Jaarverslag Bestuurlijke Handhaving 2009
Bestuursdienst Rotterdam Directie Veiligheid Afdeling Kennis & Handhaving April 2010
Inhoud Samenvatting
1
1. Inleiding
3
2. Resultaten handhavingsinstrumentarium in 2009 2.1 Voorstellen tot bestuurlijke maatregel 2.2 Handhaving per object 2.3 Afzien van een bestuurlijke maatregel 2.4 Handhaving per district/korpsonderdeel/overige 2.5 Horeca 2.6 Coffeeshops 2.7 Seksinrichtingen 2.8 Overlastgevende panden 2.9 Overige handhavingsobjecten 2.10 BIBOB-besluiten 2.11 Gebiedsontzeggingen
5 5 5 6 6 15 15 17 18 19 20 22
3. Voorlopige voorziening-, bezwaar-, (hoger) beroepprocedures 3.1 Belangrijke uitspraken 3.2 Rechterlijke procedures inzake de wet BIBOB 3.3 Rechterlijke procedures naar aanleiding van het coffeeshopbeleid
25 26 27 27
4
Conclusie en aanbevelingen 4.1 Conclusies 4.2 Aanbevelingen
29 29 31
Bijlage 1: Bestuurlijke Handhaving
33
Bijlage 2: Lijst met afkortingen
37
Samenvatting
Handhaving van de openbare orde is een bestuurlijke aangelegenheid, waarvan de bevoegdheid bij de burgemeester ligt. Feitelijk is de burgemeester verantwoordelijk voor de toepassing van de juridische handhavingsmiddelen. De burgemeester wordt hierin geadviseerd door de directie Veiligheid (afdeling Kennis en Handhaving). In 2009 heeft de burgemeester 163 maal een rapportage ontvangen van de politie Rotterdam Rijnmond met daarbij het verzoek voor een bestuurlijke maatregel. Van alle verzoeken zijn er 151 in behandeling genomen. Dit heeft geresulteerd in 1351 bestuurlijke maatregelen. Ten opzichte van 2008 is het aantal bestuurlijke maatregelen meer dan verdubbeld. De grote stijging van het aantal bestuurlijke maatregelen is onder meer te verklaren door de vele gebiedsontzeggingen die zijn uitgereikt aan overlastgevende personen. Aangezien de gebiedsontzeggingen voor de Jaarwisseling zijn opgelegd voor een specifiek evenement, zorgen deze in 2009 voor een piek in het aantal gebiedsontzeggingen en bestuurlijke maatregelen. In 19 gevallen heeft de burgemeester afgezien van het nemen van een bestuurlijke maatregel, onder meer omdat er sprake was van een goede exploitatie van de inrichting of omdat het dossier onvoldoende (juridische) gronden bevatte voor een bestuurlijke maatregel. De meeste bestuurlijke maatregelen zijn opgelegd in het politiedistrict West, gevolgd door het politiedistrict Centrum en door het korpsonderdeel Controleteam Prostitutie en Mensenhandel (CPM). Bij de aanpak van overlastproblemen in een bepaald gebied is gebleken dat de bestuurlijke handhaving een belangrijke bijdrage kan leveren. Bij de bestuurlijke handhaving in het kader van gebiedsgericht werken wordt intensief samengewerkt met de stadsmarinier, deelgemeente en politie. In 2009 zijn de meeste bestuurlijke maatregelen opgelegd in de horeca. Het aantal bestuurlijke maatregelen (49) in de horeca is ten opzichte van 2008 (45) licht gestegen. De sluiting van de inrichting is de meest opgelegde bestuurlijke maatregel. Daarna volgt de intrekking van de exploitatievergunning wegens verwijtbaar en/of nalatig gedrag van de exploitant en de last onder dwangsom.
Bijna de helft van de bestuurlijke maatregelen in de horeca is opgelegd naar aanleiding van een zeer ernstig incident, veelal een schiet-, steekincident of overig geweldsincident. Het aantonen van schijnbeheer blijft moeilijk. De zeer ernstige incidenten leidden veelal tot de sluiting van de inrichtingen en/of de intrekking van de exploitatievergunning. Andere aanleidingen voor een bestuurlijke maatregel betroffen overtredingen van de APV (bijvoorbeeld overtreding van de sluitingstijden) of de Opiumwet. Slechts een klein deel van de bestuurlijke maatregelen vond een aanleiding in een ernstig incident zoals heling. Bij het opleggen van de bestuurlijke maatregelen is maatwerk toegepast. In 43% van de gevallen werd matigend dan wel verzwarend afgeweken van de standaardtermijn van zes maanden sluiting en/of intrekking van de vergunning. In 2009 is het is het aantal klachten van geluidsoverlast ten opzichte van 2008 gedaald, maar is het aantal metingen sterk toegenomen. Ondanks de afname van het aantal klachten, blijft het aantal klachten hoog (3010 klachten). Naar aanleiding van de geluidsoverlast is zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk opgetreden. De incidenten tijdens het Bevrijdingsfestival en Sunset Grooves op het strand in Hoek van Holland hebben aangetoond dat de handhaving op het gebied van vergunningvoorschriften moet worden aangescherpt. Daartoe zal een Handhavingsarrangement moeten worden opgenomen in het hernieuwde Rotterdamse evenementen(vergunningen)beleid. Ook het verkrijgen van meer kennis van de programmering van risicovolle events in de horeca draagt bij aan een meer preventieve en efficiënte inzet van de capaciteit van de politie en de Directie Veiligheid. Het aantal bestuurlijke maatregelen tegen (illegale) seksinrichtingen is ten opzichte van 2008 sterk gestegen van zeven naar 16. De bestuurlijke maatregelen zijn veelal opgelegd naar aanleiding van de contstatering van een illegale seksinrichting. De stijging van het aantal bestuurlijke maatregelen is te verklaren door de effectieve inzet van het Controleteam Prostitutie en Mensenhandel van de politie.
1) Van de 151 in behandeling genomen zaken is in 19 gevallen afgezien van een bestuurlijke maatregel en is in twee gevallen de zaak tot nader order aangehouden. In totaal hebben 130 geleid tot 135 bestuurlijke maatregelen, aangezien in vijf dossiers twee bestuurlijke maatregelen zijn genomen (intrekking en sluiting).
1
Vergeleken met 2008 is het aantal gebiedsontzeggingen (66) in 2009 substantieel toegenomen. De toename is onder meer te verklaren door de 44 gebiedsontzeggingen voor de Jaarwisseling. Deze gebiedsontzeggingen zijn opgelegd voor een specifiek evenement en zorgen voor een piek in het totaal aantal bestuurlijke maatregelen in 2009. Daarnaast zijn er 22 reguliere gebiedsontzeggingen opgelegd. Tegen de andere handhavingsobjecten (coffeeshops, overlastgevende panden, belwinkels, growshops en overige) zijn slechts enkele bestuurlijke maatregelen genomen. Het lage aantal kan onder meer worden verklaard door de inwerkingtreding van nieuwe beleidslijnen met betrekking tot diverse handhavingsobjecten.
lijk) toegewezen. In beroep zijn van de 15 procedures 12 ongegrond verklaard en twee procedures (gedeeltelijk) gegrond. Van de negen hoger beroepprocedures zijn acht ongegrond verklaard en slechts één geval gegrond. In een aantal gevallen is de zaak ingetrokken (acht gevallen), niet-ontvankelijk verklaard (één geval) of buiten behandeling gesteld (één geval). In 2009 heeft de bestuurlijke handhaving zich wederom bewezen als effectief instrument ter bescherming van de openbare orde en veiligheid en de aanpak van criminele activiteiten met het instrument van de Wet BIBOB. Kortom, bestuurlijke handhaving zorgt voor een veiliger Rotterdam. Toch blijft alertheid noodzakelijk. Mede gelet op de cijfers en de recente ontwikkelingen worden daarom de volgende aanbevelingen gedaan: • Uitbreiding van het handhavingsinstrumentarium naar evenementen Hiertoe dient een Handhavingsarrangement te worden opgenomen in het hernieuwde Rotterdamse evenementen(vergunningen)beleid. • Bestuurlijke handhaving in het kader van gebiedsgericht werken verder te intensiveren In 2009 is gebleken dat de bestuurlijke handhaving een belangrijke bijdrage kan leveren bij de aanpak van overlastproblemen in een bepaald gebied. Hiervoor wordt intensief samengewerkt met de stadsmarinier, politie en deelgemeente.
Het instrument van de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB) is ook in 2009 effectief ingezet (26 maal). In 2009 heeft Rotterdam als eerste gemeente in Nederland subsidies geweigerd op grond van de Wet BIBOB.
• Wijziging van artikel 1.6 APV Het artikel wordt uitgebreid met een specifieke weigeringsgrond om in geval schijnbeheer de vergunning te weigeren. Op dit moment is slechts de intrekking en wijziging van de exploitatievergunning mogelijk.
