PRISMA 2011
Interprovinciale Milieuprojecten
PRISMA 2011 interprovinciale milieuprojecten
IPO-PUBLICATIENUMMER: 289
INHOUDSOPGAVE pagina 3
1.
Inleiding
2.
Inhoud PRISMA 2011
4
2.1 2.2 2.3
4 5
Criteria projectvoorstellen Strategische monitoring Thema’s en projecten 2.3.1 Ruimte voor klimaat: adaptatie en mitigatie 2.3.2 Geluid 2.3.3 Luchtkwaliteit 2.3.4 Biodiversiteit 2.3.5 Bodemkwaliteit 2.3.6 Informeren burgers 2.3.7 (Leren voor) duurzame ontwikkeling 2.3.8 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) 2.3.9 Organisatie uitvoering, vergunningverlening en handhaving 2.3.10 Europees Milieubeleid
3. Uitvoering PRISMA 2011 3.1
3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
5 6 7 7 8 8 8 9 9 10 11
Interprovinciale samenwerking 3.1.1 Organisatiestructuur 3.1.2 IPO-Adviescommissie Milieu 3.1.3 Brede Overleg- en Adviesgroep Milieu (BOAG Milieu) Organogram interprovinciale adviesstructuur IPO-medewerkers milieu Begroting PRISMA 2011 3.4.1 Andere geldstromen 3.4.2 Budgetvrijval Verdelingsvoorstel PRISMA-budget Verdeling PRISMA-budget 2011 naar thema’s van de Meerjarenagenda
4. Projectenbeschrijvingen
11 11 11 12 13 14 15 16 16 16 17 18
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
IPO-project klimaat, energie en ruimte 2009-2011 ruimte voor nieuwe energie doelmatigheidscriterium voor geluidsmaatregelen provinciale wegen BBT-geluid bij Wm vergunningverlening opzetten coordinatiepunt Biodiversiteit Harmonisatie geo-informatie milieu Duurzame bedrijventerreinen Veranderend omgevingsrecht: contouren voor een nieuwe integrale Omgevingswet 4.9 Regie en interbestuurlijk toezicht nieuwe stijl 4.10 Ontwikkeling Regionale uitvoeringsdiensten 4.11 Doorontwikkeling systeemgericht toezicht 4.12 Doorontwikkeling brancheteams in het toezicht op afvalbedrijven 4.13 Kaderstelling vergunningverlening 4.14 Europees netwerk IMPEL 4.15 interprovinciale kerngroep Europees milieubeleid 4.16 Interprovinciale kerngroep Milieuregelgeving
2
18 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 48 49
1.
INLEIDING
De provincies werken in interprovinciaal verband al sinds 1990 samen aan de uitvoering van het milieubeleid. De uitvoering van het milieubeleid werd, naast opname in het eigen provinciaal beleid, interprovinciaal en projectmatig opgepakt. Interprovinciaal, waar dat uit oogpunt van efficiëntie, effectiviteit en eenduidigheid, wenselijk was, en projectmatig, vanwege de noodzaak om op korte termijn resultaten te boeken. Sindsdien wordt elk jaar via interprovinciale milieuprojecten gewerkt aan het halen van milieudoelen. Tot 2004 heette het programma IPM (Interprovinciale Projectorganisatie Milieu). Sinds 2005 gebeurt dit onder de titel PRogramma IPO Strategische Milieu Agenda (PRISMA). Ook nu wordt weer voortgebouwd op de succesvolle interprovinciale samenwerking. De inhoudelijke doelen liggen vast in de Meerjarenagenda Interprovinciaal Overleg 20082011. Het jaar 2011 is de laatste jaarschijf van deze IPO Meerjarenagenda. In de Meerjarenagenda staan voor alle beleidsvelden de interprovinciale ambities voor de periode van vier jaar tot de verkiezingen voor de Provinciale Staten op 2 maart 2011. De huidige IPO-Meerjarenagenda 2008-2011 is voor milieu de opvolger van de Strategische Milieu Agenda 2005-2008 (SMA). Hoewel er geen apart document met de titel ‘Strategische Milieu Agenda’ meer verschijnt, blijft de afkorting PRISMA uit praktische overwegingen in gebruik. Voor het beleidsveld milieu zijn doelen voor tien prioritaire thema’s benoemd. Het voorliggende programma PRISMA 2011 bevat de interprovinciale milieuprojecten die in 2011 worden uitgevoerd om de interprovinciale milieuambities waar te maken. De provincies hebben in de IPO Meerjarenagenda 2008-2011 integrale projecten en sectorale beleidsthema’s benoemd. Voor milieu zijn dit: integrale projecten: 1. Ruimte voor klimaat: adaptatie en mitigatie sectorale beleidsthema’s: 2. Geluid 3. Luchtkwaliteit 4. Biodiversiteit 5. Bodemkwaliteit 6. Informeren burgers (risicokaarten, gezondheidskaarten) 7. (Leren voor) duurzame ontwikkeling 8. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) 9. Organisatie uitvoering vergunningverlening en handhaving 10. Europees Milieubeleid Het realiseren van de ambities uit de meerjarenagenda is een verantwoordelijkheid van alle provincies. Deze samenwerking wordt geoperationaliseerd in de interprovinciale projecten. De interprovinciale milieuprojecten worden jaarlijks gebundeld in het PRISMAprogramma. Voorliggend programma is vastgesteld door de IPO adviescommissie Milieu van 2 december 2010.
3
2.
INHOUD PRISMA 2011
PRISMA 2011 bevat de interprovinciale milieuprojecten die in 2011 gezamenlijk worden uitgevoerd met ondersteuning van provinciale medewerkers. De financiering van deze projecten geschiedt op basis van een afzonderlijk door de provincies beschikbaar gesteld budget. Naar aanleiding van de benodigde bezuinigingen hebben de gezamenlijke milieugedeputeerden op 17 juni 2010 besloten om het budget voor 2011 met 15% naar beneden bij te stellen. PRISMA 2011 is gebaseerd op ingediende projectvoorstellen. De ambtelijke Brede Overleg- en Adviesgroep Milieu (BOAG Milieu) waarin alle twaalf provincies zijn vertegenwoordigd, heeft de projectvoorstellen beoordeeld. De twaalf milieugedeputeerden in de bestuurlijke IPO-Adviescommissie Milieu hebben ingestemd met de projectvoorstellen. 2.1
Criteria projectvoorstellen
Om recht te doen aan de uitgangspunten en ambities van de Meerjarenagenda, dienden projectvoorstellen rekening te houden met een lijst met criteria voor PRISMA-projecten. Medio 2010 is besloten om de criteria aan te scherpen en te bundelen. De nieuwe criteria zijn vastgesteld door de Brede Overleg- en Adviesgroep Milieu van 25 mei 2010. Naast 6 hoofdcriteria zijn er ook 2 nevenaspecten die een rol kunnen spelen bij de beoordeling van ingediende voorstellen. 1. het project is een uitwerking van een thema genoemd in het onderdeel duurzame ontwikkeling/milieu van de IPO-Meerjarenagenda 2008-2011. De 10 thema’s zijn: a. Ruimte voor klimaat: adaptatie en mitigatie b. Geluid c. Luchtkwaliteit d. Biodiversiteit e. Bodemkwaliteit f. Informeren burgers (risicokaarten, gezondheidskaarten) g. (Leren voor) duurzame ontwikkeling h. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) i. Organisatie uitvoering vergunningverlening en handhaving j. Europees Milieubeleid 2. het project levert een bijdrage aan een politiek-bestuurlijk product; 3. het project heeft een innovatief karakter en een ontwikkelfunctie (vliegwielfunctie) voor alle 12 provincies; 4. het project moet in de tijd afgebakend en uitvoeringsgereed zijn. Bij projecten c.q. uitvoeringsprogramma's die een langere looptijd hebben dan één jaar, dienen middelen jaarlijks of via een procesmatige “go/no go beslissing” te worden aangevraagd en verantwoord. 5. het projectresultaat is van belang voor alle provincies; 6. Het project versterkt de samenwerking tussen provincies. Naast deze criteria zijn er ook twee nevenaspecten die meetellen: 7. een project dat noodzakelijk is in verband met afspraken (convenanten, overeenkomsten etc.) die met andere partijen zijn gemaakt, krijgt voorrang boven projecten die dit niet hebben.
4
8. een integraal project dat niet alleen het aandachtsveld milieu betreft maar ook andere sectoren erbij betrekt, krijgt een pré. 2.2. Strategische monitoring In 2007 is een begin gemaakt met het onderbrengen van de PRISMA-projecten in een systeem voor strategische monitoring. Dit geldt ook voor de PRISMA-projecten 2011. Het systeem is zodanig opgezet dat het een minimale claim legt op de tijdinzet van projecttrekkers. Omdat de ervaring leert dat complexe monitoringsystemen geen lang leven hebben, is de strategische monitoring eenvoudig opgezet. De methode gaat ervan uit dat elk PRISMAproject zelf de gegevens genereert die in de strategische monitor worden opgenomen. Het is de bedoeling in alle PRISMA-projecten een monitoringmodule in te bouwen. Deze module omvat: 1. een stappenplan om de voortgang van het project te meten; 2. het gewenste (maatschappelijke) doel van het project; en 3. de manier waarop de doelbereiking in het project wordt gemeten. De module vormt een integraal onderdeel van de projectopzet. De eventuele kosten maken onderdeel uit van het projectbudget. Voordeel is dat daarmee de beschikbaarheid van monitoringgegevens is gewaarborgd. Een ander voordeel is dat al tijdens de opzet van een project wordt nagedacht over het gewenste projectresultaat en over de wijze waarop dit wordt gemeten. Naast het projectresultaat werd ook altijd gevraagd naar het maatschappelijk resultaat. Dit blijkt echter moeilijk meetbaar te zijn en is nu weggelaten. Deze criteria staan echter niet garant voor een succesvolle uitvoering van de projecten. De uitvoering van het programma staat of valt met voldoende deskundige personele inzet vanuit de provinciehuizen, in de personen van projectleiders en leden van projectgroepen. In het kader van een doelmatige inzet van provinciale medewerkers in interprovinciale projecten, dient zo veel mogelijk te worden geopereerd door een kleine projectgroep (drie of vier provinciale medewerkers). Deze projectgroepen koppelen terug naar de portefeuillehouder van de BOAG Milieu waaronder het project valt. De projectgroep is verantwoordelijk voor de inhoudelijke opzet van het project en de begeleiding van een extern adviesbureau. Ook dient de projectgroep een breed draagvlak voor het uiteindelijke resultaat te organiseren. In dit verband is het noodzakelijk dat de projectgroep (al dan niet in overleg met de desbetreffende portefeuillehouder in de BOAG) een adequate politiek-bestuurlijke oriëntatie bezit. Tot slot is een regelmatig contact met het IPO-secretariaat van belang. 2.3 Thema’s en projecten De projecten in dit programma zijn geclusterd rondom de thema’s van de IPOMeerjarenagenda 2008-2011. In de projectbeschrijving is opgenomen onder welke portefeuillehouder van de BOAG het project valt. Hieronder wordt per thema ingegaan op wat het betreffende onderwerp in 2011 probeert te bereiken. Kort wordt aangegeven waarop in 2011 wordt ingezet en welke projecten worden uitgevoerd om het gestelde doel te bereiken. 2.3.1 Ruimte voor Klimaat en Duurzame Energie Het klimaat verandert. De gevolgen zijn nu al merkbaar voor de veiligheid, het leefklimaat, de biodiversiteit en de economie. De veranderingen zetten door. Aanpassen aan klimaatverandering is geboden, ook voor de (gezamenlijke) provincies. Het IPO richt de gezamenlijke activiteiten zowel op adaptatie (aanpassing van de ruimtelijke ontwikkeling aan de verwachte effecten) als op mitigatie (minder uitstoot van stoffen die verantwoordelijk zijn voor klimaatverandering). Wij zetten in op ‘Ruimte voor Klimaat en Duurzame Energie’.
5
In 2011 richt de aandacht zich op: •
Het project Klimaat en Energie maakt systematisch zichtbaar welke cruciale bijdrage de provincies leveren om Nederland duurzaam en klimaatbestendig in te richten. In dit afrondend jaar van de lopende klimaatovereenkomst met het rijk wordt planmatig aandacht en publiciteit gegeven aan de prestaties die de provincies hebben geleverd bij onder andere de realisatie van de klimaatafspraken op het terrein van duurzame energie, energiebesparing, duurzame mobiliteit en duurzaam wegbeheer, stimuleren en faciliteren van private initiatieven, ruimtelijke adaptatie.
•
Met het energietransitiemodel dat in 2010 door het IPO is ontwikkeld worden de inzet en ambities van de provincies voor de productie van duurzame energie ingevuld. De provincies specialiseren op duurzame energiebronnen die passen bij de regio en delen hun ervaring. Door specialisatie en samenwerking in IPOverband sturen de provincies aan op een efficiënte transitie naar duurzame energie als grondlegger voor een duurzame regionale economie.
•
Voeren van een lobby naar departementen, parlement en maatschappelijke partners om tot werkbare regels te komen die duurzame energie en duurzame mobiliteit stimuleren en energiebesparing bevorderen. De nadruk ligt op fiscale instrumenten, stimuleringsregels (opvolger van de Subsidieregeling Duurzame Energie) en op het opzetten van een energiedistributie-infrastructuur die geschikt is voor de decentrale productie van duurzame energie, onder meer met smart grids.
•
Voorbereiden van eventuele vervolgafspraken met het Rijk, gemeenten en eventueel bedrijfsleven.
•
Inzetten op bindende afspraken met industrie en bedrijfsleven om energie te besparen en warmte beter te benutten met vergunningverlening en handhaving als stok achter de deur.
•
Coördinatie van de uitvoering van het Klimaatakkoord in het programma ‘Provincies, schakel voor klimaat en energie’ en organisatie (in het kader van de ‘provincieacademie’) van initiatieven voor een lerende organisatie van de provincies (bestuurlijk, ambtelijk en samen met belangrijke externe partners);
•
Een bijdrage leveren aan de voorbereiding van de uitvoering van het nationale actieplan ‘Duurzame Energie’ in het kader van de Europese Richtlijn voor duurzame energie. Bevorderen dat klimaat en duurzame energie goed wordt verankerd in Europe 2020 (specifiek vlaggenschip innovatie) en dat dit optimaal door provincies wordt benut.
De voor 2011 ingediende projecten zijn: -
IPO-project klimaat, energie en ruimte 2009-2011; en ruimte voor nieuwe energie.
2.3.2 Geluid Voor een gezonde, veilige en duurzame leefomgeving krijgt het terugdringen van geluidsoverlast meer bestuurlijke aandacht. De Wet geluidhinder moet worden vereenvoudigd en de rechtsbescherming van de burger en de uitvoeringsgerichtheid en de handhaafbaarheid moeten worden vergroot. De geraamde kosten bedragen 700 miljoen euro over een periode van tien jaar. De inzet is hiervoor financiering te vinden.
6
In 2011 richt de aandacht zich op: •
Beïnvloeden van het wetsvoorstel SWUNG-2 (SamenWerken in de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid) zodat rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de bouwopgave, en waarbij zeker gesteld wordt dat provincies niet opdraaien voor de financiering van de sanering van woningen die gebouwd zijn na 1986 (het ‘handhavingsgat’);
•
Lobby voor een verhoging van de inzet op bronbeleid om de kosten van sanering terug te dringen. Dit betekent lobby voor maatregelen om auto’s stiller te krijgen en daarnaast investeren in stiller asfalt op provinciale wegen.
De voor 2011 ingediende projecten zijn: -
doelmatigheidscriterium voor geluidsmaatregelen provinciale wegen; BBT-geluid bij Wm vergunningverlening (beste beschikbare technieken voor vergunningen die verleend worden op grond van de Wet Milieubeheer).
2.3.3 Luchtkwaliteit Verbetering van de luchtkwaliteit is noodzakelijk, mede in het belang van de gezondheid en de voortgang van bouwactiviteiten. Maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd, opdat in heel Nederland aan de normen wordt voldaan. De milieudoelen voor luchtkwaliteit, klimaat, energie en geluid worden geïntegreerd aangepakt. In Europees verband komt een werkbare nieuwe NEC-richtlijn (National Emission Ceilings, Nationale Emissie Plafonds) tot stand, die is afgestemd met het beleid op het gebied van klimaat en energie. In 2011 richt de aandacht zich op: •
Meewerken aan de evaluatie van de eerste monitor in 2010 van het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit 2009-2014 (NSL);
•
Lobby voor ambitieuze maar haalbare nationale emissieplafonds (National Emission Ceilings, NEC) voor zwaveldioxide, stikstofoxiden, fijn stof (PM2,5), ammoniak en vluchtige organische stoffen bij de herzieningen van het Gothenburg-protocol en de Europese Richtlijn;
•
Behartigen van de provinciale belangen bij de aanpassing luchtkwaliteitregelgeving (fijn stof uit de landbouw, ammoniak).
van
de
De voor 2011 ingediende projecten zijn: -
Voor het thema luchtkwaliteit is geen project ingediend.
2.3.4 Biodiversiteit Goede randvoorwaarden voor biodiversiteit zijn te bereiken door een samenhangende uitvoering van de agenda’s voor het omgevingsbeleid. Het milieu moet voldoen aan de normen voor bodem, water en lucht. De meest bedreigende milieufactoren stikstof, mest en verdroging moeten worden aangepakt via de belangrijkste verontreinigingbronnen: landbouw, verkeer en industrie. In 2011 richt de aandacht zich op: •
Formuleren van gezamenlijke interprovinciale doelstellingen voor biodiversiteit en zorg dragen voor de uitvoering;
7
•
Beïnvloeden van de op te stellen nieuwe Europese doelstellingen biodiversiteit post-2010.
Het voor 2011 ingediende project is: opzetten coördinatiepunt Biodiversiteit.
-
2.3.5 Bodemkwaliteit De Nederlandse bodem moet duurzaam worden gebruikt. Als de bodemkwaliteit onvoldoende is, moet de grond worden beheerd of schoongemaakt (gesaneerd). In 2011 richt de aandacht zich op: •
Lobby voor verdere decentralisatie van het bodembeleid. Inzet is de overheveling van de vergunningverlening voor geothermie naar de provincies;
•
Bewaken van de belangen van de provincies bij de uitvoering van het Bodemconvenant. Zorgen dat de tussen de convenantpartijen gemaakt afspraken worden nagekomen en dat er voldoende financiële en personele middelen beschikbaar blijven voor de uitvoering;
•
Stimuleren van provincies bij de transitie naar een bodembeleid waarin het duurzaam gebruik van de ondergrond centraal staat. Deze nieuwe benadering van de ondergrond vergt een meer integrale en sectoroverstijgende aanpak.
