Jaarverslag interprovinciale milieuprojecten PRISMA 2012
IPO-publicatienummer 308
Pagina 2 van 34
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Samenvatting
4
1.1 1.2. 1.3. 1.4.
4 4 8
1.5.
Inleiding Projectresultaten op hoofdlijnen Financiën op hoofdlijnen Stand van zaken inclusief overlopende budgetten en aangegane verplichtingen Planning en control
9 10
Hoofdstuk 2 Uitvoering Projecten
11
1 2
11
2A 3 3A 4 5 6A 6A1 6B 6C 6D 6D1 6E 6F 6G 7 8 9 10
Duurzame economie, duurzame energie en innovatie Draaiboek SWUNG 2 (Samen Werken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid) Best Beschikbare Techniek (BBT) voor geluid in Wm vergunningverlening (PRISMA 2011) Standaardoutput Nieuw Nationaal Model Luchtverontreiniging Provinciaal profijt van biodiversiteit (PRISMA 2011) Onderzoek duurzaam stortbeheer Bodemverdichting kwetsbare gebieden Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) Landelijke handhavingsstrategie (later toegevoegd project) Expertise verdeling toezicht afvalbedrijven over RUD’s Doorontwikkeling systeemgericht toezicht Innovatie Toezicht binnen het programma Landelijke Aanpak Toezicht (LAT) Risicovolle bedrijven Inspectie tankopslag van brandbare vloeistof volgens PGS 29 (later toegevoegd project) Afgestemde provinciale regievoering op de groene handhaving Implementatie kwaliteitsregie nieuwe stijl Kaderstelling vergunningverlening Handhaving Wet luchtvaart IMPEL (Europees netwerk milieuhandhaving) Kerngroep Europees milieu- en klimaatbeleid (KEM) Kerngroep Milieu Regelgeving (KMR)
12 12 13 13 14 15 17 18 19 20 21 22 23 23 24 25 26 26 27
Hoofdstuk 3 Organisatie en Financiën
28
3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
28 29 30 31
Organisatie Financiën Toelichting jaarrekening Kassiersfunctie PRISMA
Hoofdstuk 4 Verschenen en binnenkort te verschijnen publicaties
Pagina 3 van 34
33
Hoofdstuk 1 Samenvatting 1.1 Inleiding De provincies werken in interprovinciaal verband sinds 1990 samen aan de uitvoering van het milieubeleid. De uitvoering van het milieubeleid werd, naast opname in het eigen provinciaal beleid, interprovinciaal en projectmatig opgepakt. Interprovinciaal, waar dat uit oogpunt van efficiëntie, effectiviteit en eenduidigheid, wenselijk was, en projectmatig, vanwege de noodzaak om op korte termijn resultaten te boeken. Sindsdien wordt elk jaar via interprovinciale milieuprojecten gewerkt aan het halen van milieudoelen. Tot 2004 onder de noemer IPM (Interprovinciale Projectorganisatie Milieu). Sinds 2005 gebeurt dit onder de titel PRogramma IPO Strategische Milieu Agenda (PRISMA). In dit jaarverslag wordt verantwoording afgelegd over PRISMA 2012, de interprovinciale milieuprojecten die in 2012 zijn uitgevoerd. Naast deze samenvatting bestaat het verslag uit twee onderdelen. In hoofdstuk 2 wordt inhoudelijk en financieel op projectniveau op de PRISMA-projecten ingegaan. Hoofdstuk 3 richt zich op de organisatie en de totale financiën. 2012 was het laatste volwaardige jaar van PRISMA. In 2013 wordt een beperkt aantal meerjarige projecten afgerond. Vanaf 2014 worden projecten georganiseerd langs de nieuwe IPO-organisatiestructuur waarvan milieu geen apart onderdeel meer uitmaakt. Milieu wordt facetbeleid. 1.2 Projectresultaten op hoofdlijnen Er zijn vorig jaar in totaal 20 interprovinciale milieuprojecten uitgevoerd: aan de geplande 16 projecten zijn aan het eind van het jaar nog twee urgente projecten toegevoegd. Tevens wordt in dit jaarverslag aandacht besteed aan twee uitgelopen projecten uit 2011. Er is een grote oogst aan producten. Hieronder volgt een overzicht per thema. De milieuthema’s waren: Integrale projecten: 1. Ruimte voor klimaat: adaptatie en mitigatie Sectorale beleidsthema’s: 2. Geluid 3. Luchtkwaliteit 4. Biodiversiteit 5. Bodemkwaliteit 6. Informeren burgers (risicokaarten, gezondheidskaarten) 7. (Leren voor) duurzame ontwikkeling 8. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) 9. Organisatie uitvoering vergunningverlening en handhaving 10. Europees milieubeleid Voor het milieuthema ‘Ruimte voor Klimaat en Duurzame Energie’ is één project uitgevoerd: Duurzame economie, duurzame energie en innovatie De noodzakelijke koers naar systeemverandering voor duurzame energie in een duurzame economie is vastgesteld met de ‘IPO Uitvoeringsagenda 2012-2013 Kennis en Uitwisseling Energietransitie en Innovatie, bouwsteen voor duurzame regionale economie’. De onderhandelingen met het rijk over windenergie (6.000 MW wind op land) liepen het gehele jaar door. Naar verwachting wordt in januari 2013 een energieakkoord met het rijk gesloten over 16% duurzame energieproductie in 2020. Verder is gewerkt aan financieringsstrategieën, biomassastromen en de lobby voor groen gas als mobiliteitsbrandstof.
Pagina 4 van 34
Voor het milieuthema ‘Geluid’ zijn twee projecten uitgevoerd: Draaiboek SWUNG 2 (Samen Werken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid) De beoogde geluidwetgeving voor wegverkeerslawaai beheerst het geluid rondom provinciale wegen met geluidproductieplafonds. Om hiermee te kunnen instemmen was kosteninzicht noodzakelijk. Het blijkt dat er meerkosten te verwachten zijn ten opzichte van het huidige systeem. Door middel van het toepassen van mogelijkheden voor maatwerk kunnen deze meerkosten in de hand gehouden worden. Het tweede deel van het project richt zich op de noodzakelijke nieuwe werkwijzen en procedures. Dit deelproject wordt in 2013 afgerond. Best Beschikbare Techniek (BBT) voor geluid in Wm vergunningverlening (PRISMA 2011) In vergunningen worden eisen gesteld aan de geluidproductie van bedrijven. De vraag is wat de best beschikbare technieken (BBT) zijn om geluidemissie in een bepaalde bedrijfstak te beperken. Ook is het belangrijk om te weten in hoeverre die technieken in vergunningen kunnen worden voorgeschreven. De opgeleverde notities gaan in op bovengestelde vragen. Het betreft een project uit PRISMA 2011 dat in 2012 is afgerond. Voor het milieuthema ‘Luchtkwaliteit’ is één project uitgevoerd: Standaardoutput Nieuw Nationaal Model Luchtverontreiniging Het vergunningverlenend bevoegd gezag moet emissies van bedrijven op de luchtkwaliteit beoordelen. Berekeningen worden uitgevoerd met modellen. Het project heeft tot doel om de output te uniformeren en beter leesbaar en vooral controleerbaar te maken. Het platform waarin alle overheden en adviesbureaus afspraken maken over modellering van luchtverontreiniging was positief over deze uniformering. De oplevering van de standaardoutput is in maart 2013, gelijktijdig met de jaarlijkse update van de modellen. Voor het milieuthema ‘Biodiversiteit’ is één project uit 2011 afgerond: Provinciaal profijt van biodiversiteit (PRISMA 2011) Provinciaal biodiversiteitsbeleid kan een bijdrage leveren aan het realiseren van (provinciale) doelen op het gebied van recreatie, water, vestigingsklimaat, landbouw en energie. De opgestelde brochure ‘Provinciaal Profijt van Biodiversiteit’ laat praktijkvoorbeelden uit alle twaalf provincies zien. Door biodiversiteit slim te verbinden aan economische en ruimtelijke functies kunnen bewoners en bedrijven profiteren van de positieve functies van biodiversiteit. Voor het milieuthema ‘Bodemkwaliteit’ zijn twee projecten uitgevoerd: Onderzoek duurzaam stortbeheer Er wordt geprobeerd de risico’s van afvalberging (stortplaatsen) te reduceren waardoor risico’s van aantasting van de bodemkwaliteit niet worden doorgeschoven naar volgende generaties. Het experiment duurt 10 jaar en vindt plaats op drie stortplaatsen (NoordBrabant, Flevoland en Noord-Holland). Indien het slaagt, worden deze locaties verduurzaamd en is geen bovenafdichting (vloeistofdichte afdekking) meer nodig (kostenbesparing!). De financiering van het project ligt voornamelijk bij de Vereniging van Afvalbedrijven. Naast de bijdrage vanuit PRISMA heeft ook het ministerie I&M in het project geïnvesteerd. Bodemverdichting kwetsbare gebieden De studie heeft geresulteerd in kaartmateriaal voor heel Nederland waarop het risico voor ondergrondverdichting is aangegeven. Deze risicokaarten zijn een hulpmiddel om na te gaan waar maatregelen zinvol zijn. Ondergrondverdichting is een serieuze bodembedreiging en kan o.a. leiden tot wateroverlast. In 2013 wordt fase 2 uitgevoerd waarin duidelijk wordt in welke gebieden bodemverdichting zich voordoet en er verificatie in het veld plaatsvindt.
Pagina 5 van 34
Vervolgens kan met deze resultaten een transitie naar een duurzamer bodemgebruik worden gemaakt. Voor het milieuthema ‘Organisatie uitvoering vergunningverlening en handhaving’ zijn 11 projecten uitgevoerd: Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) In 2008 heeft het IPO afspraken gemaakt met het kabinet en de VNG over de organisatie van de omgevingstaken voor vergunningverlening, toezicht en handhaving in op te richten regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s). Ook zijn afspraken gemaakt over kwaliteitsverbetering, onderlinge informatievoorziening en uitwisseling, decentralisatie van taken, vereenvoudiging van het interbestuurlijk toezicht en aanpak van de ketenhandhaving. Het PRISMA-project is ingezet voor de ondersteuning van de provincies bij de kennisuitwisseling en het tot stand brengen van het landsdekkend stelsel van uitvoeringsdiensten. Een van de bijdragen was de organisatie en afstemming van de ICTontwikkeling. Ook werd een IPO-advies opgesteld over de organisatie van de taken op het gebied van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO). Nog niet alle RUD’s zijn operationeel. De opdrachtgeversrol van de provincies moet ook nog nadere invulling krijgen. Landelijke handhavingsstrategie (later toegevoegd project) Een gemeenschappelijke handhavingsstrategie voor de leefomgeving biedt gelijk speelveld voor bedrijven, maar ook een uniform kader voor opdrachtgevers van regionale uitvoeringsdiensten (RUD's). In 2012 zijn de hoofdlijnen voor het project en het te bereiken resultaat geformuleerd. In 2013 werkt een projectgroep aan een voorstel voor de gezamenlijke handhavingstrategie. Bestuurlijke vaststelling is gepland voor juli 2013. Expertise verdeling toezicht afvalbedrijven over RUD’s Provinciale toezichthouders uit alle provincies hebben gezamenlijk voor 5 afvalbranches brancheteams opgericht en instrumenten ontwikkeld. De 5 afvalbranches zijn puinbrekers, autodemontage, afvalverbranders, metaalrecycling en op- en overslag bedrijven. In 2012 zijn alle teams binnen hun provincies aan de slag gegaan met de brancheplannen met de belangrijkste risico’s, wetgeving en beschrijving van de betreffende branche. Afgesproken is om de afvalbedrijven in die branches op vergelijkbare wijze te inspecteren op de hoogste risico’s binnen de bedrijven. In 2012 is een duidelijke toename van het gebruik van de instrumenten geconstateerd, zowel in aantal bedrijven als provincies die ze toepassen. Doorontwikkeling systeemgericht toezicht Provinciale toezichthouders onderzoeken hoe zij beter toezicht op bedrijven kunnen uitoefenen door gebruik te maken van de bedrijfseigen beheerssystemen. In 2012 is een evaluatie uitgevoerd. Belangrijke lessen zijn dat een dergelijke aanpak de nodige doorlooptijd, doorzettingsvermogen, extra inzet bij aanvang en vooral draagvlak bij management en bestuur vereist bij zowel bedrijfsleven als overheid. Systeemgericht toezicht levert op termijn een tijdsbesparing op, en ook een duidelijk betere verstandhouding, begrip en opener houding. Het is niet zo dat overtredingen niet meer voorkomen, maar er is eerder overleg en bijsturing mogelijk. Innovatie toezicht binnen het programma Landelijke Aanpak Toezicht Risicovolle bedrijven Het programma werkt aan de verbetering van het toezicht op risicovolle bedrijven. De eerste jaarlijkse monitor rapportage over naleving en handhaving van risicobedrijven is op 16 juli 2012 aangeboden aan de Tweede Kamer. De dit jaar ontwikkelde uniforme handhavingstrategie zal naar verwachting op enigerlei wijze een wettelijke grondslag krijgen. Verder zijn kwaliteitscriteria opgesteld, welke van toepassing zijn op alle toezichthouders van risicovolle bedrijven.