Het aantal bezwaar- en beroepsprocedures in 2009 (97) is vergeleken met 2008 (68) sterk gestegen. Verantwoordelijk voor de stijging zijn met name de procedures over coffeeshops als gevolg van de verdere uitwerking van het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2007 per 1 juni 2009. Naar aanleiding van het afstandscriterium ten opzichte van scholen hebben 16 coffeeshops de exploitatie moeten beëindigen per 1 juni 2009. Van alle gevoerde procedures in 2009, bleef in de meeste procedures het besluit van de burgemeester overeind. Van de 41 bezwaren zijn 27 ongegrond verklaard. In totaal zes bezwaren zijn (gedeeltelijk) gegrond verklaard. Van de 32 verzoeken om een voorlopige voorziening, zijn er 22 afgewezen. Negen verzoeken om een voorlopige voorziening zijn (gedeelte-
• Wijziging van de APV waardoor een meldingsplicht ontstaat voor exploitanten met betrekking tot risicovolle events Het verkrijgen van meer kennis van de programmering van risicovolle events in de horeca draagt bij aan een meer preventieve en efficiënte inzet van de capaciteit van de politie en de Directie Veiligheid.
2
• Focus op de bestuursrechtelijke aanpak van geluidsoverlast Door de inzet op de handhaving van geluidsoverlast te verschuiven van het strafrecht naar het bestuursrecht kan slagvaardiger en meer zichtbaar (meer metingen) worden opgetreden.
1. Inleiding
De laatste jaren wordt er ten aanzien van openbare inrichtingen, overige voor het publiek toegankelijke lokalen, overlastgevende panden en overlastgevende personen in Rotterdam strak gehandhaafd. Burgers en ondernemers die zich niet aan de regels houden, krijgen direct te maken met de gemeente. De strikte bestuurlijke handhaving van de afgelopen jaren heeft zijn vruchten afgeworpen. Dat komt mede door het consistente handhavingsbeleid dat voor de verschillende beleidsterreinen (horeca, seksinrichtingen, coffeeshops, overlastgevendepanden, BIBOB etc.) is ontwikkeld. Het belangrijkste doel van bestuurlijk handhaven is de veiligheid in brede zin in Rotterdam te verbeteren. Het gaat daarbij enerzijds om vermindering van de overlast en criminaliteit en anderzijds om het verbeteren van het veiligheidsgevoel van bewoners, ondernemers en bezoekers. Bestuurlijke handhaving sluit in dat opzicht dan ook naadloos aan bij de uitgangspunten van het Vijfjarenactieprogramma 2010-2014 en is ondersteunend aan de drie lijnen van deze aanpak: gebiedsgericht, fenomeengericht en persoonsgericht. Het feit dat de bestuurlijke handhaving in Rotterdam al jarenlang zeer succesvol is, is zeker ook te danken aan de intensieve samenwerking tussen alle betrokken gemeenelijke (deelgemeenten, dS+V, OBR, Juridische Diensten en de Directie Veiligheid) en niet-gemeentelijke diensten (politie, OM, DCMR). Vanuit de verschillende disciplines is veel inzet geleverd, die ervoor heeft gezorgd dat zowel de burger als de ondernemer meer dan voorheen merkt dat misstanden niet langer ongemoeid worden gelaten. Dit jaarverslag beschrijft de resultaten van de bestuurlijke handhaving in 2009 op horeca- en seksinrichtingen, coffeeshops, overlastgevende panden, gebiedsontzeggingen en overige handhavingsobjecten. De toename van het aantal (voorstellen door de politie voor) bestuurlijke maatregelen bevestigen de voortdurende noodzaak en effectiviteit van de bestuurlijke handhaving in 2009. Naast de resultaten wordt ook een aantal ontwikkelingen en spraakmakende zaken besproken. Een van de belangrijkste ontwikkelingen is dat het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2007, na een ruime overgangsperiode, per 1 juni 2009 op beleidsonderdelen tot uitvoering is
gekomen. Door de inwerkingtreding van het afstandscriterium ten opzichte van scholen hebben 16 coffeeshops de deuren moeten sluiten. Een andere ontwikkeling ligt op het terrein van de overlastgevende panden, waarbij de Aanpak Woonoverlast Rotterdam eind 2009 is uitgebreid met het instrument van de gele kaart (laatste waarschuwing) en rode kaart (sluiting woning). De resultaten van de uitbreiding van deze aanpak zullen in 2010 duidelijk zichtbaar worden. Na de incidenten in Hoek van Holland is ervoor gekozen om het instrument gebiedsontzeggingen breder te gaan inzetten. Naast de reguliere gebiedsontzeggingen zijn in 2009 voor het eerst (bij het Oud- en Nieuwfeest aan de Boompjes) ook gebiedsontzeggingen uitgereikt aan overlastgevende personen ter voorkoming van verstoring van een evenement. De bestuurlijke handhaving beperkt zich echter niet tot de bestrijding van overlast en de bescherming van het woonen leefklimaat, maar richt zich ook op de aanpak van criminele activiteiten. Bij de aanpak van criminele activiteiten heeft de lokale overheid een belangrijke rol. Met de Wet Bevordering Intergriteitsbeoordeling door het Openbaar Bestuur (Wet BIBOB) beschikt de gemeente over een instrument om de criminogene verwevenheid tussen de onder- en de bovenwereld aan te pakken. De besluiten van de burgemeester hebben ook in 2009 tot de nodige bezwaar- en rechtelijke procedures geleid. Met name de ontwikkelingen op het coffeeshopbeleid hebben geleid tot een toename van het aantal procedures. Leeswijzer De resultaten van de bestuurlijke handhaving worden in hoofdstuk 2 weergeven. Bij de beschrijving van de resultaten is, net als in 2008, een onderscheid gemaakt tussen het aantal werkelijk genomen maatregelen en het aantal keren dat is afgezien van een maatregel. Tevens wordt een aantal spraakmakende zaken besproken. In hoofdstuk 3 worden de bestuursrechtelijke procedures beschreven, te weten de voorlopige voorziening, bezwaar, beroep en hoger beroep. Ook komt een aantal belangrijke uitspraken aanbod. Hoofdstuk 4 beschrijft de conclusies, die leiden tot een aantal aanbevelingen. 3
In de bijlage is ter informatie aangegeven welke procedures worden gevolgd bij het nemen van een bestuurlijke maatregel. Daarbij wordt tevens ingegaan op de relevante wet- en regelgeving.
4
2. Resultaten handhavingsinstrumentarium in 2009 In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het totaal aantal bestuurlijke maatregelen in 20092. Ter verduidelijking wordt daarbij een vergelijking gemaakt met 2008. Vervolgens wordt per handhavingsobject het aantal maatregelen uitgesplitst naar soort maatregel en worden de ontwikkelingen en meest spraakmakende zaken beschreven. Tevens bevat dit hoofdstuk de resultaten van de inzet van het instrument in het kader van de Wet BIBOB en het andere handhavingsinstrumentaria, zoals gebiedsontzeggingen.
2.1 Voorstellen tot bestuurlijke maatregel In 2009 heeft de burgemeester van de politie Rotterdam Rijnmond 163 maal een rapportage ontvangen met daarbij het verzoek om over te gaan tot het treffen van een bestuurlijke maatregel. Vervolgens wordt (juridisch) beoordeeld of het verzoek in behandeling kan worden genomen. Indien dit het geval is, wordt betrokkene binnen 14 dagen na ontvangst van het verzoek uitgenodigd voor een zienswijzengesprek. Van de 163 verzoeken die in 2009 zijn ontvangen, zijn er 151 in behandeling genomen. Op grond van de politierapportage en het zienswijzengesprek besluit de burgemeester vervolgens al dan niet over te gaan tot het nemen van een bestuurlijke maatregel. In 130 dossiers is uiteindelijk actie ondernomen, wat heeft geresulteerd in 135 bestuurlijke maatregelen4. In de overige gevallen is afgezien van het treffen van een bestuurlijke maatregel of is het voorstel tot nader order aangehouden. Het aantal verzoeken in 2009 is in vergelijking met 2008 (116) substantieel hoger. Dat komt vooral door de toename van het aantal gebiedsontzeggingen die zijn uitgereikt aan personen ter voorkoming van verstoring van de openbare orde tijdens een evement.
2.2 Handhaving per object In de onderstaande tabel (figuur 2.2) wordt het aantal bestuurlijke maatregelen per handhavingsobject weergegeven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de daadwerkelijk genomen bestuurlijke maatregelen (primair besluit) en het afzien van een bestuurlijke maatregel. De gevallen waarin is afgezien van een bestuurlijke maatregel zijn niet in de tabel opgenomen, aangezien dit geen
besluiten zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Figuur 2.2
Handhavingsobject Horeca Coffeeshops Seksinrichtingen Overlastgevende panden Belwinkels Growshops Gebiedsontzeggingen Overige4 Totaal
2009 49 2 16 1 1 0 66 0 135
2008 45 3 7 2 3 1 0 4 65
In 2009 zijn in totaal 135 bestuurlijke maatregelen genomen. In 19 gevallen is afgezien van een bestuurlijke maatregel. In twee gevallen is de zaak tot nader order aangehouden. De bestuurlijke maatregel die het meeste is opgelegd in 2009 is de gebiedsontzegging. In totaal zijn er 66 gebiedsontzeggingen opgelegd. Deze grote stijging is onder meer het gevolg van de 44 gebiedsontzeggingen die zijn opgelegd voor de Jaarwisseling. Reden voor deze specifieke inzet waren de ongeregeldheden tijdens meerdere evenementen in 2009. Aangezien de gebiedsontzeggingen voor het merendeel zijn opgelegd voor de Jaarwisseling, is er geen sprake van een structurele stijging van het aantal gebiedsontzeggingen en bestuurlijke maatregelen, maar van een piek aan het einde van 2009. Om een goede vergelijking te kunnen maken met de resultaten van de bestuurlijke handhaving in 2008, zullen de gebiedsontzeggingen voor de Jaarwisseling niet worden meegerekend.5 Indien de gebiedsontzeggingen voor de Jaarwisseling niet worden meegerekend in het totaal van bestuurlijke maatregelen, dan zijn de meeste bestuurlijke maatregelen net als in 2008 opgelegd in de horeca.