De voor 2011 ingediende projecten zijn: -
voor het thema bodemkwaliteit wordt in 2011 geen PRISMA-project uitgevoerd.
2.3.6 Informeren burgers De provinciale risicokaart en het project Gezondheid en Milieu via internet maken de risico- en milieu-informatie aan burgers beter toegankelijk en inzichtelijk. De zichtbaarheid van de provincies als presterend middenbestuur moet worden vergroot. In 2010 heeft de aandacht zich gericht op het volgende. Voor 2011 zijn geen doelen geformuleerd. -
Participatie in afronding van het rijksproject Atlas Leefomgeving. Doel is om risico- en milieu-informatie via internet beter toegankelijk te maken voor burgers;
-
een meer effectieve en onderling afgestemde monitoring en informatievoorziening en een doelmatiger gebruik van monitoringdata voor provinciaal beleid op het terrein van milieu, water, landelijk gebied, natuur en ruimtelijke ontwikkeling.
Het voor 2011 ingediende project is: -
Harmonisatie geo-informatie milieu.
2.3.7 (Leren voor) duurzame ontwikkeling Het doel van ‘Leren voor duurzame ontwikkeling’ is maatschappelijke innovatie en een samenleving, gericht op duurzaamheid. In 2011 richt de aandacht zich op: •
Beïnvloeden van de discussie over een nieuw stelsel van het omgevingsrecht, zodanig dat de (milieu)kwaliteit in het omgevingsbeleid en bij integrale gebiedsontwikkeling optimaal wordt gewaarborgd.
8
De voor 2011 ingediende projecten zijn: -
Duurzame bedrijventerreinen; Veranderend omgevingsrecht: contouren voor een nieuwe integrale omgevingswet.
2.3.8 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) Het doel van het Wetsvoorstel algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het realiseren van een voor burgers en bedrijven laagdrempelig vergunningenstelsel via een omgevingsvergunning, onder handhaving van het beschermingsniveau. De Wabo moet leiden tot een transparante overheidsorganisatie, die zorgt voor snelle en doeltreffende procedures. De provincies bereiden zich erop voor dat zij de omgevingsvergunning per 1 juli 2010 kunnen invoeren. Er worden afspraken gemaakt over adequate ICTvoorzieningen en compensatie van de gestegen bestuurslasten. In 2011 richt de aandacht zich op: - Voor 2011 zijn geen doelen geformuleerd. De wet is per 1 oktober 2010 van kracht geworden. Het voor 2011 ingediende project is: -
Voor 2011 zijn geen projecten ingediend.
2.3.9 Organisatie uitvoering vergunningverlening en handhaving De provincies streven bij vergunningverlening, toezicht en handhaving naar een doelmatige overheid die transparant opereert, voor een goede dienstverlening zorgt en naar lagere kosten voor burger en bedrijfsleven streeft. In 2011 richt de aandacht zich op: •
Lobby voor en het bewaken van de uitvoering van de package deal tussen rijk, IPO en VNG. Specifieke aandachtspunten voor het IPO daarbij zijn de overdracht van het bevoegd gezag, de financiële consequenties, een goed werkgeverschap van de provincies bij de overdacht van personeel en het werken met landelijke kwaliteitscriteria;
•
Implementatie, begeleiden en beoordelen van de zelfevaluatie op basis van de kwaliteitscriteria KPMG 2.0. bij provincies en gemeenten en evalueren van deze kwaliteitscriteria;
•
Coördineren van de Uitvoeringsdiensten.
•
Behartigen van de provinciale belangen bij het tot stand komen van het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen;
•
Uitvoeren van de “Uitvoeringsvisie Externe Veiligheid 2011-2014” en de daarin benoemde gezamenlijke interprovinciale activiteiten externe veiligheid voor de periode 2011-2014.
•
Implementatie van de Europese richtlijn voor Industriële Emissies (opvolger van de IPPC-richtlijn).
doorontwikkeling
van
de
vorming
De voor 2011 ingediende projecten zijn: -
Regie en interbestuurlijk toezicht nieuwe stijl; Ontwikkeling Regionale uitvoeringsdiensten; Doorontwikkeling systeemgericht toezicht; Doorontwikkeling brancheteams in het toezicht op afvalbedrijven;
9
van
Regionale
- Kaderstelling vergunningverlening; - IMPEL (Europees netwerk milieuvergunningverleners en handhavers). Voor externe veiligheid loopt een separaat projectenprogramma. 2.3.10 Europees Milieubeleid Het IPO wil structurele betrokkenheid bij de Europese onderhandelingen over het Europese milieubeleid door Nederland. In 2011 richt de aandacht zich op: •
Belangenbehartiging bij de nieuwe onderwerpen over afval (berging radioactief afval; bioafval).
De voor 2011 ingediende projecten zijn: -
Kerngroep Milieuregelgeving (KMR); Kerngroep Europees Milieubeleid (KEM).
10
3.
UITVOERING PRISMA 2011
3.1 Interprovinciale samenwerking De provincies werken in interprovinciaal verband al ruim twintig jaar intensief samen aan de uitvoering van het milieubeleid. Tot 2004 gebeurde dat in de vorm van een Interprovinciale Projectorganisatie Milieu (IPM). In 2004 is de formatie toegevoegd aan de IPO-kernfunctie platform en belangenbehartiging, om meer synergie te bereiken tussen beleidsvoorbereiding in IPO-verband en beleidsontwikkeling binnen de provinciehuizen. De algemeen directeur van het IPO heeft toegezegd de oorspronkelijke formatie geoormerkt in te zetten voor de begeleiding van de milieuprojecten waartoe in interprovinciaal verband wordt besloten. De bestuurlijke IPO-Adviescommissie Milieu stelt dit interprovinciale PRISMA-programma jaarlijks vast. De financiering geschiedt via de kassiersfunctie van het IPO. 3.1.1 Organisatiestructuur Een goed functionerende organisatie- en adviesstructuur is voor het IPO onmisbaar. Bij de vormgeving van het IPO is gekozen voor een klein secretariaat, dat geen ‘zelfstandige kracht’ mag en kan zijn, en dat een nauwe relatie met de provincies onderhoudt. In het PRISMA-programma is een ambtelijk gremium actief dat een sturende en adviserende rol heeft, te weten de BOAG Milieu. Tot en met 2008 hadden de interprovinciale milieuvakberaden ook een rol. Zij waren de opdrachtnemers van de in het PRISMA programma opgenomen projecten. De vakberaden stuurden de uitvoering van de individuele projecten aan naar inhoud en proces. Op 13 november 2008 heeft de BOAG besloten de vier milieuvakberaden, Bedrijven & milieu, Stedelijk Gebied & milieu, Bodem, Monitoring, op te heffen. In plaats daarvan zijn drie strategische werkgroepen gekomen (duurzaamheid, energie & klimaat; vergunningverlening, toezicht & handhaving, regionale kaderstelling omgevingsbeleid). Voor de overige onderwerpen (bijvoorbeeld geluid, lucht, externe veiligheid, bodem, afval, stank) zijn binnen de BOAG portefeuillehouders benoemd. Deze portefeuillehouders kunnen zelf hun advisering organiseren. De IPO-adviseurs ondersteunen procesmatig de IPO-Adviescommissie Milieu en de BOAG Milieu. 3.1.2 IPO-Adviescommissie Milieu De gedeputeerden milieu van de twaalf provincies vormen de IPO-Adviescommissie Milieu. Deze adviescommissie stelt de jaarprogramma’s PRISMA met de voorstellen voor de interprovinciale milieuprojecten en het budgetverdelingvoorstel vast. De Adviescommissie stelt ook de jaarverslagen PRISMA vast. De diverse milieuthema’s zijn verdeeld over de twaalf gedeputeerden. Voorheen werd ook per PRISMA-project aangegeven wie de bestuurlijk verantwoordelijke gedeputeerden voor een project waren. Vanaf 2009 is hiervan afgezien. De bestuurlijke trekkers voor een milieuthema zijn impliciet ook verantwoordelijk voor de onder het milieuthema vallende milieuprojecten. Als er in een project behoefte aan is om een bestuurlijke knoop door te hakken, of een projectresultaat ceremonieel aan te bieden, dan kunnen projectleiders terugvallen op de lijst bestuurlijke trekkers. Deze lijst, die de Adviescommissie medio 2007 heeft vastgesteld, geeft per milieuthema aan welk lid van de Adviescommissie waarvoor bestuurlijke trekker is.
11
3.1.3 Brede Overleg- en Adviesgroep Milieu (BOAG Milieu) Op 21 december 2000 heeft het algemeen bestuur van het IPO ingestemd met de instelling van Brede Overleg- en Adviesgroepen. Deze BOAG’s zijn het ambtelijk voorportaal voor de advisering naar de bestuurlijke Adviescommissies. Zij moeten zorgen voor transparantie (eenduidige structuur), draagvlak (goede uitwisseling en wisselwerking tussen het IPO en de provincies), deskundigheid (kwalitatief goede advisering) en aansluiting bij prioritaire beleidsthema’s (aansluiten bij het IPO-jaarplan). De basis voor de activiteiten van de BOAG’s is het IPO-jaarplan. Op grond hiervan maken de voorzitter van de BOAG en de algemeen directeur van het IPO afspraken over de inzet van de groep in het betreffende jaar. De BOAG’s zijn daarnaast een belangrijk voorportaal in de voorbereidingen van de bestuurlijke Adviescommissie en daarmee van het IPO-bestuur. Alleen de BOAG’s maken deel uit van de IPO-adviesstructuur. Alle andere interprovinciale overleggen behoren niet tot de formele adviesstructuur van het IPO. De taken van de BOAG Milieu voor de planning en control van het PRISMA-programma zijn als volgt te definiëren: -
Selecteren van PRISMA-projecten op basis van vastgestelde kaders en criteria; Toedelen van de budgetten aan de PRISMA-projecten; Aanwijzen van trekkers voor de projecten en het vrijmaken van menskracht voor de invulling van de projectgroepen die met de projecten bezig zijn; Beoordelen van het PRISMA-programma en hierover adviseren aan de IPOAdviescommissie; Beoordelen van en instemmen met de kwartaalrapportages; Beoordelen van de jaarrekening en hierover adviseren aan de IPO-Adviescommissie Milieu; Adviseren over verzoeken om extra budget gedurende het lopende boekjaar; Adviseren over nieuwe projecten die gedurende het jaar opkomen; Oordelen over alle andere niet te voorziene financiële, beleidsinhoudelijke en organisatorische aspecten die voortvloeien uit het PRISMA-programma; eindverantwoordelijkheid voor de totstandkoming van de interprovinciale projecten die vallen onder het PRISMA-programma.
Een andere taak van de BOAG Milieu is het instellen en het opheffen van vakberaden en het beoordelen van de jaarplannen van deze gremia.
12
3.2 Organogram interprovinciale adviesstructuur Schematisch ziet de organisatiestructuur rondom PRISMA er als volgt uit.
Algemene Vergadering IPO
Bestuur IPO
Adviescommissie Milieu mr. F.D. van Heijningen, voorzitter Kitty Roozemond, secretaris
IPO-secretariaat Kitty Roozemond, directeur Joyce Klink, Frank Puijn, Reinette Kiès, Sander Hage, Marten van der Gaag, Mireille Wösten, adviseurs
Brede Overleg – en Adviesgroep Milieu J. Janssen (Gelderland) voorzitter, mevrouw B. van Ingen (Gelderland) secretaris
13
3.3 IPO-medewerkers milieu Bij het IPO-secretariaat zijn de volgende medewerkers betrokken bij milieu met de volgende taakverdeling: mevrouw drs. C.E. (Kitty) Roozemond - directeur; en - secretaris IPO-Adviescommissie Milieu. mevrouw ir. F.J. (Joyce) Klink - algemene coördinatie PRISMA; - projectplanning en –control; - IPO-Milieuwerk; - Luchtkwaliteit/NEC; - biodiversiteit; - externe veiligheid; - industriebeleid/IPPC; - afval. ir. F.W. (Frank) Puijn - bestuurlijke ondersteuning/BOAG/coördinatie; - ondersteuning ontwikkeling vergunningverlening, toezicht en handhaving; - Europees milieubeleid; - klimaat en energie (duurzaamheid); - duurzame gebiedsontwikkeling; - gezondheid en milieu (inclusief geur). drs. S.D. (Sander) Hage - bodem (inclusief ontgrondingen); - klimaat en energie (duurzaamheid); - geluid. mevrouw ir. R.M. (Reinette) Kiès - omgevingsvergunning (strategie en lobby); - ontwikkeling vergunningverlening, toezicht en handhaving (strategie en lobby).
Drs. M.A. (Marten) van der Gaag - klimaat en energie
Mevrouw ir. M.A.D. -
(Mireille) Wösten Duurzame mobiliteit Biobased economy Duurzaam aanbesteden Sociale veiligheid in het openbaar vervoer
14
3.4 Begroting PRISMA 2011 Om de ambities van de IPO-Meerjarenagenda 2008-2011 en het PRISMA-programma 2011 te kunnen uitvoeren, is het noodzakelijk dat de provincies gezamenlijk een financiële bijdrage leveren. Op 1 januari 1995 is de specifieke uitkering die de provincies voor de uitvoering van het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) ontvingen, overgeheveld naar het Provinciefonds en toegevoegd aan de algemene uitkering. Het ging in eerste instantie om een bedrag van ongeveer 15 miljoen euro. Tegelijkertijd werd overeengekomen dat de provincies per jaar 8 procent van dat bedrag beschikbaar stellen voor de uitvoering van het interprovinciale milieubeleid. Op de bijdrage wordt een jaarlijkse indexering van 1,25 procent toegepast. De provincies worden geconfronteerd met grote bezuinigingen op het provinciefonds. Daarom hebben de gezamenlijke milieugedeputeerden op 17 juni 2010 besloten om het PRISMA budget voor 2011 met 15% naar beneden bij te stellen. Het beschikbare bedrag voor 2011 is derhalve geen 1.302.812 euro maar 1.107.390 euro. In de volgende tabel zijn de bijdragen van de afzonderlijke provincies aan het PRISMAprogramma voor 2011 aangegeven. Provincie Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland Totaal
Nominaal 43.963 62.235 65.336 78.293 154.924 55.591 125.025 140.970 53.044 152.598 134.105 41.306 1.107.390
Procentueel 3,97 5,62 5,90 7,07 13,99 5,02 11,29 12,73 4,79 13,78 12,11 3,73 100,00
Hieronder staat een overzicht van de verdeling van het budget over de diverse posten, en de verdeling in de voorgaande jaren.
Vergaderkosten Voorlichting/publicaties en representatie Automatisering/monitoring voor kwartaalrapportages Budget projecten (+ p.m.post) Totaal PRISMA-budget
2011
2010
2009
2008
2007
57.034 57.706
66.271 73.566
65.453 72.658
64.644 71.761
63.846 70.785
8.500
10.000
23.000
0
0
984.150
1.136.891
1.109.732
1.118.748
1.104.936
1.107.390
1.286.728
1.270.843
1.255.153
1.239.567
De vergaderkosten betreffen de vergaderkosten voor de projectgroepen. De begrotingspost voorlichting/publicaties en representatie dient onder meer voor de vormgeving en het drukken van het PRISMA-programma en het jaarverslag, en het uitgeven van de nieuwsbrief IPO-Milieuwerk. Deze nieuwsbrief, die gratis wordt verspreid onder geïnteresseerden, verschijnt vier keer per jaar. Het budget is in 2011 verhoudingsgewijs verlaagd omdat de overvraging van 5.607 euro bij de ingediende projectvoorstellen van het communicatiebudget is afgetrokken.
15
De begrotingspost automatisering betreft budget voor de monitoring van de PRISMAprojecten voor kwartaalrapportages via het bijhouden van de website www.monitoringproducten.nl. Het systeem is nu zo ingericht dat de projectleiders efficiënt de informatie zelf rechtstreeks in het systeem kunnen zetten. Dan hoeft niet elke keer een apart bureau te worden ingehuurd dat de informatie op de website zet. Voor ondersteuning van de projectleiders en eventuele kleine systeemaanpassingen is een bedrag begroot. Van dit bedrag wordt tevens de beschikbaarstelling bekostigd van de eindresultaten van de PRISMA-projecten op www.monitoringportaal.nl. De in deze publicatie opgenomen projecten vragen een budget van 984.150 euro. Het projectenbudget is verhoudingsgewijs licht verhoogd vanwege een beperkte overvraging bij de ingediende projectvoorstellen van 5.607 euro. Dat is gecompenseerd uit het communicatiebudget. Normaliter is er een P.M.-post die wordt gereserveerd voor projecten die voortkomen uit politiek-bestuurlijke ontwikkelingen. In 2011 is er geen budget over voor een P.M.-post. 3.4.1 Andere geldstromen Normaliter zijn er naast de PRISMA-bijdrage nog andere geldstromen beschikbaar voor de uitvoering van de milieuambities uit de IPO-Meerjarenagenda 2008-2011. In 2010 waren dit LAndelijk regieTeam (LAT) Besluit risico's zware ongevallen (BRZO), Convenant Glastuinbouw en Milieu (GlaMi), en Frontoffice Chemie en Afval (vernieuwing toezicht). Deze projecten zijn alle in de afrondingsfase. Voor 2011 zijn er geen andere geldstromen. Aan het vervolg van het project Vernieuwing Toezicht Chemie en Afval is voor 2011 PRISMA budget toegekend (zie project 11 en 12). 3.4.2 Budgetvrijval Een nog onbekend bedrag valt vrij uit de gereserveerde budgetten van voorgaande jaren. Deze vrijval ontstaat doordat projecten niet zijn uitgevoerd of goedkoper zijn uitgevallen. Bij het opmaken van de jaarrekening zal de omvang van dit bedrag duidelijk worden. Dit vrijvallende bedrag wordt teruggestort naar de twaalf provincies. 3.5 Verdelingsvoorstel PRISMA-budget Ter voorbereiding op het PRISMA-programma is aan de leden van de BOAG Milieu in hun hoedanigheid van portefeuillehouder voor een prioritair onderwerp verzocht om projectvoorstellen voor te bereiden. De ingediende voorstellen zijn besproken in de BOAG Milieu. Bij het beoordelen van de projecten is kritisch gekeken naar de meerwaarde van het project voor de gezamenlijke provincies en naar de relatie met de IPO-Meerjarenagenda 2008-2011. Het beschikbare budget is niet leidend geweest. Er zijn geen projecten toegekend alleen omdat het beschikbare budget het toelaat. Voor 2011 geldt de gebruikelijke systematiek dat de BOAG Milieu elk kwartaal aan de hand van een voortgangsrapportage van de projecten en een actueel budgetoverzicht de stand van zaken van de uitvoering van de projecten bespreekt. Over de wijze waarop met financiële mee- of tegenvallers moet worden omgegaan, zal van geval tot geval worden beslist.
