrijkste doodsoorzaak vormen, op afstand gevolgd door cerebrovasculaire aandoeningen (CVA) en kanker van respectievelijk het spijsverteringsstelsel (tractus digestivus) en de ademhalingswegen (tractus respiratorius). De bruto verschillen tussen Nederland en Zuid-Holland zijn betrekkelijk gering. Zuid-Holland had in 1984, per 100.000 van de bevolking, over vrijwel de hele linie een sterfte die een fractie (ca. 4%) hoger was dan die in Nederland totaal.
38
Tabel 4.1
Sterfte per 100.000 van de betreffende (totale) bevolking, 1984 Nederland
Zuid-Holland
Nieuwvormingen totaal . tr. respiratorius . tr. digestivus . tr. urogenital is • iflsnnici
231 60 70 37 20
250 66 73 41 23
182 50 54 30 18
201 49 57 35 19
289 79 86 46 26
Ziekten van het hart-vaatstelsel . ischaemische hartziekten . CVA
370 174 85
377 176 86
256 125 62
293 137 64
445 206 103
Ziekten van de ademhalingswegen . pnenoDnie en influenza . CARA
59 23 31
59 24 31
34 13 18
47 21 22
70 27 39
Ziekten van het spijsverteringsstelsel
29
33
22
25
39
Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden
26
26
15
18
32
Ongevallen en vergiftigingen
33
34
16
26
41
823
860
588
Totaal
Zuid-Holland naar urbanisatiegraad* A B C
678 1008
* Zie paragraaf 4.4.
Tabel 4.2 laat het aantal ziekenhuisopnamen zien per 100.000 van de bevolking
van Nederland en Zuid-Holland,
alsmede dat
100.000 van de verschillende urbanisatieklassen (zie
per
paragraaf
3.4). Omdat we tijdens de gegevensverwerking niet de beschikking hadden over de gegevens van Nederland over het jaar 1984, presenteren we hier de gegevens voor 1983.
39
Tabel 4.2
Ontslagen ziekerihuispatignten per 100.000 van de betreffende (totale) bevolking, 1984 (en 1983) Nederland 1983
Zuid-Holland 1983*
897 672
863 676
Nieuwvormingen totaal . maligne neoplasma
Ziekten van het hart-vaatstelsel 1266 . ischaemische hartziekten 454
1261 441
Zuid-Holland naar urbanisatiegraad** A B C 751 607
796 963 610 792
948 1076 1489 343 397 524
Ziekten van de ademhalingswegen
876
825
728
674
Ziekten van het spijsverteringsstelsel
963
936
803
860 1007
1002 519
873 486
918 1004 490 507
Ziekten van het urogenitaal systeem 1010 . vrouwelijke geslachtsorganen 519
778
Complicatie van zwangerschap, bevallingen en kraambed
787
737
682
708
770
Ziekten van het bewegingsstelsel
983
849
831
833
906
Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden
531
431
372
426
538
781 439
700 353
662 613 760 345 315 385
342
347
316
Ongevallen en vergiftigingen . fracturen en intracranieel letsel . overige Ibtaal
9971
9352
298 376
8083 8363 9985
* Zuid-Holland 1984: 9271 ** Zie paragraaf 4.4
Ook bij de opnamen is de grootste hoofdgroep die van de ziekten van het hartvaatstelsel, geleidelijk gevolgd
door de
andere
hoofdgroepen. Ten opzichte van het beeld bij sterfte scoren hier enkele hoofdgroepen vrij hoog: urogenitaalsysteem, ziekten van 40
het bewegingsstelsel en complicaties van zwangerschap, bevalling en kraambed.
Zuid-Holland had in 1983 per 100.000 van de bevolking iets (ca. 7%) minder opnamen dan Nederland. Dit verschil zou bij gelijke participatie in de SIG-registratie nog kleiner zijn geweest. Het - kleine - verschil doet zich in de meeste diagnosegroepen voor, met uitzondering van maligne neoplasma en hart-vaatziekten, waar geen verschil is.
4.2
Verschillen tussen de WVG-regio's in Zuid-Holland
Tabel 4.3 laat de sterfte zien per 100.000 van de verschillende WVG-regio's in Zuid-Holland in 1984.
In alle regio's zien we dat hartvaatziekten en nieuwvormingen duidelijk de meest voorkomende hoofdgroepen zijn, evenals in Nederland en Zuid-Holland totaal. Wat betreft de afzonderlijke diagnosen springen ook hier ischaemische hartziekten eruit, op afstand gevolgd door CVA en kanker van het spijsverteringsstelsel
(tractus digestivus) en van de ademhalingswegen
(tractus
respiratorius).
De totale bruto-sterfte is het hoogst in de regio 's-Gravenhage, gevolgd door de regio Rijnmond. Beide regio's hebben een hogere sterfte dan Zuid-Holland totaal. Deze hogere sterfte zien we in (vrijwel) alle diagnosegroepen. De regio's Leiden, Delft
en
Westland, Midden-Holland en Dordrecht zitten duidelijk onder de 860 per 100.000 van de provincie Zuid-Holland.
Deze lagere
sterfte doet zich voor in (vrijwel) alle diagnosegroepen.
41
Tabel 4.3
Sterfte per 100.000 van de betreffende (totale) bevolking, 1984 regio Leiden
regio 's Gravenhage
210 54 62 36 16
294 70 89 51 32
189 50 , 55 34 20
190 53 46 37 16
271 76 79 42 24
230 61 71 36 20
455
293
287
408
347
203 117
142 62
140 68
191 86
164 77
53
75
38
47
61
51
24 25
30 40
17 18
21 23
24 33
15 30
Ziekten van het spijsverteringsstelsel
27
44
25
21
35
26
Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden
20
39
15
22
29
14
Ongevallen en vergiftigingen
26 .
45
19
24
38
23
1046
654
648
927
763
Nieuwvormingen totaal . tr. respiratorius . tr. digestives . tr. urogenitalis • msniDa
Ziekten van bet hart-vaatstelsel 301 . ischaemische hartziekten 144 . CVA 71 Ziekten van de ademhalingswegen . pneumonie en influenza . CARA
Totaal
709
regio Delft en Westland
regio MiddenHolland
regio regio Rijn- Dormond drecht
In tabel 4.4 wordt het aantal ziekenhuisopnamen per 100.000 van de bevolking van de verschillende weergegeven.
42
Zuid-Hollandse W V G - r e g i o ' s
Tabel 4.4
Ontslagen ziekenhuispatiënten per 100.000 van de betreffende (totale) bevolking, 1984
Nieuwvormingen totaal . maligne neoplasm
regio Leiden
regio 's Gravenhage
859 685
1137 946
Ziekten van bet hartvaatstelsel 1031 . ischaemische hartziekten 348
regio Delft en Westland 763 607
regio MiddenHolland
regio Rijnmond
regio Dordrecht
730 584
824 657
836 651
1516
1105
1275
1363
1231
519
361
538
508
413
860
696
562
980
641
889
Ziekten van het spijsverteringsstelsel 861
1070
831
861
901
1033
1073
1108
962
898
992
606
587
452
419
580
Ziekten van de ademhalingswegen
Ziekten van het urogenitaal systeem 848 . vrouwelijk geslachtsorganen 442 Complicatie van zwangerschap, bevalling en kraambed
638
893
745
1007
622
805
Ziekten van het bewegingsstelsel
899
883
910
913
793
1009
Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden 475
526
494
483
460
511
764
877
632
669
730
411 353
433 444
314 318
323 346
387 343
10.099
9097
9625
Ongevallen en vergiftigingen 602 . fracturen en intracranieel letsel 320 . overige 281 Totaal
8647
8753
9884
43
Het relatieve aandeel van de verschillende diagnosegroepen vertoont hetzelfde beeld als in Zuid-Holland
totaal:
hartvaatziek-
ten scoren het hoogst (behalve in de regio Delft en Westland), terwijl ziekten van het urogenitaal systeem, het bewegingsstelsel, alsook complicaties van zwangerschap, bevalling en kraambed een veel hoger relatief aandeel hebben dan bij sterfte.
In tegenstelling tot de sterfte zit de regio Rijnmond voor wat betreft ziekenhuisopnamen onder het niveau van de Zuid-Hollandse bevolking in 1984 (d.w.z. onder de 9271 per 100.000). Behalve met betrekking tot de groep hart-vaatziekten die in Rijnmond een hogere frequentie van voorkomen heeft dan in Zuid-Holland
to-
taal, zit Rijnmond in alle andere diagnosegroepen lager. Eerder werd vermeld dat in Rotterdam twee algemene ziekenhuizen niet deelnemen aan de SIG-registratie! Eveneens in tegenstelling tot wat we bij de sterfte zien, zitten de regio's Midden-Holland en Dordrecht iets boven het niveau van de provincie. Delft zit op ongeveer hetzelfde niveau als de provincie, terwijl Den Haag evenals bij de sterfte boven het provinciaal niveau zit. Leiden tenslotte zit lager dan de provin-
cie.
De verschillen ten opzichte van de provincie zijn niet gelijkmatig verdeeld over de diagnosegroepen. Enkele dingen vallen op: Leiden:
veel minder hart-vaatziekten, veel meer ziekten van de ademhalingswegen; 1 s-Gravenhage: relatief veel meer nieuwvormingen en complicaties van zwangerschap, bevalling en kraambed; Delft en Westland: zeer wisselend beeld; relatief veel ongevallen en ziekten van het urogenitaal systeem. De eerste drie à vier hoofdgroepen scoren relatief laag; Midden-Holland: weinig nieuwvormingen; ademhalingsziekten en complicaties van zwangerschap, bevalling en kraambed zijn uitschieters omhoog;
44
Rijnmond:
Dordrecht:
4.3
over de hele linie wat lager dan Zuid-Holland, behalve hart-vaatziekten die hoger scoren; meer ademhalingsziekten, minder nieuwvormingen.
