Jaarverslag 2012 2012plan 1
2
Inhoudsopgave Personalia (stand per 31 december 2012)
4
Vijfjarig overzicht kerncijfers (bedragen in € miljoen)
7
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11 1.12 1.13 1.14 1.15 1.16
Bestuursverslag Doelstelling en beleid Bestuur en verantwoordingsorgaan Organisatie, verantwoording, toezicht en uitvoering Pensioenregelingen Externe ontwikkelingen en nieuwe wetgeving Pension Fund Governance en medezeggenschap Integraal Risicomanagement Premiebeleid Toeslagbeleid Vermogensbeheer en performance Resultaten, financiële positie en herstelplan Communicatie Samenvattend verslag van het visitatie rapport 2012 Samenvatting verslag van de compliance officer Verklaring verantwoordingsorgaan Toekomstige ontwikkelingen en voornemens van het bestuur
8 9 9 10 13 14 15 18 20 21 23 30 33 37 40 41 43
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.4.1 2.4.2 2.5 2.5.1 2.6 2.7 2.7.1
Jaarrekening 2012 Balans per 31 december 2012 Staat van baten en lasten over 2012 Kasstroomoverzicht Toelichting behorende bij de jaarrekening 2012 Algemeen Grondslagen Toelichting op de balans per 31 december 2012 Risicobeheer en derivaten Niet in de balans opgenomen verplichtingen Toelichting op de staat van baten en lasten over 2012 Verbonden partijen
47 48 50 52 53 53 53 63 78 95 96 105
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Overige gegevens Uitvoeringsovereenkomst Gebeurtenissen na balansdatum Actuariële verklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
106 106 107 108 110
Bijlage
Overzicht gebruikte afkortingen en begrippen
112
3
Personalia (stand per 31 december 2012) Bestuur Het bestuur bestaat uit acht leden. De statuten bepalen dat hiervan vier benoemd zijn door de onderneming, twee benoemd zijn door de Ondernemingsraad (OR) en twee gekozen zijn door de gepensioneerden. De zittingstermijn bedraagt vier jaar. Het volgende overzicht laat de bestuurssamenstelling per 31 december 2012 zien, waarbij het jaar waarin de zittingstermijn eindigt tussen haakjes wordt vermeld.
Bestuursleden, benoemd door de onderneming
De heer drs. L. Burgers, plaatsvervangend voorzitter bestuur (2013) Mevrouw drs. C.T.M. van Mierlo, voorzitter bestuur (2015) Mevrouw mr. C. Carrière (2014) De heer H. van Wageningen (2016)
Bestuursleden, benoemd door de Ondernemingsraad (OR)
De heer R. Burema, secretaris bestuur (2013) De heer K. Meindertsma (2015)
Bestuursleden, gekozen door de gepensioneerden
De heer S. Meerema (2016) De heer Q.G. Ligtenstein (2014)
Dagelijks bestuur en commissies Vanuit het bestuur zijn een dagelijks bestuur (DB), een aanspreekpunt voor Integraal Risicomanagement (IRM) en drie commissies ingesteld. De leden van de commissies bestaan zowel uit bestuursleden, medewerkers van het bestuursbureau als externe leden. In sommige gevallen is een vaste adviseur aan de commissie toegevoegd. De samenstelling van deze vijf gremia is per 31 december 2012 als volgt:
Dagelijks bestuur
De heer R. Burema De heer drs. L. Burgers Mevrouw drs. C.T.M. van Mierlo (voorzitter)
Aanspreekpunt Integraal Risicomanagement
De heer K. Meindertsma
Beleggingscommissie De heer De heer De heer De heer Adviseurs De heer De heer
drs. L. Burgers (voorzitter) Q.G. Ligtenstein K. Meindertsma drs. L.G. van den Hoek Actuaris AG drs. M. Iglesias del Sol CFA, Towers Watson drs. A. Eikelboom, Syntrus Achmea
4
Communicatie commissie
De heer R. Burema (voorzitter) De heer drs. L.G. van den Hoek Actuaris AG De heer B.C. van der Kwast Mevrouw A. Nijland, Douwe Egberts Nederland, Human Resources De heer H. van Wageningen
Pension Fund Governance commissie
Vacature (inmiddels is mevrouw mr. C. Carrière toegetreden tot de commissie en tot voorzitter benoemd) De heer S. Meerema De heer drs. A. Aanstoot De heer drs. L.G. van den Hoek Actuaris AG De heer K. Hulzebos, D.E Master Blenders 1753, Finance and Accounting
Verantwoordingsorgaan en compliance Vertegenwoordigers van de onderneming (KDE)
Mevrouw A. Kuks (2013), Douwe Egberts Nederland, Human Resources Mevrouw J. Duurland (2015), D.E Master Blenders 1753, Human Resources
Vertegenwoordigers van de deelnemers (OR)
De heer F.U. de Boer (2013) De heer C. de Mol (2015)
De heer H. van der Waard (2015) De heer C. Schipper, voorzitter VO (2013)
Vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden (VGDE)
Compliance officer
De heer K. Hulzebos, D.E Master Blenders 1753, Finance and Accounting
Bestuursbureau
De heer drs. A. Aanstoot, specialist pensioenen De heer drs. L.G. van den Hoek Actuaris AG, directeur De heer B.C. van der Kwast, medewerker Mevrouw S. Soesbergen, secretaresse
Administrateurs
TKP Pensioen BV (middelloonregeling) ABN AMRO Pension Services (beleggingsarrangement BPR)
Advies en certificering
Adviserend actuaris: de heer B. den Hartog Actuaris AG, werkzaam bij Towers Watson Certificerend actuaris: de heer ir. drs. G. Veluwenkamp Actuaris AG, werkzaam bij Towers Watson Certificerend accountant: de heer drs. H.C. van der Rijst RA, werkzaam bij PwC Accountants N.V.
5
Intern toezicht - visitatiecommissie De visitatiecommissie bestaat uit drie visitatoren van het onafhankelijke samenwerkingsverband VisitatieOpMaat: De heer drs. J. Groenewoud De heer H.J. Strang RA De heer D. Wenting AAG RBA
Externe vermogensbeheerders
Aberdeen International Fund Managers Limited BlackRock Advisors Limited Goldman Sachs Asset Management International Unlimited Kempen Capital Management N.V. Legal & General Assurance (Pensions Management) Limited SNS Asset Management N.V. Northern Trust Global Investments Limited
Custodian The Northern Trust Company
Herverzekeraar Swiss Re / Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V.
6
Vijfjarig overzicht kerncijfers
(bedragen in € miljoen)
Aantallen per einde verslagjaar Actieven, exclusief aspirant deelnemers *) Premievrije deelnemers Pensioengerechtigd **) Totaal
2012 1.761
2011 1.951
2010 2.167
2009 2.399
2008 2.853
3.557
3.498
3.614
3.637
3.452
4.201
4.149
4.027
3.935
3.849
9.519
9.598
9.808
9.971
10.154
Staat van Baten en Lasten over verslagjaar (exclusief BPR) 2012 2011 2010 Totale premiebijdrage deelnemers, 50 26 30 werkgevers e.a. - Ontvangen premie regulier 25 25 25 - Indexatie volgend kalenderjaar 1 5 - Herstelactie exit-WAO - Herstelpremie onderneming 25 Pensioenuitkeringen 59 59 56 Toeslagen actieven - Per 1-1 van verslagjaar C&T 0,45% 1,10% 1,00% H&BC 1,25% 1,65% 1,00% - Per 1-1 na verslagjaar C&T 3,00% 0,45% 1,10% H&BC 2,25% 1,25% 1,65% Toeslagen inactieven - Per 1-1 van verslagjaar Nihil Nihil 0,40% - Per 1-1 na verslagjaar Nihil Nihil Nihil Balans einde verslagjaar (exclusief BPR en overige assets) 2012 2011 2010 Waarde beleggingen 1.384 1.203 1.196 voor risico fonds Rendement 15,4% 4,6% 9,3% Nominale verplichtingen op marktwaarde Voorziening pensioenverplichtingen 1.303 1.226 1.111 Reserves (exclusief TRA) 82 -24 77 Duration van de verplichtingen 14,3 14,5 13,7 Percentage afdekking renterisico 52% 62% 53% Dekkingsgraad nominaal 106% 98% 107% Toeslagreserve actieven (TRA) 54 58 nvt Rendement TRA 16,2% 0,4% nvt Dekkingsgraad reëel 75% 68% 73% (vanaf 2011: inclusief TRA)
2009 71
2008 52
26 13 32 54
41 13 (3) 50
3,50%
3,00%
Nihil
1,48%
2009 1.118
2008 946
15,3%
-12,5%
1.023 91 12,8 51% 109% nvt nvt 73%
997 - 47 13,3 nvt 95% nvt nvt nvt
*) Bij de actieve deelnemers zijn voormalige medewerkers van de onderneming inbegrepen voor wie om verschillende redenen (tijdelijke) voortzetting van pensioenopbouw van toepassing is. Dit betreft exit-wao‟ers, situaties waarin een sociaal plan (Outplacement of Ouderenregeling) van toepassing is en voormalige medewerkers die werkzaam zijn bij verkochte bedrijfsonderdelen. Voor deze groep is een afnemende trend zichtbaar. **) Van de 4.201 pensioengerechtigden ultimo 2012, zijn er 199 die gebruik maken van de vroegpensioenregeling.
7
1.
Bestuursverslag
In het boekjaar 2012 is de naam van de Stichting aangepast van Pensioenfonds Sara Lee Nederland (PSLN) in Douwe Egberts Pensioenfonds (DEPF). De statuten zijn per 1 september 2012 aangepast. Zoals opgenomen in artikel 15 van de statuten bieden wij u hierbij ons jaarverslag aan over de gang van zaken bij Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds over het per 31 december 2012 geëindigde boekjaar. Dit is het zevende jaarverslag van de per 1 januari 2006 door fusie van de drie voormalige pensioenfondsen ontstane stichting. De rechtsvoorganger van de stichting werd op 31 december 1949 opgericht. De uitgangspunten van het Financieel Toetsingskader (FTK) en de van toepassing zijnde verslaggevingsrichtlijnen – in het bijzonder Richtlijn 610 voor de jaarverslaggeving van pensioenfondsen - zijn leidend voor dit verslag en de jaarrekening. Daarnaast wordt in het bestuursverslag op hoofdlijnen aandacht besteed aan relevant geachte onderwerpen, waarbij transparantie als uitgangspunt wordt gehanteerd. Van de in het jaarverslag gebruikte afkortingen en begrippen is na hoofdstuk 3 een overzicht met de betekenissen hiervan terug te vinden. Het bestuursverslag geeft een overzicht van de ontwikkelingen in het verslagjaar 2012. De jaren 2012 en 2013 kenmerken zich als overgangsfase van een herstelplanperiode naar een anders vormgegeven pensioencontract, waarbij concrete afspraken worden gemaakt over de ambities en de omgang met risico‟s. Bovendien wordt het opschuiven van de pensioenrichtleeftijd voorbereid, omdat dit per 1 januari 2014 gerealiseerd moet zijn. Naast deze externe ontwikkelingen, is intern bij DEPF ook veel gebeurd in 2012. We hebben hier gedurende het jaar middels de nieuwsbrieven informatie over gegeven. In dit bestuursverslag laten we dit nog eens samengevat de revue passeren. In tegenstelling tot het verleden was het aantal bestuurswisselingen in verslagjaar hoog; verwacht wordt dat dit stabiliseert nadat de omslag bij de onderneming (van Sara Lee naar D.E Master Blenders 1753) is gefinaliseerd. In de meerjaren cijfers over de periode 2008-2012 is de vergrijzing van ons fonds duidelijk terug te zien. Bijsturen via extra premieheffing wordt vanwege deze vergrijzing steeds lastiger. Duidelijk is dat beheersen van de risico‟s en het vinden van de juiste balans tussen rendement en risico eerste prioriteit moet krijgen. In het jaarverslag is daarom veel aandacht aan risicomanagement besteed. Tijdig en transparant communiceren naar onze deelnemers is zeker niet de minste uitdaging. Wij zullen er dan ook naar blijven streven om onze „stakeholders‟ betrokken te houden bij de ontwikkelingen van DEPF. De digitale nieuwsbrief en de informatie en hulpmiddelen via onze website zijn vanuit dat perspectief belangrijke instrumenten. Naast dit formele jaarverslag wordt tevens een verkort jaarverslag opgesteld om in een meer toegankelijke weergave de belangrijkste ontwikkelingen in het verslagjaar breed onder onze deelnemers kenbaar te maken. Zowel het volledige jaarverslag als de verkorte versie zijn raadpleegbaar bij „Publicaties‟ op de website.
8
1.1 Doelstelling en beleid De stichting heeft tot doel het doen van pensioenuitkeringen overeenkomstig de pensioenreglementen en het beheren en doen beheren van de middelen van de stichting. Het beleid van het bestuur is beschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). De ABTN voor 2012 is door het bestuur vastgesteld op 4 april 2012. Uitgangspunt van het beleid is dat alle belangen op evenwichtige wijze worden afgewogen, de financiële positie van DEPF zoveel mogelijk wordt beschermd en consistentie bestaat tussen gewekte verwachtingen, de financiële opzet en de communicatie daarover.
1.2 Bestuur en verantwoordingsorgaan Bestuur Het fonds hanteert het paritaire bestuursmodel. De geledingen zijn vermeld bij Personalia. Jaarlijks eindigt de zittingstermijn van 2 van de 8 bestuursleden. Vanuit 2011 stond de vacature bij pensioengerechtigden wegens het vertrek van de heer A. Six nog open. Bovendien eindigden in mei 2012 de zittingstermijnen van de heer C. Hildebrand (namens de pensioengerechtigden) en de heer G. Veltman (namens de onderneming). Beide bestuursleden hebben tijdig aangegeven niet beschikbaar te zijn voor een nieuwe zittingstermijn. Wegens zijn vertrek bij de onderneming is het bestuurslidmaatschap van de heer H. Monsou (namens de onderneming) in december 2012 beëindigd. Vanwege het aantal te vervangen bestuursleden heeft het bestuur in overleg met de Ondernemingsraad de zittingstermijn van de heer R. Burema met ruim een half jaar verlengd van mei naar december 2013 en de onderneming verzocht te bevestigen dat de heer L. Burgers na afloop van zijn zittingstermijn (in mei 2013) zal worden herbenoemd voor een nieuwe zittingstermijn. Beide bevestigingen zijn gegeven. Door de pensioengerechtigden is de heer Q.G. Ligtenstein gekozen in de vacature door het vertrek van A. Six (aanvang 15 maart 2012, met resterende zittingsperiode tot mei 2014) en de heer S. Meerema in de vacature door het vertrek van C. Hildebrand (zittingsperiode van 16 mei 2012 tot mei 2016). Door de onderneming is mevrouw C. Carrière voorgedragen als nieuw bestuurslid in de vacature door het vertrek van H. Monsou. De aanvangsdatum van haar bestuurslidmaatschap is 30 december 2012 en de resterende zittingsperiode van deze termijn loopt tot mei 2014. Voor alle situaties is de geldende procedure gevolgd, inclusief het gebruik van een functie- en competentieprofiel, meewegen van wensen ten aanzien van diversiteit en het doorlopen van de toetsingsprocedure bij DNB. In september 2012 heeft mevrouw C. van Mierlo aangegeven wegens haar vertrek bij de onderneming haar bestuursfunctie per 1 maart 2013 te zullen neerleggen. De voorzittersrol is reeds in januari 2013 overgenomen door de heer Q.G. Ligtenstein.
Verantwoordingsorgaan In het jaar 2012 liepen volgens het rooster van aftreden van het Verantwoordingsorgaan geen zittingstermijnen af. Wel zijn 2 leden van het Verantwoordingsorgaan, de heren S. Meerema en H. van Wageningen, in mei naar een bestuursfunctie overgestapt (zie hierboven). Wegens het vertrek van de heer P.W.J. Huiskens bij de onderneming ontstond eerder per maart ook een vacature in het Verantwoordingsorgaan. De VGDE heeft de heer H. van der Waard (tot 1 juli 2014) benoemd als opvolger van de heer Meerema. Als opvolgster van de heer Huiskens resp. de heer van Wageningen zijn mevrouw A. Kuks resp. mevrouw J. Duurland door de onderneming benoemd.
9
1.3
Organisatie, verantwoording, toezicht en uitvoering
Dit hoofdstuk belicht de organisatie van en rond DEPF. De volgende onderwerpen worden kort belicht: wijze van aansturing en uitvoering; verantwoording; toezicht; uitvoerders en adviseurs; verslaglegging; administratieve uitvoering van de pensioenregeling; monitoring uitvoeringskosten en kosten vermogensbeheer.
Wijze van aansturing en uitvoering De wijze van aansturing en uitvoering van DEPF is samengevat in het volgende overzicht:
De verantwoordelijkheden en taakverdeling binnen (dagelijks) bestuur, commissies en bestuursbureau zijn vastgelegd in (de bijlagen van) de ABTN.
Verantwoording DEPF legt verantwoording af aan de belanghebbenden. Een belangrijke rol hierbij is weggelegd voor het verantwoordingsorgaan (VO), waarin alle belanghebbenden vertegenwoordigd zijn: de onderneming, de deelnemers en de pensioengerechtigden. Het VO geeft jaarlijks een algemeen oordeel over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar en de beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben. Het VO heeft geen formele auditfunctie en draagt ook geen aansprakelijkheidsrisico ten aanzien van DEPF. Het VO beoordeelt of bestuursbesluiten gebaseerd zijn op een evenwichtige belangenbehartiging. Daarnaast geeft ze haar oordeel over het communicatieplan
10
en enkele aspecten in de governance structuur, zoals de inrichting van het intern toezicht en kostenvergoedingsregelingen. Het verantwoordingsorgaan geeft een verklaring af in het jaarverslag (zie hoofdstuk 1.15). Naast de verantwoording aan het VO legt het bestuur in onder andere het verkorte jaarverslag en nieuwsbrieven op beknopte wijze verantwoording af aan alle betrokkenen.
Toezicht Op elk pensioenfonds in Nederland is extern toezicht door de toezichthouders De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) van toepassing. In het kader van de toekenning van de aanvullende toeslag voor actieve C&T-deelnemers per 1 januari 2013 heeft afstemming met DNB plaatsgevonden. AFM heeft landelijk een uitvraag gedaan naar de verzending van het UPO. Er zijn geen aanwijzingen, sancties of andere maatregelen aan DEPF kenbaar gemaakt. Het bestuur heeft in 2009 een visitatiecommissie aangesteld: VisitatieOpMaat (VOM), welke bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen. De visitatiecommissie beoordeelt de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd, de gehanteerde beleiden bestuursprocedures en – processen, checks & balances en de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico‟s. In hoofdstuk 1.6 gaan we in op de visitatie die VOM in 2012 heeft uitgevoerd; de samenvatting van het visitatierapport is in hoofdstuk 1.13 opgenomen.
Uitvoerders en adviseurs De diverse uitvoerders, waarmee het fonds contracten en in een aantal gevallen ook Service Level Agreements heeft afgesloten, zijn: De pensioenuitvoerder: TKP te Groningen; De administrateur van het beleggingsdeel van de BPR: ABN AMRO Pension Services te Amsterdam; De custodian die de beleggingen administreert en alle noodzakelijke acties hierop uitvoert, en daarnaast namens DEPF activiteiten uitvoert op het gebied van securities lending, afdekking van valuta risico‟s en tevens performance-rapportages levert: Northern Trust Company te London; Een zevental vermogensbeheerders, aan wie één of meerdere specifieke mandaten zijn verstrekt om een deel van het vermogen binnen gegeven richtlijnen te beleggen (zie bij Personalia). Tot slot schakelt het fonds waar nodig externe specialisten als adviseur in. De vaste adviseurs zijn bij Personalia vermeld.
Administratieve uitvoering van de pensioenregeling De administratie van de pensioenen (middelloonregeling) wordt uitgevoerd door TKP. De vervaardiging van het jaarverslag 2012, de kwartaalstaten (K) en jaarstaten (J) voor DNB is uitbesteed aan TKP. Per kwartaal rapporteert TKP over de administratieve performance. Deze toetsing vindt plaats op basis van de kwaliteitsstandaard ISAE 3402. In hoofdstuk 1.7 – Risicomanagement wordt ingegaan op deze standaard.
Monitoring uitvoeringskosten en kosten vermogensbeheer Het bestuur werkt met een begroting voor de uitvoeringskosten en een begroting voor het vermogensbeheer. De ontwikkeling van beide kostencategorieën wordt op kwartaalbasis gemonitord. Alle hierna vermelde bedragen zijn inclusief de af te dragen BTW. In navolgende tabel worden de uitvoeringskosten per deelnemer (alle deelnemers) en per deelnemer exclusief premievrije deelnemers weergegeven over de afgelopen vijf jaar.
11
PENSIOENUITVOERINGSKOSTEN Per einde verslagjaar (* € 1.000) Aantal deelnemers:
2012
2011
2010
2009
2008
Actieven (excl. aspirant deelnemers) Premievrije deelnemers Pensioengerechtigd Totaal
1.761 3.557 4.201 9.519
1.951 3.498 4.149 9.598
2.167 3.614 4.027 9.808
2.399 3.637 3.935 9.971
2.853 3.452 3.849 10.154
Pensioenuitvoeringskosten
1.435
1.694
1.636
1.731
1.401
Uitvoeringskosten per deelnemer
151
176
167
174
138
Idem, exclusief premievrije deelnemers
261
278
264
273
209
De kosten voor het vermogensbeheer bedroegen € 2,31 miljoen ofwel 0,18% van het belegde vermogen. Deze kosten zijn grotendeels gebaseerd op de facturen van de vermogensbeheerders, custodian en adviseurs. Voor 3 vermogensbeheerders zijn de kosten opgenomen op basis van separate opgaven, aangezien de kosten boekhoudkundig onderdeel zijn van het beleggingsresultaat. In onderstaande tabel worden de vermogensbeheerkosten als percentage weergegeven van het belegd vermogen over de afgelopen vijf jaar. VERMOGENSBEHEERKOSTEN 2012
2011
2010
2009
2008
1.384
1.220
1.196
1.118
946
1.302
1.208
1.157
1.032
1.017
2.055
1.388
2.175
2.200
1.872
Kosten onttrokken aan SNS-fondsen
100
100
247
0
0
Kosten onttrokken aan Blackrock-fondsen Totale vermogensbeheerkosten (excl. perf. fees) Vermogensbeheerkosten (als % van gem. belegd vermogen)
155
162
123
0
0
2.310
1.650
2.545
2.200
1.872
0,18%
0,14%
0,22%
0,21%
0,18%
(Waarden in € miljoen) Waarde van de beleggingen (eindstand) Waarde van de beleggingen (gemiddeld) (Kosten in € 1.000) Vermogensbeheerskosten (excl. perf. fees, na aftrekrecht BTW)
Niet in de tabel opgenomen beleggingskosten: Met twee beheerders zijn - naast een vaste fee voor vermogensbeheer - afspraken gemaakt over een vergoeding die gerelateerd is aan de geleverde prestaties (performance fee). Omdat in die situatie ook sprake is van extra opbrengsten wegens behaalde outperformance, worden deze performance fees niet begroot. In 2012 is totaal € 1,6 miljoen voor performance fees betaald, waar tegenover staat dat ten opzichte van de benchmark € 7,8 miljoen aan netto outperformance is gerealiseerd. Vanaf 2012 wordt op basis van aanvullende informatie, geleverd door de vermogensbeheerders, een indicatie van de overige beleggingskosten (waaronder transactiekosten) vastgesteld. De geleverde informatie wordt getoetst op plausibiliteit. Doel is om een goede schatting te verkrijgen van alle kosten die ten laste van het pensioenfonds worden gemaakt, maar geen onderdeel vormen van de (vaste en performance gerelateerde) management fee. Deze kosten zijn boekhoudkundig onderdeel van het netto beleggingsresultaat en worden niet expliciet in de jaarrekening opgenomen. Op basis van de geleverde informatie is de indicatie van deze overige beleggingskosten over 2012: € 2,4 miljoen (0,18%).
12
1.4 Pensioenregelingen De structuur van de pensioenregelingen is opgenomen in onderstaand overzicht. Schematisch overzicht van de pensioenregelingen per 1 januari 2012 Geboortejaren tot en met 1949 62-65
65-plus Reglement BPR – t/m 1949 boven € 70.000
Reglement B – t/m 1949 - Opbouw 4,71% - Geen franchise
Reglement A – t/m 1949 - Opbouw 1,75% - Franchise € 20.342
Vroegpensioen van 62 tot 65 jaar
Ouderdomspensioen vanaf 65
Geboortejaren vanaf 1950
65-plus Reglement BPR – vanaf 1950 boven € 70.000
Vanaf 2006 is geen opbouw van vroegpensioen meer toegestaan voor geboortejaren van 1950 en hoger. Per 31-12-2005 zijn reeds opgebouwde rechten voor de geboortejaren 1950 tot en met 1960 premievrij gemaakt.
Reglement A – vanaf 1950 - Opbouw 2,25% - Franchise € 13.062 Ouderdomspensioen vanaf 65
De pensioenregelingen A (voor het middelloondeel) zijn voor het laatst per 1 april 2011 aangepast. De jaarlijkse standaard update van de parameters voor 2012 is in de bijlagen van het pensioenreglement verwerkt en op de website van het fonds gepubliceerd. De Beschikbare premieregelingen (BPR) zijn in het najaar van 2012 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012 gewijzigd. De premiestaffels zijn verhoogd, waarbij het uitgangspunt is gewijzigd van 4%-bruto naar 3%-netto en tevens de meest recente fiscaal toegestane overlevingstafel van toepassing is geworden. In verband met de extra fiscale eisen bij toepassing van een rekenrente van 3%, zijn zowel in het reglement als in de uitvoering diverse acties uitgevoerd. Bij de van toepassing zijnde events wordt het opgebouwde pensioensaldo op de 3%-beleggingsrekening getoetst aan het fiscaal maximale bedrag. De deelnemers hebben in het najaar individuele informatie ontvangen. De actuele pensioenreglementen en een samenvatting van de inhoud van de pensioenregelingen zijn beschikbaar op de website van het fonds.
13
1.5 Externe ontwikkelingen en nieuwe wetgeving Diverse ontwikkelingen op het gebied van pensioen vormden in het verslagjaar de aanleiding voor nieuwe (voorgenomen) wetgeving. Het gaat hierbij onder meer om wetgeving ten aanzien van de ingangsdatum van de AOW, het fiscale kader voor pensioenopbouw en de voorstellen om te komen tot een versterking van het bestuur van pensioenfondsen. Daarnaast stonden diverse uitwerkingen in het kader van het Pensioenakkoord in het verslagjaar volop in de belangstelling.