16
3.6 Verdeling PRISMA-budget naar de thema’s van de Meerjarenagenda Overzichtstabel met projectnummer, milieuthema, projectnaam, toegekende budget en projectleider. Nr. thema Project euro projectleider 1 1 IPO-project klimaat, 250.000 Marten van der IPO energie en ruimte 2009Gaag 2011 2 1, 5, 7 Ruimte voor nieuwe 50.000 Frank Puijn IPO energie 3 2 Doelmatigheidscriterium 41.650 Ivo van Es GLD voor geluidsmaatregelen provinciale wegen 4 2 BBT-geluid bij Wm 57.000 Rogier Wigbels DCMR vergunningverlening 5 4 Opzetten coördinatie75.000 Berend Tirion en FR punt Biodiversiteit Rene Hilhorst GLD 6 6, 1 Harmonisatie geo30.000 John Arkes NH informatie milieu 7 7 Duurzame bedrijven5.000 ? ingediend door ZL terreinen Hylke Jonker 8 7 Veranderend 60.000 André van Eijk NH omgevingsrecht: contouren voor een nieuwe integrale omgevingswet 9 9 Regie en interbestuurlijk 25.00 Hans Hazenbosch UT toezicht nieuwe stijl 10 9 Ontwikkeling Regionale 200.000 Reinette Kiès IPO Uitvoeringsdiensten 11 9 Doorontwikkeling 40.000 Ben Timmers NBr systeemgericht toezicht 12 9 Doorontwikkeling 40.000 Robin Tophoven Gld brancheteams in het toezicht op afvalbedrijven 13 9 Kaderstelling 60.000 Jan Rosch ZH vergunningverlening 14 9 IMPEL 23.000 John Visbeen UT 15 10 Interprovinciale 15.500 Joop Kramer DR kerngroep Europees milieubeleid 16 10 Interprovinciale 12.000 Ronald Groen ZH kerngroep Milieuregelgeving *De 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
prioritaire thema’s uit de IPO-meerjarenagenda 2007-2011 zijn: Ruimte voor klimaat: adaptatie en mitigatie Geluid Luchtkwaliteit Biodiversiteit Bodemkwaliteit Informeren burgers (risicokaarten, gezondheidskaarten) (Leren voor) duurzame ontwikkeling Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) Organisatie uitvoering vergunningverlening en handhaving Europees Milieubeleid
17
project 1
IPO project klimaat, energie en ruimte 2009-2011
Thema Projecttrekker Telefoonnummer projecttrekker E-mailadres projecttrekker Provincie of organisatie projecttrekker
Ruimte voor klimaat: adaptatie en mitigatie Marten van der Gaag 070 8881217 / 06 28901217
[email protected] IPO
Kader, aanleiding en inhoud Het programma Klimaat, Energie en Ruimte is een van de drie sectoroverstijgende projecten uit het IPO meerjarenprogramma 2008-2011. Het geeft vorm aan de gezamenlijke ambities en acties van de provincies voor de uitvoering van hun klimaatafspraken met andere overheden. Stappenplan Op 26 maart 2009 is het IPO uitvoeringsprogramma Klimaat en Energie vastgesteld door de adviescommissie Milieu. Dit programma is de leidraad voor de PRISMA financiering van de gezamenlijke projecten. In het programma zijn 20 projecten opgenomen die onderdelen van hun werkzaamheden financieren uit het PRISMA budget. Nr. Project Trekker Planning 1. Aansturing programma IPO Januari-december • Verkenning duurzame energie-duurzame IPO Mei 2011 economie-duurzame inrichting: aanzet denkproces voor plannen in de nieuwe collegeperiode 2012-2016 • Tweedaagse sessie met gedeputeerden September 2011 Milieu en EZ uit nieuwe colleges om integrale aanpak voor duurzaamheid te bespreken 2. Communicatie IPO Januari-december • Focus op resultaten provincies, • versterken beeld initiatief nemende provincies als spil in de regio • elke week in het nieuws • afsluitende activiteit eind 2011 in combinatie met de start van een nieuw programma 3. Internationale aspecten (rol regio’s in IPO December 2011 uitvoeren klimaatakkoorden EU en VN) • deelname CEMR lobby voor reservering deel ETS gelden voor klimaat en energieprojecten in regio’s • trajecten VN klimaatconferenties Cancun / Durban mbt rol van de regio’s 4. Wegnemen belemmeringen en oplossen IPO Januari-december knelpunten • lobby’s groen gas, ETS, windenergie, … 5. Financieringsstrategieën en innovatieve Utrecht duurzame financiering • kennis delen rond financieren, participeren Januari – juni en stimuleren, verbreden conform besluit adviescommissie Milieu op 7 oktober 2010; • ervaring opdoen met duurzaam financieren Januari-december in enkele impulsprojecten) 6. Duurzame energiemix IPO • opstellen van een Februari- juni energiebesparingsmodule voor de industrie, Maart - december • speerpunten per provincie 7. Klimaateffecten atlas Zuid Holland • Uitwerken regionale modules 8. Monitor CO2 reductie: Overijssel met NH, Gr • opzetten benchmark voor provincies/regio’s • Voortgang klimaat en energieakkoord IPO Voortgang in juni Afronding in december 9. vervallen Flevoland Januari-december 10. Windenergie: • uitvoering provinciaal bod 11. Duurzame mobiliteit (Wagenparken): Gelderland
18
•
12.
13.
14.
15. 16. 17. 18. 19.
20. 21.
22. 23.
25. 26.
rijden op groen gas, lobby voor fiscale regeling, uitrollen tankstations groen gas • aanbesteden OV: leren van elkaar Duurzaam wegbeheer: • openbare verlichting, • duurzame infrastructuur • pilot integrale aanleg duurzame provinciale weg (met bedrijfsleven) Energiebesparing gebouwde omgeving, • provincies informeren elkaar over hun lopende samenwerkingsprojecten met gemeenten en woningbouwcorporaties. Biomassa in de energie- en grondstoffenvoorziening • Acties inzetten als uitwerking strategische analyse 2010. Duurzame warmte • Zie afzonderlijke acties hieronder Restwarmte • Uitbrengen position paper restwarmte • Vervolgactie position paper restwarmte Geothermie • Voortzetten samenwerking en leertraject geothermie Warmte- en Koudeopslag (WKO) • Bijdrage aan landelijk team WKO Energiebesparing in bedrijven / MJA-3 • Overleg met bedrijfleven om te komen tot een breed gedragen aanpak om te besparingsinvesteringen te doen die in minder dan 5 jaar worden terugverdiend. Carbon capture and storage (CCS) • Afzonderlijke actie betrokken provincies. Leerervaring en voortgang wordt gedeeld. Niet-CO2 broeikasgassen, landbouw en klimaat • AgentschapNL betrekt provincies bij hun traject. Koploperprojecten klimaatadaptatie Zonne-energie • Leerervaringen worden gecombineerd • Participatie in landelijke actie die door KEMA wordt georganiseerd. Duurzaam inkopen • Opzetten pilot regie duurzame en innovatieve inkoop procedures Energieopslag • Ervaringen uitwisselen. Kansen identificeren waar innovatie mogelijk is die vanuit regionale economie van belang is.
Gelderland
Groningen
Groningen
Drenthe Zuid Holland Drenthe
DCMR/Zuid Holland
ZH, Groningen Zld Vacature
IPO Fr, Fl, LB, Zld
NB
Projectresultaat Zie afzonderlijke resultaten bij projectonderdelen Opmerkingen PRISMA criteria Het programma Klimaat, Energie en Ruimte voldoet aan vrijwel alle criteria die door de BOAG Milieu zijn gesteld voor PRISMA-projecten: • het project/programma Klimaat, Energie en Ruimte is een uitwerking van een thema genoemd in het onderdeel duurzame ontwikkeling/milieu van de IPO-Meerjarenagenda 2008-2011 en levert een bijdrage aan een politiek-bestuurlijk product; • het project is noodzakelijk voor de uitvoering van het Klimaat- en Energieakkoord met het Rijk van 14 januari 2009 gemaakt; • het project heeft een innovatief karakter en een ontwikkelfunctie (vliegwielfunctie) voor alle 12 provincies; • het programma wordt in 2011 afgerond; • de projecten die in dit programma worden uitgevoerd verkeren in de realisatiefase; • het projectresultaat is van belang voor alle provincies; • het gevraagde budget staat in verhouding tot het totaal beschikbare budget en is een continuering op het eerder niveau; • het budget is niet bedoeld voor formatie en bevat geen structureel geld. • het project versterkt het afstemmen van beleidsuitgangspunten en draagt bij tot een betere en kosteneffectieve uitvoering in alle provincies, met voldoende ruimte voor differentiatie waar dat nodig is; • het draagt bij aan het afstemmen van methodieken;
19
• •
het stemt de programmering onderling af; het gezamenlijk uitvoeren van concrete projecten of processen. Hiermee wordt belangrijke winst in termen van efficiency en effectiviteit behaald, terwijl tevens het draagvlak wordt vergroot.
Start en einddatum startdatum: januari 2009 einddatum: januari 2012 Capaciteit
P.M.
Kostenraming € 250.000 Verantwoordelijke portefeuillehouder in de BOAG Milieu Ria Oonk, provincie Utrecht Contactpersoon IPO Marten van der Gaag Toekenning 250.000 euro
20
project 2
Ruimte voor nieuwe energie
Thema’s
Ruimte voor Klimaat: adaptatie en mitigatie, bodemkwaliteit, (leren voor) duurzame ontwikkeling Frank Puijn 070-8881241
[email protected] IPO
Projecttrekker Telefoonnummer projecttrekker E-mailadres projecttrekker Provincie of organisatie projecttrekker Kader, aanleiding en inhoud
Provincies zijn verantwoordelijk voor de ruimtelijke-economische ontwikkeling op regionaal niveau. Duurzame gebiedsontwikkeling is één van de provinciale kerntaken die past in het profiel van de provincies zoals vastgelegd in het IPO-document “Profiel provincies”. Nederland staat voor grote veranderingen in de energievoorziening. Deze veranderingen hebben hun weerslag op de ruimtelijke inrichting. Nieuwe vormen van energie bieden tegelijkertijd kansen voor vernieuwende ruimtelijke ontwikkeling. Nieuwe functiecombinaties worden mogelijk. Ruimte voor nieuwe energie is noodzakelijk om energieproductie te kunnen benutten als drager voor een duurzame ruimtelijk-economische ontwikkeling op regionaal niveau. Benutting van bodemenergie heeft ook bovengrondse ruimtelijke implicaties. Zo is er sprake van een win-win situatie: betere ruimtelijke plannen, nieuwe economische mogelijkheden en meer productie van duurzame energie. Doel van het project is te bezien hoe nieuwe energie en ruimtelijke ontwikkeling elkaar op provinciaal niveau kunnen versterken. Welke kansen blijven er nog onbenut en hoe kan de samenwerking tussen sectoren worden verbeterd? Hoe kunnen nieuwe vormen van energie in de ruimtelijke planvorming en gebiedsontwikkeling een nadrukkelijker rol spelen? Welke inspirerende voorbeelden zijn er? Deelonderwerpen die in het project aan de orde komen zijn : • vertalen van benodigde ruimte voor nieuwe energie naar ruimtelijke plannen • welke functiecombinaties bieden kansen • inspirerende voorbeelden energielandschappen • vraag en aanbod bij elkaar brengen (bijv. bij warmte en biomassa) • kansen voor krimpgebieden Een specifiek onderwerp betreft de stimulering van de benutting van bodemenergie in relatie tot de ordening van de ondergrond: • Analyse van provinciale initiatieven van (structuur)visies voor de ondergrond: aanbevelingen op basis van best practices. • ruimtelijke kansen bij winning van bodemenergie (WKO, geothermie) en vertaling naar stimulerend beleid • randvoorwaarden vanuit andere ondergrondse gebruiksfuncties (mijnbouw, gasopslag, CCS, etc.) • handvatten voor advisering over vergunningaanvragen voor geothermie: hoe kunnen initiatieven worden beloond of ondersteund, met behoud van kwaliteit • ruimtelijke consequenties van ontwikkeling van smart thermal grids ter buffering van regionaal aanbod en vraag van warmte en koude. Relevante recente adviezen: Ecofys: Uitwerking en actualisering duurzame energie ambities Klimaat- en Energieakkoord (september 2010) Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur: Investeren en besparen in het fysieke domein (juli 2010) Planbureau voor de Leefomgeving: Quick scan energie en ruimte. Raakvlakken tussen energiebeleid en ruimtelijke ordening (2010) Ministerie van Economische Zaken: Ondernemend met Krimp! Handreiking economische bedrijvigheid bij bevolkingsdaling (augustus 2010) De doelstellingen op het gebied van productie van duurzame energie voor 2010 zijn onlangs geactualiseerd. Voor 2020 gaat het in totaal om ca. 500 Petajoules. Tevens bestaat er inzicht in het benodigd ruimtegebruik om de doelstellingen voor bijv. windenergie, geothermie en groen gas te realiseren.
Voorbeeld:
21
Stappenplan Planning
Nog nader in te vullen 1. Offerte-aanvraag
Jan. 2011
2. Opdrachtverlening
Febr. 2011
3. 4. ….. 5. ….. 6. ….. 7. ….. Juni 2011
8. Afronding
Projectresultaat Handreiking voor provincies om nieuwe energie optimaal ruimtelijk te faciliteren (inclusief ondergrond). Verspreiden van kennis en ervaring bij provincies (eventueel door middel van workshops) mede aan de hand van inspirerende voorbeelden. Integratie van provinciaal beleid tussen sectoren ruimte, bodem en energie. Opmerkingen PRISMA criteria Het project voldoet aan alle criteria. Ook scoort het goed op de benoemde nevencriteria (relatie met Klimaatakkoord, betrokken sectoren zijn Milieu, Ruimtelijke Ontwikkeling en Economische Zaken). Start en einddatum startdatum: januari 2011, einddatum: juni 2011. Capaciteit Interviews en workshops: ca. 40 uur per provincie Leden begeleidingsteam (3 provincies): ca. 120 uur Kostenraming € 60.000 Verantwoordelijke portefeuillehouder in de BOAG Milieu John Arkes (Noord-Holland) (en Ria Oonk, provincie Utrecht) Contactpersoon IPO Frank Puijn Toekenning 50.000 euro
22
project 3
Doelmatigheidscriterium voor geluidsmaatregelen provinciale wegen
Thema Projecttrekker Telefoonnummer projecttrekker E-mailadres projecttrekker Provincie of organisatie projecttrekker
Geluid Ivo van Es 026-3599085
[email protected] Provincie Gelderland
Kader, aanleiding en inhoud Aanleiding Op 1 januari 2010 is de “Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder” van kracht geworden. De regeling voorziet in een wettelijk afwegingskader voor het nemen van geluidreducerende maatregelen bij projecten die onder de tracéwet vallen. Ook bij overige projecten aan rijksinfrastructuur, bijvoorbeeld bij de Spoedwet wegverbreding, sanering in het kader van de Nota Mobiliteit (Nomo) of overige reconstructies van (spoor)wegen zal dit toegepast worden. De regeling geeft juridische zekerheid als een afweging gemaakt moet worden bij het al dan niet toepassen van geluidsreducerend asfalt en het plaatsen van afscherming. Met deze regeling wordt vooruitgelopen op de nieuwe geluidswetgeving voor rijksinfrastructuur (Swung 1). De werking is als volgt (bron: Staatscourant): Voor ieder geluidsgevoelig object is een budget beschikbaar om geluidbeperkende maatregelen te treffen. De hoogte van dat budget is afhankelijk van de toekomstige geluidsbelasting die door geluidsgevoelige objecten zou kunnen worden ondervonden. Naarmate die geluidsbelasting verder boven de voorkeurswaarde zal liggen, zal het budget ook toenemen. Een geluidbeperkende maatregel is financieel doelmatig als de kosten voor het treffen van de maatregel niet groter zijn dan het berekende totale budget voor de objecten die voordeel hebben van de maatregel. Het doelmatigheidscriterium is kaderstellend waarbij per project ruimte is voor een afweging voor het soort te treffen geluidbeperkende maatregel. Uit de toepassing van het doelmatigheidscriterium volgt dus niet dwingend één toe te passen geluidbeperkende maatregel. Wel stuurt het doelmatigheidscriterium in de richting van de maatregel die leidt tot de grootste geluidreductie en zo het meeste effect heeft op de geluidsbelasting. Ook bij provinciale wegen moeten afwegingen gemaakt worden voor de doelmatigheid van maatregelen. Hiervoor is geen wettelijke regeling van toepassing. Enkele provincies hebben de nieuwe regeling voor rijkswegen toegepast voor provinciale wegen, maar het blijkt dat hiermee niet altijd een optimale afweging gemaakt kan worden. De opzet van het doelmatigheidscriterium is toegespitst op rijks infrastructuur. De situatie van provinciale wegen wijkt hier vaak veel van af. Zo is er vaak bebouwing vlak aan de weg aanwezig, vooral wanneer een provinciale weg door een woonkern loopt. Om toch een goede en juridische verantwoorde afweging te kunnen maken wordt voorgesteld om op basis van het doelmatigheidscriterium een afwegingskader voor provinciale wegen te ontwikkelen. Nut en noodzaak Het karakter van provinciale wegen verschilt in het algemeen aanzienlijk van rijkswegen. Maatregelen die bij rijkswegen veel toegepast worden, zijn op provinciale wegen vaak niet of beperkt mogelijk. Zo is het bijvoorbeeld niet wenselijk om in een woonkern schermen toe te passen. Ook het toepassen van geluidsreducerend asfalt is minder gangbaar dan bij rijkswegen. Op provinciale wegen zijn bijvoorbeeld meer kruisingen en rotondes aanwezig waar stil asfalt vanwege het optrekkend en afremmend verkeer niet gerealiseerd kan worden. Bij aanleg en reconstructies van provinciale wegen moeten volgens de Wet geluidhinder, bij overschrijding van de normen, maatregelen afgewogen worden. Hoe deze afweging gemaakt moet worden, wordt in de Wet niet beschreven. Dat geeft een juridisch risico, omdat bij eventueel beroep dit door de Raad van State wordt beoordeeld zonder dat hier een wettelijk kader voor is. Tevens is een afwegingskader voor provinciale wegen noodzakelijk in de voorbereiding van de tweede tranche van de EU-richtlijn omgevingslawaai. Hierbij wordt in het actieplan een kosten/baten analyse opgenomen, waarbij het maatregelenpakket behorende bij de plandrempel inzichtelijk gemaakt wordt. Noodzakelijk is het dan te weten op welke wegvakken maatregelen genomen moeten worden. Criteria spelen hierbij een cruciale rol. Ook in de voorbereiding van Swung 2, waarbij nieuwe wetgeving voor onder meer provinciale wegen wordt voorbereid, heeft een goed vastgelegd afwegingscriterium zijn waarde. Ook bij dit systeem moeten afwegingen gemaakt worden waar bijvoorbeeld geluidreducerend asfalt doelmatig is. Het resultaat van dit project blijft daarmee ook in de toekomst zijn waarde behouden. Inhoud project In het project wordt een studie uitgevoerd naar de volgende onderdelen: • Onderzoek naar de huidige wijze van afweging van maatregelen door provincies • Toepasbaarheid van de Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen onderzoeken
23
• • •
Bepalen aan welke wensen / eisen een provinciaal afwegingskader moet voldoen Uitwerken provinciaal afwegingskader met praktijkvoorbeelden Onderzoek naar juridische borging
Belangrijk bij dit project is dat er voldoende draagvlak is bij de provincies. Voorgesteld wordt daarom om een klankbordgroep te formeren die bestaat uit vertegenwoordigers van alle provincies. Deze groep wordt met enige regelmaat op de hoogte gehouden van de voorgang van het project en kan inbreng geven bij de uitvoering. Hiermee moet voorkomen worden dat een resultaat ontstaat waar de provincies niet mee uit de voeten kunnen. Stappenplan 1.