Pagina 6 van 34
Inspectie tankopslag van brandbare vloeistof volgens PGS 29 (later toegevoegd project) Dit project heeft als doel eenduidige inspectie van grote tankinstallaties (meer dan 150 m3) die vallen onder de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen nummer 29 ‘richtlijn voor bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in tanks’. Er zijn inspectieplanningen opgesteld voor een representatief beeld over de ‘staat van veiligheid’ van de opslagtanks. Verder is een eenduidige inspectie- en sanctiemethodiek afgesproken. Er zijn overleggen zijn gevoerd met brancheverenigingen en er is een informatiebijeenkomst georganiseerd. Een overlegtafel wordt opgericht, waarbij een belangrijk uitgangspunt blijft dat de bedrijven zelf verantwoordelijk zijn voor de veiligheid. Afgestemde provinciale regievoering op de groene handhaving In 2012 is het ‘Basisniveau provinciale regievoering groene handhaving’ vastgesteld, uitvloeisel van het convenant nalevingstrategie natuurwetgeving. Het begeleidende interprovinciale regieplatform Groene Handhaving werkt onder de vlag van ’Vitaal Platteland’ en wordt gevormd door 12 provinciale ‘groene regisseurs’. Het platform is de provinciale ingang geworden voor landelijke groene organisaties zoals o.a. Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en provinciale landschappen, en voor de politie, Nederlandse Voedselen Warenautoriteit, Economische Zaken etc. Met deze organisaties worden samenwerkingsverbanden opgezet om te komen tot een (programmatisch) handhavingsplan op de natuurwetgeving. Implementatie kwaliteitsregie nieuwe stijl Provincies hebben een wettelijke taak om ervoor te zorgen dat gemeenten, provincies en waterschappen zich houden aan wettelijke kwaliteitscriteria bij de organisatie van de handhaving van het fysieke leefdomein (milieu, ruimtelijke ordening, bouwen en wonen). Provincies hebben eveneens een wettelijke taak in de coördinatie van de handhavingssamenwerking tussen overheden. Door de komst van het nieuwe systeem van interbestuurlijk toezicht (kwaliteitstoets) en de komst van de regionale uitvoeringsdiensten (handhaving) was het nodig om beide taken opnieuw te positioneren. Het rijk dreigde aanvankelijk beide provinciale taken te schrappen. Veelvuldige afstemming heeft er toe geleid dat beide taken in het nieuwe landelijke stelsel overeind blijven. Er is een onderscheid gemaakt tussen de provinciale kwaliteitsregietaak en het nieuwe provinciale interbestuurlijke toezicht. In 2012 is ook gewerkt aan nieuwe kwaliteitscriteria, en aan een implementatieplan om ervoor te zorgen dat alle betrokken overheden per 2015 aan de nieuwe kwaliteitseisen voldoen. Kaderstelling vergunningverlening De provincies ontwikkelen sinds 2006 gezamenlijke kaders voor vergunningverlening op milieugebied. De kaders omvatten per milieuaspect een overzicht van de relevante wet- en regelgeving en standaardteksten voor de omgevingsvergunningen (considerans, voorschriften). In 2012 zijn de kaderstellende teksten aangepast aan gewijzigde regelgeving en jurisprudentie en is op verzoek van de waterbeheerders overleg geweest voor het toestaan van een nieuwe methode voor bodembescherming bij baggerdepots. In 2013 wordt gestart met de transitie om de kaderstelling voor vergunningverlening over te dragen aan de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s). Handhaving Wet luchtvaart Door wijzigingen in de Wet luchtvaart zijn taken en bevoegdheden op het gebied van de kleine en recreatieve luchtvaart van het rijk naar de provincies gegaan. De voornaamste doelstelling van het project was het oplossen van ontstane onduidelijkheden in bevoegdheden. Daarnaast is verhelderd welke sancties mogen worden toegepast bij overtredingen en wat daarvan de maximale hoogte kan zijn. Ook is een stramien opgesteld voor provinciale toezichtplannen. Tijdens een handhavingsdag zijn knelpunten in samenwerking en communicatie op het gebied van de kleine en recreatieve luchtvaart tussen rijk en provincie besproken.
Pagina 7 van 34
IMPEL (Europees netwerk milieuhandhaving) In 2012 is gewerkt aan systeemgericht toezicht Hiervoor wordt samenwerking met multinationals en universiteiten in EU-lidstaten gezocht. Verder is op basis van het onderzoek een gesprek gestart met Europese Commissie over verbetering van de EUregelgeving t.a.v. milieumanagementsystemen (EMAS). In 2012 is verder geïnvesteerd in een Europees kennisnetwerk rond vergunningverlening en handhaving bij intensieve varkenshouderijen en bij afvalstortplaatsen. Door de provincie Utrecht zijn twee workshops georganiseerd en er werden gezamenlijk inspecties uitgevoerd in Slovenië en Roemenië. Voor het milieuthema ‘Europees Milieubeleid’ zijn twee projecten uitgevoerd: Kerngroep Europees milieu- en klimaatbeleid (KEM) In 2012 is de KEM opgeheven. Onder voorzitterschap van gedeputeerde Tanja Klip-Martin heeft Drenthe (tezamen met Fryslân en Groningen) de 10e ENCORE conferentie van september 2012 georganiseerd. ENCORE is het Europese netwerk van regionale milieubestuurders. De bekostiging van de nieuwsbrief ENDS Daily komt in de toekomst ten laste van de HNP-begroting. De Milieuverkenner (overzicht van Europese en Nederlandse milieudossiers) is ondergebracht bij Europa Decentraal en wordt voortaan gefinancierd via de kassiersbegroting bij het IPO. Kerngroep Milieu Regelgeving (KMR) Tegelijk met de KEM is ook de KMR opgeheven. Het jaar stond in het teken van de nette afwikkeling en afbouw van KMR-zaken waaronder de Milieuverkenner (zie KEM). Er zijn in 2012 geen projecten ontwikkeld voor de milieuthema’s ‘Informeren burgers’, ‘(Leren voor) duurzame ontwikkeling’, en ‘Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)’. Samengevat hebben de projecten goede resultaten opgeleverd ter versterking van de interprovinciale samenwerking op milieugebied. Een aantal projecten heeft iets meer tijd nodig en wordt in 2013 afgerond. Eind 2011 hebben de milieugedeputeerden besloten om in het kader van de bezuinigingen en de transitie van het IPO (milieu wordt facetbeleid) na 20 jaar te stoppen met de kwartaalnieuwsbrief IPO Milieuwerk. Het slotnummer verscheen in december 2011. De nieuwsbrief is derhalve niet meer uitgebracht in 2012. De rapporten die de verschillende PRISMA-projecten opleveren, werden van oudsher beschikbaar gesteld via de website www.monitoringportaal.nl. Het monitoringportaal is per 1 juli 2012 gestopt. De rapporten zijn overgezet naar de IPO-website zodat ze voortaan te vinden zijn op www.ipo.nl. 1.3. Financiën op hoofdlijnen De PRISMA-jaarrekening kan grofweg in vier onderdelen worden verdeeld: vergaderkosten; communicatie en representatie; externe adviezen voor de interprovinciale milieuprojecten; en overige geldstromen. Hieronder wordt stilgestaan bij de genoemde onderdelen waarbij alleen de inkomsten en uitgaven worden belicht. In paragraaf 1.4 wordt het totaalbeeld geschetst waarbij ook de overlopende budgetten en openstaande verplichtingen uit voorgaande jaren worden betrokken. De volledige cijfers staan in hoofdstuk 3. Vergaderkosten De vergaderkosten zijn ruim onder de raming gebleven. De in gang gezette lijn om kritisch te kijken naar de vergaderlocaties betaalt zich wederom uit. Er wordt scherp toegezien op het naleven van de regel dat vergaderruimten altijd via het IPO-secretariaat worden aangevraagd. Lunches worden slechts sporadisch verschaft. Ook het feit dat de verschillende interprovinciale groepen zoveel als mogelijk gebruik maken van de eigen
Pagina 8 van 34
provinciehuizen, draagt hiertoe bij. Een deel van het vergaderbudget is overgeheveld naar projecten die aanvullende budgetbehoefte hadden. Communicatie en representatie De kosten voor communicatie, publicaties en websites, zijn ook binnen de begroting gebleven. Dit heeft o.a. te maken met het vervallen van de nieuwsbrief IPO-milieuwerk. Een deel van het communicatiebudget is overgeheveld naar projecten die aanvullende budgetbehoefte hadden. Interprovinciale milieuprojecten Het jaar ging van start met 16 projecten. Omdat er eind 2011 budget over was, is een aantal projecten van PRISMA 2012 alvast uit budget 2011 van start gegaan. Door verschuiving tussen budgetten zijn er in de loop van het jaar twee projecten toegevoegd. De meeste projecten zijn binnen hun budget gebleven. Enkele projecten hebben door verschuivingen aanvullend budget toegewezen gekregen. Totaal De totale uitgaven en verplichtingen bleven binnen het totale PRISMA-jaarbudget van € 1.061.104. Er was aan het eind van het kalenderjaar 3.827 euro over van PRISMA 2012 waarvoor geen verplichting is aangegaan. Gezien de geringe omvang wordt voorgesteld om dit nu nog niet terug te storten naar de 12 provincies, maar om te gebruiken voor eventuele tegenvallers, bijvoorbeeld door de verhoging van het btw-tarief van 19% naar 21% per 1 oktober 2012 waardoor facturen hoger kunnen uitvallen. Overige geldstromen Met de kassiersfunctie wordt tevens verantwoording afgelegd over de extra budgetten die door het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) rechtstreeks aan het IPO zijn overgemaakt. Het ging in 2012 om de volgende geldstroom: - Samenwerkingsknooppunten (SKP) decentrale handhavingstructuur. Dit is de opvolger van de SEPH (servicepunten handhaving). Het betreft een geldstroom van het ministerie I&M waarvoor de kassiersfunctie sinds 2008 bij het IPO is neergelegd. 1.4.
Stand van zaken inclusief overlopende budgetten en aangegane verplichtingen In de vorige paragraaf is in hoofdlijnen ingegaan op de inkomsten en uitgaven. Dit geeft echter een beperkt beeld van de financiële werkelijkheid. Om een vollediger beeld te kunnen schetsen dienen ook de overlopende budgetten en verplichtingen uit voorgaande jaren te worden meegenomen. In deze paragraaf wordt een onderscheid gemaakt tussen het reguliere PRISMA-budget en de andere geldstromen. Het reguliere budget bestaat uit de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor de reguliere interprovinciale milieuprojecten. De andere geldstromen zijn in de vorige paragraaf benoemd. Regulier PRISMA-budget Overlopend budget voorgaande jaren Bijdragen provincies
€ 619.859 € 1.061.104 ========== € 1.680.963 - € 862.780 ========== € 818.183 - € 784.380 ========== € 33.803
Totale inkomsten Totale uitgaven (incl. btw) Vooruit ontvangen baten Openstaande verplichtingen restbudget
Het totaal bestaat uit resterende projectbudgetten waarvoor geen verplichtingen zijn aangegaan, plus de resultante van een opschoningactie van oude verplichtingen uit voorgaande jaren waarvoor geen facturen meer zullen binnenkomen. Pagina 9 van 34
Overige geldstromen Samenwerkingsknooppunten (SKP) decentrale handhavingsstructuur Bijdrage I&M Uitgaven Restbudget
€ 169.584 - € 169.584 ========== €0
1.5. Planning en control De aansturing en planning en control van de PRISMA-projecten lag tot eind 2011 bij de Brede Overleg- en Adviesgroep Milieu (BOAG Milieu). Vanwege het opheffen van de BOAG Milieu en de IPO-adviescommissie Milieu was er geen milieugremium waarin de voortgang van de milieuprojecten besproken kon worden, en is de eerste PRISMA-kwartaalrapportage ter goedkeuring aan de Kring van Provinciesecretarissen voorgelegd. Deze Kring heeft besloten dat de kwartaalrapportages voortaan aan de adviescommissie Duurzame Ruimtelijke Ontwikkeling en Waterbeheer (DROW) zal worden voorgelegd. De coördinatie van de PRISMA-projecten is in handen van de PRISMA-coördinator van het IPO-secretariaat. Bij het opmaken van het jaarverslag is de verplichtingenadministratie een nuttig hulpmiddel om zichtbaar te maken welke verplichtingen nog betaald moeten worden. Het resultaat daarvan treft u aan in § 3.2. Om de financiële discipline aan te halen heeft de toenmalige Managementgroep Milieu en Water (MMW) op 3 juni 2004 besloten dat uiterlijk 1 september van het boekjaar een substantieel deel van het budget dat aan een project is toegekend moet zijn omgezet in een verplichting. Indien dit niet is gebeurd, dan komt dit budget in beginsel weer vrij te vallen. Het voormalige Managementberaad Milieu en Water (MBMW) heeft op 13 januari 2005 de ‘Handleiding Planning en Control Projectbudgetten’ vastgesteld. Hierin wordt aangegeven hoe projectleiders van interprovinciale projecten moeten omgaan met toegekende budgetten.