2) Het betreft de primaire besluiten genomen in 2009. 3) Van de 151 in behandeling genomen zaken is in 19 gevallen afgezien van een bestuurlijke maatregel en is in twee gevallen de zaak tot nader order aangehouden. In vijf dossiers zijn twee bestuurlijke maatregelen genomen (intrekking en sluiting). Dit verklaart de 135 bestuurlijke maatregelen in 130 dossiers. 4) Onder overige wordt verstaan de voor het publiek toegankelijke lokalen, zoals kapsalons, winkels, een garagebedrijf of videotheek. 5) Indien de gebiedsontzeggingen voor de Jaarwisseling worden meegerekend, zal dit worden aangegeven.
5
2.3 Afzien van een bestuurlijke maatregel
2.4 Handhaving per district
Indien na onderzoek onvoldoende aanleiding is om een bestuurlijke maatregel te nemen of indien bijzonder omstandigheden dat noodzakelijk maken, kan de burgemeester afzien van een bestuurlijke maatregel. In 2009 is in 19 gevallen afgezien van een bestuurlijke maatregel.
De dossiers waarin een bestuurlijke maatregel is opgelegd hebben betrekking op de verschillende districten van de politie Rotterdam Rijnmond.
Tabel 2.3 geeft een overzicht van gevallen waarin is afgezien van een bestuurlijke maatregel.
Figuur 2.4 geeft een overzicht van de districten waarvan de dossiers tot een bestuurlijke maatregel hebben geleid9. Figuur 2.4 Bestuurlijke maatregelen per district
Figuur 2.3
Afzien bestuurlijke maatregel 2009 Goede exploitatie of geen relatie met de inrichting 7 Handhaving niet meer noodzakelijk 2 Onvoldoende aanleiding 10 Totaal 19
2008 8 0 7 15
Van de 19 gevallen waarin is afgezien van een bestuurlijke maatregel is in zeven gevallen afgezien van het nemen van een maatregel, omdat sprake was van een goede wijze van exploitatie van de inrichting of omdat er geen relatie kon worden vastgesteld tussen het incident en de inrichting. In twee gevallen is afgezien van een maatregel omdat handhaving niet meer noodzakelijk was. Dit is gelegen in het feit dat de exploitatie is gestaakt, de exploitant zijn vergunning heeft ingeleverd of de exploitatie anderszins is gewijzigd. In 10 gevallen is de burgemeester geadviseerd af te zien van een bestuurlijke maatregel, omdat het dossier mede naar aanleiding van het zienswijzengesprek onvoldoende (juridische) gronden bevatte om een bestuurlijke maatregel te kunnen nemen. De redenen voor het afzien van een bestuurlijke maatregel kunnen zijn gelegen in het feit dat het politieonderzoek nog niet is afgerond of dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de regels van de APV zijn overtreden. In 130 van de 1516 behandelde zaken heeft wel actie plaatsgevonden. In deze zaken is een bestuurlijke maatregel opgelegd. Dat is 86% van alle in behandeling genomen dossiers.7 Ten opzichte van 2008 is het percentage sterk gestegen. In 2008 heeft in 71,4% van alle in behandeling genomen dossiers actie plaatsgevonden8.
Uit de cijfers komt naar voren dat het merendeel van de bestuurlijke maatregelen is genomen in het district West (31%). Het district Centrum en het kortpsonderdeel Controleteam Prostitutie en Mensenhandel (CPM) volgen. Bij de aanpak van overlastproblemen in een bepaald gebied is gebleken dat de bestuurlijke handhaving een belangrijke bijdrage kan leveren. Bij de bestuurlijke handhaving in het kader van gebiedsgericht werken wordt intensief samengewerkt met de stadsmarinier, deelgemeente en politie. Deze intensieve samenwerking vraagt veel capaciteit en inzet van alle betrokken partijen.
6) In deze telling zijn de gebiedsontzeggingen voor de Jaarwisseling meegerekend. Van de 151 in behandeling genomen zaken is in 19 gevallen afgezien van een bestuurlijke maatregel en is in twee gevallen de zaak tot nader order aangehouden. In totaal hebben 130 geleid tot 135 bestuurlijke maatregelen, aangezien in vijf dossiers twee bestuurlijke maatregelen zijn genomen (intrekking en sluiting). 7) In deze telling zijn de gebiedsontzeggingen voor de Jaarwisseling meegerekend. Indien de gebiedsontzeggingen voor de Jaarwisseling niet worden meegerekend, dan heeft in 86 van de 107 dossiers actie plaatsgevonden. Dat is in (80,4%) van alle in behandeling genomen dossiers. 8) In 2008 zijn van de 116 verzoeken om een bestuurlijke maatregel 91 dossiers in behandeling genomen. Van de 91 in behandeling genomen dossiers hebben er 65 tot een bestuurlijke maatregel geleid. De 44 gebiedsontzeggingen voor de Jaarwisseling zijn niet opgenomen in de tabel. 9) De 44 gebiedsontzeggingen voor de Jaarwisseling zijn niet opgenomen in de tabel.
6
2.5 Horeca In de voorgaande paragrafen zijn de algemene resultaten van de bestuurlijke handhaving in 2009 beschreven. In de volgende paragrafen worden de resultaten per handhavingsobject besproken en uitgelicht. De horeca-inrichtingen nemen 54% van het totaal aantal genomen bestuurlijke maatregelen voor hun rekening10. In tabel 2.5a staat welke bestuurlijke maatregelen zijn getroffen. Daarnaast worden de bestuurlijke waarschuwingen en de gevallen waarin is afgezien van een bestuurlijke maatregel weergegeven. De burgemeester heeft in totaal 49 bestuurlijke maatregelen in de horeca opgelegd in 44 dossiers. In vijf zaken heeft de burgemeester twee besluiten genomen. Ten opzichte van 2008 is het aantal bestuurlijke maatregelen in de horeca licht gestegen van 45 naar 49. Figuur 2.5a
Bestuurlijke maatregelen Intrekking vergunning Intrekking nachtontheffing Sluiting Verbod incidentele festiviteiten Beperking van openingstijden Last onder dwangsom weigering Totaal bestuurlijke maatregelen Bestuurlijke waarschuwing / afzien van maatregel
2009 14 2 18 1 1 13 0 49
2008 16 0 12 0 0 16 1 45
16
22
In 2009 is het aantal keer dat de exploitatievergunning is ingetrokken gedaald van 16 in 2008 naar 14. Het aantal sluitingen van horeca-inrichtingen in 2009 is 18. Ten opzichte van 2008 is het aantal sluitingen toegenomen. De toename kan onder meer worden verklaard door de stijging van het aantal overtreden van artikel 13b van de Opiumwet waarbij als bestuurlijke maatregel de sluiting van de horeca-inrichting wordt opgelegd. In 2009 is in twee gevallen de nachtontheffing ingetrokken. Reden hiervoor is dat de calamiteiten en/of overtredingen voornamelijk in de nachtelijke uren plaatsvonden. Het verkrijgen van een nachtontheffing of ontheffing sluitingstijden dient te worden gezien als een gunst van de burgemeester. Alleen horeca-ondernemers die door een
adequate bedrijfsvoering hebben bewezen exploitatie in de nachtelijke uren zonder problemen te kunnen laten verlopen, krijgen het vertrouwen van de burgemeester door verlening van een nachtontheffing. Intrekking van de nachtontheffing leidt in die gevallen tot beëindiging van de nachtelijke exploitatie. In één geval is een verbod op het houden van incidentele festiviteiten opgelegd. Dit betekent dat geen gebruik meer kan worden gemaakt van de kraskaart. Hierdoor kan de ondernemer geen Verlaatje meer ‘krassen’ voor incidentele verruiming van de openingstijden. In één geval is een beperking van de reguliere openingstijden opgelegd. Bij minder ernstige overtredingen kan ook een last onder dwangsom worden opgelegd. Het aantal opgelegde lasten onder dwangsom in 2009 is, vergeleken met 2008, licht gedaald van 16 naar 13. Het opleggen van een bestuurlijke maatregel is maatwerk. Per geval wordt bekeken wat de meest passende maatregel is. Bij besluitvorming door de burgemeester wordt rekening gehouden met de wijze van exploitatie. Maatwerk kan leiden tot het besluit dat wordt afgezien van een bestuurlijke maatregel. Het aantal gevallen waarin is afgezien van een bestuurlijke maatregel is gedaald van 22 in 2008 naar 16 in 2009. Spoedsluitingen Bestuurlijke handhaving is niet tijdgebonden. Hierdoor heeft de Directie Veiligheid een piketregeling. Dit betekent dat, indien buiten kantooruren of in het weekeinde een incident plaatsvindt, beleidsadviseurs van de afdeling Kennis en Handhaving telefonisch bereikbaar zijn voor de politie. Hierdoor kan de burgemeester bij acute aantasting van het woon- en leefklimaat, dan wel bij gevaar voor de openbare orde, direct ingrijpen door het opleggen van een spoedsluiting voor de periode van 14 dagen. Ook het afgelopen jaar heeft deze regeling haar nut bewezen. De piketdienst is in 2009 meer dan 25 keer buiten kantooruren benaderd. Ten opzichte van 2008 is er in 2009 meer gebruik gemaakt van de spoedsluiting. In tien zaken is een horeca-inrichting direct na een incident gesloten voor de duur van twee weken in afwachting van een mogelijke bestuurlijke maatregel. In alle gevallen was sprake van een vrijwillige sluiting. In twee gevallen is uiteindelijk afgezien van een bestuurlijke maatregel, omdat er geen sprake was van enige verwijtbaarheid richting de
10) Op basis van deze berekening nemen de gebiedsontzeggingen 24% van het totaal aantal bestuurlijke maatregelen voor hun rekening. Indien de gebiedsontzegginen wel in de totaaltelling worden meegenomen, dan vertegenwoordigen zij in percentage (49%) en aantal (66) het grootste aantal bestuurlijke maatregelen voor hun rekening. De horeca zou volgen met een percentage van 36%.