samenstellen projectgroep
nov. 2010
2.
projectdefinitie / offerteaanvraag opstellen
dec. 2010
3.
uitbestedingstraject (bureauselectie e.d.)
jan-maart 2011
4.
klankbordgroep samenstellen
maart 2011
5.
bureauonderzoek en eerste resultaten
maart-mei 2011
6.
bijeenkomst klankbordgroep
mei 2011
7.
verdere uitwerking (cases) en opstellen concept afwegingscriteria
juni-aug 2011
8.
beoordelen concept door klankbordgroep (bijeenkomst)
sept. 2011
9.
afronden eindproduct / publicatie
okt. 2011
Projectresultaat Onderzoeksrapport mogelijkheden voor afwegingscriteria Beschrijving afwegingscriteria voor provinciale wegen met juridische aspecten en cases Tekst doelmatigheidscriteria voor provinciale wegen Mogelijkheden voor uitbesteding Voorgesteld wordt om bij meerdere bureaus offerte te vragen met een vaste prijs als uitgangspunt. Door middel van vooraf opgestelde criteria kan een bureau geselecteerd worden voor de uitvoerende taken. Opmerkingen PRISMA criteria Dit project valt onder het thema milieu, een van de thema´s van de IPO-meerjarenagenda 2008-2011. Het resultaat van dit project is politiek bestuurlijk van belang voor zowel het actieplan geluid tweede trance EU-richtlijn omgevingslawaai als binnen de processen die lopen bij de aanleg en reconstructie van provinciale wegen. Ook zal het zijn waarde behouden en versterken bij de ontwikkeling van nieuwe wetgeving voor geluid van provinciale wegen. Het project is van belang voor alle provincies en heeft een vernieuwend, innovatief karakter. Het resultaat komt door onderzoek en overleg tot stand. Door gebruik te maken van een klankbordgroep wordt de samenwerking tussen provincies versterkt en worden ervaringen uitgewisseld en meegenomen in het uiteindelijke resultaat. Start en einddatum Start: november 2010 Gereed: oktober 2011 Capaciteit Inschatting uren provinciale medewerkers: Projectleiding: 200 uur Projectgroep: 40 per persoon (3 personen) Deelnemers klankbordgroep: bijeenkomst 2 keer gedurende het project Kostenraming (Ca. 35.000 euro exclusief BTW =) 41.650 inclusief BTW Verantwoordelijke portefeuillehouder in de BOAG Milieu John Arkes, provincie Noord Holland Contactpersoon IPO Sander Hage Toekenning 41.650 euro
24
project 4
BBT-geluid bij Wmvergunningverlening
Thema Projecttrekker Telefoonnummer projecttrekker E-mailadres projecttrekker Provincie of organisatie projecttrekker
Geluid Rogier Wigbels DCMR 010-2468345
[email protected] Zuid Holland i.s.m. DCMR
Kader, aanleiding en inhoud Vergunningverleners die vergunningen verlenen op grond van de Wet Milieubeheer (Wm) hebben baat bij duidelijkheid over wat er ten aanzien van het aspect geluid verstaan kan worden onder de in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT), zowel intern om beslissingen op te baseren als extern in de discussie met bedrijven. Dit project heeft als doel de gezochte duidelijkheid hierover te bewerkstelligen door oplevering van de volgende producten: 1. Praktische handleiding over hoe bepaald kan worden wat de BBT zijn voor een specifieke inrichting, gebruik makend van de volgende producten; 2. Overzicht van geluidkentallen voor (in alle provincies) veel voorkomende bedrijfstakken (beter dan de bekende dBA/m2); 3. Overzicht van informatiebronnen over de stand der techniek ten aanzien van geluidemissies, die gebruikt kunnen worden bij de bepaling van de BBT. Met deze producten ontstaat een helder overzicht van praktisch bruikbare informatie voor Wmvergunningverleners. Dit project richt zich uitsluitend op IPPC-bedrijven waarvoor de provincies ook in de toekomst vergunningverlener blijven. Toelichting bij de producten: 1.
2.
3.
Handleiding BBT-geluid: • Een belangrijk product is deze handleiding die duidelijk maakt hoe bepaald kan worden wat BBT ten aanzien van geluid inhoud. BBT betekent immers niet automatisch de meest stringente geluideisen, er moet een afweging gemaakt worden op basis van beschikbare informatie (waaronder de volgende twee producten en de eigenschappen van de lokale situatie). Geluidkentallen: • praktisch toepasbare richtwaarden ten aanzien van BBT-geluid per branche/bedrijfscategorie; • onderscheid maken tussen bestaande oude en nieuwe inrichtingen; • geluidemissie in relatie tot jaarlijkse doorzet of productie: geeft inzicht in ontwikkeling van de techniek, ruimteintensivering, etc. Informatiebronnen stand der techniek geluidemissies: • Praktische informatie over geluidemissie van individuele apparaten en installaties (geluidarm, standaard, verouderd, gangbare maatregelen, etc.), ter bepaling van BBT-waarde voor de geluidemissie.
Stappenplan Planning 1. inventarisatie voorgaande onderzoeken gerelateerd aan BBT-geluid
jan-feb 2011
2. opstellen concept-handleiding bepaling BBT-geluid
jan-apr 2011
3. ontwikkelen methodiek voor bepalen kentallen (range) per bedrijfstak
mrt-mei 2011
4. inventarisatie informatie per bedrijfstak
apr-jun 2011
5. bepalen kentallen per bedrijfstak
mei-jul 2011
6. inventariseren informatiebronnen stand der techniek (SdT) geluidemissies apparaten/installaties
apr-jul 2011
7. maken overzicht SdT-documenten, met praktische categorie-indeling en toelichting
jun-sept 2011
8. definitief maken handleiding bepaling BBT-geluid
sept-okt 2011
9. presentatie van de resultaten in IPO-bijeenkomst
nov 2011
einde project
dec 2011
Projectresultaat
25
1. 2. 3.
Handleiding bepaling BBT-geluid Lijst met geluidkentallen per bedrijfstak Lijst met informatiebronnen stand der techniek geluidemissies van individuele apparaten en installaties
Het projectresultaat is meetbaar in de vorm van drie concrete rapporten die voor alle provincies beschikbaar gemaakt worden (via het IPO). Opmerkingen PRISMA criteria Het project voldoet aan alle 6 hoofdcriteria voor interprovinciale milieuprojecten in het kader van PRISMA: 1. Thema uit de IPO-Meerjarenagenda 2008-2011 = Geluid; 2. Het project heeft een innovatief karakter en een ontwikkelfunctie (vliegwielfunctie) voor alle 12 provincies: Door de heldere bundeling wordt informatie over BBT-geluid toegankelijker, kan beter worden toegepast en beter worden doorontwikkeld; 3. Het project is in de tijd afgebakend: De looptijd is één jaar; 4. Het projectresultaat is van belang voor alle provincies: Vraagstukken ten aanzien van BBT-geluid doen zich bij alle provincies voor en de producten worden voor alle provincies beschikbaar; 5. Het project versterkt de samenwerking tussen provincies: De input voor de producten komt bij alle provincies vandaan en de resultaten worden aan alle provincies verstrekt. Hiermee wordt onderlinge informatie-uitwisseling en samenwerking bevorderd. Start en einddatum startdatum: januari 2011, einddatum: december 2011. Capaciteit De benodigde inzet van mensuren voor het project door medewerkers van de provincies in mens-dagen per onderdeel van het stappenplan: 1. inventarisatie voorgaande onderzoeken gerelateerd aan BBT-geluid
3
2. opstellen concept-handleiding bepaling BBT-geluid
5
3. ontwikkelen methodiek voor bepalen kentallen (range) per bedrijfstak
3
4. inventarisatie informatie per bedrijfstak
8
5. bepalen kentallen per bedrijfstak
4
6. inventariseren informatiebronnen stand der techniek (SdT) geluidemissies apparaten/installaties
6
7. maken overzicht SdT-documenten, met praktische categorie-indeling en toelichting
4
8. definitief maken handleiding bepaling BBT-geluid
8
9. presentatie van de resultaten in IPO-bijeenkomst 10. overleg en projectleiding
1 15
Totaal project
57
Kostenraming Op basis van gemiddeld uurtarief € 125,- inclusief 19% BTW volgt een totaal van € 57.000,- inclusief 19% BTW. Verantwoordelijke portefeuillehouder in de BOAG Milieu John Arkes (provincie Noord-Holland) Contactpersoon IPO Sander Hage Toekenning 57.000 euro
26
project 5
Opzetten coördinatiepunt biodiversiteit
Thema Projecttrekker Telefoonnummer projecttrekker E-mailadres projecttrekker Provincie of organisatie projecttrekker
Biodiversiteit Berend Tirion/René Hilhorst 058-2925833/06-52600416
[email protected] Provincie Fryslân
Kader, aanleiding en inhoud Biodiversiteit is een prioritair strategisch onderwerp. Er is geld voor beschikbaar in Brussel, en ook in het recente regeerakkoord worden hier expliciet middelen voor beschikbaar gesteld. Er wordt nu ruim anderhalf jaar aan het onderwerp gewerkt. Hierbij valt op dat het binnen provincieland en het IPO qua insteek en qua opvatting van de inhoudelijke reikwijdte op zeer veel verschillende manieren wordt aangevlogen. Dit gaat ten koste van de slagkracht, er wordt langs elkaar heen gewerkt of dingen worden dubbel gedaan. Ook is niet duidelijk waar het onderwerp precies over gaat (is het versterking van natuurbeleid of is het vooral bedoeld om een extra slag te slaan in de landbouw en het stedelijke gebied). Verder is ook niet goed duidelijk waar welke besluiten over dit integrale dossier genomen kunnen worden. Het gaat eigenlijk de Brede Overleg- en Adviesgroepen (BOAG’s) van alle sectoren aan. Daarom wordt in dit voorstel bepleit om een provinciaal coördinatiepunt op te zetten dat focus aanbrengt, de discussie stroomlijnt en zorgt voor een integrale en gecoördineerde advisering richting het bestuur. Dit project is bedoeld om nader te onderzoeken hoe dit coördinatiepunt het beste kan worden opgetuigd en daarna ervoor te zorgen dat het er daadwerkelijk komt. Het vinden van een handig afstemmingskanaal tussen de verschillende ambtelijke IPO-groepen is een expliciet onderdeel van de opdracht. Stappenplan
Planning
1 Zoeken naar een bureau dat dit project kan uitvoeren
November 2010
2 Inventariseren van betrokkenen, maken krachtenveldanalyse
Januari 2011
3 Uitwerken van een opzet voor het coördinatiepunt
Maart 2011
4 Maken van een implementatieplan, inclusief kosten van in de lucht houden coördinatiepunt en evt. kwartiermaken
April 2011
5 Besluitvorming over structurele kosten
Juli 2011
6 Bij positieve besluitvorming, zorgen voor implementatie
Oktober 2011
Projectresultaat Een provinciaal coördinatiepunt biodiversiteit dat zorgt voor: • Inhoudelijk focus aan de hand van een integraal programma biodiversiteit dat verder gaat daar waar het advies van bureau CREM ophield • Stroomlijning en borging integrale advisering en strategievorming (richting verschillende BOAG en EU lobby-dossiers) • Dienen als vraag- en kennisbaak rond dit dossier • In beeld brengen, op elkaar afstemmen en coördineren van bestaande initiatieven • Bevorderen en ondersteunen informatie uitwisseling • Organiseren van themadagen • Rapporteren van voortgang aanpak Biodiversiteit • Aansluiting met EU-beleid Biodiversiteit bevorderen • Opzetten interactieve website • Ondersteuning provinciale projectleiders (met overlegstructuur) • Terugmelding naar de Brede Overleg- en Adviesgroep Milieu en de IPO-adviescommissie Milieu Het project is klaar als het coördinatiepunt er staat. Van de 5 tussenstappen worden deelproducten opgeleverd. Het bredere belang van het coördinatiepunt is dat we effectief en efficiënt met dit onderwerp omgaan. Er wordt slimmer met belastinggeld omgegaan Deze besparing is alleen te meten als we weten wat er nu misgaat. Dat is een onderzoek op zich dat niet zinvol is in het kader van de vraagstelling. Daarom is het voorstel om hier niet naar te kijken in het kader van deze opdracht. Opmerkingen PRISMA criteria Dit voorstel vervangt drie eerdere voorstellen voor biodiversiteit. Deze drie worden teruggetrokken. Start en einddatum Begin 1 november 2010, besluitvorming over daadwerkelijke realisatie eind 1 juli 2011, realisatie oktober 2011 Capaciteit Voor begeleiding wordt 150 uur gereserveerd. Daarnaast worden interviews gehouden met relevante personen. Dat is dan hoogstens 2 uur per persoon.
27
Kostenraming Raming van de kosten voor externe uitbesteding voor het project inclusief BTW: 75.000 euro. Verantwoordelijke portefeuillehouder in de BOAG Milieu Portefeuillehouder biodiversiteit Berend Tirion provincie Fryslân, plaatsvervangend portefeuillehouder René Hilhorst provincie Gelderland. Contactpersoon IPO Joyce Klink Toekenning 75.000 euro
28
project 6
Harmonisatie geo-informatie milieu
Thema’s Projecttrekker Telefoonnummer projecttrekker E-mailadres projecttrekker Provincie of organisatie projecttrekker
Informeren burgers (evt. Europees milieubeleid) John Arkes (opdrachtgever) 023-514 4615
[email protected] Provincie Noord-Holland
Kader, aanleiding en inhoud Aangezet door nationale wetgeving en ambities (Wet openbaarheid bestuur Wob, Andere Overheid) en internationale verdragen en richtlijnen (Verdrag van Aarhus, Inspire en SEIS) is de Nederlandse overheid op diverse fronten bezig haar informatiehuishouding op orde te brengen en de informatieverstrekking aan de burger te optimaliseren. De provincies willen hieraan een actieve bijdrage leveren, zowel vanuit de inhoud (interprovinciaal vakberaad Monitoring Milieu, IVM) als vanuit de (GEO-)ICT (ProGideon). Een belangrijke bijdrage kan worden geleverd op het gebied van dataharmonisatie. Het project sluit aan op het project Dataharmonisatie 2010 van ProGideon en het reeds afgeronde PRISMA-project Gezondheid en Milieu. Het samenwerkingsproject van het vakberaad en ProGideon zal zich richten op de volgende onderwerpen waarvoor dataharmonisatie verplicht dan wel kansrijk is: - Stiltegebieden en Wet Ammoniak en Veehouderijgebieden (WAV). Deze onderwerpen vallen onder Annex I van de Europese richtlijn Inspire. Deze richtlijn verplicht bronhouders van geo-informatie om deze informatie vóór 2011 te harmoniseren. - Luchtkwaliteit en Geluid. Informatie over deze onderwerpen zal beschikbaar komen in de eerste release van Atlas Leefomgeving (eind 2010). Doel van de Atlas Leefomgeving, een programma van VROM waaraan het DUIV-overleg zich gecommitteerd heeft, is informatie over de leefomgeving beter beschikbaar te maken via internet voor burgers en professionele gebruikers. Tevens is het doel hiermee in één keer te voldoen aan Europese verplichtingen, zoals SEIS en Inspire. De specificaties vanuit Inspire worden op dit moment op Europees niveau nader uitgewerkt en zullen in dit project meegenomen worden. Om de gebruiker in staat te stellen kaarten met elkaar te vergelijken en op een eenduidige manier te gebruiken, is harmonisatie van gegevens nodig. Rolverdeling en verantwoordelijkheden De samenwerking tussen het vakberaad en ProGideon op het gebied van de Inspire-thema’s Stiltegebieden en WAV-gebieden zal voor een deel aansluiten op, en voor een deel parallel lopen aan de harmonisatieinspanningen die ProGideon (in opdracht van BOAG-Middelen) sinds 2009 voor de invoering van Inspire levert. Annex I van Inspire beslaat namelijk naast de thema’s Stiltegebieden en WAV-gebieden nog andere (nietmilieugerelateerde) thema’s. De beleidsinhoudelijke verantwoordelijkheid van de EU-richtlijn ligt in interprovinciaal verband nog niet vast. Gezien de harmonisatie en monitoringscomponent binnen de richtlijn wordt voorgesteld om voor de thema’s Stiltegebieden en WAV-gebieden de inhoudelijke coördinatie te beleggen bij het vakberaad, de technische uitvoering bij ProGideon en de beleidsinhoudelijke verantwoordelijkheid per beleidsveld. Stappenplan 1. Verkenningsfase: in beeld brengen van de wenselijkheid/haalbaarheid van en mogelijkheid tot harmonisatie, de rol van IVM en ProGideon en de samenwerkingsopties. 2a) Uitvoeringsfase: uitvoering van de in de verkenningsfase geformuleerde harmonisatievoorstellen door: • ontwerp: per thema in beeld brengen 1. het belang, de scope van de provincie 2. de indicator 3. de parameters (zowel op schaalniveau als in tijd, in afstemming met RIVM) 4. de wijze van verzamelen, meten en berekenen (in afstemming met RIVM) 5. valideren en classificeren 6. visualiseren en presenteren NB: 1 t/m 5 is inhoudelijke harmonisatie, 5 en 6 is (GEO-)technisch en inhoudelijke harmonisatie
Planning sept-dec 2010 1e kwartaal 2011
•
implementatieplan voor dataharmonisatie
2e kwartaal 2011
•
uitvoering
3e kwartaal 2011
•
ontsluiting via het provinciaal Georegister
4e kwartaal 2011
2b) opstellen generieke aanpak die ook voor toekomstige harmonisatieprocessen bruikbaar is (zgn. “kookboek harmonisatie”).
