Jaarverslag 2006
Recht op schoonheid
Inhoudsopgave
Voorwoord Het Gelders Genootschap en het recht op schoonheid 5
1. Terugblik op ontwikkelingen in 2006
- Inleiding 8 - Symposium ‘Hart voor Architectuur 8 - dvd ‘De waarde van welstand’ 9 - Vergaderingen bestuur gg 9 - Ledengemeenten vereniging 10 - Algemene Ledenvergadering 10
2. Het Bureau
Samenstelling en redactie Gelders Genootschap Eindredactie Maurice Bogie, Gerard Derks, Sabine Berndsen Fotografie Gelders Genootschap m.u.v. pag. 11, schoolwoningen, Blauwdruk Architectuur, Ton van Vliet, Terborg
- Inleiding 31 - Monumentenzorg: bouwplanadvisering en monumentencommissies 31 - Bouwkunde en restauratiekunde 32 - Projecten 34 - Verborgen, maar niet vergeten 35 - Samenwerking 35 - Cultuurhistorie 37 - Publicaties sector Cultuurhistorie 38
5. Samenwerkingsverband Cultuurhistorie Gelderland
3. Sector WeRK
6. Bijlagen
Colofon
4. Sector Cultuurhistorie
- Medewerkers bureau 13 - Oude en nieuwe medewerkers 14 - Ondersteuning 14 - Automatisering 14 - Mediatheek 14 - Ondernemingsraad 14 - Kwaliteitszorg 16 - Studiereis 16
- Inleiding 19 - Van welstandscommissie naar Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (crk) 19 - Visitaties 20 - Adviesaanvragen Welstand 21 - Discussie, debat en bijstelling welstandsnota’s 21 - Presentatie jaarverslagen 23 - Projecten Ruimtelijke Kwaliteit 24 - De Groene Agenda 24 - Infrastructuur en ruimtelijke kwaliteit 27 - Uitdagingen 28
- Inleiding 41 - De activiteiten 42 - Helpdesk 42 - Het bouwplanoverleg 42 - Praktijkvoorbeeld: Villa Ruimzicht 45 - Spreekuur 46 - Het Ruimtelijk Planoverleg 46 - Praktijkvoorbeeld: Het Hoornwerk te Zutphen 49 - Jaar van het Religieus Erfgoed 2008 49 - Uitvoering en organisatie 49 - De toekomst 50
1. Rayonindeling welstandscommissie per 31/12/06 53 2. Samenstelling welstandscommissies in 2006 54 3. Adviesaanvragen Welstand in 2006 56 4. Verkorte jaarrekening 57 - accountantsverklaring - toelichting op de balans en het exploitatieoverzicht - balans - exploitatieoverzicht
Bijdragen externe schrijvers Drs. ir. J. den Boer 17 Prof. ir. J. Brouwer 29 Prof. ir. E. A. J. Luijten 39 Ir. B. Mastenbroek 51
Ontwerp Accu grafisch ontwerpers www.accuontwerpers.nl Druk Drukkerij Roos en Roos, Arnhem De titel van dit jaarverslag is ontleend aan het artikel ‘Mens heeft recht op schoonheid’ van Jan den Boer, uit de Volkskrant van 23 februari 2007. Mei 2007
Jaarverslag 2006 / Gelders Genootschap
Voorwoord
Het Gelders Genootschap en het recht op schoonheid
Partout, instituut voor schoonheid, Zutphen
Het jaar 2006 stond in het teken van de intensivering van de contacten met de leden van onze vereniging en van de verdere professionalisering van onze adviescommissies. Door het werk van ons Gelders Genootschap bij de raadscommissies van de lidgemeenten expliciet onder de aandacht te brengen, door periodieke contacten met de gemeentebesturen te beleggen en door het organiseren van speciale bijeenkomsten, zoals een groot congres, is gepoogd (en met succes!) om de band met de gemeenten te versterken. Nieuwe ontwikkelingen en nieuwe opvattingen vragen om extra scholing van de leden van de rayoncommissies die het advieswerk inzake welstand en monumenten voor de gemeenten verrichten. In speciaal daarvoor georganiseerde bijeenkomsten zijn zowel de leden, de burgerleden, als de voorzitters van de rayoncommissies op de hoogte gebracht van de meest recente inzichten over hoe in commissies te communiceren, zowel onderling, als met de opdrachtgevers en ontwerpers die hun plannen komen toelichten. Daarbij is ook aandacht gevraagd voor de kwaliteit, de helderheid en de bruikbaarheid van de door de commissies uitgebrachte adviezen. Door middel van een vragenlijst die aan bezoekers wordt voorgelegd proberen we na te gaan hoe men tegen het werk van de commissies aankijkt en welke verbeteringen daarbij eventueel gewenst zijn. Dit alles is gericht op de verdere professionalisering van het voor onze vereniging zo belangrijke advieswerk. In een jaarverslag, en dus ook in dit jaarverslag, wordt de balans opgemaakt van alles wat een organisatie gedurende dat jaar heeft gedaan. Een handicap van veel jaarverslagen is echter dat ze goed te begrijpen zijn voor mensen binnen de organisatie, maar dat het voor een buitenstaander niet altijd even gemakkelijk is om zich van de genoemde activiteiten een voorstelling te maken. Een andere kwestie is dat jaarverslagen vaak een tamelijk neutrale opsomming zijn van feiten: het ene nog nuchterder dan het andere. Natuurlijk zijn er organisaties die van een jaarverslag iets bijzonders proberen te maken. Die laten hun jaarverslag opmaken door een extern bureau, dat de feiten in een semi-literair en populair kader plaatst. De achterliggende gedachte is dat daardoor de leesbaarheid en de toegankelijkheid worden vergroot. Weer andere organisaties gaan nog een stap verder: zij huren een bureau voor vormgeving in. Het resultaat is een buitengewoon fraai ogend geheel met veel illustraties
Jaarverslag 2006 / Gelders Genootschap
en ‘leukigheden’, maar de argeloze lezer bekruipt het gevoel dat de inhoud er eigenlijk niet meer toe doet. Het Gelders Genootschap kent een jarenlange traditie op het gebied van het samenstellen en opmaken van jaarverslagen: voor de eigen organisatie, maar ook voor de bij onze vereniging aangesloten gemeenten. In dit laatste geval gaat het om jaarverslagen over het door de welstandscommissie gevoerde beleid. Wij zijn niet wars van allerlei vernieuwingen in stijl en vormgeving van jaarverslagen, maar hechten wel aan degelijkheid en helderheid. Dit betekent niet dat wij experimenten schuwen. Zo hebben we inmiddels al een kleine traditie opgebouwd om in een jaarverslag een actuele thematiek of een nijpend vraagstuk onder de aandacht te brengen. Dat doen we ook nu weer. Het thema van dit jaar past uitstekend binnen de missie die wij vanaf het prille begin van ons Gelders Genootschap hebben, namelijk het recht op schoonheid. Uiteindelijk zijn wij een vereniging die zich inzet voor behoud en ontwikkeling van schoonheid in onze nog altijd fraaie provincie. De laatste jaren wordt de indruk gewekt (en meer dan dat) dat er iets aan de hand is met dat recht. Het is kennelijk niet meer zo vanzelfsprekend. Er zijn ontwikkelingen die de vraag doen stellen of er aan dit recht nog wel inhoud wordt gegeven. Wij hebben ook nu weer enkele deskundigen gevraagd om over dit thema hun gedachten te laten gaan. Dat heeft weer zeer lezenswaardige en stimulerende bijdragen opgeleverd. Iedere gastschrijver heeft zo zijn eigen invalshoek en dat is maar goed ook. De algemene strekking van de bijdragen is wel dat we het met het recht op schoonheid op dit ogenblik niet zo nauw nemen en dat een bezinning geboden is. Dat is nu ook net de bedoeling van ons jaarverslag. Het is niet alleen een jaarverslag in de klassieke zin van het woord, dat wil zeggen een opsomming van gebeurde feitelijkheden, maar het is ook een inspiratiebron voor degenen die belangstelling hebben voor de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving. Ik permitteer mij als voorzitter van ons Genootschap om zelf ook enkele gedachten over dit onderwerp naar voren te brengen. Gedurende de afgelopen jaren is gebleken dat ons land op veel plekken verloedert, verbrokkelt en verrommelt. In mijn publicatie ‘Hart voor Architectuur in Europa’ heb ik de toenemende verrommeling van Europa aan de kaak gesteld. Ik verwees naar de smakeloze invullingen in historische binnensteden, naar de rommelige terreinen verspreid over de gemeentelijke grondgebieden, naar de inspiratieloze manier waarop met woonwijken werd
omgegaan, zowel bij nieuwbouw als bij renovatie en reconstructie, naar de schandelijke bedrijfsterreinen die de entrees van de steden verpesten, enzovoort. Deze ‘cri du coeur’ werd in hetzelfde boek beantwoord met het aangeven van talrijke voorbeelden die juist beoogden de verloedering, de verbrokkeling en de verrommeling tegen te gaan. De strekking van het betoog was dat het langzaam tot het bewustzijn doordringt dat het slopende proces van verpulvering van de kwaliteiten van onze ruimtelijke omgeving een halt moet worden toegeroepen. Waarom? Het antwoord moge duidelijk zijn. Wij mensen hebben recht om te leven in schoonheid. Dit recht is weliswaar niet opgenomen in de ‘Verklaring van de rechten van de mens’, maar bij een toekomstige herziening van dit document, ligt het voor de hand om dit erin op te nemen. Eeuwenlang is het recht op schoonheid onomstreden geweest. Er werd gebouwd met de bedoeling om schoonheid te produceren. Het was ‘bon ton’ om schoonheid na te streven. Dat lag voor de hand want de opdrachtgevers waren ook degenen die de lusten (en de lasten) van hun bouwijver ondervonden. Koningen, keizers, clerus, stadsbestuurders en andere vroegere machthebbers wedijverden onderling op het gebied van schoonheid. Zij pronkten met hun realisaties. De glamour van hun gebouwen straalden op hun ijdele ego’s af. Met de opkomst van anonieme opdrachtgevers en met een toenemende commercialisering van de bouwactiviteiten gingen andere waarden prevaleren. De particuliere, korte termijn en commerciële belangen wonnen het van de collectieve, lange termijn en culturele belangen. Het resultaat van deze omslag is overduidelijk, daarvoor hoeft men slechts om zich heen te kijken. Dat recht op schoonheid verplicht ons als vereniging. Wij steunen de gedachte dat de mens recht heeft op schoonheid. Meer nog, ons werk staat jaar in jaar uit in het teken van het vorm en inhoud geven aan dat recht. Iedere bouwaanvraag, iedere aanvraag voor verandering van een monument, ieder stedenbouwkundig plan, elke invulling van de openbare ruimte stelt ons voor de vraag of er recht wordt gedaan aan het recht op schoonheid. Met rechten moet zorgvuldig worden omgegaan, dat is het centrale beginsel van onze rechtsstaat. Dat geldt ook, des te meer voor het recht op schoonheid.
Lees ons jaarverslag tegen de achtergrond van de gedachte dat ‘de mens recht heeft op schoonheid’. Indien u dat doet, dan ben ik ervan overtuigd dat u achter de vele vermelde feitelijkheden, de geest ervaart van het genoemde recht! Als vereniging werken wij samen om vorm en inhoud aan dit recht te geven, niet ondanks, maar dankzij het feit dat we onderling van mening kunnen verschillen over wat schoonheid is en wat het recht op schoonheid is. Dat geeft kracht en dynamiek aan dit ‘grondrecht’.
Prof. dr. Nico Nelissen Voorzitter Gelders Genootschap Arnhem, april 2007
Apeldoorns Kanaal, Klabanusbrug met brugwachterswoning, Loenen
Voorwoord
1. Terugblik op ontwikkelingen in 2006
Inleiding In dit jaarverslag geeft de vereniging Het Gelders Genootschap inzicht in de inhoudelijke, organisatorische en financiële ontwikkelingen zoals die in het afgelopen jaar plaatsvonden. 2006 kunnen we in meerdere opzichten een geslaagd jaar noemen. Er is volop uitvoering gegeven aan de voornemens in het Beleidsplan 2005-2010 en het strategisch rapport ‘Rekening houden met de toekomst’. Belangrijke aspecten daarbij zijn het zorgen voor verbreding van de dienstverlening, het zoeken van dialoog met burgers en politiek, alsmede het zorgen voor een gezonde financiële basis voor het werk. Om ook in onzekere tijden te kunnen terugvallen op een financiële reserve, is een Sociaal Plan vastgesteld. Het Gelders Genootschap heeft zich qua dienstverlening nadrukkelijk breder geprofileerd. We zien dat terug door betrokkenheid bij infrastructurele vraagstukken (o.a. A12 routeontwerp), vraagstukken rondom functieverandering en landgoederen en de toenemende integrale advisering waar het de gecombineerde welstands- en monumentenadvisering betreft. Verder is het Gelders Genootschap ook in 2006 weer volop in gesprek geweest met gemeenteraden. Na de zomer is het traject gestart waarbij de jaarverslagen van de welstandscommissies aan de gemeenteraden of raadscommissies worden gepresenteerd. Tevens biedt dit een goede gelegenheid om met gemeenten te kunnen discussiëren over ruimtelijk kwaliteitsbeleid in bredere zin. Dit traject wordt de komende maanden afgerond. Het Genootschap heeft ook duidelijk geïnvesteerd in de kwaliteit van zijn commissies. Er is een visitatieronde langs vrijwel alle welstandscommissies gehouden (die in 2007 wordt herhaald) en er zijn cursussen georganiseerd voor de architect-leden, burgerleden en voorzitters op het gebied van communicatie. Ook intern is geïnvesteerd in de professionele kwaliteiten van medewerkers. Alle adviseurs hebben hiertoe een cursus ‘Van expert naar adviseur’ gevolgd. Het Gelders Genootschap heeft – in verband met de gemeenteraadsverkiezingen in maart – een symposium georganiseerd om de vele nieuwe gemeenteraadsleden kennis te laten maken met ons werkgebied. Dit symposium, ‘Hart voor Architectuur’, werd op 29 november georganiseerd in Burgers’ Zoo in Arnhem. Tevens is een film over welstandszorg, ‘De waarde van Welstand’ gepresenteerd. Dat we kunnen spreken van een geslaagd jaar wil niet zeggen dat de vereniging rustig de maatschappelijke
ontwikkelingen kan aanschouwen. De discussie rondom deregulering en efficiency heeft in veel gemeenten volop gewoed en noopte het Gelders Genootschap tot actie richting gemeenteraden. Het Genootschap voelt zich in zijn missie gesterkt door de ontwikkelingen rondom het thema ‘verrommeling’. We zien hier in toenemende mate dat partijen uit velerlei maatschappelijke geledingen zich zorgen maken over het verlies van ruimtelijke kwaliteit van stad en land. Met name de schijnbaar ongelimiteerde uitbreiding van bedrijventerreinen is velen een doorn in het oog. Inmiddels is het thema ‘verrommeling’ ook op regeringsniveau als centraal beleidsthema opgepikt. Het Gelders Genootschap heeft in 2006 ook werk gemaakt van pr-beleid. Het informatie- en communicatiebeleid van het gg was tot nog toe vooral ad hoc georganiseerd, maar vraagt door de toenemende professionalisering en digitalisering om een planmatige aanpak. Hiervoor is een pr-notitie opgesteld waar vanaf 2007 uitvoering aan wordt gegeven.
Symposium ‘Hart voor Architectuur’ Op 29 november organiseerde het Gelders Genootschap in Burgers’ Zoo het symposium ‘Hart voor Architectuur’. Doel van dit symposium was om met gemeenteraadsleden, burgemeesters en wethouders, ambtenaren, provinciebestuurders, architecten, stedenbouwkundigen en leden van welstandscommissies, stil te staan bij het maatschappelijk belang van verantwoorde architectuur en van kwaliteit in de openbare ruimte. Ook kwam de vraag aan de orde hoe deze kwaliteit door gemeenten kan worden gerealiseerd. Voorwaarden daarvoor zijn o.a. goed publiek opdrachtgeverschap en een heldere ruimtelijke visie. Een belangrijk instrument om ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren is het welstandstoezicht. Een aantal sprekers uit de wereld van openbaar bestuur, welstand en architectuur ging vanuit hun vakgebied in op het thema van het symposium. Sprekers waren Clemens Cornielje, Commissaris der Koningin in Gelderland, Filip Delanghe, architect bureau awg (bOb van Reeth) te Antwerpen, Jeroen van Schooten, voorzitter bna, John Berends, burgemeester van Harderwijk, Piet Zelissen, voorzitter Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Apeldoorn, Alex van Hooff, directeur Burgers’ Zoo en Nico Nelissen, voorzitter van het Gelders Genootschap. Op deze dag presenteerde Nico Nelissen zijn boek getiteld ‘Hart voor Architectuur in Europa’.
Terugblik op ontwikkelingen in 2006
DVD ‘De waarde van welstand’ Op het symposium in Burgers’ Zoo heeft het Gelders Genootschap een film over welstandszorg in Gelderland uitgebracht. Deze film geeft een indruk hoe welstand in de praktijk werkt en hoe dit instrument de laatste jaren is vernieuwd. De DVD is breed verspreid onder gemeenteraadsleden.
Vergaderingen bestuur GG Het bestuur van het Gelders Genootschap wordt samengesteld uit zeven tot negen bestuurders van de ledengemeenten en maximaal drie personen, die naar het oordeel van het bestuur, door deskundigheid en ervaring een bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking van de doelstelling van de vereniging. Op 1 januari 2006 bestond het bestuur uit de volgende leden: - Dhr. prof. dr. N.J.M. Nelissen, voorzitter em. hoogleraar bestuurskunde Radboud Universiteit Nijmegen - Dhr. ing. W.P. Omta, penningmeester burgemeester van Ermelo - Dhr. drs. M.J. van Beem burgemeester van Winterswijk - Dhr. T.J.M. Giesbers wethouder in Groesbeek - Mw. M. Horselenberg burgemeester van Doetinchem - Dhr. drs. K. Luesink wethouder in Zutphen - Dhr. mr. S.W. van Schaijck burgemeester van Geldermalsen - Mw. M.A.J. van der Tas wethouder in Apeldoorn - Dhr. H.J.C. Vreeswijk wethouder in Neder-Betuwe
ter van Berkelland en mevrouw J. Reitsma-Buitenweg, wethouder in Apeldoorn. De ALV nam beide voordrachten over. Het bestuur is per 22 juni 2006 als volgt samengesteld: - Dhr. prof. dr. N.J.M. Nelissen, voorzitter em. hoogleraar bestuurskunde Radboud Universiteit Nijmegen - Dhr. ing. W.P. Omta, penningmeester burgemeester van Ermelo - Dhr. T.J.M. Giesbers wethouder in Groesbeek - Dhr. drs. K. Luesink wethouder in Zutphen - Mw. J. Reitsma-Buitenweg wethouder in Apeldoorn - Dhr. Mr. S.W. van Schaijck burgemeester van Geldermalsen - Dhr. H.J.C. Vreeswijk wethouder in Neder-Betuwe Het bestuur kwam in het verslagjaar vijfmaal bijeen. In 2006 waren de volgende onderwerpen aan de orde: Samenwerkingsverband Cultuurhistorie Gelderland, financiën, cao-herziening, actualisatie zorgverzekering, levensloopregeling, nieuwe wia (vervanger wao), Sociaal plan, ontwikkelingen welstand (ook landelijk), activiteiten voor Stichting Ruimtelijke Kwaliteitszorg Limburg, visitaties Gelders Genootschap en Federatie Welstand, statuten gg, studiereis Zwitserland, symposium ‘Hart voor Architectuur’, dvd ‘De waarde van welstand’, cursussen medewerkers en cursussen leden welstandscommissies.
De zittingstermijn voor bestuursleden is drie jaar, met de mogelijkheid tot herbenoeming voor één periode. Bij de samenstelling van het bestuur wordt gezocht naar een evenwichtige verdeling tussen burgemeesters en wethouders en een spreiding van de vertegenwoordiging van bestuurders over de gehele provincie. De heer Van Beem trad in het verslagjaar af om statutaire reden. Mevrouw Horselenberg en mevrouw Van der Tas traden af omdat zij niet langer als bestuurder in Gelderland werkzaam waren. In hun plaats werd aan de Algemene Ledenvergadering voor benoeming voorgesteld de heer mr. H.L.M. Bloemen, burgemees-
Jaarverslag 2006 / Gelders Genootschap
Ledengemeenten vereniging
Algemene Ledenvergadering
Het Gelders Genootschap (gg) is een vereniging van 56 gemeenten in Gelderland en 1 in Limburg. De vereniging bestaat sinds 1919 en heeft als doel ‘de bevordering en instandhouding van de schoonheid van stad en land’.
Op 23 juni vond de Algemene Ledenvergadering plaats in de Tricotfabriek in Winterswijk. Deze fabriek is onlangs herbestemd tot appartementencomplex. Na het huishoudelijke gedeelte van de ledenvergadering informeerde directeur Kees van Esch de deelnemers over actuele ontwikkelingen betreffende het welstandstoezicht in Nederland en specifiek voor de Gelderse situatie. Daarna volgde een toelichting op de herbestemming van de monumentale Tricotfabriek en een rondleiding door het fabriekscomplex. De middag stond in het teken van de inbedding van cultuurhistorie in bestemmingsplannen. Jeroen Westerman, adviseur cultuurhistorie van het Gelders Genootschap, hield een lezing over een aantal cultuurhistorisch interessante gebieden in de kern van Winterswijk. Tijdens de aansluitende wandeling is een aantal van deze plekken bezocht.