Pagina 10 van 34
Hoofdstuk 2 Uitvoering projecten Thema 1 Ruimte voor klimaat: adaptatie en mitigatie Project 1 Duurzame economie, duurzame energie en innovatie Inhoud De belangrijkste inzet van het project Duurzame economie, duurzame energie en innovatie in 2012 was om de agenda en inzet vast te stellen van de noodzakelijke koers naar de systeemverandering voor duurzame energie in een duurzame economie. De bestuurlijke adviescommissie Regionale Economie en Energie heeft deze agenda in november vastgesteld (IPO Uitvoeringsagenda 2012-2013 Kennis en Uitwisseling Energietransitie en Innovatie, bouwsteen voor duurzame regionale economie). Vooruitlopend op deze agenda liepen de onderhandelingen met het rijk over windenergie het gehele jaar door. Door de dreiging om de rijkcoördinatieregeling in te zetten op projecten buiten de provinciale zoekgebieden stonden de verhoudingen op scherp, zeker nadat de motie-Dikkers was aangenomen door de Tweede Kamer die de provincies verplichtte om nog in 2012 ruimte te maken voor 6.000 MW wind op land. Het IPO-bod is in december 2012 besproken met minister Kamp die de discussie meteen verbreedde naar de inzet op de nieuwe doelstelling voor 16% duurzame energieproductie in 2020. Deze verbreding en het aanbod van de minister dat het IPO met EZ samen de opties voor de duurzame energieproductie mag uitwerken, brachten de uitvoering van de IPO-agenda voor een systeemverandering in een stroomversnelling. Naar verwachting wordt het energieakkoord met het rijk in januari 2013 gesloten. Het IPO kon daarnaast ook een stevige positie innemen in de uitwerking van het SERenergieakkoord dat in het voorjaar 2013 gaat lopen. De kennis en expertise die het IPO heeft opgebouwd rond de economische kansen van duurzame energie en energiebesparing en de kansen voor innovatie zullen worden ingezet. Ook het rapport over de financieringsstrategieën dat eind 2012 is afgerond wordt ingezet in de komende maanden (‘Financieringsstrategie voor provincies voor duurzame energie en energiebesparing met private en publieke middelen’, Haute Equipe en RebelGroup, 6 december 2012, binnenkort op IPO-website). Daarnaast is in 2012 gestart met de verkenning over de biomassastromen en is de lobby over groen gas als mobiliteitsbrandstof intensief met onze partners doorgezet. De opbouw monitoringssystematiek voor CO2 wordt door een interprovinciale begeleidingsgroep aangestuurd samen met 18 gemeenten en Agentschap NL. Rond de Klimaateffectenatlas zijn de IPO-activiteiten beëindigd. Projectleider De projectleider is Marten van der Gaag van het Interprovinciaal Overleg. Op onderdelen vond ondersteuning plaats door Matthijs Mahler van het Interprovinciaal Overleg. Financiën Het projectbudget bedroeg 100.000 euro. Hiervan zijn opdrachten verleend aan CE Delft (paper groene groei), TNO (paper energietransitie), Stadsregio Arnhem (groen gas lobby), adviesbureau KNN (biomassastromen) en Lysias (financieringsstrategieën). Het restbedrag van 655,44 euro valt vrij. Daarnaast is eind december opdracht verleend aan Ecofys voor actualisatie van de duurzame energiemix (41.745 euro). Dit is bekostigd uit onbenutte PRISMA-middelen (vergaderkosten en PM-post). N.B. De opdracht aan Haute Equipe van 21 december 2011 was nog van het vorige verslagjaar. Pagina 11 van 34
Thema 2 Geluid Project 2 SWUNG 2 (Samen Werken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid) Inhoud Door het ministerie wordt, in samenwerking met diverse partijen waaronder het IPO, nieuwe geluidwetgeving voor wegverkeers- en industrielawaai ontwikkeld. Dit gebeurt onder de naam SWUNG. Dit heeft voor de geluidbeheersing rondom provinciale wegen grote gevolgen. Centraal hierbij staat dat geluid in principe niet ongeremd mag toenemen, hetgeen geborgd gaat worden door geluidproductieplafonds. Om met deze systematiek bestuurlijk te kunnen instemmen, was inzicht in de kosten van het nieuwe systeem noodzakelijk. Dit is in het eerste deel van het PRISMA-project onderzocht. Door alle kostenposten in kaart te brengen en te kwantificeren bleek dat er meerkosten te verwachten waren ten opzichte van het huidige systeem. Doel was echter om kostenneutraal over te gaan op een nieuw systeem. Door middel van het toepassen van mogelijkheden voor maatwerk kunnen deze meerkosten in de hand gehouden worden. Mede door de inzichten die in dit deel van PRISMA-project naar boven zijn gekomen, kan nu de nieuwe systematiek rekenen op bestuurlijke steun vanuit de provincies. Het tweede deel van het project richt zich op de implementatie van SWUNG 2 voor provinciale wegen in de toekomst. Wat moet er dan gebeuren? Hoe kunnen we tussen de provincies de werkwijzen en procedures op elkaar afstemmen? Hierin komt vooral ook het beheren en ontsluiten van gegevens aan de orde, waar in de toekomstige wet eisen aan gesteld worden. De opdrachtverlening hiervoor vond eind 2012 plaats. De daadwerkelijke uitvoering van dit deel van het PRISMA-project vindt in 2013 plaats. Projectleider De projectleider is Paul Driessen van de provincie Gelderland. Financiën Op 16 december 2011 is uit het PRISMA-restbudget 2011 opdracht verleend aan Haskoning voor het maken van een overzicht van de kosten die invoering van de nieuwe geluidwetgeving (SWUNG-2) met zich meebrengt (05119/2011, € 56.525). Voor 2012 was 59.750 euro toegekend. Hiervan is op 21 februari 2012 een aanvullende opdracht verleend aan Haskoning voor een extra bijeenkomst (05297/12, 1.190 euro). Verder zijn op 19 november 2012 opdrachten verleend aan adviesbureau DGMR voor de ondersteuning bij het opzetten van geluidregisters en geluidproductieplafonds (05880/12, 59.459,40), en aan HVR Group voor de projectbegeleiding (05881/12, 38.720 euro). De hiervoor benodigde extra 39.619,40 euro is geput uit de PRISMA PM-post. Project 2A Best Beschikbare Techniek (BBT) voor geluid in Wm vergunningverlening (PRISMA 2011) Inhoud Het betreft afronding in 2012 van een project uit PRISMA 2011. In vergunningen worden eisen gesteld aan de geluidproductie van bedrijven. De vraag is wat de best beschikbare technieken (BBT) zijn om geluidemissie in een bepaalde bedrijfstak te beperken. Ook is het belangrijk om te weten in hoeverre die technieken in vergunningen kunnen worden voorgeschreven. De handleiding ‘Informatie over het bepalen van de beste beschikbare technieken ten aanzien van geluid, die in aanmerking komen voor inrichtingen’ en de aanvullende notitie ‘Juridische analyse BBT-geluid’ geven antwoord op bovengestelde vragen. Deze door DCMR Milieudienst Rijnmond opgeleverde producten zijn te vinden op www.ipo.nl.
Pagina 12 van 34
Projectleider De projectleider is Marcel Bovy van de provincie Zuid-Holland. Financiën Zie Jaarverslag PRISMA 2011. Medio februari 2012 heeft de DCMR gemeld dat de opdracht bij nader inzien slechts gedeeltelijk uitgevoerd kan worden. Van de opdracht van €57.001 is uiteindelijk €29.581,50 uitbetaald. De overige €27.419,50 valt vrij. Thema 3 Luchtkwaliteit Project 3 Standaardoutput Nieuw Nationaal Model Luchtverontreiniging Inhoud Een onderdeel van de taak van het vergunningverlenend bevoegd gezag is het beoordelen van de effecten van (aangevraagde) emissies van bedrijven op de luchtkwaliteit. Berekeningen worden uitgevoerd met het Nieuw Nationaal Model voor de verspreiding van Luchtverontreiniging. De verschillende implementaties van het model kennen allemaal verschillende (vaak onoverzichtelijke) output, waardoor het voor het bevoegd gezag moeilijk is om de berekening goed te controleren. Het project heeft tot doel om de output te uniformeren en beter leesbaar en vooral controleerbaar te maken. Het projectplan, waarin de standaardisering van de output is opgenomen, is ook voorgelegd aan de Werkgroep Luchtkwaliteitsmodellen. Dit is het platform waar alle betrokken actoren (overheden, adviesbureaus, enz.) afspraken maken op het gebied van modellering van luchtverontreiniging. Vanuit andere betrokkenen dan de overheid (adviesbureaus) werd ook positief gereageerd op dit initiatief. In het eerste kwartaal van 2012 is een projectgroep geformeerd en is overleg gevoerd met aanbieders van software. Uit deze besprekingen is gebleken dat het doel, 100% uniformeren van de output, niet in alle gevallen mogelijk is. Het resultaat benadert wel zo veel mogelijk het ideaalplaatje. Opdrachten zijn inmiddels verstrekt, en de oplevering van de standaardoutput is in maart voorzien, gelijktijdig met de jaarlijkse inhoudelijke update van de modellen. Projectleider De projectleider is Jan van Zweeden van de provincie Groningen. Financiën Het projectbudget bedroeg 11.000 euro. Hiervan zijn opdrachten verleend aan TNO en KEMA (elk 5.445 euro). Het restbedrag van 110 euro valt vrij. Thema 4 Biodiversiteit Voor het thema biodiversiteit waren voor 2012 geen projecten ingepland. Wel is in april het biodiversiteit-project uit PRISMA 2011 afgerond. Project 3A Provinciaal profijt van biodiversiteit (PRISMA 2011) Inhoud Dit betreft afronding van een project van vorig jaar. Provinciaal beleid op het gebied van biodiversiteit is belangrijk. Het kan een bijdrage leveren aan het realiseren van (provinciale) doelen op het gebied van recreatie, water, vestigingsklimaat, landbouw en energie. Aan de hand van voorbeelden uit alle twaalf provincies is te zien dat deze benadering van biodiversiteit veel raakvlakken heeft met het omgevingsbeleid en het economisch beleid van provincies. Door biodiversiteit slim te Pagina 13 van 34