2e en 3e kwartaal 2011
2c) voorstellen voor toekomstige te harmoniseren milieu-onderwerpen
4e kwartaal 2011
3) Beheerfase: beheer van de gegevens. Actualisatie en beschikbaarstelling geborgd op basis van beheer bij de bron.
2012
29
Projectresultaat Het resultaat van het project is • dat voor de genoemde onderwerpen afspraken zijn gemaakt over de harmonisatie van gegevens en dat deze afspraken zijn geïmplementeerd en uitgevoerd. Van belang is dat de resultaten gedragen worden door de 12 betrokken provincies. • dat de genoemde onderwerpen via het Provinciaal Georegister ontsloten worden voor de Atlas Leefomgeving • dat er een standaard aanpak ligt voor toekomstige harmonisatieprocessen • dat er een agenda ligt voor inhoudelijke milieu-thema’s die in aanmerking komen voor harmonisatie (op het niveau van de provincies) • dat er aanbevelingen zijn gedaan voor het beheer van de informatie en een opmaat is voor harmonisatie van de overige thema's voor INSPIRE. Daarmee hebben de provincies: • voldaan aan Europese richtlijnen • voldaan aan het convenant dat gesloten is tussen het IPO, VROM, de VNG en de UvW ten behoeve van de Atlas Leefomgeving • informatie over de leefomgeving beter beschikbaar gemaakt voor burgers en professionals. Opmerkingen PRISMA criteria 1. Het project heeft betrekking op meerdere thema’s uit de IPO-Meerjarenagenda 2008-2011: Geluid, Luchtkwaliteit, Informeren burgers en Europees Milieubeleid. Primair hoort het project echter thuis onder het thema Informeren burgers. 2. Het project levert een bijdrage aan de implementatie van Europese richtlijnen (Inspire en SEIS) en levert een bijdrage aan de uitvoering van de bestuursovereenkomst die is gesloten over de Atlas Leefomgeving. 3. Het project heeft een ontwikkelfunctie (vliegwielfunctie) voor alle 12 provincies omdat het ertoe bijdraagt dat provincies niet afzonderlijk uitvoering te hoeven geven aan de harmonisatieverplichtingen op grond van Inspire en ertoe bijdraagt dat provincies informatie over de leefomgeving op uniforme wijze aan hun burgers beschikbaar kunnen maken via Atlas Leefomgeving. 4. In 2010 worden de voorbereidende werkzaamheden getroffen door het opstellen van harmonisatievoorstellen. In 2011 kunnen deze harmonisatievoorstellen worden uitgevoerd. Daarmee is het project uitvoeringsgereed. Eind 2010 kan zo nodig een go/no go beslissing worden genomen. De looptijd van het project is één jaar. 5. Alle provincies moeten voldoen aan de harmonisatieverplichtingen op grond van Inspire. In de bestuursovereenkomst over Atlas Leefomgeving hebben de provincies de intentie uitgesproken te willen participeren in Atlas Leefomgeving. 6. Door middel van dataharmonisatie worden gegevens van verschillende provincies, bijvoorbeeld over luchtkwaliteit en geluid, beter vergelijkbaar. Dit vergemakkelijkt de uitwisseling van gegevens en daarmee de samenwerking tussen provincies. 7. De Europese richtlijn Inspire verplicht bronhouders geo-informatie die valt onder Annex I vóór 15 mei 2011 te harmoniseren. Het DUIV-overleg heeft zich gecommitteerd aan Atlas Leefomgeving. 8. Het project is integraal omdat het een samenwerkingsproject is met ProGideon. Het project benadert de harmonisatie van geo-informatie daarmee dus zowel vanuit de inhoud als vanuit (GEO-)ICT. Als onderwerpen die voor harmonisatie in aanmerking komen wordt in het kader van dit project alleen voor milieu-onderwerpen gekozen, met uitzondering van het onderwerp Wet Ammoniak en Veehouderijgebieden (WAV), dat ook onder het aandachtsveld natuur valt. Start en einddatum Januari 2011-december 2011. Capaciteit Voor de uitvoering van dit project schatten we in dat nodig is: a) voor de projectleiding: één projectleider die voor 0,2 Fte is vrijgesteld b) voor de uitvoering: van elke provincie inzet van GEO-ICT, monitoringsspecialisme en inhoudsdeskundigheid. Vooralsnog ingeschat als 3 mensdagdelen per provincie per thema per discipline (totaal 12 provincies x 4 thema’s x 3 disciplines x 3 dagdelen = 216 dagen) Kostenraming De totale kosten worden geraamd op €30.000. Dit bedrag bestaat uit de kosten voor de inhuur van een externe projectleider (€20.000) en kosten voor de organisatie van enkele bijeenkomsten (€10.000). Verantwoordelijke portefeuillehouder in de BOAG Milieu John Arkes (Provincie Noord-Holland) Contactpersoon IPO Sander Hage Toekenning 30.000 euro
30
project 7
Duurzame bedrijventerreinen
Thema Projecttrekker Telefoonnummer projecttrekker
(leren voor) duurzame ontwikkeling NNB iemand uit werkgroep vergunningverlening/VBM NNB (ingediend door Hylke Jonker
[email protected]) NNB NNB
E-mailadres projecttrekker Provincie of organisatie projecttrekker
Kader, aanleiding en inhoud Op diverse plaatsen is ervaring opgedaan met het duurzaam inrichten van industrie- of bedrijventerreinen. Hierbij kan gedacht worden aan de infrastructurele voorzieningen naast de reguliere leidingen voor gas/water/elektra. In dit project worden voorbeelden van duurzaam ingerichte industrie- of bedrijventerreinen geïnventariseerd. Aan de hand van de inventarisatie en mogelijk interviewronde(s) met betrokken personen of instanties kunnen criteria opgesteld worden aan de hand waarvan een terrein zo optimaal mogelijk kan worden aangelegd en voorzien van (infrastructurele) voorzieningen. Dit heeft voordelen voor beleidsmakers in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en vergunningverleners, maar ook bedrijven die op deze wijze gebruik kunnen maken van gezamenlijke voorzieningen (zoals bewaking, brandweer, waterzuivering, infrastructuur). De opgedane kennis kan ook aangewend worden wanneer grote bedrijven opsplitsen (bijv. Chemelot en Dow Terneuzen). Hierbij spelen vooral juridische zaken over aansprakelijkheid bij bijv. pijpleidingen. Het onderwerp Duurzame bedrijfsterreinen is bekend bij de meeste provincies. Het idee achter dit voorstel is om op zoek te gaan naar nieuwe ontwikkelingen op dit onderwerp. Wij denken daarbij aan bedrijfsterreinen met centrale energievoorziening, onderlinge restwarmte-uitwisseling, pijpleidingennetwerken voor uitwisseling voor (rest)producten en bijv. afvoer van CO2. Zijn daar voorbeelden van die door andere provincies kunnen worden gebruikt? Projectdoel: "uitwisseling van informatie, elkaar versterken en leren van elkaar". Stappenplan 1. 2. 3.
Uitwerken projectplan en projectteam samen stellen, of offertes vragen bij een 3-tal adviesbureaus en opdracht verlenen. Inventariseren reeds uitgevoerde projecten die als 'duurzaam bedrijventerrein' zijn aan te merken Aan de hand van de inventarisatie verder onderzoeken welke kansen en mogelijkheden, maar ook beperkingen er zijn om tot een 'duurzaam bedrijventerrein' te komen. Dit kan door ¾ Interviews met betrokken personen of instanties ¾ SWOT analyse uitvoeren ¾ Leerpunten opstellen
Planning Najaar 2010 Januari - februari 2011 Periode maart mei 2011
4. Rapportage
Juni 2011
5. Discussie in Vakberaad Bedrijven en Milieu (VBM) en BOAG-Milieu a.d.h.v. discussienotitie
september 2011
6. Eindrapportage naar BOAG-Milieu
november 2011
Projectresultaat Een eindrapport met daarin: ¾ een beschrijving van welke voorzieningen een duurzaam bedrijventerrein zou moeten hebben; ¾ beschrijving van andere criteria die een bedrijventerrein duurzaam maken; ¾ een advies aan de Brede Overleg- en Adviesgroep Milieu (BOAG-Milieu) Monitoring van de bereiking van dat projectresultaat zal worden gemeten via de afgeronde stappen en deelproducten uit het stappenplan. Deelproducten zijn: projectplan, offertes, opdrachtverlening, format, tussenrapportage met discussienotitie, discussie(verslagen) in vakberaad en BOAG-Milieu, eindrapport. Opmerkingen PRISMA criteria 1. Het project is een uitwerking van het prioritaire thema "(Leren voor) duurzame ontwikkeling" 2. Het project heeft een innovatief karakter en een ontwikkelfunctie voor alle 12 provincies 3. Het project is afgebakend in de tijd en uitvoeringsgereed. 4. Het project is van belang voor alle provincies 5. Het project versterkt de samenwerking tussen provincies Opdrachtgever voor het project is BOAG-Milieu. Begeleidingscommissie bestaande uit portefeuillehouder industriebeleid in de BOAG-Milieu (Ineke Jansen) en voorzitters van VBM, Overleg hoofden handhaving en werkgroep Vergunningverlening Opdrachtnemer en tevens projectleider is een lid van de werkgroep Vergunningverlening/VBM
31
Start en einddatum Startdatum: najaar 2010, einddatum: november 2011. Capaciteit Projectleider vanuit werkgroep Vergunningverlening 100-150 uur Leden begeleidingscommissie 20-100 uur afhankelijk of het wel dan niet wordt uitbesteed. Kostenraming € 50.000,= inclusief BTW indien uitbesteed, anders € 5000,= voor vergaderfaciliteiten Verantwoordelijke portefeuillehouder in de BOAG Milieu Ineke Jansen (Zeeland) als portefeuillehouder Industriebeleid Mireille Kinket (Overijssel) als portefeuillehouder Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Contactpersoon IPO Joyce Klink Toekenning 5.000 euro
32
project 8
Veranderend omgevingsrecht: contouren voor een nieuwe integrale omgevingswet
Thema Projecttrekker Telefoonnummer projecttrekker E-mailadres projecttrekker Provincie of organisatie projecttrekker
Duurzame ontwikkeling A.P. van Eijk 023-5144747
[email protected] Noord-Holland
Kader, aanleiding en inhoud Dit project is een vervolg op het onderzoek naar de rol en positie van provincies in veranderend omgevingsrecht vanuit milieu (PRISMA 2010). In dat project was milieu in gebiedsontwikkeling de insteek. Aanleiding is het Actieprogramma Vernieuwing Instrumentarium & Gebiedsontwikkeling (AVI) van VROM, met onder meer het project Bezinning op het Omgevingsrecht en de Crisis- en herstelwet. Er is een tendens naar verschuiving van bestuurlijke verhoudingen. Het is van belang dat de provincies over hun rol en positie binnen het veranderend stelsel van omgevingsrecht een standpunt innemen, en zich in het debat mengen. In dit project wordt de voorgestelde strategie verbreed naar alle relevante beleidssectoren. Het omgevingsrecht heeft ook betrekking op andere beleidsvelden. Er vindt nadere studie plaats over de rol en positie van de andere beleidsvelden. De strategie wordt nader geoperationaliseerd. De IPO-strategie heeft betrekking op de wenselijke vorm en inhoud van een mogelijke integrale Omgevingswet, en op de ambtelijke en bestuurlijke inzet in het debat om dat te bereiken. Het gaat om de wenselijke rol en positie van het IPO en de provincies binnen het toekomstige stelsel. Discussie hierover gaat zowel binnen het IPO zelf als met het rijk gevoerd worden. In het kader van de statenverkiezingen op 2 maart 2011 is ondersteuning van de nieuwe colleges van Gedeputeerde Staten op het vlak van het omgevingsrecht opgenomen. Stappenplan 1. Verkenning van de rol en positie provincies vanuit alle beleidsvelden
Planning Februari 2011
2. Bepalen van integrale belangen provincies
Maart 2011
3. Bepalen van integrale IPO-strategie
Mei 2011
4. Ondersteuning nieuwe colleges van GS
Augustus 2011
5. Draagvlak, ambtelijk en bestuurlijk
September 2011
6. Overige communicatieactiviteiten, onder meer verwerking van de resultaten in de webapplicatie Milieu in Ruimtelijke Plannen en in factsheets/folders
Oktober 2011
Projectresultaat Een integraal IPO-standpunt en strategiedocument, bruikbaar in de discussie rond een ander omgevingsrechtstelsel (wetgeving). Het project borduurt voort op het project uit 2010, waarin is ingegaan op de wenselijke verankering van bevoegdheden en verantwoordelijkheden (rol en positie) van de provincie in een mogelijke nieuwe omgevingswet. Omdat in dat project vooral met de bril van milieu is gekeken, richt dit project zich op de verbreding naar andere sectoren, om zo een integrale IPO-strategie te kunnen bepalen, op basis van ambtelijk en bestuurlijk draagvlak. Daarvan is sprake: als alle relevante sectoren zijn betrokken bij het proces; als vanuit alle provincies is bijgedragen. Om dit te bereiken wordt gedacht aan interprovinciale bijeenkomsten, workshops en werkconferenties, zowel ambtelijk als bestuurlijk. Opmerkingen PRISMA criteria - Het project past binnen het onderdeel Milieu/Duurzame ontwikkeling van de IPO-Meerjarenagenda 20082011: het project heeft betrekking op meerdere milieuthema’s omdat die allemaal van toepassing zijn op ruimtelijke/gebiedsontwikkeling, waar het onderzoek zich op richt. - het levert een bijdrage aan de bestuurlijk-politieke lobbystrategie om de gewenste rol en positie van de provincies bij de discussie over het stelsel van het omgevingsrecht te betrekken, - het project heeft een ontwikkelfunctie voor de provincies, want het geeft inzicht in de (on)mogelijkheden en bevoegdheden van provincies en hoe zij sturing kunnen geven aan hun gewenste rol en positie, - het resultaat is voor alle provincies van belang, - en versterkt de samenwerking tussen provincies, - het project betrekt ook andere sectoren dan alleen milieu. Start en einddatum Startdatum: januari 2011, einddatum: oktober 2011
33
Capaciteit Benodigde inzet van mensuren door medewerkers van de provincies wordt geschat op 200 uur, waarvan door de projectleider het grootste deel (>100 uur). Hierbij is de aanwezigheid van provinciemedewerkers op speciale bijeenkomsten niet meegerekend. Besteding van de uren heeft betrekking op aansturing en begeleiding extern bureau interne communicatie en advisering bijeenkomsten Kostenraming - uitbesteding onderzoek € 30.000 - interprovinciale discussiebijeenkomsten, workshops en werkconferenties Omgevingsrecht € 20.000 - communicatie, o.a. via de webapplicatie Milieu in Ruimtelijke Plannen (zoals in de 2e helft van 2010 vormgegeven en mede gefinancierd vanuit PRISMA-budget 2010) € 10.000 Totaal € 60.000 Verantwoordelijke portefeuillehouder in de BOAG Milieu John Arkes (Noord-Holland) Contactpersoon IPO Frank Puijn Toekenning 60.000 euro
34
project 9
Regie en interbestuurlijk toezicht nieuwe stijl
Thema
Organisatie uitvoering vergunningverlening en handhaving Hans Hazenbosch 030 2582810
[email protected] Provincie Utrecht
Projecttrekker Telefoonnummer projecttrekker E-mailadres projecttrekker Provincie of organisatie projecttrekker
Kader, aanleiding en inhoud Provincies hebben een wettelijke taak in het houden van toezicht op het kwaliteitsniveau van het proces en de organisatie van de milieuhandhaving door bestuurlijke instanties. Dit wordt uitgevoerd door provinciale kwaliteitsregisseurs verenigd in de interprovinciale Regiegroep Handhaving. Per 1 oktober 2010 is – door de komst van de Omgevingsvergunning (Wabo) - deze toezichttaak verbreed van milieuhandhaving naar Wabobrede handhaving, dus inclusief bouw en wonen en ruimtelijke ordening. Per 1 januari 2012 vervalt dit specifieke toezicht en rust er op de provincies een algemene interbestuurlijke toezichtstaak (IBT). Op het gebied van het omgevingsrecht (Wabo) omvat dit toezicht dan zowel vergunningverlening als handhaving. In 2011 dient dus een ingrijpende transitie op deze taakuitvoering plaats te vinden. De transitie dient in 2011 plaats te vinden binnen het bredere kader van het landelijke uitvoeringsprogramma rond Omgevingsvergunning/Interbestuurlijk Toezicht/Herziening Handhaving van de regelgeving inzake Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (Wabo/Oosting/Mans). Hiervoor zijn diverse werkgroepen en overlegplatforms in het leven geroepen. Zo moet de transitie naadloos passen binnen de algemene IBT-kaders die worden ontwikkeld door de interprovinciale werkgroep IBT. De transitie moet ook plaatsvinden in goed overleg met de VROM-inspectie, die deels IBT-taken overdraagt aan de provincies, maar ook zelf themagerichte onderzoeken blijft uitvoeren in het kader van de systeemverantwoordelijkheid van de minister voor de decentrale uitvoering van (VROM)wetten. In overleg met de meest betrokken gremia is duidelijk geworden dat van de interprovinciale Regiegroep Handhaving – als ervaringsdeskundigen – in 2011 enkele concrete producten en bijdragen worden gevraagd als noodzakelijke input voor een goed transitieproces. Het betreft: 1) Een nadere uitwerking van het IBT-afwegingskader (incl. risicobeoordeling) voor het VROM-domein als input voor de interprovinciale werkgroep IBT; 2) Het – in nauwe samenwerking met de werkgroep IBT - realiseren van solide afspraken met de VROMinspectie over een goede wisselwerking tussen het provinciale IBT op het VROM-domein en de themagerichte onderzoeken van de VROM-inspectie in het kader van de systeemverantwoordelijkheid; 3) Interprovinciale afstemming van de invulling van de “stimuleringsregietaak” (dus niet de IBT-taak) die na 2012 deels als wettelijke taak (§ 5.2 Wabo) resteert en die deels met de nodige beleidsvrijheid kan worden ingevuld. 4) Interprovinciale afstemming van het onderdeel “coördinatie handhavingssamenwerking” als resterende wettelijke taak in relatie tot de komst van de regionale uitvoeringsdiensten. Dit project is gericht op het realiseren van deze 4 bijdragen van de Regiegroep Handhaving in 2011 aan het noodzakelijke transitieproces. Stappenplan 1. Een nadere uitwerking van het IBT-afwegingskader (incl. risicobeoordeling) voor het VROM-domein als input voor de interprovinciale werkgroep IBT 2. Solide afspraken met de VROM-inspectie over een goede wisselwerking tussen het provinciale IBT op het VROM-domein en de themagerichte onderzoeken van de VROM-inspectie in het kader van de systeemverantwoordelijkheid 3. Interprovinciale afstemming van de invulling van de “stimuleringsregietaak” die na 2012 deels als wettelijke taak resteert en die deels met de nodige beleidsvrijheid kan worden ingevuld 4. Interprovinciale afstemming van het onderdeel “coördinatie handhavingssamenwerking” als resterende wettelijke taak in relatie tot de komst van de regionale uitvoeringsdiensten
Planning gereed Maart 2011 Sept 2011
Jan -dec 2011
Jan-dec 2011
Projectresultaat Het resultaat van het project omvat: een uitgewerkt IBT-afwegingskader incl. risicobeoordeling voor het VROM-domein; vastgelegde afspraken met de VROM-inspectie over de wisselwerking provinciaal IBT en themagerichte onderzoeken van de VROM-inspectie op het VROM-domein; een interprovinciaal afgestemde nieuwe invulling van de resterende provinciale “stimuleringsregietaak” een interprovinciaal afgestemde invulling van de wettelijke coördinatietaak voor een goed afgestemde handhaving in relatie tot de komst van de regionale uitvoeringsdiensten. De bereiking van het projectresultaat wordt gemeten aan de hand van de vordering van de totstandkoming van de deelproducten.