Pensioenakkoord De economische crisis is voor de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) aanleiding geweest om in juni 2010 een concept-Pensioenakkoord te sluiten over de AOW en de aanvullende pensioenen. Achtergrond van het akkoord is dat aanpassingen in het pensioenstelsel nodig zijn om het toekomstbestendig te maken. Op 10 juni 2011 heeft een nadere uitwerking van dit akkoord ook de instemming van het kabinet gekregen. Het akkoord zal leiden tot nieuwe „complete pensioencontracten‟. Hierin wordt vooraf duidelijkheid gegeven over het beleid in zowel goede als slechte tijden. Om de nieuwe contracten mogelijk te maken, moet de pensioenwetgeving worden aangepast. Onder meer zal wettelijk mogelijk worden gemaakt dat het korten van opgebouwde aanspraken onderdeel wordt van de reguliere sturingsinstrumenten. In verband hiermee zal een nieuw Financieel Toetsingskader (FTK) moeten gaan gelden en zullen de communicatievoorschriften aangepast worden. Vooruitlopend op de aanpassing van het FTK, heeft voormalig minister Kamp een hoofdlijnennotitie over het nieuwe FTK aangeboden aan de Tweede Kamer. Het nieuwe FTK zal sociale partners en pensioenfondsbesturen een keuze laten tussen een „nominaal contract‟, dat gericht is op bescherming van opgebouwde nominale rechten en een „reëel contract‟, dat als uitgangspunt heeft dat de pensioenaanspraken en –rechten worden aangepast aan de inflatie. In dit contract is echter het aanpassen van aanspraken en rechten aan tegenvallende beleggingsrendementen en/of een sneller stijgende levensverwachting een regulier sturingsinstrument. In beide contracten zal de dekkingsgraad minder fluctueren, door uit te gaan van een voortschrijdende gemiddelde dekkingsgraad over 12 maanden. In de notitie is onder meer opgenomen dat sociale partners en pensioenfondsen vooraf transparant zullen moeten zijn over de verdeling van financiële risico‟s, zodat jongeren en ouderen weten waar ze aan toe zijn. Verder zullen fondsen helder moeten communiceren over deze risico‟s en over de gevolgen hiervan voor de koopkracht van het pensioen van de deelnemers. Ten slotte is aangegeven dat het ministerie komt met spelregels en voorwaarden die worden gesteld aan de besluitvorming en het proces van „collectief invaren‟ (het onderbrengen van opgebouwde aanspraken in het nieuwe „reële contract‟). De wetsvoorstellen tot aanpassing van de Pensioenwet en het FTK zouden volgens verwachting eind 2013 bij de Tweede Kamer worden ingediend. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 januari 2015. Omdat het Sociaal Akkoord van april 2013 ook op het vlak van het Pensioenakkoord wijzigingsvoorstellen bevat, is op dit moment niet duidelijk of deze planning realistisch is. In november 2012 zijn de bij de cao Coffee & Tea betrokken partijen en het fonds gestart met een gezamenlijke Werkgroep Pensioen. Dit onderwerp is onderdeel van de werkzaamheden van deze werkgroep. Streven is om op 1 juli 2014 de besluitvorming gereed te hebben, zodat er 6 maanden de tijd is om de implementatie voor te bereiden.
14
1.6 Pension Fund Governance en medezeggenschap Pension Fund Governance (PFG) is een verzamelbegrip voor alles wat met een goed functionerend pensioenfonds te maken heeft. De kernthema‟s van PFG zijn: zorgvuldig bestuur, goed functioneren van individuele bestuursleden en het bestuur als geheel, adequaat intern toezicht, open en transparante wijze van verantwoording, bevordering deskundigheid en integriteit. In 2012 heeft het bestuur een beleidsdocument Governance opgesteld, welke onderdeel is geworden van de ABTN voor 2013. Het bestuur hanteert hierbij de Principes voor goed pensioenfondsbestuur (Star) en Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur‟ (Pensioenfederatie) als een belangrijke leidraad. Zorgvuldig bestuur DEPF geeft invulling aan zorgvuldig bestuur door bij alle beleidsbeslissingen het principe van evenwichtige belangenafweging voorop te stellen. Bestuursleden opereren daarbij genoegzaam onafhankelijk. Bij zowel beleidsbeslissingen als fondsdocumenten wordt rekening gehouden met adviezen van deskundigen en indien noodzakelijk vindt juridische-/fiscale toetsing plaats. Het bestuur wordt ondersteund door een bestuursbureau dat zich voornamelijk bezighoudt met beleidsvoorbereidende en beleidsuitvoerende werkzaamheden. Elke commissie bestaat uit bestuursleden, een medewerker van het bestuursbureau en wordt eventueel aangevuld met (externe) adviseurs. Voorafgaand aan iedere bestuursvergadering wordt een workshop georganiseerd over specifieke onderwerpen die van belang zijn voor het bestuur. Maandelijks informeert het bestuursbureau het bestuur over de financiële ontwikkeling (vermogen, VPV, performance, dekkingsgraad e.d). Verder wordt het bestuur per kwartaal uitgebreid geïnformeerd over alle relevante ontwikkelingen van het fonds, inclusief de financiële kengetallen en risico‟s. Voor de informatievoorziening van het bestuursbureau aan het bestuur wordt gebruik gemaakt van een Cockpit en digitale media. Ten aanzien van actuariële werkzaamheden bestaat er een scheiding tussen de adviseur van DEPF en de waarmerkend actuaris.
Functioneren van bestuursleden en bestuur als geheel Het bestuur is zich ervan bewust dat het besturen van een pensioenfonds, mede als gevolg van deskundigheidsvereisten, ontwikkelen van competenties en het uitvoeren van projecten, steeds meer tijdsbesteding vergt. Voor nieuwe kandidaat-bestuursleden maakt DEPF gebruik van een algemeen functie- en competentieprofiel; voor specifieke functies zijn leidraden van functie- en competentieprofielen beschikbaar. Bij de jaarlijkse Pension Fund Governance workshop is in 2012 uitgebreid stilgestaan bij het beleidsdocument Governance (inclusief deskundigheidsbevordering), welke is voorbereid door de PFG-commissie.
Intern toezicht Het bestuur ziet (intern) toezicht door onafhankelijke deskundigen als een gelegenheid om de interne bestuursprocessen, besluitvormingsprocedures en de maatregelen ter beheersing van de risico‟s verder te verbeteren. Het bestuur heeft in 2007 besloten om intern toezicht bij DEPF in te vullen door de benoeming van een visitatiecommissie. Het bestuur heeft drie visitatoren aangesteld (zie Personalia).
15
In het verslagjaar 2012 heeft de visitatiecommissie voor de tweede keer een visitatie uitgevoerd, waarbij het reglement voor de visitatiecommissie als uitgangspunt is gehanteerd. Dit betreft een volledige visitatie, wat betekent dat alle beleidsterreinen onder de aandacht zijn geweest. De visitatiecommissie is tevens nagegaan wat het bestuur heeft gedaan met de aanbevelingen van de eerste visitatie in 2009. Op basis van de uitgevoerde visitatie is de visitatiecommissie van oordeel dat de beleids- en bestuursprocedures en de checks en balances voldoende1 zijn ontwikkeld, dat het fonds adequaat wordt aangestuurd en dat het bestuur verantwoord omgaat met de risico‟s op zowel korte als langere termijn. De visitatiecommissie heeft een uitgebreid visitatierapport met 21 aanbevelingen opgesteld. Het integrale rapport is op 14 november 2012 bij het bestuur toegelicht. In hoofdstuk 1.13 is een samenvatting van de uitgevoerde visitatie en de aanbevelingen opgenomen. De aanbevelingen betreffen vooral verbeteringen op de volgende terreinen: - Het nader formuleren van visie, doelen, uitgangspunten en criteria bij afwegingen; - Functioneren van – en terugkoppeling vanuit het Verantwoordingsorgaan; - Uitvoeren van enkele evaluaties; - Vastlegging risicobeheersingsprocessen. Het bestuur zal in 2013, mede op basis van input van het dagelijks bestuur en de commissies, nagaan hoe met de aanbevelingen zal worden omgegaan.
Verantwoording Het bestuur legt verantwoording af aan de belanghebbenden middels het jaarverslag, waarvan ook een verkorte versie gepubliceerd wordt. Ook tussentijds worden regelmatig bestuursbesluiten aan de belanghebbenden gecommuniceerd. In de hoofdstukken 1.3 en 1.12 is hierover meer informatie opgenomen.
Deskundigheid Ter bevordering van de deskundigheid is in 2012 opnieuw een zestal interne workshops gehouden. In november is de jaarlijkse opleidingsdag georganiseerd. Daarnaast worden door individuele bestuursleden regelmatig externe bijeenkomsten bijgewoond om deskundigheid aan te vullen of te actualiseren en met name om de actuele ontwikkelingen op pensioengebied te volgen. Bij vervanging van bestuursleden wordt zoveel mogelijk aangestuurd op adequate aanvulling op de deskundigheidsmatrix. Het bestuur streeft naar een evenwichtige verdeling van de deskundigheidsgebieden over de bestuursleden. Naast het dagelijks bestuur zijn daarom drie commissies ingesteld, waar bestuursleden zitting in hebben (zie Personalia).
Integriteitsbeleid Het fonds heeft in samenwerking met het Nederlands Compliance Instituut (NCI) een eerste aanzet voor het integriteitsbeleid gemaakt. Doelstelling hiervan is te stimuleren dat aan DEPF verbonden personen op alle niveaus handelen in overeenstemming met maatschappelijk geaccepteerde waarden en normen in het algemeen, en de specifieke waarden en normen die gelden voor het fonds in het bijzonder. Voor betrokken personen van het fonds is een gedragscode van toepassing. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar de inhoud en zwaarte van de rol en functie van de betreffende persoon (verbonden personen, betrokkenen en insiders). De gedragscode wordt bij aanvang van de functie voor akkoord ondertekend en jaarlijks wordt tijdens de vergadering waarin het jaarverslag wordt behandeld een verklaring van naleving ondertekend.
1
De visitatiecommissie hanteert twee kwalificaties: onvoldoende en voldoende.
16
De compliance officer is door het bestuur aangesteld en is het aanspreekpunt voor de interpretatie en uitvoering van de gedragscode. De compliance officer meldt zijn bevindingen aan het bestuur. Een samenvatting van het verslag van de compliance officer is opgenomen in hoofdstuk 1.14.
Transparantie Het bestuur is voorstander van een transparant beleid. In dit kader is een document „openbaarheid van fondsdocumenten‟ opgesteld. Hierbij is per fondsdocument vastgesteld in welke categorie deze ingedeeld wordt: bestuur, direct betrokkenen, ”opvraagbaar met vertrouwelijke behandeling” en openbaar (op de website).
Medezeggenschap pensioengerechtigden Vanaf 2008 worden twee zetels in het bestuur van het fonds ingevuld door de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden. Gezien het draagvlak van de Vereniging van Gepensioneerden Douwe Egberts (VGDE, met ongeveer 1.500 leden), vervult deze vereniging een bijzondere positie bij de invulling van deze bestuurszetels.
17
1.7 Integraal Risicomanagement Door periodieke rapportages krijgt het bestuur een actueel beeld van de risico‟s die het fonds loopt. In het jaar 2012 is aandacht besteed aan de verdere inbedding van het Integraal Risicomanagement (IRM). Deze inbedding is een geleidelijk proces. Voor de inbedding van het risicomanagementproces wordt de indeling van FIRM gevolgd. Dit staat voor Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode. Ten aanzien van de risico categorieën wordt in FIRM de onderstaande indeling gehanteerd. Risicocategorieën Financiële risico’s Matching- / renterisico Marktrisico Kredietrisico Verzekeringstechnisch risico
Niet-financiële risico’s Omgevingsrisico Operationeel risico Uitbestedingsrisico IT-risico Integriteitsrisico Juridisch risico
Een uitgebreide toelichting van de begrippen is te vinden in de begrippenlijst.
Voor structurering en onderbouwing van het risicomanagement proces wordt gebruik gemaakt van een hiertoe voor het fonds ontwikkeld systeem. Bij de jaarlijkse monitoring is het volgende proces van toepassing:
In het verslagjaar 2012 is aandacht aan de verschillende risico‟s besteed, met name in de kwartaalrapportages. In de risicoparagraaf bij de jaarrekening worden diverse financiële risico‟s toegelicht. De monitoring vergt inregel-tijd (beschrijving risico‟s en maatregelen) en is een ingroeiproces. In het jaarplan Integraal Risicomanagement 2013 is een plan van aanpak opgenomen op basis waarvan in 2013 voldoende voortgang kan worden geboekt. De financiële risico‟s worden periodiek (dagelijks, wekelijks, maandelijks of per kwartaal) gemonitord. De monitoring vindt plaats door het bestuur en/of commissies, ondersteund door het bestuursbureau. Voor inzicht in de financiële risico‟s wordt verwezen naar de risicoparagraaf die is opgenomen in de toelichting bij de jaarrekening. Voor inzicht in de niet-financiële risico‟s is hierna een opsomming opgenomen.
Omgevingsrisico Het omgevingsrisico omvat vooral mogelijke ontwikkelingen bij de onderneming en in de politiek, alsmede reputatierisico‟s. Door (zo mogelijk) te anticiperen op relevante ontwikkelingen worden deze risico‟s zoveel mogelijk beperkt.
18
Transparantie bij de uitleg van het bestuursbeleid en aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, onder andere door het implementeren van beleid op het gebied van Social Responsible Investments, vormen mitigerende maatregelen voor het reputatierisico.
Operationeel risico Om de continuïteit van de werkzaamheden van het fonds zoveel mogelijk te waarborgen, wordt een “Short Term Succession Plan” opgesteld. Ondersteuning van het bestuur en commissies vindt voornamelijk plaats vanuit het bestuursbureau. Verder heeft het bestuursbureau een belangrijke taak bij het coördineren en uitvoeren van operationele activiteiten.
Uitbestedingsrisico De deelnemers-, uitkeringen- en financiële administratie worden uitgevoerd door TKP Pensioen. Met TKP is een uitbestedingsovereenkomst gesloten. De administratie van de beleggingen voor rekening en risico van deelnemers uit hoofde van de beschikbare premie regeling wordt uitgevoerd door ABN AMRO Pension Services. Zowel met TKP als met ABN AMRO is een SLA gesloten. Het fonds ontvangt elk kwartaal SLA rapportages. TKP over het verslagjaar een ISAE 3402 type II verklaring afgegeven welke gebaseerd is op een uitgebreide risicoanalyse vanuit het perspectief van de klant. De verklaring bevat een managementverklaring en een oordeel van een externe accountant. In de managementverklaring bevestigt de directie van TKP dat het beschreven beheersingsraamwerk voldoende is om de geïdentificeerde risico‟s te beheersen en dat de beschreven maatregelen in 2012 voldoende effectief zijn geweest. De externe accountant PwC heeft hierbij een “Assurance rapport” afgegeven. Naast deze waarborgen heeft het bestuur in het kader van de aanbevelingen vanuit het Quinto P onderzoek aan TKP Pensioen verzocht om extra aandacht te besteden aan het kunnen verifiëren van de opgebouwde pensioenrechten vanuit de brondocumentatie. Voor Northern Trust zijn procedures opgesteld en vastgelegd in een procedureboek (SSAE 16 Soc 1). Met Northern Trust is een overeenkomst afgesloten waarin onder andere de beleggingsrichtlijnen en de overeengekomen rapportages zijn vastgelegd. Iedere maand worden de discretionaire mandaten door Northern Trust afgetekend. Eens per kwartaal worden de beleggingsresultaten geëvalueerd door de beleggingscommissie aan de hand van kwartaalrapportages. De afspraken met de vermogensbeheerders zijn vastgelegd in Investment Management Agreements. De beleggingscommissie heeft regelmatig overleg met de vertegenwoordigers van de vermogensbeheerders. Hierbij wordt onder andere aandacht besteed aan performance en samenstelling van de portefeuilles.
Juridisch risico Voor de beheersing van het juridisch risico wordt gebruik gemaakt van informatie en kennisoverdracht op het gebied van wet- en regelgeving van pensioenkoepels, de actuaris, toezichthouders en externe juridische adviseurs. Relevante fondsdocumenten worden juridisch getoetst door externe adviseurs.
Integriteitsrisico Aan het integriteitsrisico wordt aandacht besteed door correct om te gaan met gevoelige informatie en respect te hebben voor andere zienswijzen, culturen en kwaliteit van anderen. Dit zijn elementen waar een gezonde cultuur een belangrijke rol speelt en die minder goed in regels zijn vast te leggen. Daarnaast is het fonds attent op belangenverstrengeling (opgave van nevenfuncties) en wordt de gedragscode toegepast.
19
1.8 Premiebeleid In dit hoofdstuk wordt het premiebeleid bij de regelingen voor risico van het fonds beschreven. Vanaf 1 januari 2012 wordt als reguliere doorsneepremie 26% van het pensioensalaris in de middelloonregeling gehanteerd. Dit percentage is gebaseerd op de prognose-overlevingstabel van 2010, een rekenrente van 3% en een solvabiliteitsopslag van 15%. De doorsneepremie wordt jaarlijks getoetst met de actuariële premie die zou gelden bij toepassing van de actuele rente en overlevingstabel. Daarnaast verbindt de onderneming zich jegens het fonds tot het beschikbaar stellen van een herstelpremie, indien het fonds per balansdatum een dekkingstekort heeft. Deze herstelpremie is gelijk aan 1/3 van het verschil tussen de benodigde middelen voor het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen en de aanwezige middelen en is gemaximeerd op de feitelijke jaarpremie. Vanaf 1 januari 2012 geldt de aanvullende beperking dat het totaal van de herstelpremies gedurende een herstelplanperiode niet hoger kan worden dan € 75 miljoen. Betaalde herstelpremies die betrekking hebben op de dekkingstekorten per eind 2008 en eind 2011 worden daarbij niet meegenomen. De herstelpremie wordt vastgesteld en is verschuldigd nadat de jaarrekening door het bestuur is vastgesteld en wordt derhalve pas in het volgende verslagjaar verwerkt. Ultimo 2011 was sprake van een dekkingstekort van ongeveer € 75,8 miljoen. Dit is het verschil tussen het minimaal vereist eigen vermogen en het aanwezig vermogen (exclusief de bestemmingsreserve TRA). Aansluitend op de vaststelling van het jaarverslag 2011, heeft het fonds de herstelpremie bepaald op ongeveer € 25,3 miljoen. Dit bedrag is gelijk aan 1/3 van het dekkingstekort en ligt net onder het maximum van de feitelijke jaarpremie. Deze herstelpremie is meegeteld als vermogen van het fonds vanaf de dekkingsgraad per 31 mei 2012 en had hierop een positieve impact van ongeveer 2 procentpunt. Ultimo 2012 was geen sprake van een dekkingstekort. In 2013 zal DEPF derhalve geen herstelpremie bij de onderneming in rekening brengen. Een samenvatting van de uitvoeringsovereenkomst 2011-2016 is opgenomen bij de jaarrekening.
20
1.9 Toeslagbeleid Bij het toeslagbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen de toeslagen voor actieven (pensioenopbouwfase) enerzijds en voor de pensioengerechtigden en slapers (inactieven) anderzijds. Het beleid moet op lange termijn consistent zijn: de communicatie, financiering, ambitie en de te verwachten realisatie moeten op elkaar zijn afgestemd. Bij het toeslagbeleid hanteert het bestuur een interne richtlijn, waarmee consistente besluitvorming wordt nagestreefd. De grenzen voor gedeeltelijke respectievelijk volledige toeslagen liggen daarbij op 110% respectievelijk 120% nominale dekkingsgraad. Het bestuur houdt bij de besluitvorming rekening met de interne richtlijn en met wettelijke bepalingen, maar kan ook andere factoren in haar besluitvorming laten meewegen.
Toeslagen inactieve deelnemers De voorwaardelijke toeslagen voor inactieve deelnemers worden gefinancierd uit de middelen van het fonds. De door de onderneming en deelnemers te betalen premie bevat derhalve geen opslag voor toeslagen voor de inactieven en er wordt door het fonds ook geen reserve aangehouden voor toekomstige toeslagen. Ook in het verleden is de voorwaardelijkheid van de toeslagen van inactieven consequent gecommuniceerd. In de communicatie is aandacht gegeven aan de kosten die gemoeid zijn met het opvangen van de steeds hogere levensverwachting van de deelnemers. Omdat het fonds vanaf 2000 ongeveer 11% extra voorzieningen ten laste van de algemene middelen heeft moeten vormen, is een zwaar beslag gelegd op de beschikbare capaciteit om toeslagen te kunnen verlenen. De reglementaire maatstaf is de afgeleide consumentenprijsindex met peildatum oktober (prijsindex). Het woord „afgeleid‟ bij deze index duidt erop dat effecten door belastingmaatregelen buiten beschouwing worden gelaten. Een bestuursbesluit is bepalend voor de mate waarin toekenning hiervan kan plaatsvinden. In de decembervergadering neemt het bestuur een besluit over de toeslagverlening per 1 januari van het daaropvolgende jaar. Bij dit besluit wordt gebruik gemaakt van de uitkomst van de maatstaf per oktober en de dekkingsgraad per eind november. De maatstaf in oktober 2012 bedroeg 1,98%. Het bestuur heeft, gelet op het niveau van de dekkingsgraad (ongeveer 105% per eind november), unaniem besloten om voor inactieve deelnemers geen indexatie per 1 januari 2013 toe te passen. Pensioengerechtigden hebben medio december 2012 een brief ontvangen, waarin het besluit wordt toegelicht. Ook is het besluit in december 2012 toegelicht bij het bestuur van de VGDE. Het volgende overzicht laat de ontwikkeling zien van de maatstaf (A) en de toekenning (B) over de achterliggende jaren vanaf 2001: Jaar A B
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2,89%
3,35%
3,24%
1,77%
0,82%
1,42%
1,25%
1,48%
2,53%
0,40%
1,38%
2,33%
1,98%
102,89
106,34
109,78
111,73
112,64
114,24
115,67
117,38
120,35
120,83
122,49
125,35
127,84
2,89%
3,35%
3,24%
0,00%
0,82%
1,42%
1,25%
1,48%
0,00%
0,40%
0,00%
0,00%
0,00%
102,89
106,34
109,78
109,78
110,68
112,25
113,66
115,34
115,34
115,80
115,80
115,80
115,80
A = de reglementaire maatstaf CPI afgeleid per oktober B = de verleende toeslagen op basis van genomen bestuursbesluiten. De jaarlijkse percentages zijn in de eerste en derde rij genoemd en het gecumuleerde bedrag (bij een start voor beiden van 100 in het jaar 2000) in de tweede en vierde rij. In 2013 staat de maatstaf (A) op een indexcijfer van
21
127,84, zodat bij volledige toeslagverlening de 100 in 2000 dus tot dat niveau zou zijn aangegroeid. De door het fonds verleende toeslagen (B) komen uit op het lagere niveau van 115,80 wat ruim 10% lager ligt dan het ambitieniveau. Het is bij de huidige afspraken voor de lange termijn de ambitie om het indexcijfer B op het niveau van indexcijfer A te krijgen. Dit zal dan moeten plaatsvinden door middel van een toeslag voor inactieven die hoger ligt dan de maatstaf (gedurende meerdere jaren). Gelet op de 11% extra voorzieningen wegens langer leven, zijn de achterstand bij de toeslagen voor inactieven en de impact van langer leven van vergelijkbaar niveau.
Indexatie middelloonrechten actieve deelnemers Voor de actieve deelnemers gold in de periode van 2004 tot 2011 een middelloonregeling met onvoorwaardelijke indexatie van de opgebouwde rechten op basis van de betreffende CAO-verhoging in het voorafgaande kalenderjaar (loonindex). De te verwachten kosten hiervan werden opgenomen in de doorsneepremie. Vanaf 2011 hebben cao partijen deze reglementaire bepaling omgezet naar een voorwaardelijk toeslagbeleid. De financiering hiervan vindt, net als bij de inactieve deelnemers, plaats uit de middelen van het fonds. Ook hier is voor de lange termijn de ambitie dat door het behalen van beleggingsresultaten voldoende financiering voor deze toeslagverlening zal worden gevonden. Als overgangsregeling is in 2011 een eenmalige financiering van € 60 miljoen door de onderneming beschikbaar gesteld ten behoeve van de vorming van een bestemde Toeslagreserve actieven (TRA). Deze bestemde reserve blijft buiten de berekening van de nominale dekkingsgraad, maar wordt bij de reële dekkingsgraad wel meegeteld. Het bestuur kan besluiten hieruit een Aanvullende toeslag voor actieve deelnemers toe te kennen. Doelstelling is dat de TRA gedurende ten minste 15 jaar ondersteuning verleent aan het realiseren van de toeslagambitie voor actieve deelnemers. Zolang de TRA bestaat zijn daarom bij de toepassing van de interne richtlijn voor toeslagen aan actieve C&T deelnemers twee onderdelen aan de orde: a. De Basistoeslag, te financieren uit de algemene middelen van het fonds. Als leidraad wordt hierbij de nominale dekkingsgraad gehanteerd. Om dezelfde reden als vermeld bij de inactieven heeft het bestuur besloten dat per 1 januari 2013 geen basistoeslag kan worden toegekend. b. De Aanvullende toeslag, te financieren uit de TRA. Hiervoor wordt de Leidraad actieventoeslag (LAT) gehanteerd, waarbij de TRA als beschikbare middelen voor actieven worden meegeteld. De LAT per 30 november 2012 bedroeg ongeveer 122%. De leidraad levert hierbij een volledige Aanvullende toeslag van de loonindex 2012 ad 3%; dit heeft een stijging van de voorziening van ongeveer € 11 miljoen tot gevolg. Vanwege het lopende herstelplan heeft het bestuur onderzocht welke consequenties toekennen van deze Aanvullende toeslag heeft. De onttrekking uit de TRA (inclusief solvabiliteitsopslag en beheerkosten TRA) bedraagt ongeveer € 13 miljoen. Zowel ten aanzien van de impact op de herstelcapaciteit als ten aanzien van het risico op „afstempelen‟ werden geen negatieve consequenties voorzien. De onttrekking is boekhoudkundig reeds verwerkt in het verslagjaar. In het verslagjaar was de toeslag voor actieven H&BC nog wel onvoorwaardelijk en de koopsom hiervoor is onderdeel van de premie. In boekjaar 2012 is voor deze groep een toeslag ad de betreffende loonindex (2,25%) per 1 januari 2013 verwerkt. Dit is een gesloten groep, waarvan een deel bij verkochte bedrijfsonderdelen werkt en de pensioenopbouw bij het fonds tijdelijk wordt voortgezet.
22
1.10
Vermogensbeheer en performance
Algemeen In 2012 zorgde de aanhoudende crisis voor veel hectiek op de financiële markten. Dit ging gepaard met een economische groei die in de VS en Europa beperkt is en in China in de loop van 2012 afkoelde. Hoewel de economische situatie nog steeds fragiel is en de risico's voor escalatie van de eurocrisis niet van tafel zijn, is in de loop van 2012 toch een stap voorwaarts gezet. De aankondiging van de ECB om leningen van probleemlanden te willen opkopen zorgde rond de zomer voor opluchting op de markten waardoor risicovollere beleggingen als aandelen, high yield en EMD flink in waarde stegen. De ECB stelde daarbij wel als voorwaarde dat de bewuste landen eerst officieel steun moeten aanvragen bij het Europees steunfonds EFSF. Deze zullen strikte en pijnlijke bezuinigingsmaatregelen eisen voordat ze met noodleningen over de brug komen. Deze maatregel zorgde voor sterke rentedalingen waardoor de verder oplopende schuld tegen lagere rentes gefinancierd kan worden. Naast de ECB-actie ontvouwden de regeringsleiders in oktober de contouren van een plan voor een Europese bankenunie en voor een federaal Europese begroting. Daarmee worden naast de afspraken die al in 2011 zijn gemaakt het ontwerp van een Europa met een stevig steunfonds, centraal bankentoezicht en striktere begrotingsafspraken steeds duidelijker. De Europese schuldencrisis heeft een aanzienlijk negatief effect op de reële economie. De Eurozone raakte in 2012 in recessie waarbij vooral de mediterrane landen door een diep dal gingen. De door de schuldencrisis toegenomen onzekerheid zal - gecombineerd met een hoge werkloosheid - ook in 2013 een neerwaartse druk op de bestedingen hebben. Voor de VS is het beeld voor 2013 wat gunstiger. Vanwege de aantrekkende arbeidsmarkt en het nog steeds ruime monetaire beleid zal de groei mogelijk boven de 2% uitkomen in 2013. Risico's liggen er vooral rond de diepgaande politieke controverses en het budgettaire ravijn ('fiscal cliff'). Hiermee wordt een aantal programma's bedoeld die inmiddels zijn afgelopen, zoals de belastingverlagingen van Bush. In China zal de ingezette afkoeling van 2012 ook in 2013 naar verwachting nog merkbaar zijn. De tegenvallende export naar het zwakke Europa en de haperende binnenlandse bestedingen (vooral de bouw) zijn daar debet aan. Zeker in de huidige fase van economische neergang is op korte termijn het inflatierisico laag in de ontwikkelde landen. De hoge werkloosheidscijfers voorkomen forse loonstijgingen. De grondstoffenprijzen zijn weliswaar beweeglijk, maar lagen gemiddeld genomen op een licht hoger niveau dan in 2011. Op de middellange termijn is het inflatierisico groter vanwege de maatregelen van de centrale banken. Historisch gezien is er een tendens om via hogere inflatie een deel van de schuldenreductie op te lossen. De huidige beleggingsomgeving wordt gekenmerkt door zeer lage renteniveaus. Hierdoor is het verwacht rendement op nagenoeg alle rentebeleggingen absoluut gezien laag, zelfs vaak onder de verwachte inflatie. Voor een aantrekkelijker verwacht rendement zal meer risico moeten worden genomen. Vooral bedrijfsobligaties, high yield en emerging markets debt bieden naar verwachting deze mogelijkheid. De risico-opslagen zijn verhoudingsgewijs aantrekkelijk, de fundamenten vaak sterk en de mate van wanbetalingen laag. Daarnaast zijn deze categorieën beter gespreid dan euro-staatsobligaties. De waardering voor aandelen verschilt per regio. De aanhoudende zorgen in Europa zorgen daar voor een nog relatief aantrekkelijke waardering. Amerikaanse aandelen zijn historisch gezien fair geprijsd. Grondstoffen zullen meebewegen met de economische cyclus, maar de langjarige trend van stijgende prijzen is nog steeds intact. De aanbodzijde wordt nog onverminderd gekenmerkt door krapte. Geopolitieke
23
onzekerheid (Iran) en dalende productie zullen er naar verwachting ook in 2013 voor zorgen dat de olieprijs op een hoog niveau blijft liggen.