7
exploitant. In één geval is geen bestuurlijke maatregel genomen, omdat op basis van de politierapportage en het zienswijzengesprek onvoldoende aannemelijk werd dat er een relatie was tussen het incident en horeca-inrichting. In de overige zeven gevallen heeft de burgemeester een bestuurlijke maatregel genomen. Als bestuurlijke maatregel werd de sluiting van de inrichting en/of intrekking van exploitatievergunning opgelegd.
Figuur 2.5b Aanleiding Bestuurlijke maatregelen in de horeca 200911
De piketregeling vraagt veel capaciteit van de politie en de Directie Veiligheid. De programmaring van risicovolle events in horeca-inrichtingen kost, met name in de weekenden, veel politie-inzet. In het komende jaar wordt bezien hoe de capaciteit van de politie en de Directie Veiligheid efficiënter en preventiever kan worden ingezet. Hierbij wordt ondermeer gekeken naar de mogelijkheid om inzicht te krijgen in de programmering van risicovolle events in de horeca.
Uit Figuur 2.5b valt op te maken dat in bijna de helft van de dossiers (48%) een incident uit categorie 1 de aanleiding was voor een bestuurlijke maatregel. In de meeste gevallen betrof het een schiet- of steekincident of een overig geweldsincident. Een incident uit categorie 2 was slechts in een klein deel van de gevallen (2%) de aanleiding voor een bestuurlijke maatregel. Het overtreden van de APV was in 31% van de gevallen de aanleiding voor een bestuurlijke maatregel. Hierbij hadden de meeste gevallen betrekking op de afwezigheid van een leidinggevende terwijl de inrichting voor publiek geopend was. Het overtreden van de Opiumwet was in 19% van de gevallen de aanleiding voor een bestuurlijke maatregel. Aanleiding tot het nemen van een bestuurlijke maatregel De burgemeester heeft op grond van verschillende overtredingen een bestuurlijke maatregel opgelegd overeenkomstig het Handhavingsarrangement uit de Horecanota 2007-2011. Het Handhavingsarrangement maakt een onderscheid in twee soorten overtredingen. Tot de categorie 1 incidenten behoren de zeer ernstige incidenten, zoals schiet- en steekincidenten. Tot de categorie 2 incidenten behoren de ernstige incidenten, zoals het in dienst hebben van een niet-gecertificeerde portier. Figuur 2.5b geeft een overzicht van de overtredingen die in 2009 hebben geleid tot een bestuurlijke maatregel in de horeca.
11) De 44 dossiers hebben geleid tot 49 bestuurlijke maatregelen, aangezien in vijf dossiers twee bestuurlijke maatregelen zijn genomen (sluiting en intrekking).
8
Figuur 2.5c
Categorie 1 incidenten Steek- of schietincident Overig geweldsincident Schijnbeheer Slecht levensgedrag Wapens Totaal
2009 Behandelde dossiers 10 14 2 2 2 30
Bestuurlijke maatregel 10 12 12 13 2 1 1 26
Categorie 1 incidenten Tot categorie 1 behoren de zeer ernstige incidenten. Figuur 2.5c geeft een overzicht van de incidenten uit categorie 1. In 2009 zijn 30 dossiers in behandeling genomen naar aanleiding van een incident uit categorie 1. Ten opzichte van 2008 (33) is het aantal dossiers licht gedaald. De 30 dossiers hebben in 2009 geleid tot 26 bestuurlijke maatregelen. Dit is een stijging ten opzichte van 2008 (20). De schiet- of steekincidenten hebben in 2009 geleid tot 10 bestuurlijke maatregelen. Opgemerkt kan worden dat het aantal bestuurlijke maatregelen betreffende overige geweldsincidenten in 2009 gelijk is aan 2008 (12). Het aantal dossiers en bestuurlijke maatregelen betreffende schijnbeheer is vergelijkbaar met 2008. Een verklaring voor het lage aantal dossiers en bestuurlijke maatregelen ligt in de moeilijke aantoonbaarheid van schijnbeheer en de beperkte mogelijkheden van artikel 1.6 APV. Dit artikel ziet slechts toe op de intrekking en wijziging van de exploitatievergunning en bevat op dit moment geen specifieke weigeringsgrond om de
2008 Behandelde dossiers 10 17 2 3 1 33
Bestuurlijke maatregel 6 12 1 0 1 20
vergunningaanvraag te weigeren indien er sprake is van een schijnbeheerconstructie. In 2009 heeft de burgemeester in negen dossiers afgezien van het nemen van een bestuurlijke maatregel horeca. In vier dossiers is afgezien van een bestuurlijke maatregel omdat er sprake was van een goede exploitatie of er geen relatie kon worden vastgesteld tussen het incident en de inrichting. In de overige vijf dossiers is afgezien van een maatregel, omdat het dossier mede naar aanleiding van het zienswijzengesprek onvoldoende (juridische) gronden bevatte voor een bestuurlijke maatregel. Ten opzichte van 2008 heeft de burgemeester in 2009 in minder zaken afgezien van het nemen van een bestuurlijke maatregel in de horeca. Soort maatregel bij categorie 1 incident Bij een incident uit categorie 1 kan de burgemeester verschillende soorten bestuurlijke maatregelen opleggen, zoals het intrekken van de exploitatievergunning en/of het sluiten van de inrichting. Figuur 2.5d geeft een overzicht van de verschillende soorten bestuurlijke maatregelen die de burgemeester heeft genomen naar aanleiding van een incident uit categorie 1.
Figuur 2.5d
Soort maatregel Totaal Categorie 1 maatregelen incident Steek- of schietincident 10 Overig geweldsincident 12 Schijnbeheer 2 Slecht levensgedrag 1 Wapens 1 Totaal 26
Intrekken
Sluiten
2 5 2 1 0 10
4 0 0 0 1 5
Sluiten & intrekken 4 15 6 16 0 0 0 10
14
Beperking openingstijden
Afzien
0 1 0 0 0 1
2 5 0 1 1 9
12) In twee dossiers zijn twee bestuurlijke maatregelen genomen (sluiting en intrekking). 13) In drie dossiers zijn twee bestuurlijke maatregelen genomen (sluiting en intrekking). 14) De gevallen waarin is afgezien van een bestuurlijke maatregel zijn niet opgenomen in het totaal, aangezien het geen besluit is in de zin van de Awb. 15) In twee dossiers is de inrichting gesloten en de exploitatievergunning ingetrokken 16) In drie dossiers is zowel de inrichting gesloten als de exploitatievergunning ingetrokken
9
Figuur 2.5e Bestuurlijke maatregelen (Categorie 1) in de horeca per district
De meeste bestuurlijke maatregelen naar aanleiding van een categorie 1 incident zijn genomen in het district Noord. De districten Oost, Feijenoord-Ridderster en West volgen. De meeste schiet- en steekincidenten vonden plaats in het district Feijenoord-Ridderster. Het district Noord volgt. In 2008 waren de meeste schiet- en steekincidenten in het district Noord. De meeste overige geweldsincidenten vonden plaats in het district Oost. De districten Waterweg Noord en Noord volgen. In 2008 waren de meeste overige geweldsincidenten nog in het district West. In 2009 werd het aantreffen van hard-/softdrugs het meest geconstateerd in het district West, gevolgd door het district Noord. Categorie 2 incidenten en APV overtredingen Tot categorie 2 behoren de ernstige incidenten, zoals heling en illegale werknemers. Figuur 2.5f geeft een overzicht van de incidenten uit categorie 2 en de overtredingen van de bepalingen uit de APV.