verbinden aan economische en ruimtelijke functies kunnen bewoners en bedrijven profiteren van de positieve functies van biodiversiteit. Praktijkvoorbeelden uit de provincies zijn te vinden in de brochure ‘Provinciaal Profijt van Biodiversiteit’ van Bureau Zet. Deze brochure is gepresenteerd in de bestuurlijke adviescommissie Regionale Economie en Energie, en te downloaden via www.ipo.nl. Projectleider De projectleider is René Hilhorst van de provincie Gelderland. Financiën Zie Jaarverslag PRISMA 2011. Thema 5 Bodemkwaliteit Project 4 Onderzoek duurzaam stortbeheer Inhoud De gezamenlijke provincies hebben voor het project Introductie Duurzaam Stortbeheer in 2012 een PRISMA-budget van € 85.000 beschikbaar gesteld. Het is een gezamenlijk project met het ministerie van Infrastructuur en Milieu, Vereniging van Afvalbedrijven en de provincies om als (langdurig) experiment op praktijkschaal afval in stortplaatsen te verduurzamen. Hierdoor kunnen mogelijk de risico’s van afvalberging (storten) worden gereduceerd waardoor het beheer en risico’s ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit niet wordt doorgeschoven naar de volgende generaties. En mooi streven en het kan naar verwachting ook forse kostenbesparing op leveren. Adviesbureau FFact en de Erasmusuniversiteit geven in een studie aan dat het voor heel Nederland om tientallen miljoenen euro’s gaat. Door vertraging is eind 2012 een opdracht verstrekt voor de begeleiding van de provincies op het gebied van de consequenties en afstemming bij stortlocaties die uitstel krijgen van de aanleg van bovenafdichting gedurende het experiment. Potentiële stortlocaties waar duurzaam stortbeheer kansrijk is krijgen dit uitstel. Indien het experiment slaagt, kunnen deze locaties op basis van de opgedane ervaring worden verduurzaamt en is wellicht geen vloeistofdichte afdekking meer nodig en kan deze investering achterwege blijven. Daarnaast is een eind 2012 een opdracht verstrekt voor de begeleiding van de provincies bij de plannen van aanpak bij de drie stortplaatsen (één in de Brabant, één in Flevoland en één in Noord-Holland) waar het experiment tien jaar zal gaan plaats vinden. Daarnaast is een opdracht verstrekt voor het maken van twee animatiefilms om de werking en uitleg van het project in beeldvorm weer te geven, voor meer duiding aan bestuurders, publiek, vergunningverlening en handhaving. De geplande vervolgopdracht levensduur onderafdichtingen aan het Expertise Netwerk Stortbesluit kon niet meer worden verstrekt in verband met het opheffen van het AgentschapNL. Het overgebleven budget à € 27.500 blijft als uitzonderlijk geval (opheffen AgentschapNL) gereserveerd. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu is nu bezig om een nieuw Expertise Netwerk Stortbesluit vorm te geven. Een Expertise Netwerk Stortbesluit is voor provincies zeer belangrijk om eenduidige uitspraken c.q. advies te krijgen op ‘nieuwe’ producten bij bescherming van stortplaatsen passend binnen het stortbesluit. Provincies zijn hierin bevoegd gezag. Gezien het belang van zo’n netwerk zal aan de provincies ondersteuning (zowel inzet als financieel) en commitment worden gevraagd. Door het beschikbaar stellen en het geven van opdrachten binnen het project Introductie Duurzaam Stortbeheer heeft het IPO en dus de provincies aan het ministerie van Infrastructuur en Milieu en de Vereniging van Afvalbedrijven duidelijk gemaakt dat ze Introductie Duurzaam Stortbeheer zeer serieus nemen en ook ondersteunen. Het IPO heeft hiermee daadkracht getoond en goodwill gekweekt bij de partners. Tevens heeft zij laten Pagina 14 van 34
zien dat zij een rol van betekenis is waarmee goed samen te werken valt. De financiering van het project ligt voornamelijk bij de Afvalbranche. Naast deze bijdrage vanuit het IPO heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu al een groter bedrag in het project geïnvesteerd en zal dit blijven doen zolang alle partijen ook hun bijdragen blijven leveren. Projectleider De projectleider is Edwin de Vos van de provincie Noord-Holland. Medeprojectleider is Douglas Birtwhistle eveneens van de provincie Noord-Holland. Financiën Het projectbudget bedroeg 85.000 euro. Hiervan zijn opdrachten verleend aan de adviesbureaus Bodembeheer en Oranjewoud en aan de Beeldenfabriek (animatiefilm). De resterende 27.888 euro kon niet voor de jaarwisseling gegund worden aan Agentschap NL omdat delen van deze organisatie per 1 januari 2013 overgaan naar Rijkswaterstaat. Daarom wordt dit bedrag bij wijze van uitzondering doorgeschoven naar 2013. Project 5 bodemverdichting kwetsbare gebieden Inhoud De studie naar kwetsbaarheid voor verdichting in het landelijk gebied heeft geresulteerd in kaartmateriaal voor heel Nederland waarop het risico voor ondergrondverdichting is aangegeven. Het risico op ondergrondverdichting is afhankelijk van bodemeigenschappen en van het landgebruik. Deze risicokaarten zijn een eerste hulpmiddel om na te gaan waar eventuele maatregelen zinvol kunnen zijn. De aanleiding voor deze studie is dat zowel in Europa als in Nederland steeds meer wordt onderkend dat ondergrondverdichting een serieuze bodembedreiging is. Het is echter niet bekend waar en in welke mate ondergrondverdichting nu al optreedt. Het is ook onvoldoende bekend welke gronden en gebieden het meest gevoelig zijn voor verdichting. De Technische Commissie Bodem heeft geadviseerd dat het beleid zich moet richten op preventie van ondergrondverdichting op regionaal niveau (TCB, 2011). De provincies onderschrijven dit en hebben allereerst behoefte aan inzicht in waar de kwetsbare gronden voor ondergrondverdichting liggen. De studie is gericht op de aanwezige kennis en gegevens voor zover het betrekking heeft op ondergrondverdichting van de laag van 20 tot 60 cm beneden maaiveld, dus inclusief de ploegzool. In de bodem komen tussen de vaste delen poriën voor. Poriën zijn belangrijk voor transport van lucht en water door de bodem en voor plantenwortels. Bij bodemverdichting, bijvoorbeeld door te hoge wiellasten, vermindert het poriënvolume. Bij een te sterke bodemverdichting zal de doorlatendheid en het vochtbergend vermogen van de bodem afnemen. Dit kan tot wateroverlast (bijvoorbeeld plasvorming) leiden en tot oppervlakkige afstroming, piekbelasting bij poldergemalen en tot inundatie van laag gelegen gronden. Ook is er meer kans op afspoeling van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlaktewater. Een verdichte bodem is niet of moeilijk bewortelbaar, waardoor de gewasopbrengst afneemt. Bodemverdichting in de bouwvoor kan worden opgeheven door ploegen. Bij te zware belasting raken de lagen onder de bouwvoor ook verdicht. Deze verdichting is vrijwel niet op te heffen. Het eindresultaat van dit project is een kaart van Nederland waarop aangegeven is hoe het risico op ondergrondverdichting is ingeschat op basis van de beschreven methodiek. De meeste gronden in Nederland lopen een matig tot zeer groot risico op ondergrondverdichting bij het huidige landgebruik en gangbare wiellasten. Naast deze risicobeoordeling zijn nog twee ander categorieën onderscheiden. Dit betreft a) ondergronden die van nature al dicht zijn en nooit los zijn gemaakt omdat dat niet mogelijk Pagina 15 van 34
is of zinloos en b) veenondergronden, die van nature zeer veerkrachtig zijn en een groot herstelvermogen hebben. De niet beoordeelde vlakken op de kaart zijn glastuinbouw, water en bebouwing. De conclusies en aanbevelingen uit het project luiden als volgt: Bij de meeste landbouwgronden raakt de ondergrond bij het huidige landgebruik en gebruikelijke landbouwmechanisatie verdicht. Voor een deel van die ondergronden kan dit op natuurlijke wijze herstellen. Het is niet voldoende bekend hoe effectief natuurlijk herstel in de praktijk is. Daarom wordt aanbevolen om de risicokaarten in de praktijk te toetsen door te controleren of de dichtheid in de ondergrond hoog is in de gebieden met een hoog of zeer hoog risico op verdichting. Maar ook om na te gaan of de dichtheid niet te hoog is bij ondergronden waarvan is ingeschat dat ze een lager risico op ondergrondverdichting hebben. Daarnaast zouden metingen van de sterkte-eigenschappen van Nederlandse ondergronden het mogelijk maken om beter de maximaal toelaatbare wiellasten te berekenen. Daarmee kan bijvoorbeeld beter worden aangegeven of rupsen een goed alternatief vormen en kunnen gefundeerde adviezen worden gegeven over het voorkomen van ernstige ondergrondverdichting. Tenslotte is het rijden in de voor tijdens het ploegen een zeer belangrijke oorzaak van ernstige ondergrondverdichting. Preventie van ondergrondverdichting is al enige tijd goed mogelijk door ‘bovenover’ te rijden bij het ploegen. Ook is aandacht nodig voor de toepassing van hogere bandspanningen dan strikt nodig in het veld. In 2013 zal de uitvoering van fase 2 plaatsvinden waarin duidelijk wordt in welke gebieden bodemverdichting zich voordoet en er verificatie in het veld plaatsvindt. Vervolgens kan met deze resultaten een transitie naar een duurzamer bodemgebruik op het gebied van het tegengaan van bodemverdichting mogelijk worden gemaakt (in afstemming met gemeenten, waterschappen, landbouw- en natuurorganisaties). En is het vervolgens aan de provincies, als regisseur van het regionale bodembeleid en in samenwerking met onze partners, hier invulling aan te geven. Een atlas met GIS-bestanden en kaartmateriaal waarbij op provincies kan worden ingezoomd, is op CD-ROM leverbaar. De titel van het binnenkort te verschijnen rapport is: ‘Risico op ondergrondverdichting in het landelijk gebied in kaart’. De oplevering is circa medio januari 2013. De Cd-Rom wordt bijgevoegd bij het rapport. Ook zal het rapport op de website van Alterra verschijnen. Tevens verschijnt er een artikel in het tijdschrift Bodem. Projectleider De projectleider is Alfred Huinder van de provincie Groningen. Financiën Het projectbudget bedroeg 100.000 euro. Hiervan is een opdracht van 90.868,40 verleend aan Alterra. Van het restbudget blijft 4.961 euro gereserveerd voor het symposium. Het wordt bij nader inzien zinvoller geacht om het symposium na afronding van het project te houden in 2013. Daarom wordt dit bedrag bij wijze van uitzondering doorgeschoven naar 2013. De overige 4.170,60 valt vrij.