De ledengemeenten Aalten, Apeldoorn, Arnhem, Barneveld, Berkelland, Beuningen, Bronckhorst, Brummen, Buren, Culemborg, Doesburg, Doetinchem, Druten, Duiven, Ede, Elburg, Epe, Ermelo, Geldermalsen, Groesbeek, Harderwijk, Hattem, Heerde, Heumen, Lingewaal, Lingewaard, Lochem, Maasdriel, Millingen aan de Rijn, Montferland, Mook en Middelaar, Neder-Betuwe, Neerijnen, Nunspeet, Nijkerk, Nijmegen, Oldebroek, Oost Gelre, Oude IJsselstreek, Overbetuwe, Putten, Renkum, Rheden, Rozendaal, Rijnwaarden, Scherpenzeel, Tiel, Ubbergen, Voorst, Wageningen, West Maas en Waal, Westervoort, Winterswijk, Wijchen, Zaltbommel, Zevenaar, Zutphen
Schoolwoningen Doetinchem Blauwdruk Architectuur Doetinchem, Abel P. de Vries
10
Terugblik op ontwikkelingen in 2006
2. Het bureau
Het bureau van het gg is gevestigd in Arnhem en creëert de randvoorwaarden om de advisering inhoudelijk, procedureel en organisatorisch goed te laten verlopen. Daarnaast is het bureau aanspreekbaar op de kwaliteit en deugdelijkheid van de advisering. Het bureau bestaat uit drie sectoren: Welstand en Ruimtelijke Kwaliteit (WeRK), Cultuurhistorie (ch) en Ondersteuning. De eerste twee afdelingen voeren het inhoudelijke werk uit, hetgeen zowel (wettelijke) advisering als projectmatige werkzaamheden inhoudt. De laatste biedt ondersteuning in de brede zin. In totaal werkten bij het gg eind 2006 37 medewerkers. Voor een uitgebreid overzicht van de diensten die de twee inhoudelijke sectoren aan de ledengemeenten leveren, verwijzen wij u naar hoofdstuk 3 en 4.
Medewerkers Bureau De samenstelling van het bureau was in 2006 als volgt:
Waalbrug A50 bij Ewijk
1. W. van Beek rayonarchitect (tot 01-10) 2. ir. H.J. Beetsma rayonarchitect (tot 01-07) 3. dr. S.M. van den Bergh sectorleider cultuurhistorie 4. mevrouw ir. S.W.G. Berndsen rayonarchitect / adviseur ruimtelijke kwaliteit (vanaf 01-09) 5. ir. M.A. van Bleek adviseur cultuurhistorie 6. drs. M.J.S. Bogie beleidsmedewerker 7. drs. J.B. Bootsma adviseur cultuurhistorie 8. ir. J. Boros sectorleider welstand en ruimtelijke kwaliteit 9. drs. H.M.P. Bouwmeester archeoloog (vanaf 01-08) 10. mevrouw ir. W. Broer rayonarchitect 11. drs. R.J.A. Crols adviseur cultuurhistorie 12. drs. G.J.M. Derks adviseur cultuurhistorie 13. F. van Dijk huishoudelijk administratief medewerker 14. J.F. van Dijk rayonarchitect 15. ir. C.E. van Esch directeur
Jaarverslag 2006 / Gelders Genootschap
1 6. ir. J.L. van Grondelle rayonarchitect 17. mevrouw ing. A.H. Hiddink, MArch rayonarchitect / adviseur ruimtelijke kwaliteit 18. mevrouw ing. J.C. Hoenselaars adviseur ruimtelijke kwaliteit 19. ing. E.A. Hulstein arch. AvB rayonarchitect 20. mevrouw T. Jongbloed office manager 21. ir. G.J. Jonkhout rayonarchitect 22. mevrouw D.C. Kasterop medewerker secretariaat 23. mevrouw ir. A.G.S.M. Kho adviseur ruimtelijke kwaliteit / landschapsarchitect 24. mevrouw E. Leijenaar medewerker financiële administratie 25. mevrouw drs. L.A.G. Meeuwssen adviseur cultuurhistorie 26. A. Mehdyar systeembeheerder 27. mevrouw drs. P.P. Mesken adviseur cultuurhistorie (tot 01-03) 28. H.J. Mulder boekhouder 29. ir. W.J.A.M. van Oorschot rayonarchitect 30. mevrouw ing. B.T. Overbeek adviseur cultuurhistorie 31. drs. J.M.H. Penders adviseur cultuurhistorie 32. J.N. Pietersma arch. AvB rayonarchitect (vanaf 01-08) 33. ir. L.P.M. Reijmer rayonarchitect 34. mevrouw C.W. Rudolphie documentalist / webmaster 35. mevrouw ir. T. Stahlie-Biersteker rayonarchitect 36. mevrouw Y.M. Verstegen-ter Wal administratief medewerker 37. ir. J. Wabeke adviseur ruimtelijke kwaliteit 38. drs. J. Westerman adviseur cultuurhistorie 39. mevrouw E. de Wilde de Ligny rayonarchitect 40. ir. S.C. de Wit rayonarchitect
13
De verdeling van de formatieplaatsen over de diverse sectoren was per 31 december 2006 als volgt: Welstand en Ruimtelijke Kwaliteit Cultuurhistorie Directie en ondersteuning
15,8 7,97 7,5
Oude en nieuwe medewerkers In 2006 werd na een dienstverband van bijna twintig jaar afscheid genomen van rayonarchitect Hedde Beetsma, die per 1 juli met vervroegd pensioen is gegaan. Op 27 september is met alle medewerkers uitgebreid stilgestaan bij dit feit. Er werd een rondrit georganiseerd door het rayon van Hedde met een bezoek aan de Dru te Ulft. Daarna vond een receptie en diner plaats in De Heerenboer in Zeddam. Bij de sector Cultuurhistorie vertrok per 1 maart Petra Mesken. Zij was vooral betrokken bij bouwhistorisch onderzoek, waardestellingen en beleids- en bouwplanadvisering. Bij de sector Welstand en Ruimtelijke Kwaliteit beëindigde rayonarchitect Wim van Beek zijn dienstverband per 1 oktober. Op 1 augustus is Hans Pietersma als rayonarchitect in dienst getreden. Hans neemt de taken over van Hedde Beetsma. Hij bedient het rayon Duiven, Lingewaard, Rijnwaarden, Zevenaar en Westervoort. Op 1 september trad Sabine Berndsen in dienst. Zij zal gezien haar brede ervaring zowel op het gebied van welstand als op het gebied van ruimtelijke kwaliteit taken verrichten. De sector Cultuurhistorie is uitgebreid met een nieuwe discipline: archeologie. Om die reden is Jeroen Bouwmeester met ingang van 7 augustus komen werken bij het Gelders Genootschap. Bij het gg zal Jeroen zich inzetten voor de advisering aan gemeenten op archeologisch gebied.
Ondersteuning Onder de sector Ondersteuning van het bureau vallen de volgende afdelingen: het secretariaat, de financiële administratie, de automatisering en de bibliotheek / mediatheek. De sector heeft primair de taak de collega’s uit de andere sectoren te ondersteunen bij hun dagelijkse werkzaamheden. De ondersteunende werkzaamheden worden op verschillende niveaus uitgevoerd. In de eerste lijn zijn er de directe dagelijkse werkzaamheden zoals postverzorging, het inboeken van welstandsadviezen, telefoon en automatisering. De tweede lijn omvat de boekhouding, met facturering naar derden, verwerking van de urenverantwoording,
14
salarisadministratie e.d. De sector ondersteuning is voor externen het eerste aanspreekpunt van het bureau.
Automatisering In juli is na een lange voorbereidingsperiode het nieuwe planregistratiesysteem iwo ingevoerd. Dit staat voor Informatisering Welstands Advies Organisaties. Met dit systeem kunnen de adviseurs zowel online op kantoor als off-line bij de gemeenten werken. Deze werkwijze bevordert de snelheid en efficiency van de advisering. Halverwege 2007 wordt iwo geëvalueerd om te bekijken of aanpassingen aan het systeem gewenst zijn. iwo is een samenwerkingsverband met de collegawelstandsorganisaties van de provincies Drenthe, Friesland, Groningen, Utrecht en Zuid-Holland en heeft als uitgangspunt om digitale gegevensuitwisseling met gemeenten tot stand te brengen. In het verslagjaar is tevens gestart met een vervolgproject, iwo2, bedoeld voor de ontsluiting van beeldmateriaal en cultuurhistorische informatie.
Mediatheek In 2006 zijn 391 nieuwe publicaties gecatalogiseerd en aan de collectie toegevoegd. Dit betrof zowel documenten op papier als in digitale vorm. Daarnaast verzorgt de documentaliste via Intranet de dagelijkse informatievoorziening op het gebied van bouwen / ruimtelijke ontwikkelingen, monumenten en archeo logie. De documentaliste heeft voor diverse projecten literatuuronderzoek uitgevoerd. Voorbeelden hiervan zijn: Groenlo / Lichtenvoorde, Harderwijk-Frankrijk, Het Nationale Park De Hoge Veluwe, Deelen, gemeente Montferland, Cultuurhistorie en welstand, Nieuwe landgoederen, Historische boerderijen en erfinrichting.
Ondernemingsraad In 2006 wad de samenstelling van de or als volgt: Geert Jan Jonkhout (voorzitter), Cora Rudolphie (secretaris) en Tessa Stahlie (vice-voorzitter/secretaris). In totaal werd negen maal vergaderd. De vaststelling van een nieuwe cao was het belangrijkste gespreksonderwerp in de eerste helft van 2006. Naast tekstuele wijzigingen vanwege wetswijzigingen zijn in de nieuwe cao enkele inhoudelijke aanpassingen doorgevoerd. De nieuwe cao bevat tevens een huishoudelijk reglement.
Het bureau
Watertoren, Culemborg
Een tweede onderwerp dat in de laatste maanden van 2006 aandacht kreeg is de vaststelling van het reeds in concept aanwezige sociaal plan. Er zijn meerdere scenario’s doorgesproken, met inachtneming van de benodigde financiële reserves. Tenslotte zijn de seniorendagen aan de orde geweest.
Kwaliteitszorg Op 6 november vond de jaarlijkse externe audit plaats door bureau KIWA. De audit was bedoeld om te bezien of het kwaliteitsmanagementsysteem van het gg nog steeds werkt conform de voorgeschreven iso-normering. Verschillende werkprocessen van het gg werden daartoe bekeken. De conclusie was dat het kwaliteitssysteem goed functioneert. Verder werden enkele suggesties gedaan die verband hielden met het beter meetbaar maken van procesprestaties en het beheer van digitale documenten.
16
Studiereis Het Gelders Genootschap kent een langjarige traditie om eens per twee jaar met medewerkers en bestuur op studiereis te gaan. De reis biedt de gelegenheid om de Gelderse kennis en ervaringen te toetsen aan de situatie op andere plaatsen. Ook worden er in den vreemde veel indrukken opgedaan die weer inspiratie bieden voor de eigen werkpraktijk. In 2006 ging de reis naar Straatsburg en Bazel. Het programma bestond uit een mengeling van architectuurhistorische en stedenbouwkundige projecten. Er was zowel aandacht voor oude monumenten als nieuwe architectuur. Beide historische steden boden tal van inzichten over de rijkdom, maar ook de problematiek van een oude binnenstad. In Bazel werden de deelnemers ook ontvangen door de gemeente. Een architect van de plaatselijke welstandscommissie zette uiteen hoe welstands- en monumentenadvisering in het kanton Bazel is georganiseerd. Bijzonder interessant waren de nieuwe ontwikkelingen rond het station en op oude industrie- en haventerreinen, waar oude industrie plaatsmaakt voor nieuwe technologie, de dienstensector of wonen. Natuurlijk bood de reis ook volop gelegenheid om ervaringen uit te wisselen en de band tussen medewerkers en bestuur te versterken. De studiereiscommissie bestond dit keer uit Maricke Hiddink, Cora Rudolphie, Martin van Bleek, Stef de Wit en Jeroen Westerman.
Het bureau
Cultiveer het gevoel voor schoonheid! Drs. ir. J. den Boer
De architect Sjoerd Soeters zegt in het tijdschrift de Blauwe Kamer van februari 2007: ‘In Nederland hebben we een zwaar gesubsidieerde, zelfbenoemde culturele elite die in alle jury’s, besturen, stimuleringsfondsen en commissies zit en het altijd over alles met elkaar eens is. Maar er loopt een diepe kloof tussen deze drie procent die de elite uitmaken en de gewone mensen. Al was het alleen maar omdat die zelfbenoemde elite altijd een voorsprong wil houden op de gewone mensen. Zij doen voortdurend allerlei dingen die ze leuk vinden, die stimuleren ze, en als zij verdergaan laten ze de kruimels voor de achterblijvers. Ik ontwerp graag voor die overige 97 procent van de Nederlandse bevolking.’ Soeters behoort tot de kleine, maar groeiende kring van ontwerpers die zich verzet tegen het overheersende modernisme in Nederland. Dat modernisme klinkt als eigentijds, en die begripsverwarring wordt ook misbruikt door de culturele elite. Maar het modernisme is een architectuur stroming uit de jaren 20 van de vorige eeuw, die toevallig in Nederland de afgelopen decennia bij die ontwerpende elite erg populair was. Terwijl in het buitenland postmodernisme, traditionalisme en retro ook de nodige aandacht kregen, overheerste in Nederlandse de ‘perverse nuchterheid
van onze architectuur’, zoals de zojuist teruggetreden directeur van het Nederlands Architectuur Instituut (NAi), Aaron Betsky dit recent in Trouw noemt. Het modernisme is ooit in de eerste decennia van de 20e eeuw begonnen met prachtige voorbeelden zoals het Rietveld- Schröderhuis in Utrecht en de Van Nelle fabriek in Rotterdam. Vervolgens is de laatste decennia van deze eeuw dit modernisme eindeloos herhaald in simpele vierkante dozen die nauwelijks verbinding met de omgeving hadden. Het schijnt dat deze Nederlandse architectuur beroemd is in het buitenland, maar waarschijnlijk is dat ook vooral bij dezelfde elite die zich er daar mee bezighoudt. Beroemd in de architectuurbladen en op de feesten en partijen waar ze elkaar ontmoeten. Zoals Soeters stelt, wil een groot deel van de Nederlandse architectuurconsumenten een meer romantische, traditionele architectuur. Voorbeelden van Soeters zelf zijn Mariënburg in Nijmegen en de kastelen van de Haverleij bij Den Bosch. Het nieuwe vestingstadje Brandevoort van Rob Krier bij Helmond is een ander bekend voorbeeld. Deze voorbeelden worden door de architectuur-elite afgedaan als historiserend en kitscherig.
3. Sector WeRK De schizofrenie van de stad Het grote verschil tussen de moderne nieuwbouw en onze traditionele binnensteden heeft tot een soort tweedeling in de gebouwde omgeving geleid. De historische steden en dorpen zijn bijna een soort musea geworden, de moderne buitenwijken eromheen zijn een totaal andere wereld. Er is een soort schizofrene stad ontstaan, die een tweedeling uitdrukt zoals die dikwijls in onze menselijke geest gezien wordt. Enerzijds de westerse rationele, functionele geest die uitgedrukt wordt in het functionele modernisme, anderzijds de emotionele kant die meer gericht is op romantiek en traditionalisme. Het blijkt echter dat die tweedeling niet meer klopt. Moderne hersenonderzoekers zoals Antonio Damasio hebben ontdekt dat we niet meer in de platte wereld leven van rationaliteit en emotionaliteit, maar onze menselijke geest uit drie dimensies bestaat: ratio, gevoel en emotie. Het lijkt erop dat het gevoel nog meer dan de rationaliteit onze belangrijkste menselijke eigenschap is om te komen tot de juiste ontwerpkeuzes en te komen tot schoonheid in onze gebouwde omgeving. Rationeel bouwen is functioneel en gevoelloos en leidt tot liefdeloze steden. Emotionaliteit is echter ook geen gevoel. Je zou emotionaliteit hooguit als een zeer primitieve vorm van gevoel kunnen zien en ook dit is liefdeloos. Bouwen vanuit emotie leidt tot platte kitsch zoals de beruchte boerderettes. Simpele herkenbaarheid waar de ontwerpelite zich terecht tegen verzet. De grote uitdaging aan zowel ontwerpers als consumenten is het gevoel voor schoonheid te ontwikkelen. Dat kost veel tijd en aandacht en die aandacht is er nauwelijks in onze opleidingen. Om weer te leren voelen waar echte schoonheid over gaat, moet je vooral heel veel concepten en ideeën over wat mooi is loslaten. De meeste mensen kunnen pas oordelen of iets mooi is wanneer ze weten van welke architect het is en bij welke stroming het hoort. Je moet eerst weten of je er wel bij hoort als je zegt dat het mooi is. Zo praten al die commissies waar Sjoerd Soeters zich tegen verzet elkaar steeds weer na. Hoe zou het nieuwe centrum van Almere van Rem Koolhaas ervaren worden wanneer je niet wist dat hier onze beroemdste architect aan het werk was? Je kunt het ervaren op een mooie zomermiddag: het nieuwe plein is helemaal leeg, blijkbaar roept dit bij de bewoners en bezoekers niet het gevoel op van een prettige verblijfplaats. Natuurlijk is vernieuwing belangrijk en het werk van Koolhaas ook. Maar - zoals Rob Krier stelt - wanneer we te veel daarvan bouwen gaat de schoonheid
verloren zoals we die in eeuwen ontwikkeld hebben in onze typische Noord-West Europese dorpen en steden. Als we ons minder laten leiden door ideeën, concepten en elitaire commissies, zou het kunnen dat we dat oorspronkelijke gevoel voor schoonheid weer terugvinden. Dat betekent niet dat er alleen historische steden en dorpen gebouwd worden. Dat betekent wel dat de kwaliteiten, zoals we die de afgelopen eeuwen ontwikkeld hebben, geïntegreerd kunnen worden met de kwaliteiten van de moderne functionele bouwkunst. Integratie van traditie en moderniteit De nieuwe Delftse architectuur hoogleraar Dick van Gameren zei bij zijn entreerede op 4 oktober 2006 dat in het huidige architectuurdebat ofwel de tijd ontkend wordt, ofwel de tijd wordt gefixeerd. De obsessie om met nieuwe nog niet vertoonde beelden te komen is het ontkennen van de tijd. Dat is vooral het modernisme. Het historiserend bouwen kan neigen tot een reproductie van bestaande beelden uit het verleden, het fixeren van de tijd. Van Gameren pleit ervoor dat verleden, heden en toekomst in één ontwerp samen opgaan. Dat is ook mijn pleidooi voor een herwaardering van het gevoel voor schoonheid. Door ons gevoel te cultiveren en als uitgangspunt te nemen bij het ontwerpen en bij het beoordelen van ontwerpen kunnen we de tegenstelling tussen dorre functionaliteit en platte kitsch overstijgen. Een mooi voorbeeld hiervan is Java eiland in Amsterdam van Sjoerd Soeters. Als je daar loopt voel je je echt in Amsterdam, je herkent de grachten en de traditionele opbouw van de stad. Tegelijkertijd is de architectuur onmiskenbaar eigentijds. Java eiland laat zien dat het mogelijk is de tegenstellingen te overbruggen. De uitdaging aan de culturele elites is om verouderde visies op modernisme en functionaliteit los te laten. Het is mogelijk om een daadwerkelijke schoonheid te bouwen, waarin onze traditie herkenbaar is en waarin tegelijkertijd stap voor stap ook vernieuwing plaatsvindt. Drs. ir. Jan den Boer studeerde stedenbouwkunde en filosofie. Hij publiceerde het boek “Passie voor de stad, naar een nieuwe betovering van de gebouwde omgeving” bij uitgeverij Synthese. ISBN 90-6271023-9. Hij is als stedenbouwkundig projectmanager werkzaam bij de gemeente Utrecht en onder meer betrokken bij de haalbaarheidsstudie voor de Belle van Zuylen, een toren van 262 m.
Inleiding Het afgelopen jaar heeft de sector WeRK zich ingespannen om de schoonheid van Gelderland te bevorderen. Heel direct door advisering over bouwplannen op gemeentelijk niveau en over bovenlokale ontwikkelingen, maar ook door het opstellen van kwaliteitsrichtlijnen, het procesmatig ondersteunen van gemeenten of het leveren van expertise op het gebied van commissiewerk, supervisie, kwaliteitsteams enzovoorts. Gelukkig wint de ruimtelijke kwaliteit in gemeenten aan aandacht. In veel gemeenten is het afgelopen jaar een debat over ruimtelijke kwaliteit tot stand gekomen en gevoerd. Soms aangezwengeld door behoefte aan deregulering, vaak ook door de landelijke discussie over verrommeling. Gemeenteraden spreken zich vaker duidelijk uit over het gewenste kwaliteitsbeleid, hetgeen betekent dat het welstandsbeleid meer wordt toegesneden op de gemeentelijke ambities en situatie. In het debat kunnen misverstanden over het welstandswerk worden weggenomen en kan de zorg voor de gemeentelijke kwaliteit worden gedeeld. Prima dat deze debatten worden gevoerd. Dit is de manier om een lokale vorm van welstand of ruimtelijke kwaliteitszorg te krijgen waar draagvlak voor bestaat. In de debatten blijkt dat het belang van ruimtelijke kwaliteit en welstand niet zozeer ter discussie staat, maar wel de wijze waarop daaraan invulling wordt gegeven. Het gg spant zich daarom samen met gemeenten in om het welstandwerk op een transparante, efficiënte en oplossingsgerichte wijze te doen. De sector is het vorige jaar druk geweest met het presenteren van jaarverslagen, het houden van excursies, het debatteren met gemeentebesturen, gemeenten doordringen van het belang van ruimtelijk kwaliteitsbeleid en daarnaast ook nog eens het efficiënt laten verlopen van het advieswerk. In alle openbaarheid en openheid. Meer nog dan in voorgaande jaren heeft de sector gemeenten ondersteund bij het regisseren van kwaliteit. De trend in veel gemeenten gaat overduidelijk meer richting stimuleren en begeleiden dan toetsing achteraf. Met veel engagement en plezier is ook de afgelopen periode geadviseerd op het terrein van de ruimtelijke kwaliteit.