Vermogensbeheer en strategische asset allocatie De strategische asset allocatie (SAA) is de voor de langere termijn vastgestelde beleggingsmix. Deze is afgestemd op de situatie van DEPF en gaat voor de lange termijn uit van een optimale afweging tussen risico en rendement. In 2012 is meer aandacht gegeven aan „stresstesten‟ door bijvoorbeeld de neerwaartse beweging van de dekkingsgraad bij extreem lage renteniveau‟s te beperken. In 2011 heeft DEPF een risico-budgetteringsstudie uitgevoerd, waarbij de ALM studie van de nieuwe pensioenregeling en uitvoeringsovereenkomst als fundament is genomen. Begin 2012 zijn de resultaten bij het bestuur gepresenteerd en is besloten enkele beperkte aanpassingen in de Returnportefeuille door te voeren: - Het indirecte Vastgoed beter spreiden, door uit te gaan van een wereldwijde – in plaats van Europese benadering. Begin november 2012 is het mandaat bij de manager omgezet van een Europees discretionair mandaat naar een Wereldwijd mandaat in een beleggingsfonds. De wegingen van de aandelen in vastgoedondernemingen worden bepaald op basis van Fundamental Indexing, waarbij rekening wordt gehouden met de kenmerken van de vastgoedonderneming, in plaats van de weging op basis van marktkapitalisatie. - Er is definitief invulling gegeven aan de nog niet ingevulde 2,5% allocatie naar Infrastructuur. Deze categorie is naar aanleiding van een risicobudgetteringsstudie vervallen en vervangen door Emerging Markets Debt. Vanaf juli 2012 is de opzet van de SAA als volgt:
Commodities: 2,5% Schuldpapier opkomende markten (EMD): 2,5% Indirect vastgoed: 5% Aandelen opkomende markten: 5% Aandelen ontwikkelde markten: 25% Vastrentende waarden actief: 24% Vastrentende waarden passief (inclusief renteafdekking): 36%
De Matching-portefeuille bestaat uit de twee grote punten links (totaal 60%). Er is een actieve- en een passieve manager: actieve manager (24%): euro-bedrijfsobligaties en andere instrumenten die horen bij het innemen van posities in de vastrentende markten; SRIuitsluitingslijst.
24
passieve manager (36%): langlopende euro-staatsleningen in Duitsland, Frankrijk en Nederland en specifieke instrumenten die het renterisico op de balans van DEPF inperken.
Benchmark Barclays Capital Euro-Aggregate Corporate over 3 year Index, excluding triple B Client Specific Unitised Fund Totaal vastrentende waarden
Gewicht 24% 36% 60%
Bandbreedte Beheer 19%-29% Actief 31%-41% 55%-65%
Passief
De Return-portefeuille bestaat uit vijf kleinere punten rechts. Hierbij is een onderverdeling in Aandelen (25% + 5% = 30%) en Alternatives (5% + 2,5% + 2,5% = 10%). Aandelen Wereldwijd ontwikkelde markten
Gewicht 25%
Wereldwijd opkomende markten Totaal aandelen
- 50% - 30% - 20% 5% 30%
Benchmark Mix van MSCI indexen net dividend re-invested: - 45%-55% - Europa - 25%-35% - Noord Amerika - 15%-25% - Pacific 0% – 10% MSCI Emerging markets 25% - 35%
De grootste beleggingscategorie van 25% wordt in twee mandaten wereldwijd belegd in „ontwikkelde markten‟. Daarbij wordt belegd in de grote economieën van Europa, Noord Amerika en de ontwikkelde Aziatische economieën, zoals Japan. Hierbij wordt uitgegaan van passief beheer (indexvolgend), waarbij tevens het principe van maatschappelijk verantwoord beleggen wordt toegepast. Een aparte categorie ter grootte van 5% belegt in een actief beheerde geconcentreerde portefeuille van aandelen in de opkomende markten. Om de risico‟s van dit mandaat te beperken, worden alle opkomende markten gespreid opgenomen, ofwel Latijns-Amerikaanse, Centraal-/Oost Europese en opkomende Aziatische economieën zoals China en India.
Alternatives Indirect vastgoed Commodities Schuldpapier Opkomende markten
Bandbreedte 20% – 30%
Gewicht 5% 2,5% 2,5%
Bandbreedte 0% – 10% 0% – 5% 0% - 5%
Benchmark GPR Global Property Fundamental Index GSCI Light Energy JPM GBI EM Global Diversified
5% belegt in een portefeuille van beursgenoteerd wereldwijd vastgoed. Dit gebeurt passief, maar bij de wegingsfactoren van de aandelen in vastgoedondernemingen wordt rekening gehouden met de kenmerken van de betreffende vastgoedonderneming. 2,5% betreft een categorie die volgens de economische modellen een link heeft met de inflatie: Commodities (grondstoffen). 2,5% betreft Emerging Markets Debt (EMD), ofwel schuldpapier in opkomende markten. Hierbij is sprake van beleggingen in locale valuta, die niet in de valuta afdekking worden meegenomen. Ook hiervoor wordt een beleggingsfonds voor gebruikt om voldoende spreiding te kunnen halen.
De 2,5% en 5%-onderdelen hebben een vrij beperkte omvang maar moeten wel voldoende gespreid zijn. Daarom worden hier gepoolde fondsen gebruikt.
25
Omdat de onderdelen van de Returnportefeuille wereldwijd belegd worden, is hier een „currency overlay‟ overheen gelegd. Hiermee worden de belangrijkste vreemde valuta geheel of gedeeltelijk afgedekt naar de euro. Het EMD mandaat blijft buiten de valuta afdekking. De werkelijke wegingen mogen bewegen binnen een bandbreedte rond de strategische weging. Zolang DEPF in herstel is, worden rebalancing activiteiten geleidelijk en voorzichtig uitgevoerd. In september 2012 is een macroeconomisch adviseur aan de beleggingscommissie toegevoegd, zodat afwijkingen van de strategische wegingen (binnen de bandbreedte) vaker - en voorzien van meer documentatie op de agenda zullen worden gezet.
Belegging van de Toeslagreserve actieven (beleggingen TRA)
Het strategische beleggingsbeleid van de beleggingen TRA is afgestemd op de doelstelling van de bestemmingsreserve TRA. Dit strategische beleggingsbeleid luidt als volgt: TRA Categorie Credits
Strategisch 66,7%
Bandbreedte
Benchmark
65% – 70%
Barclays Capital Global EUR Corporates 5+ ex BBB Inflation Linked Bonds 33,3% 30% - 35% France-Germany Barclays Capital EMU HICP Inflation-Linked Index Voor dit mandaat geldt een passieve benadering. De beleggingscommissie zal op kwartaalbasis nagaan of een rebalancing naar de standaard allocatie nodig is. Hoewel Frankrijk per november 2012 niet meer voldoet aan de AAA rating, is in overleg met de manager besloten om de Inflation Linked Bonds van de Franse Staat wel in de portefeuille te laten. Hiertoe is de benchmark van het fonds aangepast van AAA naar France-Germany zoals hierboven aangegeven.
Social Responsible Investments (SRI) DEPF houdt bij het beleid rekening met maatschappelijk verantwoord beleggen, hierna Social Responsible Investments (SRI) genoemd. De doelstelling van DEPF blijft bij het beleggingsbeleid leidend en mag zo min mogelijk worden benadeeld. Het bestuur heeft aangegeven dat ook de principes van D.E Master Blenders 1753 bij de verdere invulling van het SRI-beleid dienen te worden betrokken. Er zijn afspraken gemaakt over SRI in de gebieden van vastgoed, aandelen ontwikkelde markten en bedrijfsobligaties. De manager van Vastgoed, Kempen Capital Management, werkt samen met Global Ethical Standard Investment Services (GES). GES is leidend op het gebied van ethisch verantwoord beleggen in Europa en vertegenwoordigt momenteel zowel vermogensbeheerders als eindbeleggers met een totaal belegd vermogen van € 700 miljard. Middels „engagement‟ worden managementteams bewust gemaakt van hun score, met als doel om een verbetering teweeg te brengen. In de passieve SRI-fondsen van SNS Asset Management (SNS AM) geldt een filosofie die goed aansluit bij de uitgangspunten van DEPF. Internationale verdragen zoals de VN Verklaring voor de Rechten van de Mens en de OESO Richtlijnen op het vlak van omkoping en corruptie zijn voorbeelden die als richtlijn worden genomen. Daarnaast spelen wapenverdragen een centrale rol: verdragen gericht op het terugdringen en uitbannen van landmijnen, clusterbommen en nucleaire, biologische en chemische wapens. Vanaf 2013 geldt voor een specifieke lijst van ondernemingen een wettelijk verbod. Deze worden uitgesloten. Goed renderend vermogens-beheer gaat niet uit van het uitsluiten van ondernemingen, maar van het beleggen in goede ondernemingen. Als een onderneming niet beantwoordt aan de criteria, maar de schending van de uitgangspunten beperkt is, wordt gekozen voor een goed gesprek met de
26
onderneming. Het uitblijven van resultaat als gevolg van het gesprek, kan ertoe leiden dat de onderneming wordt uitgesloten. Of dat in werkelijkheid ook gebeurt hangt af van de ernst van de schending. De uitsluitingslijst van de SRI fondsen wordt tevens toegepast op het andere aandelenmandaat en het mandaat in bedrijfsobligaties. Per 1 juli 2012 is de uitsluitingslijst bijgewerkt en op de website gepubliceerd.
Performance beleggingen in 2012 De behaalde rendementen en de rendementen van de benchmark luiden als volgt: Categorie Obligaties (incl. rentederivaten) Aandelen Alternatives Totaal excl valuta afdekking Valuta afdekking Totaal incl valuta afdekking
Rendement 2012 + 14,2% + 17,7% + 12,9% + 15,2% + 0,2% + 15,4%
Benchmark 2012 + 14,4% + 15,5% + 15,5% + 15,2% + 0,2% + 15,4%
Verschil 2012 0,2% + 2,2% 2,6% + 0,0% +
0,0%
Alleen het rendement op de categorie Grondstoffen (onderdeel van Alternatives) bleef achter en lag op ongeveer 0%. Per saldo is het behaalde totaalrendement gelijk aan de benchmark. Doordat de euro sterker werd ten opzichte van de US dollar en Japanse Yen heeft de valuta afdekking dit jaar positief bijgedragen.
Monitoring renterisico in 2012 Het renterisico is de afgelopen jaren een van de meest opvallende punten geweest (zie ook herstelplan in hoofdstuk 1.11). De monitoring hiervan kent veel technische kanten. De vooraf beoogde mate van rente-afdekking wordt onderbouwd door de verwachte cashflow‟s uit de beleggingen in de Matchingportefeuille te confronteren met de cashflow‟s die volgen uit de pensioenverplichtingen. In de praktijk kan deze vooraf beoogde mate van afdekking vanwege diverse oorzaken achteraf hoger of lager uitpakken. Dit is inherent aan het gebruik van andere instrumenten dan alleen renteswaps. Daarom wordt in de diverse rapportages op verschillende manieren door het bestuur naar het rente-risico gekeken: - Onderdeel van de monitoring van het renterisico is de vergelijking van het rendement in de Matching Portefeuille met het fictieve rendement op de cashflow van de verplichtingen (Liability benchmark). Dit fictieve rendement wordt vastgesteld door de cashflow van de verplichtingen contant te maken tegen de zuivere Rentetermijnstructuur (zonder middeling en UFR) en vervolgens het verloop van de contante waarden in een rendement uit te drukken. - Ook wordt vanuit de Resultatenrekening nagegaan wat de toename in de Matchingportefeuille (Assets) is door waarde-ontwikkeling en ontvangen interest enerzijds en in de Voorziening Pensioenverplichtingen (Liabilities) door RTS-ontwikkeling en benodigde interest anderzijds.
27
Deze cijfers zijn als volgt: Meting effectiviteit renteafdekking in Matching portefeuille Rendement 2012 Assets en Liabilities Resultatenrekening (voortschrijdend vanaf 2011, maximaal 3 jaar) Cumulatieve bedragen Assets en Liabilities (vanaf 2011, totaal maximaal 3 jaar) -
Rendement Matching portefeuille +
Verplichtingen Liability benchmark
15,2%
Resultaat Matching portefeuille
+
6,6%
Toename TV a.g.v. RTS en interest
231.473
Verschil
+ 8,6% Afdekking
389.211
51,8%
Tot slot wordt in dit kader tevens gemonitord hoe hoog het openstaande renterisico voor elk gedeelte van de looptijden is. Dit wordt gemeten door de impact uit te drukken in balanseffecten per 1 basispunt renteverschil (PV01). Eind 2012 was 50% van dit balanseffect afgedekt: 36% door de langlopende staatsobligaties, 7% door de Credits en 7% door de Swaps. Als de impact bij de verplichtingen zou worden gemeten op basis van de door DNB gepubliceerde UFR curve (die in de praktijk wordt toegepast) is 58% (41% + 9% +8%) van het renterisico afgedekt.
Performance Toeslagreserve actieven in 2012 Vanwege de afzonderlijke doelstelling wordt de Toeslagreserve actieven (TRA) afzonderlijk belegd en gerapporteerd. De performance van de TRA luidt als volgt: TRA Credits Inflation Linked Bonds Totaal
Rendement 2012 + 17,9% + 12,8% + 16,2%
Benchmark 2012 + 17,5% + 12,6% + 15,9%
Verschil 2012 +0,4% +0,2% +0,3%
Monitoring vermogensbeheerders De resultaten van de vermogensbeheerders worden periodiek gemonitord door de beleggingscommissie. In 2012 hebben met de diverse portefeuillemanagers gesprekken plaatsgevonden om een toelichting te geven op het gevoerde beleid, de gerealiseerde afwijkingen en de wijze waarop aan eventuele beleidsaanpassingen vorm wordt gegeven.
28
Ontwikkelingen en onderzoek 2013 Op basis van het beleggingsplan 2013 zullen in 2013 onder andere de volgende punten worden onderzocht: - In 2013 wordt nadrukkelijker de afdekking van het staartrisico per 31 december 2013 (einde kortetermijnherstelplan) onderzocht; - Bij een voldoende hoog renteniveau wordt, aanvullend op de bestaande renteswaps, verhoging van het volume in langjarige swaps onderzocht; - De voors en tegens van handhaving van twee mandaten voor Aandelen Ontwikkelde markten (NTGI en SNS) zullen worden onderzocht; dit kan leiden tot samenvoeging van de portefeuilles in 1 mandaat (onderzoek is reeds in 2012 opgestart). Onderzoek naar verschillende mogelijke strategieën, zoals low volatility aandelen en fundamental indexation zal hierbij worden betrokken. De wijze waarop het SRI beleid wordt ingericht is hierbij een medebepalende factor; - Mogelijkheden voor een meer dynamische benadering voor de gewichten in de tactische allocatie van de asset categorieën; - Idem voor de hoogte van de valuta afdekking; daarbij zal explicieter worden gemaakt of het valuta beleid dynamisch of vast dient te worden ingevuld. - Opnieuw zal worden nagegaan welke correlatie bestaat tussen de categorieën beursgenoteerd vastgoed en aandelen en welke toegevoegde waarde het aanhouden van beursgenoteerd vastgoed als separate assetcategorie in de strategische mix biedt.
29
1.11 Resultaten, financiële positie en herstelplan In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële positie, de toereikendheidstoets en het herstelplan. Dit betreft enkele hoofdlijnen ten aanzien van de middelen voor risico pensioenfonds, dus exclusief de TRA en de middelen voor risico deelnemers. In de jaarrekening is gedetailleerde informatie en toelichting terug te vinden.
Balansposten en resultaten Het totale in 2012 behaalde positieve resultaat bedraagt ongeveer € 105 miljoen. De top-3 van bronnen van dit resultaat is (* € miljoen): a. Verlies door de lagere rente en de hogere levensverwachting: - 90 b. Winst door verschil tussen gerealiseerd en benodigd rendement: + 165 c. Winst door premie (inclusief opslagen en herstelpremie): + 30 We lichten deze top-3 hierna verder toe. a. Voor de bepaling van de TV per 31 december 2012 is de door DNB gepubliceerde RTS gehanteerd (inclusief middeling en toepassing van de Ultimate Forward Rate, UFR). Ook zijn de overlevingsgrondslagen geactualiseerd. De technische voorziening (TV) steeg in het verslagjaar per saldo met circa € 77 miljoen tot € 1.303 miljoen. De voornaamste oorzaak van de stijging van de TV is de daling van de marktrente. Als gevolg hiervan is in 2012 € 112 miljoen toegevoegd aan de voorziening. Door toepassing van de UFR daalde de TV met € 27 miljoen, zodat het totale resultaat op wijziging van de RTS per saldo € 85 miljoen bedraagt. Omdat voor de toepassing van nieuwe overlevingsgrondslagen daarnaast ruim € 5 miljoen moest worden toegevoegd, is het totale negatieve resultaat op mutaties in de TV ongeveer gelijk aan € 90 miljoen. b. De stand van de beleggingen steeg in het verslagjaar met circa € 157 miljoen tot € 1.377 miljoen. De voornaamste reden hiervan is een totaal netto beleggingsresultaat van circa € 183 miljoen. Na aftrek van de benodigde rekenrente ad € 18 miljoen is het positieve resultaat op overrendement ongeveer € 165 miljoen. c. De derde grote post in de resultaatsanalyse betreft het resultaat op premie. Vanwege de herstelpremie van ruim € 25 miljoen en de solvabiliteitsopslag in de premie bedraagt het positieve resultaat ongeveer € 30 miljoen. Naast deze posten waren diverse andere (kleine) resultaatbronnen van toepassing. Bij de evaluatie van het herstelplan in 1.11 is de bijdrage aan de ontwikkeling van de dekkingsgraad opgenomen.
Aanwezig vermogen en beoordeling financiële positie Het aanwezig vermogen steeg per saldo met € 105 miljoen van - € 24 miljoen ultimo 2011 naar + € 81 miljoen ultimo 2012. De dekkingsgraad is als gevolg van dit resultaat in 2012 met ongeveer 8 procentpunten gestegen. Op grond hiervan bedroeg de dekkingsgraad van het fonds ultimo verslagjaar ruim 106%.
30
Beoordeling van de financiële positie De financiële positie van DEPF wordt beoordeeld op basis van het FTK. Het minimaal vereist eigen vermogen wordt jaarlijks vastgesteld. De dekkingsgraad die per eind 2012 hoort bij het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 104,2%. Het vereist eigen vermogen wordt ieder kwartaal vastgesteld. De dekkingsgraad die per eind 2012 hoort bij het vereist eigen vermogen bedraagt 113,6%. Dit levert ultimo 2012 de volgende kengetallen op (* € miljoen): - Minimaal vereist eigen vermogen: 55 - Vereist eigen vermogen: 177 - Aanwezig eigen vermogen 81 Het aanwezige vermogen is dus ongeveer € 26 miljoen hoger dan het minimaal vereist eigen vermogen, maar DEPF komt onder het huidige FTK ongeveer € 96 miljoen tekort ten opzichte van het niveau van het vereist eigen vermogen. De procedures voor waardeoverdrachten waren een deel van het jaar nog opgeschort, maar het stuwmeer van met name uitgaande waardeoverdrachten is snel weggewerkt nadat de dekkingsgraad het niveau van 100% heeft bereikt. Daarnaast is in de bestemde reserve TRA een waarde aanwezig van € 54 miljoen.
Beoordeling van de ontvangen premie Voor de periode 2012 tot en met 2016 wordt uitgegaan van een reguliere premie van 26% van het pensioengevend salaris. Aangezien hierbij een solvabiliteitsopslag van 15% wordt toegepast, volstaat de premie ook indien het benodigde rente iets onder het 3%-niveau ligt. Getoetst wordt of de ontvangen premie minstens gelijk is aan de kostendekkende premie. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over de herstelpremie (zie ook hoofdstuk 1.8). De toetsing van het premieniveau over 2012 levert de volgende kengetallen op (* € miljoen) - Kostendekkende premie: 25 - Ontvangen premie pensioenopbouw: 25 - Ontvangen herstelpremie: 25 Op basis van de uitvoeringsovereenkomst is de onderneming verplicht minimaal de kostendekkende premie te betalen. Herstelplan: evaluatie over de periode 2009 tot en met 2012 en herstelpad 2013 In 2008 is de dekkingsgraad van het fonds, door een combinatie van een fors lagere rente en een fors negatief overrendement, met ongeveer 35 procentpunt gedaald van 130% naar 95%. Daarom is vanaf 2009 een herstelplan van kracht. In de jaarverslagen 2008 tot en met 2011 is aan de inhoud hiervan veel aandacht besteed.
31
Over deze 4-jarige periode heeft het fonds de dekkingsgraad weer met 11 procentpunt kunnen verbeteren. De dekkingsgraad is daarmee eind 2012 op een niveau van 106% uitgekomen. De analyse van de ontwikkeling van de dekkingsgraad over deze periode laat zien hoe de problemen zijn ontstaan en hoe het herstel met 11 procentpunt tot stand is gekomen: Realisaties Over de periode 2008 Herstelplan 2009 - 2011 2012
Beginstand
Premie
Uitkering
Indexering
RTS
Overrendement
Overig *)
Eindstand
130%
0%
2%
0%
-19%
-18%
+1%
95%
95% 98%
+5% +2%
0% 0%
0% 0%
-14% -6%
+22% +13%
-10% -1%
98% 106%
*) De post Overig betreft langer leven en kosten.
Uit het overzicht blijkt duidelijk dat de oorzaak RTS (lees: dalende rente) de grootste negatieve impact heeft gehad, maar ook de stijgende levensverwachting had een behoorlijke negatieve impact (10 procentpunt) op de ontwikkeling van de dekkingsgraad. De compensatie voor deze dalingen werd gevormd door het positieve overrendement. Was dit in 2008 nog mede-oorzaak van de problemen, in de periode 2009-2012 werd door het overrendement totaal maar liefst 35 procentpunt aan de dekkingsgraad toegevoegd. Deels werd dit rendement gerealiseerd door de verlaagde renteniveau‟s en daarmee hogere koersen van de obligaties. Ook de (herstel)premie heeft aan het herstel bijgedragen. Hoewel deze herstelpremies in de achterliggende jaren forse bedragen waren, is de impact hiervan over de 4jarige periode met 7 procentpunt minder dan het overrendement. Voor het verwachte herstelpad 2013 geldt bij een verwacht rendement van 4,4% en gelijkblijvende RTS het volgende schema: Verwacht herstelpad in
Beginstand
Premie
Uitkering
Indexering
RTS
Rendement
Overig
Eindstand
2013
106,3%
0,2%
0,3%
0%
0%
4,3%
0,1%
111,2%
Op basis van dit schema zal het fonds eind 2013 voldoen aan de minimum eis en zou gedeeltelijke toeslagverlening weer in beeld kunnen komen. Het fonds heeft daarom geen aankondiging van een voorgenomen rechtenkorting gedaan en zal de bestemming van de TRA naar verwachting niet behoeven te worden aangepast. Er is nog geen sprake van einde van het herstelplan, omdat hiervoor het niveau van de dekkingsgraad boven 113,6% moet liggen. De komende jaren zal rekening gehouden moeten worden met een aantasting van de koopkracht van de pensioengerechtigden.
32
1.12 Communicatie In 2012 werd de naam en styling van het fonds gewijzigd door de grote veranderingen bij de onderneming moest ook het pensioenfonds mee veranderen. In de aanloop naar 1 september zijn vele zaken gerealiseerd: de nieuwsbrief kreeg een nieuw uiterlijk, de website werd compleet vernieuwd en alle officiële uitingen (briefpapier, enveloppen, brochures, mailadressen etc.) zijn aangepast aan de nieuwe situatie. De naam van het fonds mag dan veranderd zijn, het bestuur streeft nog wel steeds dezelfde communicatie uitgangspunten na: een transparante, gemakkelijk toegankelijke en begrijpelijke informatievoorziening. De voorgenomen communicatie activiteiten worden jaarlijks beschreven in een communicatieplan met een jaarplanning. Als gevolg van de financiële crisis en de voorbereidingen op de aanpassingen in het pensioenstelsel in 2014 zijn tevens communicatieactiviteiten uitgevoerd om deelnemers meer bewust te maken van de toegenomen onzekerheid. Hierna volgt eerst een overzicht van de activiteiten in 2012 en vervolgens gaan we in op de huidige aandachtspunten en voornemens.
Activiteiten in 2012 -
In 2012 hebben alle actieve deelnemers en pensioengerechtigden vier keer een Nieuwsbrief Pensioen ontvangen. In verband met de naamswijziging kregen de laatste twee nummers van 2012 een nieuw uiterlijk. Het eerste nummer nieuwe stijl, met daarin de naamswijziging, is niet alleen naar de actieve deelnemers en pensioengerechtigden, maar ook naar de gewezen deelnemers toegestuurd. De lijn om de nieuwsbrief minder technisch te maken en meer met beeld en foto‟s te werken, wordt voortgezet. Ook wordt aan het onderwerp pensioen een meer persoonlijke touch gegeven door in ieder nummer in ieder geval één interview op te nemen. De reacties op de vernieuwde Nieuwsbrief waren erg positief.
-
Deelnemersvragen kunnen telefonisch, schriftelijk of per e-mail bij het bestuursbureau van het fonds of de Pensioendesk van TKP binnenkomen. Het bestuursbureau beantwoordt de vragen, indien de Pensioendesk van TKP voor de betreffende situatie geen volledige informatie heeft. Het gaat daarbij om onder andere: a. Deelnemers met een ouderenregeling, exit-WAO situatie en dergelijke; b. Individuele gesprekken voor geboortejaren van 1950 tot 1960; c. BPR-deelnemers; d. Deelnemers van voormalige bedrijfsonderdelen. De Pensioendesk van TKP is de vraagbaak voor alle overige pensioeninhoudelijke – en pensioenuitvoeringsvragen van de deelnemers.