Pagina 16 van 34
Figuur 1. Risico op ondergrondverdichting bij huidig landgebruik
Thema 6 Informeren burgers (risicokaarten, gezondheidskaarten) Thema 7 (Leren voor) duurzame ontwikkeling Thema 8 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) Voor bovenstaande drie thema’s waren voor 2012 geen PRISMA-projecten ontwikkeld. Thema 9 Organisatie uitvoering vergunningverlening en handhaving Project 6A Ontwikkeling Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) Inhoud In 2008 heeft het IPO afspraken gemaakt met het kabinet en de VNG over de organisatie van de Wabo-taken voor vergunningverlening, toezicht en handhaving in een landelijke op te richten stelsel van regionale uitvoeringsdiensten (rud’s). Ook zijn afspraken gemaakt over kwaliteitsverbetering, onderlinge informatievoorziening en uitwisseling, decentralisatie van Wabo-taken, vereenvoudiging van het interbestuurlijk toezicht en aanpak van de ketenhandhaving. Daarbij kregen de provincies de regie op het tot stand komen van de rud’s. Aanleiding voor het samenhangende pakket van onderlinge afspraken, de ‘package deal’, waren de adviezen van de commissies Mans, Oosting, Lodders (over respectievelijk het handhavingstelsel, interbestuurlijk toezicht, en decentralisatievoorstellen) en de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in 2010. Pagina 17 van 34
Eind 2009 hebben alle betrokken partijen het gezamenlijke programma Uitvoering met Ambitie (PUmA) opgericht om de regionale uitvoeringsdiensten te realiseren en de samenhangende kwaliteit en afstemmingsproblematiek op te lossen. In 2012 is dit programma voorgezet. In 2012 is het PRISMA-project in vervolg op 2011 ingezet voor de ondersteuning van de provincies bij de kennisuitwisseling en het tot stand brengen van het landsdekkend stelsel van uitvoeringsdiensten. De coördinatie en inbreng richting het PUmA-programma was hiervan onderdeel. Op interprovinciaal niveau vond maandelijkse afstemming plaats tussen de regisseurs van de in ontwikkeling zijnde RUD’s. Hier werden gezamenlijke producten ontwikkeld en informatie uitgewisseld. In deze overleggen werden tevens de standpunten richting PUmA voorbereid en bijdragen ontwikkeld voor het IPO-overleg van de 12 gedeputeerden. Een van de bijdragen aan de RUD-vorming was de organisatie en afstemming van de ICT-ontwikkeling. De provincies kregen eind juni ook de regie op de ICT-ontwikkeling van de RUD’s en daarmee de zorg voor onderlinge afstemming, uitwisselbare en eenduidige informatie. Ook werd in 2012 op extra verzoek van staatssecretaris Atsma van Infrastructuur & Milieu een IPO-advies opgesteld over de organisatie van de taken op het gebied van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO). Dit advies waarbij alle partijen zijn geconsulteerd, werd overgenomen. In opdracht van het IPO-bestuur was het projectmanagement, de advisering, coördinatie, communicatie en ondersteuning van het project gepland tot 1 juli 2012. Vanaf dat moment zouden deze taken onder leiding van de provinciesecretarissen in de staande organisatie worden opgenomen. Door politieke en pragmatische redenen is het project echter verlengd tot eind 2012. En ook in 2013 vraagt de realisatie van de opgaven uit de package deal nog gezamenlijke coördinatie, afstemming en ontwikkeling. Per 1 januari 2012 hebben alle RUD’s een bedrijfsplan en een directeur. Maar nog niet alle RUD’s zijn per 1 januari al operationeel. 2013 wordt voor velen een startersjaar. De opdrachtgeversrol van de provincies moet nog nadere invulling krijgen. Kwartiermakers en directeuren zijn eind 2012 benoemd. Vanuit de provinciehuizen (en gemeentehuizen) moet de opdrachtverlening en mandatering aan de RUD’s worden voorbereid en (de aansturing van) de inhoudelijke beleidsontwikkeling plaatsvinden. Dat verklaart waarom aan het eind van het jaar besloten is om een deel van de onbenutte en vrijvallende PRISMA-gelden extra in te zetten. Projectleider De projecttrekker is Reinette Kiès van het Interprovinciaal Overleg. Financiën Het projectbudget bedroeg 120.000 euro. Hiervan zijn opdrachten verleend aan provincie Utrecht (detachering Laura Dolleman), en aan de adviesbureaus Spiratie, Wagenaar Hoes en MMG Advies. Het beschikbare bedrag bleek ontoereikend. Daarom is 69.686,38 euro toegevoegd uit onbenutte middelen (PM-post en vergaderbudget). Anderzijds is een deel van het budget voor uitvoeringsdiensten toegewend voor groene handhaving (zie project 6E) en voor een landelijke handhavingsstrategie (zie project 6A1). Project 6A1 landelijke handhavingsstrategie (later toegevoegd project) Inhoud Er is behoefte aan één landelijke strategie voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Een gemeenschappelijke VTH strategie voor de leefomgeving biedt gelijk speelveld voor bedrijven maar ook een uniform kader voor opdrachtgevers van regionale uitvoeringsdiensten (RUD's). Op initiatief van het IPO is een project gestart, waarbij alle partners van het Programma Uitvoering met Ambitie (PUmA; VNG, IPO, UvW en rijk) zijn aangesloten om die strategie ook daadwerkelijk te ontwikkelen. Vanuit PRISMA is eind 2012 een deel van het budget Pagina 18 van 34
beschikbaar gesteld voor het ontwikkelen van de H (handhavingstrategie). In 2012 zijn de hoofdlijnen voor het project en het te bereiken resultaat geformuleerd. Ook is een stuurgroep geformeerd die inmiddels actief is. In 2013 werkt een projectgroep aan een voorstel voor de gezamenlijke handhavingstrategie op basis van beschikbare informatie en bestaande strategieën. Bestuurlijke vaststelling is gepland voor juli 2013. Projectleider De projectleider is Jos Zanders van de provincie Zeeland, inhoudelijk ondersteund door MMG Advies. Financiën Dit urgente project is een later toegevoegd project van PRISMA 2012. Op 29 november is opdracht verleend aan adviesbureau MMG voor het ontwikkelen van een ontwerp uniforme landelijke handhavingsstrategie (sanctiestrategie) op het terrein van het omgevingsrecht en een bijbehorend implementatie-plan (opdracht 05907/2012). De hiervoor benodigde € 24.559,90 is geput uit het budget uitvoeringsdiensten (project 6A). Het project wordt deels door PRISMA en deels door het departement van Infrastructuur en Milieu gefinancierd. Vanuit het departement van I&M wordt de overige bijdrage van € 30.000 verleend. Project 6B Doorontwikkeling brancheteams in het toezicht op afvalbedrijven. Inhoud Vanuit het landelijke programma vernieuwing toezicht (2009-2010) is een samenwerkingsverband afval brancheteams opgezet. Provinciale toezichthouders uit alle provincies hebben gezamenlijk voor 5 afvalbranches brancheteams opgericht en instrumenten ontwikkeld. De 5 afvalbranches zijn puinbrekers, autodemontage, afvalverbranders, metaalrecycling en op - en overslag bedrijven. In 2012 zijn alle teams binnen hun provincies aan de slag gegaan met de instrumenten. Een belangrijk instrument voor het toezicht zijn brancheplannen met daarin opgenomen de belangrijkste risico’s, wetgeving en beschrijving van de betreffende branche. Afgesproken is om de afvalbedrijven in die branches op vergelijkbare wijze te inspecteren op de hoogste risico’s binnen de bedrijven. In 2012 is een duidelijke toename van het gebruik van de instrumenten geconstateerd, zowel in aantal bedrijven als provincies die ze toepassen. Een vermeldenswaardig en tastbaar succes was de doorontwikkeling van een benchmark om emissies bij energiebedrijven en melkproductiebedrijven te vergelijken. De ontwikkeling van provincies naar Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) vergt een aanpassing van de organisatie van de brancheteams. Centrale vraag daarbij is hoe de RUD’s bovenstaande doelen in brancheteam verband verder aandacht kunnen blijven geven. Getracht is dit in Zuid Holland uit te proberen. Het bleek lastig om alle RUD’s, die zich in verschillende ontwikkelingsfasen bevonden, deel te laten nemen. Dit onderdeel heeft daardoor als les opgeleverd dat het opnieuw organiseren hiervan pas mogelijk is met RUD’s die al enige tijd operationeel zijn. Projectleider De projectleider is Robin Tophoven van de provincie Gelderland. Voor de dagelijkse uitvoering is Marinus Jordaan van DCMR Milieudienst Rijnmond ingehuurd. Financiën Eind 2011 is uit PRISMA-restbudget 2011 een opdracht verleend aan DCMR Milieudienst Rijnmond van 47.600 euro.
Pagina 19 van 34
Voor 2012 was €16.000 projectbudget beschikbaar. Deze €16.000 bleek uiteindelijk niet nodig, viel vrij, en is toegevoegd aan de PM-post. Project 6C Doorontwikkeling systeemgericht toezicht (sgt) Inhoud Toezichthouders en ook enkele vergunningverleners bij alle provincies onderzoeken hoe zij beter toezicht op bedrijven kunnen uitoefenen waarbij gebruik wordt gemaakt van de bedrijfseigen beheerssystemen. Achterliggende gedachte is de verantwoordelijkheid voor naleving en risicobeheersing voor milieu meer expliciet bij bedrijven te leggen. Dat wordt momenteel bij bijna 100 bedrijven van uiteenlopende bedrijfstakken beproefd. Het aantal bedrijven is in 2012 ongeveer gelijk gebleven. Doel van dit project was om in een hecht samenwerkingsverband van projectleiders uit alle provincies te onderzoeken hoe de gebruikte methodiek in de praktijk het meest efficiënt en effectief toegepast kan worden, bijdraagt aan een betere naleving en risicobeheersing en/of aanpassing nodig heeft. Bijkomend doel was het bewaken van deze rode draad. Daarbij werden leerervaringen gedeeld en onderdelen waar nader onderzoek nodig was verdeeld waardoor deze maar één keer capaciteit vergen. In 2012 is een kwalitatieve evaluatie van de gebruikte aanpak in alle proefgebieden uitgevoerd. Belangrijke lessen zijn dat een dergelijke aanpak de nodige doorlooptijd, doorzettingsvermogen, extra inzet bij aanvang en vooral draagvlak bij management en bestuur vereist bij zowel bedrijfsleven als overheid. Waar al langer met systeemgericht toezicht (sgt) wordt gewerkt in een uitvoeringsfase wordt duidelijk dat het op termijn een tijdsbesparing oplevert, en ook een duidelijk betere verstandhouding, begrip en opener houding. Het is een leerproces voor beide partijen, bedrijven lijken in de loop van de proefperiode meer in de geest van de eisen en de door hen zelf geïdentificeerde risico’s te opereren. Overheden passen de combi methodiek (systeem- én outputgerichte controles) toe. Het is niet zo dat overtredingen niet meer voorkomen, maar er is in een eerder stadium overleg en bijsturing mogelijk. Excessen en daarmee gepaarde langdurige risico’s voor de omgeving worden daardoor eerder voorkomen. Er blijkt behoefte te zijn aan een samenvoeging van de toezicht methodiek met de techniek zoals die al bestaat voor veiligheidsaudits bij BRZO bedrijven (bedrijven die werken met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen en/of deze in opslag hebben en onder de werking van het Besluit Risico's Zware Ongevallen vallen). Naast uitproberen in de praktijk is vanuit dit PRISMA-project ook voeding en inzet geleverd in het theoretische model voor sgt in het landelijke programma Landelijke Afstemming Toezicht Risicobeheersing Bedrijven. Uitkomst is een model en voorstel voor nadere uitwerking wat ter besluitvorming in de regiegroep van dit programma voorligt. Vanwege de landelijke ontwikkelingen is het accent wel enigszins veranderd: de focus verschuift van de koplopers naar hoe achterblijvers via deze aanpak te beïnvloeden. Projectleider De projectleider is Ben Timmers van de provincie Noord-Brabant. Voor de dagelijkse uitvoering is Marinus Jordaan van DCMR Milieudienst Rijnmond ingehuurd. Financiën Het projectbudget bedroeg 44.000 euro. Deze 44.000 is aan de provincie Noord-Brabant overgemaakt. De provincie Noord-Brabant heeft hiervan z’n opdracht aan DCMR Milieudienst Rijnmond bekostigd.
Pagina 20 van 34
Project 6D Innovatie toezicht binnen het programma Landelijke Aanpak Toezicht Risicovolle Bedrijven (LAT RB) Inhoud Het programma Landelijke Aanpak Toezicht Risicovolle Bedrijven (LAT RB) werkt aan de verdere verbetering van het toezicht op risicovolle bedrijven, zoals bedrijven die onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen 1999 (BRZO’99) vallen. Om te komen tot een optimale risicobeheersing op het gebied van veiligheid, arbo, milieu en water, zorgt LAT RB voor landelijke coördinatie en regie en voor de ontwikkeling van instrumenten ten behoeve van de uitvoering. De uitvoerende overheden participeren in het programma. Als gevolg van de brand op 5 januari 2011 bij het bedrijf Chemie-Pack in het haven- en industriegebied Moerdijk, en de onderzoeken die hieruit volgden, heeft voormalig staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu, mede namens de bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Veiligheid en Justitie (V&J), no-regret maatregelen aan de Tweede Kamer aangekondigd welke zijn gekoppeld aan LAT RB. Op 16 juli 2012 heeft LAT RB de monitor 'Naleving en handhaving BRZO-bedrijven 2011' uitgebracht en aangeboden aan de Tweede Kamer. De jaarlijkse rapportage van LAT Risicobeheersing Bedrijven vormt één van de no-regret maatregelen. Het was de eerste keer dat informatie over de naleving door en handhaving bij BRZO-bedrijven op landelijke schaal bijeen is gebracht. Om te kunnen rapporteren aan de Tweede Kamer zijn alle bevoegde gezagen gevraagd om de handhavingsinformatie van alle BRZO-inspectiedossiers uit 2011 aan te leveren. De rapportage is goed ontvangen. Volgend jaar zal eenzelfde rapportage over 2012 worden opgesteld en aangeboden aan de Tweede Kamer. Vanuit LAT RB is veel inzet gepleegd om een tweede no-regret maatregel van de voormalig staatssecretaris, namelijk een uniforme handhavingstrategie voor BRZO, een stap verder te brengen. In diverse consultatierondes is in gezamenlijkheid van partijen gewerkt aan een gedragen stuk. Eind 2012 is de strategie door de betrokken BRZO-partijen ambtelijk geaccordeerd. De verwachting is ook dat de strategie op enigerlei wijze een wettelijke grondslag zal krijgen. Alleen de status van een strategie is onvoldoende om ervoor te zorgen dat men ook conform deze strategie gaat werken. Daarom zal in 2013 een werkgroep implementatie aan de slag gaan met een implementatieplan. De strategie zal deel uit gaan maken van de in ontwikkeling zijnde Wabo-brede strategie voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Als derde no-regret maatregel heeft LAT RB voor het toezicht op risicovolle bedrijven kwaliteitscriteria opgesteld, welke van toepassing zijn op alle toezichthouders van risicovolle bedrijven. Deze criteria zijn afgestemd op de kwaliteitscriteria 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Nu deze mijlpaal in gezamenlijkheid van partijen is bereikt, volgt de fase van implementatie. De werkgroep systeemgericht toezicht heeft een nieuw inspectiemodel voor een gezamenlijke toezichtsaanpak in concept geformuleerd. Het model gaat uit van het gezamenlijk en/of afgestemd inspecteren door diverse inspectiediensten en het aanspreken van bedrijven vanuit het functioneren van de eigen managementsystemen. Het model zal in 2013 nader worden uitgewerkt zodat beter kan worden ingespeeld op de actuele veiligheidsperformance van een bedrijf. Projectleider De projectleider is Jan ten Doeschate van de provincie Noord-Brabant. Voor de dagelijkse uitvoering is Annemiek van der Zande van Kenniscentrum Infomil ingehuurd.