Verschillen tussen de grote gemeenten van Zuid-Holland
Tabel 4.5 laat de sterfte zien per 100.000 van de bevolking van de grote steden in Zuid-Holland en de overige gemeenten.
In vergelijking met de totale sterfte per 100.000 in de provincie Zuid-Holland (860, zie tabel 3.1) is de sterfte in Den Haag en Rotterdam duidelijk hoger. Dordrecht zit ook nog iets hoger. Leiden zit iets onder het provinciale niveau, terwijl de overige gemeenten samen een duidelijk lagere sterfte per 100.000 hebben. De hierboven genoemde verschillen zijn
redelijk gelijkmatig
verdeeld over de verschillende diagnosegroepen, zeker voor wat betreft de kwantitatief belangrijkste.
45
label 4.5 Sterfte per 100.000 van de betreffende (totale) bevolking, 1984 Den Haag
Rotterdam
Leiden
Dordrecht
Best
327 80 98 58 33
336 101 98 51 27
247 64 69 41 22
276 72 86 42 25
206 53 60 34 20
508
522
346
411
305
228 136
241 111
173 86
184 90
145 67
88
79
60
73
46
35 49
31 44
27 31
20 43
19 23
Ziekten van het spijsverteringsstelsel
50
45
36
30
25
Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden
44
42
22
15
18
Ongevallen en vergiftigingen
53
49
34
32
25
1174
1178
811
925
695
Nieuwvormingen totaal . tr. respiratorius . tr. digestivus . tr. urogenital is • TD&LiiiA
Ziekten van het hart-vaatstelsel . ischaemische hartziekten . CVA Ziekten van de ademhalingswegen . pneumonie en influenza . CARA
Totaal
Tabel 4.6 geeft het aantal ziekenhuisopnamen per 100.000 van de bevolking van de grote gemeenten. Dordrecht,
dat qua sterfte vergelijkbaar
is met Zuid-Holland
totaal, heeft het hoogste aantal opnamen per 100.000, gevolgd door Den Haag. Beide steden zitten duidelijk boven de 9271 per 100.000 van de Zuid-Hollandse bevolking. Rotterdam zit een fractie boven Zuid-Holland totaal; eerder is er reeds op gewezen dat 46
le) bevolking, 1984 Den Haag
Rotterdam
Leiden
Dordrecht
Rest
Nieuwvormingen totaal . maligne neoplasna
1218 1037
881 720
979 803
984 749
804 631
Ziekten van het hartvaatstelsel . ischaemische hartziekten
1667
1606
1325
1505
1119
562
604
451
462
404
774
705
908
1138
708
1133
980
927
1224
868
1055
955
805
1180
942
594
436
400
701
491
Complicatie van zwangerschap, bevalling en kraambed
923
671
567
974
716
Ziekten van het bewegingsstelsel
872
725
911
1136
902
Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden
550
532
591
680
442
838
738
634
835
656
450 388
352 386
331 303
454 381
333 322
9305
11.794
8738
Ziekten van de ademhalingswegen Ziekten van het spijsverteringsstelsel Ziekten van het urogenitaal systeem . vrouwelijk geslachtsorganen
Ongevallen en vergiftigingen . fracturen en intracranieel letsel . overige Totaal
10.672
9511
47
de gegevens over de Rotterdamse bevolking met de nodige voorzichtigheid dienen te worden bezien, vanwege de non-participatie van twee algemene ziekenhuizen aan de SIG-registratie. heeft evenveel opnamen per 100.000 als de provincie
Leiden totaal,
terwijl de overige gemeenten samen daar duidelijk onder zitten. Wat het aandeel van de verschillende diagnosegroepen betreft zien we het volgende beeld: Den Haag:
relatief veel nieuwvormingen (vooral maligne); Rotterdam: relatief veel hart-vaatziekten (hoewel hier voorzichtigheid is geboden bij de interpretatie); Leiden: relatief veel ziekten van de ademhalingswegen en symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden; relatief weinig complicaties van zwangerschap, bevalling en kraambed; Dordrecht: veel opnamen over de hele linie; Overige gemeenten: geen grote uitschieters.
4.4
Verschillen tussen gemeenten naar urbanisatiegraad
Tabel 4.1 bevat ook de sterfte per 100.000 van de bevolking van de gemeenten van Zuid-Holland, ingedeeld naar urbanisatiegraad. Hier zien we dat de sterfte in alle diagnosegroepen
veel lager
is in de gemeenten met urbanisatiegraad A, de plattelandsgemeenten, dan het provinciale niveau. Ook in de B-gemeenten is de sterfte nog lager, terwijl in de steden (C-gemeenten) de sterfte per 100.000 over de hele linie duidelijk hoger is dan die in Zuid-Holland totaal.
Hetzelfde beeld doet zich voor bij de ziekenhuisopnamen tabel 4.2).
(zie
Ook hier zien we, bij alle diagnosegroepen, het
aantal opnamen per 100.000 van de bevolking oplopen van laag (urbanisatiegraad A en B) naar hoog (urbanisatiegraad
48
C).
5.
VOOR LEEFTIJD EN GESLACHT GECORRIGEERDE STERFTE EN OPNAMEN
In het vorige hoofdstuk werd aandacht geschonken aan de brutosterfte en opnames:
aantallen per 100.000 van de betreffende
bevolking. Deze bruto-cijfers
zeggen iets over het feitelijke
voorkomen van sterfte en ziekenhuisopnamen
in de bevolking.
In dit hoofdstuk worden de verschillen gepresenteerd zoals die naar voren komen nadat rekening is gehouden met verschillen in bevolkingsopbouw voor wat betreft leeftijd en geslacht.
5.l
Analyse-methode
In hoofdstuk 2 bleek dat deze bevolkingsopbouw nogal uiteen kan lopen. Gekozen is voor een indirecte standaardisering. Deze levert voor sterfte gestandaardiseerde mortaliteitsratio's (SMR's) op, en voor ziekenhuisopnamen gestandaardiseerde hospitalisatieratio's (SHR's). Deze ratio's geven de verhouding weer
tussen
enerzijds de werkelijke aantallen gevallen die in een bepaalde periode zijn geteld en anderzijds het aantal gevallen dat op grond van de leeftijds- en geslachtsspecifieke
cijfers van een
standaardbevolking verwacht zou worden. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. In tabel 5.1 staan achter Nieuwvormingen totaal twee SMR's die betrekking hebben op mannen, één voor de provincie Zuid-Holland en één voor de rest van Nederland. De standaardbevolking is hier de som van de twee, dus de totale Nederlandse mannelijke leeftijdsspecifieke
bevolking. Op grond van
sterfte ten gevolge van
de
"Nieuwvormingen
totaal" onder de Nederlandse mannen is het aantal sterfgevallen berekend dat in de groep Nieuwvormingen totaal onder de ZuidHollandse mannen en onder de mannen in de rest van Nederland
49
verwacht zou worden
indien beide dezelfde
leeftijdsspecifieke
sterfte zouden hebben als de mannen in Nederland totaal. Het blijkt nu dat de werkelijke
sterfte-aantallen zodanig zijn
dat deze onder de Zuid-Hollandse mannen 3% hoger ligt (de SMR bedraagt 1,03) en onder de mannen in de rest van Nederland 1% lager (de SMR bedraagt 0,99).
De standaardisatie geschiedt in enkele stappen (zie ook Van der Maas & Habbema, 1981 en Armitage, 1971): de eerste stap is een toets op homogeniteit. Nagegaan wordt hierbij of en in hoeverre de verhoudingen tussen verwachte en werkelijke aantallen min of meer gelijk zijn voor de verschillende leeftijdsklassen per regio*. Het kan immers zo zijn dat een relatief hoge of lage ratio wordt veroorzaakt door een grote, al dan niet eenmalige, uitschieter in een bepaalde leeftijdsklasse. Zeker wanneer men aan ratio's waarde wil toekennen met het oog op beleidsconsequenties is het van belang dat er sprake is van een zekere
homogeni-
teit; vervolgens is door middel van een chi-kwadraattoets nagegaan of er werkelijk verschillen bestaan tussen de SMR's/SHR's (met andere woorden of, gegeven een bepaalde diagnosegroep, de SMR/SHR van Zuid-Hollandse mannen afwijkt van die van de mannen in de rest van Nederland, enz.); tenslotte is in geval van verschillen tussen nagegaan welke SMR's/SHR's
SMR's/SHR's
significant afwijken van de
verwachte waarde: 1.00.
*Hierbij bleek het nodig bij de (kleinste) WVG-regio's leeftijdsklassen samen te voegen teneinde voldoende hoge aantallen per klasse te verkrijgen. Deze klasse-indeling is ook gehanteerd bij andere indelingen (Zuid-Holland vs rest Nederland, grote gemeenten, urbanisatieklassen).
50
Over de wijze van presenteren dient opgemerkt
te worden dat
slechts die hoofdgroepen en afzonderlijke diagnosen worden gepresenteerd in de tabellen die: kwantitatief gezien belangrijk zijn (in termen van aantallen per 100.000 van de bevolking); een redelijke homogeniteit te zien geven. De groep ziekten van de ademhalingswegen die kwantitatief gezien belangrijk is, komt niet voor in de tabellen met SHR's omdat er sprake is van een enorme heterogeniteit.
In enkele gevallen worden in de tabellen geen SMR's/SHR's gegeven. Dit is het geval indien de betreffende ziekte weinig voorkomt bij dat geslacht (bijvoorbeeld nieuwvormingen van de mamma bij mannen) en/of wanneer er sprake is van forse heterogeniteit (met als uitzondering de totalen; deze worden voor de volledigheid vermeld).