35
Het IPO draagt bij aan de ontwikkeling naar een adequaat stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving, waarin de kwaliteit van dienstverlening naar burger en bedrijf en de adequate bescherming van de fysieke leefomgeving is gewaarborgd. De bereiking van het maatschappelijk resultaat is moeilijk aan te geven, want 2011 is een transitiejaar naar 1 januari 2012: het moment waarop de provincies het Interbestuurlijk Toezicht moeten vormgeven. Wel wordt door het invullen van onze Wabo-brede regie taak geprobeerd resultaten te realiseren in termen van ‘betere kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving’. Opmerkingen PRISMA-criteria Ad 1 ontwikkelen IBT-afwegingskader VROM-domein. Tot nu toe heeft de minister van de provincies verlangd te bewerkstellingen dat de bestaande kwaliteitscriteria voor milieuhandhaving voor 100% door de gemeenten worden nageleefd. Wettelijke kwaliteitsnormen (hoofdstuk 7 van het Besluit Omgevingsrecht) blijven ook na 2010 bestaan. De toetsing en beoordeling dienen dan plaats te vinden binnen het nieuwe IBT-stelsel en dus meer op afstand en met generieke middelen. Voor het VROM-domein moet een afwegingskader voor de inzet van IBT nader uitgewerkt worden. Onder andere moet uit de set kwaliteitsnormen worden bepaald wat echt van belang is voor een risicoanalyse (moet een gemeente in het kader van IBT wel of niet nader worden onderzocht) en welke informatie daarvoor nodig is. Ad 2 Afstemming met de VROM-inspectie over wisselwerking IBT – thema-onderzoeken Het algemene tweede lijnstoezicht van de VROM-inspectie op de provincies verdwijnt met het nieuwe IBTstelsel per 2012. Momenteel onderhandelt de interprovinciale werkgroep IBT met de VROM-inspectie over overdracht van een deel van deze taken (inhoud, kennis, menskracht, middelen) naar de provincies. Daarnaast blijft de VROM-inspectie in 2012 en verder gemeenten thematisch toetsen op de decentrale uitvoering van wettelijke taken waarvoor de minister van VROM verantwoordelijk is (systeemverantwoordelijkheid). Tussen die nieuwe taakuitvoering van de VROM-inspectie en het nieuwe IBT van de provincies op het VROM-domein dient een goede wisselwerking te komen, waarbij VROM, provincie én gemeenten precies weten wat van hen wordt verwacht. Als onderdeel van de algemene IBT-afspraken die de werkgroep IBT ontwikkelt zorgt de interprovinciale Regiegroep Handhaving vanuit haar jarenlange praktijkervaring in samenwerking met de VROM-inspectie voor het ontwikkelen van solide afspraken. Ad 3 Afstemming resterende “stimuleringsregietaak” De huidige regietaak van de provincies op het gebied van de kwaliteit van het proces en de organisatie van de handhaving kent een stimuleringskant en een toetsingskant. De toetsingskant verdwijnt naar het nieuwe IBT. Van de regietaak blijft de wettelijke opdracht in paragraaf 5.2 van de Wabo, waarin staat dat de provincies dienen te zorgen voor afstemming en coördinatie in het belang van een doelmatige handhaving. Daarnaast worden de provincies – in de lijn van de commissie Decentralisatie (Lodders) – geacht op het VROM-domein in brede zin “regie” te voeren: met een breed instrumentarium zorgen en stimuleren dat uitvoerende instanties hun taken goed oppakken. Interprovinciale afstemming is wenselijk voor de uitvoering van deze nieuwe “stimuleringsregietaak”. Belangrijk vraagpunt daarbij is of de provincies via deze stimuleringsregielijn willen inzetten op een kwaliteitsverbetering van de gemeentelijke taakuitvoering op het gebied van vergunningverlening voor bouwen- en wonen en ruimtelijke ordening. Voor de kwaliteit van deze taakuitvoering zijn de provincies namelijk sinds 1 oktober 2010 als toezichthouder verantwoordelijk. Ad 4 afstemming coördinatie handhavingssamenwerking Provincies behouden ook na 2012 de wettelijke verantwoordelijkheid voor de coördinatie van de handhavingssamenwerking. Deze afstemming behoort van oudsher tot het werkdomein van de Regiegroep Handhaving, daarbij ondersteund door een netwerk van Samenwerkings Knooppunten Handhaving. Met de komst van de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) voor ogen is een interprovinciaal afgestemde visie nodig over de organisatie van de handhavingscoördinatie in het RUD-tijdperk, zowel landelijk als binnen de provincies. De uitkomsten zijn van belang voor alle betrokken handhavingspartners, van lokaal niveau tot landelijk (Landelijk Overleg Milieuwethandhaving). Start en einddatum Het project loopt van januari 2011 tot en met december 2011. Capaciteit De inzet van alle provinciale handhavingregisseurs en secretariaatsondersteuning is nog nader te kwantificeren. Kostenraming Diversen externe ondersteuning voor organisatie brainstormsessie (incl zaalhuur en catering) en inhoudelijke beleidsvorming € 45.000. Verantwoordelijke portefeuillehouder in de BOAG Milieu Mireille Kinket (Overijssel) Contactpersoon IPO Reinette Kiès Toekenning 25.000 euro
36
project 10
Ontwikkeling Regionale uitvoeringsdiensten
Thema
Organisatie uitvoering vergunningverlening en handhaving Reinette Kiès 070 8881210
[email protected] IPO
Projecttrekker Telefoonnummer projecttrekker E-mailadres projecttrekker Provincie of organisatie projecttrekker
Kader, aanleiding en inhoud In 2009 is er een packagedeal gesloten tussen het rijk (VROM, Justitie, BZK), het IPO en de VNG om de voorbereiding van de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor een deel van de taken op het gebied van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu uiterlijk 1 januari 2012 onder te brengen in een landsdekkend netwerk van regionale uitvoeringsdiensten. Daartoe zijn ook bestuurlijke afspraken gemaakt over onder andere de planning, het basistakenpakket voor deze diensten, de overdracht van het bevoegd gezag van provincies voor een groot deel van haar inrichtingen aan gemeenten en het werken met landelijk uniforme kwaliteitscriteria. De Tweede Kamer heeft partijen opdracht gegeven om het proces bottom-up uit te voeren. Ook de waterschappen zijn inmiddels aangehaakt. De uitvoering van de packagedeal is een gezamenlijke opdracht die zijn weergave niet kent. Het doel van de package deal is een effectievere, efficiëntere overheid waar bij de kwaliteit van de vergunningverlening, toezicht en handhaving wordt verhoogd en geborgd en de bestuurlijke drukte, die als één van de belangrijkste oorzaken van kwaliteitsverlies in de uitvoering wordt gezien, aanzienlijk wordt teruggebracht. Najaar 2010 is een gezamenlijk programma van VROM, Justitie (en Openbaar Ministerie), BZK, IPO, VNG en Unie van Waterschappen vastgesteld, het programma “Uitvoering met ambitie”. Overeengekomen is uit welke projecten dit programma bestaat en wie daarvoor verantwoordelijk is. De provincies staan aan de lat voor de projecten: Totstandkoming regionale uitvoeringsdiensten, Sociaal beleid, Financiën, en samen met de VNG voor de projecten Kwaliteitscriteria en Governance. Daarnaast is een bijdrage gewenst aan de projecten waar één van de andere partijen als trekker optreedt (zoals bijvoorbeeld aan het project informatie-uitwisseling). In het project “Totstandkoming van de regionale uitvoeringsdiensten “ werken de provincies de regierol op het bottom-up proces uit. Dit Plan van aanpak voor 2010-2011 is een uitwerking van de ontwikkelnotitie “Met elkaar meer Mans”, die in de IPO-adviescommissie Milieu is vastgesteld. Vanuit het IPO zijn in 2010 een procesmanager, coördinatoren en adviseurs, een communicatieadviseur en ondersteuning ingezet. De management, advies en ondersteunende taken moeten ook in 2011 worden uitgevoerd. Daarnaast zijn er middelen nodig voor onderzoek, communicatiemiddelen, de organisatie van bijeenkomsten en workshops en dergelijke. Alle partners dragen bij aan de kosten van het programma. Vanuit het programma is 50% co-financiering gereserveerd voor het IPO. Stappenplan
Planning
1. implementatieplan per gebied om te komen tot Regionale Uitvoeringsdiensten
1 januari 2011
2. Starten Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD).
1 januari 2012
Projectresultaat Per 1 januari moet er een landsdekkende robuuste uitvoeringsstructuur zijn gerealiseerd, zoals verwoord in de packagedeal. Rapportage over de voortgang vindt regelmatig plaats via een stuurgroep en een bestuurlijk overleg. In de BOAG-milieu en de adviescommissie milieu zal de voortgang worden gerapporteerd en besluitvorming voorbereid. Tevens treedt de Kring van Provinciesecretarissen (via een kernteam van 4 provinciesecretarissen en een IPO-directeur) op als opdrachtgever van het IPO-programmamanagement. In het projectvoorstel staat uitgewerkt op welke momenten welke producten gereed zijn. Dit projectvoorstel wordt in oktober 2010 vastgesteld door de stuurgroep. Opmerkingen PRISMA criteria PRISMA-criteria waaraan het project voldoet: • IPO-Meerjarenagenda, onderdeel i) Organisatie uitvoering vergunningverlening, toezicht en handhaving • Het programma levert een bijdrage aan de vermindering van bestuurlijke drukte, administratieve lasten voor het bedrijfsleven en een kwaliteitsverbetering van de dienstverlening van de overheid. • Het project betreft de uitvoering van een bestuurlijke package deal (soort convenant) tussen rijk, provincies, gemeenten en waterschappen en geniet de aandacht van het kabinet en de kamers; • Het is innovatief, ontwikkelend en in samenwerking tussen de twaalf provincies; • De planning van het programma is vastgelegd in een brief van het kabinet aan de kamers; • De provincies zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de resultaten;
37
• •
Het succes voor de provincies van het programma is sterk afhankelijk van de samenwerking tussen de provincies; het project is integraal vanuit de taken gerelateerd aan de Omgevingsvergunning, dus Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieubeheer, Defensie, Natuur, etc..
Start en einddatum Verwachte startdatum januari 2011 en einddatum: december 2011. Capaciteit Raming van de benodigde inzet van mensuren voor het project door medewerkers van de provincies: • Per provincie gemiddeld 20 medewerkers van ondersteuning tot provinciesecretarissen zijn op ad hoc basis dan wel permanent bij het programma betrokken.
•
(projectleiders RUD, ondersteuning, handhavers, vergunningverleners, regisseurs handhaving, toezichthouders, communicatie, ICT, juristen, financiële specialisten, etc.).
Kostenraming Totale kosten voor het gezamenlijke deel van de provincies (projectmanagement, advisering, coördinatie, communicatie en ondersteuning en) bedragen €600.000,--. Het ministerie van VROM is bereid daarvan 50% = € 300.000,-- van te vergoeden. Verantwoordelijke portefeuillehouder in de BOAG Milieu De heer Johan Janssen, provincie Gelderland. Contactpersoon IPO Reinette Kiès. Toekenning 200.000 euro
38
project 11
Doorontwikkeling systeemgericht toezicht
Thema
Organisatie uitvoering vergunningverlening en handhaving B. Timmers 073-6812423
[email protected] Provincie Noord-Brabant
Projecttrekker Telefoonnummer projecttrekker E-mailadres projecttrekker Provincie of organisatie projecttrekker
Kader, aanleiding en inhoud Inleiding Minder toezichtlast en beter toezicht. Met dit dubbeldoel voor ogen zijn provincies en andere inspectiepartners enkele jaren geleden het programma vernieuwing toezicht gestart. Onderzoek toont aan dat niet zozeer de hoeveelheid toezicht een probleem vormt voor de bedrijven, maar de wijze waarop dit wordt gedaan. Dan gaat het om met verstand van zaken opereren, de aandacht richten op de grootste risico’s, transparant optreden en helder en tijdig communiceren. Daarbij past tevens een houding waarbij niet wordt uitgegaan van overtredingen maar van de bereidheid tot naleving, bijvoorbeeld door beter gebruik te maken van milieuzorgsystemen van bedrijven. Systeemgericht toezicht Bij bijna 60 bedrijven verdeeld over bijna alle provincies wordt momenteel geëxperimenteerd met systeemgericht toezicht op vooral het wet milieubeheer gebied waar de provincies verantwoordelijk voor zijn. Dit betekent dat het bedrijf zichzelf controleert en de provincie checkt of de borging afdoende is. De meeste proefbedrijven bevinden zich in de provincie Noord-Brabant. Uit de proefnemingen komt steeds meer een uniforme aanpak van deze manier van toezicht naar voren, met inbegrip van oplossingen voor geconstateerde barrières. Een voorbeeld van dit laatste vormt de vraag hoe om te gaan met risicoanalyses en afspraken; tot waar heeft het bedrijf vrijheid van handelen en wanneer grijpt het bevoegd gezag in. Ondanks het al bereikte moet er nog veel ontwikkeld worden en is de aanpak nog geen gemeengoed. Het raamwerk hoe samen met een bedrijf te komen tot systeemgericht toezicht is verkent. Hoe het dan vervolgens in de praktijk aangepakt moet worden evenals uitbreiding naar andere wetgevingsgebieden en naar andere reguleringsstappen (vergunningverlening, handhaving) is nog sterk in ontwikkeling. Dit onderdeel wordt in principe ondergebracht in het vierjarig programma majeure risicobedrijven (2011-2014), een bundeling van vernieuwing toezicht chemie en het programma Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO). Aanleiding project Om te komen tot een landelijk gedragen methodiek tot systeemgericht toezicht zijn er momenteel 2 groepen actief. Er is een landelijke werkgroep die aan de methodiek werkt. Daarnaast is er sinds begin 2010 een landelijk gedekt projectleider overleg systeemgericht toezicht waarin specifiek provinciemensen zijn vertegenwoordigd. De samenwerking tussen de landelijke werkgroep en het projectleideroverleg is van grote waarde gebleken, deze zorgt voor draagvlak voor de methodiek en daarmee bereiken c.q. bewaking van de landelijke uniformiteit maar ook vanwege gebruik van elkaar bevindingen en efficiënt gebruik van proefnemingtijd. Volgens zowel de projectleider van het bureau van het LAndelijk regieTeam (LAT) Besluit Risico's Zware Ongevallen als de programmamanager Vernieuwing Toezicht Chemie en Afval van de VROM-inspectie (VI) zal deze coördinerende en afstemmende taak tussen provincies (en later mogelijk meer partners) van deze werkgroep naar verwachting niet vanuit het eerder genoemde programma worden gefinancierd. In het jaar naar de regionale uitvoeringsdienst (RUD) vorming toe (2011) zal dit projectleideroverleg en de over en weer terugkoppeling tussen werkgroep en projectleideroverleg en daarmee samenhangende zaken met verstand van zaken begeleid moeten worden. Ook het aansluiting zoeken met de RUD vorming zal een aandachtspunt blijven vormen in 2011. Stappenplan
Planning
0. Begeleiden projectleideroverleg
hele jaar
1. halfjaarlijkse evaluatie van de ontwikkelde en geaccordeerde instrumenten
Juni 2011
2. Rapportage over voortgang pilots
1/kwartaal
3. Jaarevaluatie of methodiek voldoende ontwikkeld is en over gelaten kan worden aan de lijn of nog verder begeleiding nodig is.