Pagina 21 van 34
Financiën Het projectbudget bedroeg 160.000 euro. Er is voor 160.595,08 euro aan opdrachten verstrekt aan Agentschap NL, Learnwise, en Chorda. Het tekort van 595,08 is aangezuiverd uit onbenutte middelen. Project 6D1 inspectie tankopslag van brandbare vloeistof volgens PGS 29 Inhoud Dit project heeft als doel eenduidige inspectie van grote tankinstallaties (meer dan 150 m3) die vallen onder de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen nummer 29 “richtlijn voor bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks”. Na de start in oktober zijn, conform het plan van aanpak, de volgende resultaten behaald: Er zijn vanuit de provincies inspectieplanningen opgesteld waarmee op 1 april 2013 een representatief beeld gegeven kan worden over de ‘staat van veiligheid’ van de PGS opslagen bij de bedrijven die vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO). Vanuit het project zal ingezet worden om de na april nog vrijkomende resultaten op een positieve wijze in de conclusies en vervolgdiscussie mee te nemen. Het betreft hier in het bijzonder het Rijnmond gebied en de provincie Limburg. Binnen het project is een eenduidige inspectie- en sanctiemethodiek afgesproken, tussen de provincies en in afstemming met de partners (de inspectie van het ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (I-SZW) en de veiligheidsregio’s). Over de ‘overvulbeveiliging’ is nog overleg gaande, waarbij aangetekend moet worden dat dit voor de bedrijven een belangrijk issue is. Met de Inspectie Leefomgeving & Transport is een aanpak afgesproken waarmee de voortgang van het vergunningenspoor met betrekking tot implementatie van de PGSrichtlijn op een evenwichtige wijze in beeld gebracht wordt. Ook is hiervoor een start gemaakt om de vergunningenaanpak van de provincies vergelijkbaar met de inspectieaanpak af te stemmen en te coördineren. Ten behoeve van de communicatie met de bedrijven zijn overleggen gevoerd met brancheverenigingen en is een informatiebijeenkomst georganiseerd waarvoor de belangstelling groot was. Daar is het project met de achtergronden toegelicht en is toegezegd om een overlegtafel in te richten voor verdere afstemming en doorontwikkeling. Dit overleg is nodig omdat een belangrijk uitgangspunt blijft dat het de bedrijven zijn die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor de veiligheid. Gezien de blijvende discussie over het toezicht op de BRZO-bedrijven (onder andere door aankomende rapporten van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid, de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid, en de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur) is het project onverminderd van belang. Om continuïteit in de afronding en opvolging te borgen is het project besproken in het overleg van de zes Regionale Uitvoeringsdiensten in oprichting die zich richten op BRZO-bedrijven (BRZO-RUD’s). Projectleider De projectleider is Ruud Peeters van de provincie Zuid-Holland. Financiën Dit urgente project is een later toegevoegd project van PRISMA 2012. Op 19 november 2012 is opdracht verleend aan bureau SPPS voor ondersteuning. Deze opdracht (05869/2012) van 50.000 euro kwam voor 35.000 ten laste van onbenutte middelen van PRISMA (PM-post) en voor 15.000 ten laste van een LAT RB-budget (Niet PRISMA).
Pagina 22 van 34
Project 6E Provinciale regievoering groene handhaving Inhoud In 2011 is de wettelijke provinciale regierol bij toezicht en groene handhaving beschreven en in 2012 is het ‘Basisniveau provinciale regievoering groene handhaving’ vastgesteld, uitvloeisel van het convenant nalevingstrategie natuurwetgeving. Voor begeleiding en bewaking van het traject is begin 2012 het interprovinciale regieplatform Groene Handhaving ingesteld. Dit regieplatform werkt sinds kort onder de vlag van ’Vitaal Platteland’ en wordt gevormd door 12 provinciale medewerkers die voor hun provincie zijn (in sommige gevallen nog moeten worden) aangesteld als ‘groene regisseur’. Het regieplatform heeft een onafhankelijke voorzitter. Het interprovinciale Regieplatform Groene Handhaving is in korte tijd de provinciale ingang geworden voor landelijke groene organisaties verenigd in het Bosschap zoals o.a. Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en provinciale landschappen, en voor de politie, Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit, Economische Zaken etc. Met deze organisaties worden samenwerkingsverbanden opgezet om te komen tot een (programmatisch) handhavingsplan op de natuurwetgeving. Ook interprovinciale onderwerpen zoals de nieuwe Wet Natuur, Cross Compliance, de bestuurlijke Strafbeschikking Milieu, de Permanente Heren bijscholing van de Bijzondere Opsporingsambtenaren (natuur), en het invullen van de provinciale coördinatierol van de provincie in de wet Vergunning Toezicht Handhaving (VTH) komen aan de orde. Het platform heeft in het verslagjaar negen maal vergaderd en kent zonder uitzondering een grote opkomst. Het met elkaar bespreken hoe het basisniveau gestalte moet krijgen en de knelpunten die daarbij optreden, heeft volgens de regisseurs een duidelijke meerwaarde. De conclusie is dat de eerste fase van het PRISMA-project is geslaagd. In 2013 zal de volgende stap worden gezet door verdere professionalisering van de groene handhaving. De groene regisseurs in de provincie vervullen daarin een cruciale rol. De volgende producten zijn afgerond en (bijna) opgeleverd. Nota Invoering ‘Basisniveau provinciale regierol bij de groene handhaving’; Volgen door regisseurs van workshop programmatisch handhaven; Tussenrapportage ‘Basisniveau provinciale regievoering groene handhaving’; Werkinstructie voor de handhavers van de Cross Compliance (concept); Handreiking handhaving Natura 2000 gebieden (concept); Borging van de Toezichtskringen in de provincie Fryslân. Het zij nog vermeld dat de borging van de Toezichtskringen in Fryslân en de handreiking van Natura 2000-gebieden door het ministerie van Economische zaken wordt gefaciliteerd. Projectleider De projectleider is Bert Gosselink van de provincie Drenthe. De projectsecretaris is Laura Dolleman van de provincie Utrecht. De onafhankelijke voorzitter van het regieplatform Groene Handhaving is Bert Kaspers (06-52410300). Financiën Eind 2011 is uit restbudget PRISMA 2011 een opdracht van € 17.850 verleend aan adviesbureau MMG. Het projectbudget voor 2012 was 36.000 euro. Er is voor 49.682,50 euro aan opdrachten verleend aan MMG Advies, en aan het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Voor de hiervoor extra benodigde 13.682,50 euro is geput uit het budget voor uitvoeringsdiensten en het budget vergaderkosten. Project 6F Implementatie kwaliteitsregie nieuwe stijl Inhoud Provincies hebben een wettelijke taak om ervoor te zorgen dat gemeenten, provincies en waterschappen zich houden aan wettelijke kwaliteitscriteria bij de organisatie van de Pagina 23 van 34
handhaving van het fysieke leefdomein (milieu, ruimtelijke ordening, bouwen en wonen). Provincies hebben eveneens een wettelijke taak in de coördinatie van de handhavingssamenwerking tussen overheden. Door de komst van het nieuwe systeem van interbestuurlijk toezicht (kwaliteitstoets) en de komst van de regionale uitvoeringsdiensten (handhaving) was het in 2012 nodig om beide wettelijke taken opnieuw goed te positioneren in het veranderende landelijke stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het rijk dreigde aanvankelijk beide provinciale taken in het komende wetsvoorstel Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving en in de toekomstige Omgevingswet radicaal te schrappen. Veelvuldige afstemming tussen de provincies onderling en met het rijk heeft er echter toe geleid, dat beide provinciale taken ook in het nieuwe landelijke stelsel overeind blijven. Er is een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de provinciale kwaliteitsregietaak en het nieuwe provinciale interbestuurlijke toezicht. Over de organisatie van beide taken zijn interprovinciaal, met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het rijk heldere afspraken gemaakt. Ook de toekomstige provinciale coördinatietaak rond de handhavingssamenwerking in relatie tot de werkzaamheden van de regionale uitvoeringsdiensten wordt in het bovengenoemde wetsvoorstel duidelijk vastgelegd. Hetzelfde is gebeurd in een - binnen het Programma Uitvoering met Ambitie ontwikkelde - landelijke notitie, die het nieuwe stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving beschrijft. In 2012 is binnen het project ook een grote bijdrage geleverd aan de totstandkoming van een nieuwe en bredere set kwaliteitscriteria. De nieuwe set ‘kwaliteitscriteria 2.1’ is gereed. Tevens is gewerkt aan een interprovinciaal en met rijk en VNG afgestemd implementatieplan, om ervoor te zorgen dat alle betrokken overheden per 2015 aan de nieuwe kwaliteitseisen voldoen. Onderdeel van deze implementatie vormt een zelfevaluatie door iedere betrokken overheid (voldoe ik aan alle kwaliteitseisen?). Voor deze zelfevaluatie is een digitale tool ontwikkeld, die in januari 2013 gereed is gekomen voor gebruik. De producten zijn te vinden op www.uitvoeringmetambitie.nl. Projectleider De projectleider is Hans Hazenbosch van de provincie Utrecht. Financiën Het projectbudget bedroeg 20.000 euro. Er is een opdracht van 19.994 euro verleend aan Agentschap NL (05361/2012). De resterende 6 euro valt vrij. Project 6G Kaderstelling vergunningverlening Inhoud Via het project Kaderstelling Vergunningverlening hebben de provincies in 2006 gezamenlijke kaders ontwikkeld voor vergunningverlening op milieugebied. Hiermee zorgen de provincies voor uniforme uitvoering van beleid. Het project ondersteunt en vergemakkelijkt de implementatie van nieuwe wet- en regelgeving en is hiermee tevens een efficiënt instrument voor het kennisbeheer. De kaders omvatten per milieuaspect een overzicht van de relevante wet- en regelgeving en standaardteksten voor de omgevingsvergunningen (considerans, voorschriften). De IPO-teksten worden als kaderstellende documenten actueel gehouden door een redactiecommissie en specialistenwerkgroepen, waarbij alle provincies en de DCMR zijn betrokken. Kenniscentrum InfoMil ondersteunt hierbij door het voeren van secretariaat, het beheer van de kaderstellende teksten en ontsluiting via een website, het aanleveren van de (gewijzigde) teksten aan een externe softwareleverancier (alle provincies behalve Limburg hebben hiermee een contract afgesloten) en, mits passend binnen het beschikbare budget, het aanleveren van inhoudelijke kennis. In 2012 zijn de kaderstellende teksten aangepast aan gewijzigde regelgeving en jurisprudentie en is op verzoek van de waterbeheerders (inclusief Pagina 24 van 34
Unie van Waterschappen) meerdere malen overleg geweest voor het toestaan van een nieuwe, door de waterbeheerders ontwikkelde methode voor bodembescherming bij baggerdepots. De verwachting is dat na aanlevering van betrouwbare data door de waterbeheerders in 2013 toestemming zal worden verleend en dit zal worden geborgd door het opstellen van een beperkt setje standaardteksten. Ten slotte is contact gelegd met het Programma Uitvoering met Ambitie (PUmA), zodat in 2013 gestart kan worden met het transitietraject om Kaderstelling Vergunningverlening over te dragen aan de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s). Hiermee leveren de provincies als verantwoordelijk bevoegd gezag aan de RUD’s een effectief instrument om te sturen op kwaliteit, dat aansluit bij de doelstellingen van de kwaliteitscriteria voor de taken vergunningverlening, toezicht en handhaving. Inmiddels is besloten om PRISMA-budget ter beschikking te stellen om het transitietraject in 2013 als PRISMA-project uit te voeren. Projectleider De projectleider is Jan Rosch van de provincie Utrecht. Het project wordt uitgevoerd door Marco Rams van kenniscentrum Infomil. Financiën De toenmalige Brede Overleg- en Adviesgroep (BOAG) Milieu besloot eind 2011 dat voor Kaderstelling Vergunningverlening 2012 al vóór de jaarwisseling opdracht moest worden verleend uit onbenutte PRISMA-middelen 2011. Er is op 28 oktober 2011 een opdracht van 59.287 euro verleend aan Agentschap NL (04960/2011) voor de ondersteuning van de redactiecommissie. Project 7 Handhaving Wet luchtvaart Inhoud In 2009 zijn door wijzigingen in de Wet luchtvaart taken en bevoegdheden op het gebied van de kleine en recreatieve luchtvaart van het rijk naar de provincies gegaan. Daarmee is een troebele scheiding ontstaan tussen de bevoegdheden van het rijk en de provincies. De voornaamste doelstelling van het project “Handhaving Wet luchtvaart” was het oplossen van deze onduidelijkheden in bevoegdheden. Daarnaast is verhelderd welke sancties mogen worden toegepast bij overtredingen en wat daarvan de maximale hoogte kan zijn. Ook is een stramien opgesteld voor de provinciale toezichtplannen. Deze aspecten zijn vastgelegd in het rapport “Toezicht en Handhaving RBML” (Regelgeving Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens). In november 2012 is het conceptrapport gepresenteerd aan de provinciale toezichthouders en vergunningverleners Wet luchtvaart en betrokken juristen. Daarnaast waren een aantal luchtvaartgerelateerde instanties van de rijksoverheid aanwezig. Tijdens deze handhavingsdag zijn knelpunten in samenwerking en communicatie op het gebied van de kleine en recreatieve luchtvaart tussen rijk en provincie boven water gekomen. Hiervoor is ter plekke naar een oplossing gezocht. Bovendien is besproken hoe deze samenwerking en communicatie in de toekomst verbeterd kan worden. De overige vragen van de handhavingsdag van november zijn in het eindrapport verwerkt. Deze is inmiddels gedeeld met alle provincies en betrokken instanties. Na uitvoering van het PRISMA-programma is duidelijk geworden wat de provinciale bevoegdheden zijn op het gebied van de Wet luchtvaart, en hoe deze in de praktijk kunnen worden toegepast. Projectleider De projectleider is Coen Boogerd van de DCMR Milieudienst Rijnmond. Financiën Het projectbudget bedroeg 35.000 euro. Er is een opdracht van 33.736,50 euro verleend aan Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen (05551/2012). De overige € 1.263,50 valt vrij.