De SMR's hebben betrekking op de periode 1980-1984. Sommatie maakt de aantallen groter, waardoor bepaalde verschillen eerder significant blijken te zijn. De SHR's hebben betrekking op 1984 en, in geval van een vergelijking tussen Zuid-Hol land 'en de rest van Nederland, op 1983 (zie 1.4.1). Omdat in 1984 twee algemene ziekenhuizen in Rotterdam niet meededen aan de SIG-registratie is er voor wat Rotterdam en Rijnmond betreft sprake van onderrapportage. Bij de presentatie van SHR's van de WVG-regio's en de grot« gemeenten worden de regio Rijnmond en de gemeente Rotterdam in de tabellen in dit hoofdstuk dan ook weggelaten. In bijlage 6 worden dezelfde tabellen nogmaals weergegeven, maar dan inclusief regio Rijnmond en de gemeente Rotterdam.
51
Verschillen tussen Nederland en Zuid-Holland
5.2
Tabel 5.1 laat de SMR's zien van Zuid-Holland versus de rest van Nederland. Tabel 5.1 Gestandaardiseerde Mortaliteitsratio's (aiR's) van Zuid-Holland en de rest van Nederland 1980-1984 MATOŒN ZuidRest Nederland Holland Nieuwvormingen totaal . tr. respiratorius . tr. digestivus . tr. urogenitalis
VROUWEN Rest ZuidNederland Holland
L 03 1.07 .98 1.06 -
.99 .98 1.00 .98 -
1.01 .97 1.03 1.02
1.00 1.01 .99 .99
Ziekten van hartvaatstelsel . ischaemische hartziekten . CVA
.97 .97 .98
1.01 1.01
1.01 1.01
1.01
.96 .96 .96
Ziekte van ademhalingswegen . CARA
1.00 1.01
1.00 1.00
1.00 -
1.00 -
Cngevallen en vergiftigingen 1.00
1.00
1.00
1.00
Totaal
1.00
• flfMMïinEI
.99
.97
1.01
1.01
Cursivering betekent een significant verschil met de verwachte waarde: 1.00 (p<.05)
Evenals bij
de bruto-sterfte
(tabel 4.1) zijn er geen grote
verschillen. De Zuid-Hollandse
vrouwen hebben een iets lagere
totale sterfte sterfte
dan de vrouwen in de rest van Nederland. De
aan hart-vaatziekten is
in Zuid-Holland
iets en sig-
nificant lager dan in de rest van Nederland. De Zuid-Hollandse mannen hebben dezelfde totale sterfte als
in
de rest van Nederland. In de groep Nieuwvormingen zitten ze over het algemeen iets hoger, terwijl de sterfte 52
ten gevolge van
Hartvaatziekten significant lager is dan die onder de mannen in de rest van Nederland.
De SMR's berekend voor de afzonderlijke jaren geven in globale zin hetzelfde beeld te zien, zij het dat er minder significante verschillen zijn.
Tabel 5.2 bevat de SHR's van Zuid-Holland en de rest van Nederland in 1983. Hoewel er bij de totale opnamen sprake was van een zeer forse heterogeniteit worden de SHR's hier, voor de volledigheid, weergegeven.
Wat
betreft de afzonderlijke diagnosegroepen zien we bij de
mannen dat Zuid-Holland over (vrijwel) de hele linie iets lager zit. Bij de maligne neoplasma (kwaadaardige gezwellen) wijkt dat iets af van het beeld bij de sterfte. Hierbij wordt wederom aangetekend dat in Zuid-Holland een oncologische kliniek niet aan de SIG-registratie meedoet. De SHR's in de groep Hartvaatstelsel zijn evenals de SMR's lager onder de Zuid-Hollandse mannen. Bij de vrouwen zijn de SHR's voor Zuid-Holland in alle diagnosegroepen lager, met in een aantal gevallen forse verschillen (bijvoorbeeld CVA, ziekten bewegingsstelsel, fracturen). Ook bij de vrouwen
is het beeld niet helemaal hetzelfde als
bij
de
sterfte: maligne Nieuwvormingen en ongevallen geven voor de Zuid-Hollandse vrouwen lagere SHR's te zien dan voor de vrouwen in de rest van Nederland, terwijl dat bij de sterfte niet zo is (ten aanzien van Nieuwvormingen geldt uiteraard dezelfde kanttekening als die welke bij de mannen werd geplaatst). De SHR's in de groep Hartvaatziekten zijn lager voor Zuid-Hollandse vrouwen; hetzelfde geldt voor de SMR's.
53
Tabel 5.2 Gestandaardiseerde Hospitalisatie-ratio's (SHR's) van Zuid-Holland en de rest van Nederland, 1983 MANEN ZuidRest Holland Nederland
VROUWEN ZuidRest Holland Nederland
0.91 0.94
1.03 1.02
1.00
0.94
1.02
0.94 0.92 0.90
1. 02 1.02 1.03
0.95 0.95 0.87
1.02 1.02 1.04
Ziekten van het spijsverteringsstelsel
0.95
1.01
0.95
1.01
Ziekten van het urogenitaal systeem . nieren en urinewegen
0.97 0.98
1.01 1.01
0.98
1.01
0.54
1.05
0.90
1.03
0.99
0.86 0.97
1.04, 1.01
(1.02)
(0.92)
(1.02)
Nieuwvormingen totaal . maligne neoplasma . bénigne neoplasma
0.98 0.74
1.01 1.07
Endocriene, voedings- en stofwissel ingsziekten
1.00
Ziekten van hartvaatstelsel . ischaemische hartziekten . CVA
Ziekten van het bewegingsstelsel Ongevallen en vergiftigingen . fracturen (minus schedelfracturen) . overig 1.04 Totaal
(0.92)
Cursivering betekent een significant verschil met de verwachte waarde: 1.00 (p<.05)
54
5.3
Verschillen tussen de WVG-regio's
De tabel 5.3.a bevat de SMR 's van de mannelijke bevolking van de WVG-regio's in Zuid-Holland. Tabel 5.3.a
Gestandaardiseerde Mortaliteitsratio's (EMR's) van de 6 WVG-regio's in Zuid-Holland 1980-1984 (nennen) Leiden
Nieuwvormingen totaal . tr. respiratorius . tr. digestivus . tr. urogenitalis . iDanma
1.01 .96 .98 .95 -
MANNEN 's-Gra- Delft en Midden- Rijn- Dordrecht venhage Westland Holland mond .98
.95 1.02 1.09 -
.87 .97 -
.88 .86 .80 .92 -
1.03 1.06 1.07 .99 -
.88 .90 .82
1.03 1.07 .99
.98 .98
.99 1.02 .91 .95
—
1.04
Ziekte van hartvaatstelsel . ischaemische hartziekten . CVA
.94 .91 .92
1.02 1.01
1.13
.86 .81 .88
Ziekten van ademhalingswegen . CARA
.92 .88
1.10 1.08
.87 .85
.76 .78
1.03
1.06
.98 .96
Ongevallen en vergiftigingen
.92
1.16
.79
.77
1.05
.90
Totaal
.98
1.01
.92
.91
1.03
1.00
1.01 1.02
Cursivering betekent een significant verschil met de verwachte waarde: 1.00 (P<-05)
Wat betreft de totale sterfte onder de mannen (tabel 5.3.a) valt te constateren dat de regio Rijnmond een significant hogere SMR heeft dan de andere WVG-regio's. Hetzelfde was het geval met de brutosterfte (tabel 4.3). De regio 's-Gravenhage die de hoogste bruto-sterfte te zien g a f , heeft geen hoge SMR. De SMR's voor de totale sterfte in de regio Delft en Westland en de regio MiddenHolland zijn duidelijk lager (het verschil met Rijnmond is meer dan 10%); hetzelfde beeld was ook te zien bij de bruto-sterfte. 55
De afzonderlijke
diagnosegroepen geven een aantal forse ver-
schillen te zien tussen de verschillende
regio's. De regio
1
s-Gravenhage kent een relatief hoge sterfte ten gevolge van
CVA, Ziekten van de ademhalingswegen en Ongevallen/vergiftigin-
gen. Leiden zit laag met CARA. De regio Delft en Westland, die een lage totale sterfte heeft, heeft lage SMR's voor met name Hartvaatziekten, Ziekten van de ademhalingswegen en Ongevallen en vergiftigingen. Hetzelfde geldt voor Midden-Holland; hier zijn de SMR's voor Nieuwvormingen bovendien duidelijk de laagste van alle WVG-regio's. De regio Rijnmond heeft over de hele linie een hogere sterfte. Dordrecht geeft een enigszins wisselend beeld te zien.
De SMR's berekend over de afzonderlijke jaren, geven voor de totale sterfte ongeveer hetzelfde beeld te zien als in bovenstaande tabel. Op het niveau van de diagnosegroepen zijn er nogal wat verschillen tussen de jaren
(hoewel deze over het
algemeen niet significant zijn).
Tabel 5.3.b bevat de SMR's van de vrouwelijke bevolking van de WVG-regio's. De SMR's voor de totale sterfte geven een vergelijkbaar beeld te zien als dat bij de mannen. Evenals bij de bruto-sterfte
(in de totale bevolking) zijn de SMR's van
de
regio's Delft en Westland en Midden-Holland lager, hoewel niet erg uitgesproken. Ook bij de vrouwen is de SMR voor de totale sterfte in de regio 's-Gravenhage niet hoog, in tegenstelling tot wat gezien wordt bij de bruto-sterfte. Ook bij de vrouwen zijn forse verschillen te constateren tussen de regio's wanneer gekeken wordt naar de afzonderlijke diagnosegroepen.