400 350 300
250
Telefonisch
200
Schriftelijk
150
E-mail
100 50 0 1e kwartaal
2e kwartaal
3e kwartaal
4e kwartaal
33
Gedurende het jaar 2012 zijn ruim 1150 telefonische, ruim 100 schriftelijke en een kleine 400 vragen per e-mail bij de pensioendesk binnengekomen. Het eerste kwartaal liet een piek zien in het aantal vragen (telefonisch en per email) over de jaaropgave en de toekenning van het pensioen. In het tweede kwartaal kwamen er daarnaast nog veel vragen over het pensioenoverzicht. Het derde kwartaal liet hetzelfde beeld zien. De vele vragen in het eerste kwartaal hadden voornamelijk betrekking op de wijzigingen in de netto pensioenuitkeringen vanaf januari 2012. Aan het pensioenfonds hebben in 2012 hebben bijna 1.650 deelnemers een vraag gesteld. Dit is een duidelijke stijging ten opzichte van 2011, toen ongeveer 1.400 vragen werden gesteld. We vinden het een positieve ontwikkeling dat de deelnemers de weg naar het pensioenfonds in ieder geval weten te vinden. Meestal worden de schriftelijke deelnemersvragen binnen vijf werkdagen beantwoord, als dit meer tijd vraagt in verband met complexiteit van de vraag wordt de deelnemer hierover geïnformeerd. Als een deelnemer niet tevreden is over de afhandeling van het fonds kan een beroep worden gedaan op een geschillencommissie. In dit verslagjaar is hier geen gebruik van gemaakt. -
Als daar aanleiding toe is, worden presentaties voor doelgroepen georganiseerd. Zo is in november 2012 meegedaan aan de Experience week en is algemene pensioenuitleg gegeven in Utrecht en Joure. Vanwege de wijzigingen in de BPR regeling zijn in Utrecht, Amsterdam en Joure presentaties met een toelichting gegeven. Ook voor het Verantwoordingsorgaan, de vakbonden, de Ondernemingsraad en de directie van KDE zijn presentaties gegeven met uitleg over alle recente ontwikkelingen. Steeds blijkt weer dat de presentaties helpen om de moeilijke pensioenmaterie begrijpelijk te maken en voor het pensioenfonds zijn deze directe contacten met de deelnemers erg belangrijk voor feedback over onze activiteiten.
-
Voor de groep deelnemers waarvoor het pensioen dichterbij komt, worden zowel in het voorjaar als het najaar ongeveer 8 dagen met HRplannergesprekken georganiseerd. Dit zijn één-op-één ontmoetingen waarin de deelnemer met rekenvoorbeelden inzicht krijgt in de gevolgen van eventuele keuzes die hij gaat maken op het moment van pensioneren. In 2012 zijn ongeveer 150 van deze gesprekken gevoerd. In het najaar is dit gekoppeld aan de Pensioen-3-daagse.
-
In juni 2012 verscheen een drukversie van het jaarverslag over het verslagjaar 2011. Deze is tevens in digitale vorm op de website geplaatst. Het verkorte jaarverslag is voor het laatst in de Sara Lee-vorm verschenen. Dit verslag is voorzien van een aantrekkelijke opmaak en online geplaatst. Vervolgens is er een ‘ansichtkaart’ gestuurd naar de gehele fondspopulatie (actieven en gepensioneerden) waarmee zij attent werden gemaakt op het verschijnen van het jaarverslag. Al met al een opvallende actie, die ook nog kostenbesparend is.
-
Eén van de manieren om doelgerichte communicatie te realiseren, is door klantgerichte verjaardagskaarten te versturen. In januari 2011 is het fonds begonnen met de deelnemers die 61 jaar worden een kaart te sturen, wat in 2012 werd voortgezet. Op de achterzijde staat een voorbedrukte tekst waarin de deelnemer wordt verzocht contact op te nemen met het bestuursbureau voor een persoonlijk gesprek over de pensioensituatie op dat moment. Ongeveer 50% van de ontvangers van de kaart komt naar aanleiding hiervan
34
op een HR-plannergesprek (overigens gaat vrijwel niemand bij Douwe Egberts met pensioen zonder een dergelijk gesprek). In verband met de naamswijziging werd een geheel nieuwe kaart gemaakt. -
Het fonds wil weten of met de communicatiemiddelen het gewenste resultaat is bereikt. Daarom is er in 2012 een vervolgmeting uitgevoerd op een soortgelijke meting die in 2009 is gehouden (nul-meting). Het aantal respondenten was met name onder de actieve deelnemers niet hoog. De resultaten zullen voor intern gebruik worden geëvalueerd en als input dienen voor in 2013 verder te ontwikkelen plannen.
-
Om alle deelnemers tijdig van de wettelijke verplichte communicatie te kunnen voorzien (b.v. de startbrief) is tijdige gegevensaanlevering wezenlijk. De maandelijkse gegevensaanlevering van de werkgever verliep in 2012 redelijk goed. Tijdigheid van aanlevering en controle van de uitval van gegevens blijft wel een punt van aandacht. De gegevens zijn in 2012 door de pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijn verwerkt, zodat de procescommunicatie binnen de wettelijke termijnen afgewikkeld kon worden.
Aandachtspunten en voornemens In 2013 zal de basiscommunicatie zoals de wettelijke documenten ( zoals startbrief en UPO) en onze nieuwsbrieven en de website worden voortgezet. Daarbij zal rekening worden gehouden met de volgende aandachtspunten.
Digitale nieuwsbrief Digitalisering van communicatie is niet meer weg te denken. Een digitale nieuwsbrief past in deze trend. Naast snelheid, inspelen op de actualiteit, het verhogen van het pensioenbewustzijn en een goed meetbare respons, is een digitale nieuwsbrief goed voor het imago van het fonds. Bovendien biedt een digitale nieuwsbrief meer interactiemogelijkheden met de lezers. Om de doelgroepen te wijzen op het bestaan van de nieuwsbrief, wordt melding gemaakt van de andere communicatiemiddelen/uitingen (o.a. de website). In december 2012 werd gewerkt aan de voorbereiding voor een eerste digitale nieuwsbrief. Deze is medio januari 2013 verschenen. Het fonds zal in 2013 totaal zes à acht keer een digitale nieuwsbrief uitbrengen (in de maanden waarin de gedrukte nieuwsbrief niet verschijnt).
Social media In 2012 heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de rol die social media kunnen spelen in de communicatie van pensioenfondsen. Vooralsnog lijkt deze rol beperkt. Het bestuur kiest er daarom voor om in 2013 de ontwikkelingen te volgen, maar vooralsnog niet zelf actie te ondernemen.
Presentaties Presentaties met uitleg over de pensioenregeling en de diverse keuzemogelijkheden worden al enige jaren gegeven. De presentaties zijn succesvol en voorzien duidelijk in een behoefte. Dit wordt in 2013 dus voortgezet. Nieuwe ontwikkelingen worden zoveel mogelijk via presentatie-ronden aan de deelnemers toegelicht, omdat deze vorm zich bewezen heeft als meest directe manier om betrokkenen vertrouwd te maken met de materie en dit het fonds ook directe respons oplevert.
35
HR-plannergesprekken Voor de groep deelnemers waarvoor het pensioen dichterbij komt, worden de HRplannergesprekken voortgezet. De deelnemer krijgt met persoonlijke rekenvoorbeelden inzicht in de gevolgen van eventuele keuzes die hij gaat maken op het moment van pensioneren. Deze service wordt door deelnemers zeer gewaardeerd. Deze vorm van voorlichting is (met uitzondering van de groep die voor 1952 geboren is) tijdelijk stop gezet totdat meer duidelijkheid is verkregen over de regelingsaanpassingen in 2014.
Flexibiliseringsmogelijkheden Pensioen wordt steeds meer een vorm van maatwerk. Deelnemers krijgen meer en meer mogelijkheden om hun pensioen zo in te richten zoals ze het hebben willen. In de communicatie zal rekening gehouden moeten worden met de opschuivende ingangsdatum van de AOW en wellicht ook met deeltijdpensioen. Over deze zogenaamde flexibiliseringsmogelijkheden zal in 2013 opnieuw uitgebreid worden gecommuniceerd.
Gelaagdheid van informatie Het fonds onderschrijft de inzichten van de Pensioenfederatie waar het gaat om de gelaagdheid in pensioencommunicatie, onder de noemer Pensioen 123. Pensioen 123 presenteert de essentie van de pensioenregeling in drie (informatie)lagen. Afhankelijk van de interesse en behoeft kan men zich kort en oppervlakkig (laag 1) of uitgebreider (laag 2 en 3) verdiepen in een pensioenonderwerp. Wij zullen er naar streven om hier in onze communicatieuitingen zoveel mogelijk op aan te sluiten. Bij het jaarverslag wordt deze aanpak het meest duidelijk zichtbaar.
Crisis-communicatie In het kader van crisis-communicatie probeert het fonds steeds een goede balans te vinden tussen enerzijds het wijzen op de risico‟s waaraan het Nederlandse pensioenstelsel bloot staat en anderzijds het voorkomen van onnodige onrust.
36
1.13 Samenvattend verslag van het visitatie rapport 2012 Samenvattend verslag van de visitatie 2012 bij Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds Taakopdracht en wettelijk kader De visitatie is opgezet zoals in de Pensioenwet en de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur is beschreven. Doel van de visitatie is het beoordelen van de beleidsen bestuursprocedures en -processen en de checks en balances binnen het fonds, het beoordelen van de manier waarop het fonds wordt aangestuurd en het beoordelen van de manier waarop het bestuur omgaat met de risico‟s op de korte en langere termijn. De visitatie is een vervolg op de visitatie van 2009, heeft een breed karakter en dekt alle relevante beleidsgebieden. Daarmee is sprake van een volledige visitatie. Het visitatierapport is gebaseerd op analyse van geleverde documentatie en op gesprekken met bestuur, beleggingscommissie, dagelijks bestuur met een delegatie van de commissie pension fund governance, verantwoordingsorgaan en bestuursbureau. De waarnemingsperiode is juli 2009 tot en met september 2012. De uitkomsten zijn besproken met het bestuur. Hierna volgen ons samenvattend oordeel en onze samenvattende bevindingen en aanbevelingen. Het volledige rapport is beschikbaar bij het bestuur. Samenvattend oordeel Op basis van de uitgevoerde visitatie zijn wij van oordeel dat de beleids- en bestuursprocedures en de checks en balances voldoende2 zijn ontwikkeld, dat het fonds adequaat wordt aangestuurd en dat het bestuur verantwoord omgaat met de risico‟s op zowel korte als langere termijn. Samenvattende bevindingen en aanbevelingen uit het visitatierapport Opvolging aanbevelingen vorige visitatie Douwe Egberts Pensioenfonds heeft de belangrijkste aanbevelingen van de vorige visitatie opgevolgd. De invoering van integraal risicomanagement moet echter nog worden afgerond. Hierbij is extra aandacht te besteden aan het motiveren van gemaakte keuzes. De uitgangspunten en doelen van maatschappelijk verantwoord beleggen moeten nog verder worden uitgewerkt. Goed pensioenfondsbestuur CAO-partijen en bestuur hebben een duidelijke verdeling van taken en verantwoordelijkheden met korte lijnen en werken constructief samen. Het bestuur heeft aandacht voor scheiding van tegengestelde belangen. Er wordt gewerkt met een dagelijks bestuur, commissies en bestuursbureau om beleid en besluitvorming voor te bereiden. Bestuursleden en bestuursbureau nemen deel in commissies, waarmee de expertise van de onderneming verstandig wordt gebruikt. Er zijn jaarplannen voor beleggingen, deskundigheid, communicatie en pensioenuitvoering. Deze helpen het bestuur pro-actief na te denken, strategische onderwerpen in te plannen en aandacht te besteden aan organisatorische, financiële en juridische implicaties. De aansturing kan op een hoger niveau worden gebracht door een onderbouwde visie op fondsdoelen vast te leggen en deze terug te laten komen in de jaarplannen. Wij vinden de taakverdeling transparant, gedegen en passend voor DEPF. Het bestuur streeft besluitvorming na die duidelijk en achteraf uitlegbaar is. Wij vinden het bestuur slagvaardig in het nemen van besluiten en evenwichtig in het afwegen van mogelijkheden, 2
De visitatiecommissie hanteert twee kwalificaties: onvoldoende en voldoende.
37
standpunten en belangen. Wel bevelen wij aan bij besluitvorming meer aandacht te geven aan toetsing van besluiten aan vooraf vastgelegde doelen, criteria en uitgangspunten met expliciete aandacht voor de evenwichtige belangenafweging. Het verantwoordingsorgaan bespreekt jaarlijks met het bestuur het bestuursbeleid en de te verwachten ontwikkelingen voor DEPF. Het bestuur vindt verantwoording achteraf belangrijk. Het bestuur en het verantwoordingsorgaan vinden dat er voldoende onderlinge dynamiek is. Organisatie, uitvoering en uitbesteding Het bestuur vindt het bestuursbureau gedegen, op orde en toekomstbestendig. Uitgangspunten hiervoor zijn de transparante beleggingsproducten van het fonds en de goede rapportage over risicobeheersing bij de uitbesteding van het vermogensbeheer. Het bestuur stuurt op activiteiten en kosten, maar vindt dat vergelijking met andere fondsen beperkte waarde heeft. Wij vinden het belangrijk om steeds goed inzicht te hebben in herkomst en ontwikkeling van kosten en aandacht te besteden aan de verschillende bronnen van kosten en de achterliggende oorzaken van kostenontwikkeling zoals beleidskeuzes van het bestuur en wet- en regelgeving. Financiële opzet en pensioenbeleid Het bestuur heeft aandacht voor ontwikkelingen in DEPF op langere termijn. Zo komen bij ALM-studies de ontwikkelingen in het deelnemersbestand binnen de sector aan de orde. Ook heeft het bestuur oog voor de gevolgen van het pensioenakkoord door hierbij stil te staan op studiedagen. Na de studiedag in november 2012 en de start van de Taskforce pensioenfonds/cao-partijen zal het bestuur voorbereidingen en tijdsreserveringen treffen. Wij vinden het belangrijk dat het bestuur tijdig betrokken is bij besluitvorming door sociale partners over aanpassingen van de pensioenregeling over het nieuwe pensioencontract. Het bestuur heeft hierbij een toetsende rol. Dit geldt vooral voor het eventueel „invaren‟ van oude rechten. Daarnaast is tijdige communicatie over gevolgen met deelnemers en gepensioneerden belangrijk. Het bestuur heeft een financieel crisisplan vastgesteld waarin het besluitvormingsproces bij calamiteiten is beschreven. Het bestuur houdt de ruimte om bij een financiële crisis maatregelen af te stemmen op de specifieke situatie. Daarbij gebruikt het bestuur uitgangspunten als evenwichtige belangenafweging, kritische grenzen, beschikbaarheid van middelen, effectiviteit van maatregelen, proportionaliteit, solidariteit en continuïteit. Beleggingsbeleid en uitvoering Wij vinden dat de samenstelling van de beleggingscommissie met externe beleggingsadviseurs in combinatie met de afgegeven mandatering en afgesproken vaste verantwoording in elke bestuursvergadering een goede taakuitvoering mogelijk maakt. Bij het vaststellen van beleggingsbeleid is de motivering duidelijker uit te werken. Voorbeelden hiervan zijn de gekozen rendementsdoelen en de afdekking van het renterisico. Wij bevelen aan bij het uitwerken van de motivering van het beleggingsbeleid expliciet verband te leggen tussen beleid, omgang met risico‟s en de uitgangspunten voor het beleggingsbeleid. Het bestuur stelt een integraal overzicht van alle managers van de beleggingen op. In dit overzicht is weergegeven welke beleggingsstijl wordt gehanteerd en wat de motivatie voor selectie is. Ook de hoofdlijnen van het contract en de beleggingsdoelen en beperkingen staan hierin vermeld. Wij vinden deze integrale en systematische weergave een goede ontwikkeling. Het helpt om de grip op het geheel en de samenhang binnen het beleggingsbeleid te verbeteren. Wij constateren dat de verschillende managers van de beleggingen niet in een vast ritme – bijvoorbeeld iedere twee jaar – worden beoordeeld. Wij bevelen aan de beoordeling van externe managers periodiek uit te voeren. Hierbij moeten de managers getoetst worden op
38
basis van vooraf vastgelegde uitgangspunten die belangrijk zijn voor DEPF. Wij bevelen aan om de uitkomsten van de beoordeling goed vast te leggen. Communicatie- en informatiebeleid Het fonds heeft zich vooral gericht op het communiceren over de wijzigingen in de pensioenregeling en het herstelplan. Het bestuur wil het communicatiebeleid verder uitwerken naar doelgroepen, zoals jongeren, ouderen, gepensioneerden, werkenden en exdeelnemers. Het bestuur wil daarmee het pensioenbewustzijn verbeteren en meer in dialoog gaan met de achterban. Sinds kort zijn resultaten uit een klanttevredenheidsonderzoek beschikbaar. Het bestuur weet dat er in de communicatie meer aandacht moet zijn voor de strategische doelen en risico‟s van DEPF. In aanvulling op de beleidsvoornemens van het bestuur bevelen wij aan meer aandacht te geven aan communicatie over de risicohouding en –bereidheid van het bestuur, en hoe daarmee in de praktijk wordt omgegaan. Dit is vooral belangrijk in communicatie over de inhoud en de financiering van de regeling, hoe en wanneer toeslagen worden verleend en de keuzes die zijn gemaakt in het herstelplan. Controle en toezicht De commissie pension fund governance en een extern compliancebureau hebben samen een aanzet voor integriteitbeleid uitgewerkt. Bij integriteitbeleid gaat het om het nemen van maatregelen om bijvoorbeeld fraude te voorkomen en hoe altijd aan wet- en regelgeving kan worden voldaan. Wij bevelen aan het integriteitbeleid verder uit te werken, vast te leggen en te implementeren. DEPF werkt met een gedragscode. De compliance officer doet verslag van de jaarlijkse aanpak en activiteiten. De compliancefunctie richt zich naast toetsing van naleving van de gedragscode op goed pensioenfondsbestuur en uitbesteding. Wij bevelen aan dat het bestuur ervoor zorgt dat de compliance officer jaarlijks niet alleen de uitgevoerde activiteiten, maar ook de bevindingen en conclusies rapporteert. Risicobeheersing Het bestuur ontwikkelt een standpunt over het meewegen van risicobereidheid van deelnemers. Aansluitend wil het bestuur de risicobereidheid van deelnemers nader onderzoeken en bespreken. Dit is volgens het bestuur zinvol, zodra deelnemers goed beseffen wat de consequenties van het nemen van risico‟s zijn. Wij bevelen aan ook de eigen risicohouding en -bereidheid te meten en evalueren, ook in relatie tot het nieuwe pensioencontract. Daarbij is van belang om te beoordelen of de risicohouding en – bereidheid overeen komen met het feitelijk gevoerde beleid. Het is belangrijk om vervolgens de dialoog met deelnemers te starten. Afgelopen jaar heeft het bestuur met bestuursbureau en commissies de risico‟s in kaart gebracht De belangrijkste beheersmaatregelen zijn geselecteerd via zeven door het bestuur aangegeven criteria. Het bestuur werkt een alles omvattend risicomanagement uit (Integraal Risico Management). Het bestuur wil via eigen rapportages en rapportages van de uitvoerder en de vermogensbeheerders toewerken naar een systematische jaarlijkse uitspraak over kwaliteitsbeheersing van de uitvoering. Ook werkt het bestuur toe naar een jaarlijkse bestuurscyclus voor risicobeheersing en één geïntegreerde risicorapportage. Dit zorgt ervoor dat het beheersen van risico‟s volledig meegenomen wordt in de besluitvorming en de evaluatie van gemaakte keuzes. Wij onderstrepen het belang van de plannen van het bestuur om integraal risicomanagement verder te verankeren in de organisatie. VisitatieOpMaat, 14 november 2012 Drs. J. Groenewoud H.J.P. Strang RA D. Wenting AAG RBA
39
1.14 Samenvatting verslag van de compliance officer Pension Fund Governance is bij Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds onderdeel van het dagelijks beleid. In verslagjaar 2012 heeft het bestuur een beleidsdocument Governance vastgesteld, waarin dit tot uitdrukking komt. Dit document vormt een uitgebreide basis voor de verdere invulling van diverse issues die rond goed pensioenfondsbestuur spelen. In dit document is vastgelegd hoe invulling wordt gegeven aan de geschiktheidseisen die aan pensioenfondsbestuurders worden gesteld. Vanaf 2013 vormt dit document onderdeel van de ABTN van het fonds. Bij de bestuursbenoemingen in 2012 is gebruik gemaakt van het opgestelde functie- en competentie profiel en is diversiteit in het bestuur onder de aandacht gebracht van de benoemende partijen. Het aantal bestuurswisselingen in 2011 en 2012 is wegens diverse ontwikkelingen hoger dan gemiddeld geweest. De vervulling van de vacatures is snel en adequaat ter hand genomen zodat de continuïteit niet in gevaar is geweest. Er heeft een toetsing plaatsgevonden van de gedragscode, inclusief een opgave van de nevenfuncties van bestuursleden en medebeleidsbepalers. In het verslagjaar zijn geen meldingen van integriteitsissues gedaan. Tot slot is voor bestuursleden een registratie bijgehouden van de aanwezigheid bij bestuursvergaderingen en gevolgde opleidingen. Bij een situatie van langdurige ziekte is tijdig actie ondernomen om de continuïteit van deze bestuurszetel te borgen. Per 2013 wordt de functie van Compliance officer van het fonds overgedragen aan het Nederlands Compliance Instituut. Utrecht, 15 mei 2013 K. Hulzebos, Compliance officer
40
1.15 Verklaring verantwoordingsorgaan Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan (VO) van Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds (DEPF) is in 2007 ingesteld en heeft vanaf 1 januari 2008 binnen DEPF een formele statutaire rol. Nadere afspraken zijn vastgelegd in het Reglement voor het Verantwoordingsorgaan (VOreglement). Strekking van de verklaring van het VO Het VO heeft op grond van de wet (verwoord in artikel 3.1 van het VO-reglement) tot taak om jaarlijks een algemeen oordeel te geven over het handelen van het bestuur van DEPF, het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar en de beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben. Bij specifieke gebieden, zoals omschreven in artikel 3.6 van het VO-reglement, worden voorgenomen aanpassingen voor advies aan het VO voorgelegd. Voor zover dat in het verslagjaar van toepassing was, wordt dat eveneens in haar verklaring vermeld. Het VO heeft geen formele auditfunctie en draagt geen aansprakelijkheidsrisico ten aanzien van DEPF. Het VO vormt geen oordeel over de inhoud van de pensioenregelingen van Koninklijke Douwe Egberts, aangezien deze in het arbeidsvoorwaardenoverleg tot stand komen. Samenstelling van het VO In het jaar 2012 liepen volgens het rooster van aftreden van het Verantwoordingsorgaan geen zittingstermijnen af. Wel hebben twee leden van het Verantwoordingsorgaan, de heren S. Meerema en H. van Wageningen, in mei een bestuursfunctie gekregen. Daarnaast ontstond wegens het vertrek van de heer P.W.J. Huiskens bij de onderneming ook een vacature in het Verantwoordingsorgaan. De VGDE heeft de heer H. van der Waard benoemd als opvolger van de heer Meerema. Als opvolgsters van de heren Huiskens resp. Van Wageningen zijn mevrouw A. Kuks resp. mevrouw J. Duurland door de onderneming benoemd. Overleg en beschikbare informatie in 2012 Het VO heeft in het verslagjaar eigen vergaderingen gehouden, gezamenlijk vergaderd met een afvaardiging van het bestuur en tevens een separaat gesprek gehad met de Visitatiecommissie. De VO leden hebben toegang tot documentatie met betrekking tot „Verantwoording en beleid‟ en de geaccordeerde bestuursnotulen. Het VO heeft daarmee zodanige informatie van het bestuur ontvangen dat onderstaande verklaring bij het jaarverslag 2012 kan worden afgegeven. Algemeen oordeel Op grond van de hiervoor vermelde informatie heeft het VO zich een algemeen oordeel gevormd over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid in 2012 en de beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben. Op basis van de ontvangen informatie en mondelinge toelichting heeft het VO het volgende oordeel: - Het bestuur heeft in het verslagjaar correct en tijdig gehandeld. Tevens is het VO van mening dat de kwaliteit van de uitvoering, governance en communicatie naar de deelnemers van DEPF opnieuw verder is verbeterd; - Het bestuur heeft het beleid op een evenwichtige en zorgvuldige wijze uitgevoerd, waarbij de belangen van alle belanghebbenden in voldoende mate in aanmerking zijn genomen; - Voor wat betreft keuzes die op de toekomst betrekking hebben, merkt het VO het volgende op: Voor het handelen van het bestuur in geval van tegenvallende ontwikkelingen is een duidelijk en adequaat financieel crisisplan opgesteld. Voor wat betreft de keuzes die gemaakt moeten worden in verband met de wettelijke ontwikkelingen is een samenspel van de onderneming, vakbonden en pensioenfonds benodigd. Aan het einde van het verslagjaar is hiertoe een Werkgroep pensioen gevormd.
41
Het VO verzoekt het bestuur om aandacht te geven aan de transparantie en evenwichtigheid rond het beleid ten aanzien van het verlenen van „extra toeslagen‟. Aanbevelingen visitatiecommissie aan VO De visitatiecommissie geeft aan het VO een drietal aanbevelingen in overweging. Dit betreft de volgende drie onderwerpen. a. Bij de indeling van de verklaring van het VO de indeling van de wettelijke taken van het VO aanhouden: het VO neemt deze aanbeveling over, met dien verstande dat ook de werkzaamheden en ontvangen informatie waarop dit gebaseerd is zullen worden vermeld. Tevens wordt aandacht gegeven aan de specifieke adviezen die op verzoek van het bestuur door het VO zijn gegeven. b. De relatie met het bestuur meer richting en inhoud geven: het VO is tevreden over de relatie met het bestuur en is er van overtuigd dat zij te allen tijde vragen kan stellen of ongevraagd advies kan uitbrengen indien het VO daar behoefte aan heeft. c. Periodieke zelfevaluatie voor het beoordelen van het functioneren van het VO: het lijkt een goede zaak om dit punt één keer per jaar (bijvoorbeeld in de maand in juni) specifiek te agenderen. Mocht er tussentijds aanleiding zijn om het functioneren aan de orde te stellen, dan is daar uiteraard ook ruimte voor. Specifieke adviezen Het VO heeft een advies gegeven over de onderstaande twee punten. a.
Communicatiebeleid Het VO heeft kennisgenomen van het communicatieplan voor zowel 2012 als 2013. Het VO heeft een positief advies gegeven bij deze plannen en volgt periodiek de uitvoering hiervan.
b.
Vergoedingsregeling bestuursleden Het VO heeft aan het einde van het verslagjaar een voorstel ontvangen tot aanpassing van de vergoedingsregeling voor bestuursleden die geen dienstverband meer hebben. De voorgenomen aanpassing had een ingangsdatum van 1 januari 2013. Het VO heeft bij het eerste voorstel aandacht gevraagd om in de methodiek meer rekening te houden met de gemiddelde te verwachten tijdsbesteding die functies in het bestuur, dagelijks bestuur en de beleggingscommissie vergen. Op basis hiervan is het eerste voorstel enigszins bijgesteld, waarna het VO in januari 2013 een positief advies op de aangepaste vergoedingsregeling heeft gegeven.
De conclusie van het VO is dat het bestuur in het verslagjaar haar taken en bevoegdheden op correcte wijze heeft uitgevoerd. Utrecht, 15 mei 2013 Het Verantwoordingsorgaan van Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds
42
1.16 Toekomstige ontwikkelingen en
voornemens van het bestuur In de voorgaande hoofdstukken zijn reeds per beleidsterrein diverse voornemens van het bestuur vermeld. In dit hoofdstuk beperken we ons daarom tot verwachtingen van het bestuur ten aanzien van belangrijkste dossiers voor 2013 en later. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de bestuursreactie op de verklaring van het VO en de aanbevelingen in het visitatierapport.
Herstelplan en financieel crisisplan Ook in 2013 zal de monitoring van het herstelplan aandacht blijven vragen. Het bestuur zal ervoor waken dat geen besluiten worden genomen waardoor risico‟s zouden kunnen toenemen. Door de beleggingscommissie wordt extra aandacht besteed aan mogelijke inperking van het „staartrisico‟ per 31 december 2013 (zie hoofdstuk 1.10); dit is immers de harde einddatum van het kortetermijnherstelplan. Het financieel crisisplan is onlangs geactualiseerd en ligt klaar voor het geval inzet hiervan toch nodig blijkt te zijn.