Figuur 2.5f
Categorie 2 incidenten APV overtredingen Afwezigheid leidinggevende Niet-gecertificeerde portier(s) Heling Overlast Illegale werknemer(s) Overige Totaal
10
2009 Behandelde dossiers
Bestuurlijke maatregel
2008 Behandelde dossiers
Bestuurlijke maatregel
9 1 1 1 1 10 23
8 1 0 1 0 5 15
19 0 0 0 4 6 29
15 0 0 0 2 3 20
In 2009 hadden 19 dossiers betrekking op een overtreding van de APV. Deze hebben uiteindelijk geleid tot 13 bestuurlijke maatregelen. De meest geconstateerde overtreding was de afwezigheid van een leidinggevende, terwijl de inrichting voor het publiek was geopend. Deze overtreding is negen keer geconstateerd. Een bestuurlijke maatregel naar aanleiding van deze overtreding wordt pas genomen op het moment dat de exploitant en/of beheerder tot drie keer toe niet aanwezig is in de inrichting terwijl deze voor publiek is geopend, hetgeen leidt tot het opleggen van een last onder dwangsom van € 2.500,per geconstateerde overtreding met een maximum van € 10.000,-. Uiteindelijk heeft deze constatering in acht gevallen geleid tot een bestuurlijke maatregel. In één geval is de zaak tot nader order aangehouden. Figuur 2.5f toont aan dat het aantal bestuurlijke maatregelen naar aanleiding van deze overtreding ten opzichte van 2009 fors is gedaald. Het lijkt er op dat het bewustzijn bij de ondernemer is toegenomen.
dwangsom behorende bij de Horecanota 2007-2011 vastgesteld17. Hiermee is invulling gegeven aan de aanbeveling uit het Jaarverslag bestuurlijke handhaving 2008. De beleidslijn ziet toe op de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom door het bestuursorgaan bij overtredingen van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2008. Een last onder dwangsom wordt door de burgemeester opgelegd indien drie maal een overtreding van APV Rotterdam 2008 is geconstateerd. Dit betekent dat de verschillende overtredingen van de APV Rotterdam 2008 bij elkaar worden opgeteld. De reeds geconstateerde overtredingen blijven drie jaar mee tellen, overeenkomstig het huidige Handhavingsarrangement, behorende bij de Horecanota 2007-2011. De last onder dwangsom geldt voor een periode van één jaar. Dit betekent dat na één jaar, als de last onder dwangsom is vervallen, bij een nieuwe overtreding de overtredingen tot drie jaar terug meegewogen worden in de te nemen bestuurlijke maatregel.
Naast de afwezigheid van een leidinggevende in de inrichting terwijl deze voor publiek geopend was, hadden nog tien andere dossiers betrekking op het overtreden van de bepalingen van de APV. In de meeste dossiers (vijf in totaal) betrof het de overtreding van de sluitingstijden. In al deze gevallen heeft de burgemeester een last onder dwangsom opgelegd.
Bestuurlijke maatregel categorie 2 incident en APV overtredingen per politiedistrict Figuur 2.5g geeft een overzicht van de bestuurlijke maatregelen horeca naar aanleiding van incidenten uit Categorie 2 en overtredingen van de APV. Figuur 2.5g Bestuurlijke maatregelen (categorie 2 en overtreding APV) in horeca 2009 per district
In 2009 hadden vier dossiers betrekking op een categorie 2 incident. Uiteindelijk heeft dat geleid tot twee bestuurlijke maatregelen. De twee bestuurlijke maatregelen naar aanleiding van een incident uit categorie 2 hielden in: de aanwezigheid van een niet-gecertificeerde portier en overlast in en vanuit de horeca-inrichting. Soort maatregel bij categorie 2 incidenten en APV overtredingen In totaal heeft de burgemeester in 13 gevallen een last onder dwangsom opgelegd. Veelal wegens de afwezigheid van een leidinggevende tijdens openingstijden (62%). In de overige gevallen werd de dwangsom opgelegd naar aanleiding van het overtreden van de sluitingstijden. In 2009 is geen enkele maal een dwangsom verbeurd. Dit in tegenstelling tot 2008, waarin zesmaal een dwangsom werd verbeurd. Per 1 juli 2009 is de vierde tranche van de Awb vastgesteld. Gelet op de invoering van de vierde tranche van de Awb heeft de burgemeester de Beleidslijn last onder
17) De Beleidslijn is door de burgemeester vastgesteld op 8 januari 2010.1
11
onbepaalde tijd gesloten. In drie gevallen zijn de bestuurlijke maatregelen opgelegd in het District West. De overige gevallen hadden betrekking op de districten Noord, Centrum en Feijenoord-Ridderster. Ten opzichte van 2008 is het aantal constateringen (zes) en bestuurlijke maatregelen (vier) op grond van artikel 13b Opiumwet in 2009 sterk gestegen. Deze sterke stijging toont aan dat soft- en harddrugs niet alleen in de coffeeshop worden verhandeld en/of aanwezig zijn. Alertheid op de aanwezigheid van hard- en softdrugs in de horeca blijft dus geboden.
Het overzicht maakt duidelijk dat de meeste bestuurlijke maatregelen zijn genomen in het district Centrum. In dit district is de afwezigheid van een leidinggevende terwijl de inrichting voor het publiek was geopend verreweg het meeste geconstateerd. De districten West en FeijenoordRidderster volgen. Opiumwet In acht horeca-inrichtingen werd de aanwezigheid van hard- of softdrugs en een overschrijding van de gebruikshoeveelheid geconstateerd. In alle gevallen heeft deze constatering geleid tot een bestuurlijke maatregel waarbij de horeca-inrichting werd gesloten op grond van artikel 13b Opiumwet. In vijf gevallen is de horecainrichting gesloten voor de duur van zes maanden. In twee gevallen is de horeca-inrichting gesloten voor de duur van 12 maanden. In één geval is de inrichting voor
Maatwerk Overeenkomstig het Handhavingsarrangement is de termijn bij het opleggen van een bestuurlijke maatregel standaard zes maanden. In ieder dossier wordt afzonderlijk afgewogen of er feiten en omstandigheden zijn die aanleiding geven tot matiging van de termijn naar drie maanden, of verlenging van de termijn naar 12 maanden. Zo wordt er per dossier maatwerk geleverd. In tabel 2.5h worden de bestuurlijke maatregelen weergegeven die betrekking hebben op het intrekken van de exploitatievergunning en/of het sluiten van de inrichting. In 2009 is in 43% van de gevallen afgeweken van de standaardtermijn. Vergeleken met 2008 (55%) is het percentage waarin is afgeweken van de standaardtermijn lager. Een verklaring voor het lagere percentage is dat in minder gevallen omstandigheden en/of feiten aanleiding gaven om matigend danwel verzwarend op te treden.
Figuur 2.5h
Duur maatregel (maanden) Steek- schietincident Overig geweldsincident Aantreffen drugs Schijnbeheer Slecht levensgedrag Wapens Niet-gecertificeerde portier(s) Totaal
Bestuurlijke maatregelen18 10 12 8 2 1 1 1 35
3 0 3 0 0 0 0 1 4
Intrekking 6 12 3 0 5 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 8 1
OT 1 0 0 2 1 0 0 4
19
3 1 1 0 0 0 0 0 2
Sluiting 6 12 5 0 2 0 5 2 0 0 0 0 0 1 0 0 12 3
OT 0 0 1 0 0 0 0 1
18) Het totaal aantal bestuurlijke maatregelen gericht tegen horeca zoals weergegeven in de tabel komt niet overeen met het totaal aantal genomen maatregelen (49 in totaal), omdat de last onder dwangsommen (13 gevallen) en de beperking van de openingstijden (één geval) niet zijn meegerekend. 19) Onbepaalde tijd.