56
De regio Leiden heeft een hoge sterfte aan Ziekten van de ademhalingswegen, terwijl Nieuwvormingen van de mamma laag scoort. De regio
's-Gravenhage
heeft een hoge sterfte aan respectieve-
lijk Nieuwvormingen van de mamma, Ziekten van de ademhalingswegen en Ongevallen en vergiftigingen.
Tabel 5.3.b
Gestandaardiseerde Mortaliteitsratio's (SMR's) van de 6 WVG-regio's in Zuid-flolland 1980-1984 (vrouwen) VROUWEN
Lei- 's-Gra- Delft en Midden- Rijn- Dordrecht den venhage Westland Holland mond Nieuwvormingen totaal . tr. respiratorius . tr. digest ivus . tr. urogenital is . msnraa
.99 .97 .94 .89
1.00 .99 1.03 1.10
.90 .93 .71 .90
.88 .87 .87 .77
1.03 1.03 1.07 1.05
1.03 1.08 .99 .89
Ziekte van hartvaatstelsel . ischaemische hartziekten . CVA
.96 .94 .94
.97 .94 1.05
.96 .94 .92
1.00 .93 1.01
1. 02 1.06 .98
1.07 1.08 1.04
Ziekten van ademhalingswegen 1.11 . CARA -
1.17 -
.88 -
.84 -
.93 -
.83 -
Ongevallen en vergiftigingen
.90
1.23
.93
.58
.95
.98
Totaal
.98
.99
.96
.96
1. 02
1.03
Cursivering betekent een significant verschil met de verwachte waarde: 1.00 (P<-05)
De regio Delft en Westland heeft een lage sterfte ten gevolge van Nieuwvormingen, met name die van de tr. van Ziekten van de ademhalingswegen is
urogenitalis. De SMR relatief
laag,
hoewel
niet significant. Midden-Holland kent een lage sterfte aan Nieuwvormingen en Ziekten van de ademhalingswegen;
ook is de SMR van Ongevallen en
vergiftigingen zeer laag (het verschil met 's-Gravenhage is meer dan een factor 2!). 57
Rijnmond heeft in een aantal diagnosegroepen een iets verhoogde sterfte
(Nieuwvormingen, Hartvaatziekten), terwijl in andere
(Ziekten van de ademhalingswegen) de SMR lager is. De regio Dordrecht tenslotte geeft ook bij de vrouwen een wisselend beeld te zien: de hoogste SMR in de hoofdgroep ziekten van het Hartvaatstelsel, de laagste voor Ziekten van de ademhalingswegen.
De afzonderlijke jaren geven voor wat betreft de totale sterfte globaal hetzelfde beeld te zien als in tabel 5.3.b. De SMR's voor de verschillende diagnosegroepen verschillen soms nogal van jaar tot jaar, hoewel ook hier niet significant.
Tabel 5.4. a bevat de SHR's van de mannelijke bevolking van de WVG-regio 's (minus Rijnmond, zie de inleidende opmerkingen aan het begin van dit hoofdstuk). Hoewel er bij de totale opnamen sprake was van een vrij grote heterogeniteit worden de SHR's ook hier, voor de volledigheid, weergegeven.
Tussen de regio's bestaan grote verschillen wanneer naar afzonderlijke diagnosegroepen wordt gekeken. De regio Leiden heeft de hoogste SHR in de hoofdgroep Nieuwvormingen; hetzelfde geldt voor de maligne neoplasma, dit in tegenstelling tot de sterfte
(tabel 5.3.a). Uit deze regio worden
veel mannen met een bénigne neoplasma opgenomen. De SHR's voor Hartvaatziekten en ongevallen/vergiftigingen zijn de laagste van alle regio's; de sterfte in deze hoofdgroepen was ook relatief laag. 1
s-Gravenhage heeft relatief veel opnamen ten gevolge van CVA:
hetzelfde geldt voor de sterfte. De SHR's voor Ongevallen en vergiftigingen zijn relatief laag, in tegenstelling tot de SMR die hoog is. De SHR van Ziekten van het bewegingsstelsel laag. 58
is ook
De regio Delft en Westland heeft een hoge SHR voor Ongevallen/vergiftigingen, dit terwijl de sterfte duidelijk lager is. Verder worden uit deze regio relatief veel mensen opgenomen vanwege Ziekten van het urogenitaal systeem, terwijl de SHR van bénigne neoplasma juist laag is (groot verschil met Leiden). Tabel 5.4.a
Gestandaardiseerde Hospitalisatieratio's (EHR's) van de WVG-re-
gio's (exclusief Rijnmond) in Zuid-Holland 1984 (mannen) MANNEN Delft en MiddenWestland Holland
Dordrecht
Leiden
's-Gravenhage
Nieuwvormingen totaal . maligne neoplasma . bénigne neoplasma
1.08 1.06 1.26
1.01 1.03 0.89
0.99 1.02 0.71
0.90 0.89 0.97
0.94 0.92 1.11
Endocriene-, voedings- en stofwisselingsziekten
0.91
0.92
0.95
1.04
1.28
Ziekten van het hartvaatstelsel 0.92 . ischaemische hartziekten 0.91 . CVA 0.89
1.00 0.98 1.11
0.98 0.93 0.91
1.16 1.33 1.07
1.03 1.02 0.89
Ziekten van het spijsverteringsstelsel
0.94
1.04
0.94
0.95
1.06
Ziekten van het urogenitaal systeem . nieren en urinewegen
0.94 0.88
0.94 0.96
1.18 1.19
1.21 1.10
0.96 1.04
Ziekten van het bewegingsstelsel
1.02
0.87
1.04
1.10
1.14
0.95
1.25
0.96
1.07
0.96 0.95
1.19 1.35
0.78 1.00
1.13 1.02
(1.01)
(1.08)
(1.06)
Ongevallen en vergiftigingen 0.89 . fracturen (minus schedelfracturen) 0.96 . overig 0.86 Totaal
(0.99) (0.95)
Cursivering betekent een significant verschil met de verwachte waarde: 1.00 (p<-05)
59
Midden-Holland kent relatief weinig opnamen
in de hoofdgroep
Nieuwvormingen: de sterfte is ook laag. Hartvaatziekten, en dan met name ischaemische hartziekten, geven een hoge SHR te zien, terwijl de sterfte juist laag is. De hoofdgroep Ongevallen/vergiftigingen die een lage sterfte te zien geeft, kent niet een duidelijk verlaagde opname. Verder heeft de hoofdgroep Ziekten van het urogenitaal systeem de hoogste SHR van alle regio's. Dordrecht tenslotte heeft een signifcant lagere opname in de hoofdgroep Nieuwvormingen, terwijl de sterfte niet lager is. De SHR van de hoofdgroep Ongevallen en vergiftigingen is relatief hoog, terwijl de sterfte verlaagd is (hoewel niet significant). Enkele uitschieters vallen nog op: hoge SHR's bij Endocriene ziekten en die van het bewegingsstelsel, en een lage SHR voor
CVA.
Tabel 5.4. b bevat de SHR's van de vrouwelijke bevolking van de WVG'regio's in Zuid-Holland (minus Rijnmond).
Evenals in de vorige tabellen met SHR's worden de SHR's voor de totale opnamen volledigheidshalve vermeld.
Ook bij de vrouwen zijn er zeer duidelijke verschillen tussen de regio's wanneer naar afzonderlijke diagnosegroepen wordt geke-
ken. De regio Leiden heeft de laagste SHR voor Ziekten van het hartvaatstelsel; hetzelfde geldt voor sterfte (tabel 5.3.b). Verder zijn de SHR's over de hele linie laag, behalve bij Nieuwvormingen (bij de sterfte idem) en Ziekten van het bewegingsstelsel. 1
s-Gravenhage heeft de hoogste SHR's voor Nieuwvormingen, ter-
wijl de sterfte niet verhoogd is. De opnamen ten gevolge van ongevallen/vergiftigingen zijn iets verhoogd, terwijl hier de sterfte zeer hoog is.
60
Tabel 5.4.b
Gestandaardiseerde Hospitalisatieratio's (SHR's) van de WVG-regio's (exclusief Rijmend) in Zuid-Holland 1984 (vrouwen) VROUWEN Delft en MiddenVfestland Halland
Dordrecht
Leiden
's-Gravenhage
Nieuwvormingen totaal . maligne neoplasma . bénigne neoplasna
0.99 1.01 0.93
1.09 1.10 1.09
0.87 0.82 0.99
0.87 0.89 0.80
0.95 0.92 1.03
Endocriene-, voedings- en stofwisselingsziekten
0.89
0.94
0.99
0.92
1. 32
Ziekten van het hartvaatstelsel 0.93 . ischaemische hartziekten 0.87 . CVA 0.99
0.99 1.00 1.02
1.02 0.94 0.85
1.13 1.53 1.08
1.03 0.92 1.00
0.94 1.02
0.87
0.92
1.14
0.85 1.06
1.16
0.91
1.03
1.00 0.95
1.00
0.98
1.12
Ongevallen en vergiftigingen 0.83 1.05 . fracturen (minus schedelfracturen) 0.89 1.09 . overig 0.80 1.08
1.24
0.87
1.01
1.20 1.23
0.75 0.88
0.93 1.01
(1.00)
(1.04)
(1.07)
Ziekten van het spijsverteringsstelsel Ziekten van het urogenitaal systeem . nieren en urinewegen Ziekten van het bewegingsstelsel
Totaal
(0.91)
(1.01)
Cursivering betekent een significant verschil met de verwachte waarde: 1.00 (p<-05)
De regio Delft en Westland heeft lage SHR's voor Nieuwvormingen: hetzelfde was reeds te zien bij de sterfte.