Verhoging pensioenrichtleeftijd en uitbreiding flexibiliseringsmogelijkheden In hoofdstuk 1.5 zijn de aanpassingen beschreven die in de wetgeving op dit vlak per 1 januari 2014 van kracht zullen worden. In 2013 zullen hiervoor - in overleg met de Werkgroep Pensioen (waarin zowel de cao partijen als DEPF zitting hebben) en in samenwerking met TKP - de voorbereidingen worden getroffen. DEPF dringt daarbij aan op simpele oplossingen, zodat de administratieve uitvoering en communicatie niet onnodig belemmerd worden. Om de gevolgen van de nieuwe fiscale regels op de premie, de kasstromen en de risico‟s in beeld te krijgen, zal hierbij ook een ALM studie worden gebruikt. Het fonds gebruikt dit instrument mede om de evenwichtige belangenafweging bij deze overgang te onderbouwen. Daarnaast zijn criteria zoals het voldoen aan wet- en regelgeving, compleetheid, duidelijkheid en communiceerbaarheid belangrijk bij de beoordeling van voorstellen. Ten behoeve van zorgvuldige voorbereiding van de implementatie is uiterlijk 30 juni 2013 duidelijkheid vereist over de bedoelingen van de cao partijen ten aanzien van de inhoud van de pensioenregelingen per 1 januari 2014. In de planning van de Werkgroep is hier rekening mee gehouden.
Uitvoering BPR regeling Het fonds zal in 2013 in samenwerking met de onderneming onderzoek doen naar de mogelijkheden om de uitvoering van de BPR regeling naar een premiepensioeninstelling (PPI) over te dragen. Hierbij zullen diverse relevante aspecten, zoals kwaliteit, omgang met risicobeheersing in de beleggingen default, prijs, borging van processen en wijze van communicatie-ondersteuning, worden beoordeeld. Indien de onderneming en ondernemingsraad besluiten om de uitvoering van de BPR bij een PPI onder te brengen, dan zal het fonds de gevolgen voor de deelnemers goed in kaart brengen en een zorgvuldig overgangstraject begeleiden.
Bestuursmodel In hoofdstuk 1.5 is aangegeven welk issues spelen ten aanzien van de Wet Versterking bestuur pensioenfondsen en welk proces wordt doorlopen. In de eerste helft van 2013 wordt door DEPF een onderzoek uitgevoerd naar de passende bestuursmodellen voor de situatie van DEPF. Na bespreking met de Werkgroep Pensioen zal tot besluitvorming worden overgegaan. Het streven voor
43
de afronding (op hoofdlijn) van besluitvorming is 30 juni 2013, zodat voldoende tijd beschikbaar is om per 1 januari 2014 ofwel aan nieuwe eisen van het paritaire model te voldoen ofwel een ander bestuursmodel te implementeren.
Governance software / eShare Het gebruik van governance software en een sharepoint-omgeving zijn inmiddels onontbeerlijk geworden. Er zijn al flinke stappen gezet en dit wordt in 2013 verder doorgezet. In 2013 ligt de focus daarbij vooral op de verdere implementatie van eControls (zie hoofdstuk 1.7). Voor nieuwe bestuursleden en VO-leden wordt in 2013 opnieuw een introductiecursus gegeven, waarbij eShare en de digitale ABTN als leidraad worden genomen.
Onderzoek D.E Master Blenders (DEMB) De onderneming heeft bij het bestuur aangegeven dat zij een intern onderzoek uitvoert naar de risico‟s van de huidige afspraken en verplichtingen. De onderneming heeft daarbij verzocht om enkele scenario‟s mee te nemen in de bovenvermelde ALM studie. Of en zo ja wanneer hier mogelijke voorstellen uit zullen komen voor een andere financieringswijze van het fonds is op dit moment niet bekend. Een degelijke financiering van het fonds zoals vastgelegd in de huidige Uitvoeringsovereenkomst 2011-2016 blijft voor het bestuur het uitgangspunt.
Pensioenakkoord en aanpassing FTK In hoofdstuk 1.5 is de achtergrond van het Pensioenakkoord en de voornemens van de aanpassing van het FTK per 1 januari 2015 beschreven. Er is weliswaar een voorbereidingstraject opgestart, maar de afhankelijkheid van zowel diverse andere interne dossiers als de nadere uitwerking van de wettelijke regels is dusdanig, dat hier in 2013 nog geen grote stappen in gezet zullen worden. Wel zal worden nagegaan of het nuttig en wenselijk is om meer informatie over de risicobereidheid van de belanghebbenden in beeld te brengen. Bij de werkgroep Pensioen is dit onderwerp onderdeel van „fase III‟, die tussen eind 2012 en medio 2014 zal lopen. Naast evenwichtige behandeling van alle generaties, zal het bestuur ook hier benadrukken dat de afspraken zo helder, volledig en simpel mogelijk gemaakt moeten worden om een goede uitvoering en individuele begeleiding van deelnemers te kunnen waarborgen. Streven is om op 1 juli 2014 de besluitvorming gereed te hebben, zodat daarna nog 6 maanden de tijd is om de implementatie voor te bereiden.
Intern toezicht en opvolging aanbevelingen VOM In hoofdstuk 1.6 is onder het kopje Intern toezicht een korte weergave van de in 2012 uitgevoerde visitatie opgenomen. De samenvatting van het rapport is opgenomen in hoofdstuk 1.13. Het bestuur zal in 2013, mede op basis van input van het dagelijks bestuur en de commissies, nagaan hoe met de aanbevelingen zal worden omgegaan en welke prioriteit aan de opvolging zal worden gegeven. De doelstelling is om de aanbevelingen met prioriteit „Hoog‟ in 2013 op te volgen en voor zover van toepassing in de ABTN van 2014 te verwerken. Daarna zal de uitvoering van de overige aanbevelingen die het bestuur wil opvolgen worden ingepland.
Reactie van het bestuur op de verklaring van het verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan heeft in haar vergadering van 15 april 2013 een verklaring bij het jaarverslag 2012 voorbereid. De verklaring is opgenomen in hoofdstuk 1.15 van dit jaarverslag.
44
Het bestuur dankt het verantwoordingsorgaan voor haar constructieve opstelling, haar bijdrage aan de beoordeling van het beleid en het opstellen van de verklaring bij het jaarverslag. Het bestuur is verheugd over de positieve conclusie en zal zich ook in het komende jaar op dezelfde wijze inzetten om dit vertrouwen opnieuw waar te maken. Ten aanzien van de keuzes die op de toekomst betrekking hebben vraagt het VO om aandacht te geven aan transparantie en evenwichtigheid rond het beleid ten aanzien van het verlenen van extra toeslagen. In onze reactie in het jaarverslag van 2011 is dit punt ook teruggekomen. Bij de voorbereidingen voor de overgang naar een „compleet contract‟ met een nieuw toezichtskader zullen wij de huidige methodiek met de cao partijen afstemmen. De genoemde criteria worden overigens voor alle beleidsonderdelen door het bestuur gehanteerd.
Tot slot Het bestuur spreekt tot slot haar dank uit aan degenen die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds en aan de totstandkoming van dit jaarverslag. Utrecht, 15 mei 2013 Namens het bestuur van Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds Q.G. Ligtenstein, voorzitter
R. Burema, secretaris
45
46
Jaarrekening DEPF 2012
47
2. Jaarrekening 2012 2.1 Balans per 31 december 2012 Na bestemming van het saldo van baten en lasten (bedragen in € x 1.000)
31 december 2012
31 december 2011
ACTIVA Beleggingen
[1]
Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
31.522 454.973 860.884 28.459 14.048
Beleggingen TRA Beleggingen voor risico deelnemers Vorderingen en overlopende activa Premies Premievrije polissen herverzekering Overige vorderingen
Overige activa Liquide middelen
49.183 398.464 744.330 27.465 599 1.389.885
1.220.041
54.384
58.187
17.712 1.461.981
13.268 1.291.496
[2] 0
300
885 620
1.002 2.001 1.505
3.303
3.301
1.934
1.466.787
1.296.733
[3]
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans.
48
31 december 2012
31 december 2011
1 80.633 54.384
1 -24.306 58.187
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal Algemene reserve Bestemmingsreserve TRA
[4]
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
[5]
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
[6]
Overige schulden en overlopende passiva Derivaten Overige schulden
[7]
135.018
33.882
1.303.086
1.226.101
17.712
13.268
6.089 4.882
16.997 6.485 10.971
23.482
1.466.787
1.296.733
49
2.2 Staat van baten en lasten over 2012 2012
(bedragen in € x 1.000)
BATEN Premiebijdragen (van werkgevers en medewerkers) Premiebijdragen risico deelnemers Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Beleggingsresultaten TRA Beleggingsresultaten risico deelnemers Overige baten
LASTEN Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Korting van aanspraken en rechten Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging disconteringscurve ivm gebruik UFR Wijzigingen uit hoofde van overdracht van rechten Aanpassing sterftekansen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Saldo herverzekering Saldo overdrachten van rechten Onttrekkingen risico deelnemers Overige lasten
Saldo van baten en lasten
2011
[8] [9] [10] [11] [12] [13]
[14] [15] [16]
50.530 3.597
25.756 2.909
182.820 9.200
49.778 80
1.493 11 247.651
-7 60.036 138.552
59.478 1.435
59.124 1.694
20.102 11.312 0 18.282 -59.269
18.400 2.362 0 13.903 -59.089
-1.265 111.583
-1.177 142.627
-26.557
0
-3.321 5.383
-2.270 0
735
785 76.985
115.541
4.444 556 2.968 645 4 146.515
1.960 213 2.054 942 5 181.533
101.136
-42.981
[17] [18] [19] [20] [21]
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten.
50
2012
2011
Bestemming saldo van baten en lasten Algemene reserve Bestemmingsreserve TRA
104.939 -3.803
-101.168 58.187
101.136
-42.981
Uit het resultaat wordt allereerst het bedrag toegevoegd aan/onttrokken van de bestemmingsreserve TRA, zodat deze bestemmingsreserve gelijk is aan de beleggingen TRA. Het resultaat in 2012 bij de Bestemmingsreserve TRA (- 3.802) is het saldo van het behaalde beleggingsresultaat van + 9.249 en de onttrekking van 13.052 in verband met de verleende toeslag aan actieve deelnemers per 1 januari 2013 (zie ook bij toelichting). Het resterende saldo van baten en lasten wordt toegevoegd aan/onttrokken van de algemene reserve.
51
2.3 Kasstroomoverzicht Volgens directe methode Bedragen x € 1.000 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premies Ontvangen in verband met overdracht van rechten Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars Overige inkomsten
2012
Uitgaven Pensioenuitkeringen Betaald in verband met overdracht van rechten Pensioenuitvoeringskosten Premie herverzekering Overige lasten
2011
49.360
33.403
153
368
244 45 49.802
455 31 34.257
59.466
59.204
3.121 1.584 570 4 64.745
2.610 1.521 257 6 63.598
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
(14.943)
Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen Overige
Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten vermogensbeheer Overige Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten Totale kasstroom
(29.341)
21.480
21.074
616.935 374 638.789
778.256 0 799.330
607.642 2.390 12.447 622.480
766.215 5.099 0 771.314 16.310
28.016
1.367
-1.325
1.934 1.367
3.259 -1.325
3.301
1.934
Het verloop van de liquide middelen is als volgt: Liquide middelen per 1 januari Mutatie liquide middelen Liquide middelen per 31 december
[3]
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans.
52
2.4
Toelichting behorende bij de jaarrekening 2012
2.4.1 Algemeen Activiteiten Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds, statutair gevestigd te Joure (hierna te noemen “het fonds”) is een ondernemingspensioenfonds. Het fonds stelt zich ten doel: het nu en in de toekomst toekennen van aanspraken, verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregelingen van de volgende onderneming: Koninklijke Douwe Egberts BV, statutair gevestigd te Joure en het hoofdkantoor in Utrecht.
Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de stellige uitspraken van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ), uitgegeven door de Raad voor de Jaarverslaggeving. Alle bedragen zijn vermeld in euro‟s x 1.000.
Referenties In de balans, de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
2.4.2 Grondslagen Algemene grondslagen Opname van een actief of een verplichting, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
53
Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico‟s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post „nog af te wikkelen transacties‟. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Op 10 september 2012 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe AGprognosetafel 2012-2062 gepubliceerd. In overeenstemming met het advies van het AG om fonds specifieke ervaringssterfte, zijnde onder,- of oversterfte ten opzichte van de gehele bevolking, niet langer middels leeftijdsterugstellingen in de prognosetafels te verwerken, maar volgens een leeftijdsafhankelijke correctiefactor, heeft in 2012 wederom een sterfteonderzoek plaatsgevonden. Daarop heeft het bestuur besloten de pensioenverplichtingen te waarderen volgens de nieuwe prognosetafels na toepassing van bij het pensioenfonds passende leeftijdsafhankelijke correctiefactoren. Deze schattingswijziging heeft een negatief effect op het vermogen van € 5.383 en een negatief effect op de dekkingsgraad van 0,4%-punt. Tegen de achtergrond van het Septemberpakket pensioenfondsen heeft de overheid besloten vanaf 30 september 2012 de methodiek voor de vaststelling rentetermijnstructuur (RTS) voor pensioenfondsen aan te passen. Op grond van artikel 2 lid 2 van het Besluit FTK dient vanaf die datum de Ultimate Forward Rate (UFR) gebruikt te worden voor de discontering van pensioenverplichtingen. Deze overgang is aan te merken als schattingswijziging.
54
In onderstaand tabel is het effect van de schattingswijziging opgenomen (in € miljoen): 31-12-2012 o.b.v. RTS 31-12-2012 o.b.v. UFR
Vermogen 108 135
Verplichtingen 1.330 1.303
Het positieve effect van deze schattingswijziging op de dekkingsgraad is 2,2%punt.
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen.
Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro‟s, zijnde de functionele- en presentatievaluta van het pensioenfonds.
Transacties, vorderingen en schulden Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen marktwaarde. Baten en lasten voortvloeiend uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koersverschillen en de transactiekosten worden verwerkt onder de opbrengsten uit beleggingen.
Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar.
Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de technische voorziening herrekend, waarbij rekening wordt gehouden met de verwachte loon- en prijsinflatie.
55
Grondslagen voor waardering van activa en passiva Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd tegen marktwaarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Overlopende activa inzake beleggingen en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participaties in beleggingsfondsen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort belegging worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort belegging. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van de marktwaarde. Derivaten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico‟s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. Bij zowel de beursgenoteerde als de niet-beursgenoteerde beleggingen is sprake van een frequente marktwaardering. Niet-beursgenoteerde fondsen hebben onderliggende beursgenoteerde beleggingen, waarbij de intrinsieke waarde van het fonds dagelijks dan wel wekelijks bepaald wordt. De gebruikte nietbeursgenoteerde derivaten zijn verhandelbaar en worden frequent en door diverse partijen gewaardeerd. Een wettelijke herwaarderingsreserve is derhalve niet nodig en daarom ook niet opgenomen.
Vastgoedbeleggingen Vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde per 31 december. Voor beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is de marktwaarde de per balansdatum geldende beurskoers.
Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de marktwaarde van de onderliggende beleggingen representeert. Voor beursgenoteerde aandelen is de marktwaarde de per balansdatum geldende beurskoers.
Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen nietbeursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden.
56
De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden.
Leningen op schuldbekentenis Leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de contante waarde van de kasstromen, verdisconteerd tegen de rente op staatsobligaties met vergelijkbare looptijden inclusief eventuele opslagen, behorende bij het risicoprofiel van de leningen.
Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen marktwaarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Positieve posities uit hoofde van derivatencontracten worden opgenomen onder de beleggingen; indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord.
Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen.
Grondslagen voor beleggingen TRA De grondslagen voor de waardering van de beleggingen TRA zijn gelijk aan die voor de beleggingen voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden.
Grondslagen voor beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden.
Securities lending Het fonds neemt deel aan een securities-lendingprogramma, waarbij bepaalde effecten voor een korte periode worden uitgeleend aan andere marktpartijen. Beleggingen die in het kader van een securities-lendingcontract worden uitgeleend, blijven deel uitmaken van de balans en worden gewaardeerd conform de grondslag voor waardering en resultaatbepaling zoals die geldt voor deze beleggingen. Als onderpand ontvangen geldmiddelen worden opgenomen onder beleggingen. Indien als onderpand ontvangen geldmiddelen zijn herbelegd, worden deze beleggingen opgenomen onder de desbetreffende beleggingencategorie. De schuld uit hoofde van de ontvangen zekerheden is opgenomen onder de overige schulden. Indien uit hoofde van een securitieslendingprogramma als zekerheid beleggingen zijn ontvangen worden deze beleggingen en de daarmee samenhangende verplichtingen niet in de balans van het pensioenfonds opgenomen. Alle uit het securities-lendingprogramma voortvloeiende baten en lasten worden volgens het toerekenbeginsel over de looptijd van de desbetreffende transacties verantwoord en in de rentebaten of lasten in de staat van baten en lasten.
Vorderingen en overlopende activa Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor zover noodzakelijk wordt een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. Vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen de marktwaarde, inclusief de transactiekosten. Na eerste verwerking wordt gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, gewoonlijk gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten.
57
Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarden gewaardeerd. Onder de liquide middelen worden opgenomen de kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen.
Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. Het streven is om een algemene reserve aan te houden die minimaal gelijk is aan het vereist eigen vermogen op basis van het Financieel Toetsingskader. Het vereist eigen vermogen wordt hierbij bepaald op basis van de standaardmethode zoals aangegeven door DNB. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans.
Bestemmingsreserve Toeslagreserve actieven (TRA) De bestemmingsreserve TRA is per definitie gelijk aan de beleggingen TRA. De beleggingsresultaten en onttrekkingen uit het beleggingsdepot worden verwerkt in de bestemmingsreserve TRA. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij de betreffende balansposten.
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van de op de balansdatum geldende pensioenreglement(en) en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante-condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met
58
de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:
a.
Overlevingskansen en sterftetrend
Voor mannen en vrouwen is gebruik gemaakt van de door het AG gepubliceerde prognosetafel 2012-2062. Om rekening te houden met het gegeven dat de werkende populatie van het pensioenfonds gezonder is dan gehele bevolking, is een fonds specifieke leeftijdsafhankelijke afslag op de sterftekansen toegepast. In 2011 is voor mannen en vrouwen gebruik gemaakt van de door het AG gepubliceerde prognosetafel 2010-2060. Ter dekking van latent wezenpensioen worden de lasten van het partnerpensioen bij nog niet ingegaan partnerpensioen verhoogd met 5%. Voor ingegaan wezenpensioen zijn geen overlevingskansen in aanmerking genomen.
b.
Partnerfrequentie
Voor de partnerfrequentie is gebruik gemaakt van een eigen partnerfrequentietabel. De partnerfrequentie van de man is op leeftijd 18 gelijk aan 0,03, vervolgens loopt deze op naar 1 op leeftijd 65. De partnerfrequentie van de vrouw is op leeftijd 18 gelijk aan 0,07, vervolgens loopt deze op naar 0,87 op leeftijd 50, loopt vervolgens weer af naar 0,73 op leeftijd 64 en is gelijk aan 1 op leeftijd 65. Voor pensioengerechtigden wordt de feitelijke burgerlijke staat in acht genomen. Met betrekking tot het leeftijdsverschil wordt aangenomen dat mannelijke verzekerden gehuwd zijn met een drie jaar jongere vrouw. Met betrekking tot het leeftijdsverschil wordt aangenomen dat vrouwelijke verzekerden gehuwd zijn met een drie jaar oudere man.
c.
Marktrente
Voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen worden de opgebouwde pensioenaanspraken contant gemaakt op basis van de rentetermijnstructuur (RTS) op de balansdatum zoals door DNB gepubliceerd. In 2011 betrof dit gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011, in 2012 de UFR.
d.
Overige bijzonderheden
Excassokosten Voor excassokosten wordt een voorziening getroffen, die gebaseerd wordt op de contante waarde van de geschatte jaarlijkse uitvoeringskosten in het geval dat alle actieve deelnemers per balansdatum premievrij zouden worden gemaakt. Contantmaking geschiedt op basis van de reële rentetermijnstructuur, ofwel rekening houdend met de verwachte inflatie. Uitgedrukt als percentage van de netto technische voorzieningen is de excasso-opslag primo 2012 2,1% en ultimo 2012 2,2% (primo 2011 2,0% en ultimo 2011 2,1%). De schadereserve voor exit-WAO’ers Een deelnemer die een WAO- of WIA-uitkering ontvangt en wiens arbeidscontract is beëindigd, heeft de status van exit-WAO‟er. Een exit-WAO‟er bouwt alleen 65plus pensioen op. De mate van arbeidsongeschiktheid (arbeidsongeschiktheidsklasse) is hierbij mede bepalend voor de mate waarin deze pensioenopbouw wordt voortgezet. Voor deelnemers met status exit-WAO is de - op basis van prudente grondslagen vastgestelde - actuariële contante waarde van de nog op te bouwen pensioenaanspraken, inclusief de toegekende toeslagen, afgefinancierd. Het verschil tussen de betreffende waarden van de te bereiken rechten en de verkregen rechten wordt aangemerkt als schadereserve
59
exit-WAO‟ers. De schadereserve voor exit-WAO‟ers wordt vastgesteld op basis van dezelfde grondslagen als de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds. Derhalve gelden de grondslagen van het pensioenfonds en wordt rekening gehouden met een excasso-opslag en een wezenopslag per ultimo van het boekjaar. In verband met de aard van de groep exit-WAO‟ers wordt geen rekening gehouden met revalidatiekansen.
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Dit betreft de verplichtingen uit hoofde van de beschikbarepremieregeling voor deelnemers. Het beleggingsrisico ligt bij de deelnemers. De waardering van de voorziening voor risico deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorziening aangehouden beleggingen.
Overige schulden en overlopende passiva Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen de marktwaarde, inclusief de transactiekosten. Na eerste verwerking worden de schulden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, gewoonlijk gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten.
60
Grondslagen voor bepaling van het resultaat Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.
Premiebijdragen (van werkgevers en medewerkers) Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Premiebijdragen risico deelnemers Dit betreft ontvangen (vrijwillige spaar)bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbare-premieregeling. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten worden verstaan rentebaten en –lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.
Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben
Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de toegerekende interne kosten verstaan.
61
Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.
Beleggingsresultaten risico deelnemers De grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico deelnemers zijn gelijk aan de grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico pensioenfonds.
Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben.
Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Saldo Herverzekering Uitkeringen uit hoofde van herverzekering Hieronder zijn opgenomen de in het boekjaar aan het fonds toegekende uitkeringen uit hoofde van herverzekering.
Premies herverzekering Ter zake van het overlijdensrisico heeft het pensioenfonds een herverzekeringsovereenkomst met de Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. De herverzekering bestaat uit een integrale stoplossdekking. Het eigen behoud bedraagt € 500 per deelnemer. Voor de herverzekeraar geldt een maximale aansprakelijkheid van € 20.000 per kalenderjaar. De prioriteit is 268% van de risicopremie eigen rekening met een minimum van € 5.168 per kalenderjaar. De contractperiode bedraagt 12 maanden en wordt vervolgens zonder opzegging telkens verlengd met 12 maanden. Tevens heeft het pensioenfonds een proportionele herverzekeringsovereenkomst met een eigen behoud van € 500 en een obligo van € 3.500 per deelnemer per jaar. De contractperiode loopt van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014.
Saldo overdracht van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen.
Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Grondslag kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en kasstromen uit beleggingsactiviteiten.
62
2.5
Toelichting op de balans per 31 december 2012
(bedragen in € x 1.000)
1. BELEGGINGEN BELEGGINGEN VOOR RISICO PENSIOENFONDS Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Stand per 1 januari 2011
50.672
416.700
722.037
5.302
Aankopen Verkopen Overige mutaties Waardeontwikkeling
28.889 -22.190 186 -8.374
23.321 -13.873 1.860 -29.544
693.174 -727.914 1.376 55.657
91.136 -86.228 -13.519 13.777
Stand per 31 december 2011
49.183
398.464
744.330
10.468
599 1.203.044
16.997 27.465
16.997 1.220.041
Onder passiva Onder activa Stand per 31 december 2011 Aankopen Verkopen Overige mutaties Waardeontwikkeling Stand per 31 december 2012 Onder passiva Onder activa
Overige beleggingen
Totaal
993 1.195.704 6.113 -6.107 -352 -48
842.633 -856.312 -10.449 31.468
49.183 77.359 -74.981 -30.829 10.790
398.464 -17.978 -26.943 46.888 54.541
744.330 490.907 -471.111 -188 96.946
10.468 6.226 -9.799 13.055 2.420
599 1.203.044 34.163 590.676 -34.125 -616.959 13.775 42.700 -364 164.335
31.522
454.973
860.884
22.370
14.048 1.383.796
6.089 28.459
6.089 1.389.885
Het pensioenfonds belegt voor € 129 duizend (0,01%) in aandelen van de werkgever D.E. Master Blenders 1753. In 2011 belegde het pensioenfonds voor € 87 duizend (0,01%) in de toenmalige werkgever. Het fonds maakt gebruik van bruikleen effecten waarbij de juridische eigendom wordt overgedragen aan derden, zie securities lending voor meer informatie.
Reconciliatie van de waardering door de custodian met de waardering door de manager In het mandaat van GSAM was ultimo 2012 sprake van een waarderingsverschil met de opgave van de custodian van 32 basispunten, ofwel iets meer dan de tolerantiegrens van 30 basispunten. Uit een opgave van de custodian blijkt dat het verschil wordt veroorzaakt door enkele verschillen tussen de prijs die GSAM hanteert en de prijs die de custodian hanteert.
63
Door een onafhankelijke derde partij is op verzoek van DEPF een nader onderzoek uitgevoerd naar de betrouwbaarheid van de gehanteerde prijzen. De uitkomst van dit onderzoek is dat de prijsverschillen worden veroorzaakt door verschillende gehanteerde tijdszones ten aanzien van de slotkoersen. De prijzen die door de derde partij is bepaald liggen in lijn met de prijzen die door de custodian zijn vastgesteld. De opgave van de custodian wordt derhalve niet aangepast. Alle overige mandaten gaven verschillen binnen de tolerantiegrens. 31-dec-11
31-dec-12 Vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen, zijnde participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed Kortlopende vorderingen inzake vastgoedbeleggingen Liquide middelen inzake vastgoedbeleggingen
31.378
48.610
68
46
76 31.522
527 49.183
Het bedrag inzake te vorderen dividendbelasting, opgenomen onder overige vorderingen, is na aftrek van een voorziening voor oninbaarheid die per 31 december 2012 € 52 (2011: € 64) bedroeg. 31-dec-12 Aandelen Directe beleggingen Officieel genoteerde aandelen Indirecte beleggingen Participaties in aandelenfondsen Kortlopende vorderingen inzake aandelen - dividendbelasting - te ontvangen inzake verkopen - overige Kortlopende schulden inzake aandelen Liquide middelen inzake aandelen
31-dec-11
420.594
152.119
31.133
243.708
162 186 832
348 0 280 1.180
628
0 2.066 454.973
0 2.009 398.464
Het pensioenfonds heeft per balansdatum in totaal € 28.089 (2011: € 40.598) aan aandelen uitgeleend die niet ter directe beschikking staan van het pensioenfonds. Voor het risico van niet-teruglevering zijn zekerheden ontvangen tot een bedrag van € 29.240 (2011: € 42.363).