Jaarverslag 2006 / Gelders Genootschap
Van welstandscommissie naar Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) De sector adviseert 50 gemeenten op het gebied van welstand. Daarnaast levert het gg een externe deskundige en een stedenbouwkundige aan de welstandscommissie van Arnhem en een voorzitter aan de welstandscommissie van Ede. Nadat in 2005 de samenstelling van diverse welstandscommissies fors was gewijzigd hebben in 2006 slechts op beperkte schaal mutaties plaatsgevonden. Hedde Beetsma, gewezen adjunct-directeur en rayonarchitect in de Liemers en de Betuwe, heeft afscheid genomen en is opgevolgd door Hans Pietersma. Daarnaast is Sabine Berndsen de sector komen versterken. Een overzicht van de rayonindeling en samenstelling van de commissies, vindt u in Bijlage 1 en 2 van dit jaarverslag. In vrijwel alle gemeenten zijn – de op ad-hoc basis oproepbare – extra disciplines zoals stedenbouw en/of landschapsarchitectuur benoemd. In de praktijk wordt door gemeenten nog beperkt gebruik gemaakt van deze mogelijkheid tot adviesverbreding. Desalniettemin worden commissies steeds vaker betrokken bij stedenbouwkundige ontwikkelingen, beeldkwaliteitplannen en bestemmingsplannen alsook bij functieverandering in het buitengebied en de ontwikkeling van nieuwe landgoederen. Het succes van het commissiewerk is enerzijds afhankelijk van de deskundigheid van de commissieleden en anderzijds van de adviesruimte die zij van het gemeentebestuur krijgen. Het gg zet in op een verdere uitbouw van de welstandscommissie tot Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Burgerleden horen daar zeker bij, ook in de mandaatcommissie. Burgerleden en voorzitters In het verslagjaar hebben weer enkele gemeenten burgerleden benoemd. In Zaltbommel, Tiel, Maasdriel en Druten zijn burgerleden benoemd. In Apeldoorn, Hattem en Nunspeet is een tweede burgerlid geselecteerd. Op dit moment telt het adviesgebied van het gg twintig gemeenten waar één of twee burgerleden werkzaam zijn. In vijf gemeenten is een selectieprocedure opgestart. Voor de gewenste verbreding van de commissie en voor het draagvlak van welstand is dit een positieve en in dit land unieke ontwikkeling.
19
Benoemd
Hattem Oldebroek
In procedure
Elburg
Heerde
Nunspeet
Harderwijk
Epe
Ermelo Putten Apeldoorn
Lochem
Barneveld Zutphen Brummen
Berkelland
Scherpenzeel Ede Rozendaal
Bronckhorst Rheden
Arnhem Renkum
Wageningen
Lingewaal
Neerijnen
Westervoort
Buren
Groenlo Lichtenvoorde
Tiel
Druten West Maas en Waal
Lingewaard
Rijnwaarden Millingen aan de Rijn Ubbergen
Beuningen
Winterswijk
Doetinchem Montferland
Overbetuwe
Wijchen
Oude IJsselstreek
Aalten
Nijmegen
Zaltbommel Maasdriel
Doesburg
Zevenaar
Duiven Neder-Betuwe
Geldermalsen
Heumen
Visitatie FW Naast de interne visitatie door het gg heeft de Federatie Welstand een landelijke visitatie gehouden. De uitkomsten zijn vastgelegd in een landelijk visitatierapport. De twee belangrijkste conclusies in dit rapport zijn dat er een flinke stap voorwaarts is gezet met de professionalisering van de commissies en dat veel commissies inmiddels met de welstandsnota werken. In het adviesgebied van het gg zijn drie commissies bezocht. De uitkomsten van deze drie visitaties, waarvan de resultaten in een kort verslag zijn vastgelegd, waren voor het gg positief te noemen.
Discussie, debat en bijstelling welstandsnota’s
Groesbeek
Mook en Middelaar
Burgerleden in Gelderland per 31/12/2006
Op 9 mei heeft het gg een cursusbijeenkomst georganiseerd voor burgerleden en architectleden in café Dudok in Arnhem. Nico Nelissen heeft de communicatieve aspecten van het commissiewerk nader belicht. Ter ondersteuning heeft het gg een handboek met achtergrondinformatie uitgebracht voor commissie leden. Op 9 juni is een bijeenkomst gehouden voor voorzitters van welstandscommissies. Daarbij zijn ervaringen uitgewisseld en zijn de resultaten van de visitatie door het gg besproken. Aansluitend is een bezoek gebracht aan Arnhem Centraal en het Musiskwartier. Excursie Antwerpen Op 13 oktober 2006 voerde de jaarlijkse excursie commissieleden, bestuur en medewerkers naar Antwerpen. Het programma had tot doel ervaringen op te doen en uit te wisselen met betrekking tot het advieswerk over ruimtelijke kwaliteit in de breedste zin van het woord. Niet alleen kwam de zorg voor monumenten, zoals beleden in Antwerpen, aan de orde, maar ook de werking van welstand in relatie tot de ambities van deze stad.
20
geïntegreerde welstands- en monumentenadviezen, waarvoor een bijzondere procedure geldt. Het streven blijft gericht op 100%. Daarbij zij opgemerkt, dat per gemeente gemiddeld meer dan 80% van de aanvragen onder mandaat binnen 1 dag van een advies wordt voorzien. In een aantal gemeenten worden de adviezen bij het gemandateerd overleg digitaal uitgebracht waardoor deze nog sneller beschikbaar en voor ambtenaren verwerkbaar zijn.
Voorst
Nijkerk
Culemborg
Na afloop van de vergadering zijn de bevindingen van de observaties uitgebreid besproken met de betreffende welstandscommissies. Waar nodig zijn bilateraal met de rayonarchitect afspraken gemaakt over het functioneren van de commissie. Van de visitaties is een verslag gemaakt dat ook in het sectoroverleg WeRK is besproken. Het is de bedoeling om de visitatieronde in 2007 te herhalen om te bekijken hoe dan de stand van zaken is.
Een bijzonder element in het programma was, naast het bezoeken van vele interessante projecten, het (letterlijke) kijkje in de keuken bij het architectenbureau van Jo Crepain, waarbij kennis werd genomen van de vele interessante projecten van dit bureau.
Visitaties In de periode februari – mei 2006 heeft de directeur vrijwel alle welstandscommissies bezocht in het kader van een uitgebreide visitatieronde. Deze visitaties zijn bedoeld om een beeld te krijgen van het functioneren van de welstandscommissies, sinds de grootschalige personele vernieuwing per 1 oktober 2005. Bij de visitaties is vooral gelet op de aspecten openbaarheid, communicatie, oplossingsgerichtheid, welkome houding en zorgvuldigheid. Dit zijn immers ook aspecten die centraal stonden in de landelijke vernieuwingsoperatie van het welstandstoezicht van een aantal jaren geleden. Belangrijke wijzigingen waren toen de invoering van een welstandsnota, openbaarheid van vergaderen en jaarlijkse verantwoording in verslagen.
Sector WeRK
Adviesaanvragen Welstand Het aantal adviesaanvragen is vorig jaar gedaald tot 14.811, tegen 15.528 aanvragen het jaar ervoor. Dit is een daling van 4,6 %. In Bijlage 3 is een overzicht opgenomen van het aantal adviesaanvragen per gemeente. De dalende trend van de afgelopen jaren zet dus door, ondanks de aantrekkende economie en de toegenomen bouwproductie. Zo steeg in 2006 het aantal in Gelderland gebouwde woningen met 8% (bron: CBS). Naast het meer ambtelijk afhandelen van lichtvergunningplichtige bouwwerken is ook het verruimen van de sneltoetscriteria of zelfs het geheel welstandsvrij verklaren van bepaalde licht-vergunningplichtige bouwwerken hiervan de oorzaak. Bijkomstig voordeel is dat de commissie zich meer kan richten op de grote en belangrijke plannen. Wat daarbij opvalt is, dat commissies en rayonarchitecten steeds meer gevraagd worden om te adviseren over stedenbouwkundige ontwikkelingen, beeldkwaliteitplannen, masterplannen enz. Ook in 2006 zijn de adviestermijnen van plannen die in de commissie zijn behandeld structureel bewaakt. Van alle commissieplannen is 79 % binnen 2 weken uitgebracht. Dit percentage is inclusief de
Jaarverslag 2006 / Gelders Genootschap
In 2005 en 2006 is in diverse gemeenten de welstandsnota geëvalueerd. Mede als gevolg van ervaringen van gebruikers en (gewijzigde) inzichten, soms onder invloed van Boekel (welstandsvrij) en deregulering, vindt op veel plaatsen een herziening van het welstandsbeleid plaats. Gesprekken gaan niet alleen over verruiming van sneltoetscriteria, maar raken ook de discussie over nut en noodzaak van welstand. De bijstelling gaat overigens beide richtingen op. Verruiming bij loketcriteria voorzover dat de ruimtelijke kwaliteit niet schaadt, maar ook een strenger beleid bij historische linten, het buitengebied en andere gevoelige gebieden. In 2006 is er veel werk gemaakt van voorlichting, discussie en debat met gemeenten; waar nodig is inzicht gegeven in het nut van dit gemeentelijk instrument. In overleg met gemeenten of in het kader van inspraak heeft het gg gereageerd op voorgenomen voorstellen tot bijstelling. Naar aanleiding van ervaringen en evaluaties hebben gemeenten aanpassingen gedaan aan de welstandsnota. Deze aanpassingen variëren van beleidsmatige aard (verruimen sneltoetscriteria, wijzigen welstandsniveau, wijzigen aantal welstandsniveaus, compactere opzet, meer voorlichting geven) tot meer praktische en tekstuele aard (verduidelijking, meer inspirerende referentiebeelden). Gemeenten worstelen nog met ontwikkelingsgebieden. De welstandsnota is voor beheergebieden geschreven. Criteria voor ontwikkelingsgebieden zijn vaak ontoereikend of ontbreken zelfs geheel. In veel jaarverslagen is daarom aanbevolen uitgangspunten en/of criteria voor ontwikkelingsgebieden te ontwikkelen. Diverse gemeenten hebben hun nota op dit punt aangevuld, met ondersteuning van het gg.
21
Vischmarkt, Harderwijk
Enkele voorbeelden In Aalten, Berkelland, Duiven, Groesbeek, Heumen en Millingen vindt een verruiming plaats van eisen voor lichtvergunningplichtige (LV) bouwwerken, die niet zichtbaar zijn vanuit het openbare gebied of bouwwerken achter de voorgevelrooilijn of op een bepaalde afstand daarvan. In Doetinchem heeft men besloten om alle LVbouwwerken welstandsvrij te verklaren. Inmiddels heeft het gemeentebestuur aangegeven dat het zich de komende jaren samen met de welstandscommissie sterk wil maken voor een ruimtelijke kwaliteitsimpuls van de stad Doetinchem. In Montferland wilde men aanvankelijk alle LV-bouwwerken achter de voorgevel vrij verklaren. Na debat en discussie heeft men besloten de kern ’s-Heerenbergh, en eventueel nog andere kerkdorpen hiervan uit te sluiten. In Hattem en Epe is het aantal welstandsniveaus tot twee beperkt: normaal en licht. In Epe heeft de raad daarnaast hogere kwaliteitseisen gesteld aan toekomstige bebouwing in de historische linten en aan nieuwbouw in het buitengebied. Het gg heeft de gemeente ondersteund met een protocol voor kwaliteitsborging bij nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied. De gemeente Brummen kiest er bewust voor lv-plannen te laten afdoen door de rayonarchitect. Diens deskundigheid komt van pas bij de toepassing van relatieve criteria, bovendien levert een ambtelijke afhandeling geen tijdwinst op. In de nieuwe gemeente Oude IJsselstreek heeft een harmonisatie plaatsgevonden van de twee nota’s tot een duidelijk kader. Daarbij zijn ook protocollen vastgesteld voor kwaliteitsborging bij nieuwe ontwikkelingen in dorpen en in het buitengebied. Ook in Aalten, Bronckhorst en Lochem worden de nota’s geharmoniseerd. In Harderwijk, Beuningen en Duiven wil men reclamebeleid gaan opstellen als onderdeel van de welstandsnota. Beuningen wil naar een integrale commissie voor ruimtelijke kwaliteit, inclusief burgerleden en monumentenzorg, alsook naar een ambitieuze uitbreiding van het welstandsbeleid. In een aantal gemeenten experimenteert men met het aanwijzen van één of meer welstandsvrije wijkjes (nieuwbouw). De gemeente Montferland heeft enkele welstandsvrije wijkjes aangewezen, Wijchen overweegt dit. Het gg is geen voorstander van het welstandsvrij maken van bestaande woongebieden, mede
Jaarverslag 2006 / Gelders Genootschap
vanwege de aantasting van de rechtszekerheid van bewoners. In Lochem echter overweegt men bouwen in het welstandsvrije buitengebied en woongebieden van de voormalige gemeente Lochem weer onder welstandstoetsing te laten plaatsvinden. In Duiven, Westervoort en Zevenaar wil de raadscommissie een burgerlid benoemen in de welstandscommissie. Steeds meer gemeenten maken gebruik van het door het gg ontwikkelde welstandsweb. Dit pakket biedt de mogelijkheid om op een snelle, efficiënte manier gebruik te maken van de welstandsnota. Burgers en ambtenaren kunnen op adres de criteria vinden. In 2006 is een nieuwe welstandswebapplicatie opgeleverd voor de gemeente Oude IJsselstreek.
Presentatie jaarverslagen Het college van B&W en de welstandscommissies hebben de plicht om jaarlijks verslag uit te brengen aan de gemeenteraad over de toepassing van de welstandsnota. Ook in 2006 heeft de sector zich met veel enthousiasme actief verantwoord naar de raadscommissies door het presenteren van het jaarverslag. Vanwege de vaak beperkte tijd bij raadscommissies is nog niet overal een debat gevoerd over ruimtelijke kwaliteit. In 20 gemeenten heeft het Gelders Genootschap een presentatie gehouden. In Apeldoorn, Oude IJsselstreek en Scherpenzeel is de presentatie voorafgegaan of gekoppeld aan een excursie langs interessante ontwikkelingen en gerealiseerde plannen. In 7 gemeenten is een brede discussie gevoerd over ruimtelijke kwaliteit. In andere gemeenten is bestuurlijk overleg geweest over de toepassing van de welstandsnota’s. Vaak terugkerende onderwerpen in de gesprekken met raadscommissie waren het strakke keurslijf van de sneltoetscriteria, het belang van een goede voorlichting aan burgers die plaatselijk voor verbetering vatbaar is (folders, internet) en de wenselijkheid van een burgerlid. Het Gelders Genootschap kijkt met tevredenheid terug op de presentaties. Er is inzicht verschaft in de werkwijze van de welstandscommissie. Er is gedebatteerd over het welstandsbeleid en ruimtelijke kwaliteit in brede zin. Diverse aanbevelingen om te komen tot een effectiever welstandsbeleid zijn opgepakt.
23
Projecten Ruimtelijke Kwaliteit
De Groene Agenda
In 2006 heeft de sector, meer dan vorig jaar, gemeenten van advies kunnen dienen op het gebied van ruimtelijke kwaliteit.
Een van de speerpunten in het werkplan van de sector WeRK is de ‘Kwaliteit in het buitengebied’. Met de Groene Agenda wordt de problematiek van de ruimtelijke kwaliteitsborging van het landelijke gebied aangeduid. Het afgelopen jaar, maar nog meer in de komende jaren, wil het gg zich toeleggen op advisering rond de Groene Agenda. Een drietal thema’s op het gebied van ruimtelijke kwaliteitsborging in het landelijke gebied heeft de afgelopen jaar al aandacht gekregen: A. Ontwikkelen op locatie B. Grootschalige projecten C. Kleine kernen
Maatgerichte advisering Ook in 2006 is geadviseerd over beleidskaders zoals structuurvisies (o.a. visie noord- en zuidrand Scherpenzeel), bestemmingsplannen (o.a. bedrijventerrein Hattem), beeldkwaliteitplannen (o.a. Centrum Winterswijk), Voor een aantal gemeenten zijn beeldvisies of- richtlijnen opgesteld, waaronder Arnhem (Presikhaaf), Berkelland (Gelselaar, Stoeterij Haarlo), Druten (centrumplan) en Rijnwaarden (promenade Tolkamer). Voor de historische binnenstad van Harderwijk zijn voorstellen gedaan ter verbetering van gevelbeelden. In overleg met de aanvrager/ondernemer wordt gezocht naar een opwaardering van gebouw- en straatbeeld. Een voorbeeldproject! Voor de gemeente Zutphen is een aanvang gemaakt met het project Beeldwijzers, waarbij Jeroen Bootsma en Maricke Hiddink samen met de gemeente de vele beleidskaders toegankelijk gaan maken voor aanvragers. Verder gaan zij richtlijnen voor ontwikkelingslocaties opstellen. Jan Wabeke participeert in het kwaliteitsteam Hattem en ondersteunt de gemeente Beuningen bij de verbreding van de A50. Janneke Hoenselaars is betrokken bij de beeldrichtlijnen voor de gemeenten Druten, Montferland, de ruimtelijke visie voor Barchem, projectgroep uitbreiding Zevenaar, aanpassing van welstandsnota’s in Aalten en Ermelo. Op verzoek van gemeenten is meer aan planbegeleiding gedaan. In de gemeente Lingewaard vervult Jan Wabeke de rol van supervisor bij ontwikkelingslocaties in het dorp Angeren. Voor het nieuw te ontwikkelen woongebied Tuil in Neerrijnen verzorgt Maricke Hiddink de procesbegeleiding. Bij de ontwikkeling van nieuwe landgoederen in Beuningen en Ubbergen fungeert landschapsarchitect Aditi Kho als adviseur. Naast het schriftelijke advies kan de advisering ook plaats vinden door inzet van expertise op inhoudelijk of procesmatig vlak. Afhankelijk van de opgave en de wensen van de gemeente wordt steeds de meest geschikte vorm van advisering gezocht. Van product tot proces, als organisator, deelnemer of klankbord. Van toetser tot regisseur.
24
Ontwikkelen op locatie betreft in principe alle soorten bouwontwikkelingen in het buitengebied. Dit betreft niet alleen het ‘reguliere’ agrarisch bouwen maar vooral ook nieuwe landgoederen en functieveranderingen in vrijgekomen agrarische bebouwing (VAB). Dit zijn actuele ontwikkelingen waarvoor een (ruimtelijke) kwaliteitsverbetering (door de provincie) wordt vereist. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het implementeren van deze ruimtelijke kwaliteitsverbetering op een concreet schaalniveau. Bij ontwikkelen op locatie zijn er altijd bouwplannen betrokken (alleen rood, rood-voor-rood, rood-voorgroen, rood-voor-blauw ontwikkelingen) waardoor het uiteindelijk altijd langs de welstandscommissie en/of monumentencommissie komt. Maar de sector WeRK levert ook producten of diensten in het verlengde van de reguliere advisering zoals het aanbieden van welstandbeleid, het maken en implementeren van protocollen, het borgen van deze protocollen in het gemeentelijk beleid maar ook het regisseren van ruimtelijke kwaliteit namens de gemeente. Grootschalige projecten betreffen met name structuurdragers in het landschap die het lokale niveau overstijgen. Voor het ontwikkelen of versterken van structuurdragers in het landelijke gebied is het streven naar een goede ruimtelijke kwaliteit of vormgeving essentieel omdat ze grote invloed (kunnen) hebben op de identiteit en het karakter van het landschap. Voorbeelden waarbij de sector WeRK het afgelopen jaar heeft geadviseerd zijn de A12, de Hanzelijn, de toekomstige tweede brug bij Ewijk (A50) en windturbines.
Sector WeRK
R.K. begraafplaats, Warnsveldseweg, Zutphen
Het gg wil ook de komende jaren zowel gemeenten als Rijkswaterstaat ondersteunen bij het bewaken en bevorderen van ruimtelijke kwaliteit.
Kleine kernen betreft het beleidsterrein waar het samen met de Vereniging voor Kleine Kernen Gelderland (vkk), Stichting Landschapsbeheer Gelderland (slg) en de Gelderse Milieufederatie werkt voor dorpsbelangenorganisaties vanuit een bottum-up situatie. Samen met bewoners worden ruimtelijke visies gemaakt waarbij de identiteit van de kleine kernen kan worden versterkt. Bij het ondersteunen van dorpsbelangenorganisaties komen vragen aan de orde als: hoe realiseer je zo’n visie, hoe pak je het aan, hoe kan je gewenste (beeld)kwaliteiten borgen in gemeentelijk beleid? Het afgelopen jaar is op deze manier gewerkt in dorpen als Barchem en Mariënvelde. De mensen in het dorp worden geholpen bij het opstellen van een visie; op de wijze waarop het dorp zich in de toekomst verder kan ontwikkelen, met gelijktijdige versterking van de karakteristieken van het dorp en de landschappelijke omgeving. Een dorpsvisie voor de toekomst, met uitspraken over de voorzieningen, de economische functies, de inrichting van het openbaar gebied, de versterking van de karakteristieke landschappelijke kwaliteiten én de plekken waar woningen ge- of verbouwd kunnen worden. In deze projecten stond het gg ‘aan de zijde’ van dorpsbewoners en kon indien nodig ook een bemiddelende rol spelen naar de gemeente toe. Uiteindelijk streven we allemaal naar ruimtelijke kwaliteit. Samen met de partnerorganisaties spant het gg zich in de kleine kernen leefbaar en bewoonbaar te houden op een bij het dorp passende harmonische wijze: het project ‘Dorpen groeien op eigen wijze’. Het initiatief wordt gesteund door de provincie Gelderland en de gelderse regio’s. In dit kader heeft het gg een vijftal presentaties verzorgd op regiobijeenkomsten die druk werden bezocht. gg
Nieuwe landgoederen Op veel plaatsen in het Gelderse buitengebied biedt de provincie beleidsruimte voor de ontwikkeling van nieuwe landgoederen. Vele gemeenten willen hier in principe aan meewerken, mits er sprake is van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering. ‘Nieuwe landgoederen’ is een typisch rood-groen project waar telkens gezocht moet worden naar een evenwichtige win-win situatie. Het ontwikkelen van een nieuw landgoed is maatwerk waar het gg de gemeenten in ondersteunt.