Ongevallen/vergifti-
gingen heeft zeer fors verhoogde SHR's, dit in duidelijke tegenstelling tot
de SMR's. Verder worden uit
deze regio relatief
veel vrouwen opgenomen vanwege Ziekten van het urogenitaal
sys-
teem. 61
Midden-Holland heeft lage SHR's voor Nieuwvormingen zijn ook duidelijk laag). Hartvaatziekten (ischaemische Leiden),
hartziekten
(de SMR's
scoren hier ook hoog
verschillen bijna een factor 2 met
in tegenstelling tot bij de sterfte. Ongevallen/ver-
giftigingen hebben lage SHR's, hoewel niet zo laag als de SMR. Dordrecht tenslotte heeft minder opnamen in de groep maligne neoplasma, terwijl de sterfte niet verlaagd is. Ziekten van het bewegingsstelsel, het spijsverteringsstelsel en Endocriene ziekten hebben hier de hoogste SHR van alle regio's.
5.4
Verschillen tussen de grote gemeenten van Zuid-Holland
Tabel 5.5 geeft de SMR's weer van de bevolking van de grote gemeenten is Zuid-Holland.
Wat betreft de totale sterfte bij de mannen valt op dat Den Haag, Rotterdam en Dordrecht een significant verhoogde SMR hebben, terwijl deze bij de overige gemeenten verlaagd is (verschil met Rotterdam meer dan 10%).
Dit beeld komt overeen met wat
gezien werd bij de bruto-sterfte van de totale bevolking. De SMR's voor de totale sterfte onder de vrouwelijke
bevolking
wijken daar in zoverre van af dat de sterfte in Leiden duidelijk lager is; ook die onder de vrouwelijke bevolking van Den Haag is lager, terwijl de SMR van de overige gemeenten 1.00 bedraagt.
De afzonderlijke diagnosegroepen laten ook hier zeer duidelijk verschillen zien. Bij de mannen valt het volgende op. Den Haag heeft een hoge sterfte aan CVA, Ziekten van de ademhalingswegen en vooral ook Ongevallen/vergiftigingen. Rotterdam, dat de hoogste totale sterfte heeft, heeft een hoge sterfte ten gevolge van 62
enkele Nieuwvormingen (tr.
respiratorius en tr.
digest ivus),
ischaemische hartziekten, Ziekten van de ademha-
lingswegen (met name CARA) en Ongevallen/vergiftigingen. Leiden heeft de hoogste sterfte aan Nieuwvormingen totaal van alle genoemde gemeenten. Dordrecht heeft als uitschieters Nieuwvormingen van de tr.
res-
pirator lus en vooral Ziekten van de ademhalingswegen (waaronder CARA), terwijl de sterfte aan Hartvaatziekten samen met die in Rotterdam de hoogste is. Tabel 5.5 Gestandaardiseerde Mortaliteitsratio's (SMR's) van de grote gemeenten in Zuid-Holland 1980-1984 _ g; MAMŒN VROUWEN Den Rotter- Lei- Dor- overige Den Rotter- Lei- Dor- Overige Haag dam den drecht geneenten Haag dam den dracht gemeenten Nieuwvormingen totaal . tr. respiratorius . tr. digestivus . tr. urogenital is • mfffrmfl
1.00 1.07 .99 1.15 1.06 1.13 1.10 1.03 -
1.02 1.04 1.14 1.00 -
.96 .92 .92 .94 -
1.01 1.05 1.01 1.07 1.08 1. 19
1.13 1.05 1.11 1.15
1.10 1.09
.99 .95 1.04 1.02
.97 -
1.07 1.10 1.03 1.02
.95
.89 .92
Ziekte van hartvaatstelsel 1.03 1. 08 . ischaemische hartziekten 1.03 1.16 . CVA 1.17 1.01
.98 1.08
.95
.96 1.04
.94 1.04
1.00
,98 1.05 .95 1.03
.92 .94
.97 1.12 1.04 1.00
.98 1.05 .91 1.01
.95
Ziekten van ademhalingswegen . CARA
1.18 1.19 1.14 1.23
.94 1.25 .95 1.19
.85 .84
1.20 -
93 -
.87 1.02 -
.95
Ongevallen en vergiftigingen
1.29 1.25
1.10 1.06
.83
1.27 1.01
.91 1.17
.88
Totaal
1.03 1.07
1.02 l.OS
.95
.98 1.03
.92 1.05
1.00
.
.99
-
Cursivering betekent een significant verschil net de verwachte «aarde: 1.00 (p<.05)
63
De overige gemeenten zitten over de hele linie lager; vooral de sterfte aan Ziekten van de ademhalingswegen en Ongevallen/vergiftigingen is hier relatief laag.
Ook bij de vrouwen bestaan forse verschillen in sterfte tussen de verschillende grote gemeenten. Den Haag heeft een hoge sterfte aan Ziekten van de ademhalingswegen en Ongevallen/vergiftigingen. Rotterdam heeft verhoogde SMR's voor Nieuwvormingen van de tr. urogenitalis en ischaemische hartziekten, terwijl de sterfte aan Ziekten van de ademhalingswegen verlaagd#is. Leiden heeft verlaagde SMR's voor Ziekten van de ademhalingswegen en Ongevallen/vergiftigingen (hoewel niet significant afwijkend). Dordrecht
heeft met name een verhoogde SMR, hoewel ook niet
significant afwijkend, voor Ongevallen/vergiftigingen. De vrouwen in de overige gemeenten van Zuid-Holland hebben over de hele linie een lagere sterfte; met name zijn de SMR's voor Nieuwvormingen van de tr. urogenitalis en vooral Ongevallen/vergiftigingen laag.
Tabel 5.6 bevat de SHR's van de grote gemeenten (en de overige gemeenten) van Zuid-Holland met uitzondering van Rotterdam (zie de inleidende opmerkingen van dit hoofdstuk). Ook hier is bij de totale opnamen een grote heterogeniteit te constateren, zodat de SHR's tussen haakjes zijn geplaatst.
64
Tabel 5.6 Gestandaardiseerde Hospitalisatieratio's (SHR's) van de grote gemeenten (exclusief Rotterdam) in Zuid-Holland, 1984 Den Haag
Lei- Dor- overige den dracht gemeenten
Den Haag
VROUWEN Overige Lei- Dorden drecht gemeenten 1. 10 1.01 1.33
0.95 0.94 0.98
0.96
0.89 1.44
0.99
0.99
1.03
1.11 1.14
0.97
1.00 0.92
1.01 0.91
1.01 1.14 1.11 1.06
0.96 0.99
0.99 0.95
0.99 1.21
0.96
Nieuwvormingen totaal . maligne neoplasm . bénigne neoplasm
1.04 1.14 1.06 1.09 0.86 1.59
0.98 0.98 0.94 0.98 1.32 0.98
1.13 1.05 1.16 1.13 1.04 0.87
Endocriene-, voedings- en stofwisselingsziekten
1.01 0.99
1.56 0.96
Ziekten van het hartvaatstelsel . ischaemische hartziekten . CVÄ
0.98 0.99 1.23 1.38
Ziekten van het spij sverteringsstelsel
1.10
1.02
1.02 1.11
Ziekten van het urogenitaal systeem . nieren en urinewegen
0.89 0.92
1.04
1.03
1. 09 0.79
1.27
0.97
0.93 0.92
1.08
1.02
0.99 0.76
0.85
1.03
Ziekten van het bewegingsstelsel
0.85
0.96 1.22
1.03
0.93
1.01 1.26
1.00
.
1. 14
0.91
1.22
0.95
0.99 0.99
1. 18 0.87 1.17 0.91
1. 14
;.19
0.93 0.95
(0.99)
(i.06) (0.95)
(i.27)
(0.97)
Ongevallen en vergiftigingen . fracturen (minus schedelfracturen) . overig Totaal
.
_
1.05
0.75
1.08
0.87
_ 1.17 1.08
(0.99) (1.04) (1.20)
Cursivering betekent een significant verschil net de verwachte waarde: 1.00 (p<.05)
Bij
de
afzonderlijke
diagnosegroepen
zijn wederom grote
ver-
schillen te constateren. De belangrijkste bevindingen bij de mannen zijn de volgende.
65
Den Haag heeft een duidelijk verhoogde SHR voor CVA: de sterfte aan CVA was ook hoog (tabel 5.5).
Relatief weinig opnamen zijn
er vanwege Ziekten van het bewegingsstelsel, het urogenitaal systeem en bénigne neoplasma. Leiden heeft de hoogste SHR's voor Nieuwvormingen, hetgeen bij de sterfte ook al het geval bleek. Andere uitschieters zijn CVA, dat zeer hoog scoort (in tegenstelling tot de sterfte) en fracturen die een lage SHR hebben. Dordrecht heeft relatief veel tot soms zeer veel opnamen vanwege bénigne neoplasma, Endocriene ziekten, Ziekten van het spijsverteringskanaal en het bewegingsstelsel, alsook fracturen. De SHR van de hoofdgroep Ziekten van het Hartvaatstelsel is de hoogste van alle genoemde gemeenten (hetzelfde geldt voor de sterfte). De overige gemeenten laten geen echte uitschieters zien, behalve CVA dat hier de laagste SHR heeft.
Bij de vrouwen bestaan eveneens grote verschillen. Den Haag kent relatief veel opnamen vanwege Nieuwvormingen, dit in tegenstelling tot de sterfte. Verder zijn er hoge SHR's voor CVA en Ongevallen/vergiftigingen (zij het niet zo uitgesproken als de sterfte in deze laatste hoofdgroep). Leiden heeft een hoge SHR voor maligne neoplasma, in tegenstelling tot de SMR. Hetzelfde geldt voor Hartvaatziekten.