Nov 2011
4. Afbouwen van het projectleiders overleg nadat methodiek afgerond is en nazorg leveren
Dec 2011
Projectresultaat
39
Een samenwerkingsverband van landelijk dekkende projectleiders systeemgericht toezicht die werken aan en met de gezamenlijk met de landelijke werkgroep ontwikkelde methodiek en daarmee zorgen voor kennisuitwisseling, effectievere aanpak van naleving en ook uniforme aanpak. Het uiteindelijke doel is vermindering van toezichtlast bij de bedrijven en effectiever toezicht. Meetwijze projectresultaat: Evaluatie bij bedrijven via een beleving steekproef en een interne evaluatie binnen het projectleideroverleg. Opmerkingen PRISMA criteria 1. Het project is een uitwerking van een prioritair thema genoemd in het onderdeel duurzame ontwikkeling/milieu van de IPO-Meerjarenagenda 2008-2011: Organisatie uitvoering vergunningverlening en handhaving 2. Het project levert een bijdrage aan een politiek-bestuurlijk product regeldruk vermindering voor het bedrijfsleven en tevens meer effectief toezicht door de overheid 3. Het project heeft een innovatief karakter (werken met systeemgericht toezicht op deze wijze is nog niet eerder gebeurd) en een ontwikkelfunctie (vliegwielfunctie) voor alle 12 provincies. Het projectleiders in het overleg werken in alle provincies. 4. Het project is in de tijd afgebakend en is per 1 januari 2012 uitvoeringsgereed tenzij de ontwikkeling van het stelsel van Regionale Uitvoeringsdiensten meer tijd vergt. 5. Het projectresultaat is van belang voor alle provincies aangezien meer effect en minder last voor allen een taakstelling is waarnaar gestreefd moet worden en dit project daaraan bijdraagt. De bedrijven die potentieel voor systeemgericht toezicht in aanmerking komen bevinden zich in alle provincies. De samenwerking tussen de provincies is nuttig omdat in sommige provincies meer bedrijven geschikt zijn voor systeemgericht toezicht (SGT) en er daardoor ook meer kennis en ervaring is. Door de samenwerking kunnen de “minder bedeelde” provincies hiervan profiteren. Voordeel voor de bedrijven is dat zij een meer consistente overheid ziet wat positief is voor het imago van alle provincies. 6. De essentie van het project is samenwerking tussen de provincies. 7. Het project is een navolging van de intentieverklaring. Daarin hebben lokale, regionale en nationale partners bepaald dat zij in samenwerking werken aan de in de inleiding genoemde toezichtlast vermindering. Ondertekenaars zijn het Interprovinciaal Overleg, Vrom Inspectie, Unie van Waterschappen, Arbeidsinspectie, Voedsel en Warenautoriteit, Inspectie Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat en de Nederlandse Emissieautoriteit. Start en einddatum startdatum: 1 januari 2011, einddatum: 31 december 2011. Capaciteit 500 uur (eens per 6 weken een dagdeel overleg met 12 projectleiders en daarnaast deelname in de landelijke werkgroep). Toelichting: het aantal bedrijven in pilot neemt nog steeds toe en er zijn nog geen betrouwbare resultaten bekend hoeveel deze andere vorm van toezicht tijd kost (of bespaard). Kwalitatief lijkt het dat in deze ontwikkelfase systeemgericht toezicht meer uren kost dan alleen klassiek toezicht. Naar verwachting zal dit afnemen naar mate de ontwikkeling meer is afgerond. Kostenraming 75.000 euro waarvan 66.000 voor inhuur projectleider (550 uur of 1-2 dagen per week parttime) en 9.000 diversen als vervoer, organiseren van themabijeenkomsten, ict hulpmiddelen etc. Verantwoordelijke portefeuillehouder in de BOAG Milieu Mireille Kinket (Overijssel) Johan Janssen (Gelderland) Contactpersoon IPO Reinette Kies Toekenning 40.000 euro
40
project 12
Doorontwikkeling brancheteams in het toezicht op afvalbedrijven
Thema
Organisatie uitvoering vergunningverlening en handhaving R. Tophoven 026 3599966
[email protected] Gelderland
Projecttrekker Telefoonnummer projecttrekker E-mailadres projecttrekker Provincie of organisatie projecttrekker
Kader, aanleiding en inhoud Inleiding Minder toezichtlast en beter toezicht. Met dit dubbeldoel voor ogen zijn provincies en andere inspectiepartners enkele jaren geleden het programma vernieuwing toezicht gestart. Onderzoek toont aan dat niet zozeer de hoeveelheid toezicht een probleem vormt voor de bedrijven, maar de wijze waarop dit wordt gedaan. Dan gaat het om met verstand van zaken opereren, de aandacht richten op de grootste risico’s, transparant optreden en helder en tijdig communiceren. Daarbij past tevens een houding waarbij niet wordt uitgegaan van overtredingen maar van de bereidheid tot naleving. Specifiek voor afvalbedrijven bestaat de wens dat er in het land uniform wordt opgetreden en de aandacht te concentreren op de “free riders”; bedrijven die het niet zo nauw nemen met de regelgeving. Dit laatste (uniform optreden, “free riders” aanpakken) geldt vooral voor de provincies aangezien zij het overgrote aandeel aan toezicht bij afvalbedrijven uitvoeren. Brancheteams Voor de 3.000 afvalbedrijven waarop provincies toezicht houden is individueel maatwerk ondoenlijk. Daarom is de afgelopen 2 jaar geëxperimenteerd met vijf brancheteams. De teams bestaan uit provinciale deskundigen uit alle provincies die onder leiding van branchemanagers opereren binnen de branches autodemontage, puinbrekers, afvalverbranders, op- en overslagbedrijven en metaalrecycling. Binnen deze branches valt ongeveer 50% van alle 3.000 afvalbedrijven. De teams leveren in 2010 brancheplannen met daarin opgenomen landelijke gedragen risicoanalyses. De plannen worden ter goedkeuring voorgedragen aan het hoofden handhaving overleg en de Provincies worden geacht deze plannen te gebruiken bij het opstellen van hun toezichtplannen. Daarnaast leveren de teams adviezen over hoe om te gaan met door leden en/of brancheverenigingen veel voorkomende problemen met toezicht. Daarbij wordt samengewerkt met diverse instanties die bij die branches betrokken zijn en voor toezicht relevante informatie kunnen aanleveren en andersom ook een bepaald informatiebehoefte hebben. Voorbeelden zijn de Vrom-Inspectie en -beleid, rijksdienst voor het wegverkeer, belastingdienst, agentschap NL, douane etc. Brancheverenigingen worden nauw betrokken bij al deze ontwikkelingen en zijn positief over de eerste resultaten. De teams rapporteren naar het hoofden handhaving overleg. Aanleiding project De genoemde teams zijn nog broos maar laten verbeteringen zien in landelijke uniformiteit, focus en deskundigheid. In het jaar naar de regionale uitvoeringsdienst (RUD) vorming toe (2011) zal het robuust en zelfstandig worden van de teams, het doorvoeren van verbeteringen in de aanpak en mogelijk uitbouwen naar de hele afval sector (3.000 bedrijven) nog de nodige ondersteuning nodig hebben. Ook het aansluiting zoeken met de RUD vorming zal een aandachtspunt vormen in 2011. Stappenplan
Planning
0. Begeleiden brancheteams
hele jaar
1. Uitwerken aanbevelingen van de evaluatie in 2010 van de brancheteam aanpak
Februari 2011
2. Voordragen van verbeteracties brancheteam opzet aan hoofden handhaving
juni 2011
4. halfjaarlijkse evaluatie van de ontwikkelde en geaccordeerde instrumenten
Juni 2011
5. opstellen advies voor opname brancheteams in RUD organisatie
Pm
6. Bijstellen werkwijze na goedkeuring door het hoofden handhaving overleg
Sep 2011
6. Afbouwen van de ondersteuning van de brancheteams en borgen in de lijn
Nov 2011
7. Jaarevaluatie
Dec 2011
Projectresultaat Robuust samenwerkingsverband van teams tussen provincies, brancheorganisaties en, op termijn, uitvoeringsdiensten die zorg dragen voor beter toezicht met minder last. In essentie werken de teams aan een meer uniforme aanpak waarbij de focus van het toezicht duidelijk is en deskundigheid gedeeld. Meetwijze projectresultaat: Evaluatie bij bedrijven via een beleving steekproef en een interne evaluatie binnen de teams.
41
Opmerkingen PRISMA criteria 1. Het project is een uitwerking van een prioritair thema genoemd in het onderdeel duurzame ontwikkeling/milieu van de IPO-Meerjarenagenda 2008-2011: Organisatie uitvoering vergunningverlening en handhaving 2. Het project levert een bijdrage aan een politiek-bestuurlijk product regeldruk vermindering voor het bedrijfsleven en tevens meer effectief toezicht door de overheid 3. Het project heeft een innovatief karakter (werken met brancheteams op deze wijze is nog niet eerder gebeurd) en een ontwikkelfunctie (vliegwielfunctie) voor alle 12 provincies. De brancheteams werken voor alle provincies. 4. Het project is in de tijd afgebakend en is per 1 januari 2012 uitvoeringsgereed tenzij de ontwikkeling van het stelsel van Regionale Uitvoeringsdiensten meer tijd vergt. 5. Het projectresultaat is van belang voor alle provincies aangezien meer effect en minder last voor allen een taakstelling is waarnaar gestreefd moet worden en dit project daaraan bijdraagt. De bedrijven in de diverse branches bevindingen zich in alle provincies. De samenwerking tussen de provincies is nuttig omdat in sommige provincies bepaalde branches meer nadrukkelijker aanwezig zijn en daardoor waardoor daar ook meer kennis en ervaring is. Door de samenwerking kunnen de “minder bedeelde” provincies hiervan profiteren. Voordeel voor de bedrijven is dat zij een meer consistente overheid ziet wat positief is voor het imago van alle provincies. 6. De essentie van het project is samenwerking tussen de provincies. 7. Het project is een navolging van de intentieverklaring. Daarin hebben lokale, regionale en nationale partners bepaald dat zij in samenwerking werken aan de in de inleiding genoemde toezichtlast vermindering. Ondertekenaars zijn het Interprovinciaal Overleg, Vrom Inspectie, Unie van Waterschappen, Arbeidsinspectie, Voedsel en Warenautoriteit, Inspectie Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat en de Nederlandse Emissieautoriteit. Start en einddatum startdatum: 1 januari 2011, einddatum: 31 december 2011. Capaciteit 2400 uur waarvan 900 uur voor 3 branchemanagers en het restant voor brancheteamleden wat in totaal bijna 2 fte is. Toelichting: op basis van de ervaringen met het huidige aantal brancheteams zal naar verwachting een aangepaste aanpak worden gekozen. In deze aanpak wordt het aantal brancheteams verkleind en hun aandachtsgebieden vergroot. Hierdoor is er enerzijds minder afstemming nodig tussen de teams en anderzijds minder uren capaciteit in totaal. Kostenraming 75.000 euro waarvan 66.000 voor inhuur projectleider (550 uur of 1-2 dagen per week parttime) en 9.000 diversen als vervoer, organiseren van themabijeenkomsten, ict hulpmiddelen etc. Verantwoordelijke portefeuillehouder in de BOAG Milieu Mireille Kinket (Overijssel) Johan Janssen voorzitter (Gelderland) Contactpersoon IPO Reinette Kies Toekenning 40.000 euro
42
project 13
Kaderstelling vergunningverlening
Thema
Organisatie uitvoering vergunningverlening en handhaving Jan Rosch 030-2582707
[email protected] Provincie Utrecht
Projecttrekker Telefoonnummer projecttrekker E-mailadres projecttrekker Provincie of organisatie projecttrekker
Kader, aanleiding en inhoud Via het project Kaderstelling hebben de provincies gezamenlijke kaders ontwikkeld voor vergunningverlening op milieugebied. De kaders omvatten per milieuaspect een overzicht van de relevante wet- en regelgeving, indieningsvereisten voor een vergunningaanvraag, consideransteksten en een set met standaardvoorschriften waaruit geput kan worden. Consideransteksten en de set vergunningvoorschriften zijn opgenomen in SESOM, het softwarepakket dat alle provincies gebruiken bij het maken van vergunningen. In het voorjaar van 2010 is de consideranstekst voor een groot deel geschikt gemaakt voor de Omgevingsvergunning. In 2011 wordt de consideranstekst op basis van de praktijkervaringen verder geschikt gemaakt en verbeterd. Voor het beheer, actueel houden en de verdere ontwikkeling van de kader stellende teksten is sinds 2007 een redactiecommissie verantwoordelijk gesteld, die ondersteund wordt door Agentschap NL (voorheen SenterNovem). In dit projectvoorstel worden de activiteiten van de redactiecommissie en de daarmee gepaard gaande kosten van Agentschap NL voor 2011 aangegeven en begroot. Stappenplan Planning 1. Beheer van de kader stellende teksten: verwerking van verbetervoorstellen vanuit de gebruikers. Daarvoor 6 redactievergaderingen per jaar. Secretariaat Agentschap NL. Geheel 2011 Bijhouden website over Kaderstelling door Agentschap NL-InfoMil, nieuwsbrief maken, afstemming met adviesbureau Haskoning over SESOM. 2. Actueel houden Kaderstelling: teksten aanpassen naar aanleiding van veranderingen in wet- en regelgeving. In 2011 o.a. 2e fase Activiteitenbesluit (Barim), Wabo, NER, NRB, Waterwet (indirecte lozingen). Als gevolg van het standaardformulier (Omgevingsloket Online (OLO)) voor de aanvraag om vergunning mogelijk ook noodzaak voor aanpassing van de consideranstekst en voorschriften. 3. Ontwikkelen van Kaderstelling: optimaliseren Wabo-proof maken considerans voor milieudeel, begeleiden verbreding van SESOM naar voorschriften t.a.v. BRIKS-taken en andere wetgeving die door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) integreert in één vergunning.
Geheel 2011
Geheel 2011
Projectresultaat Actuele kaderstellingsdocumenten en daarmee een actuele en bruikbare set standaarden voor considerans en voorschriften in het softwarepakket SESOM die door alle provincies en regionale uitvoeringsdiensten (RUD) gebruikt kunnen worden. -
Ingediende verbetervoorstellen zijn verwerkt in de kaderstellingsdocumenten. Kaderstellingsteksten zijn aangepast aan nieuwe regelgeving Considerans is geschikt voor de Omgevingsvergunning (Wabo-proof) Considerans en voorschriften voor indirecte lozingen Waterwet
Opmerkingen PRISMA criteria Het project heeft een innovatief karakter en een ontwikkelfunctie omdat het uitvoeringsbeleid van alle provincies geharmoniseerd wordt. Dit levert voor het bedrijfsleven een "level playing field" op. Het projectresultaat is van belang voor alle provincies. Het project versterkt de samenwerking tussen provincies. Het project levert een product en kennisbouwsteen welke geborgd is en waarmee het IPO concreet inbreng kan leveren aan de ontwikkeling van kwalitatief sterke Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s). Het vakberaad Bedrijven en Milieu heeft bewust gekozen voor Agentschap NL als secretariaat omdat die organisatie VROM ondersteunt bij aanpassingen van de voorschriften van het Activiteitenbesluit (Barim) en de invoering van de Wabo en dus optimale afstemming gewaarborgd is. Daarbij verzorgt Agentschap NL, via de website van InfoMil, ook de voorlichting over Kaderstelling waarmee de visie van het IPO achter Kaderstelling publiek is en alle teksten openbaar toegankelijk zijn, zodat ze ook door aanvragers van een vergunning bekeken kunnen worden. Daarom zal geen offerte worden aangevraagd bij andere commerciële aanbieders. In 2010 is actie ondernomen om het project Kaderstelling een landelijk karakter te geven en als belangrijk hulpmiddel voor vergunningverlening onder te brengen bij het programma dat het kennisnetwerk voor de RUD’s ontwikkelt. Dit programma is echter nog niet zo ver dat de Kaderstelling Vergunningverlening daardoor
43
geadopteerd kan worden. Tot dat moment zullen de provincies dit hulpmiddel in stand moeten houden om het op een geschikt moment als kwaliteitsimpuls aan te bieden aan het kennisnetwerk. Start en einddatum Startdatum: 1 januari 2011 Einddatum: 31 december 2011 Capaciteit Projectleider: per provincie een lid voor redactiecommissie + specialisten in de achterban: Kostenraming € 60.000 inclusief BTW Verantwoordelijke portefeuillehouder in de BOAG Milieu Ineke Jansen (Zeeland) als portefeuillehouder industriebeleid Contactpersoon IPO Reinette Kiès Toekenning 60.000 euro
44
100 uur 100 uur per provincie
project 14
Europees netwerk IMPEL
Thema
Organisatie uitvoering vergunningverlening en handhaving John Visbeen (Utrecht) Nader aan te geven
[email protected] Provincie Utrecht
Projecttrekker Telefoonnummer projecttrekker E-mailadres projecttrekker Provincie of organisatie projecttrekker Kader, aanleiding en inhoud