26
Ook het afgelopen jaar heeft het Gelders Genootschap geadviseerd bij nieuwe landgoedontwikkelingen in diverse Gelderse gemeenten, zoals in Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Beuningen, Buren, Doetinchem, Epe, Lochem, Maasdriel, Neder-Betuwe, Putten, Ubbergen, Voorst en Wijchen. Afhankelijk van de behoefte van de gemeente kan de expertise op het gebied van landschap op twee verschillende manieren worden ingezet bij nieuwe landgoederen. Ten eerste bij het vooroverleg welstand als toegevoegde deskundige. Ten tweede, een intensiever proces, als adviseur van de gemeente die het ruimtelijke ontwerpproces begeleidt omdat veel gemeenten zelf geen landschapsarchitect in dienst hebben. De diverse ontwerpstappen (van landschapsanalyse, programma van uitgangspunten, visie, ontwerp tot uitwerking of beeldkwaliteitplan) die uiteindelijk tot een landschapsplan met ruimtelijke kwaliteiten moeten leiden, worden begeleid en beoordeeld. Pas als de juiste plek van het huis op het landgoed bekend is, kan de beeldkwaliteit van de gebouwen ter sprake komen in het vooroverleg met welstand. Functieverandering Veel agrarische gebouwen in het buitengebied hebben de afgelopen jaren hun oorspronkelijke functie verloren. De verwachting is dat deze ontwikkeling doorzet en dat nog meer agrariërs hun activiteiten staken. Dat heeft gevolgen voor het karakteristieke landschap en de natuur. Het vrijkomen van agrarische gebouwen biedt ook kansen om de leefbaarheid, de vitaliteit en de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied een impuls te geven. Voor de gemeenten Epe en Oude IJsselstreek zijn protocollen opgesteld voor de kwaliteitsborging in het buitengebied. De gemeente Epe wil de kwaliteit van nieuwbouw een impuls geven door een op begeleiding gericht proces. Voor de gemeenten Aalten, Berkelland en Bronckhorst zijn concrete richtlijnen inzake functieverandering opgesteld. Het betreft hier maatwerk per locatie, waarbij de kwaliteit van de omgeving en de toe te voegen waarde aan het gebouw- en landschapbeeld centraal staat. Windturbines In Gelderland zijn verschillende initiatieven voor de bouw van windturbines gestart. De initiatiefnemers en/of gemeente onderzoeken waar windturbinelocaties mogelijk en wenselijk zijn. Voor de meeste gemeenten is een objectief onafhankelijk advies
Sector WeRK
wenselijk vanuit landschappelijk oogpunt. Dit wil zeggen dat het advies met name ingaat op enerzijds de windturbines in onderlinge relatie en in relatie tot de directe omgeving en anderzijds de windturbines in relatie tot het landschapsbeeld in ruimere zin (oftewel: wat is het effect van de turbines op het landschap in de wijdere omgeving?). De landschapsarchitect van het Gelders Genootschap kan in zo’n geval de gemeente adviseren en heeft dit het afgelopen jaar ook gedaan voor de gemeenten Beuningen, Montferland en Oude IJsselstreek. Voor zo’n advies zijn goede fotovisualisaties nodig. Vaak worden windturbines te klein weergegeven op foto en is de beleving in het veld veel groter.
Infrastructuur en ruimtelijke kwaliteit Grootschalige infrastructuur is inmiddels een terugkerend onderwerp in het werk van het Gelders Genootschap. Vanuit onze bemoeienis met de Betuweroute en andere projecten hebben wij specifieke kennis en ervaring opgebouwd rond infrastructuur en ruimtelijke kwaliteit. Gelderse gemeenten langs de A12, de A50 en de toekomstige Hanzelijn hebben hier in 2006 van gebruik gemaakt, maar we waren ook actief in een aantal niet Gelderse gemeenten langs de A12 en de Hanzelijn. Welstandsparagrafen Regenboogroute A12 Het Gelders Genootschap heeft in samenwerking met de Federatie Welstand, het Steunpunt Routeontwerp (atelier rijksbouwmeester), Welstand en Monumenten (Utrecht) en Dorp, Stad en Land (Zuid Holland) voor ca. 30 gemeenten langs rijksweg A12 een welstandsparagraaf opgesteld, waarin het Routeontwerp A12 in vastgelegd. In deze welstandsparagrafen staan uitgangspunten voor de vormgeving van de snelweg (geluidsschermen, viaducten, verlichting etc.) en voor de beeldkwaliteit langs de weg. Een belangrijk doel is de verrommeling van gebieden langs de snelweg tegen te gaan. Een aantal gemeenten heeft deze paragraaf al vastgesteld. Het is de bedoeling dat elke gemeente die vaststelt. In tenminste twee gebieden heeft het project ertoe geleid dat gemeenten samen de ruimtelijke opgave rond de A12 verder zijn gaan onderzoeken. Het betreft de passage Utrecht (Utrecht, Nieuwegein, Houten) en de passage Arnhem/Veluwezoom (Arnhem, Rheden Rozendaal).
Jaarverslag 2006 / Gelders Genootschap
A12 Veluwezoom In dit laatste gebied heeft het project ‘Welstandsparagraaf’ geleid tot een bijzondere opdracht van de gemeenten Arnhem, Rheden en Rozendaal. Rijksweg A12 zal hier worden verbreed en bewoners dringen via de door hen opgerichte Stichting Duurzame A12 aan op vermindering van de barrièrewerking en een duurzame oplossing voor de luchtkwaliteit en geluidhinder bijvoorbeeld via een overkapping van de snelweg. De Rijksadviseur Infrastructuur, ir. Jan Brouwer, heeft vervolgens mede op verzoek van de genoemde Stichting in juni/juli 2006 een werkatelier georganiseerd, met ontwerpers van de drie gemeenten, het Gelders Genootschap, het Steunpunt Routeontwerp en de Stichting Duurzame A12. In dat werkatelier zijn de mogelijkheden voor versterking van de ruimtelijke opbouw en gebiedsontwikkeling verkend. De rijksadviseur heeft de resultaten van dit werkatelier op 15 september aangeboden aan de drie wethouders, gekoppeld aan het advies om samen te werken aan de kwaliteitsverbetering. De gemeenten hebben dit advies overgenomen en aan het Gelders Genootschap opdracht gegeven om een intergemeentelijke ruimtelijke visie voor de A12-zone op te stellen. Het accent ligt bij deze visie op de kwalitatieve kansen, die deze zone biedt voor de ontwikkeling van de aangrenzende gebieden en voor een duurzame ontwikkeling van de woon- en leefomgeving. Het bijzondere van dit initiatief is dat gemeenten niet afwachten tot Rijkswaterstaat met plannen komt, maar zelf en samen het initiatief nemen om verbreding van de snelweg te benaderen vanuit de gebiedsopgave. Dit project kan een voorbeeld zijn voor andere gemeenten. Hanzelijn De Hanzelijn is de nieuwe spoorlijn tussen Lelystad en Zwolle. Onderweg voert de lijn door de gemeenten Dronten, Kampen en Hattem. De impact van deze spoorlijn op de ruimtelijke kwaliteit van deze gemeenten is groot. Daarom hebben het Gelders Genootschap en het Oversticht op verzoek van deze gemeenten een kwaliteitsteam geïnstalleerd, dat gemeenten en welstandscommissies adviseert over de werken van de Hanzelijn. Dit team is als volgt samengesteld: Jan Wabeke (voorzitter/stedenbouwkundige), Peter Strijker (secretaris), Jan Garvelink (architect) en Antony Marcelis (landschapsarchitect). De eerste actie van het team was de beoordeling van het Masterplan, dat door Prorail was opgesteld en het schrijven van een oplegnotitie ten behoeve van
27
de vaststelling als welstandskader. De vijf gemeenten hebben het welstandskader vastgesteld, waardoor de adviesruimte voor het kwaliteitsteam helder werd. In 2006 zijn de ontwerpen voor Lelystad en Dronten behandeld. Meest in het oog springend wordt de nieuwe spoorbrug over de IJssel tussen Hattem en Zwolle. Hiervoor is een speciaal proces doorlopen, waarover hierna meer. Ruimtelijke kwaliteit binnen de voorwaarden van design & construct Grote infrastructurele werken worden steeds vaker als design & construct opdrachten in de markt gezet via een Europese aanbesteding. Dan is het de vraag hoe je nog een bepaalde ruimtelijke kwaliteit kunt afdwingen. Deze vraag ligt zowel op het bord van gemeenten als van de opdrachtgevende instanties (zoals Rijkswaterstaat en Prorail). Een welstandsadvies aan het eind van de rit biedt weinig soelaas. Daarom zijn zowel bij de nieuwe spoorbrug over de IJssel (Hattem, Zwolle) als bij de nieuwe verkeersbrug over de Waal bij Ewijk (Beuningen, Overbetuwe) specifieke afspraken gemaakt over de kwaliteitsborging. De kwaliteitsambities zijn vervat in een document dat door de gemeenten als welstandskader is vastgesteld en voor de opdrachtgever als kader dient bij de aanbesteding. Tevens is vastgelegd hoe de kwaliteitstoets meespeelt in het aanbestedingstraject. Daarbij zijn speciale beoordelingsteams samengesteld, waarvoor het Gelders Genootschap een deskundige levert in de persoon van Jan Wabeke. Een voorzichtige conclusie is dat het op deze wijze mogelijk is effectief de kwaliteit te bevorderen, maar over enkele jaren kunt u zelf beoordelen of ons rivierenlandschap weer twee mooie bruggen rijker is.
28
Uitdagingen De komende jaren liggen er nog vele uitdagingen en opgaven op gemeenten te wachten. Hoe wordt de verrommeling tegengegaan en wordt ruimtelijke kwaliteit, of zo u wilt schoonheid, weer een belangrijke weegfactor bij nieuwe ontwikkelingen? Als gevolg van functieverandering en nieuwe agrarische ontwikkelingen zal het landschapsbeeld gaan transformeren en als we niet oppassen in een ongewenste richting. Het gg wil gemeenten en/of regio’s ondersteunen bij het waarborgen van de ruimtelijke kwaliteiten en het opstellen en uitvoeren van gemeentelijk beleid in deze. Bij (her)ontwikkelingsgebieden zijn stedenbouwkundige visies benodigd. Veel op beheer gerichte nota’s bieden vaak onvoldoende houvast. Op dit punt vraagt de nota en soms ook de werkwijze bijstelling. Ieder ontwikkelingsgebied vraagt in de aanpak om maatwerk, meer op proces dan op product sturen. Meer op stimulering dan op toetsing achteraf. De sector wil hier de komende jaren nog meer werk van maken. De kwaliteitsborging bij ontwikkelen op locatie en bij infrastructuur alsook de leefbaarheid van dorpen zullen komende jaren speerpunten zijn. Ook het komende jaar wil het gg investeren in de ondersteuning en kennisontwikkeling van commissieleden alsook het verder uitbouwen van de dialoog met raadscommissies. Het in vele gemeenten gevoerde debat over ruimtelijke kwaliteit wordt doorgezet. De schoonheid van Gelderland verdient het!
Sector WeRK
Welstands snelweg Prof. ir. J. Brouwer
De onderstaande beschouwing, realiseer ik mij nu, is specifiek vanuit mijn positie als Rijksadviseur Infrastructuur geschreven. Het is een andersoortige kijk op het werk van de welstand, maar ik acht dat juist en noodzakelijk nu de problemen van een nieuwe ruimtelijke ordening opportuun zijn. Ik ben nog uit de tijd van de schoonheidscommissies; overigens ben ik wel blij met de verandering van de naam die resultaat heeft in de werkwijze en de beoordelingssystematiek. Maar ook het woord ‘welstand’ dekt niet de lading. De druk op de beperkte ruimte in ons land is sterk, niet alleen van de stadsuitleg en de Vinexlocaties, maar ook door de toename van de ruimtebehoefte door de infrastructuur. Deze dynamiek dient te worden begeleid. Daar is een aantal instrumenten voor, waarvan de welstandsadvisering er een is. Zorgvuldigheid staat daarbij voorop, eerder nog dan het begrip schoonheid. De uitbreiding van een dorpskern vereist een andere benadering dan de aanleg van infrastructuur. Het betreft hier niet slechts een verschil in schaal. De begrippen ruimte en tijd zijn bij de infrastructuur geen loze zachte waarden, maar fysieke elementen. De schaal overschrijdt – zeker in het niet-urbane
gebied – de schaal van het historische landschap. De maat is veelal zodanig dat het landschapstype overschrijdend is. De benadering van bijvoorbeeld het netwerk van snelwegen betekent dat dit netwerk het best beschouwd kan worden als een onafhankelijk (autonoom) systeem. Inpassing levert snel lastige problemen op bij gevoelige cultuurhistorische situaties. Een ander element dat een grote rol speelt bij die infrastructuur is de economische noodzaak ervan, waardoor de zorgvuldigheid van de oplossing soms op het tweede plan dreigt te geraken. In de derde architectuurnota werd de A12 opgevoerd als één van de grote projecten. Verrommeling en nivellering hadden de aandacht getrokken van de politiek. Hiertegen moest wat worden gedaan. Er is een Routeontwerp A12 ontwikkeld waarbij de eenheid van de route zelf en de relaties met de directe omgeving werden vastgelegd. Dit werkstuk viel kennelijk in de smaak zodat in het Actieprogramma Ruimte en Cultuur nog een drietal snelwegen werd vastgelegd waarvoor een routeontwerp respectievelijk een routevisie diende te worden ontwikkeld, namelijk voor de A2, A4 en A27. Rijkswaterstaat heeft daartoe het Steunpunt Routeontwerp opgericht. Dit steunpunt is gevestigd in
4. Sector Cultuurhistorie het Atelier van de Rijksbouwmeester in het Ministerie van vrom. Beide ministeries, vrom en lnv, zijn vertegenwoordigd in het steunpunt, wat betekent dat er sprake is van een geïntegreerde aanpak. Het ontwikkelen van een routevisie ligt ten grondslag aan een gedegen analyse van de route en zijn directe omgeving. Er werden sterkte-zwakte analyses gemaakt waarbij vooral de panorama’s, de ruimtelijke relaties met het cultureel erfgoed en de diverse urbanisaties werden geanalyseerd. Ook de aansluitingen met het secundaire wegennet met zijn veelal historische kenmerken is een ontwerpprobleem. Deze analyses vormen de basis voor een aantal ontwerpregels die enerzijds te maken hebben met de weg zelf, het wegmeubilair en de kunstwerken, anderzijds met de directe omgeving zowel van de bebouwingen, het landschap als het water. De routevisie van de A27 geeft duidelijk de relatie aan met de directe omgeving, waarvan de Hollandse Waterlinie een zeer belangrijk gebied is. Onder andere hierdoor is de A27 omgedoopt tot ‘Panoramaroute’. Afgeleid van deze visie wordt een aantal architectonische specificaties vastgesteld. Deze gelden voornamelijk voor de kunstwerken op, over en aan de weg, zoals geluidsschermen. Voor de A2 zijn de volgende thema’s vastgesteld: contrast, magneet, motief en het wow-effect. Het ‘contrast’ slaat op het verschil tussen de stad en het landschap. De ‘magneet’ wil orde in de weginrichting scheppen en overtollige zaken weghalen. Het ‘motief’ (in dit geval de trekvogel) zorgt voor herkenning van de route. Het ‘wow-effect’ creëert identiteit en adres. Dat deze benadering van de routes een andere werkwijze van de welstandscommissies met zich meebrengt zal u wel duidelijk zijn. Bij de A12 is geëxperimenteerd met een supercommissie die alle bouwaanvragen beoordeelde en het oordeel doorgaf aan de plaatselijke commissies. Van deze commissies werd verondersteld dat ze met het oordeel van de supercommissie zouden kunnen leven. De commissies waren overigens wel vertegenwoordigd op de vergaderingen van deze overkoepelende commissie. Het probleem hierbij bleef dat er geen juridische status kon worden verleend aan deze supercommissie. Later zijn overigens in samenwerking met de Federatie Welstand de belangrijkste toetsingscriteria van het Routeontwerp A12 toegevoegd aan de plaatselijke welstandsnota’s. Ikzelf ben een voorstander van het benoemen van een speciale welstandsadviseur per route. Deze wordt formeel toegevoegd aan de plaatselijke adviescommissies
en houdt als zodanig het overzicht over de ontwikkelingen langs de gehele route. Het gaat veelal om bovengemeentelijke activiteiten; in de meeste gevallen strekken de projecten zich zelfs uit over meerdere provincies. Samenwerking met Rijkswaterstaat is hier van groot belang. Een groot deel van de projecten behelst het uitbreiden respectievelijk verdubbelen van de wegcapaciteit. Dat heeft grote gevolgen. De barrièrewerking is soms bijna onoplosbaar. Deze problematiek vereist veel van de welstandsadviseur. Kennis, inzicht en vaardigheden in de relatie tussen de ruimtelijke ordening en de mobiliteit zijn anders dan bij de normale werkzaamheden van het welstandslid. Er doet zich ook een aantal andere werkzaamheden voor door de specifieke benadering van de markt. ‘De markt ...tenzij’ is veelal het uitgangspunt bij de bestedingen. ‘Design and Construct’ is het uitgangspunt bij de meeste marktbenaderingen van Rijkswaterstaat. Dat betekent dat de markt ook het ontwerp vervaardigt en de uitvoering verzorgt. Dat vereist een goede voorbereiding van de opdrachtgever waarbij naast het functionele programma van eisen eveneens een ambitiedocument als basisdocument bij de aanvraag functioneert. Bij dit proces zou ook de welstand een rol kunnen spelen, vooral in relatie met de toetsingscriteria. Er is inmiddels enige ervaring opgedaan. Een evaluatie dient een oplossing te bieden voor de positie van welstand in dergelijke gevallen. Natuurlijk is er veel meer te melden over infrastructuur en welstand. Ik denk hierbij aan het gekrakeel over de kwaliteit van de bedrijventerreinen langs de snelwegen. Daar is de afgelopen tijd reeds het nodige over gezegd en geschreven. Hopelijk leidt dit tot betere resultaten in de toekomst. Infrastructuur dient te worden opgevat als openbare ruimte met alle kwalitatieve aspecten ervan. Dat is wat mij betreft een belangrijke constatering. Hier ligt een schone taak voor het welstandstoezicht om dit proces te begeleiden.
Prof. ir Jan Brouwer, Rijksadviseur voor de Infrastructuur
Inleiding De economische opleving die in de tweede helft van 2005 inzette, duurde voort in 2006. Door het hernieuwde vertrouwen in de economie durfden monumenteneigenaren en -gebruikers weer te investeren in hun pand. Dit leidde tot een toename van het aantal monumentenplannen in de provincie. Cultuurhistorie speelde ook bij steeds meer gemeenten een rol van betekenis. In sommige gevallen is de wetgeving dwingend van karakter en kan men niet om het onderwerp heen. Veel vaker wordt echter gekozen voor cultuurhistorische inbreng omdat erfgoed veel inzicht en praktische aanknopingspunten biedt bij allerlei vraagstukken die de inrichting van de omgeving aangaan. Dit werkterrein is de laatste jaren complexer van aard geworden. In het pre-Belvedere tijdvak was alle cultuurhistorie sterk conserverend van aard. De monumentenzorg en archeologie beperkten zich voornamelijk tot het beschermen van objecten. Van de historische geografie kan dat niet gezegd worden: voor de bescherming van waardevolle of kwetsbare cultuurlandschappen was eenvoudigweg geen goede voorziening, anders dan de mogelijkheden die het ruimtelijke ordeningsapparaat biedt door middel van het bestemmingsplan. Wel worden veel waardevolle cultuurlandschappen om hun natuurwaarden beschermd, maar het is maar de vraag of dat een zinnige oplossing is. Het heeft hier en daar in ieder geval geleid tot een onfortuinlijke polarisatie tussen natuurbeschermers en cultuurhistorici. Tegenwoordig is echter het besef doorgedrongen dat cultuurhistorie moet functioneren. Het moet inbedding vinden in een bewegende samenleving en ruimte. Dit is geen eenvoudige opgave. Wat moet behouden worden en wat mag ontwikkeld worden? Zijn er zaken die voorgoed mogen verdwijnen en wat is er zelfs dan nog te doen? De sector Cultuurhistorie werkt dagelijks aan de beantwoording van deze vragen. Steeds opnieuw worden het verleden, het heden en visies op de toekomst naast elkaar gelegd om tot overwogen adviezen te komen. De werkzaamheden in 2006 geven een goed beeld van de verschillende manieren waarop met cultuurhistorie wordt omgegaan in de provincie Gelderland.