64
31-dec-12 Vastrentende waarden Obligaties Directe beleggingen Officieel genoteerd Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen Kortlopende vorderingen inzake obligaties Liquide middelen inzake obligaties
31-dec-11
845.848
297.149
6.806
438.901
7.236 778
6.539 1.500 860.668
Leningen Kortlopende vorderingen inzake leningen - aflossing en interest
241 -25
Totaal vastrentende waarden
744.089
265 -24 216
241
860.884
744.330
Het pensioenfonds heeft in totaal € 84.422 (2011: € 74.402) aan vastrentende waarden uitgeleend die niet ter directe beschikking staan van het pensioenfonds. Voor het risico van niet-teruglevering zijn zekerheden ontvangen tot een bedrag van € 87.882 (2011: € 77.637). 31-dec-12 Derivaten Valutaderivaten Rentederivaten Credit default swaps Totaal derivaten
6.721 21.490 248
1.410 25.743 312 28.459
31-dec-12 Overige beleggingen Liquide middelen inzake overige beleggingen Nog te onttrekken uit TRA Totaal overige beleggingen
31-dec-11
996 13.052
27.465 31-dec-11
599 0 14.048
599
Ten behoeve van de financiering van de toeslag actieven is er begin 2013 € 13.052 onttrokken uit de beleggingsportefeuille TRA.
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benaderd als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële
65
instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Directe Afgeleide marktnotering marktnotering Per 31 december 2012 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Derivaten (actief en passief) Overige beleggingen Per 31 december 2011 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Derivaten (actief en passief) Overige beleggingen
Waarderingsmodellen en -technieken
Totaal
452.559 373.220 31.378
0 479.676 0
2.414 7.098 144
454.973 860.884 31.522
0 0 857.156
0 0 479.676
22.370 14.048 46.964
22.370 14.048 1.383.796
395.827 297.149 48.610
0 438.902 0
2.637 8.279 573
398.464 744.330 49.183
0 0 741.586
0 0 438.902
10.468 599 22.556
10.468 599 1.203.044
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. BELEGGINGEN TRA Vastrentende waarden
Totaal
0
0
Aankopen Verkopen Waardeontwikkeling
60.000 -1.910 97
60.000 -1.910 97
Stand per 31 december 2011
58.187
58.187
Aankopen Verkopen Waardeontwikkeling
0 -13.052 9.249
0 -13.052 9.249
Stand per 31 december 2012
54.384
54.384
Stand per 1 januari 2011
Per 1 april 2011 is de toeslagverlening voor actieve deelnemers in de C&Tregeling gewijzigd van onvoorwaardelijk naar „voorwaardelijk met overgangsregeling‟.
66
Een toeslag die betaald wordt uit de algemene middelen van DEPF, wordt de basistoeslag genoemd. De overgangsregeling houdt in dat het bestuur een Aanvullende toeslag uit de Toeslagreserve actieven (TRA) kan toekennen. Hiervoor is in 2011 door de onderneming eenmalig een bedrag ad € 60.000 beschikbaar gesteld. De bestemming van de TRA is een langdurige ondersteuning van de verwachte realisatie van de toeslagen voor actieven. Als de TRA geen waarde meer heeft wordt de overgangsregeling beëindigd. Doelstelling is dat de TRA gedurende ten minste 15 jaar ondersteuning verleent aan het realiseren van de toeslagambitie. De positie van TRA op de balans is tweeërlei: 1. een „bestemmingsreserve TRA‟ bij de Passiva 2. een zelfstandig beleggingsdepot „beleggingen TRA‟ bij de Activa. Beide balansposten zijn per definitie aan elkaar gelijk. De beleggingsresultaten en onttrekkingen uit het beleggingsdepot worden verwerkt in de bestemmingsreserve TRA. Bij de besluitvorming over de basistoeslag en de aanvullende toeslag hanteert het bestuur interne richtlijnen en randvoorwaarden. Deze zijn in de ABTN vastgelegd. Het bestuur heeft besloten dat per 1 januari 2013 de basistoeslag nihil is en de aanvullende toeslag 3,00%. Aan de definitieve toekenning van de aanvullende toeslag is een proces van evenwichtige belangenafweging vooraf gegaan. Omdat er geen sprake is van vertraging van het herstel en bovendien geen voorgenomen rechtenkortingen aan de orde zijn kan de aanvullende toeslag van 3,00% worden verleend. Het tarief voor de inkoop van de aanvullende toeslag wordt gebaseerd op de actuariële grondslagen van het fonds, inclusief de solvabiliteitsopslag welke in de premiesystematiek is opgenomen (momenteel 15%). Hiermee is een bedrag gemoeid van € 13.052. De hoogte van de daadwerkelijke onttrekking uit de beleggingen TRA is gelijk aan de inkoopkosten ad € 13.012 plus een opslag voor overige, aan de TRA toe te rekenen kosten (beheer- en beleggingskosten) ad € 40. In januari 2013 is in totaal € 13.052 (€ 13.012 + € 40 = € 13.052; de onttrekking is afgerond op € 13.052) aan de TRA-beleggingen onttrokken. De impact van de toekenning van 3% op de VPV en de onttrekking uit de bestemmingsreserve TRA en beleggingen TRA zijn verwerkt in de balans per 31 december 2012. Voor de actieve deelnemers aan de H&BC regeling is per 1 januari 2013 een onvoorwaardelijke toeslag van 2,25% toegekend. Deze is verwerkt in de premie over 2012 en eveneens in de VPV per 31 december 2012.
67
BELEGGINGEN VOOR RISICO DEELNEMERS VastOverige rentende beleggingen waarden
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
57
3.737
5.703
1.811
11.308
Aankopen Verkopen Overige mutaties Waardeontwikkeling
418 -267 451 -164
2.439 -1.641 -437 -237
2.645 -1.533 -96 346
305 -400 82 49
5.807 -3.841 0 -6
Stand per 31 december 2011
495
3.861
7.065
1.847
13.268
Aankopen Verkopen Waardeontwikkeling
327 -134 77
2.301 -835 561
2.754 -1.523 760
398 -337 95
5.780 -2.829 1.493
Stand per 31 december 2012
765
5.888
9.056
2.003
17.712
Stand per 1 januari 2011
31-dec-12
Totaal
31-dec-11
Vastgoedbeleggingen Indirecte beleggingen Participaties in vastgoedfondsen
765
495
Aandelen Indirecte beleggingen Participaties in aandelenfondsen
5.888
3.861
Vastrentende waarden Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen
9.056
7.065
Overige beleggingen Overige beleggingen
2.003
1.847
17.712
13.268
Totaal beleggingen voor risico deelnemers
68
2. VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA Premies 31-dec-12 Te vorderen van werkgever uit hoofde van premie Vorderingen inzake premie
31-dec-11
0 0
300 300
Premievrije polissen herverzekering 31-dec-12 Premievrije polissen herverzekering Vorderingen inzake premievrije polissen herverzekering
31-dec-11 885
1.002
885
1.002
De vordering inzake premievrije polissen herverzekering betreft de waarde van de aan het fonds gecedeerde premievrije polissen, die op dezelfde wijze wordt berekend als de voorziening pensioenverplichtingen. De vordering bedraagt per 31 december 2012 € 885 (2011: € 1.002) en heeft een looptijd van meer dan één jaar. Overige vorderingen Hieronder zijn opgenomen inzake overige vorderingen: 31-dec-12
31-dec-11
Onttrekking TRA Overlopende rente Te ontvangen dividendbelasting Uitkeringen Rekening-courant Koninklijke Douwe Egberts Uit hoofde van herverzekeringen Overige
0 0 0 1
1.910 10 36 1
569 33 17
0 43 1
Totaal van de overige vorderingen
620
2.001
1.505
3.303
Totaal vorderingen en overlopende activa
De rekening-courant met Koninklijke Douwe Egberts is rentedragend. De hiervoor gehanteerde rentevoet is de marginale beleningsrente van de Europese Centrale Bank vermeerderd met één procentpunt.
69
3. LIQUIDE MIDDELEN 31-dec-12 Rekening courant ING-bank
3.301 3.301
31-dec-11 1.934 1.934
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
70
PASSIVA 4. STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES Stichtingskapitaal
Algemene reserve
Bestemmingsreserve TRA
Totaal
Stand per 1 januari 2011
1
76.862
0
76.863
Bestemming saldo van baten en lasten Overige mutaties
0 0
-101.168 0
58.187 0
-42.981 0
Stand per 31 december 2011
1
-24.306
58.187
33.882
0 0
104.939 0
9.249 -13.052
114.188 -13.052
1
80.633
54.384
135.018
Bestemming saldo van baten en lasten Overige mutaties Stand per 31 december 2012
Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan De dekkingsgraad van het fonds heeft zich in het boekjaar als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 1 januari Premie Uitkering Toeslagverlening Korting van aanspraken en rechten Beleggingsrendementen (inclusief renteafdekking) Wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Inflatie Overige oorzaken Dekkingsgraad per 31 december
2012 Nominaal (FTK) % 98,0 2,2 -0,1 0,0 0,0
2011 Nominaal (FTK) % 106,9 0,1 0,4 -0,1 0,0
6,8
3,1
0,2 0,0 -0,9
-12,2 0,0 -0,2
106,2
98,0
De nominale dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt per 31 december 2012: 106,2% (31 december 2011: 98,0%). De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totaal activa -/- overige schulden -/- bestemmingsreserve TRA -/- voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers) / Technische voorzieningen.
71
Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. De dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen per 31 december 2012 bedraagt: 104,2% (31 december 2011: 104,2%). De dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen per 31 december 2012 bedraagt: 113,6% (31 december 2011: 114,3%). Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van een standaard model, waarbij een opslag is opgenomen voor het actief beheer van de beleggingsportefeuille. Deze opslag is verwerkt in S10 en heeft een omvang van tweemaal de tracking error. Er is verondersteld dat het actief risico ongecorreleerd is met de andere risicofactoren. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen onder de paragraaf 2.5.1 Risicobeheer en derivaten. De dekkingsgraad van het pensioenfonds per 31 december 2012 is lager dan de vereiste dekkingsgraad, maar hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. De vermogenspositie van het pensioenfonds per 31 december 2012 kan derhalve worden gekarakteriseerd als een reservetekort. 31-dec-12 Solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen (exclusief bestemmingsreserve TRA) Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
31-dec-11
80.634 54.735 177.625
-24.305 51.488 175.710
Bestemmingsreserve TRA Per 1 april 2011 is de toeslagverlening voor actieve deelnemers in de C&Tregeling gewijzigd van onvoorwaardelijk naar „voorwaardelijk met overgangsregeling‟. Een toeslag die betaald wordt uit de algemene middelen van DEPF, wordt de basistoeslag genoemd. De overgangsregeling houdt in dat het bestuur een Aanvullende toeslag uit de Toeslagreserve actieven (TRA) kan toekennen. Hiervoor is in 2011 door de onderneming eenmalig een bedrag ad € 60.000 beschikbaar gesteld. De bestemming van de TRA is een langdurige ondersteuning van de verwachte realisatie van de toeslagen voor actieven. Doelstelling is dat de TRA gedurende ten minste 15 jaar ondersteuning verleent aan het realiseren van de toeslagambitie. De positie van TRA op de balans is tweeërlei: 1. een „bestemmingsreserve TRA‟ bij de Passiva 2. een zelfstandig beleggingsdepot „beleggingen TRA‟ bij de Activa. Beide balansposten zijn per definitie aan elkaar gelijk. De beleggingsresultaten en onttrekkingen uit het beleggingsdepot worden verwerkt in de bestemmingsreserve TRA. Bij de besluitvorming over de basistoeslag en de aanvullende toeslag hanteert het bestuur interne richtlijnen en randvoorwaarden. Deze zijn in de ABTN vastgelegd. Het bestuur heeft besloten dat per 1 januari 2013 de basistoeslag nihil is en de aanvullende toeslag 3%. Aan de definitieve toekenning van de aanvullende toeslag is een proces van evenwichtige belangenafweging, positief advies van de adviserend actuaris en voorleggen van voorgenomen besluit aan DNB vooraf gegaan. Omdat er geen sprake is van vertraging van het herstel en bovendien geen voorgenomen rechtenkortingen aan de orde zijn, heeft DNB geen bezwaar tegen de aanvullende toeslag van 3%.
72
Het tarief voor de inkoop van de aanvullende toeslag wordt gebaseerd op de actuariële grondslagen van het fonds, inclusief de solvabiliteitsopslag welke in de premiesystematiek is opgenomen (momenteel 15%). Hiermee is een bedrag gemoeid van € 13.012. De hoogte van de daadwerkelijke onttrekking uit de beleggingen TRA is gelijk aan de inkoopkosten ad € 13.012 plus alle aan de TRA toe te rekenen kosten (beheeren beleggingskosten) ad € 40. In januari 2013 is in totaal € 13.052 aan de beleggingen TRA onttrokken. De impact van de toekenning van 3% op de VPV en de onttrekking uit de bestemmingsreserve TRA en beleggingen TRA zijn verwerkt in de balans per 31 december 2012. Voor de actieve deelnemers aan de H&BC regeling is per 1 januari 2013 een onvoorwaardelijke toeslag van 2,25% toegekend. Deze is verwerkt in de premie over 2012 en eveneens in de VPV per 31 december 2012.
Herstelplan Doordat de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2010 achterbleef bij het herstelpad zoals geformuleerd in het op 27 maart 2009 ingediende korte- en langetermijnherstelplan, heeft het bestuur besloten om een aangepast herstelplan in te dienen bij DNB. Het aangepaste herstelplan is op 10 december 2010 ingediend bij DNB. DNB heeft het nieuwe herstelplan (zowel het kortetermijn- als het langetermijnherstelplan) op 27 januari 2011 goedgekeurd. In het aangepaste herstelplan wordt alsnog gebruik gemaakt van de mogelijkheid te kiezen voor een hersteltermijn van 5 jaar i.p.v. 3 jaar, de einddatum van het kortetermijnherstelplan is hierdoor opgeschoven naar 31 december 2013. De maatregelen komen overeen met het oorspronkelijke herstelplan, maar de gebruikte parameters zijn wel geactualiseerd. Eén van de maatregelen die is opgenomen in zowel het oorspronkelijke als het aangepaste herstelplan is de fair pension deal die met de onderneming is overeengekomen. Onderdeel van deze fair pension deal is dat bij een dekkingsgraad onder de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen in het volgende boekjaar een extra premie door de onderneming wordt gestort. Deze extra premie bedraagt 1/3 van het verschil tussen het minimaal vereist eigen vermogen en het aanwezig vermogen, met een maximum van de feitelijke jaarpremie over het boekjaar waarin de dekkingsgraad onder de minimaal vereiste dekkingsgraad lag. Vanaf 1 januari 2012 geldt de aanvullende beperking dat het totaal van de herstelpremies gedurende een herstelplanperiode niet hoger kan worden dan € 75.000. Betaalde herstelpremies die betrekking hebben op dekkingstekorten van eind 2008 en eind 2011 worden daarbij niet meegenomen. De herstelpremie wordt vastgesteld en is verschuldigd nadat de jaarrekening door het bestuur is vastgesteld en wordt derhalve pas in het volgende verslagjaar verwerkt. Over 2011 is in 2012 door het fonds bij de werkgever een herstelbijdrage van € 25.264 in rekening gebracht. Ultimo 2009 en ultimo 2010 was de dekkingsgraad hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, waardoor er geen extra premie verschuldigd is. Door een gestage daling van de dekkingsgraad in het tweede deel van 2011 was er ultimo 2011 sprake van een dekkingstekort. In het tweede gedeelte van 2012 was er echter weer een opgaande trend zichtbaar. Deze stijging werd o.a. behaald doordat, als gevolg van het septemberpakket, de rentetermijnstructuur (RTS) die wordt gehanteerd bij de bepaling van de verplichtingen voor pensioenfondsen is aangepast door de introductie van een ultimate forward rate (UFR). Deze nieuwe rentemethodiek gaat uit van het gebruik van de driemaands gemiddelde marktrente tot en met looptijden van 20 jaar. Voor looptijden langer dan 20 jaar wordt uitgegaan van een benadering waarbij de 1-jaarsrente naar een
73
afgesproken niveau toe beweegt (UFR van 4,2%). In de implementatie van de nieuwe overlevingstafels AG 2012-2062 en de fondsspecifieke ervaringssterfte zorgde echter voor een afname van deze groei. In het aangepaste herstelplan is een verwachte dekkingsgraad per eind 2012 opgenomen van 106,3%. De werkelijke dekkingsgraad van Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds liep dus achter op het herstelplan. Begin 2013 heeft een evaluatie plaatsgevonden van het gerealiseerde herstelpad tot en met 31 december 2012, waarbij het aangepaste herstelplan als basis is gebruikt. Hierbij is onder andere uitgegaan van een ongewijzigd renteniveau en een gemiddeld beleggingsrendement van 4,4%. Uit de evaluatie blijkt dat DEPF tijdig kan voldoen aan de minimum eis. Het fonds heeft daarom geen aankondiging van een voorgenomen bestemmingsaanpassing van de TRA of rechtenkorting hoeven doen. De gemaakte doorrekening bij de evaluatie resulteert vanaf 2014 in gedeeltelijke toeslagverlening en vanaf 2017 in volledige toeslagverlening. Als het renteniveau dus blijvend laag is, zal de komende jaren dus rekening gehouden moeten worden met een geleidelijke aantasting van de koopkracht van de pensioengerechtigden.
VOORZIENINGEN 5. TECHNISCHE VOORZIENINGEN 31-dec-12 Pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand per 1 januari Toevoeging pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging disconteringscurve ivm gebruik UFR Wijzigingen uit hoofde van overdracht van rechten Aanpassing overlevingsgrondslagen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Stand per 31 december
31-dec-11
1.226.101 20.102 11.312 18.282 -59.269
1.110.560 18.400 2.362 13.903 -59.089
-1.265 111.583
-1.177 142.627
-26.557
0
-3.321 5.383
-2.270 0
736
785
1.303.086
1.226.101
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 2,37% (2011: 2,73%)
74
Hieronder is een uitsplitsing van de opbouw van de voorziening voor risico pensioenfonds naar aantal en omvang op basis van het soort deelnemer. 31-dec-12
Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers Totaal
31-dec-11
%
€
Aantal
%
€
Aantal
23,8% 57,8% 18,4% 100,0%
310.132 752.636 240.318 1.303.086
1.761 4.201 3.557 9.519
26,0% 58,8% 15,2% 100,0%
319.326 720.971 185.803 1.226.100
1.951 4.149 3.498 9.598
Korte beschrijving pensioenregeling Het pensioenfonds kent een basisregeling ouderdomspensioen met een pensioenleeftijd van 65 jaar voor deelnemers met geboortejaren tot en met 1949 én in dienst voor 1 januari 2006, alsmede alle deelnemers die voor 1 januari 2006 status van exit-WAO‟er hadden (groep 1) en deelnemers met geboortejaren vanaf 1950 (en niet voor 1 januari 2006 status exit-WAO‟er) en/of in dienst op of na 1 januari 2006 (groep 2). Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,75% voor groep 1 en 2,25 % voor groep 2 van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het jaarinkomen minus de franchise. Tevens bestaat er recht op partner- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is mogelijk overeenkomstig de bepalingen in de CAO.
Toeslagverlening De mate van toeslagverlening voor de actieven en inactieven wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. De maatstaf voor de toeslag voor inactieven is de prijsindex en voor toeslagen voor actieven de loonindex. Er bestaat geen recht op toeslagen. Bovendien wordt er door het pensioenfonds geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen toekennen. Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze staffel geldt slechts als één van de uitgangspunten; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden in ogenschouw nemen. De inhoud van de beleidsstaffel luidt als volgt: - bij een dekkingsgraad van meer dan 120% wordt een volledige toeslag toegekend; - bij een dekkingsgraad van meer dan 110% maar minder dan 120% wordt de toeslag lineair geïnterpoleerd; - bij een dekkingsgraad van 110% of minder wordt geen toeslag verleend. Voor actieven geldt een overgangsregeling, waardoor het bestuur jaarlijks een Aanvullende toeslag op bovenvermelde basistoeslag kan verlenen. Hiervoor wordt een Leidraad actieventoeslag (LAT) vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de TRA. Als richtlijn voor de Aanvullende toeslag voor actieven geldt dezelfde beleidsstaffel, echter met de LAT in plaats van de dekkingsgraad als meetwaarde.
75
6. VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN VOOR RISICO DEELNEMERS De pensioenregeling voor risico deelnemers is een beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De regeling is bedoeld voor deelnemers met een salaris boven de maximale pensioengrondslag in de middelloonregeling die over dit meerdere ook pensioen wensen op te bouwen (excedentregeling). De premie is gebaseerd op het deel van het jaarinkomen dat ligt boven het maximum jaarinkomen en wordt ingelegd in de door vermogensbeheerder ABN AMRO uitgevoerde regeling. Het fonds ontvangt jaarlijks de premie van de werkgever en maakt deze over aan de vermogensbeheerder. De hoogte van de beleggingsrendementen (en daarmee het te bereiken eindkapitaal) is naast de premie afhankelijk van het door de deelnemer geselecteerde beleggingsprofiel en de binnen dit profiel aangekochte beleggingen. Het uiteindelijk te bereiken kapitaal is hiermee onzeker en volledig voor risico van de deelnemer. Op 65-jarige leeftijd heeft de deelnemer de mogelijkheid (c.q. plicht) om op basis van het tot dan toe opgebouwde kapitaal (aanvullend) pensioen in te kopen bij het fonds of een zelf geselecteerde pensioenverzekeraar. Tussentijds opnemen van het kapitaal anders dan door middel van een waardeoverdracht is niet mogelijk 31-dec-12 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stand per 1 januari Inleg en stortingen Uitkeringen en onttrekkingen Beleggingsresultaten Stand per 31 december
31-dec-11
13.268 3.596 -645 1.493 17.712
11.308 2.909 -942 -7 13.268
Hieronder is een uitsplitsing opgenomen van de opbouw van de voorziening voor risico deelnemers naar aantal en omvang op basis van het soort deelnemer. 31-dec-12
Actieve deelnemers Gewezen deelnemers Totaal
31-dec-11
€
Aantal
€
Aantal
11.134 6.578 17.712
340 166 506
11.853 1.415 13.268
396 44 440
76
7. OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA Derivaten 31-dec-11
31-dec-12 Valutaderivaten Rentederivaten Credit default swaps Totaal derivaten
183 5.694 212 6.089
11.772 5.011 214 16.997
Overige schulden 31-dec-11
31-dec-12 Verschuldigd aan werkgever uit hoofde van premie Pensioenen Uit hoofde van herverzekeringen Uitkeringen Belastingen en sociale lasten
1.239
107 1 1.071
4.130
0 2 1.059 1.179
Kosten Administratiekostenvergoeding TKP Administratiekostenvergoeding bestuursbureau Advies- en controlekosten Beleggingskosten Rekening-courant Koninklijke Douwe Egberts Overige Totaal van de overige schulden Totaal overige schulden en overlopende passiva
1.061
28
16
198 125 2.038
238 254 777
52 23
9 0 2.464 4.882
1.294 6.485
10.971
23.482
De rekening-courant met Koninklijke Douwe Egberts is rentedragend. De hiervoor gehanteerde rentevoet is de marginale beleningsrente van de Europese Centrale Bank vermeerderd met één procentpunt.
77
2.5.1 Risicobeheer en derivaten (bedragen in € x 1.000)
Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico‟s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het solvabiliteitsrisico is daarmee het belangrijkste risico voor het fonds. In 2011 heeft het bestuur een uitgebreide risicoanalyse uitgevoerd. De uitkomsten hiervan vormen mede de basis voor het beleid van het fonds en toelichting hierna. Dit beleid is verwoord in de ABTN van het fonds. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico‟s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: • • • •
Beleggingsbeleid; Premiebeleid; Herverzekeringsbeleid; Toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de continuïteitsanalyse en de Asset Liability Management-studie (ALM-Studie) die in respectievelijk 2011 en 2012 zijn afgerond. Ook het crisisplan dat door het fonds eind 2011 is opgesteld is verwerkt in onderstaande toelichting op de risico‟s, het risicobeleid en de ingezette beheersmaatregelen/afdekkinginstrumenten. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De mandaten zijn gericht op actief/passief vermogensbeheer. In het jaarverslag is ingegaan op de risico‟s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico‟s te beperken. Onderstaand is kwantitatieve risico-informatie opgenomen. Deze gegevens zijn bepaald op basis van de onderliggende beleggingen (doorkijkprincipe). Waar dit niet het geval is, wordt dit aangegeven
Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico‟s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten.
78
In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. De gegevens waarop de FTK-toets is gebaseerd zien er als volgt uit: Assetmix Aandelen Vastrentende waarden Direct onroerend goed Indirect onroerend goed Grondstoffen Hedgefondsen Private equity Inflatiegerelateerde obligaties Kas Totaal
30,0% 62,5% 0,0% 5,0% 2,5% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 100,0%
Aandelen - waarvan ontwikkelde markten - waarvan opkomende markten Totaal
83,3% 16,7% 100,0%
Vastrentende waarden (exclusief inflatiegerelateerde obligaties) Niet-credits Credits Totaal
60,0% 40,0% 100,0%
% afdekking renterisico Waarvan: % afgedekt door vastrentende waarden % afgedekt door swaps
50,5% 43,1% 7,4%
Niet afgedekte gedeelte van vermogen in vreemde valuta
12,32%
Verzekeringstechnisch risico Duration van de verplichtingen
3,41% 14,3 jaar
Het tekort op FTK-grondslagen in euro‟s is als volgt: 2012 Technische voorzieningen volgens jaarrekening Aanpassingen Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) a)
2011
1.303.086 -
1.226.101 -
1.303.086
1.226.101
79
Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S10 Actief risico Diversificatie-effect
49.741 127.015 60.971 9.956 18.680 44.484 21.614 -155.836
43.685 133.287 26.354 10.514 28.547 42.663 44.017 -153.357
b)
177.625
175.710
Vereist vermogen (art. 132 PW) (a+b) Aanwezig vermogen (Totaal activa – schulden)
1.480.701
1.401.811
1.383.720
1.201.796
Tekort
(96.981)
(200.015)
Vereist eigen vermogen
Ultimo 2012 is met de gestandaardiseerde methode3 per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit. Voor de evenwichtsberekening is de uitkomst hiervan zoals voorgeschreven in een aantal stappen gebruikt totdat het toetsingsverschil nihil is. Dit resulteert in de evenwichtssituatie, waarin het (fictieve) aanwezige eigen vermogen precies gelijk is aan het vereist eigen vermogen, bij een niveau van 13,6% (in euro‟s € 177.625). Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de werkelijke portefeuille per ultimo 2012. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de strategische portefeuille ultimo 2012, dan zou het vereist eigen vermogen lager zijn uitgekomen (12,9%). Ultimo 2011 bedroeg het vereist eigen vermogen 13,6% op basis van de werkelijke portefeuille (14,3% op basis van de strategische portefeuille). De daling van het vereist eigen vermogen kan voornamelijk verklaard worden door een afname van het kredietrisico en afname van het actief risico. Bij de bepaling van het vereist eigen vermogen is in 2012 een opslag opgenomen voor het actief risico van de beleggingsportefeuille. Deze opslag is verwerkt in een aparte S10 en heeft een omvang van twee maal de beoogde tracking error (1,4%) van de portefeuille (97,5% zekerheid). Er is verondersteld dat het actief risico ongecorreleerd is met de andere risicofactoren. In 2011 werd er ook al rekening gehouden met het actief risico. De opslag was toen twee maal de beoogde tracking error (1,6%) van de portefeuille (97,5% zekerheid).
Marktrisico Marktrisico omvat het prijs(koers)risico, valutarisico, beleggingsrisico en renterisico. Het beleid op het gebied van marktrisico is vastgelegd in de beleggingsrichtlijnen en is vastgesteld op basis van een ALM-studie. In de beleggingsrichtlijnen is vastgelegd door welke partij en op welke wijze (spreiding 3
Het vereist eigen vermogen is bepaald met de formule: 2 2 2 2 2 2 2 (S1 S2 0,50 2 S1 S2 S3 S4 S5 S6 S10 ) .