12
Uit tabel 2.5h valt af te leiden dat bij het intrekken van de exploitatievergunning in iets meer dan de helft van de gevallen is afgeweken van de standaardtermijn (53%). Bij het afwijken van de standaardtermijn heeft de burgemeester ongeveer even vaak matigend als verzwarend opgetreden. Tot intrekking van de vergunning wordt overgegaan indien het vertrouwen in de exploitant is geschonden. Bij het intrekken van de vergunning naar aanleiding van een overig geweldsincident is in vier gevallen afgeweken van de standaardtermijn. In drie gevallen was er een aanleiding om de termijn van sluiting te matigen tot drie maanden, en in één geval was er aanleiding om de sluitingstermijn te verlengen naar 12 maanden. Bij het sluiten van een horeca-inrichting naar aanleiding van een overig geweldsincident is in 33% van de gevallen afgeweken van de standaardtermijn. In de meeste gevallen werd de standaardtermijn opgelegd. In totaal is de standaardtermijn voor sluiting van de inrichting in twee gevallen gematigd. Bij het besluit tot matiging van de standaardtermijn worden onder meer de afwezigheid van noemenswaardige incidenten en goede exploitatie meegewogen. Geluidsoverlast horeca Sinds 1 januari 2006 is de DCMR namens de gemeente Rotterdam verantwoordelijk voor het verrichten van geluidsmetingen bij horeca en de afhandeling van klachten over horecalawaai. Alleen in geval van acute geluidsoverlast speelt de politie nog een rol. Tabel 2.5i geeft een overzicht van het aantal klachten, metingen en handhaving in 2009 van geluidsoverlast in de horeca. Figuur 2.5i
Jaar Klachten Metingen Handhaving
2009 3010 208 18
2008 3281 132 23
2007 2816 54 22
2006 2007 132 23
Tabel 2.15 laat zien dat in 2009 de stijgende lijn van overlastmeldingen is doorbroken. Door de uitbreiding van de toezicht- en handhavingcapaciteit en beter naleefgedrag is het aantal klachten en maatregelen tot handhaving gedaald. De flinke investeringen van de DCMR in de aanpak van geluidsoverlast werpen dus hun vruchten af, evenals de grote bekendheid van de DCMR. De grootste ergernis van alle aan de horeca gerelateerde meldingen is geluidsoverlast van muziek. Het woongenot wordt
aangetast als de muziek vanuit een horeca-inrichting in de woning hoorbaar is. Naar aanleiding van een melding van overlast kan een meting worden uitgevoerd door de DCMR en zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk worden opgetreden. Met name de strafrechtelijke handhaving vraagt onevenredig veel capaciteit. Daarnaast is de effectiviteit en zichtbaarheid voor de burger beperkt. Naar aanleiding van meldingen van overlast heeft DCMR in 2009 in totaal 208 geluidsmetingen uitgevoerd. Als de controlemeting ligt tussen de drie en negen dB(A) krijgt de horecaondernemer een brief met het verzoek om binnen een bepaalde termijn de overschrijding te beëindigen. Bij een overschrijding tussen tien en 21 dB(A) wordt proces-verbaal opgemaakt. De ondernemer krijgt in deze gevallen de mogelijkheid tot het geven van een zienswijzen, waarna de DCMR de (deel)gemeente doorgaans adviseert een dwangsom op te leggen. In 2009 is in totaal 18 keer een bestuurlijke sanctie opgelegd. Naast de bestuurlijke sanctionering is in 2009 ook 19 maal strafrechtelijk gehandhaafd. In 13 gevallen heeft de DCMR dwangsommen verbeurd verklaard en in één geval ging de DCMR over tot effectuering van bestuursdwang (verzegeling van geluidsinstallatie). Met een kraskaart kunnen horecaondernemers binnen de gemeente Rotterdam tien keer per jaar een kennisgeving van Verlaatje en Geluidje melden bij de gemeente Rotterdam. Een Verlaatje is een tijdelijke ontheffing (voor één avond/nacht) van de reguliere sluitingstijd. Een Geluidje is een incidentele ontheffing van de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit ten behoeve van een festiviteit binnen het bedrijf waarbij verwacht wordt dat de gestelde geluidsnormen worden overschreden. De kraskaart is gebaseerd op de APV. De combinatie tussen langer open blijven en meer geluid maken leverde veel overlast en vragen van omwonenden op. Om de geluidsoverlast ten tijde van het Geluidje tot een acceptabel niveau terug te dingen is de APV gewijzigd. Daarbij wordt verwezen naar de ‘Nadere regels geluidsplafond voor openbare inrichtingen’, waarin een zogenoemd geluidsplafond is opgenomen. Dit geluidsplafond is feitelijk een verruimde geluidsnorm die alleen geldt ten tijde van Geluidjes. Waneer dit geluidsplafond wordt overschreden ontvangt het bedrijf een bestuurlijke waarschuwing ofwel een gele kaart. Bij een tweede overschrijding wordt de kraskaart gedurende één jaar ingetrokken ofwel een rode kaart. In 2009 controleerde de DCMR 13 keer op de naleving van het geluidsplafond. In drie gevallen werd een bestuurlijke waarschuwing (gele kaart) afgegeven. Bij één horeca-inrichting heeft de burgemeester na een tweede 13
overtreding van het geluidsplafond het verbod tot het houden van incidentele festiviteiten opgelegd voor de duur van één jaar (rode kaart). Hoewel het aantal klachten in 2009 is gedaald, blijft het aantal relatief hoog. Dit kan enerzijds worden toegeschreven aan de blijvende overlast en anderzijds aan het feit dat omwonenden beter op de hoogte zijn van het feit dat zij geluidsoverlastklachten bij de DCMR kunnen melden. Bewoners weten de DCMR inmiddels dan ook goed te vinden en houden DCMR vaak op de hoogte van de door hen ervaren overlast. Ontwikkelingen horeca Binnen de publieke sector zijn diverse initiatieven om de administratieve lastendruk te verminderen. Het bereik hiervan blijft echter vaak beperkt tot de organisatie zelf. Door de invoering van de innovatieprijs wil (demissionair) staatssecretaris Bijleveld stimuleren dat publieke organisaties beter van elkaars successen leren en ze ook van elkaar overnemen. In 2009 is bekend geworden dat de directie Veiligheid deze innovatieprijs heeft gewonnen met het project ‘Verlaatje per SMS’. Dit project geeft horecaondernemers in Rotterdam de mogelijkheid om snel en eenvoudig ontheffing aan te vragen van de sluitingstijden. Tien keer per jaar kunnen zij per sms een aanvraag indienen om hun bedrijf tot zes uur ‘s ochtends open te houden: het ‘Verlaatje’. Voorheen moesten dergelijke verzoeken twee weken van tevoren schriftelijk worden ingediend bij de gemeente. Nu kan dit per sms tot tien uur ’s avonds op de dag zelf. De ondernemer krijgt een kraskaart met tien codes. Iedere keer als ontheffing wordt aangevraagd stuurt de ondernemer een code naar de gemeente. Ter kennisgeving wordt een speciale kaart voor het raam van de horecagelegenheid gehangen. Met dit initiatief en een slimme aanpassing van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), bespaart Rotterdam haar horecaondernemers veel administratieve lasten. In januari 2010 is de prijs met het bijbehorende geldbedrag van 10.000 euro uitgereikt aan de burgemeester van Rotterdam. Horecamap Tijdens de Horecatop “Veilig Ondernemen” in oktober 2009 is de “Horecamap” gelanceerd. Alle horeca-ondernemers in Rotterdam krijgen een overzichtsmap, waar enerzijds de vergunningen moeten worden opgeborgen en anderzijds relevante informatie kan worden gevonden over de exploitatie van een horecabedrijf en veilig ondernemen. De horecamap is ontwikkeld door de directie Veiligheid en het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam. 14
Ondernemers zijn verplicht om de horecamap met vergunningen in de inrichting aanwezig te hebben, zodat zij deze aan de politie kunnen tonen, wanneer hun horecainrichting wordt gecontroleerd. Terrassenbeleid In december 2009 heeft het college het nieuwe Rotterdamse terrassenbeleid vastgesteld. Opmerkelijk is dat alle pogingen die de afgelopen tien jaar zijn gedaan niet hebben geleid tot een nieuw terrassenbeleid. In 2009 is dit beleid door de dS+V in samenwerking met de directie Veiligheid wel tot stand gekomen. Het nieuwe terrassenbeleid maakt onderdeel uit van het integrale gemeentelijke programma ter verbetering van de buitenruimte, dat afgelopen jaar is gestart. Het beleid wordt als geslaagd beschouwd als door de gezamenlijke inspanningen en investeringen van horecaondernemers en gemeente een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan een aantrekkelijk en prettig verblijfsklimaat. De (kwaliteits-)eisen van het nieuwe terrassenbeleid zijn afgeleid van drie algemene basisvoorwaarden. Ze vormen een duidelijk kader waarbinnen de horecaondernemer de vrijheid heeft het terras naar eigen wensen in te richten. De drie basisvoorwaarden zijn: • Balans in gebruik: terrassen moeten rekening houden met de andere gebruiksfuncties van de openbare ruimte; • Open terrascultuur: terrassen zijn te gast in de openbare ruimte. Tussen het terras en de openbare ruimte moet interactie blijven bestaan; • Uitnodigende en diverse uitstraling: terrassen moeten mensen uitnodigen. Daarbij moet sprake blijven van verscheidenheid. Het nieuwe terrassenbeleid geldt voor de hele stad, met een aantal aanvullende eisen aan terrassen in het centrum en bijvoorbeeld beschermde stadsgezichten. In enkele specifieke gebieden in de stad met een grote concentratie van terrassen (bijvoorbeeld Oude Haven en het strand van Hoek van Holland) kunnen ondernemers in overleg met de gemeente een eigen invulling geven aan het nieuwe beleid via zogenaamde terrassenplannen. Vanaf februari 2010 wordt het nieuwe terrassenbeleid gefaseerd ingevoerd. Daarbij wordt rekening gehouden met de bestaande rechten van de horecaondernemers en eventuele investeringen die zij moeten doen. Eerst zal Stadstoezicht met een speciaal team de huidige regels voor terrassen strenger gaan handhaven. Vervolgens wordt het nieuwe beleid toegepast. Tot 2011 gaat het
daarbij met name om nieuwe terrassen en/of nieuwe eigenaren. Nieuwe vergunningen vanwege verlengingen zijn naar verwachting pas vanaf 2012 aan de orde. Vooruitlopend op die verlengingen worden ondernemers gestimuleerd hun terras al volgens het nieuwe beleid in te richten.
tijd dichtgegaan. Uiteindelijk heeft het geleid tot een overname van de horeca-inrichting. De dader van de schietpartij is in de strafrechtelijke procedure veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar met TBS (terbeschikkingstelling) wegens doodslag, poging tot moord, bedreiging en vuurwapenbezit.