De SHR
van Ziekten van het urogenitaalsysteem is laag. Dordrecht heeft voor wat betreft vrijwel alle hoofdgroepen veel opnamen. Opvallend is dat dit niet geldt voor maligne neoplasma.
De overige gemeenten hebben over het algemeen een iets verlaagde opname. De opnamen ten gevolge van Ongevallen/vergiftigingen zijn veel minder verlaagd dan de sterfte.
66
5.5
Verschillen tussen gemeenten naar urbanisatiegraad
Tabel 5.7 bevat de SWJ? 's van de bevolking van de Zuid-Hollandse gemeenten, uitgesplitst naar urbanisatiegraad. Bij
de totale sterfte
loopt de SMR op van laag (in klasse A,
plattelandsgemeenten) naar relatief hoog, althans bij de mannen (in klasse C, steden). Het verschil is zeer veel kleiner dan bij de brutosterfte, waar bijna een factor 2 in zit
(tabel 4.1).
Tabel 5.7 Gestandaardiseerde Mortaliteitsratio's (SMR's) van Zuid-Hollandse gemeenten in de verschillende urbanisatieklassen 1980-1984
A
MANNEN B
C
A
VROUWEN B
C
Nieuwvormingen totaal . tr. respiratorius . tr. digestivus . tr. urogenitalis • rnsniïis
.95 .89 .91 .91 -
.94 .88 .91 .96 -
1.03 1.06 1.05 1.03 -
.96 .93 .80 .93
.98 -
.95 .90 .93
1.01 1.03 1.07 1.04
Ziekten van hartvaatstelsel . ischaemische hartziekten . CVA
.82 .80 .74
.95 .93 .91
1.04 1.06 1.07
.93 .90 .92
.99 .93 .98
1.01 1.04 1.02
Ziekte van aderthalingsuegen . CARA
.72 .65
.86 .82
1.09 1.11
.66 -
1.07 -
1.00 -
Ongevallen en vergiftigingen
.75
.82
1.13
.70
.93
1.06
Totaal
.88
.95
1.04
.93
1.00
1.00
Cursivering betekent een significant verschil met de verwachte waarde: 1.00 (p<.05) Wat de afzonderlijke diagnosegroepen betreft zien we dat hetgeen werd vermeld over de totale sterfte,
ook hier te
constateren
valt. Bij de mannen bestaan grote verschillen tussen de urbanisatieklassen voor de hoofdgroepen Ziekten van de ademhalingswegen, Ongevallen/vergiftigingen en Ziekten van het hartvaatstelsel. 67
Bij de vrouwen bestaan grote verschillen voor wat betreft Ziekten van de ademhalingswegen en Ongevallen/vergiftigingen. Tabel 5.8 tenslotte laat de SHR's zien van de bevolking van de Zuid-Hollandse gemeenten, uitgesplitst naar urbanisatieklasse. Tabel 5.8 Gestandaardiseerde Hospitalisatieratio's (EHR1 s) van Zuid-Hollandse b
C
A
VROUWEN B
C
MAWŒN A
B
Nieuwvormingen totaal . maligne neoplasma . bénigne neoplasma
1.07 1.11 0.74
0.98 0.97 1.08
1.00 1.00 0.99
0.94 0.95 0.91
1.02 0.99 1.07
1.00 1.01 0.97
Endocriene-, voedings- en stofwissel ingsziekten
0.78
0.94
1. 06
0.78
0.95
1.05
Ziekten van het hartvaatstelsel 0.87 . ischaemische hartziekten 0.90 . CVA 0.88
0.96 0.99 0.90
1.04 1.02 1. 06
0.94 0.91 0.94
0.93 0.93 0.93
1.04 1.04 1.03
Ziekten van het spijsverteringsstelsel
0.94
0.97
1.02
0.91
0.96
1.03
Ziekten van het urcgenitaal systeem . nieren en urinewegen
0.88 0.84
1.00 0.95
1.01 1.05
1.01 1.01
0.96 0.91
1.02 1.05
Ziekten van het bewegingsstelsel
1.07
0.99
1.00
0.94
0.98 1.02
0.94
0.90
1.06
0.96 0.87
0.98 0.86
1.01 1.10
(0.93) (0.94)
(1.04)
Ongevallen en vergiftigingen . fracturen (minus schedelfracturen) 1.15 . overig 0.98 Totaal
1.01 0.90
0.98 1.06
(0.95) (0.95) (1.03)
Cursivering betekent een significant verschil met de verwachte waarde: 1.00 (p<-05)
68
De totale opnamen geven een forse heterogeniteit te zien - de SHR's worden daarom wederom tussen haakjes geplaatst en er kan slechts weinig betekenis aan worden gegeven. Het beeld dat ontstaat wanneer gekeken wordt naar de afzonderlijke diagnosegroepen bij de mannen, wijkt op enkele plaatsen af van hetgeen bij de sterfte te zien was (tabel 5.7).
Zo hebben
Nieuwvormingen totaal en maligne neoplasma in klasse A de hoogste SHR. Fracturen hebben ook in klasse A de hoogste SHR. Hetzelfde geldt voor Ziekten van het bewegingsstelsel.
Bij de vrouwen zien we grote verschillen bij de hoofddiagnose Endocriene, voedings- en stofwisselingsziekten,
net als bij de
mannen. Voor het overige scoort klasse A over het algemeen het laagst, klasse C het hoogst, waarbij nog opvalt dat de verschillen bij ongevallen/vergiftigingen veel kleiner zijn dan bij de sterfte.
69
LITERATUURLIJST
ARMITAGE, F. Statistical methods in medical research. Oxford, Blackwell Publ., 1971. BISSCHEROUX, P. e.a. Gezondheidsvademecum Limburg. Een epidemiologisch overzicht; regionale cijfers. Geleen/Maastricht, Gezondheidsdiensten in Zuid-Limburg, RU-Limburg, 1986. CENTRAAL BUREAU VOOR DE STATISTIEK.Regionaal Vademecum Gezondheidssstatistiek, 1985. Den Haag, Staatsuitgeverij, 1987. GINNEKEN, J.K.S. & H.P.A. VAN DE WATER. Het project Preventieprofielen: een beschrijving van de verschillende fasen van samenstelling van preventieprofielen en van door het NIFG/TNO uit te voeren onderzoek. Leiden, Nederlands Instituut voor Praeventieve Gezondheidszorg/TNO, 1987. MAAS, F.J. VAN DER & J.D.F. HÂBBEMA. Standaardiseren van ziekteen sterftecijfers: mogelijkheden en beperkingen. T. soc. Geneesk. 59 (1981) 259-270 MACKENBACH, J.P. & M. ENGELS. Regionale gezondheidsverschillen: een literatuuronderzoek, waaraan toegevoegd een studie naar de mogelijkheden van de provinciale overheid, een op de gezondheidstoestand van de bevolking georiënteerd gezondheids(zorg)beleid te voeren. Den Haag, Provinciale Raad voor de Volksgezondheid in Zuid Holland. Leiden, Nederlands Instituut voor Praeventieve Gezondheidszorg TNO, 1984. MOENS, G.F.G. Geografische verschillen in het sterftepatroon binnen een beperkte regio. De provincie Brabant 1969-1970-1971. T. soc. Geneesk. 60 (1982) 246-252 SONSBEEK, J.L.A. VAN. Gezondheidsverschillen in regionaal perspectief. Maandbericht Gezondheidsstatistiek 6 (1987) 5-11. STAATSSECRETARIS WVC. Nota 2000. Leidschendam, 1986. STICHTING INFORMATIECENTRUM VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Regionaal gebruik van ziekenhuisbedden 1983. Utrecht, 1985. STICHTING INFORMATIECENTRUM VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Landelijke Medische Registratie, jaarboek 1985. Utrecht, 1986.
71
B I J L A G E N
73
Bijlage I.
WVG-regio's in de provincie Zuid-Holland
Regio I:
Leiden (450.275 inwoners per 1-1-1984) Deze regio omvat de volgende gemeenten : Ter Aar, Alkemade, Alphen aan den Rijn, Benthuizen, Hazerswoude, Hillegom, Katwijk, Koudekerk aan den Rijn, Leiden, Leiderdorp, Leimuiden, Lisse, Nieuwkoop, Nieuwveen, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnsaterwoude, Rijnsburg, Sassenheim, Valkenburg, Voorhout, Voorschoten, Warmond, Woubrugge, Zevenhoven en Zoeterwoude.
Regio II:
's-Gravenhage (672.127 inwoners per 1-1-1984) Regio II omvat de volgende gemeenten: 's-Gravenhage, Leidschendam, Rijswijk, Voorburg, Wassenaar en Zoetermeer.
Regio III:Delft en Westland (240.586 inwoners per 1-1-1984) Onderstaande gemeenten vormen deze regio: Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bleiswijk, Delft, 's-Gravenzande, De Lier, Maasland, Monster, Naaldwijk, Nootdorp, Fijnacker, Schipluiden en Wateringen. Regio IV:
Midden-Holland (209.737 inwoners per 1-1-1984) Deze regio wordt gevormd door: Bergambacht, Bodegraven, Boskoop, Driebruggen, Gouda, Moerkapelle, Moordrecht, Nederlek, Nieuwerkerk aanden IJssel, Ouderkerk, Reeuwijk, Schoonhoven, Vlist, Waddinxveen en Zevenhuizen. De gemeente Woerden die onderdel uitmaakt van de provincie Zuid-Holland, behoort niet tot deze (of een andere Zuid-Hollandse WVG-regio).