80
en soorten beleggingen) het vermogen belegd dient te worden. De beleggingsrichtlijnen worden vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur en bevatten alle limieten waarbinnen een vermogensbeheerder vervolgens naar eigen inzicht mag beleggen. De beleggingscommissie komt 10 keer per jaar bijeen en zet acties uit indien daartoe aanleiding is.
Renterisico (S1) Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan onder andere worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.
Balanswaarde 31-12-2012 Balanswaarde 31-12-2011 € Duration van de vastrentende waarden (exclusief derivaten) Duration van de vastrentende waarden (inclusief derivaten) Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
Jaren
€
Jaren
860.884
10,7
744.330
10,9
872.951
12,1
765.061
12,1
1.303.086
14,3
1.226.101
14,5
Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde „duration-mismatch‟. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. De daling van de duration van de pensioenverplichtingen van 14,5 jaar ultimo 2011 naar 14,3 jaar ultimo 2012 wordt (voornamelijk) veroorzaakt door de gedaalde rente. Indien de duration zou zijn bepaald op basis van de rentetermijnstructuur per ultimo 2011 zou de duration 14,5 jaar bedragen. De langlopende interest rate swaps en swaptions zorgen ervoor dat de duration van de vastrentende waarden inclusief derivaten stijgt ten opzichte van de duration exclusief derivaten. Het renterisico wordt hierdoor kleiner. Het strategisch beleid is dat DEPF het renterisico gedeeltelijk afdekt. DEPF heeft een matchingportefeuille die als doel heeft om de waardeontwikkeling van de verplichtingen op termijn voor 75% af te dekken. De wijze van afdekking en triggerniveau‟s voor de rente zijn vastgelegd in het beleggingsplan. De monitoring van het renterisico vindt plaats door de beleggingscommissie, waarbij gebruik wordt gemaakt van de zuivere swapcurve (zonder middeling en zonder UFR). Periodiek wordt door een externe partij een rentescan uitgevoerd. De werkelijke afdekking van het renterisico ultimo 2012 bedraagt circa 50%. Van deze afdekking is 43,1% gerealiseerd door vastrentende waarden en 7,4% door swaps. Ter vergelijking is tevens onderzocht welke afdekkingspercentage geldt onder de RTS met UFR; deze bedraagt 58%. Mede vanwege de invoering van de UFR zijn de swaptions na afwikkeling niet doorgerold. Bij S1 op basis van de strategische beleggingsmix is voor de mate van renteafdekking niet uitgegaan van de lange termijndoelstelling van 75%, maar van de feitelijke mate van renteafdekking van circa 50%. De afstand van het huidige renteniveau tot het
81
triggerniveau maakt het onwaarschijnlijk dat de afdekking op afzienbare termijn naar het strategische niveau zal worden opgetrokken. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: Bedragen * € 1.000
31-12-2012
Resterende looptijd ≤ 1 jaar Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar Resterende looptijd ≥ 5 jaar Totaal
31-12-2011
€ 38.732
% 4,5%
€ 19.134
% 2,6%
137.143 685.009 860.884
15,9% 79,6% 100,0%
116.654 608.542 744.330
15,7% 81,7% 100,0%
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen. De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven: Bedragen * € 1.000 Resterende looptijd Resterende looptijd < 10 jaar Resterende looptijd en < 20 jaar Resterende looptijd Totaal
≤ 5 jaar > 5 jaar en
31-12-2012 € 286.515
% 22,0
31-12-2011 € % 277.567 22,6%
255.498
19,6
236.212
19,3%
390.832 370.240 1.303.086
30,0 28,4 100,0%
351.342 360.980 1.226.101
28,7% 29,4% 100,0%
> 10 jaar ≥ 20jaar
Valutarisico (S3) Het valutabeleid voor de totale beleggingsportefeuille is erop gericht om de exposure naar USD, GBP en Japanse Yen geheel of gedeeltelijk af te dekken. Eind 2012 wordt voor circa 36,1% (2011: 34,1%) van de beleggingsportefeuille belegd buiten de eurozone. Hiervan is circa 46,2% (2011: 21,4%) afgedekt door de euro. De beleggingen in vreemde valuta (vóór afdekking) kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd: 31-12-2012 € Vastgoedbeleggingen 28.371 Aandelen 380.659 Vastrentende waarden 78.807 Overige -221.530 266.307
31-12-2011 € 26.890 340.511 42.768 -166 410.003
De marktwaarde van de beleggingen, uitgesplitst naar valutasoorten, is als volgt weer te geven. De valutaderivaten bestaan uit € 6.721 aan valutaderivaten met een positieve waarde en € 183 aan valutaderivaten met een negatieve waarde. De positieve valutaderivaten staan onder de beleggingen voor risico pensioenfonds op de balans en de negatieve derivaten zijn opgenomen onder de overige schulden en overlopende passiva.
82
Bedragen * € 1.000 Valuta
ARS AUD BRL CAD CHF DKK EUR GBP HKD HUF IDR ILS INR JPY KRW LKR MXN MYR NGN NOK NZD PEN PHP PLN RON RUB SEK SGD THB TRL TRY TWD USD UYU ZAR
31-12-2012
Voor afdekking
31-12-2011
Valutaderivaten
Netto positie (na afdekking)
Netto positie (na afdekking)
€
€
€
€
1 18.924 10.228 9.417 22.901 2.994 875.804 69.164 22.711 2.539 6.112 155 11.639 41.577 5.900 39 9.816 4.680 973 2.420 259 393 3.165 4.550 0 2.274 8.430 4.149 7.941 0 9.939 4.794 188.459 640 11.190 1.364.180
-751 651 -829 -4.254 228.633 -28.170 -450 -353 636 -39.100 603 157 1.165 -1.807 360 -285 656 1.869 -485 -1.869 -1.246 -147.731 -837 6.564
1 18.173 10.879 8.589 18.647 2.994 1.104.437 40.994 22.711 2.089 5.759 155 12.275 2.477 6.504 39 9.973 5.845 973 613 620 109 3.165 5.206 0 4.143 7.945 4.149 6.072 0 8.693 4.794 40.728 640 10.353 1.370.744
0 14.196 6.263 9.368 21.697 2.229 1.050.291 38.773 16.799 1.393 2.333 10.030 -360 5.225 64 2.492 2.309 2.591 -105 1.858 1.483 8.727 2.696 4.743 4.265 4.602 -15.834 4.916 1.203.044
Wijzigingen in de valutakoersen zijn van invloed op de ontwikkeling van de dekkingsgraad voor zover deze niet zijn afgedekt. Een wijziging van de USDkoers met EUR 0,10 levert een wijziging van de dekkingsgraad met 0,7% (2011: 0,1%). Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen onder andere vreemde valuta in de EU en in opkomende markten. Het bestuur heeft besloten om deze risico‟s niet af te dekken. In de solvabiliteitstoets van het fonds is in de buffers voor het valutarisico rekening gehouden met bovenstaande valutaposities en afdekkingen.
83
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Prijsrisico gelopen op andere soorten beleggingen is opgenomen onder marktrisico. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen naar sector weergegeven: 31-12-2012 € Duurzame consumentengoederen Niet-duurzame consumentengoederen Energie Financiële dienstverlening Overheidsinstellingen Gezondsheidszorg Industrie Informatietechnologie Basismaterialen Telecommunicatie Handelsorganisaties Nutsbedrijven Overig
%
31-12-2011 €
%
48.732
4
45.283
4
81.363 66.011 351.535 542.709 44.801 62.008 37.705 41.111 34.236 0 27.843 32.690
6 5 26 39 3 5 3 3 2 0 2 2
65.203 60.999 289.534 473.617 34.936 50.728 34.504 59.573 35.438 0 29.360 23.869
5 5 24 39 3 4 3 5 3 0 3 2
1.370.744
100
1.203.044
100
In 2012 is er voor gekozen om een nieuwe regioverdeling te gaan hanteren. Omdat de vergelijkende cijfers van 2011 niet voor handen zijn, worden deze in het onderstaande model niet weergegeven. Voor de vergelijkbaarheid is er daarom voor gekozen de oude verdeling naar regio ook separaat weer te geven.
84
De verdeling naar regio is weergegeven in onderstaande tabel:
Nederland en andere EU landen Europa (niet EU) Noord-Amerika Zuid-Amerika Japan Zuid-Oost Azië Midden-Oosten Overige Subtotaal Derivaten Overige beleggingen
31-12-2012 € 951.382 174.172 44.538 38.841 2.477 25.026 787 110.130 1.347.378 22.370 996 1.370.774
Ontwikkelde markten BRIC landen Andere opkomende markten Overig
31-12-2012 € 1.243.592 49.667 69.858 7.628 1.370.774
% 69 13 3 3 0 2 0 8 98 2 0 100
% 91 4 5 0 100
31-12-2011 € 1.129.070 35.251 37.891 832 1.203.044
% 94 3 3 0 100
De segmentatie van vastgoedbeleggingen naar sectoren is als volgt:
Kantoren Winkels Woningen Industrieel Overige sectoren
31-12-2012 € 6.788 12.546 3.082 1.891 7.235 31.522
% 21 40 10 6 23 100
31-12-2011 € 12.560 27.542 4.057 2.874 2.166 49.183
% 26 56 8 6 4 100
In 2012 is er voor gekozen om een nieuwe regioverdeling te gaan hanteren. Omdat de vergelijkende cijfers van 2011 niet voor handen zijn, worden deze in het onderstaande model niet weergegeven. Voor de vergelijkbaarheid is er daarom voor gekozen de oude verdeling naar regio ook separaat weer te geven.
85
De segmentatie van vastgoedbeleggingen naar regio is als volgt: 31-12-2012 € Nederland en andere EU landen Europa (niet EU) Noord-Amerika Zuid-Amerika Japan Zuid-Oost Azië Midden-Oosten Overige
Europa Noord-Amerika Azië Oceanië Overige
%
3.151 1.794 9.472 51 4.419 1.320 0 11.314
10 6 30 0 14 4 0 36
31.522
100
31-12-2012 € 4.945 9.472 14.345 2.568 192 31.522
% 16 30 46 8 0 100
31-12-2011 € 39.247 2.064 6.915 957 0 49.183
% 80 4 14 2 0 100
Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito‟s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds, het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten, en het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. In 2012 is er voor gekozen om een nieuwe regioverdeling te gaan hanteren. Omdat de vergelijkende cijfers van 2011 niet voor handen zijn, worden deze in
86
het onderstaande model niet weergegeven. Voor de vergelijkbaarheid is er daarom voor gekozen de oude verdeling naar regio ook separaat weer te geven. De samenstelling van de vastrentende waarden naar regio‟s kan als volgt worden samengevat:
Nederland en andere EU landen Europa (niet EU) Noord-Amerika Zuid-Amerika Japan Zuid-Oost Azië Midden-Oosten Overige
31-12-2012 € 619.048 96.070 86.247 2.380 4 15 787 56.333 860.884
% 72 11 10 0 0 0 0 7 100
De samenstelling van de vastrentende waarden naar sectoren is als volgt
Duurzame consumentengoederen Niet-duurzame consumentengoederen Energie Financiële dienstverlening Overheidsinstellingen Gezondsheidszorg Industrie Informatietechnologie Basismaterialen Telecommunicatie Handelsorganisaties Nutsbedrijven Overig
31-12-2012 € 4.259
% 0
31-12-2011 € 8.952
% 1
30.741 18.189 192.419 542.709 8.245 22.565 0 5.116 14.366 0 15.444 6.831
3 2 22 63 1 3 0 1 2 0 2 1
21.615 15.835 156.476 473.617 3.234 16.836 0 7.086 14.742 0 17.046 8.891
3 2 20 64 1 2 0 1 2 0 3 1
860.884
100
744.330
100
87
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven:
AAA AA A BBB
31-12-2012 € 309.390 263.436 154.091 30.499 4.554 98.914 860.884
% 36 31 18 4 0 11 100
31-12-2011 € 331.538 225.277 131.494 32.351 4.981 18.689 744.330
% 44 30 18 4 1 3 100
Door de ontwikkelingen in de markten is de gemiddelde rating van de benchmark omlaag gegaan, wat ook in de portefeuille is terug te zien.
Verzekeringstechnische risico’s (actuariële risico’s S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico‟s zijn de risico‟s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2010-2060 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een partnerpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Voor het overlijdensrisico heeft het pensioenfonds een herverzekeringsovereenkomst met de Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. gesloten. De herverzekering bestaat uit een integrale stoplossdekking en een proportionele herverzekeringsovereenkomst. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit (“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Hiervoor is een voorziening getroffen.
Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
88
Inzake het liquiditeitsrisico kan het volgende worden gemeld: ultimo 2011 zijn er voldoende obligaties, die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren.
Toeslagverleningsrisico De toeslagverlening voor actieve - en voor inactieve deelnemers is voorwaardelijk. Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om toeslagen te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, rendement, prijsinflatie en demografie. Het bestuur heeft besloten per 1 januari 2011 en 1 januari 2012 geen toeslag te verlenen voor inactieve deelnemers. Voor de actieve deelnemers is per 1 januari 2012 geen basistoeslag verleend. Wel is na een zorgvuldige afweging en afstemming met de adviserend actuaris een Aanvullende toeslag van 0,45% verleend. DNB heeft geen bezwaar aangetekend tegen deze toeslag. De CAO partijen en belanghebbenden zullen begin 2012 worden gewezen op het feit dat de ambitie voor de toeslagverlening ook de komende jaren onder druk staat.
Concentratierisico (S8) In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico‟s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio‟s, economische sectoren of tegenpartijen. Om concentratierisico‟s in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio‟s, landen, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de vermogensbeheerders en het bestuur monitort op kwartaalbasis de naleving hiervan. De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Ultimo 2012 zijn de volgende posten met meer dan 2% van het balanstotaal aanwezig:
Vastrentende waarden Staatsobligaties Frankrijk Staatsobligaties Duitsland Staatsobligaties Nederland
31-12-2012 €
31-12-2011 €
191.924 244.555 64.841
162.060 253.717 50.012
De belangrijkste vorm van concentratierisico in de verplichtingen van het fonds is de demografische opbouw van de deelnemers. Gegeven de aard is dit risico niet te beïnvloeden. Ultimo 2012 is de verhouding tussen mannen en vrouwen in het fonds 70:30 (2011: 69:31). De gemiddelde leeftijd bedraagt 60,5 jaar (2011:60,0 jaar) waarbij sprake is van een gelijkmatige leeftijdsspreiding.
89
Op grond hiervan heeft het bestuur geconcludeerd dat er geen sprake is van concentratie in de activa of verplichtingen en dat er daarom geen buffer voor concentratierisico wordt aangehouden.
Risico actief beheer (S10) Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën af wordt geweken van het beleid volgens de benchmark. Een maatstaf van de mate waarin actief wordt belegd is de zogenaamde „tracking error‟. De tracking error geeft aan hoe groot de afwijkingen van het rendement kunnen zijn ten opzichte van het benchmarkrendement. Het actief risico wordt meegenomen als een S10, die ongecorreleerd is met de andere S‟jes. S10 wordt bepaald als tweemaal de 3-jarige tracking error van de totale portefeuille.
Overige niet-financiële risico’s Naast financiële risico‟s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico‟s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico‟s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. Het belangrijkste niet-financiële risico is het operationele risico. Operationeel-/uitbestedingsrisico (S9) Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van onder andere het pensioen- en vermogensbeheer en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Om te waarborgen dat het bestuur van DEPF goed blijft functioneren indien bestuursleden niet in staat zijn om zijn of haar werkzaamheden uit te voeren is er een Short Term Succession Plan opgesteld. Ondersteuning van het bestuur en commissies vindt voornamelijk plaats vanuit het bestuursbureau. Verder heeft het bestuursbureau een belangrijke taak bij het coördineren en uitvoeren van operationele activiteiten. De activiteiten zijn vastgelegd in een AO-IC document. De huidige bezetting van het bestuursbureau maakt het mogelijk dat het Short Term Succession Plan goed toepasbaar is. Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het pensioenfonds heeft werkzaamheden uitbesteed aan TKP Pensioen BV (pensioenadministrateur), ABN Amro Pension Services (beleggingsarrangement BPR), the Northern Trust Company (custodian) en diverse externe vermogensbeheerders. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden en aan de hand van SAS70 en ISAE 3402 rapportages. De deelnemers-, uitkeringen- en financiële administratie worden uitgevoerd door TKP. Met TKP is een uitbestedingsovereenkomst afgesloten. De administratie van de beleggingen voor rekening en risico van deelnemers uit hoofde van de beschikbare premie regeling wordt uitgevoerd door ABN AMRO Pension Services Nederland. Zowel met TKP als met ABN AMRO is een SLA afgesloten. Het pensioenfonds ontvangt elk kwartaal SLA rapportages. TKP rapporteert over haar bedrijfsvoering aan klanten op basis van ISAE 3402 type II. Het rapport bevat een managementverklaring en een oordeel van een externe accountant en is gebaseerd op een uitgebreide risicoanalyse vanuit het perspectief van de klant. In de managementverklaring bevestigt de directie van TKP dat het beschreven beheersingsraamwerk voldoende is om de geïdentificeerde risico‟s te beheersen.
90
Daarnaast bevestigt de directie van TKP dat de beschreven maatregelen gedurende de afgelopen periode voldoende effectief zijn geweest. De externe accountant PwC heeft over 2012 een Assurance rapport afgegeven bij het ISAE 3402 type II-rapport voor TKP. Voor Northern Trust zijn procedures opgesteld en vastgelegd in een procedureboek (SSAE 16 Soc 1). Met Northern Trust is een overeenkomst afgesloten waarin onder andere de beleggingsrichtlijnen en de overeengekomen rapportages zijn vastgelegd. Iedere maand vindt er door Northern Trust een signoff plaats. Eens per kwartaal worden de beleggingsresultaten geëvalueerd door de beleggingscommissie aan de hand van kwartaalrapportages. Met de verschillende vermogensbeheerders zijn afspraken vastgelegd in Service Level Agreements. De beleggingscommissie heeft regelmatig een overleg met de vertegenwoordigers van de vermogensbeheerders. Hierbij wordt onder andere aandacht besteed aan performance en samenstelling van de portefeuilles. Ieder kwartaal hebben medewerkers van het bestuursbureau een operationeel overleg met de pensioenuitvoerder en de custodian. Tijdens dit overleg wordt de performance besproken en vindt overleg plaats over allerlei operationele zaken. Selectie van externe dienstverleners vindt plaats op basis van eisen van DNB en eisen van het bestuur met betrekking tot deskundigheid, cultuur, etc. De afspraken met de vermogensbeheerders worden vastgelegd in Service Level Agreements. De werkzaamheden met Towers Watson B.V. als actuarieel-, beleggings- en juridisch adviseur zijn vastgelegd in een engagement letter. Juridisch risico Voor de beheersing van het juridisch risico maakt DEPF gebruik van informatie/kennisoverdracht op het gebied van wet- en regelgeving van pensioenkoepels, de actuaris, toezichthouders en juridisch adviseur. Relevante fondsdocumenten worden juridisch getoetst door externe adviseurs. Integriteitsrisico Er is een gedragscode opgesteld die voldoet aan de eisen van De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten. Deze gedragscode wordt door direct betrokkenen bij DEPF ondertekend. Het pensioenfonds heeft een compliance officer aangesteld. De compliance officer houdt toezicht op naleving van de gedragscode. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar.
Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden.
91
Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico‟s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Het fonds staat onder meer de volgende instrumenten ter beschikking: Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico‟s afgedekt. Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. Deze instrumenten worden binnen de beleggingsportefeuille tijdelijk ingezet om de benchmark van het beleggingsfonds zo goed mogelijk te kunnen volgen. Het betreft hier een beursgenoteerde future waarbij geen tegenpartij risico wordt gelopen. Deze instrumenten worden daarom niet nader toegelicht. Interest rate swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Interest rate swaptions: dit is een optie op een interest rate swap. Een swaption kan worden vergeleken met een verzekering tegen rentedalingen. Het belangrijkste nadeel is de premie die voor dit instrument moet worden betaald. Voor het selecteren van de tegenpartijen worden strikte criteria gehanteerd. De bepaling van de marktwaarde vindt op weekbasis plaats. Onderstaande tabellen geven inzicht in de derivatenposities. Vorderingen valutaderivaten per type contract FFX FFX FFX FFX FFX FFX FFX FFX FFX FFX
forward forward forward forward forward forward forward forward forward forward
31-12-2012 valuta AUD CAD CHF EUR GBP JPY NOK NZD SEK USD
contractwaarde 341 0 0 192.401 610 0 515 0 1.038 7.892 202.797
31-12-2011 marktwaarde 1 0 0 6.543 5 0 5 0 17 150 6.721
valuta AUD CAD CHF EUR GBP JPY NOK NZD SEK USD
contractwaarde 0 1.105 121 154 2.313 3.487 0 276 152 45.407 53.015
marktwaarde 0 15 1 0 17 55 0 7 4 1.311 1.410
92
Vorderingen rentederivaten per type contract Interest Interest Interest Interest Interest
rate rate rate rate rate
swaps swaps swaps swaps swaps
Vorderingen credit default Swaptions type contract Swaptions
Vorderingen credit default swaps per type contract Credit default swaps
Schulden valutaderivaten per type contract FFX FFX FFX FFX FFX FFX FFX FFX FFX FFX
forward forward forward forward forward forward forward forward forward forward
31-12-2012 valuta BRL EUR GBP CAD USD
contractomvang 11.002 123.320 2.895 36.962 174.179
31-12-2011 marktwaarde 180 20.994 18 298 21.490
valuta BRL EUR GBP CAD USD
31-12-2012 valuta EUR
contractwaarde -
USD
contractwaarde 47.785 47.785
marktwaarde -
valuta EUR
AUD CAD CHF EUR GBP JPY NOK NZD USD SEK
contract -waarde 562 146 4 40.150 1.481 1.576 0 928 4.330 0 49.177
contractwaarde 100.000 100.000
marktwaarde 9.943 9.943
31-12-2011 marktwaarde 248 248
valuta USD
31-12-2012 valuta
marktwaarde 15.638 162 15.800
31-12-2011
31-12-2012 valuta
contractomvang 185.025 7.557 192.582
contractwaarde 3.636 3.636
marktwaarde 312 312
31-12-2011 marktwaarde (4) (1) (0) (53) (14) (31) 0 (2) (78) 0 (183)
valuta AUD CAD CHF EUR GBP JPY NOK NZD USD SEK
contractwaarde 601 370 842 27.886 37.604 185 611 230.129 1.014 299.242
marktwaarde (21) (6) (6) (890) (2.213) (1) (10) (8.609) (16) (11.772)
93
Schulden rentederivaten per type contract Interest Interest Interest Interest
rate rate rate rate
swaps swaps swaps swaps
Schulden credit default swaps per type contract Credit default swaps
Schulden credit default Swaptions type contract Swaptions
31-12-2012 valuta EUR GBP USD CAD
contractwaarde 132.040 1.517 21.427 1.676 156.660
31-12-2011 marktwaarde (5.614) (1) (67) (12) (5.694)
valuta EUR GBP USD
31-12-2012 valuta EUR
contractwaarde 19.986 19.986
EUR
contractwaarde -
marktwaarde (4.545) (47) (417)
150.941
(5.009)
31-12-2011 marktwaarde (211) (211)
valuta EUR
31-12-2012 valuta
contractwaarde 126.490 1.473 22.978
contractwaarde 52.382 52.382
marktwaarde (214) (214)
31-12-2011 marktwaarde -
valuta EUR
contractwaarde 100.000 100.000
marktwaarde (2) (2)
Securities lending Het pensioenfonds heeft aan de custodian toestemming verleend om tegen bepaalde voorwaarden het juridische eigendom van de beleggingen tijdelijk tegen een vergoeding aan derden ('tegenpartijen') over te dragen. Deze activiteit heet 'securities lending' en de risico's worden gemanaged doordat een onderpand, het 'collateral', op een niveau van ongeveer 105% wordt afgegeven. Er was eind 2012 voor € 112.511 (2011: € 115.000) aan effecten uitgeleend, waar € 117.123 (2011: € 120.000) collateral tegenover staat. De eisen aan het collateral zijn in 2009 verscherpt. Dit collateral bestaat voor 26 % uit effecten en 74 % uit cash collateral. Het cash collateral is door de vermogensbeheerder herbelegd. De restricties die worden toegepast ten aanzien van de kredietwaardigheid van tegenpartijen en de hoogte van het totaal uitgeleende bedrag aan effecten zijn in 2012 niet gewijzigd.
94
2.6 Niet in de balans opgenomen verplichtingen Alle bedragen in € x 1.000 en exclusief BTW
Administratiekosten Inzake het voeren van de administratie van het fonds is het pensioenfonds per 1 januari 2009 een langlopende administratieovereenkomst aangegaan met TKP voor een periode van 5 jaar met een opzegtermijn van 6 maanden. De jaarlijkse kosten bedroegen in 2012 € 683.
Vermogensbeheerkosten Met de vermogensbeheerder Northern Trust Global Investments is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De overeenkomst kan per direct beëindigd worden. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedroegen in 2012 € 113. Met de vermogensbeheerder Kempen Capital Management is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De overeenkomst kan beëindigd worden met een opzegtermijn van één maand. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedroegen in 2012 € 243. Met de vermogensbeheerder Aberdeen International Fund Managers is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De overeenkomst kan per direct beëindigd worden. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedroegen in 2012 ca. € 302 voor EME en in 2012 € 42 voor de EMD portefeuille. Daarnaast is in geval van behaalde outperformance een additionele fee afgesproken. Deze fee bedroeg in 2012 € 1.309. Met de vermogensbeheerder Blackrock Advisors is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De overeenkomst kan per direct beëindigd worden. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedroegen in 2012 ca. € 138, welke in de fondsen verrekend worden. Met de vermogensbeheerder Goldman Sachs Asset Management is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. Deze overeenkomst kan per direct beëindigd worden. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedroegen in 2012 € 560. Daarnaast is in geval van behaalde outperformance een additionele fee afgesproken. Deze fee bedroeg in 2012 € 289. Met de vermogensbeheerder Legal & General Assurance (Pension Management) zijn twee beheerovereenkomsten voor onbepaalde tijd aangegaan: de CSUF en de TRA. De overeenkomsten kunnen per direct beëindigd worden. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedroegen in 2012 € 493 voor de CSUF en € 48 voor de TRA. Met de vermogensbeheerder SNS Asset Management is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De overeenkomst kan per direct beëindigd worden. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedroegen in 2012 ca. € 108, welke in de fondsen verrekend worden. Met de custodian Northern Trust is een overeenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De overeenkomst kan beëindigd worden met een opzegtermijn van 30 dagen. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedroegen in 2012 € 253.