Pagina 25 van 34
Project 8 IMPEL (Europees netwerk milieuhandhaving) Inhoud IMPEL is een Europees netwerk voor vergunningverleners en handhavers en is sterk gericht op uitvoering. In 2012 werd het project Compliance assurance through company Compliance management systemen afgerond. Dit project is een initiatief van de provincie Noord-Brabant. In een rapportage is inzichtelijk gemaakt welke elementen een rol spelen om met systeemgericht toezicht aan te sluiten op (milieu) nalevingsmanagementsystemen die door grote bedrijven worden gehanteerd, bijvoorbeeld ISO 14001 en EMAS. Tevens zijn voorstellen gedaan hoe hier met toezicht op in te spelen. Het onderzoek heeft 10 vervolgvragen opgeleverd om systeemgericht toezicht als methodiek verder te verdiepen en te onderbouwen (bewijsvoering). Hiertoe wordt een samenwerking met multinationals en universiteiten in diverse EU-lidstaten gezocht. Verder is op basis van het onderzoek een gesprek gestart met de EU-commissie DG Environment betreffende verbetering van de EUregelgeving t.a.v. milieumanagementsystemen (EMAS). Vanuit andere internationale netwerken is grote interesse getoond voor dit project. In 2012 is verder geïnvesteerd in een Europees kennisnetwerk rond vergunningverlening en handhaving bij IPPC intensieve varkenshouderijen en bij afvalstortplaatsen. Door de provincie Utrecht zijn twee workshops georganiseerd en er werden gezamenlijk inspecties uitgevoerd in Slovenië en Roemenië. Hieraan werd door inspecteurs uit Nederland bijgedragen. De bevindingen zijn verwerkt in handleidingen die bij inspecties gebruikt kunnen worden. Deze worden begin 2013 afgerond. Op 22 maart werd door de provincie Overijssel de jaarlijkse Nationale IMPEL-dag georganiseerd. Provincies, inspecties, Rijkswaterstaat en het ministerie van Infrastructuur & Milieu namen deel. Omgevingswet, Richtlijn industriële emissies, risicobenadering in het toezicht in Europees perspectief en de relatie tussen Industrial Emission Directive en de kaderrichtlijn water stonden centraal. Via het IMPEL-netwerk is door de provincie Utrecht aan de autoriteiten van Letland bijstand verleend aan de beoordeling van technische aspecten gedurende een aanbestedingsprocedure rond een zeer grote aanbesteding voor een bodemsaneringsproject. Belangrijke ontwikkeling binnen het IMPEL-netwerk is het besluit om het netwerk te verbreden en te versterken op de taakvelden (zwem)water, bodem en natuur en ook hier te gaan werken aan handhavings- en vergunningprojecten. Projectleider De projectleider is John Visbeen van de provincie Utrecht. Medeprojectleider is Han de Haas van de provincie Noord-Brabant. Financiën Het projectbudget bedroeg 33.000 euro. Hiervan is € 20.000 overgemaakt aan de provincie Utrecht die het aan de IMPEL-organisatie overmaakt ten behoeve van consultancy voor afvalstortplaatsen (10.000) en intensieve varkenshouderijen (10.000). Verder is voor € 6.280 opdracht verleend aan Agentschap NL voor ondersteuning bij de inspectieprojecten Intensieve varkenshouderij en Afvalstortplaatsen (05864/2012), en €4.049,29 is gebruikt voor bezoek aan (internationale) workshops. De resterende €2.670,71 valt vrij. Thema 10 Europees milieubeleid Project 9 Kerngroep Europees milieu- en klimaatbeleid (KEM) Inhoud Begin 2012 is de IPO Kerngroep Europees Milieu en Klimaatbeleid (KEM) onder het voorbehoud van borging van een aantal taken opgeheven. In 2012 is nog tweemaal een bijdrage geleverd aan het overzicht van Europese prioritaire milieudossiers (de matrix) en de bestuurlijke factsheets, die als Milieuverkenner zijn ondergebracht bij Europa Decentraal. De matrix verschijnt op de site van kenniscentrum Europa Decentraal. Het contract met de Europese online milieunieuwsservice ENDS Daily is verlengd tot eind februari 2013. Onder voorzitterschap van gedeputeerde Tanja Klip-Martin heeft Drenthe (tezamen met Fryslân en Pagina 26 van 34
Groningen) de 10e ENCORE conferentie van september 2012 georganiseerd. ENCORE is het Europese netwerk van regionale milieubestuurders. Het jaar stond verder in het teken van de nette afwikkeling en afbouw van de KEM taken en de lopende zaken (inbreng in de CEMR (Council of European Municipalities and Regions, de Europese koepelorganisatie van nationale verenigingen van gemeenten en regio’s), advisering Comité van de regio’s (milieucommissie ENVE), ARENA overleg (voorzitterschap namens IPO in 2012)). In september heeft de opheffingsvergadering plaatsgevonden. In het vierde kwartaal heeft de Kring van provinciesecretarissen ENDS en de matrix geborgd bij het Huis van de Nederlandse Provincies (HNP) in Brussel respectievelijk Europa Decentraal. De bekostiging van het ENDS Daily abonnement wordt voortgezet ten laste van de HNPbegroting. De financiering van de Milieuverkenner (in beheer bij Europa Decentraal) is opgenomen in de kassiersbegroting bij het IPO (€ 18.000 helft KEM helft KMR). Projectleider De projectleider was Joop Kramer van de provincie Drenthe. Financiën Het projectbudget bedroeg € 20.854. Daarnaast is er een bijdrage van Europa Decentraal (€ 100), van DCMR (€ 500) en het HNP (€ 1.000) ontvangen voor het abonnement op ENDS. Van deze in totaal 22.454 euro is 9.000 euro betaald aan Europa Decentraal, € 6.962,10 aan ENDS, en € 706,40 aan heidag en slotbijeenkomst. De resterende € 5.785,50 viel vrij en is toegevoegd aan de PM-post. Project 10 Kerngroep Milieu Regelgeving (KMR) Inhoud Begin 2012 is de IPO Kerngroep Milieu Regelgeving (KMR) onder het voorbehoud van borging van een aantal taken opgeheven. In 2012 is nog tweemaal een bijdrage geleverd aan het overzicht van Nederlandse prioritaire milieudossiers (de matrix) en de bestuurlijke factsheets, die als Milieuverkenner zijn ondergebracht bij Europa decentraal. De matrix verschijnt op de site van Europa Decentraal. Het jaar stond verder in het teken van de nette afwikkeling en afbouw van de KMR taken en de lopende zaken. In september heeft de opheffingsvergadering plaatsgevonden. In het vierde kwartaal heeft de Kring van provinciesecretarissen de matrix geborgd bij het HNP en Europa Decentraal. De financiering van de Milieuverkenner (in beheer bij Europa Decentraal) is opgenomen in de kassiersbegroting bij het IPO (€18.000 helft KEM helft KMR). Projectleider De projectleider ad interim was Joop Kramer van de provincie Drenthe. Financiën Het projectbudget bedroeg € 13.000. Hiervan is 9.000 euro betaald aan Europa Decentraal voor het bijhouden van de Milieuverkenner. De resterende € 4.000 viel vrij en is toegevoegd aan de PM-post.
Pagina 27 van 34
Hoofdstuk 3 Organisatie en Financiën 3.1. Organisatie De aansturing en planning en control van de PRISMA projecten lag tot eind 2011 bij de Brede Overleg- en Adviesgroep Milieu (BOAG-Milieu). De BOAG was het ambtelijke voorportaal voor de advisering naar de bestuurlijke adviescommissie en moest zorgen voor transparantie, draagvlak, deskundigheid en aansluiting bij prioritaire beleidsthema’s (aansluiten bij IPO-jaarplan). Zowel de inhoudelijke als de organisatorische aspecten van de PRISMA projecten vielen sinds medio 2007 onder verantwoordelijkheid van de BOAG Milieu. Daarvoor heeft het vroegere Directeurenberaad/Managementberaad Milieu en Water (MBMW) in 2007 zijn organisatorische taken voor het PRISMA-programma overgedragen aan de BOAG Milieu. Vóór 2005 was de toenmalige Managementgroep Milieu en Water (MMW) verantwoordelijk. Vanwege de nieuwe IPO-adviescommissiestructuur, waarin milieu geen aparte sector meer is, hield de BOAG Milieu eind 2011 op te bestaan. Door het opheffen van de ambtelijke BOAG Milieu en de bestuurlijke IPO-adviescommissie Milieu was er in 2012 geen milieugremium meer dat als opdrachtgever voor PRISMA kon fungeren en waarin de voortgang van de milieuprojecten besproken kon worden. De eerste PRISMA-kwartaalrapportage 2012 is ter goedkeuring aan de Kring van Provinciesecretarissen voorgelegd. Deze Kring heeft besloten dat PRISMA voortaan onder de adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling en Waterbeheer (DROW) valt. De tweede en derde kwartaalrapportage zijn aan de ambtelijke adviescommissie DROW ter goedkeuring voorgelegd. In het verslagjaar waren verder de volgende gremia betrokken bij de uitvoering van het interprovinciale milieuprogramma: -
Projectgroepen Ter begeleiding van PRISMA-projecten worden op ad-hoc basis projectgroepen in het leven geroepen die zich richten op de uitvoering van een project. De projectleider of projecttrekker is dan voorzitter van de projectgroep. Aan deze projectgroepen ofwel begeleidingscommissies werden via het IPO-secretariaat vergaderfaciliteiten beschikbaar gesteld uit PRISMA-budget.
-
IPO-secretariaat Op het IPO-secretariaat hebben de medewerkers die zich met milieu bezighouden een taak bij de uitvoering van het interprovinciale milieuprogramma. Deze IPO-medewerkers zijn themagewijs aan een project verbonden en fungeren als centraal aanspreekpunt voor de projectleider en de projectgroep die bij de uitvoering van het milieuprogramma betrokken zijn. Daarnaast is één van de medewerkers van het IPO-secretariaat, de PRISMA coördinator, algeheel verantwoordelijk voor het PRISMA-programma (planning en controlfunctie). Sinds september 2007 ligt deze centrale coördinatie van de PRISMA projecten bij Joyce Klink.