Regio V:
Rijnmond (1.170.906 inwoners per 1-1-1984) In deze regio liggen de volgende gemeenten: Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Binnenmaas, Brielle, Capelle aan den IJssel, Cromstrijen, Dirksland, Goedereede, 's-Gravendeel, Heerjansdam, Hellevoetsluis, Korendij k, Krimpen aan den IJssel, Maassluis, Middelharnis, Oostflakkee, Oud-Beijerland, Ridderkerk, Rotterdam, Rozenburg, Schiedam, Spijkenisse, Strijen, Vlaardingen en Westvoorne.
*na gemeentelijke herindeling 1-1-1985.
75
Regio VI:
76
Dordrecht (369.929 inwoners per 1-1-1984) Regio Dordrecht omvat de volgende gemeenten: Alblasserdam, Araeide, Arkel, Bleskensgraaf en Hofwegen, Brandwijk, Dordrecht, Everdingen, Giessenburg; Gorinchem, Goudriaan, Groot-Ammers, Hagestein, Hardinxveld-Giessendam, Hei- en Boeicop, Hendrik-IdoAmbacht, Hoogblokland, Hoornaar, Kedichem, Langerak, Leerbroek, Leerdam, Lexmond, Meerkerk, Molenaarsgraaf, Nieuwland, Nieuw-Lekkerland, Nieuwpoort, Noordeloos, Ottoland, Oud-Alblas, Fapendrecht, Schelluinen, Schoonrewoerd, Sliedrecht, Streefkerk, Tienhoven, Vianen, Wijngaarden en Zwijndrecht.
Bijlage 2. Bevolkingsopbouw steden en urbanisatieklasse
Den Haag
Rotterdam
l 10 8
kwttijd
leeftijd
MANNEN
VROUWEN
•f 85 80 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 6
4
2 O
VROUWEN
MANNEN
85 80 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
2
4
%~ïo~
6
6
4
Leiden
2
O
0
2
4
6
8
10 %
Dordrecht
MANNEN
VROUWEN
VROUWEN
MANNEN
85 80 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 S
l 10 8
6
4
2
02
4
8
8
10 %
6
4
2
O
02
4
6
8
10 %
77
Urbanisatieklasse A-gemeenten
l 10 8
feettljd
leeftijd -^ 85 80 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 S
MANNEN
VROUWEN
6
4
6
leeftljd -t85 80 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5
8
10 %
VROUWEN
O
78
VROUWEN
MANNEN
85 80 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5
Urbanisatieklasse C-gemeenten MANNEN
Urbanisatieklasse B-gemeenten
2
4
6
8
10
% 10 86
4
T
02
4
6
8 10
Bijlage 3. ICD-codes van in het rapport voorkomende hoofdgroepen en afzonderlijke diagnosen (WHO, 9e revisie 1975) Sterfte Ziekenhuisopnamen - Nieuwvormingen totaal (140-239) - Nieuwvormingen totaal (140-239) . tractus respiratorius (160-163+165) . maligne neoplasna (140-208+230-239) . bénigne neoplasna (210-229) . tractus digestivus (140-159) . tractus urogenitalis (179-189) . manna (174-175) - Endrocriene, voedings- en stofwisselingsziekten (240-279) Ziekten van het hart-vaatstelsel - Ziekten van het hart-vaatstelsel (390-459) (390-459) . ischämische hartziekten (410-414) . ischaanische hartziekten (410-414) . cerebro-vasculaire aandoeningen . CVA (430-438) (430-438) Ziekten van de ademhalingswegen (460-519) . pneumonie en influenza (480-487) . CARA (490-496) Ziekten van het spijsverteringsstelsel (520-579)
Ziekten van de ademhalingswegen (460-519)
- Ziekten van het spijsverteringsstelsel (520-579) - Ziekten van het urogenitaalsysteem (580-629) . vrouwelijke geslachtsorganen (614-629) . nieren en urinewegen (580-599) - Complicatie van zwangerschap, bevalling en kraambed (630-648+651-676) - Ziekten van het bewegingsstelsel (710-739)
Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden (780-799)
— Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden (780-799)
Ongevallen en vergiftigingen (800-999)
- Ongevallen en vergiftigingen (800-999) . fracturen en intracranieel letsel (800-8294850-854) . overige (830-849+855-999)
- Totaal (001-999)
- Totaal (001-999) 79
Bijlage 4. * *
*
*
*
Classificatie naar urbanisatiegraad
Plattelandsgemeenten, waarin meer dan 20% van de beroepsbevolking in de landbouw werkzaam is (A1-A4 gemeenten). Verstedelijkste plattelandsgemeenten, met minder dan 20% agrarische beroepsbevolking, terwijl de grootste woonkern minder dan 30.000 inwoners bevat en de gemeente geen uitgesproken regionaal verzorgende functie heeft (B1-B2 gemeenten). Specifieke forensengemeenten, met minder dan 20% beroepsbevolking en tenminste 30% woonforensen, waarvan meer dan 60% allochtoon is (B3 gemeenten). Plattelandsstadj es, waarvan de stedelijke woonkern een sterk historisch karakter bezit en tussen de 2.000 en 10.000 inwoners telt (Cl gemeenten). Overige stedelijke gemeenten, te weten kleine steden met 10.000 tot 30.000 inwoners, middelgrote steden met 30.00 tot 50.000 resp. 50.000 tot 100.000 inwoners en grote steden met 100.000 of meer inwoners (C2-C5 gemeenten).
(bron: CBS)
80
Bijlage 5. Tabel 5.1
Absolute aantallen sterfte en ziekenhuisopnamen
Absolute sterfte-aantallen in de betreffende (totale) bevolking, 1984 Nederland
Zuid-Holland
Zuid-Holland naar urbanisatiegraad A B C
Nieuwvormingen totaal . tr. respiratorius . tr. digestivus . tr. urogenitalis . mamna
33.199 8.670 10.148 5.288 2.922
7.852 2.073 2.301 1.289 728
468 128 138 78 47
2.177 5.207 529 1.416 615 1.543 380 831 204 477
Ziekten van het hart-vaatstelsel . ischaemische hartziekten . C7A
53.306 25.054 12.168
11.843 5.521 2.706
656 320 158
3.165 8.022 1.485 3.716 688 1.860
Ziekten van de ademhalingswegen . pneumonie en influenza . CARA
8.440 3.319 4.423
1.853 738 982
86 33 45
507 1.260 226 479 240 697
Ziekten van het spijsverteringsstelsel
4.215
1.032
56
273
703
Symptomen en onvolledig onschreven ziektebeelden
3.763
819
39
196
584
Ongevallen en vergiftigingen
4.685
1.056
41
281
734
119.812
26.998
1.510
Totaal
7.330 18.158
81
Tabel 5.2
Absolute aantal uit ziekenhuizen ontslagen patiënten in de betreffende (totale) bevolking, 1984 (en 1983) Nederland 1983
Zuid-Holland 1983
Zuid-Holland naar urbanisatiegraad A B C
Nieuwvormingen totaal . maligne neoplasma
128.600 96.307
27.025 21.148
1.928 1.557
8.605 6.595
17.347 14.272
Ziekten van het hart-vaatstelsel . ischaemische hartziekten
181.540 65.032
39.482 13.807
2.432 11.633 881 4.294
26.834 9.442
Ziekten van de ademhalingswegen
125.632
25.823
1.868 7.285
14.019
Ziekten van het spijsverteringsstelsel
138.089
29.281
2.061 9.293
18.141
144.823
31.361
2.239
9.923
18.095
74.465
16.245
1.247
5.301
9.143
Ccnplicatie van zwangerschap, bevallingen en kraambed
112.923
23.076
1.751
7.648
13.873
Ziekten van het bewegingsstelsel
140.933
26.561
2.133
9.008
16.324
Symptomen'en onvolledig onschreven ziektebeelden
76.212
15.061
955
4.605
9.702
Ongevallen en vergiftigingen 112.052 . fracturen en intracranieel letsel 63.024 . overige 49.028
21.911
1.698
6.627
13.692
11.062 10.849
887 811
3.403 3.224
6.926 6.766
Ziekten van het urogenitaal systeem . vrouwelijke geslachtsorganen
Totaal
82
1.430.024
292.782
20.739 90.392 179.914
Tabel 5.3
Absolute sterfte aantallen in de betreffende (totale) bevolking, 1984 regio Leiden
regio 's Gravenhage
regio Delft en Westland
regio MiddenHolland
regio Rijnnuttd
regio Dordrecht
947 242 279 163 71
1.979 471 596 340 215
454 120 132 81 47
398 112 97 78 34
3.178 889 922 487 284
850 226 263 133 73
3.055
704
601
4.781
1.363 788
342 149
293 142
2.236 1.011
605 286
238
503
92
99
712
190
110 113
200 272
40 44
44 48
282 381
57 111
Ziekten van het spijsverteringsstelsel
122
296
61
44
410
96
Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden
88
260
35
46
335
52
Ongevallen en vergiftigingen
117
303
45
51
448
85
3.191
7.031
1.574
1.359
10.858
2.822
Nieuwvormingen totaal . tr. respiratorius . tr. digestivus . tr. urogenitalis • msnina
Ziekten van het hart-vaatstelsel 1.354 . ischaemlsche hartziekten 649 . CVA 318 Ziekten van de adenhalingswegen . pneumonie en influenza . CARA
Totaal
1.285
83
Tabel 5.4
Absolute aantal uit ziekenhuizen ontslagen patiënten in de betreffende (totale) bevolking, 1984 regio Leiden
regio 's Gravenhage
regio Delft en Westland
regio MiddenHolland
7.641 6.357
1.835 1.460
1.532 1.225
9.653 7.693
3.092 2.407
10.188
2.658
2.674
15.964
4.554
3.488
868
1.128
5.948
1.529
3.872
4.681
1.352
2.056
7.508
3.289
Ziekten van het spijsverteringsstelsel 3.878
7.189
2.000
1.806
10.546
3.823
Nieuwvormingen totaal 3.870 . maligne neoplasma 3.086 Ziekten van het hartvaatstelsel 4.643 . ischaemische hartziekten 1.569 Ziekten van de ademhalingswegen
regio regio Rijn- Dormond drecht
Ziekten van het urogenitaal systeem 3.820 . vrouwelijk geslachtsorganen 1.988
7.211
2.666
2.018
10.511
3.668
4.074
1.412
949
4.903
2.146
Complicatie van zwangerschap, bevalling en kraambed
2.872
6.001
1.793
2.113
7.286
2.979
Ziekten van het bewegingsstelsel
4.046
5.935
2.189
1.914
9.281
3.733
Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden 2.140
3.533
1.188
1.012
5.390
1.890
5.135
2.110
1.326
7.836
2.700
2.764
1.041
660
3.790
1.430
1.266
2.371
1.069
666
4.046
1.270
38.942
67.871
21.883
20.188 102.513
36.561
Ongevallen en vergiftigingen 2.710 . fracturen en intracranieel letsel 1.444 overige Totaal
84
Tabel 5.5 Absolute sterfte-aantallen in de betreffende (totale) bevolking, 1984 Dordrecht
Rest
Den Haag
Rotterdam
Leiden
1.458 356 437 260 147
1.867 559 542 285 152
258 67 72 43 23
297 77 92 45 27
3.972 1.014 1.158 656 ' 379
2.263
2.900
361
442
5.877
1.015 604
1.339 619
180 90
198 97
2.789 1.296
393
438
63
78
881
154 219
170 243
28 32
22 46
364 442
Ziekten van het spijsverteringsstelsel
221
250
38
32
491
Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden
198
233
23
16
349
Ongevallen en vergiftigingen
235
272
35
34
480
5.226
6.544
846
994
13.388
Nieuwvormingen totaal . tr. respiratorius . tr. digestivus . tr. urogenitalis . manna Ziekten van het hart-vaatstelsel . ischaemische hartziekten . CVA Ziekten van de ademhalingswegen . pneumonie en influenza . CARA
Totaal
85
Tabel 5.6
Absolute aantal uit ziekenhuizen ontslagen patiënten in de betreffende (totale) bevolking, 1984
Nieuwvormingen totaal . maligne neoplasroa
Den Haag
Rotterdam
5.422 4.616
4.895 4.001
Leiden
Dordrecht
Best
1.021 837
1.058 805
15.434 12.165
Ziekten van het hartvaatstelsel . ischaemische hartziekten
7.420
8.917
1.381
1.617
21.564
2.504
3.352
470
497
7794.