95
2.7 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2012 (Alle bedragen in € x 1.000)
8. Premiebijdragen risico pensioenfonds 2012 Periodieke premies - verplichte verzekering - voortgezette verzekering
Extra storting in verband met dekkingstekort Bijdrage servicefee van de werkgever Koopsommen toeslagverlening
Premie inzake vorig boekjaar
2011
24.583 119 24.702
24.670 83 24.753
25.264
0
300 279 25.843
300 882 1.182
(15) 50.530
(179) 25.756
De kostendekkende - en feitelijke premies zijn als volgt: Kostendekkende premie 48.737 Feitelijke premie (excl BPR) 49.276
25.517 25.756
In afwijking van het boekjaar 2011 wordt er voor 2012 geen actuariële premie geheven, maar wordt een doorsneepremie vastgesteld. De doorsneepremie bedraagt 26% van de salarissom. Vanwege het dekkingstekort per ultimo 2011, heeft de werkgever een extra premie gestort van 25.264. Het fonds voldoet aan de wettelijke eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de kostendekkende premie op basis van de RTS. Ultimo 2011 was de dekkingsgraad lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. In de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever is in het kader van het herstelplan afgesproken dat de werkgever 1/3 van het verschil tussen het minimaal vereist eigen vermogen en het aanwezig eigen vermogen bijstort. De bijstortingsverplichting is berekend op basis van de vastgestelde gegevens per 31 december 2011. De bijstortingsverplichting is vastgesteld direct volgend op de vaststelling van de jaarrekening door het bestuur. De bijstorting is als opbrengst verantwoord in boekjaar 2012. Ultimo 2012 is de dekkingsgraad hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, waardoor er door de werkgever in 2013 geen bijstorting verschuldigd is. De toeslag voor inactieven is voorwaardelijk en is geen onderdeel van de premie. Deze wordt gefinancierd uit beleggingsresultaten of andere middelen van het fonds. Voor de inactieven is in 2013 over boekjaar 2012 geen toeslag verleend. De jaarlijkse toeslag voor actieve deelnemers was tot 1 april 2011 onvoorwaardelijk en de hoogte van de toeslag was afhankelijk van de loonstijging conform de geldende CAO. De toeslag werd gefinancierd uit de premie. Op basis van artikel 251 van RJ 610 werd de voorziening voor de aanspraken die volgden uit de toeslag voor actieven per 1 januari van het
96
volgende boekjaar gevormd per ultimo van het huidige boekjaar. De premie die hierop betrekking had werd eveneens op dat moment verantwoord. Ten aanzien van de C&T-regeling is de toeslagverlening voor actieve deelnemers per 1 april 2011 door de CAO partijen omgezet van een onvoorwaardelijk - naar een voorwaardelijk toeslagbeleid met overgangsregeling. De financiering hiervan vindt, net als bij de inactieve deelnemers, plaats uit de middelen van het fonds. Ook hier is voor de lange termijn de ambitie dat door het behalen van beleggingsresultaten voldoende financiering voor deze toeslagverlening zal worden gevonden. De overgangsregeling houdt in dat het bestuur een Aanvullende toeslag uit de Toeslagreserve actieven (TRA) kan toekennen. Hiervoor is in 2011 door de onderneming eenmalig een bedrag ad € 60.000 beschikbaar gesteld. De bestemming van de TRA is een langdurige ondersteuning van de verwachte realisatie van de toeslagen voor actieven. Als de TRA geen waarde meer heeft wordt de overgangsregeling beëindigd. In verslagjaar was de toeslag voor actieven H&BC nog wel onvoorwaardelijk en de koopsom hiervoor is onderdeel van de premie. In boekjaar 2012 is voor deze groep een toeslag ad 2,25% per ultimo 2012 verwerkt. Dit is een gesloten groep, waarvan een deel bij verkochte bedrijfsonderdelen werkt en tijdelijke voortzetting van pensioenopbouw bij DEPF geniet. De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een medewerkersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgever in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgever ingehouden op het salaris van de medewerkers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgevers- en het medewerkersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven.
9. Premiebijdragen risico deelnemers 2012 Premiebijdragen risico deelnemers
3.597 3.597
2011 2.909 2.909
97
10. Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2012 Directe beleggingsopbrengsten Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal beleggingen
1.503 6.842 13.231 127 419 22.122
Indirecte beleggingsopbrengsten 10.790 54.541 96.946 2.420 -364 164.333
Kosten van vermogensbeheer -288 -1.710 -1.616 -20 -1 -3.635
Totaal
12.005 59.673 108.560 2.528 54 182.820
Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2011 Directe beleggingsopbrengsten Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal beleggingen
1.771 6.401 13.850 97 326 22.445
Indirecte beleggingsopbrengsten -8.372 -29.316 55.659 13.777 97 31.845
Kosten van vermogensbeheer -354 -1.433 -2.704 -12 -9 -4.512
Totaal
-6.955 -24.348 66.805 13.862 414 49.778
De kosten van vermogensbeheer omvatten de kosten die door de custodian en vermogensbeheerder(s) direct bij het fonds in rekening zijn gebracht. Deze kosten bestaan voor € 2.038 uit vaste vergoedingen (2011: 1.650) en voor € 1.597 uit performance gerelateerde vergoedingen (2011: 2.862). Het aandeel van het pensioenfonds in de kosten die door vermogensbeheerders ten laste van beleggingsfondsen zijn gebracht zijn onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten. Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen. Deze zijn eveneens onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten.
98
11. Beleggingsresultaten TRA Beleggingsresultaten TRA 2012 2012
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten van vermogensbeheer
Vastrentende waarden 9.249 Totaal beleggingen 9.249 Beleggingsresultaten TRA 2011 2011
Vastrentende waarden Totaal beleggingen
Indirecte beleggingsopbrengsten
-49 -49
Kosten van vermogensbeheer
97 97
Totaal
9.200 9.200
Totaal
-17 -17
80 80
Eind juli 2011 zijn participaties in beleggingsfondsen aangekocht voor de storting van de werkgever van € 60 miljoen (TRA). De kosten vermogensbeheer voor de TRA worden gedurende het jaar betaald uit de middelen van het fonds. Bij de onttrekking ultimo boekjaar van middelen voor de financiering van een Aanvullende toeslag voor actieven wordt tevens een afgerond bedrag voor deze vermogensbeheerkosten uit de TRA onttrokken
12. Beleggingsresultaten risico deelnemers 2012 Beleggingsresultaten risico deelnemers 2012 Directe beleggingsopbrengsten Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Totaal beleggingen
Indirecte beleggingsopbrengsten
0 8 7 0 15
77 553 753 95 1.477
Totaal
77 561 760 95 1.493
Beleggingsresultaten risico deelnemers 2011 Directe beleggingsopbrengsten Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Totaal beleggingen
5 4 1 0 10
Indirecte beleggingsopbrengsten -170 -241 345 49 -17
Totaal
-165 -237 346 49 -7
99
13. Overige baten 2012 Storting toeslagreserve actieven (TRA) Ontvangen interest rekening-courant Diversen
2011 0 11 0 11
60.000 35 1 60.036
Per 1 april 2011 is de toeslagverlening voor actieve deelnemers in de C&T-regeling gewijzigd van onvoorwaardelijk naar „voorwaardelijk met overgangsregeling‟. Bij deze risicoverschuiving is een eenmalige overgangsregeling afgesproken. De overgangsregeling houdt in dat het bestuur een Aanvullende toeslag uit de Toeslagreserve actieven (Tra) kan toekennen. Hiervoor is in 2011 door de onderneming eenmalig een bedrag ad € 60.000 beschikbaar gesteld. Dit bedrag is in de jaarrekening van 2011 als overige bate verantwoord.
LASTEN 14. Pensioenuitkeringen 2012 Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Eenmalige uitkeringen
2011
49.553 9.689 84 172 59.478
49.448 9.335 125 216 59.124
De post eenmalige uitkeringen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 438,44 (2011: € 427,29) per jaar.
15. Pensioenuitvoeringskosten 2012 Bestuurskosten Kosten verantwoordingsorgaan Kosten visitatiecommissie Administratiekostenvergoeding TKP Administratiekostenvergoeding bestuursbureau Controle- en advieskosten accountants Actuariële certificering Overige actuariële werkzaamheden Overige advieskosten Contributies en bijdragen Overige kosten
2011 24 4 24 683
20 1 0 650
389 55 17 66 27 85 61 1.435
506 57 69 186 20 125 60 1.694
100
Bestuurskosten Onder de bestuurskosten zijn opgenomen onder andere de vacatiegelden en de kostenvergoedingen voor de statutaire bestuurders (2012 € 2 duizend en 2011 € 3 duizend). De bestuurders ontvangen geen andere bezoldigingen van het pensioenfonds voor de uitvoering van hun functie als bestuurslid. Verder zijn onder de bestuurskosten opgenomen opleidingskosten en vergaderkosten.
Dwangsommen en boetes Er zijn, net als vorig jaar, in het verslagjaar geen dwangsommen of boetes aan het pensioenfonds opgelegd.
Accountantshonoraria De honoraria van de externe accountant zijn als volgt: 2012 2011 (x € 1.000): Accountant Totaal Accountant Totaal Controle van de jaarrekening 56 56 54 54 Andere controleopdrachten -1 -1 3 3 Totaal 55 55 57 57
Personeel Het fonds heeft geen personeel in dienst. Er wordt 2,9 FTE (2011: 2,9 FTE) gedetacheerd vanuit de werkgever naar het bestuursbureau. De beheersactiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van TKP dan wel door de custodian en vermogensbeheerders.
16. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en partnerpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
Toeslagverlening De toeslag op pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds streeft ernaar de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer (afgeleid) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Het bestuur kan op basis van een collectieve toeslagmeter achterstanden in de toeslagverlening verminderen door toekenning van een toeslag die hoger ligt dan bovenvermelde maatstaf. De onder dit hoofd opgenomen toename van de voorziening betreft het effect van indexering en overige toeslagen op de voorziening.
101
De toeslagen voor actieven zijn met ingang van 1 april 2011 voorwaardelijk. Uitzondering is de toeslagverlening voor actieven H&BC. Dit is een gesloten groep, waarvan een deel bij verkochte bedrijfsonderdelen werkt en tijdelijke voortzetting van pensioenopbouw bij DEPF geniet. In 2012 was de toeslag voor actieven H&BC onvoorwaardelijk. In boekjaar 2012 is voor deze groep een toeslag ad 2,25% per 1 januari 2013 verwerkt. In boekjaar was de toeslag voor alle actieven nog voorwaardelijk. Het bestuur heeft besloten dat per 1 januari 2013 de basistoeslag nihil is en de aanvullende toeslag 3%. De toeslag voor inactieven is voorwaardelijk en is geen onderdeel van de premie. Deze toeslag wordt gefinancierd uit beleggingsresultaten of andere middelen van het fonds. In boekjaarboekjaar 2012 heeft het bestuur besloten om geen toeslag te verlenen aan de inactieven per 1 januari 2013.
Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen worden opgerent met de 1-jaarsrente van de RTScurve per begin van het boekjaar. In 2012 zijn de pensioenverplichtingen opgerent met 1,5% (2011: 1,3%).
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode.
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. De ontwikkeling van de marktrente vanaf 2010 tot en met 2012 is als volgt: Jaar 2010 2011 2012
Rentepercentage per 31 december 3,45% 2,73% 2,37%
Wijziging overige actuariële uitgangspunten De overige actuariële uitgangspunten bestaan uit de wijziging als gevolg van de ingebruikname van de UFR in 2012.
102
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken met betrekking tot de actuariële waarde.
Aanpassing overlevingsgrondslagen De publicatie in 2012 van het Actuarieel Genootschap van nieuwe informatie over de overlevingskansen van de Nederlandse bevolking gaf het bestuur aanleiding voor verdere actualisering van de door haar gebruikte schattingen bij het berekenen van de technische voorzieningen. Toepassing van de nieuwe prognosetafels en fondsspecifieke ervaringssterfte leidde in 2012 tot een verzwaring van de technische voorzieningen met € 5.383.
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op de kanssystemen en kunnen als volgt worden toegelicht:
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op sterfte Resultaat op arbeidsongeschiktheid Resultaat op mutaties Overige
2012
2011
215 0 88 432 735
50 4 731 0 785
17. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers 2012 Wijziging voorziening voor risico deelnemers
2011
4.444 4.444
1.960 1.960
18. Saldo herverzekering 2012 Premie herverzekering Uitkeringen uit hoofde van herverzekeringen Mutatie premievrije polissen herverzekering Claims herverzekering
2011 587
341
(148)
(149)
117 0
45 (24)
556
213
103
19. Saldo overdracht van rechten 2012 Inkomende waardeoverdrachten overdrachtssom individueel Uitgaande waardeoverdrachten overdrachtssom individueel
2011
(153)
(556)
3.121 2.968
2.610 2.054
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren. Als gevolg van de schommelingen van de dekkingsgraad gedurende het boekjaar is de onderlinge afrekening van waardeoverdrachten een aantal keren tot stilstand gekomen. Zodra de financiële positie van het pensioenfonds dit toeliet zijn de onderlinge waardeoverdrachten weer hervat. Uiteraard zal dan ook de dekkingsgraad van de tegenpartij voldoende moeten zijn.
20. Onttrekkingen risico deelnemers 2012 Onttrekkingen risico deelnemers
2011 645 645
942 942
De onttrekkingen risico deelnemers hebben betrekking op het omzetten van kapitaal uit de beschikbarepremieregeling in pensioenrechten voor deelnemers waarvan de arbeidsovereenkomst is beëindigd of die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt.
21. Overige lasten 2012 Overige
2011 4 4
5 5
104
2.7.1 Verbonden partijen Transacties met bestuurders De bezoldiging van de bestuurders wordt nader toegelicht in de toelichting op de staat van baten en lasten bij de pensioenuitvoeringskosten. Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst d.d. 25 november 2011 afgesloten met Koninklijke Douwe Egberts BV ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. Zie hiervoor hoofdstuk 3.1.
Utrecht, 15 mei 2013 Namens het bestuur van Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds Q. Ligtenstein, voorzitter
R. Burema, secretaris
105
3. Overige gegevens 3.1 Uitvoeringsovereenkomst De rechten en verplichtingen van de stichting en de onderneming zijn vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst d.d. 25 november 2011 welke geldt voor de periode 2011 tot en met 2016 en door vertegenwoordigers van de betrokken partijen is ondertekend. De belangrijkste punten uit deze overeenkomst zijn:
De onderneming stelt aan het begin van het kalenderjaar de geraamde jaarpremie voor de basispensioenregeling beschikbaar door overboeking hiervan aan het pensioenfonds. Deze premie is gebaseerd op een doorsneepremie van 26% van de som van de geraamde pensioensalarissen. Tijdens de vaststelling van het jaarverslag wordt de eindafrekening opgesteld en afgerekend. Voor het jaar 2011 was in plaats van deze doorsneepremie een actuariële premie, verhoogd met solvabiliteitsopslag en een bedrag voor uitvoeringskosten, afgesproken.
Per 1 april 2011 heeft de onderneming een standenregister opgesteld, waarin een deelnemersgroep is vastgelegd met afwijkingen ten aanzien van het maximum salaris in de middelloonregeling en het van toepassing zijnde toeslagbeleid. In geval van onvoorwaardelijk toeslagen is de koopsom hiervoor, verhoogd met solvabiliteitsopslag, als extra bedrag verschuldigd.
De onderneming verbindt zich jegens het pensioenfonds tot het beschikbaar stellen van een extra bijdrage indien zich per balansdatum een dekkingstekort bij het pensioenfonds voordoet. Deze herstelpremie wordt vastgesteld en is verschuldigd nadat de jaarrekening is vastgesteld. De hoogte is gelijk aan 1/3 van het verschil tussen de benodigde middelen voor de minimaal vereiste dekkingsgraad en de aanwezige middelen. Er is zowel een jaarlijks maximum (gelijk aan de feitelijke premie in het voorgaande jaar) en tevens een maximum per herstelplanperiode (gelijk aan € 75 miljoen).
DEPF beheert naast de middelen voor risico van het fonds ook de Toeslagreserve actieven (TRA). Hieruit worden de Aanvullende toeslagen voor actieven, waartoe het bestuur jaarlijks een besluit kan nemen, gefinancierd. Hiervoor geldt een actuariële koopsom, verhoogd met solvabiliteitsopslag.
Indien de dekkingsgraad 150% of hoger is, zal het bestuur een onderzoek laten doen naar de mogelijkheid om een deel van het vermogen als overschot te bestempelen. Daarbij dient eerst voldaan te worden aan eisen ten aanzien van toeslagverlening: gedurende de laatste 10 jaar zijn de gecumuleerde toeslagen minstens gelijk aan de gecumuleerde indexatie op basis van de volledige maatstaf en middels een Continuïteitsanalyse wordt aangetoond dat de verwachte toekomstige toeslagen in lijn met de ambitie liggen.
De onderneming draagt zorg voor de afdracht van de premies van de beschikbare premie-regeling ten behoeve van storting op de individuele beleggingsrekeningen.
106
De onderneming verplicht zich om alle medewerkers die volgens de reglementen voor toetreding in aanmerking komen bij het fonds als deelnemer aan te melden. Het pensioenfonds verplicht zich om deze medewerkers tot het pensioenfonds toe te laten.
De onderneming zal aan de stichting alle gegevens verstrekken, met betrekking tot de deelnemers, hun echtgenoten en kinderen, welke het bestuur voor de uitvoering van de pensioenregeling nodig acht.
De overeenkomst is aangegaan voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2016 en voor het laatst aangepast per 25 november 2011. Op 15 februari 2012 is een addendum vastgesteld waarin (op verzoek van de accountant) een toelichting op de herstelpremie is opgenomen. De overeenkomst kan door elk van de partijen schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste 6 maanden.
3.2 Gebeurtenissen na balansdatum Er zijn geen gebeurtenissen na balansdatum die van invloed zijn op de financiële positie van DEPF per 31 december 2012.
107
3.3 Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds te Joure is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2012.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
-
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en
-
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel
108
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132 (vereist eigen vermogen). De vermogenspositie van Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Apeldoorn, 15 mei 2013
ir. drs. G. Veluwenkamp AAG verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
109
3.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2012 van Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds te Joure gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de winst-en-verliesrekening over 2012 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag , beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).
110
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag , voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 15 mei 2013
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. drs. H.C. van der Rijst RA
111
Bijlage: Overzicht gebruikte afkortingen en begrippen ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van beleggingen, premies en toeslagen. Tevens bevat het de pensioenreglementen en een beschrijving van de organisatie, herverzekering en financiële opzet. Actuaris Een actuaris is een specialist die, met behulp van onder andere technieken uit de levensverzekeringswiskunde, de premie, koopsommen en de voorziening pensioenverplichtingen van het pensioenfonds berekent en de solvabiliteit van het pensioenfonds toetst. AFM Autoriteit Financiële Markten, toezichthouder op pensioenfondsen met betrekking tot gedragscode, communicatie, zorgplicht en dergelijke. Alternatieve Beleggingen Alternatieve beleggingen zijn beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder alternatieve beleggingen vallen bij het fonds momenteel een drietal categorieën: Indirect onroerend goed, Commodities en Infrastructuur. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen en beleggingen. Doel is om het premiebeleid, het toeslagbeleid en het beleggingsbeleid in onderlinge samenhang te onderbouwen. De horizon is meestal 15 jaar. Beleggingsfonds Een beleggingsfonds is in feite een „verzamelpunt‟ voor beleggers. Op dat punt komt het geld van alle in het betreffende fonds investerende beleggers samen. Het totaalbedrag wordt het fondsvermogen genoemd. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals: aandelen, onroerend goed en vastrentende waarden met een nadere onderverdeling in binnen- en buitenlandse beleggingen. Benchmark (index) Een objectieve maatstaf voor zowel de samenstelling als de performance van het belegde vermogen. Een benchmarkindex is een mandje van -bijvoorbeeld- een aantal aandelen. BPR regeling Beschikbarepremieregeling (Defined Contribution) die geldt voor het pensioengevend inkomen boven de maximum grens van de middelloonregeling. BRIC-landen De term BRIC is een afkorting van de landen Brazilië, Rusland, India en China. Commodities Beleggen in commodities kan door direct te investeren in grondstoffen of indirect via bijvoorbeeld termijncontracten, waarbij de waarde is gebaseerd op grondstoffen. Compliance Begrip waarmee wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met geldende weten regelgeving.
112
CSUF (Client Specific Unitised Fund) Beleggingsvehicel, waarin het pensioenfonds diverse financiële instrumenten voor de afdekking van rente- en/of inflatierisico beschikbaar heeft. Custodian Effectenbewaarder die fysieke stukken zoals aandelen en obligaties bewaart. Dekkingsgraad De dekkingsgraad (in %) is de verhouding tussen het vermogen en de voorziening pensioenverplichtingen en is een indicatie in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. DEPF Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds. Derivaten Afgeleide financiële instrumenten, dat wil zeggen financiële contracten, waarvan de waarde wordt afgeleid van een onderliggende waarde (bijv. een aandeel), een referentieprijs of een index (bijv. de AEX-index). De hoofdvormen van derivaten zijn opties, swaps, futures contracten en forward contracten. DNB De Nederlandsche Bank, de belangrijkste toezichthouder op pensioenfondsen. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Emerging Markets Opkomende financiële markten van ontwikkelingslanden. Emerging Markets Debt (EMD) Schuldpapier in Emerging Markets. Minimaal vereist eigen vermogen Het vermogen dat overeenkomt met een dekkingsgraad van 104,2% van de voorziening pensioenverplichtingen. Vereist eigen vermogen Het vermogen dat nodig is om met een hoge mate van zekerheid te voorkomen dat het pensioenfonds binnen één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Financieel Toetsingskader (FTK) De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. FIRM Afkorting voor: Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode, is een geïntegreerde methode voor analyse van risico‟s bij alle typen ondernemingen waarop De Nederlandsche Bank toezicht houdt. Risicogroepen zijn: Matching-/ renterisico Het risico als gevolg van het niet gematcht zijn van activa en passiva (inclusief off-balanceposten) dan wel inkomsten en uitgaven in termen van rentevoet, rentetypische looptijden, basisvaluta, liquiditeit typische looptijden en gevoeligheid voor ontwikkeling in prijspeil. Marktrisico Het risico als gevolg van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van verhandelbare financiële instrumenten binnen een (handels-)portefeuille.
113
Kredietrisico Het risico dat een tegenpartij contractuele of andere overeengekomen verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten, leningen, vorderingen, ontvangen garanties) niet nakomt. Verzekerings-technisch risico Het risico dat uitkeringen niet gefinancierd kunnen worden vanuit premie- en/of beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling en premiestelling van het product. Omgevings-risico Het risico als gevolg van buiten het fonds komende veranderingen op het gebied van belanghebbenden, reputatie en organisatie-klimaat. Operationeel risico Het risico samenhangend met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering. Uitbestedings-risico Het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel wordt geschaad. IT-risico Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continue of onvoldoende beveiligd worden ondersteund door IT. Integriteits-risico Het risico dat de integriteit van het fonds dan wel het financiële stelsel negatief wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding. Juridisch risico Het risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk bedreigd worden van haar rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Governance Goed pensioenfonds bestuur, waaronder begrepen: integer en transparant handelen, verantwoording afleggen over en toezicht op het gevoerde beleid. Zie ook PFG. Herverzekering Het door een pensioenfonds onderbrengen van risico‟s zoals een verhoogd overlijdens- en/of invaliditeitsrisico van deelnemers in een levensverzekeringsovereenkomst bij een levensverzekeraar. Indexatie Indexatie (of toeslag) is het van tijd tot tijd aanpassen van het reeds opgebouwde pensioen aan de (algemene) stijging van de lonen (welvaartsvast) of prijzen (waardevast). Indirect onroerend goed Beleggingscategorie waarbij belegd wordt in beursgenoteerde vastgoedfondsen. IRM Integraal Risico Management, waarbij risico‟s in onderlinge samenhang en als integraal onderdeel van de bestuurscyclus worden ingebed. ISAE 3402 International Standard on Assurance Engagements 3402 (ISAE 3402) is een internationale standaardrapportage over de interne beheersing van uitbestede activiteiten. Koopsom Eenmalige betaling die aan de uitvoerder van de pensioenregeling is verschuldigd en waarvoor een bepaalde pensioenaanspraak wordt ingekocht. In beginsel is een koopsom dus een eenmalige betaling.
114
LAT (Leidraad actieven toeslag) Fictieve dekkingsgraad, waarbij de teller wordt gebaseerd op de som van de TRA en de in verhouding aan de actieven toe te wijzen vermogen verminderd met de in dezelfde verhouding bijbehorende schulden; de noemer wordt gebaseerd op de VPV voor de actieven. Nominale zekerheid De regels van het FTK zijn bedoeld om een hoge mate van zekerheid te bereiken dat toegezegde pensioenen ook daadwerkelijk worden nagekomen. Gekozen is voor een risicovrije rentevoet (zie Rentetermijnstructuur) en een zekerheidsmaat van 97,5%. Als het fonds hieraan voldoet is sprake van een voldoende solvabiliteit. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Out performance Het verschil tussen het behaalde rendement en het rendement van de benchmark (positief of negatief). Dit verschil geeft aan hoeveel waarde is toegevoegd door middel van actief beleggen. Overlevingstafels Overlevingstafels geven de gemiddelde overlevings- en sterftefrequenties voor de bevolking weer en worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en voorzieningen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte overlevingstafels afgeleid. Partnerpensioen Hieronder vallen de voormalige weduwe-, weduwnaars- en partnerpensioen en geeft een overlijdensdekking aan de partner zoals gedefinieerd in het pensioenreglement. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet (PW) in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid betreffende pensioenen. PFG Pension Fund Governance (PFG) is het geheel aan regels die zijn opgesteld om de besturing van een pensioenfonds te verbeteren. In het Burgerlijk Wetboek en de Pensioenwet staan verschillende bepalingen waarop de principes waarnaar een pensioenfonds moet opereren worden gebaseerd. Rating De rating van een belegging of een onderneming geeft het kredietrisico of debiteurenrisico van een bepaalde belegging weer. De kwaliteit van een belegging wordt sterk bepaald door de rating. Reële ambitie Het streven naar een waarde- of welvaartsvast pensioen. De reële ambitie is niet gefinancierd en de mate waarin deze kan worden gerealiseerd hangt af van de mate waarin risico‟s worden gelopen en beloond. Rente Termijn Structuur (RTS) Maandelijks door DNB gepubliceerde marktrente met een looptijd van 1 tot 60 jaar, waarmee de toekomstige cashflow van de verplichtingen contant moet worden gemaakt. Service Level Agreement (SLA) Een Service Level Agreement (SLA) is een schriftelijke overeenkomst tussen een aanbieder en een afnemer van diensten. In een SLA worden de te leveren diensten, de rechten en plichten en het overeengekomen kwaliteitsniveau vastgelegd.
115
Solvabiliteit De mate waarin het pensioenfonds in staat is om negatieve financiële ontwikkelingen op te vangen. SRI (Social Responsible Investments) Beleggingen waarbij duurzaam wordt belegd in ondernemingen die laten zien dat zij zich opstellen als een verantwoordelijk wereldburger, die zich bekommeren om hun medewerkers en zich inzetten voor het milieu. Strategische beleggingsmix De lange termijn verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, onroerend goed). Deze verdeling wordt veelal gebaseerd op een ALM-studie. Swap/ Swaption Een (rente)swap is een afspraak tussen twee partijen, waarbij vaste en variabele renten tegen elkaar geruild kunnen worden. De swaption is een optie op een swap die het recht geeft, maar niet de verplichting, om een swap tegen vooraf bepaalde voorwaarden af te sluiten op een bepaald tijdstip. TRA (Toeslag reserve actieven) Bestemde reserve ten behoeve van aanvullende toeslagverlening voor actieve deelnemers. Tracking error Statistische maatstaf die weergeeft hoe groot de kans is dat de outperformance zal afwijken van nul. De tracking error is de standaarddeviatie van de outperformance. Het is een maatstaf voor het meten van het extra risico van de portefeuille ten opzichte van de benchmark. UFR (Ultimate Forward Rate) Een lange termijn rente die door DNB wordt gehanteerd om de Rentetermijnstructuur voor looptijden vanaf 20 jaar vast te stellen. Valutahedging Het afdekken van valutarisico door middel van valutatermijntransacties (forward contracts FX). Vastrentende waarden Verzamelnaam voor beleggingen waarop in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt. Voorbeelden van vastrentende waarden zijn obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Verantwoordingsorgaan (VO) Het orgaan waarin volgens de PFG principes de belanghebbenden (actieve deelnemers, gepensioneerden en werkgever) vertegenwoordigd zijn en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Vermogensbeheerder Een professionele beheerder van vermogens. Vermogensbeheerders zijn vaak onderdeel van een bank, dan wel financiële instelling en moeten in Nederland geregistreerd zijn bij de Autoriteit Financiële Markten. Visitatiecommissie De in de Principes voor goed pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan van externe onafhankelijke deskundigen dat toezicht houdt op het functioneren van het bestuur. Waardeoverdracht Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. Zakelijke waarden Verzamelnaam voor beleggingen in aandelen en beleggingen in onroerend goed. Deze beleggingen worden ook wel aangeduid als risicodragend.
116
117
Jaarverslag 2012 Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds Postbus 2, 3500 CA Utrecht www.depensioenfonds.nl
118