De kwartaalnieuwsbrief IPO Milieuwerk werd tot 2012 uitgebracht ten behoeve van de communicatie over PRISMA-projecten en over andere milieuzaken. Eind 2011 hebben de milieugedeputeerden besloten om in het kader van de bezuinigingen en de transitie van het IPO (milieu wordt facetbeleid) na 20 jaar te stoppen met de nieuwsbrief IPO Milieuwerk. Het slotnummer verscheen in december 2011. Daarin blikken oudgedienden terug op de afgelopen 20 jaar. De nieuwsbrief is derhalve niet meer uitgebracht in 2012. De rapporten die de verschillende PRISMA-projecten opleveren, werden van oudsher beschikbaar gesteld via de website www.monitoringportaal.nl. Het monitoringportaal was het centrale punt voor rapporten over monitoring van milieu, water en natuur van de Pagina 28 van 34
provincies en van het rijk. Ook de PRISMA-programma’s, PRISMA-jaarverslagen, en de nieuwsbrief IPO-Milieuwerk stonden op het portaal. Het vakberaad Monitoring kreeg de besluitvorming over financiering voor 2012 echter niet rond. Daarom is het monitoringportaal per 1 juli 2012 gestopt. Het IPO heeft besloten om de PRISMA rapporten over te zetten naar de IPO website zodat ze voortaan te vinden zijn op www.ipo.nl. De tussentijdse stand van zaken van de PRISMA-projecten voor de kwartaalrapportages werd bijgehouden op de website www.monitoringproducten.nl. Deze kreeg in 2012 een besloten karakter en werd achter een wachtwoord geplaatst. Na 2012 wordt deze website niet meer gebruikt. 3.2. Financiën De provincies werken in interprovinciaal verband al sinds 1990 samen aan de uitvoering van het milieubeleid. Op 1 januari 1995 is de specifieke uitkering die de provincies voor de uitvoering van het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) ontvingen, overgeheveld naar het Provinciefonds en toegevoegd aan de algemene uitkering. Het ging daarbij om een bedrag van 32,8 miljoen gulden (ca. 15 miljoen euro). Tegelijkertijd werd overeengekomen dat de provincies per jaar maximaal 10 procent van dat bedrag beschikbaar stellen voor de uitvoering van het interprovinciale milieubeleid. Voor de eerste jaren werd de feitelijke bijdrage bepaald op 8%. Op de bijdrage werd een jaarlijkse indexering van 1,25 procent toegepast. De financiering van PRISMA geschiedt op basis van een afzonderlijk door de provincies beschikbaar gesteld budget. De provincies worden geconfronteerd met grote bezuinigingen op het provinciefonds. Daarom hebben de gezamenlijke milieugedeputeerden op 17 juni 2010 besloten om het PRISMA budget voor 2011 met 15% naar beneden bij te stellen. Het jaar daarop werd besloten om het budget voor PRISMA 2012 vast te stellen op 1.061.104 euro. Dit is opnieuw een bezuiniging van ditmaal 5,4%. In de volgende tabel staan de bijdragen van de afzonderlijke provincies aan het PRISMAbudget. De verdeelsleutel is gebaseerd op de NMP-uitkering van destijds.
Groningen Fryslân Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland
Euro’s: 42.126 59.634 62.605 75.020 148.448 53.267 119.799 135.079 50.827 146.220 128.500 39.579 1.061.104
Procenten: 3,97 5,62 5,90 7,07 13,99 5,02 11,29 12,73 4,79 13,78 12,11 3,73 100,00
Ten opzichte van de planning in het jaarprogramma 2012 zijn er een aantal verschuivingen geweest. Aan het eind van het jaar zijn 2 urgente projecten van start gegaan uit onbenutte middelen. Deze later toegevoegde projecten zijn: - 6A1. landelijke handhavingsstrategie; - 6D1. inspectie tankopslag van brandbare vloeistof volgens PGS 29. Een aantal projecten konden van start met restbudget van vorig jaar. De toenmalige Brede Overleg- en Adviesgroep (BOAG) Milieu besloot eind 2011 namelijk dat de volgende Pagina 29 van 34
projecten die gepland waren voor PRISMA 2012 al vóór de jaarwisseling aan de slag konden met uit onbenutte PRISMA-middelen uit 2011: 2 SWUNG 2 (Geluidbeleid), opdracht van €56.525 aan adviesbureau Haskoning; 6B Doorontwikkeling brancheteams in het toezicht op afvalbedrijven, opdracht aan DCMR Milieudienst Rijnmond van 47.600 euro; 6E Groene handhaving, opdracht van €17.850 aan adviesbureau MMG; 6G Kaderstelling vergunningverlening, opdracht van 59.287 euro aan Agentschap NL. Er zijn twee projecten waarvan de uitvoering doorloopt in 2013 (Duurzaam Stortbeheer, en Bodemverdichting). Vanuit de gedachte van risico op kapitaalvernietiging en dat het onwenselijk is om een project vlak voor afronding te moeten beëindigen, is besloten om het daarvoor benodigde budget van 2012 bij wijze van uitzondering door te schuiven naar 2013. Hierbij speelt ook de overweging dat er in het beperkte afsluitende PRISMA-jaar 2013 geen budget meer achter de hand is uit PM-post, communicatiebudget, of vergaderbudget. Er is dus in 2013 geen enkele mogelijkheid om in voorkomende gevallen nog aanvullend budget toe te kennen. Bij Duurzaam Stortbeheer (27.888 euro) was het onmogelijk om voor de jaarwisseling opdracht te verlenen aan Agentschap NL omdat dat per 1-1-2013 overgaat naar Rijkswaterstaat. Voor Bodemverdichting (4.961 euro) werd het zinvoller geacht om het symposium na afronding van het project te houden in 2013. Tenslotte is er in dit jaarverslag inhoudelijk aandacht besteed aan twee projecten van 2011 die in 2012 tot afronding kwamen (2A Best Beschikbare Techniek (BBT) voor geluid in Wm vergunningverlening, en 3A Provinciaal profijt van biodiversiteit). Voor de financiën hiervan wordt naar het vorige jaarverslag verwezen. 3.3. Toelichting jaarrekening In de volgende paragraaf wordt een overzicht gegeven van de milieugerelateerde geldstromen waarvoor het IPO-secretariaat een kassiersfunctie had. Het gaat hierbij niet alleen om de van de provincies ontvangen bijdragen voor interprovinciale PRISMA projecten maar ook om extra budgetten die door de provincies dan wel door het voormalige ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) danwel het huidige ministerie voor Infrastructuur en Milieu (I&M) aan het IPO zijn overgemaakt. Hierbij gaat het om: Front Office Chemie & Afval-budget (project inmiddels afgerond), en budget voor de samenwerkingsknooppunten (SKP) decentrale handhavingsstructuur (voorheen servicepunten handhaving SEPH genoemd).
Pagina 30 van 34
3.4. jaarrekening kassiersfunctie PRISMA e.a.
2011
2012 begroot
Bedragen exclusief BTW
2012
Toegerekende indirecte kosten Vergaderkosten Communicatie, publicaties, representatie front office SEPH (1) Externe adviezen subtotaal Door te schuiven BTW front office Door te schuiven BTW (2) Totaal toegerekende kosten
12.648 40.473 9.538 362.832 722.665 1.148.156 1.914 109.111 1.259.181
50.000 57.500 0 0 801.348 908.848 0 152.256 1.061.104
6.672 14.378 0 169.584 734.583 925.216 0 107.147 1.032.364
Totaal lasten IPM
1.259.181
1.061.104
1.032.364
1.672.385
1.061.104
1.680.963
-772.782 359.578
0 0
-818.183 169.584
1.259.181
1.061.104
1.032.364
Baten bijdragen provincies (3) vooruitontvangen/nog te ontvangen bijdragen (4) bijdragen andere overheden (5) Totaal baten
De cijfers zijn in verband met de vergelijkbaarheid afgezet tegen de werkelijke cijfers van het voorgaande jaar en de begroting van het verslagjaar. De posten vergaderkosten, communicatie en externe adviezen zijn allen exclusief BTW. De betaalde BTW is in één bedrag verantwoord onder de post ‘Door te schuiven BTW’. Dit bedrag kan door de provincies worden gedeclareerd bij het BTW Compensatiefonds. Voetnoten 1. SEPH/SKP: voormalige servicepunten handhaving, tegenwoordig Samenwerkingsknooppunten decentrale handhavingstructuur. 2. De post ‘Door te schuiven BTW’ bestaat uit BTW op de vergaderkosten, BTW op de communicatiekosten en BTW op de externe adviezen PRISMA. 3. Het totaal door de provincies aan het IPO beschikbaar gestelde bedrag in het kader van de kassiersfunctie PRISMA en andere milieugeldstromen bedraagt € 1.680.963 euro. Dit bedrag is opgebouwd uit het PRISMA-budget (€ 1.061.104), en het overlopende budget uit het voorgaande jaar (€ 619.859). 4. De kassiersfunctie sluit met een batig saldo van € 818.183. In dit batige saldo zijn de vooruitontvangen baten opgenomen van het reguliere budget. Tegenover dit ‘batig’ saldo staan geregistreerde verplichtingen. 5. Dit betreft een bijdrage van het ministerie I&M voor SEPH.
Pagina 31 van 34
Per 1 oktober 2012 is het btw-tarief verhoogd van 19% naar 21%. Dit kan betekenen dat reeds gegunde opdrachten meer budget vragen omdat met een hoger BTW wordt gefactureerd dan waar destijds de opdrachtbrief op was gebaseerd. Hiervoor moet binnen het budget van PRISMA 2013 een reservering worden aangemaakt. Het gaat waarschijnlijk om ongeveer € 2.400. Voorgesteld wordt om het restbudget van 3.827,71 euro hiervoor te reserveren en eerst na financiële afronding van de projecten terug te storten naar de provincies.
Pagina 32 van 34
Verschenen en binnenkort te verschijnen publicaties PRISMA 2012 interprovinciale milieuprojecten, IPO-publicatienummer 298, is te vinden op www.ipo.nl. Jaarverslag PRISMA 2011 interprovinciale milieuprojecten, IPO-publicatienummer 301, is te vinden op www.ipo.nl. IPO Uitvoeringsagenda 2012-2013 Kennis en Uitwisseling Energietransitie en Innovatie, bouwsteen voor duurzame regionale economie, binnenkort te vinden op www.ipo.nl. Financieringsstrategie voor provincies voor duurzame energie en energiebesparing met private en publieke middelen, Haute Equipe en RebelGroup, 6 december 2012, binnenkort op www.ipo.nl. Handleiding “Informatie over het bepalen van de beste beschikbare technieken ten aanzien van geluid, die in aanmerking komen voor inrichtingen” en de aanvullende notitie “Juridische analyse BBT-geluid”, door DCMR Milieudienst Rijnmond, zijn te vinden op www.ipo.nl. (PRISMA 2011) Rapport “PRISMA-project Swung II, Fase 1” van 20 april 2012 door Oranjewoud en Royal Haskoning (over provinciale kosten nieuwe geluidwetgeving), is te vinden op www.ipo.nl. Brochure “Provinciaal profijt van biodiversiteit”, door Bureau Zet van april 2012, is te vinden op www.ipo.nl (PRISMA 2011). Rapport “Risico op ondergrondverdichting in het landelijk gebied in kaart”, binnenkort te vinden op www.ipo.nl of op www.alterra.nl. Jaarlijkse monitor rapportage 'Naleving en handhaving BRZO-bedrijven 2011', is aangeboden aan de Tweede Kamer en te vinden op www.rijksoverheid.nl of www.latrb.nl. Notitie "Kwaliteitscriteria LAT risicobeheersing bedrijven" van 22/10/2012 is te vinden op www.latrb.nl. "Landelijke handhavingstrategie Brzo 1999" is te vinden op www.latrb.nl. Nota ‘Basisniveau provinciale regievoering groene handhaving’, door Bert Kaspers (LOM) en Jean-Paul de Poorter (MMG Advies), eindversie 21-2-2012, is te vinden op www.ipo.nl. Tussenrapportage “Invoering Basisniveau provinciale regievoering groene handhaving’, eindversie 9 oktober 2012, van het Regieplatform Groene Handhaving, is te vinden op www.ipo.nl. Werkinstructie voor de handhavers van de Cross Compliance; binnenkort te vinden op www.ipo.nl. Handreiking handhaving Natura 2000 gebieden, binnenkort te vinden op www.ipo.nl. Het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de Wabo, te vinden op www.uitvoeringmetambitie.nl/bestanden/stelselnotitie.pdf. Kwaliteitscriteria 2.1 Voor vergunningverlening, toezicht en handhaving krachtens de Wabo, is te vinden op www.uitvoeringmetambitie.nl/bestanden/2012-1002%20Kwaliteitscriteria%202%201def%201%20%20(2).pdf).
Pagina 33 van 34
Implementatieplan kwaliteitscriteria 2.1, binnenkort te vinden op www.uitvoeringmetambitie.nl of op www.infomil.nl. Digitale tool “zelfevaluatietool kwaliteitscriteria”, te vinden op www.infomil.nl/onderwerpen/integrale/omgevingsvergunning/zelfevaluatietool/. De kaderstelling voor vergunningverlening is te vinden op www.infomil.nl. Rapport “Toezicht en Handhaving RBML” (over de wet luchtvaart) van december 2012 door Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, is te vinden op www.ipo.nl. De MiliEUverkenner (met het overzicht van Europese prioritaire milieudossiers van KEM en KMR) is te vinden op www.europadecentraal.nl.
Pagina 34 van 34