Ziekten van de ademhalingswegen
3.447
3.915
947
1.223
13.640
Ziekten van het spijsverteringsstelsel
5.044
5.443
967
1.316
16.725
4.697
5.306
839
1.268
18.147
2.646
2.420
417
753
9.455
Complicatie van zwangerschap, bevalling en kraambed
4.111
3.726
591
1.047
13.797
Ziekten van het bewegingsstelsel
4.024
1.221
950
3.881
17.389
Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden
2.450
2.956
616
731
8.509
3.731
4.097
661
897
12.631
2.003 1.728
1.954 2.143
345 316
488 409
6.426 6.205
47.509
52.817
12.676
168.342
Ziekten van het urogenitaal systeem . vrouwelijk geslachtsorganen
Ongevallen en vergiftigingen . fracturen en intracranieel letsel . overige Totaal
86
9.701
Bijlage 6.
SHR's van WVG-regio's inclusief regio's Rijnmond, en van de grote gemeenten in Zuid-Holland inclusief Rotterdam
Tabel 6.1. Gestandaardiseerde Hospitalisatieratio's (SHR's) van de 6 WVG-regio's in Zuid-Holland 1984 (mannen) MAtWEN Lei- 's-Gra- Delft en Midden- Rijn- Dordrecht den venhage Westland Holland mond Nieuwvormingen totaal . maligne neoplasma . bénigne neoplasma
1. 14 1.12 1.31
1.06 1.07 0.95
1.04 1. 07 0.74
0.94 0.93 1.01
0.92 0.93 0.92
0.99 0.97 1. 16
Endocriene-, voedings- en stofwisselingsziekten
0.89
0.91
0.92
1.01
1.03
1.26
Ziekten van het hartvaatstelsel 0.92 . ischaemische hartziekten 0.89 . CVA 0.96
1.00 0.96 1.19
0.98 0.91 0.98
1.16 1.30 1.15
1.00 1.03 0.89
1.03 1.00 0.95
Ziekten van het spijsverteringsstelsel
0.97
1.07
0.97
0.99
0.95
1.10
Ziekten van het urogenitaal systeem . nieren en urinewegen
0.96 0.87
0.96 0.97
1. 19 1.18
1. 22 1.10
0.97 1.00
0.98 1.04
Ziekten van het bewegingsstelsel
1.06
0.91
1.09
1.15
0.92
1.19
Ongevallen en vergiftigingen 0.91 . fracturen (minus schedelfracturen) 1.01 . overig 0.85
0.97
1.28
0.97
0.97
1.09
1.01 0.95
1.25 1.34
0.83 0.99
0.91 1.01
1.19 1.01
Totaal
(1.01) (0.98)
(1.03)
(1.11) (0.96)
(1.09)
Cursivering betekent een significant verschil met de verwachte waarde: 1.00 (P<-05)
87
Tabel 6. II. Gestandaardiseerde Hospitalisatieratio's (SHR's) van de 6 WVG-regio's in Zuid-Holland 1984 (vrouwen) VROUWEN Lei- 's-Gra- Delft en Midden- Rijn- Dordrecht den venhage Westland Holland mond Nieuwvormingen totaal . maligne neoplasma . bénigne neoplasma
1.07 1.12 0.95
1.19 1.21 1.11
0.94 0.91 1.00
0.94 0.99 0.82
0.87 0.83 0.97
1.03 1.02 1.05
Endocriene-, voedings- en stofwissel ingsziekten
0.87
0.91
0.96
0.90
1.04
1.30
Ziekten van het hartvaatstelsel 0.93 . ischaemische hartziekten 0.83 . C7A 1.05
0.99 0.96 1.09
1.02 0.89 0.90
1.13 1.46 1.15
1.00 1.07 0.90
1.02 0.87 1.07
Ziekten van het spijsverteringsstelsel
-
Ziekten van het urogenitaal systeem . nieren en urinewegen
0.90
1.12
1.23
0.97
0.90
1.09
Ziekten van het bewegingsstelsel
1.08
1.02
1.07
1.04 0.58
1.20
Ongevallen en vergiftigingen 0.87 . f racturen (minus schedelfracturen) 0.96 . overig 0.80
1.11
1.30
0.91
0.92
1.06
1.17 1.09
1.29 1.23
0.81 0.88 0.88 0.99
1.00 1.01
(0.96) (1.07)
(1.05)
(1.09) (0.91)
(1.11)
Totaal
-
Cursivering betekent een significant verschil met de verwachte waarde: 1.00 (p<.05)
88
Tabel 6.III. Gestandaardiseerde Hospitalisatieratio's (EHR's) van de grote geneenten in Zuid-Holland, 1984 MAMŒN
VROUWEN
Den Rotter- Lei- Dor- overige Den Rotter- Lei- Dor- Overige Haag dam den drecht gemeenten Haag dam den drecht geneenten Nieuwvormingen totaal 1.08 0.87 1.18 1.01 . maligne neoplasm 1.10 0.87 1.13 0.98 . bénigne neoplasma 0.90 0.89 1.63 1.36
1.01 1.01 1.01
1.19 0.81 1.10 1.15 1.00 1.23 0.78 1.20 1.07 0.99 1.06 0.91 0.89 1.35 1.00
Endocriene-, voedings- en stofwisselingsziekten 0.99 1.08 0.98 1.53
0.94
0.94 1.09 0.87 1.40 0.97
Ziekten van het hartvaatstelsel 1.02 1.01 1.02 1.11 . ischaemische hartziekten 0.97 1.05 0.97 0.99 . CVA 1.27 0.88 1.43 0.95
0.98
1.03 1.02 1.10 1.14
0.99 0.94
0.98 1.12 1.10 0.93 0.95 1.14 0.91 1.09 1.02 0.98
Ziekten van het spij sverteringsstelsel 1.11 0.96
1.00 1.22
0.97
-
Ziekten van het urogenitaal systeem 0.90 0.98 0.92 1.04 . nieren en urinewegen 0.92 1.07 0.91 1.06
1.04
1.10 0.94
0.80 1.29
0.99
1.00
0.96 1,15 0.73 0.82
0.99
1.07
0.98 0.75
1.07 1.33
1.06
1.16 0.95 0.92 1.24
0.96
Ziekten van het bewegingsstelsel 0.89 0.79
1.01 1.27
Ongevallen en vergiftigingen . fracturen (minus schedelfracturen) 1.08 0.90 0.77 1.20 . overig 1.05 1.11 0.85 1.05 Totaal
1.01 0.96
0.97
1.22 0.89 0.89 1.18 0.96 1.15 1.07 0.89 1.17 0.93
(1.00X0.97) (1.05)(1.21) (1.00) (1.10)(0.95) (0.99)(1.29) (0.97)
Cursivering betekent een significant verschil mat de verwachte waarde: 1.00 (p<.05)
89
HUISDRUKKERIJ NIPG-TNO
88018