Monumentenzorg: bouwplanadvisering en monumentencommissies Zorg voor beschermde en onbeschermde monumenten blijft een belangrijke taak voor de sector Cultuurhistorie. Dit vertaalt zich in allerlei werkzaamheden. Aan
Jaarverslag 2006 / Gelders Genootschap
het begin van al het werk staan de inventarisaties. Of dit nu brede cultuurhistorische onderzoeken of quickscans zijn, in alle gevallen wordt gekeken naar de cultuurhistorische waarden van objecten, complexen en structuren. Nadat is vastgesteld dat een pand een zekere waarde vertegenwoordigt, wordt deze beschreven in een zogenaamde redengevende beschrijving. Deze geeft een overzicht van feitelijke informatie, historische gegevens en interpretaties en een nadere cultuurhistorische waardebepaling. In 2006 is een start gemaakt met het beschrijven van een groot aantal panden in de voormalige gemeente Didam. Dit project is het vervolg op de quickscan die in 2005 gemaakt is. De afronding van deze klus zal plaatsvinden in 2007. Op dat moment is er weer ‘cultuurhistorisch evenwicht’ bereikt in de herindelingsgemeente Montferland. De sector Cultuurhistorie heeft ook beschrijvingen gemaakt van panden van Natuurmonumenten. Deze laatste beschrijvingen worden uitgevoerd in samenwerking met de zusterorganisatie in Overijssel, Het Oversticht. Het is al lang niet meer zo dat alleen maar statige gebouwen de monumentenstatus kunnen bereiken. Al jaren worden ook kleinere monumenten aangewezen. Deze vormen immers eveneens getuigen van de geschiedenis van de omgeving en vertellen daarover een heel ander verhaal. Daarnaast worden niet alleen gebouwen beschermd, maar ook andere objecten. Zo werden in Groesbeek en Didam graftekens beschreven en in Nunspeet de waterwerken van Groot Essenburg. Na de plaatsing van een object op de gemeentelijke lijst, zal de eigenaar een monumentenvergunning voor zijn plannen moeten aanvragen. Om deze eigenaars een helder advies te geven, waarmee de cultuurhistorische waarden gewaarborgd blijven, vertrouwen veel gemeenten in Gelderland op de sector Cultuurhistorie van het Gelders Genootschap. Het is bij deze werkzaamheden belangrijk een goede afweging te maken tussen het algemeen belang – de kwaliteit van het monument – en het individueel belang van de eigenaars en gebruikers. Een goede dialoog tussen aanvrager en planbeoordelaar is daarom essentieel. Bij zulke gesprekken wordt in een vroeg stadium de exacte wens van de burger gelegd naast de eisen die het monument stelt. Vaak blijkt dat deze vroegtijdige afstemming leidt tot een snellere afwikkeling van de plannen, die in deze situatie bovendien beter beantwoorden aan de vooraf opgestelde voorwaarden voor burger en pand.
31
Het Gelders Genootschap verzorgt de bouwplanadvisering in 45 Gelderse gemeenten. Dit vindt in grote lijnen op twee manieren plaats: integraal en sectoraal. De verdeling over de gemeenten is ongeveer gelijk, maar de nadere invulling van de advisering verschilt van gemeente tot gemeente. De werkwijze van gemeenten als bijvoorbeeld Apeldoorn, Rheden en Winterswijk is in dit opzicht vooruitstrevend te noemen. Deze gemeenten geven – alle op hun eigen manier – op ambitieuze wijze invulling aan integrale advisering.
Om de toekomstige ontwerpers en cultuurhistorici van dienst te kunnen zijn, werden ook in 2006 weer te slopen panden gedocumenteerd. Het meest prominente object was wel Huis Hulkestein in Nijkerk. Dit unieke pand bleek niet opgewassen tegen de druk in de omgeving en moest het veld ruimen. Door de documentatie zijn in ieder geval beelden en beschrijvingen van het fraaie interieur en exterieur bewaard gebleven. Ook in Tiel werden panden voorafgaand aan hun sloop nader onderzocht.
Ook zijn de adviseurs lid van een groot aantal monumentencommissies in de provincie. In de meeste gevallen zijn dit architectuur- en bouwhistorici. Met hun kennis over historische kenmerken en bouwwijzen staan zij de gemeente bij. In een aantal gemeenten is er inmiddels voor gekozen het taakveld van de monumentencommissie te verbreden. Daar worden de taken vanuit een meer integrale visie op erfgoed verricht. Concreet betekent dit dat de monumentencommissie ook beschikt over archeologische en historisch geografische kennis. Op deze manier heeft men een veel completer overzicht van de cultuurhistorische waarden in de gemeente. Een aantal Gelderse gemeenten heeft inmiddels de volgende stap gezet. Hier vindt de monumentenbouwplanadvisering niet meer plaats in de voltallige monumentencommissie. Voor die specifieke, gespecialiseerde taak is een Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (ckr) in het leven geroepen. In sommigen gemeenten vindt daar alle bouwplanadvisering plaats, in andere alleen advisering over lichtvergunningplichtige plannen. De gemandateerde vanuit de monumentencommissie koppelt zijn adviezen terug. Er is een aantal belangrijke voordelen aan deze methode verbonden. De ckr komt vaker bijeen en wordt gevormd door professionals op het vlak van de architectuur en de monumentenzorg. Daardoor kan er sneller geadviseerd worden. Het spreekt voor zich dat de aanvrager – de burger – daar de vruchten van plukt.
Het was wederom een druk jaar voor de advisering over bouwkundige en specifiek uitvoeringsgerichte zaken. In een aantal gemeenten gaat het om een structurele ondersteuning zoals in Voorst, Montferland, Nunspeet en Putten; in veel andere gemeenten betreft het incidentele projecten. De laatste jaren wordt door allerlei partijen – zowel overheid als bedrijfsleven – getracht het kwaliteitsniveau van de uitvoering op peil te houden en waar mogelijk te verbeteren. Het teruglopen van gekwalificeerd uitvoerend personeel is al jaren een bron van zorg. Reden waarom ook in Gelderland wordt gewerkt aan opleidingen in samenwerking met een tweetal roc’s. Ook het Gelders Genootschap is hierbij betrokken. Op initiatief van de Provincie is een werkgroep ‘Kennis en kunde’ ingesteld die het gehele bouwproces van plannen maken en planbeoordeling tot uitvoering onder de loep neemt. Het eindresultaat zal het provinciale kwaliteitsbeleid een nieuwe impuls geven, gekoppeld aan het subsidiebeleid. Een slechte uitvoering van bouwkundig werk is weliswaar het meest zichtbaar, maar een slecht planproces kan ook zijn sporen nalaten! De bouwkundige advisering gebeurde ook dit jaar niet alleen schriftelijk, maar ook daadwerkelijk op de steiger. In 2006 zijn ook verschillende interessante projecten gereed gekomen: de restauratie en herinrichting van het interieur van de NH kerk in Bennekom, de restauratie van de boerderij aan de Hullerweg in Nunspeet en de restauratie van de als museum in te richten boerderij Kiefveldersteeg, inclusief varkensschuur in Putten als onderdeel van een totaalproject. Andere restauraties zijn nog in uitvoering, zoals de restauratie van het kasteel, bijgebouwen en tuin van de buitenplaats Staverden (het gg maakt hier deel uit van de begeleidingsgroep) en de restauratie van de Hezenbergersluis in Hattem. Evenals vorig jaar zijn weer veel kleurenadviezen gegeven. In Apeldoorn zal dit in 2007 zelfs leiden
Zelfs wanneer cultuurhistorische waarden zo sterk onder druk komen te staan dat ze het veld moeten ruimen, is er nog werk aan de winkel. Het is van belang het object goed te documenteren. Nog altijd wordt door ontwerpers teruggegrepen naar oude foto’s, bouwtekeningen en briefkaarten. De reden hiervoor is natuurlijk dat dit materiaal veel prijsgeeft over eerdere karakters van de omgeving. Documentatie kan ontwerpers houvast en inspiratie bieden.
32
Bouwkunde en restauratiekunde
Sector Cultuurhistorie
Uitbreiding school Sprengeloo, Apeldoorn Rau Architecten, Amsterdam (winnaar Architectuurprijs Apeldoorn 2006)
tot een publieksfolder voor monumenteneigenaren. De folder zal ingaan op het belang van een goede kleurstelling en zal tevens praktische tips bevatten. Een geslaagd voorbeeld is de Deventerstraat 37 in Apeldoorn. Hier is in overleg met de eigenaar op basis van aangetroffen kleuren het in eerste instantie voorgestelde kleurenschema drastisch bijgesteld. Het instandhoudingsproject Middachten (kasteelcomplex, bijgebouwen en tuin) boekte ook dit jaar weer vooruitgang. De al enkele jaren durende gezamenlijke inspanning van eigenaar en de verschillende overheden heeft in 2006 geleid tot een daadwerkelijke toezegging in het kader van het brim (Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten). In november kwam de minister van oc&w samen met de racm de resultaten van het instandhoudingsproject in ogenschouw nemen. F.W.F.L. Graaf zu Ortenburg van Middachten heeft de minister vanuit een roeiboot de toestand van de basementen van het kasteel laten zien. Ook is aangegeven dat de ‘groene’ paragraaf in het brim zeer welkom en terecht is, maar dat door het ontbreken van het bijbehorende budget het nog niet mogelijk is om subsidies voor de instandhouding van de groene monumenten te verkrijgen. Eén opvallend project moet nog worden afgerond: de restauratie van het interieur van de oudste squashbaan in Nederland! In 2006 is namelijk de buitenkant al wel gerestaureerd als onderdeel van het totaalproject.
Projecten Naast de voortdurende werkzaamheden die met de bouwplanadvisering en monumentenzorg gepaard gaan, voert de sector een groot aantal projecten per jaar uit. Een project is iedere keer weer anders. Dat komt doordat de cultuurhistorische onderlegger verschilt van gemeente tot gemeente en bovendien voortdurend verandert, maar ook doordat de sector Cultuurhistorie haar projecten op maat levert. Dat vraagt een extra investering, maar zorgt ervoor dat de stukken veel beter aansluiten op de specifieke situaties en wensen die er in iedere gemeente zijn. Drie projecten staken er in grootte in 2006 met kop en schouders bovenuit. De eerste is de beleidsnotitie cultuurhistorie voor de gemeente Oost Gelre. In 2006 werd het eerste deel hiervan, de cultuurhistorische inventarisatie, opgeleverd. Er kwam een complex beeld van de gemeente uit naar voren. Het is met name interessant om te zien hoe groot de invloed van negentiende- eeuwse ontwikkelingen op de landschapsvorming is geweest. In deze periode voltrok zich een
34
nieuwe fase in de nederzettingsgeschiedenis van het gebied, welke nog altijd een belangrijke stempel op de huidige ruimtelijke karakteristiek drukt. Met de resultaten uit de inventarisatie zullen in 2007 een sterktezwakte analyse en een beleidsnota worden opgesteld. Het tweede majeure project uit 2006 is de cultuurhistorische inventarisatie van Het Nationale Park De Hoge Veluwe. De eerste contacten met het Nationale Park – een nieuw type opdrachtgever voor het Gelders Genootschap – werden gelegd bij het cultuurhistorisch congres ‘Op de golven van cultuurhistorie’ in 2004 in Radio Kootwijk. Eind 2005 werd begonnen met een kleinere klus, die in 2006 werd opgeleverd: een restauratieadvies voor de Oriënteertafel in het Park. De cultuurhistorische inventarisatie die daarop volgde, behelsde een overzicht van de historie van het park, de ruimtelijke ontwikkeling en de huidige ruimtelijke karakteristiek. Uit het onderzoek bleek dat het park, dat toch voornamelijk bekend staat om haar natuurhistorische waarden, een schat aan cultuurhistorische waarden herbergt. Cultuurhistorie speelt een prominente rol in het huidige beeld en biedt het Park een uitstekende kans zichzelf ook te profileren als een park met karakter. Het derde grote project uit 2006 is ‘Kernkwaliteiten’ in de gemeente Montferland. Hier is voor de zes grootste kernen – Didam, Loil, Beek, ’s-Heerenberg, Zeddam en Azewijn – onderzocht wat de cultuurhistorische kwaliteiten zijn en in welke mate deze een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente. Ook is gekeken of er aanvullende beschermende maatregelen nodig zijn. Uit het onderzoek bleek dat vooral in ‘s-Heerenberg en Zeddam aanvullende beschermende maatregelen niet zouden misstaan. Hier kan worden gedacht aan een beschermd stads- en dorpsgezicht. Voor de overige vier kernen bleek een combinatie van goede welstandszorg en ruimtelijke visieontwikkeling meer dan voldoende om de bestaande karakteristiek te waarborgen of zelfs te versterken. In Westervoort werd gewerkt aan een ontwikkelingsvisie op de havezate Huis Hamerden. Dit unieke pand verdient een herbestemming om het voortbestaan te waarborgen. Zo’n herbestemming moet enerzijds duurzaam en exploitabel zijn, maar mag anderzijds het karakter van het complex niet aantasten. Door te onderzoeken hoe havezaten elders in de omgeving erbij staan, kon een goed beeld verkregen worden van de mogelijkheden van het pand. Het volume en voorname karakter van een havezate, maken
Sector Cultuurhistorie
dat deze de ruimte om zich heen nodig heeft om de monumentale waarden goed tot hun recht te doen komen.
Verborgen, maar niet vergeten Archeologie is een nieuwe discipline bij het Gelders Genootschap. Vanaf 1 augustus 2006 heeft het Gelders Genootschap de beschikking over een eigen archeoloog. Dat stelt de Vereniging in staat om een nog vollediger pakket binnen de sector cultuurhistorie aan te kunnen bieden en tevens aan een duidelijke vraag van haar leden te voldoen. Er is begonnen met het opzetten van een werkplan met actieagenda. Daarin zijn de ambities verwoord die het Gelders Genootschap komende tijd met betrekking tot archeologie wenst te bereiken. Een belangrijk onderdeel hiervan betreft het voorlichten van gemeenten en monumentencommissies over archeologie; een beleidsveld dat momenteel immers sterk in beweging is. Ook is gewerkt aan een folder en persoonlijk contact om ons dienstenpakket bij leden uiteen te zetten en het taakveld en de vragen erin verder te verkennen. De gemeente Voorst heeft als eerste een vaste afspraak met het Gelders Genootschap voor archeologische advisering lopen. Onze archeoloog helpt de gemeente op verschillende vlakken door beleidsondersteuning te geven, het beoordelen van bouwplannen, het controleren van Programma’s van Eisen en begeleiden van projecten zoals opgravingen en het opstellen van een archeologische waardenkaart. Ook andere gemeenten hebben in 2006 al gebruik gemaakt van de diensten van onze archeoloog, zoals de gemeente Harderwijk. In Harderwijk is in 2006 een bijzondere archeologische opgraving gestart in het hart van de oude stad. Grootschalig archeologisch onderzoek in de historische kern van Harderwijk heeft tot dan toe nog niet plaatsgevonden. Verwacht werd dat er oude Middeleeuwse woonhuizen zouden worden opgegraven en mogelijk een deel van de Sijpel, een oude stadsbeek. Uiteindelijk is de beek niet gevonden, maar wel een stenen woonhuis dat mogelijk al uit de dertiende eeuw stamt. Ook zijn resten van een oud gasthuis aangetroffen dat in de directe nabijheid van het plangebied heeft gelegen. Het Gelders Genootschap heeft de gemeente ondersteund met het vaststellen van de onderzoekseisen en de begeleiding van het project. Het was voor archeologisch Nederland een spannend jaar. In het voorjaar is de nieuwe wet op de archeologische monumentenzorg door de Tweede Kamer
Jaarverslag 2006 / Gelders Genootschap
goedgekeurd en in december door de Eerste Kamer. Dat betekent dat vanaf het moment van verschijnen in de Staatscourant in het voorjaar of de zomer van 2007, de gemeente de verantwoordelijkheid gaat dragen voor het behoud van het archeologisch erfgoed. Voor archeologen betekent dat vooral een einde aan een periode van onduidelijkheid en werken met een regelgeving die niet meer aansluit bij de dagelijkse praktijk. Het komend jaar zal dan ook in het teken staan van omschakelen. Voor gemeenten wordt het een jaar om verantwoordelijkheden te verkennen en hun rol in het archeologisch bestel verder in te vullen. Voor archeologen wordt het een jaar om de kwaliteitsborging verder te verfijnen, onder meer door de invoering van een beroepsregister. Het Gelders Genootschap zal komend jaar de gemeenten verder op weg helpen met het opstellen van archeologiebeleid en hen ondersteunen bij het uitvoeren van hun nieuwe verantwoordelijkheden.
Samenwerking Cultuurhistorie is een breed beleidsterrein. Vooral nu het uitgangspunt ‘behoud door ontwikkeling’ steeds belangrijker wordt, hebben meer verschillende partijen met dit onderwerp te maken. De sector Cultuurhistorie probeert waar dit nuttig is, zoveel mogelijk samen te werken met deze partijen. Zo werd begin 2006 samen met Gelders Erfgoed, Stichting Landschapsbeheer Gelderland, de Gelderland Bibliotheek, het Gelders Archief en Museum het Valkhof / Gelders Archeologisch Centrum G.M. Kam, het Gelders Erfgoedplatform opgericht. Het platform wil gezamenlijk én met externe partijen projecten trekken die de ‘collectie Gelderland’ – al het erfgoed in de provincie – kunnen versterken of helpen ontwikkelen. Nieuwe projecten die uit deze samenwerking zullen voortvloeien zijn Buitenkansen II, het festival ‘Geloven in Gelderland’, dat in 2008 zal plaatsvinden en het Gelders Kastelenboek. Dit laatste project gaat het Genootschap bijzonder aan het hart. Als grootste kastelenprovincie van het land verdient Gelderland een boek waarin deze markante gebouwen en hun omgeving op publieksvriendelijke wijze worden gepresenteerd. Dit is de reden dat de sector Cultuurhistorie zich als trekker van dit project heeft opgesteld. Inmiddels is een projectgroep samengesteld die bestaat uit Marc Wingens van Gelders Erfgoed, Johan Carel Bierens de Haan van Geldersche Kasteelen, de voormalige rijksarchivaris in Gelderland, Frank Keverling Buisman en twee vertegenwoordigers van het Genoot-
35
schap, Simon van den Bergh en – vanaf begin 2007 – Elyze Storms. De sector werkt ook op kleinere schaal samen. Zo is er al tijden sprake van intensieve informatie-uitwisseling tussen het Utrechts Documentatie Systeem (uds) en het Gelders Genootschap. Het platform dat hiervoor wordt gebruikt, vindt zijn plaats op www.documentatie.org. Hierin zijn veel bouwkundige termen beschreven. Ook wordt basisliteratuur over plaatsen in Gelderland gegeven. Bij vragen van bewoners tijdens het bezoek aan panden, bij vergaderingen van monumentencommissies of tijdens het bouwplanoverleg van het Samenwerkingsverband Cultuurhistorie Gelderland werd veelvuldig gebruik gemaakt van deze site. Nieuw op de site is het onderdeel ‘plaatje-praatje’. Hier wordt een bouwkundig of bouwhistorisch begrip aan de hand van een foto en een korte tekst uiteengezet. De Stichting Monumenten in Gelderland, een samenwerkingsverband tussen het Gelders Genootschap en uitgeverij Matrijs, werkte aan de totstandkoming van nieuwe monumentengidsen in de provincie. Het succes van voorgaande jaren wordt ook elders in de provincie opgemerkt. Zo zal in 2007 de gids van Doesburg verschijnen en mag begin 2008 een gids in de gemeente Wijchen verwacht worden. Na het succes van de Open Monumentendag 2005, welke was gewijd aan het religieus erfgoed, is besloten 2008 uit te roepen tot het Jaar van het Religieus Erfgoed. Het Gelders Genootschap is betrokken bij de landelijke organisatie hiervan en werkt inmiddels met andere partijen uit het Gelders Erfgoedplatform aan een provinciaal festival op dit vlak.
Jachthuis St. Hubertus, Het Nationale Park De Hoge Veluwe
Het Genootschap bood in 2006 ook onderdak aan een stagiair van de hogeschool in Deventer. Deze heeft onderzoek gedaan naar het karakter van de Zuiderzeestraatweg, die grofweg van Amersfoort naar Zwolle loopt, ongeveer op de overgang tussen het hoge droge landschap van de Veluwe en de lager gelegen gronden aan de randmeren. Uit het onderzoek bleek dat de weg niet overal meer zijn unieke karakter heeft, maar dat dit op veel plaatsen met een reeks aan ingrepen eenvoudig op te lossen is. Hiermee wordt niet alleen het karakter van de weg hersteld, maar krijgt de hele omgeving een kwaliteitsimpuls.
Jaarverslag 2006 / Gelders Genootschap
Cultuurhistorie Tot zover is per vakgebied verslag gedaan van de werkzaamheden van de sector Cultuurhistorie. De praktijk van 2006 was natuurlijk weerbarstiger dan dat. Het komt maar zelden voor dat een plan of een project betrekking heeft op maar één discipline. De sector Cultuurhistorie streeft ernaar díe cultuurhistorische kennis aan te dragen die relevant is. Deze relevantie wordt bepaald door de wensen van de gemeenten, de wettelijke eisen die er rond cultuurhistorie bestaan en door de ruimte waarbinnen de ontwikkeling zich afspeelt. In de bouwplanadvisering komt dit streven op verschillende manieren tot uiting. Sinds de aanstelling van de archeoloog worden vrijwel alle plannen op de archeologische consequenties beoordeeld. Deze archeologische monitoring van bouwplannen vindt dagelijks ongemerkt plaats. Pas wanneer archeologische waarden in het geding zijn, zal het Genootschap een signaal afgeven aan de gemeente. In sommige gevallen is de integratie van vakgebieden prominenter en formeler. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de bouwhistorische quick-scan van de Bruggestraat 8, 8A en 10 en Vijhestraat 28, 30 en 32 te Harderwijk. Het streven in 2007 zal worden om deze werkwijze ook op de welstandsadvisering van toepassing te laten zijn. Door deze vroegtijdige signalering kunnen vertraging, hogere kosten en ergernis later in het proces voorkomen worden. Ook bij vrijwel alle projecten wordt - waar mogelijk en zinnig - met een breed team gewerkt. In de meeste rapporten is dit te herkennen aan het eerste deel, vaak een per discipline geordende inventarisatie. Pas daarna vindt de integratie plaats en kan het verhaal van het gebied begrepen en weer verteld worden. En dat is uiteindelijk de essentie van het werk van de sector Cultuurhistorie. De omgeving is de historische optelsom van keuzes van mensen. Vanzelfsprekend heeft niet alle handelen een ruimtelijke vertaling gekregen en natuurlijk zijn sommige cultuurhistorische objecten al lang weer verdwenen. Wie nu echter aan de slag gaat met zijn omgeving, kan veel leren van die omgeving. De sector Cultuurhistorie levert hierbij de nodige bouwstenen. Eén bouwsteen ontbreekt echter nog: de bescherming van het landschap. Gebouwen en archeologische waarden worden inmiddels door het hele land door verschillende overheden beschermd. Een goede manier om landschappelijke waarden te borgen is
37
nog nauwelijks ontwikkeld, laat staan dat het al tot uitvoering is gekomen. De sector Cultuurhistorie zal zich in 2007 inzetten om deze lacune zo snel mogelijk opgevuld te laten worden.