Evenementenbeleid De incidenten tijdens het Bevrijdingsfestival en het evenement Sunset Grooves op het strand in Hoek van Holland hebben aangetoond dat handhaving op het gebied van de vergunningvoorschriften moet worden aangeschept. In het Handhavingsarrangement behorende bij het hernieuwde Rotterdamse evenementen(vergunningen)beleid zullen de maatregelen worden aangescherpt.
Studentenvereniging Naar aanleiding van een geweldsincident in de inrichting heeft de burgemeester besloten tot intrekking van de exploitatievergunning en sluiting van een inrichting voor de duur van drie maanden. De burgemeester heeft gelet op het bijzondere karakter van de inrichting waarbij het maatschappelijke belang binnen de stad een rol speelt en het bijzondere van de introductieweek voor de betreffende doelgroep en de rol van de (studenten)vereniging daarin, een specifieke belangenafweging gemaakt. Vanuit het specifieke belang van de introductieweek voor nieuwe Rotterdamse studenten en het belang van de introductie voor het voortbestaan van de studentenvereniging heeft de burgemeester de termijn van drie maanden gematigd en toegestaan dat de horeca-inrichting van de studentenvereniging voor de duur van de korte introductieperiode van enkele dagen tussentijds geopend mocht worden. Wel werd de sluitingstermijn in tijd opgeschoven.
Spraakmakende zaken horeca Horeca (café) De burgemeester heeft naar aanleiding van een geweldsincident de exploitatievergunning ingetrokken voor de duur van zes maanden. Bij de vechtpartij voor de horecainrichting was de exploitant betrokken. Op grond van een aangifte is de exploitant door de politie aangehouden. Bij de aanhouding werden wapens en verdovende middelen aangetroffen. Door het geweldsincident zijn de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving aangetast. Daarnaast heeft de wijze van bedrijfsvoering van de horeca-inrichting in het verleden herhaaldelijk voor onrust in de omgeving gezorgd. De burgemeester achtte het intrekken van de exploitatie-vergunning voor zes maanden noodzakelijk om de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving te herstellen. Daarnaast geeft de bestuurlijke maatregel de ondernemer de mogelijkheid om zich te bezinnen over zijn wijze van exploitatie zodat deze in de toekomst niet meer leidt tot overlast dan wel aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving van de horeca-inrichting. Horeca (café) In een horeca-inrichting heeft dit jaar een ernstig schietincident plaatsgevonden. Er is meerdere keren geschoten, zowel binnen als buiten de inrichting. Hierbij viel naast een aantal gewonden een dodelijk slachtoffer te betreuren. Het incident had een groot effect op de openbare orde in de directe omgeving van de inrichting en had ook landelijk veel media-aandacht. Mede gelet op de grote impact op de openbare orde en de samenleving is na een vrijwillige sluitingsperiodede inrichting voor langere
2.6 Coffeeshops ‘Het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2007’ is op 1 oktober 2007 in werking getreden. Centraal in het coffeeshopbeleid staat de ontmoediging van het softdrugsgebruik door strikte handhaving en actieve voorlichting (onder meer door de preventiecertificering voor exploitanten). Tevens staat de substantiële beperking van het softdrugsaanbod door de coffeeshops en het illegale circuit centraal. Aanleidingen voor het herzien van het coffeeshopbeleid uit 1997 was onder meer de verschuiving in opvattingen over softdrugsgebruik, alsmede actuele ontwikkelingen in Rotterdam. Enkele actuele ontwikkelen zijn: toenemend drugsgebruik onder kwetsbare jongeren, overlast als gevolg van handel in en gebruik van softdrugs, de negatieve invloed van coffeeshops op het straatbeeld en de aanpak van de gehele softdrugsketen.
15
De beleidsuitgangspunten van ‘het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2007’ zijn: 1. scheiding van markten tussen soft- en harddrugs; 2. beperking van het softdrugsaanbod, door coffeeshops en via het illegale circuit; 3. bescherming van kwetsbare groepen, door het geven van voorlichting en het weren van coffeeshops in de nabijheid van scholen; 4. tegengaan van criminele organisaties; 5. bestrijding van overlast, verloedering van het straatbeeld en normvervaging door softdrugsgebruik onder jongeren. Tabel 2.6 geeft een weergave van de resultaten van de handhaving van coffeeshops in 2009. Tevens is het resultaat van 2008 opgenomen in de tabel. In 2009 is het aantal door de burgemeester genomen bestuurlijke maatregelen tegen coffeeshops licht gedaald in vergelijking met 2008. De Rotterdamse coffeeshops worden minimaal tien keer per jaar gecontroleerd. Minimaal één keer per jaar vindt een integrale controle plaats, dat wil zeggen in aanwezigheid van onder andere de deelgemeente, ENECO, Belastingdienst en Brandweer. Gelet op het geringe aantal bestuurlijke maatregelen en de strikte handhavingsactiviteiten van gemeente, politie en justitie kan, net als in 2008, worden geconcludeerd dat de coffeeshopbranche redelijk tot goed onder controle is. In twee gevallen was het niet naleven van de AHOJG-plus criteria voor de burgemeester aanleiding om een bestuurlijke maatregel te nemen. In het ene geval was de aanleiding het treffen van een minderjarige in de coffeeshop. In het andere geval was de aanleiding een ruime overschrijving van maximale handelsvoorraad20 evenals een ruime overschrijding van de maximale verkooptransactie21 aan een klant. In beide gevallen heeft de burgemeester de coffeeshop gesloten voor zes maanden. In één geval heeft de burgemeester afgezien van een bestuurlijke maatregel.
De resultaten van de bestuurlijke handhaving zijn geen reden om op de lauweren te gaan rusten, maar juist een aansporing om alert te blijven. De cijfers in de horeca hebben aangetoond dat soft- en of harddrugs niet alleen worden verhandeld in de coffeeshop. Het aantal aangetroffen gevallen ligt met zeven nagenoeg op hetzelfde niveau als in 2008 (zes gevallen). Ook in de horeca blijft toezicht en handhaving op de aanwezigheid en handel in hard- en softdrugs noodzakelijk. Ontwikkelingen coffeeshop Per 1 juni 2009 zijn 16 coffeeshops gesloten op basis van het afstandscriterium tot scholen. Hiervan hebben 15 coffeeshops, die zich binnen een straal van 200 meter hemelsbreed en 250 meter loopafstand van voortgezet onderwijs en/of middelbaar beroepsonderwijs, hun verkoop van softdrugs moeten staken. Daarnaast heeft één coffeeshop in de directe nabijheid van een school voor speciaal basisonderwijs de verkoop van softdrugs moeten beëindigen. Na beëindiging van de verkoop van softdrugs hebben acht voormalige coffeeshops een doorstart gemaakt als café, koffie-/theehuis of cafetaria. In lijn met het operationele plan van de politie zijn zowel de gesloten coffeeshops als degene die open zijn gebleven gedurende drie maanden extra gecontroleerd. De overgebleven coffeeshops zijn intensief in de gaten gehouden op eventuele toename van overlast. Vanaf de sluitingen op 1 juni 2009 zijn vrijwel geen verplaatsingseffecten geconstateerd. Wel is een lichte toename van het aantal klanten bij de overgebleven coffeeshops in de districten West en Centrum geconstateerd. Hierop zijn door politie en gemeente extra maatregelen getroffen zoals extra (verkeers) controles en overlastacties. Voor zover nog niet geïmplementeerd, zijn de beleidsregels van het ‘Rotterdamse coffeeshopbeleid 2007’ in 2009 geconcretiseerd. De verplichtingen ‘transparantie’ en ‘preventiecertificering’ zijn na een overgangsperiode van ruim anderhalf jaar vanaf 1 juni 2009 van kracht. Met de transparantieverplichting wordt het open karakter van
Tabel 2.6
Bestuurlijke maatregel 2009 2 2008 3
Bestuurlijke waarschuwingen 0 1
Intrekking vergunning 0 0
Sluiting 2 2
20) Coffeeshops mogen niet meer dan 500 gram cannabis in voorraad hebben. 21) Coffeeshops mogen niet meer dan vijf gram cannabis per klant, per 24 uur verkopen/verstrekken.
16
Last onder dwangsom 0 0
Afzien 1 1
de inrichting gewaarborgd, waarbij sprake moet zijn van een open inrichting die vanaf de straat voldoende duidelijk zichtbaar is. Met de preventiecertificering is de verplichting van kracht geworden voor het personeel van een coffeeshop om bezoekers adequaat voor te lichten. Hiervoor volgen de medewerkers die op de vergunning staan een tweedaagse cursus. Inmiddels hebben ruim 400 coffeeshopexploitanten en -medewerkers de niet-vrijblijvende cursus deskundigheidsbevordering gevolgd ter verkrijging van het preventiecertificaat. Spraakmakende zaak coffeeshop In 2009 is de burgemeester naar aanleiding twee overtredingen van de AHOJG-Plus criteria verzocht een coffeeshop te sluiten voor de duur van zes maanden. In dit geval is voldoende aannemelijk geworden dat sprake was van twee overtredingen van de AHOJG-Plus criteria, namelijk overschrijding van de handelshoeveelheid en overschrijding van de maximale verkooptransactie. Gelet op het uitgangspunt van het coffeeshopbeleid, namelijk de kleinschalige verkoop van cannabis, is de te grote handelshoeveelheid onacceptabel. Daarnaast is de exploitant mede verantwoordelijk voor het verkleinen van de gezondheidsrisico’s voor gebruikers en is het derhalve onaanvaardbaar dat hij aan één klant een grote hoeveelheid softdrugs verkoopt. Uiteindelijk heeft de burgemeester de coffeeshop gesloten voor de duur van zes maanden. Niet eerder is een zaak mede gesloten naar aanleiding van een overschrijding van de maximale verkooptransactie. De rechter heeft ook in beroep bepaald dat het niet uitmaakt of de softdrugs voor meerdere mensen die bij de verkoop aanwezig waren bestemd was. Bepalend is dat de transactie door één persoon geschied.