IMPEL staat voor European Union network for the Implementation and Enforcement of European Environmental Law. IMPEL als zodanig is een bestaande organisatie die onder invloed van Europese Commissie een steeds belangrijker rol krijgt. Daarbij ligt de focus op het ontwikkelen van werkmethoden om deze beter op beter op Europese regelgeving te laten aansluiten en de kwaliteit van uitvoering verder verbeteren. Een groot deel van de kosten voor reguliere vergaderingen Plenary meetings, clustervergaderingen komen voor rekening van deelnemende provincies. De kosten die nu in PRISMA verband worden opgevoerd betreft kosten die rechtsreeks gelinkt worden aan ‘ontwikkelactiviteiten’. Voor 2011 gaat het om twee projecten: 1. Ontwikkelen inspectieprotocol en vergelijkend toezicht in intensieve varkenshouderijen in Europa. In 2009 werd met succes een eerste project in de sector intensieve varkenshouderijen afgerond. Geconstateerd is dat er nog steeds verschillen bestaan in de manier waarop regels worden toegepast, dat de variatie in toegepast installaties problematisch kan zijn voor handhavers omdat eenduidige inspectiemethoden ontbreken en dat er verschillen bestaan in intensiteit (diepgang) en frequentie van het toezicht. Dit alles staat een levelplaying field in Europa en een adequate bescherming van de milieudoelen in deze specifieke sector in de weg. Daarom is er vanuit diverse landen aangedrongen om de aanbevelingen uit het rapport 2009 op te pakken en een vervolgproject te organiseren. Een voorstel voor dit vervolg, waar het daadwerkelijk uitvoeren van toezicht gericht op level-playing field en het in beeld brengen van het naleefgedrag centraal staat, is opgesteld en van een positief advies voorzien in de IMPEL clustervergadering. Als eerste wordt een inspectieprotocol ontwikkeld waarbij de BREF/BAT voor intensieve varkenshouderijen het uitgangspunt vormt. Daarbij wordt geanticipeerd op de herziening van de BREF. Deze inspectie tool vormt de basis voor inspecties die bij een reprenstatief aantal bedrijven in alle lidstaten zal worden uitgevoerd. Daarmee is dit project uniek omdat niet eerder op zo’n grote schaal is getracht om uniformiteit in inspecties tussen de verschillende lidstaten te brengen en op zo’n grote schaal onderzoek te doen en uitspraken te doen over het naleefgedrag in deze IPPC sector. Het project bestrijkt twee jaar waarvan het overgrote deel van de kosten worden gedekt vanuit LIFEplus financiering (94.400). Aan de provincies wordt gevraagd in 2011 10.000 euro bij te dragen voor advies kosten (voorbereiding en uitwerken vragenlijst, voorbereiden guide line/inspectionprotocol). 2. Ontwikkelingen op het gebied van systeemgericht toezicht De provincie Brabant heeft initiatief genomen om een project te organiseren rond het instrument systeemgericht toezicht. Dit Instrument wordt momenteel binnen Nederland ontwikkeld, maar het is goed om ook ervaringen vanuit ander landen te betrekken. Met name de Scandinavische landen zijn op dit onderwerp verder dan Nederland. In dit project wordt een vragenlijst uitgezet en worden twee cases nader onderzocht. Er wordt daarbij onder meer gekeken naar de praktische uitvoering, wat je van elkaar kan leren en randvoorwaarden voor systeemgericht toezicht. Het project bestrijkt een jaar waarvan het overgrote deel van de kosten worden gedekt uit LIFEplus financiering (48.800). Aan de provincies wordt gevraagd in 2011 10.000 euro bij te dragen voor advies kosten (voorbereiding vragenlijst, vergelijkende studie). Netwerk: Het onderhouden van een netwerk binnen de EU (met een verbinding naar Midden- en Oost-Europa) voor wederzijdse bijstand en uitwisseling. Twee maal per jaar (in juni en december) vinden er voltallige IMPELbijeenkomsten plaats en eenmaal per jaar een Nederlandse IMPEL-bijeenkomst. Deze wordt doorgaans gehouden bij een provincie. Kosten hiervoor zijn beperkt. Stappenplan 1. Voorbereiding project intensieve varkenshouderijen en project systeemgericht toezicht
Planning Jan-mrt
2. Uitvoering project intensieve varkenshouderijen en project systeemgericht toezicht
April/juli
3. Workshop en Verslaglegging project intensieve varkenshouderijen en project systeemgericht toezicht
Sept/okt
4. Organisatie IMPEL-dag
Juni
5. Deelname Europese conferenties
Mei en december
Projectresultaat Kwaliteitsverhogende provinciale apparaten om in Europees verband te kunnen functioneren en om werkmethoden beter op Europese regelgeving te laten aansluiten. Dit wordt ook bereikt door actief deel te
45
nemen aan Europese uitvoeringprojecten en/of deze te initiëren. De bereiking van het resultaat wordt gemeten aan de hand van projectresultaten en deelname aan workshops/bijeenkomsten. Maatschappelijk resultaat Het doel van IMPEL is het versterken van kennis en inzicht in Europese verhoudingen over de implementatie en handhaving van Europese milieuwetgeving, het harmoniseren van milieu-inspecties, het bevorderen van feitelijke samenwerking bij handhaving grensoverschrijdende milieuovertredingen en het versterken van de participatie van de Nederlandse provincies in het Europese milieuveld. De bijdrage die het project heeft aan het bereiken van dit doel wordt gemeten aan de hand van een evaluatie achteraf. Opmerkingen PRISMA criteria Start en einddatum 1 januari 2011 — 31 december 2011 Capaciteit Twaalf dagen. Kostenraming IMPEL kent een nieuwe financieringssystematiek op basis van LIFEplus. Voor de hier genoemde projecten wordt een veelvoud van kosten (€ 143.200 euro) voor rekening gebracht van LIFE+ financiering voor onder meer projectkosten en reis- en verblijfkosten. Vanuit het PRISMA budget van de provincies wordt een bedrag van €23.000,- gevraagd voor onder meer advies kosten (voorbereiding vragenlijst, vergelijkende studie, voorbereiden guide line/inspectionprotocol, mogelijk vertaalkosten door een daarvoor gangbaar instituut). Daarbij dient wel het voorbehoud gemaakt te worden van goedkeuring van de projecten in de algemene vergadering van december Inschatting nu is dat er fiat komt voor beide projecten. Kostenraming: € 10.000,- (Ontwikkelen inspectieprotocol en vergelijkend toezicht in intensieve varkenshouderijen in Europa) € 10.000,- (Advieskosten voor het project rond systeemtoezicht in Europa) € 3.000,- (overige projectkosten en organisatie IMPEL- bijeenkomsten). Verantwoordelijke portefeuillehouder in de BOAG Milieu Portefeuillehouder industriebeleid Ineke Jansen (Zeeland) Contactpersoon IPO Reinette Kiès Toekenning 23.000 euro
46
project 15
interprovinciale kerngroep Europees milieubeleid
Thema Projecttrekker Telefoonnummer projecttrekker E-mailadres projecttrekker Provincie of organisatie projecttrekker
Europees Milieubeleid J. Kramer 0031592365822
[email protected] Provincie Drenthe
Kader, aanleiding en inhoud Programmatische aandacht voor de voor provincies relevante Europese milieuwetgeving en de beïnvloeding in een vroegtijdig stadium is noodzakelijk. Dit wordt al een aantal jaren onderkend en heeft in 1996 geleid tot het instellen van de interprovinciale kerngroep Europees Milieubeleid (KEM). In de afgelopen jaren is het accent naast informatievoorziening veel meer komen te liggen op beïnvloeding van EU-regelgeving en beleid. Sinds 2004 is ook beïnvloeding via het nationale traject (ARENA werkgroep en interbestuurlijke dossierteams) gestart. De inhoud van de werkzaamheden wordt nader aangegeven in het werkplan, dat na overleg in de Brede Overleg- en Adviesgroep (BOAG) Milieu (en de Brede Overleg- en Adviesgroepen Water, Landelijk Gebied, en Europa) in de Adviescommissies Milieu, Water en Landelijk Gebied zal worden vastgesteld. In 2011 zal aandacht worden geschonken aan: - De bestuurlijke en ambtelijk prioritaire dossiers; - Organisatie van werkzaamheden en het beheer en verdere uitbouw van de netwerkorganisatie; - Informatie naar de provincies; - De relatie tussen experts, de KEM, het IPO-secretariaat en het Huis van de Nederlandse Provincies in Brussel (HNP); - Versterking van de relatie met de kerngroep Milieuregelgeving ten einde de implementatie van Europese regelgeving in Nederland en ten behoeve van de provinciale uitvoeringspraktijk te vergemakkelijken; - De rol van de KEM ten behoeve van de regionale uitvoeringsorganisaties die op grond van de Wabo en Invoeringswet tot stand komen Stappenplan 1. Selectie prioritaire dossiers op basis van het Wetgevings- en werkprogramma 2011 van de Europese commissie
Planning November 2010
2. Opstellen werkplan + besluitvormingsprocedure
December 2010februari 2011
3. Jaarverslag
December 2011
4. Beïnvloeding milieuregelgeving
continu
5. Actualiseren voortgangsmatrix
3 maal per jaar
6. Actualiseren factsheets bestuurlijk prioritaire dossiers en voor behandeling voorleggen in adviescommissies
In elk geval 2 maal per jaar
7. Participatie/trekkerschap Interbestuurlijke dossierteams c.a.
continu
8. KEM vergaderingen (4x) contactpersonen/experts (2x) en HNP overleg (3x)
9x per jaar
9. Reguliere werkzaamheden t.b.v. beheer en uitbouw netwerkorganisatie
continu
10. Afspraken met Regionale Uitvoeringsdiensten over betrokkenheid bij beïnvloeding Mei 2011 Europese wetgevingsdossiers. 11. Abonnement ENDS voor contactpersonen en anderen in provincies
Najaar 2010
Projectresultaat IPO-posities zijn voorbereid en in een vroeg stadium van dossiers effectief ingebracht in het gedachtevormingen onderhandelingsproces binnen de relevante regionale, Brusselse en Haagse gremia; – de provincies zijn goed geïnformeerd over de Brusselse ontwikkelingen in milieubeleid en regelgeving; – de contacten met het Huis van de Nederlandse provincies, de Europese Commissie, de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU, Europarlementariërs, de CEMR (Counsel of European Municipalities and Regions) en het Comité van de Regio’s zijn versterkt; en – in de Europese regionale netwerken, met name EPRO (Environment Platform of Regional Offices in Brussels), CEMR (Council of European Municipalities and Regions), en ENCORE (Environment Conference of the Regions of Europe) (Drenthe is voorzitter) is actief geparticipeerd. Operationeel doel is het zoveel mogelijk inspelen op prioritaire Europese dossiers om een voor het milieu goede regelgeving te bereiken die goed uitvoerbaar is voor de provincies; -aan de kerngroep Milieuregelgeving (KMR) worden afgeronde dossiers overgedragen t.b.v. implementatietraject in Nederland; dit gaat gepaard met een overdrachtsbijeenkomst -advies met betrekking tot de KEM-activiteiten t.b.v. de regionale uitvoeringsdienststructuur -directe informatievoorziening actuele Europese dossiers aan 12 provincies HNP en ED via abonnement ENDS Operationeel doel is het zoveel mogelijk inspelen op prioritaire Europese dossiers om een voor het milieu goede regelgeving te bereiken die goed uitvoerbaar is voor de provincies. Een percentage drukt uit welk deel van de
47
experts aangeeft een redelijke doorwerking van de bijdrage in Europese dossiers waar te nemen. Voor de reguliere activiteiten (vergaderingen, prioritering, onderhoud netwerk, afronding dossiers) wordt in het jaarverslag aangegeven welke hebben plaatsgevonden afgezet tegen het jaarwerkplan. Specifiek is het organiseren van een congres 15 jaar KEM. Doel is te kijken naar rol netwerk, positie provincies in EU milieubeleid, blik op de toekomst etc. Een nadere keuze zal nog gemaakt moeten worden. De kerngroep heeft tot strategisch doel dat EU-beleid en -regelgeving tot stand komt die effectief is voor het oplossen van de milieuproblemen en die goed uitvoerbaar is voor de provincies. Milieu omvat in de Europese context tevens water, natuur en biodiversiteit. Operationele doelen: – het inspelen op de prioritaire Europese milieudossiers om een voor provincies goed milieubeleid en uitvoerbare milieuregelgeving te bereiken; – actief informeren van de provincies en de interprovinciale advies- en overlegorganen op het gebied van milieu, water en groen en Europa over de ontwikkelingen op het Europese milieubeleid; en – onderhoud netwerk tussen de provincies onderling en met andere instanties en personen, in Nederland, Brussel en relevante buitenlandse regio's. Gekeken wordt bij afronding van een dossier welke gevolgen er zijn en wat er met de inzet op de dossiers is gebeurd. De factsheets van de prioritaire dossiers zijn langs deze lijnen ingericht en KEM bevordert, dat er ook inhoudelijk op deze wijze invulling aan wordt gegeven. Aan de expert wordt na afloop een oordeel over inzet en doelbereiking gevraagd. Opmerkingen PRISMA criteria De structurele kosten zijn in vergelijking met 2010 verder verlaagd tot €18.000 (voor ondersteuning KEM en KMR te samen). Voor de organisatie van themabijeenkomsten, werkbezoeken en werkzaamheden voortvloeiend uit KEM werkzaamheden (bijv. ARENA, vergaderkosten) is relatief bescheiden bedrag (€4.000) nodig. In 2010 is afgesproken over te gaan van een abonnement op de Bates Issue tracker (BIT) naar een collectief abonnement op ENDS Daily. Voor 125 abonnees (tussen de 8-12 aansluitingen per provincie) zijn de kosten ongeveer 2500 euro (de helft van het BIT abonnement). Voor enkele provincies, die zelf een abonnement met relatief bescheiden aantal aansluitingen hebben, betekent dit aan kostenbesparing. Start en einddatum Start 1-1-2011, einde 31-12-2011. De werkzaamheden en met name de ondersteuning van KEM (matrix, factsheets, e.d.) is een continue activiteit, waar aan de hand van jaarlijks werkplan de inzet van middelen en activiteiten voor het volgende jaar wordt aangegeven. Capaciteit –KEM: deelnemers, provinciale contactpersonen en provinciale experts, nemen deel in door betrokken provincies ter beschikking gestelde werktijd; – IPO-secretariaat levert deelnemer namens IPO; – inzet voor milieudossiers in Brussel bij Huis van de Nederlandse Provincies volgens werkplan HNP geleverd; – ondersteuning voor onderhoud matrix en factsheets wordt uitbesteed (zie kostenraming). Kostenraming € 15.500 als werkbudget bestemd voor: – verzorging matrix en factsheets, en communicatie: ondersteuning Laura Dolleman(€ 9.000) detachering – organisatie vergaderingen, themabijeenkomsten en werkbezoeken e.d. (€ 4.000) vergaderkosten – abonnement ENDS (maandelijks overzicht relevante milieuontwikkelingen) (€2.500) overige kosten structureel Verantwoordelijke portefeuillehouder in de BOAG Milieu René Hilhorst (Gelderland) en Ineke Jansen (Zeeland) Contactpersoon IPO Frank Puijn Toekenning 15.500 euro. Het 15 jaar congres wordt niet gehonoreerd.
48
project 16
Interprovinciale kerngroep Milieuregelgeving
Thema Projecttrekker Telefoonnummer projecttrekker E-mailadres projecttrekker Provincie of organisatie projecttrekker
Europees milieubeleid Ronald Groen 070 4417430
[email protected] Provincie Zuid-Holland
Kader, aanleiding en inhoud Programmatische aandacht voor de voor provincies relevante milieuwetgeving en de beïnvloeding van de rijksaanpak is noodzakelijk. Dit wordt al meerdere jaren onderkend en heeft in 2008 geleid tot het opzetten van de Kerngroep Milieuregelgeving (KMR). Nu zeker op milieugebied steeds meer Nederlandse wetgeving omzetting is van Europese wetgeving is dit extra van belang: de inzet waarmee in Europa is gewerkt moet ook bij die omzetting doorklinken. De inhoud van de werkzaamheden wordt nader aangegeven in het werkplan, dat na overleg in de Brede Overleg- en Adviesgroep Milieu (BOAG-Milieu) in de IPO-Adviescommissie Milieu zal worden vastgesteld. In 2011 zal aandacht worden geschonken aan: De door de Adviescommissie aangegeven bestuurlijk prioritaire dossiers en de door de BOAG aangegeven ambtelijk prioritaire dossiers; Organisatie van werkzaamheden en het beheer en verdere uitbouw van de netwerkorganisatie; Professionalisering van de informatie over dossiers en de IPO-inzet daarop. De relatie tussen provinciale experts, de KMR en het IPO-secretariaat; Relatie met en mogelijk vormgeven aan samengaan met de interprovinciale werkgroep Milieuregelgeving PMV (als BOAG-Milieu hiertoe besluit worden onderstaande onderdelen van het thema verder ingevuld); Versterking van de relatie met de Kerngroep Europees Milieubeleid teneinde de implementatie van Europese regelgeving in Nederland en ten behoeve van de provinciale uitvoeringspraktijk te vergemakkelijken; De rol van de KMR ten behoeve van de te vormen regionale uitvoeringsorganisaties (RUD’s); De wijze van implementatie in Nederland van Europese regelgeving; Opzet van de samenwerking van de kerngroep met VROM. Stappenplan
Planning januari 2011
1.
Selectie prioritaire dossiers op basis VROM- wetgevingsprogramma.
2.
Opstellen werkprogramma 2011 KMR.
Dec 2010 januari 2011
3.
Jaarverslag 2011
december 2011
4.
Beïnvloeding milieuregelgeving.
Continu
5.
Actualiseren voortgangsmatrix
6.
Participatie/trekkerschap implementatiefase)
Tenminste tweemaal jaar
7.
KMR vergaderingen (4x) , netwerkbijeenkomst met experts (1x)
5 maal per jaar
8.
Reguliere werkzaamheden t.b.v. beheer en uitbouw netwerk-organisatie
continu
Interbestuurlijke
dossierteams
c.a.
(voor
zover
in
-
per
Continu
9.
Afspraken met Regionale Uitvoeringsdiensten over betrokkenheid bij beïnvloeding Mei 2011 wetgevingsdossiers. op relevante 10. Actualiseren factsheets bestuurlijk prioritaire dossiers en voor behandeling voorleggen momenten; in adviescommissie. tweemaal per jaar bundeling Projectresultaat IPO-posities zijn voorbereid en in een vroeg stadium van dossiers effectief ingebracht in het gedachtevorming- en onderhandelingsproces binnen de relevante Haagse gremia. De provincies zijn goed geïnformeerd over de ontwikkelingen op het gebied van de regelgeving. De contacten met VROM, VNG en de Unie van Waterschappen zijn versterkt. Het netwerk met de Regionale Uitvoeringsdiensten is versterkt. Bij afronding van een wetgevingstraject worden aandachtspunten voor de uitvoering binnen de 12 provincies aan BOAG-Milieu meegegeven. Operationeel doel is het zoveel mogelijk inspelen op prioritaire dossiers teneinde een voor het milieu goede regelgeving te bereiken die goed uitvoerbaar is voor de provincies. Dit wordt aangegeven door in een percentage uit te drukken welk deel van de experts aangeeft een redelijke doorwerking van de IPO-beïnvloeding in Nederlandse dossiers waar te nemen. Jaarlijks is er in december een
49
eindejaarsmeting onder de experts. Voor de reguliere activiteiten (vergaderingen, prioritering, onderhoud netwerk, afronding dossiers) wordt in het jaarverslag aangegeven welke hebben plaatsgevonden afgezet tegen het jaarwerkplan. De kerngroep heeft tot strategisch doel te beïnvloeden, dat rijksregelgeving in toenemende mate effectief is voor het oplossen van de milieuproblemen en die goed uitvoerbaar is voor de provincies. Opmerkingen PRISMA criteria Geen. Start en einddatum Startdatum: 1-1-2011. Einddatum: 1-1-2012. Capaciteit deelnemers KMR, en provinciale experts nemen deel in door betrokken provincies ter beschikking gestelde werktijd tot max 0,5 dag per week, de voorzitter tot 1 dag per week. Inzet voor milieudossiers IPO-secretariaat wordt volgens werkplan IPO geleverd. Ondersteuning voor het onderhoud van de matrix en de factsheets. Kostenraming € 12.000,-- (incl. BTW) als werkbudget. Bestemd voor: organisatie themabijeenkomsten (€ 3.000). verzorging matrix en factsheets en communicatie daarover (€ 9.000) (detachering L. Dolleman) Verantwoordelijke portefeuillehouder in de BOAG Milieu René Hilhorst (Gelderland) en Ineke Jansen (Zeeland) Contactpersoon IPO Frank Puijn Toekenning 12.000 euro
50
Dit is een uitgave van het Interprovinciaal Overleg (IPO) Postbus 16107 2500 bc Den Haag Telefoon 070 888 12 12 Fax 070 888 12 80 www.ipo.nl IPO-publicatienummer 289 Ontwerp omslag Haagsblauw, Den Haag Druk Interprovinciaal Overleg, Den Haag Den Haag, december 2010