Publicaties sector Cultuurhistorie 28. Crols, R.J.A., Waardestelling Faunastraat 12 BovenLeeuwen, Gemeente West Maas en Waal. 29. Crols, R.J.A., Waardestelling voormalige BLO school / Boerderij de Veldkuil Harderwijkerweg Burgemeester Bloemersstraat, Dieren, gemeente Rheden. 30. Crols, R.J.A., RK begraafplaats te Groesbeek: redengevende beschrijving 14 cultuurhistorisch waardevolle graftekens. 31. Overbeek, B.T., J. Hoenselaars, P. Mesken, Een nieuwe toekomst voor Huis Hamerden: bouwhistorische quickscan, bouwtechnische opname, herontwikkelingsvisie. 32. Overbeek, B.T., Waardestelling Kerkstraat 28, Zevenaar. 33. Wilde, G. de, G.J.M. Derks, S.M. van den Bergh, De Zuiderzeestraatweg, een weg voor de toekomst: een cultuurhistorisch onderzoek naar de kenmerkendheid van de Zuiderzeestraatweg (stageonderzoek en -verslag) 34. Overbeek, B.T., Oriënteertafel Hoge Veluwe: beschrijving en restauratieadvies. 35. Crols, R.J.A., Waardestelling Molenwei 10 Bemmel, Gemeente Lingewaard. 36. Crols, R.J.A., Waardestelling Klokkenpad 8 Huissen, gemeente Lingewaard. 37. Bouwmeester, H.M.P., Archeologie met het Gelders Genootschap. 38. Bouwmeester, H.M.P, Archeologie onder de kastanjes: archeologisch bureauonderzoek op het GEMAVO-terrein, Eibergen. 39. Crols, R.J.A., Cultuurhistorische waardestelling wit-gelekruisgebouw en postkantoor te Beuningen. 40. Penders, J.M.H., Huis Hulkestein voor de sloop: notitie betreffende het pand Westkadijk 14 te Nijkerk. 41. Penders, Jean, Quick-scan. Bruggestraat 8, 8A en 10 en Vijhestraat 28, 30 en 32 te Harderwijk. 42. Penders, Jean, Waardenstelling Zandstraat 53 te Opijnen 43. Bootsma, J., Redengevende beschrijving Groot Essenburgh te Harderwijk 44. Crols, R.J.A., Gemeente Wijchen: redengevende beschrijving grafmonument Gomarius Mes (18491918).
38
45. Crols, R.J.A., Gemeente Cuijk, Waardestelling Vorstendom bij 1 / Smitstraat 2-4 te Cuijk. 46. Westerman, J., Waardestelling Scholencomplex Brewinc-college, Doetinchem (gemeente Doetinchem) 47. Overbeek, B., J. Westerman, Beschrijving R.K. Begraafplaats, Didam (gemeente Montferland) 48. Westerman, J., Waardestelling Schaapskooi, Oude IJsselweg 7, Terborg (gemeente Oude IJsselstreek) 49. Westerman, J., Hogenslagweg 3 Doetinchem, waardestelling, (gemeente Doetinchem) 50. Westerman, J., Advies Burgerzaal, stadhuis (gemeente Doetinchem) 51. Westerman, J., Waardestelling Bedrijfscomplex Jaartsveld bv te Gaanderen (Gemeente Doetinchem) 52. Westerman, J., Beschrijving landgoedwoning Engbergseweg 8, Ulft (gemeente Oude IJsselstreek)
Een mooi én eigentijds landschap Prof. ir. E.A.J. Luiten
Elders verschenen publicaties: Crols, R.J.A., ‘De wederopbouw van Tiel: sterk door werk’ in: Monumenten (katern Tiel), jaargang 27, nr.12, december 2006, p.6-7. Het veenweidelandschap met zijn dynamische evenwicht tussen land en water, het zeekleigebied met zijn vroege woonplaatsen op terpen, het dekzandlandschap met zijn subtiele patronen van beken, lanen en hoeven, de binnenduinrand met zijn buitenplaatsen, het rivierengebied met zijn steenfabrieken. Alle Nederlandse landschappen die we mooi vinden zijn het resultaat van een regiospecifiek krachtenveld. Kort samengevat komt het er op neer dat in het patchwork van zand, klei en veen een combinatie van factoren een bepaald patroon heeft veroorzaakt, dat we nu als landschap waarderen en geneigd zijn te beschermen. De ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse landschap laat zich beschrijven als een opeenvolging van gemeenschappelijk toegepaste tactieken, gericht op het overwinnen van fysieke beperkingen van het substraat: te nat werd ontwaterd, te droog werd bevloeid, te arm werd verrijkt, te slap werd verstevigd. Die fysieke beperkingen manifesteerden zich op de schaal van grote gebieden; de technieken om die beperkingen het hoofd te bieden waren primitief. Ziedaar de mix die ten grondslag heeft gelegen aan veel van de schoonheid waar ons land zo rijk aan is. De essentie van historische landschappelijke kwaliteit is dat onder vergelijkbare omstandigheden vergelijkbare tactie-
Sector Cultuurhistorie
ken werden toegepast. Zo ontstonden manieren van ontginnen en bebouwen die eeuwenlang soelaas boden en dus geldig bleven. Er was sprake van ‘typisch’ gedrag, hetgeen leidde tot landschapstypen. Eenheid van handelen vormde de basis voor regionale verschillen, waarbinnen kleine afwijkingen of bijzonderheden aanleiding gaven voor differentiatie. Behalve de factoren techniek, substraat, tijd en schaal speelde in grote delen van het land een vijfde factor een belangrijke rol: macht. De kloosters, de landadel, de rijke burgerij en later de staat waren initiators van grote landschappelijke transformaties. Zij waren opdrachtgever voor het grote werk en beschikten over instrumenten en middelen om de wereld naar hun hand te zetten. Als het substraat geen eenheid van handelen uitlokte dan werd dat wel door hen afgedwongen. Ook toen de technieken evolueerden en grotere oppervlakten woeste grond of open water aan het areaal landbouwgrond konden worden toegevoegd, werd de regie strak gehouden. De omvorming van de heidecomplexen tot de zogenaamde jonge ontginningen en ook de drooglegging en inrichting van de IJsselmeerpolders in opdracht van de rijksoverheid, zijn relatief recente hoofdstukken uit de geschiedenis
5. Samenwerkingsverband Cultuurhistorie Gelderland van de landschapsvorming waarin nog verrassend eendrachtig is gehandeld. Een onbevangen, onbevooroordeelde analyse van onze verhouding tot de landelijke topografie, leert ons dat de factoren die aan die prachtige landschappen ten grondslag hebben gelegen, in het begin van de 21ste eeuw geen van alle nog werkzaam zijn. Laten we ze nog eens nalopen. Cultuur-, civiel- en natuurtechnisch zijn we tot alles in staat wat onze politieke instincten ons influisteren; het substraat stelt geen voorwaarden meer aan ons handelen. Het lange tijdsverloop dat met een ontginning gepaard ging is uitgebannen. Projecten duren gemiddeld 10 tot 15 jaar voordat ze zijn uitgevoerd en het land in kwestie krijgt nog geen 30 jaar de tijd voordat het weer op de schop gaat. De schaal van de ingrepen in het landschap neigt naar een gemiddelde van 20 hectare met uitschieters tot maximaal 50. Dat is een oppervlakte die zich nog net laat overzien, waarover met een beperkte aantal partijen nog overeenstemming is te bereiken en waarvoor de uitvoeringskosten binnen de grenzen van het betaalbare blijven. Alles daarboven leidt tot een complexiteit waar zelfs de meest ervaren procesmanager zich niet aan zal willen wagen. Eenheid van handelen is geen issue meer, want het wordt niet door de omstandigheden aannemelijk gemaakt, noch door een machthebbende partij opgelegd. De Nieuwe Kaart van Nederland, met daarop afgebeeld alle projecten die de komende tien jaar in uitvoering zullen worden genomen en die dus de feitelijke verandering van het landschap voorspelt, toont een fatale versnippering van investering en transformatie. Als al die projecten onderworpen zouden zijn aan één ontwerpende hand of onderhevig zouden zijn aan één nationaal Beeldkwaliteitsplan, dan zou je nog een zweem van vertrouwen kunnen hebben in een harmonieuze afloop. Maar het tegendeel is waar. Het Rijk als laatste regisseur heeft zijn bevoegdheden voor investering in het landelijk gebied overgeheveld naar de provincies en die zullen op hun beurt de lokale overheid, waterschappen en maatschappelijke organisaties aanspreken om zich als gedelegeerd opdrachtgever te gaan gedragen. En de landschapsarchitecten en stedenbouwkundigen lijken evenmin van plan zich op hun tekentafels saamhorig te gedragen. Sterker nog: ruimtelijk ontwerpers zetten projecten meestal in om een herkenbare aanvulling op hun persoonlijke oeuvre te realiseren, niet om een lange geschiedenis van landschapsvorming een dienst te bewijzen.
En over macht gesproken: wie heeft er nog eigenlijk macht? De democratisering van de ruimtelijke inrichting is zover voortgeschreden dat iedereen met enige mate van betrokkenheid bij een herinrichting zijn invloed kan doen gelden. Daar kun je moeilijk tegen zijn, maar het effect daarvan is wel dat we er nooit meer in zullen slagen een landschappelijke koers te bepalen die een vergelijkbare schoonheid oplevert als de schoonheid die we als referentie hanteren. In weerwil van het nostalgische pleidooi van bijvoorbeeld de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap, die met hun deltaplan voor het landschap de oude verbanden tussen ontginning, landgebruik en beplantingspatroon wil herstellen, is er geen enkele reden om aan te nemen dat we anno 2007 de maatschappelijke en planologische mechanismen zouden kunnen vinden om dat voor elkaar te krijgen. Los van het inhoudelijke feit dat dat landschap verleden tijd is en het restaureren ervan gelijk staat aan het bouwen van een Middeleeuws kasteel in Almere, is het idee van een uitvoerbaar nationaal landschapsplan een bedrieglijke notie. Wat werkt voor een korenwolf werkt nog niet voor een landschap. We zullen tegen deze achtergrond ons recht op een mooi, eigentijds, levend landschap moeten herijken. We kunnen niet meer te rade gaan bij de panorama’s die onze voorouders ons hebben nagelaten, domweg omdat we ze niet meer kunnen maken. Ervoor in de plaats komt een landschap dat in toenemende mate zal bestaan uit afzonderlijk herkenbare, ruimtelijke interventies. Sommige zorgvuldig vormgegeven en ingepast in hun context, andere met meer bravoure en zeggingskracht ontwikkeld. U noemt het misschien verrommeling, ik noem het het landschap dat we verdienen. Prof. ir. Eric Luiten is landschapsarchitect en hoogleraar Cultuurhistorie en Ontwerp op de leerstoel Belvedere, Faculteit Bouwkunde, TU Delft.
Inleiding Afgelopen jaar was het vijfde jaar waarin het Samenwerkingsverband Cultuurhistorie Gelderland actief was. Opnieuw ondersteunden we de Gelderse gemeenten bij het formuleren en uitvoeren van cultuurhistorisch beleid. Wederom verzorgde het Gelders Genootschap het grootste deel van de activiteiten van het Samenwerkingsverband. Hoewel de afgelopen jaren veel werk is verzet, was dit eerste lustrum zeker geen moment om achterover te leunen. Op het gebied van de cultuurhistorie is nog altijd veel te winnen. Samenwerking tussen de in Gelderland actieve partijen zorgt daarbij voor een duidelijke meerwaarde. De hoofddoelstelling van het Samenwerkingsverband om gezamenlijk de cultuurhistorische waarden in Gelderland te versterken blijft onverminderd actueel. Vanaf het begin in 2002 bestond het Samenwerkingsverband uit zes organisaties: de Provincie Gelderland, de Rijksdiensten voor de Monumentenzorg (RdMz) en het Oudheidkundig Bodemonderzoek (rob), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (vng) afdeling Gelderland, de Stichting Monumentenwacht Gelderland en Het Gelders Genootschap. Een belangrijke ontwikkeling in 2006 was de fusie van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek tot de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (racm). Het Samenwerkingsverband bestaat dus voortaan uit vijf organisaties. Door de fusie van de rijksdiensten zal het Rijk nu ook de uitwerking van het cultuurhistorische beleid geïntegreerd vorm geven. Nieuw aan het takenpakket van de Rijksdienst – zo blijkt ook uit de naam – is de zorg voor het historische cultuurlandschap. Voor een provincie als Gelderland, die zo uitzonderlijk rijk is aan gevarieerde cultuurlandschappen van hoge waarde, kan aandacht (en hopelijk ook geld!) vanuit de nationale overheid een extra steun voor het provinciale beleid betekenen. De ondersteuning van de Gelderse gemeenten in het cultuurhistorisch beleid bleek ook in 2006 een actuele taak. Deregulering en decentralisatie zorgen op veel gebieden voor een verder terugtredende Rijksoverheid. Ook de Provincie Gelderland probeert in het ruimtelijk beleid zoveel mogelijk over te laten aan de gemeenten en de regio’s. Deze krijgen daarmee ook op het gebied van de cultuurhistorie een toenemende verantwoordelijkheid. Dat biedt kansen om zelf beleid te maken en als gemeente te werken aan de kwaliteit van dorpen, steden en landschappen. Een verheugende ontwikkeling is dat steeds meer gemeenten daarom de cultuurhistorische waarden op hun
Jaarverslag 2006 / Gelders Genootschap
grondgebied in kaart laten brengen. Deze gegevens kunnen dan gebruikt worden om beleid te formuleren en bij nieuwe ontwikkelingen cultuurhistorie in een vroegtijdig stadium te betrekken. Idealiter gebeurt het in kaart brengen van de cultuurhistorische waarden op integrale wijze. Daarbij worden zowel objecten (monumenten en andere gebouwen en bouwsels van waarde of resten daarvan) als structuren (bijvoorbeeld landschappelijke structuren) bovengronds en ondergronds geïnventariseerd en gewaardeerd. In sommige gemeenten is dit al wel voor de archeologie gebeurd, maar nog niet voor het landschap en de gebouwde omgeving. De voorsprong van de archeologie is te danken aan de grote belangstelling die er de laatste jaren voor dit onderwerp is geweest. Binnen het kader van het interim-beleid, dat gold vooruitlopend op de aangekondigde wijziging van de Monumentenwet naar aanleiding van het Verdrag van Valletta (Malta), had een aantal gemeenten de nieuwe verantwoordelijkheden op dit vlak reeds opgepakt. Overigens werden deze wijzigingen eind 2006 in de Monumentenwet door het parlement aangenomen, zodat deze op 1 juli 2007 in werking kunnen treden. Provinciaal betekende 2006 het eerste complete jaar van het nieuwe Belvoir2-programma waarin vele projecten werden opgestart of doorgezet. Vooral de aandacht voor het landschap en zijn beeldbepalende elementen speelt daarin een belangrijke rol. Bij de uitvoering van het beleid zet de Provincie in op samenwerking met en in de regio’s. Zo wil zij gemeenten stimuleren om gezamenlijk cultuurhistorisch beleid te ontwikkelen en uit te voeren. Aangezien de scheidslijnen en overgangen in het historische landschap bijna nergens samenvallen met gemeentegrenzen, is samenwerking essentieel om de kwaliteiten van het landschap te behouden en te versterken. In november 2006 werd in Valburg het nieuwe provinciale depot voor bouwfragmenten geopend. Dit depot – uniek in Nederland – verzamelt oude bouwmaterialen en fragmenten, die weer ingezet kunnen worden bij restauraties van monumenten. Eveneens op het gebied van de gebouwde monumenten kan gemeld worden dat het Provinciaal Fonds voor Monumenten in 2006 goed op stoom kwam. Vanuit dit fonds van in totaal 4.000.000 euro kunnen zeer laagrentende leningen (tot 5% onder de marktrente) worden verstrekt ten behoeve van restauraties. De aanvankelijk vereiste gemeentegarantie is komen te vervallen, zodat het fonds voor eigenaren van monumenten en beeldbepalende panden in beschermde gezichten in alle Gelderse gemeenten beschikbaar is.
41
De activiteiten In 2006 verzorgde het Gelders Genootschap voor het Samenwerkingsverband verschillende activiteiten. Deze zijn gericht op de Gelderse gemeenten en haar inwoners en worden hieronder toegelicht. Het zijn de ondersteunende activiteiten zoals die in alle Nederlandse provincies door de steunpunten, monumenten- en welstandsorganisaties en erfgoedhuizen zijn opgezet. De kernactiviteiten bestaan uit het Bouwplanoverleg, het spreekuur, het Ruimtelijk Planoverleg en de helpdesk. Daarnaast werden in 2006 voorbereidingen getroffen voor ‘2008. Jaar van het Religieus Erfgoed’.
Helpdesk Gemakkelijk bereikbare, laagdrempelige informatie over cultuurhistorie wordt geboden via de Helpdesk Cultuurhistorie. Van maandag tot en met vrijdag kan men tijdens kantooruren terecht bij de adviseurs van het Gelders Genootschap met allerhande vragen. Daarnaast kunnen vragen ook per e-mail ingestuurd worden via:
[email protected]. De helpdesk is in de eerste plaats opgezet voor gemeenten en particuliere organisaties op het gebied van landschap, archeologie en monumenten, maar ook burgers kunnen bij de helpdesk terecht met hun vragen. In 2006 gingen de meeste vragen over monumentenzorg en archeologie. In veel gevallen werden de verzoeken beantwoord door de vaste adviseur cultuurhistorie bij het Gelders Genootschap voor de betreffende gemeente. Waar nodig werden aanvragers doorverwezen naar één van de specialisten binnen het Genootschap of naar een collega-organisatie zoals de Stichting Monumentenwacht Gelderland of het Nationaal Restauratiefonds. In andere gevallen verzamelde de helpdesk de benodigde informatie en werd de vrager teruggebeld. Sommige onderwerpen kwamen in 2006 opvallend vaak aan bod. Opnieuw gingen veel telefoontjes over financiële regelingen rondom monumenten. Een deel hiervan kwam voort uit de invoering van het Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten (brim). Vooral over gebouwen die nog een restauratieachterstand hebben, werd vaak gebeld. Zij komen niet in aanmerking voor de reguliere instandhoudingsregeling en zijn afhankelijk van incidentele budgetten. Ook over het Cultuurfonds voor Monumenten van de Provincie Gelderland en het Prins Bernard Cultuurfonds kwamen verschillende informatieverzoeken binnen. Opvallend in 2006 is het toegenomen aantal vragen over comfortverbetering en isolatie in monumenten.
42
Vermoedelijk is er een relatie met de discussie over het klimaat en de hoge energieprijzen. Zo gingen veel vragen over het aanbrengen van dubbelglas of het isoleren van daken en muren. Dankzij inventieve technieken zijn er tegenwoordig allerlei mogelijkheden om zonder onnodige aantasting van monumentale waarden in oude gebouwen een aangenaam klimaat te realiseren. Welke oplossing gekozen kan worden, hangt af van de specifieke situatie, maar er is altijd wel een mogelijkheid om in monumenten op een verantwoorde manier aan energiebesparing te doen. Daarbij is vanuit het oogpunt van duurzaamheid het uitgangspunt van monumentenzorg ‘Behoud gaat voor vervanging’ vaak zo gek nog niet! De ontwikkelingen in de landbouw zorgen ervoor dat het aantal vragen over de herbestemming van boerderijen aanzienlijk blijft. Nog steeds komen regelmatig traditionele boerderijen vrij, waarvan een deel tot nu toe nog een agrarische functie had. Dikwijls bellen burgers met vragen over welke bouwkundige ingrepen mogelijk zijn bij de herbestemming van een oude boerderij tot woning. De adviseurs proberen daarbij zo goed mogelijk maatwerk te leveren en wijzen daarbij ook op de waarde van een goede organisatie en inrichting van het erf. Er zijn diverse provinciale en gemeentelijke regelingen die hier op inspelen. Zo is er de regeling voor vrijkomende agrarische bebouwing die de mogelijkheid biedt om stalgebouwen te vervangen door een woning. Als gevolg daarvan dreigt echter veel karakteristieke erfbebouwing te verdwijnen (kippenhokken, varkenskotten, schuurtjes). Het Samenwerkingsverband ijvert voor een zo sterk mogelijke cultuurhistorische samenhang van boerderij, erf, bijgebouwen en omliggend landschap.
Het Bouwplanoverleg In het tweewekelijkse Bouwplanoverleg werd in 2006 een groot aantal plannen besproken. Het overleg had in totaal 24 maal plaats. Uit 52 van de 56 Gelderse gemeenten kwamen aanvragen voor de restauratie en verbouwing van monumenten. Sinds het begin van het Bouwplanoverleg in 2002 zijn plannen van alle Gelderse gemeenten – met uitzondering van Millingen aan de Rijn – in het overleg aan de orde geweest. In de meeste gevallen ging het om ingrepen aan rijksmonumenten en bouwplannen in beschermde stads- en dorpsgezichten. Maar ook een aantal ontwikkelingen bij monumenten en in gevoelige gebieden zonder bijzondere status werd aan het Bouwplanoverleg voorgelegd. Hoewel voor de laatste gevallen meestal geen formele adviesgrond aanwezig is op grond van de
Samenwerkingsverband Cultuurhistorie Gelderland
Monumentenwet, vinden de partners het van belang ook in dergelijke gevallen de gemeenten van dienst te zijn met een pre-advies. Bouwplanoverleg Gelderland
1 sept. 2002 t/m 31 dec. 2006
Totaal aantal ingeboekte plannen
1612
Aantal afgehandelde plannen
1534
Aantal gemeentes
55*
* Van de 56 Gelderse gemeentes (na de herindeling van 1/1/2005). De ontbrekende gemeente is Millingen aan de Rijn. Hier was in deze periode geen bouwplan bij een rijksmonument. Procedureel kunnen de aanvragen in twee categorieën worden verdeeld: aanvragen voor vooroverleg en adviesaanvragen in het kader van een aanvraag monumentenvergunning. De partners in het Samenwerkingsverband hechten grote waarde aan vooroverleg. Door namelijk in een vroegtijdig stadium te overleggen over een mogelijke ingreep aan of bij een monument kan in gezamenlijkheid bekeken worden wat de beste wijze van aanpak is. Zo kan gezamenlijk bekeken worden of en hoe de wensen van een eigenaar te realiseren zijn. Dat er tegengestelde belangen zijn tussen het individuele belang van de eigenaar en het algemene belang van monumentenzorg is soms onvermijdelijk, maar bij vroegtijdig overleg – als er nog geen grote investeringen in planvorming of voorbereiding zijn gedaan – blijken er vaak oplossingen te vinden waar alle partijen zich in kunnen vinden. In 2006 waren er in totaal 65 aanvragen vooroverleg. Van de bespreking werd steeds een verslag opgesteld. Op basis daarvan formuleerde het secretariaat van het Bouwplanoverleg een gezamenlijk pre-advies. Na het accorderen door de adviserende partners werd dit namens het Bouwplanoverleg aan de gemeente gestuurd. Over deze plannen brengen de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten en de Provincie Gelderland sinds het afgelopen jaar in de regel geen eigen pre-advies meer uit. Dit betekent dat belanghebbenden op vrij korte termijn een gezamenlijke en eenduidige reactie krijgen. Het ligt in de verwachting dat het Bouwplanoverleg zich in de toekomst, nog meer dan nu het geval is, zal richten op dit vooroverleg. De ervaring heeft geleerd dat het een goed middel is om in een vroeg stadium duidelijkheid te krijgen over wat er wel en niet mogelijk is met een monument.
Jaarverslag 2006 / Gelders Genootschap
Jaar
Aantal overleggen
Aantal plannen per overleg
2002 (vanaf 1/9)
8
7
2003
23
15
2004
25
17
2005
24
21
2006
24
19
Ondanks het toegenomen belang van het vooroverleg, betreft het overgrote deel van de plannen in het Bouwplanoverleg de aanvragen in het kader van de artikelen 11 en 16 van de Monumentenwet (wijzigingsvergunning monument). Het aantal plannen nam in 2006 licht af ten opzichte van 2005, maar blijft onverminderd hoog. In totaal werden 382 van dergelijke plannen in behandeling genomen. 372 plannen werden afgehandeld, waaronder de nog openstaande plannen uit 2005. Op 31 december 2006 was er zodoende een werkvoorraad van 78 plannen (tegen 68 op 31 december 2005). Nieuw in 2006 was de opzet van de vergaderingen. Deze werden gesplitst in een plenair deel en een deel met parallelsessies. In de parallelsessies komen plannen per regio (bijvoorbeeld Achterhoek of Rivierengebied) of per gebiedstype (binnen of buiten de bebouwde kom) aan de orde. Op deze manier konden de adviseurs zo efficiënt mogelijk hun tijd gebruiken. Woonhuizen en boerderijen zijn de meest voorkomende categorieën gebouwen binnen het Bouwplanoverleg. Bij woonhuizen gaat het vaak om comfortverbetering of kleine uitbreidingen. Bij boerderijen betreft het meestal herbestemming. Een steeds vaker voorkomende categorie aanvragen gaat over de wijzigingen van opstallen in beschermde historische buitenplaatsen. Deze ontwikkeling is ongetwijfeld het gevolg van de aanwijzing van een groot aantal buitenplaatsen in de afgelopen jaren. De aandacht voor deze ensembles past bij de toegenomen aandacht voor een omgevingsgerichte monumentenzorg. Bij verschillende buitenplaatsen bleken wijzigingsplannen binnen de aanleg van een historische buitenplaats nieuwe kansen te bieden om de samenhang van de aanleg, de functies en de daarmee samenhangende bebouwing te versterken. Over enkele grote plannen voor kastelen en buitenplaatsen van het Geldersch Landschap / Geldersche Kasteelen vond regelmatig overleg plaats. Het betreft stuk voor stuk topmonumenten in het Gelderse monumentenbestand die onderdeel zijn van een waardevolle aanleg: Huis Staverden (gemeente Ermelo), De Schaffelaar (gemeente Barneveld) en kasteel Waardenburg (gemeente Neerijnen).
43
Een terugkerend onderwerp in de agenda’s van het Bouwplanoverleg in 2006 vormde de herbestemming van het industriële complex van de voormalige ijzergieterij Diepenbrock & Reigers Ulft, de dru in de gemeente Oude IJsselstreek. De zoektocht naar een passende herbestemming voor dit bijzondere complex doet niet alleen een beroep op de kennis en ervaring van de architecten, plannenmakers en adviseurs, maar ook op hun vindingrijkheid. Standaardoplossingen kunnen op geen enkele wijze recht doen aan de transformatie van dit bijzondere fabriekscomplex. Dankzij regelmatig overleg in Arnhem bij het gg of ter plekke, kon voor verschillende complexonderdelen goede voortgang gemaakt worden. Aantal bouwplannen
Zutphen
Jaar
Ingeboekt
Afgehandeld Gemiddelde Mandaatduur* adviezen
2002 (vanaf 1/9)
54
16
-
-
2003
336
320
54 dagen
-
2004
446
409
43 dagen
92 (22%)**
2005
394
417
39 dagen
108 (26%)**
2006
382
372
36 dagen
77 (20%)88
* Dit betreft de tijd in kalenderdagen tussen het eerste overleg waarin een plan aan de orde komt en het moment waarop alle betrokken partijen hun advies uitgebracht hebben. ** Percentage mandaatplannen ten opzichte van het totaal aantal plannen. De agenda’s van het Bouwplanoverleg waren in 2006 goed gevuld. Hoewel het aantal plannen in totaal licht afnam, waren er veel meer ingewikkelde plannen. Dit blijkt onder meer uit de afname van het aantal mandaatadviezen. Het mandaat geldt immers alleen voor de eenvoudiger plannen waarover een positief advies gegeven kan worden. De advisering van de ingewikkelde plannen kostte soms veel tijd. Hieronder leed soms ook de afhandeling van de eenvoudige plannen en het opstellen van de mandaten. Over het geheel genomen lukte het echter wel de gemiddelde adviestermijn per plan te verkorten van 39 naar 36 dagen. In 2003 was dit nog 54 dagen, zodat de gemiddelde termijn in 4 jaar tijd met 33 % is verkort. De afhandeling van sommige plannen duurde onnodig lang, omdat dossiers incompleet of incorrect waren. Helaas moest meermaals negatief geadviseerd worden, omdat aanvragers binnen de wettelijke termijnen geen noodzakelijke aanvullende stukken instuurden. Ook daarvoor kan voorover-
Jaarverslag 2006 / Gelders Genootschap
leg een oplossing bieden: in een vroegtijdig stadium kunnen de adviseurs dan aangeven welke gegevens zij nodig hebben voor de beoordeling van een aanvraag. Ook zo kan veel tijd, energie en soms ook ergernis bespaard worden. Het secretariaat en de coördinatie van het Bouwplanoverleg werden in 2006 verzorgd door Boukje Overbeek, Letty Meeuwssen, Simon van den Bergh en Jeroen Westerman.
Praktijkvoorbeeld: Villa Ruimzicht Ten noorden van het centrum van Doetinchem staat aan de Ds Van Dijkweg de Villa Ruimzicht. De grote villa is in 1853 gebouwd in een eclectische bouwstijl met overwegend classicistische kenmerken. Rondom de villa ligt een arboretum, een parkachtige tuin met vele monumentale bomen. In 1868 is Ruimzicht aangekocht door Ds Van Dijk. Hij liet de villa inrichten als internaat voor de opleiding tot predikant. De villa werd flink uitgebreid, zowel aan de voor- als aan de achterzijde. In de loop van de twintigste eeuw werd het gebruik van Villa Ruimzicht steeds minder intensief. Het gebouw stond verschillende periodes leeg. Dit had negatieve gevolgen voor de technische staat en de uitstraling van het gebouw. In 2004 werden de eerste schetsplannen voor herontwikkeling van de villa en het park voorgelegd aan het bouwplanoverleg. Het was de bedoeling om de villa te verbouwen tot appartementencomplex. Hiervoor werden vrij ingrijpende wijzigingen voorgesteld. Ondanks de positieve toon van de gesprekken werd het al snel weer stil rondom Ruimzicht. Begin 2006 werd de planontwikkeling rond de villa weer opgestart. In de zomer van 2006 werden nieuwe plannen voorgelegd voor zowel de villa als het arboretum. Voorgesteld werd om de villa een nieuwe bestemming te geven als hotel-restaurant. Aan het exterieur van de villa hoeft voor deze herbestemming weinig te worden gewijzigd. Wel stelde de aanvrager voor enkele verdwenen elementen, zoals een balustrade, terug te brengen en het pand weer een meer historische kleurstelling te geven. In het interieur werden – ten behoeve van de nieuwe functie – wat ingrijpender wijzigingen voorgesteld. Aangezien de oorspronkelijke structuur van het pand nog grotendeels intact is en het pand nog meerdere waardevolle interieurelementen heeft, zijn deze wijzigingen uitgebreid doorgesproken met de aanvrager en de architect. Ook zijn door een afvaardiging van het bouwplanoverleg bezoeken ter plaatse gebracht.
45
In goed overleg met de aanvrager en de architect is afgesproken hoe er om wordt gegaan met de benodigde functionele wijzigingen in het interieur en de nog aanwezige waardevolle plafonds, vloerafwerkingen, betimmeringen en andere elementen. Naast de restauratie en verbouw van de villa, is in 2006 ook het herstel van het arboretum besproken in het bouwplanoverleg. Het herstelplan behelst het terugbrengen van paden, het herstel van de vijver en de fontein. Verder worden enkele bomen vervangen, opschot verwijderd en enkele bomen en heesterpartijen bijgeplaatst. Het herstelplan is geïnspireerd op historische afbeeldingen. Het bouwplanoverleg kon zich in grote lijnen goed vinden in het plan voor het park. Alleen over het terras direct voor de villa wordt nog overleg gevoerd. Eind 2006 waren de plannen zover dat de definitieve vergunningaanvraag kon worden gedaan. Als de benodigde vergunningen zijn verleend kan dan begonnen worden met de werkzaamheden. Binnenkort kan Doetinchem weer trots zijn op haar fraaie Villa Ruimzicht en er genieten van een hapje en een drankje! Ook voor congressen, feesten en partijen krijgt de stad er een bijzondere locatie bij.
Spreekuur Het spreekuur biedt eigenaren van monumenten de mogelijkheid van rechtstreeks overleg met één of meerdere adviseurs. In 2006 vond het 24 maal plaats bij het Gelders Genootschap. In totaal werden 54 consulten genoteerd. In bijna alle gevallen was ook de betreffende gemeente bij het spreekuur vertegenwoordigd. Een aantal keren vond het spreekuur op locatie plaats. Hoewel bezoek ter plaatse veel tijd kost, is dit vaak wel zeer effectief omdat een monument nu eenmaal het best in situ kan worden beoordeeld. Het spreekuur is in de regel eens per 14 dagen en kan aangevraagd worden via de gemeente. Deze wordt ook altijd uitgenodigd en krijgt na afloop een verslag.
46
Jaar
Aantal consulten
Aantal malen spreekuur
Aantal consulten per spreekuur
2002 (vanaf 1/9)
10
8
1,2
2003
31
23
1,3
2004
49
25
2
2005
45
24
1,9
2006
53
24
2,2
Niet opgenomen in dit overzicht zijn de spreekuurconsulten die op locatie plaatsvonden. Het secretariaat en de coördinatie van het Spreekuur werden in 2006 verzorgd door Boukje Overbeek en Jeroen Westerman.
Het Ruimtelijk Planoverleg De tijd dat monumenten als geïsoleerde juweeltjes werden beschermd ligt ver achter ons. Al vanaf eind jaren ’60 werden dorpen en binnensteden aangewezen als beschermd gezicht vanwege hun ensemble waarde en bijzondere historische betekenis. De afgelopen jaren is daar de aandacht voor de historische waarde van het landschap bijgekomen. De grootschalige uitbreidingen van dorpen en steden en de transformatie van het platteland van een agrarisch areaal naar een gebied met vele functies zorgen voor ingrijpende veranderingen in het Gelderse landschap. Om nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in dorp, stad en land met behoud of versterking van de karakteristieke omgeving te realiseren, is vroegtijdig overleg tussen de beleidsmakers, planuitwerkers en cultuurhistorici nodig. Het Ruimtelijk Planoverleg biedt daarvoor een platform. Het ligt in de bedoeling om dit platform de komende jaren verder uit te bouwen, zodat gemeenten hier samen met Rijk en Provincie vooroverleg kunnen plegen vanaf het allereerste stadium van de planontwikkeling. In 2006 speelden vestingwerken de hoofdrol in het Ruimtelijk Planoverleg: zo was een bijeenkomst gewijd aan het Fort Werk aan ’t Spoel bij Culemborg en een ander aan de vestingwerken van Zutphen. Gelieerd aan het Ruimtelijk Planoverleg is het Belvedere-team Gelderland. Dit team richt zich actief op het stimuleren van gemeenten, om zich bij het opstellen van ruimtelijke plannen te laten leiden door het principe van behoud door ontwikkeling, zoals dat in de nota’s Belvoir en Belvedere is verwoord. Het secretariaat en de coördinatie van het Ruimtelijk
Samenwerkingsverband Cultuurhistorie Gelderland
Stuifzand de Pollen, Het Nationale Park De Hoge Veluwe
Planoverleg werden in 2006 verzorgd door Jeroen Bootsma en Jeroen Westerman.
Praktijkvoorbeeld: Het Hoornwerk te Zutphen
Kulturhus, Giesbeek GAJ Architecten, Ir. A.G. Vermeulen, Arnhem
Cabinetgracht, Kruittoren, Oude Wand, Kanonsdijk, Berkelpoort en Geweldigershoek. Het zijn verschillende voorbeelden van objecten of namen van straten die iets vertellen over het verleden van Zutphen als vestingstad. De stad Zutphen beschikte sinds haar ontstaan over verdedigingswerken. Ze dienden om ondermeer de Vikingen, naburige hertogen, de Spaanse en Franse legers buiten te houden. Zutphen is sinds 1874 vestingstad af. Toch zijn er nog veel restanten die verwijzen naar dit verleden. Ze zijn cultuurhistorisch belangwekkend en identiteitbepalend voor de stad. Een tamelijk verborgen en bij weinigen bekend deel van de oude vesting ligt aan de zuidkant van de stad. Het is een voormalig hoornwerk, dat nog terug te vinden is bij de Cabinetgracht. Dit was het water dat voor het verdedigingswerk lag. Direct uit het water rijzen solide muurwerken op, met daar bovenop een dik pakket aarde. Een hoornwerk bestaat uit twee puntige bastions met daartussen een holle komvorm. Op luchtfoto’s is één van de twee punten en het grootste gedeelte van de kom nog goed te zien. Langs de overblijfselen van deze komvorm loopt een straat die de naam ‘Hoornwerk’ draagt. Op de locatie zijn bouwsporen uit verschillende periodes gevonden. Dat komt omdat de verdedigingswerken van de stad Zutphen niet in een keer zijn aangelegd, maar steeds verder uitgebreid en gemoderniseerd werden. Na het wegvallen van de defensieve functie heeft de locatie lange tijd plaats geboden aan industriële bebouwing. De huidige gebouwen vormen de voormalige bedrijfsbebouwing van het bedrijf National Starch & Chemical. Deze bedrijfspanden worden binnenkort gesloopt. Het terrein en de Cabinet gracht zijn op dit moment niet openbaar toegankelijk. Als de bestaande bebouwing gesloopt is, komen er woningen op het voormalige hoornwerk. De initiatiefnemer heeft een appartementencomplex voor ogen, dat zou moeten verwijzen naar een gesloten bastion uit de vijftiende, zestiende eeuw. Verder komen er twee rijen woningen aan het water te staan. Een deel van de woningen vormt een rij aan de straat “Hoornwerk” en er komen woningen aan de Henry Dumantweg te staan, langs een terug te brengen deel van de Cabinetgracht. Het Ruimtelijk Planoverleg brengt initiatiefnemers, betrokken gemeenten en adviserende partijen bij
Jaarverslag 2006 / Gelders Genootschap
elkaar. Er zijn sinds begin 2006 verschillende versies van dit plan uitgewerkt en besproken door de verschillende partijen: opdrachtgever, gemeente en adviseurs. Het overleg heeft een integraal karakter: zowel de architectuurgeschiedenis, de historische vesting- en stedenbouw en de archeologie komen daarbij aan de orde. Naar aanleiding van het uitwisselen van standpunten, kennis en ervaringen zijn de eerste plannen door de initiatiefnemer herzien en is onderzoek ter voorbereiding van de restauratie en herbestemming opgestart. Zo is er technisch onderzoek naar de funderingen en de sterkte van de muurwerken uitgevoerd in opdracht van de initiatiefnemer. De positie van het monument en cultuurhistorie in het algemeen is verduidelijkt binnen de plannen van de initiatiefnemer na verschillende bijeenkomsten en gedachtewisselingen. Zo wordt in overleg binnen het Ruimtelijk Planoverleg gezocht naar de waarborging van cultuurhistorische waarden in de ruimtelijke planvorming. Het uiteindelijke doel is om te bereiken dat de nu nog nauwelijks toegankelijke vestingwerken weer een rol gaan spelen in de openbare ruimte. Het beeld van Zutphen als vestingstad wordt zo aan de zuidkant van de stad weer voor het publiek beleefbaar.
Jaar van het Religieus Erfgoed 2008 De Stichting Kerkelijk Kunstbezit Nederland en de gezamenlijke steunpunten monumentenzorg en archeologie hebben zich verenigd in het project: ‘2008. Jaar van het Religieus Erfgoed’. Doel van het projectjaar is om activiteiten te ontplooien voor een duurzame instandhouding van het onroerende en roerende religieus erfgoed in Nederland. Via het Samenwerkingsverband levert Gelderland een actieve bijdrage aan de voorbereidingen op dit jaar. Martin van Bleek en Jeroen Westerman zijn lid van de landelijke werkgroep die het jaar voorbereidt. Ondertussen heeft ook de Provincie Gelderland aandacht gevraagd voor het onroerend religieus erfgoed met het programma ‘Hoe lang houden we de kerk nog in ons midden?’.
Uitvoering en organisatie De coördinatie en uitvoering van de werkzaamheden van het Samenwerkingsverband werd verzorgd door de medewerkers van de Sector Cultuurhistorie van het Gelders Genootschap. Dankzij het aantrekken van een archeoloog beschikt het Gelders Genootschap nu op alle vlakken van de cultuurhistorie over specialisten, die inzetbaar zijn voor het samenwerkingsverband. De wijze waarop dit gebeurt geschiedt in goed overleg met onze partners. Binnen de sector zijn daarnaast
49
zes collega’s gespecialiseerd in de monumentenzorg, terwijl drie andere medewerkers vooral in planologische, stedenbouwkundige en historisch-geografische kwesties inzetbaar zijn. Binnen het Gelders Genootschap is Jeroen Westerman belast met de algemene coördinatie van de activiteiten van het Samenwerkingsverband. De kosten van bovenstaande activiteiten worden gedragen door de Provincie Gelderland, het Rijk (racm) en Het Gelders Genootschap. Rijk en provincie stelden gezamenlijk € 136.134 ter beschikking. Hiervan is € 13.770 gebruikt voor het financieren van uitvoeringstaken door de Stichting Monumentenwacht Gelderland. Het is de bedoeling dat hiervoor in de toekomst aanvullende financiering wordt gevonden.
De toekomst Het belang van samenwerking en ondersteunende activiteiten op het gebied van de cultuurhistorie is ook in 2006 weer gebleken. Eind 2006 kwamen de partners in het Samenwerkingsverband overeen het uit 2002 daterende convenant te hernieuwen en geactualiseerde uitvoeringsafspraken te maken. Begin maart 2007 kon het nieuwe convenant plechtig ondertekend worden. In de loop van het jaar verwachten we nieuwe afspraken over de werkzaamheden. Deze zullen inspelen op de recente en verwachte ontwikkelingen op het gebied van de cultuurhistorie. Een mooie toekomst voor het Gelderse verleden blijft ook in 2007 de opgave van het Samenwerkingsverband.
In de beperking toont zich de ware meester
(Goethe, 1749-1832)
Ir. B. Mastenbroek
Voor meer informatie over de onderwerpen in dit jaarverslag van het Samenwerkingsverband, kunt u bij Het Gelders Genootschap contact opnemen met Jeroen Westerman. Voor concrete vragen en aanmelding van onderwerpen voor het Bouwplanoverleg en het Ruimtelijk Planoverleg, kunt u terecht bij respectievelijk Boukje Overbeek en Jeroen Bootsma. Het Nederlandse landschap is een onvoorstelbaar mooi palimpsest. Vele eeuwen menselijk ingrijpen en natuurlijke processen hebben subtiele verschillen opgeleverd. Dit is tegelijkertijd haar grote zwakte. Het is vlak, transparant, weids en daardoor kwetsbaar. Elke ingreep in dit landschap laat duidelijke sporen na en is zichtbaar vanaf grote afstand. De individuele wensen van de mondige woonconsument zullen meer en meer het uiterlijk van de gebouwde woonomgeving gaan bepalen. Maar wat goed lijkt voor het individu, kan – met 16 miljoen vermenigvuldigd – in ons eigen gezicht ontploffen. Men vraagt zich helaas te weinig af of het honoreren van individuele woonwensen een passend antwoord is op de forse problemen die we in Nederland (gaan) ervaren; het in razend tempo volbouwen van het open landschap of de milieu-, fijnstof-, licht-, geluid- en automobiliteitproblematiek? De hightech internet woning, verpakt in een grachtenpand op het Brabantse platteland, of een dorp in Minang Kabau stijl in de Almeerse polder inclusief Sate-hut, zijn niet bedacht als oplossing voor dit probleem. Men eist in toenemende mate een grondgebonden woning, terwijl de lange termijnstatistieken bewijzen dat de maatschappij er verstandiger aan doet het tegenovergestelde te maken. Als we weer willen houden van
50
Samenwerkingsverband Cultuurhistorie Gelderland
Nederland – zoals Bas Heijne ooit in NRC Handelsblad stelde – dan kunnen en moeten we niet toegeven aan deze wens. Het ontwikkelen van alternatieve woontypologieën waarbij wonen in hogere dichtheden een beter antwoord geeft op het huis met de tuin van postzegelformaat, is van het grootste belang. Werd de dagelijkse file maar vermeld in de verkoopfolder van de randstedelijke woning. Nu krijgt men deze er gratis bij. Nu het tij onder druk van het grote publiek zo snel aan het keren is, beginnen alle partijen in het bouwproces in paniek om zich heen te slaan. Elke ontwikkelaar die kwaliteit maakt, wordt direct ‘uit de markt gedrukt’. Corporaties komen niet aan hun kerntaken toe en adviseurs en architecten verdedigen steeds feller het steeds kleinere partje dat er van het werk overblijft. Door deze versnippering wil geen enkele partij nog verantwoordelijk zijn voor het gehele project waar hij aan werkt. Het blijkt dat de bouwwereld een te precair kaartenhuis is dat in elkaar dreigt te storten. De grote aannemers willen vooral door, niemand durft als eerste te bewegen. Geen enkele bouwdienstambtenaar (en geen enkele architect) is opgewassen tegen de machtsconcentratie in de bouw die nu bij snel claimende, aannemers/ontwik-
6. Bijlagen kelaars ligt. In toenemende mate worden we geconfronteerd met bouwfraude en fouten zoals in Almere en het Bos en Lommerplein in Amsterdam. Niet voor niets werd Elco Brinkman, als voorzitter van Bouwend Nederland, tot de invloedrijkste man van Nederland uitgeroepen in een netwerkanalyse van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Extrapoleren we het huidige bouwtempo van te goedkoop in elkaar gezette constructies, dan wacht ons binnen 25 jaar een nachtmerriescenario. Er wordt wel gesteld, dat er geen mensen meer zijn met grootse ideeën en oplossingen voor de problemen van deze tijd. Het heeft niets te maken met ‘gebrek aan visie’, maar met de complexiteit en omvang van de problemen waar we mee worstelen. Willen we ons land, ons landschap op orde houden, dan zullen we ook beslissingen moeten accepteren die ons misschien niet (allemaal) welgevallig zijn. Alleen ver van de waan van de dag bouw je de Deltawerken, houd je de polders droog en het landschap op orde. De laatste architectuurbiënnale in Venetië was een oproep aan architecten om de ontwikkeling van miljoenensteden serieus ter hand te nemen. ‘Zij kunnen ruimtes en steden creëren die democratie, gerechtigheid, duurzaamheid, tolerantie en goede bestuurbaarheid genereren’, aldus de curator Richard Burdett. Recensente Machteld van Hulten stelde in de Volkskrant van 14 september 2006: ‘de architect die (….) nog denkt dat hij kan wegkomen met een mooi gebouw alleen, behoort tot het uitstervende ras.’ In Nederland hadden we een prachtige traditie opgebouwd en werd op integrale en serieuze wijze gewerkt. Wat dit betreft, vraag het aan een willekeurige buitenlander, behoorden we tot de beste van de klas. Dit beleid is in hoog tempo afgebroken en we maken er nu een puinhoop van. Architecten worden in toenemende mate gevraagd een gebouw te ontwerpen, dat economisch, bouwtechnisch, constructief, zelfs schematisch al bedacht is. In arrenmoede maken ze zich medeplichtig aan de ontgrendeling en versnippering van de samenleving. Hoewel in de verkoopadvertenties wordt geopperd dat ook niet-Indonesische mensen worden uitgenodigd in het Minang Kabau dorp te komen wonen; als prototype van een utopische, pluriforme samenleving slaat het de plank mis. De recente geschiedenis heeft aangetoond dat polarisatie, ook en vooral in de openbare ruimte, deze utopie juist geen dienst bewijst. Maar de architect als decorbouwer komt hier prima weg met niet meer dan het maken van een ‘mooi gebouw’. Meer ambitie is zelfs bedreigend en wordt gezien als het hebben van kapsones.
Vorig jaar werd Minister Dekker een boekje aangeboden met daarin de oproep van een groep ontwikkelaars, corporatiedirecteuren en bouwers dat het Rijk de regie weer ter hand neemt om de ‘verrommeling’ van het landschap tegen te gaan. Een moedige daad die een vrijwillige, directe inperking van hun eigen (commerciële) vrijheid betekende. De Minister was niet onder de indruk en stuurde hen heen met de opmerking dat de markt het wel aankan. Diezelfde markt stond nota bene tegenover haar en beweerde juist van niet! Een verrassende bijkomstigheid van de Architectuurprijs Achterhoek in 2005*, was het feit dat hieraan een opdracht verbonden was. De winnaar zou een ontwerpopdracht krijgen, weliswaar tot het voorlopig ontwerp, maar toch. Met zoiets ben je als architect altijd blij. Het getuigt van betrokkenheid en een mooiere erkenning voor je ontwerpkwaliteit is er amper. Wat ons vooral verbaasd heeft, is dat de werkelijkheid prozaïscher is. De realiteit is, dat het natuurlijk eervol is om een prijs te winnen, maar dat dit niet betekent dat verwacht kan worden, dat eenzelfde architectonische ambitie nagestreefd kan worden bij de opdracht die hiervan het gevolg is. De dagelijkse realiteit staat steeds verder af van ons streven naar architectonische kwaliteit. Deze dient elke dag opnieuw bevochten te worden en is nooit vanzelfsprekend. Sterker nog, deze staat op dit moment enorm onder druk door het vacuüm dat de terugtredende overheid heeft achtergelaten en de tucht van de markt. Het blijkt dat we bij herhaling dezelfde fouten maken in Nederland en weinig leren van het verleden. We investeren te weinig in een duurzame woonomgeving en laten ons leiden door motieven voor de korte en middellange termijn. Ik ben ervan overtuigd dat we veel beter aansluiten bij de behoeften, leefstijlen en wensen van volgende generaties door veel zuiniger te zijn op het open land en een compacter en hoogwaardiger woonomgeving te maken. Helaas staan de mensen die dit beweren vrijwel alleen, want de enorm ‘ruimteconsumerende’ eengezinswoning verkoopt zo verrekte makkelijk. Ben ik als architect opgewassen tegen de steeds merkwaardiger eisen die men stelt en ga ik voor het bedenken van oplossingen voor wezenlijke problemen of moet ik ook ‘om’?
Bijlage 1 Rayonindeling Welstandscommissies per 31/12/06 Geen rayonarchitect I
Leo van Grondelle & Maricke Hiddink
II
Eric Hulstein
III
Geert Jan Jonkhout
IV
Willem van Oorschot
V
Stef de Wit
VI
Tessa Stahlie-Biersteker
VII
Han van Dijk & Wilma Broer
VIII
Hans Pietersma
IX
Leo van Grondelle & Stef de Wit
X
Ernestine de Wilde de Ligny & Wilma Broer
XI
Lucas Reijmer
Hattem Oldebroek Elburg
II Nunspeet
Harderwijk
Epe
Ermelo
I Putten
Voorst
Nijkerk
Apeldoorn Lochem III
Barneveld
Zutphen V
Brummen Scherpenzeel I
Berkelland
IV
Ede Rozendaal
VI
Bronckhorst
Rheden Doesburg
Renkum
Culemborg
Buren XI
Geldermalsen Lingewaal
Neerijnen
Tiel
Zevenaar Westervoort
Overbetuwe IX
VIII
Druten
Lingewaard Beuningen Ubbergen
X
Zaltbommel Maasdriel
Winterswijk
Doetinchem VII
Duiven
Neder-Betuwe
West Maas en Waal
Groenlo Lichtenvoorde
VII
Arnhem
IX
Wageningen
Wijchen
Ir. Bjarne Mastenbroek, architect bij bureau SeARCH, Amsterdam
Heerde
Montferland
Oude IJsselstreek
Aalten
Rijnwaarden Millingen aan de Rijn
Nijmegen
Heumen
Groesbeek
Mook en Middelaar
* Bjarne Mastenbroek won in 2005 de Architectuur Prijs Achterhoek met het ontwerp voor boerderij De Wolzak
Jaarverslag 2006 / Gelders Genootschap
53
Bijlage 2 Samenstelling Welstandscommissies in 2006 Welstandscommissie rayon I
Welstandscommissie rayon III
Welstandscommissie rayon VI
Welstandscommissie rayon IX
Voorzitter H. van der Kolk Rayonarchitect mw. ing. A.H. Hiddink M.Arch
Voorzitter Rayonarchitect Vervangend rayonarchitect Architectleden
Voorzitter A.A.J. Baars Rayonarchitect mw. ir. T. Stahlie-Biersteker Architectleden H. de Soeten
Voorzitter drs. J.T.H.M. Penninx Rayonarchitect ir. S.C. de Wit Architect-lid (Tiel) ir. J.P.F.M. Thole Architectleden ir. A.G. Vermeulen ing. H.E. de Noord MonumentendeskundigE drs. J. Westerman Tiel Vervangers R. Timmler architectLeden Tiel A. de Vries
(Nijkerk, Scherpenzeel) ir. J.L. van Grondelle (Putten, Ermelo) ArchitectlEden R. Timmler ir. P.E. Hoeke Op afroep Landschapsarchitect Burgerleden Putten
ir. A. Marcelis mw. T.A. Freijsen mw. I. van Zijverden - van Drie Burgerleden G.C. Witter Scherpenzeel G.L. van Riet
dr. P.G.J. Zelissen ir. G.J. Jonkhout ir. W.J.A.M. van Oorschot
M.H.M. Heerkens
mw. ir. R. Smit mw. A. Bleeker ir. W. Maas ir. A. van de Berg Overige deskundigen H. van der Markt Monumentendeskundige ir. M.A. van Bleek Burgerleden mw. B.E. Visser-Fijn van Draat H. Kemeling
Op afroep Stedenbouwkundige ir. J. Wabeke Burgerleden Aalten R.F. Wellink / mw. M. de Vries-van
Tricht (verv.) A.J. Ormel J.J. Hartog (verv. tot 17 okt. ’06) Burgerleden W. Elbers Oost Gelre mw. C. Holweg (verv.)
Welstandscommissie rayon X Voorzitter P. van Veen
Welstandscommissie rayon IV
Welstandscommissie rayon VII
Rayonarchitect mw. E. de Wilde de Ligny
Welstandscommissie rayon II
Voorzitter drs J.C.G.M. Berends
Voorzitter drs. J.A. de Ruiter Rayonarchitect ing. E.A. Hulstein Architectleden C.R. Hartman
Voorzitter mr. drs. H.N.A.J. Zijlmans Rayonarchitect J.F. van Dijk (Doetinchem,
(Wijchen, Beuningen, Druten, West Maas en Waal) mw. ir. W. Broer (Groesbeek, Millingen, Ubbergen) Architectleden G.J. Thuijs J.A.H. Hendriks
ing. J.H.T. Verborg Monumentendeskundige ir. M.A. van Bleek Elburg Op afroep Landschapsarchitect Burgerleden Nunspeet
ir. A. Marcelis J.P. Korsuize G. van der Zwaan J.C. van Roekel Jr. J. Jansen (verv.) Burgerleden Elburg: A. Junte A. de Waal C. van de Zwaag (verv.) A.P.M. Bakker (verv.) Burgerleden Heerde mw. C.E. van der Vijgh W.A. Veldkamp Burgerleden Harderwijk J.J. van Meerveld D.H. van Rhee (verv.) Burgerleden Epe mw. E. Bijleveld A. Vreugdenhil Burgerleden Hattem S. Berends P.C. van Goor (verv.)
ing. E. Bilder (tot 1 okt ‘06) Rayonarchitect ir. W.J.A.M. van Oorschot Architectleden ir. G.J.M. König ir. I. Ezerman (tot 1 april ‘06) ir. J.B. van der Meer Op afroep Stedenbouwkundige ir. J. Wabeke Burgerleden Rheden E.J.M. van Esch
Burgerleden Zutphen
H. Mastwijk mw. A.H. Vruggink
Doesburg, Oude IJsselstreek tot 1 juli ’06) mw. ir. W. Broer (Oude IJsselstreek, Montferland per 1 juli ’06) ir. H.J. Beetsma (Montferland tot 1 juli ’06) Architectleden F.M.M. Willems D. van As Op afroep Stedenbouwkundige ir. J. Wabeke Burgerleden J. ter Horst Oude IJsselstreek H.M.O.M.M. Kunst (verv.)
Welstandscommissie rayon V
mw. M.L.J. van der BorgCoenen (verv.)
Voorzitter J.W.M. Jansen Rayonarchitect ir. S.C. de Wit Architectleden A.J.J. Giesen mw. ir. J.M. Brommer Op afroep Stedenbouwkundige ir. J. Wabeke Burgerlid Lochem H. Bekker
Welstandscommissie rayon VIII Voorzitter G.C.M. van Elk Rayonarchitect J.N. Pietersma (per 1 aug ‘06)
Architectleden
(Duiven, Westervoort, Zevenaar, Lingewaard, Rijnwaarden) ir. H.J. Beetsma (tot 1 juli ‘06) B.M.M.O. Krijger H. Doornebosch
Op afroep Landschapsarchitect mw. ir. A.G.S.M. Kho Burgerlid De heer M. Vosters Millingen a/d Rijn (tot 1 nov. ‘06) Burgerlid Druten mw. E.J. Bles van Loon
Welstandscommissie rayon XI Voorzitter H.G. Overweg Rayonarchitect ir. L.P.M. Reijmer Architectleden B. Verhaagen C.M. Faling Op afroep Landschapsarchitect mw. ir. A.G.S.M. Kho Burgerlid P.J. Hovestadt Geldermalsen Burgerlid Zaltbommel drs. J.G.M. de Haas
Op afroep Stedenbouwkundige ir. J. Wabeke
54
Bijlagen
Jaarverslag 2006 / Gelders Genootschap
55
Bijlage 3 Adviesaanvragen Welstand 2006 aantal plannen Aalten 297 Apeldoorn 953 Berkelland 683 Beuningen 225 Bronckhorst 533 Brummen 282 Buren 195 Culemborg 262 Doesburg 125 Doetinchem 604 Druten 212 Duiven 317 Elburg 362 Epe 372 Ermelo 332 Geldermalsen 366 Groesbeek 173 Harderwijk 540 Hattem 170 Heerde 40 Heumen 124 Lingewaard 414 Lochem 350 Maasdriel 226 Millingen aan de Rijn 82
56
Bijlage 4 Verkorte jaarrekening aantal plannen Montferland 168 Mook en Middelaar 82 Neder-Betuwe 208 Neerijnen 150 Nijkerk 352 Nunspeet 365 Oldebroek 323 Oost Gelre 516 Oude IJsselstreek 433 Putten 278 Renkum 302 Rheden 476 Rijnwaarden 127 Rozendaal 36 Scherpenzeel 105 Tiel 289 Ubbergen 108 Voorst 410 Westervoort 125 West Maas en Waal 158 Winterswijk 236 Wijchen 362 Zaltbommel 275 Zevenaar 157 Zutphen 531 Totaal 2006 14.811
Bijlagen
Accountantsverklaring Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen verkorte jaarrekening van de vereniging het Gelders Genootschap tot Bevordering en Instandhouding van de Schoonheid van Stad en Land te Arnhem over 2006 gecontroleerd. De verkorte jaarrekening is ontleend aan de door ons gecontroleerde jaarrekening 2006 van de vereniging het Gelders Genootschap. Bij die jaarrekening hebben wij op 17 april 2007 een goedkeurende accountantsverklaring verstrekt. De verkorte jaarrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de vereniging. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de verkorte jaarrekening te verstrekken. Wij zijn van oordeel dat de verkorte jaarrekening op alle van materieel belang zijnde aspecten in overeenstemming is met de jaarrekening waaraan deze is ontleend. Voor het inzicht dat vereist is voor een verantwoorde oordeelsvorming omtrent de financiële positie en de resultaten van de huishouding en voor een toereikend inzicht in de reikwijdte van onze controle dient de verkorte jaarrekening te worden gelezen in samenhang met de volledige jaarrekening, waaraan deze is ontleend, alsmede met de door ons daarbij op 17 april 2007 verstrekte goedkeurende accountantsverklaring. Arnhem, 17 april 2007 Deloitte Accountants B.V. J.C.M. Hendriks RA
Jaarverslag 2006 / Gelders Genootschap
57
Balans per 31-12-2006 (na resultaat bestemming)
Toelichting op de balans en het exploitatieoverzicht Algemene grondslagen voor de opstelling van de jaarrekening De waardering van activa en passiva en de bepaling van resultaat vinden plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders wordt vermeld, worden de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarde. Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Winsten worden slechts opgenomen voorzover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het verslagjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.
Grondslagen voor de waardering van activa en passiva Materiële vaste activa De investeringen zijn opgenomen tegen verkrijgingsprijzen, onder aftrek van de jaarlijkse afschrijvingen. De afschrijvingen van de verbouwing Oranjerie en de overige vaste activa worden berekend volgens de lineaire methode. De afschrijvingsduur voor verbouwing Oranjerie en inventaris is 7 jaar, voor automatisering 4 jaar en voor de investering in het softwareprogramma iwo 5 jaar en de investering in laptops met ingang van 2006 3 jaar. De afschrijving wordt ingaande het jaar van investering berekend. De investering in de verbouw en inrichting in 2000 en 2001 is rechtstreeks ten laste van de daarvoor gevormde bestemmingsreserves gebracht.
Financiële vaste activa Beleggingen Het vermogen is deels in effecten belegd. Deze effecten zijn gewaardeerd tegen de beurswaarde. Van de effecten in portefeuille worden jaarlijkse koersverschillen verrekend met de herwaarderingsreserve beleggingen. Bij verkoop van de effecten wordt het koersverschil als resultaat verantwoord.
Vorderingen De vorderingen worden opgenomen tegen nominale waarde onder aftrek van de noodzakelijk geachte voorziening voor het risico van oninbaarheid. Deze voorziening worden bepaald op basis van individuele beoordeling. Voorzieningen De voorziening uitgestelde beloningen heeft betrekking op toekomstige uitkeringen met betrekking tot jubileumgratificaties, zoals opgenomen in de CAO. De voorziening is gewaardeerd tegen aanspraken over de tot en met balansdatum verstreken dienstjaren, rekening houdend met de specifieke inhoud van de regeling.
Actief per 31.12.2006 per 31.12.2005 € € Vaste activa Materiële vaste activa 110.532 159.174 Financiële vaste activa 1.430.962 1.487.835 Vlottende activa Debiteuren Overige vorderingen en overlopende activa
899.548 149.162
Liquide middelen
723.221
514.951
3.313.424
2.851.713
Grondslagen voor de bepaling van het resultaat Bij de verantwoording van het resultaat in het exploitatieoverzicht is de nominale waarde als grondslag gehanteerd. Voor zover bekend zijn de nog te verwachten kosten en opbrengsten meegenomen. Pensioenen Het Gelders Genootschap heeft voor haar werknemers een toegezegde pensioenregeling. Hiervoor in aanmerking komende werknemers hebben op pensioengerechtigde leeftijd recht op een pensioen welke afhankelijk is van leeftijd, salaris en dienstjaren. De regeling is ondergebracht bij het ABP. Het Gelders Genootschap heeft geen verplichting tot het voldoen van aanvullende bijdragen in geval van een tekort bij het ABP, anders dan het effect van hogere toekomstige premies. Het Gelders Genootschap heeft daarom de pensioenregeling verwerkt als een toegezegde bijdrageregeling en heeft alleen de verschuldigde premies tot en met het einde van het boekjaar in de jaarrekening verantwoord.
2006 € Contributie 0 Welstand 2.625.759 Ruimtelijke kwaliteit 203.617 Cultuurhistorie 461.305 Algemene opbrengsten 16.267
herziene begroting 2006 € 800 2.386.700 112.500 425.000 0
2005 € 768 2.048.048 129.769 405.904 16.633
Bedrijfsopbrengsten
3.306.948
2.925.000
2.601.122
Personeelskosten Afschrijvingskosten Huisvestingskosten Administratiekosten Commissiekosten Algemene kosten
2.187.311 85.643 96.997 119.600 260.375 178.256
2.167.000 92.000 85.500 128.000 265.500 181.000
2.139.243 89.323 67.566 108.113 226.402 71.591
Bedrijfslasten
2.928.182
2.919.000
2.702.238
378.766
6.000
- 101.116
44.779
59.000
91.171
- 1.837
- 4.000
- 6.550
421.708
61.000
-16.496
Rentebaten en soortgelijke opbrengsten Rentelasten en soortgelijke kosten Resultaat
58
Bijlagen
Voorzieningen KORTLOPENDE SCHULDEN Crediteuren Belastingen & premies soc. verz Overige schulden en overlopende passiva
14.000
14.000
125.688 167.599 326.719
117.053 143.596 283.171
3.313.424
2.851.713
Exploitatieoverzicht over 2006
Bedrijfsresultaat
Leningen U/G Het afschrijvingspercentage voor auto’s bij autoregelingen medewerkers is de eerste 2 jaar 20% en daarna 15 % per jaar. De autoleningen worden gewaardeerd tegen de nog niet vervallen aflossingstermijnen.
605.682 84.071
Passief per 31.12.2006 per 31.12.2005 € € Eigen Vermogen Vrije reserve 1.562.259 1.390.550 Herwaarderingsres. beleggingen 42.112 78.296 Bestemmingsreserves 1.075.047 825.047
Jaarverslag 2006 / Gelders Genootschap
59