2.7 Seksinrichtingen Tabel 2.7 is een weergave van het aantal bestuurlijke maatregelen tegen seksinrichtingen én illegale seksinrichtingen.
In 2009 heeft de burgemeester 16 bestuurlijke maatregelen genomen tegen seksinrichtingen of tegen personen dan wel inrichtingen die (illegale) seksuele handelingen faciliteren of anderszins gerelateerd kunnen worden aan deze branche. In 15 gevallen heeft de burgemeester een last onder dwangsom opgelegd, omdat sprake was illegale seksuele dienstverlening. De illegale seksuele dienstverlening vond plaats in woningen, zonnestudio´s en massagesalons. In één geval werd een eerder opgelegde last onder dwangsom verbeurd, omdat wederom illegale prostitutie werd geconstateerd.22 In één geval werd de vergunning van een seksinrichting voor drie maanden ingetrokken aangezien de exploitant zijn plicht heeft verzuimd om de noodzakelijke maatregelen te treffen in het belang van de veiligheid, de hygiëne en ter bescherming van het welzijn van de in de seksinrichting werkzame prostituees. Ten opzichte van 2008 is het aantal bestuurlijke maatregelen tegen met name illegale seksinrichtingen sterk toegenomen. De inzet van het Controleteam Prostitutie en Mensenhandel door middel van de methodiek “handhaven op niveau” is dan ook succesvol. Net als in 2008 kan, met enige voorzichtigheid, worden geconcludeerd dat de situatie in de legale branche wat betreft overlast redelijk onder controle is. Ontwikkelingen De nieuwe wet Regulering Prostitutie laat nog even op zich wachten. Dit laat onverlet dat het Rotterdamse prostitutiebeleid en het Handhavingarrangement met inachtneming van de uitgangspunten van de nieuwe wetgeving zal worden geactualiseerd. Naar aanleiding van de aanscherping van de nadere regels voor seksinrichtingen en escortbedrijven wat betreft de hygiëne en bouwvoorschriften is dit jaar voor het eerst een bestuurlijke maatregel genomen.
Tabel 2.7
Bestuurlijke maatregel 2009 16 2008 7
Intrekking 1 1
Sluiting & Intrekking 0 2
Last onder dwangsom 15 3
Weigering
Afzien
0 1
0 2
22) De verbeuring van een dwangsom is geen bestuurlijke maatregel, maar de effectuering daarvan.
17
Sinds juli 2008 moeten deze bedrijven aan strengere voorwaarden voldoen. Het toezicht en de handhaving op deze aangescherpte voorwaarden heeft dus een eerste resultaat opgeleverd. In tegenstelling tot 2008 zijn dit jaar veel bestuurlijke maatregelen genomen tegen illegale seksinrichtingen. Toezicht en handhaving van deze vorm van prostitutie blijft zeer gewenst, hetgeen echter wordt bemoeilijkt doordat deze vorm van prostitutie zeer ondoorzichtig is en steeds verandert van samenstelling. Illegale prostitutie kan een vorm zijn van mensenhandel en is daardoor zeer onwenselijk. Duidelijk is dat de methodiek “handhaven op niveau”, waarbij via internetadvertenties illegale prostitutie wordt opgespoord, zijn vruchten afwerpt. Het feit dat meer illegale seksuele dienstverlening wordt geconstateerd is een serieus signaal welke wordt meegenomen bij de actualisatie van het beleid.
2.8 Overlastgevende panden Op grond van artikel 174a Gemeentewet (Wet Victoria) kan de burgemeester besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een erf te sluiten indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord. Op grond van artikel 13b Opiumwet kan de burgemeester eveneens een woning sluiten indien drugs wordt verkocht, afgeleverd en/of verstrekt vanuit de woning. Aangezien sluiting van een pand een ingrijpende maatregel is, besluit de burgemeester pas tot sluiting nadat eerst is geprobeerd de overlast met andere, minder ingrijpende middelen, een halt toe te roepen. Tabel 2.8 geeft een overzicht van de bestuurlijke maatregelen tegen overlastgevende panden in 2009.
Tabel 2.8
Bestuurlijke Bestuurlijke maatregel waarschuwingen 2009 1 1 2008 2 1
Sluiting 0 1
Afzien 1 1
Het overzicht maakt duidelijk dat de daling van het aantal bestuurlijke maatregelen tegen overlastgevende panden verder heeft doorgezet (2006: zes bestuurlijke maatregelen, 2007: drie bestuurlijke maatregelen, 2008: twee bestuurlijke maatregelen). In 2009 is er één bestuurlijke waarschuwing gegeven tegen een overlastgevend pand. Dit betrof een gele kaart in het kader van de toepassing artikel 174a Gemeentewet. In één dossier dat in 2009 in 18
behandeling is genomen heeft de burgemeester afgezien van een bestuurlijke maatregel omdat het dossier onvoldoende grondslag tot handhaven bevatte. Twee dossiers zijn in samenwerking met de deelgemeente en de politie aangeboden voor beoordeling of ze voor de rode kaart in aanmerking komen, die bij een positieve beoordeling worden uitgevaardigd door de woningcorporatie. De reden waarom in 2009 de bestuurlijke maatregelen voor overlastgevende panden teruggelopen zijn, heeft te maken met de beleidslijn woonoverlast die pas op 5 november 2009 is vastgesteld. Vanaf dat moment heeft de burgemeester de uitvoering op basis van deze beleidslijn ter hand genomen. Ontwikkelingen In juni 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders het Actieplan woonoverlast Rotterdam vastgesteld en in uitvoering genomen. Het betreft een gecoördineerde aanpak woonoverlast tussen de gemeente (dS+V, Directie Veiligheid, deelgemeenten, SoZaWe, GGD en eventueel anderen), politie en woningcorporaties. Eind 2009 is nieuw beleid vastgesteld en is de totale aanpak in de gemeenteraad behandeld. De bestuurlijke maatregelen op pandenniveau zijn in deze aanpak verweven. De Aanpak woonoverlast Rotterdam kent een nieuw instrumentarium met gele en rode kaarten. Het betreft een laatste waarschuwing (gele kaart) en anders uithuisplaatsing anders uithuisplaatsing, door opzegging huurcontract of sluiting van de woning (rode kaart) indien er sprake is van structurele woonoverlast gerelateerd aan de woning, waar de maat echt vol is. De insteek is gestoeld op privaatrechtelijk optreden indien het een woning van een woningcorporatie is. Zij zetten in op beëindiging van het huurcontract. Het betreft een bestuurlijke maatregel van de burgemeester als het tot sluiting van een woning komt. De sluiting door de burgemeester kent drie verschillende grondslagen: in het kader van de verstoring openbare orde in en rondom een woning (bevoegdheid 174a Gemeentewet), drugshandel vanuit een woning (artikel 13b Opiumwet) of aantasting leefbaarheid (artikel 97 Woningwet). Ter uitvoering van deze bevoegdheden heeft de burgemeester op 5 november 2009 de beleidslijn woonoverlast vastgesteld waaronder 3 beleidsregels vallen: • Beleidsregel artikel 174a Gemeentewet inzake sluiting bij overlast in woningen 2009; • Beleidsregel artikel 13b Opiumwet inzake sluiting drugswoningen 2009;
• Beleidsregel artikel 97 Woningwet inzake sluiting gebouwen wegens aantasting van de leefbaarheid 2009. Met de vaststelling van de Beleidsregel artikel 13b Opiumwet heeft de burgemeester de aanbeveling uit het Jaarverslag bestuurlijke handhaving 2008 overgenomen, namelijk de wenselijkheid van een aparte beleidslijn vast te stellen waarbij onder meer de aanpak van drugspanden op grond van 13b Opiumwet werd opgenomen. Vervolgens heeft de burgemeester de uitvoering ter hand genomen. Tot slot kan worden opgemerkt dat bemoeienis vanuit de aanpak woonoverlast in een aantal gevallen resulteert in afzien van een maatregel omdat de overlast op een andere wijze wordt opgelost.
2.9 Overige handhavingsobjecten Bij de bestuurlijke maatregelen in de categorie overige handhavingsobjecten gaat het om dossiers waarbij sprake is van een voor het publiek toegankelijk lokaal, maar waarvoor geen specifiek Handhavingsarrangement is opgesteld, zoals kapsalons, (bel-)winkels, growshops en bedrijven. Bij de advisering aan de burgemeester over een bestuurlijke maatregel wordt aansluiting gezocht bij de bestaande handhavingsarrangementen. Tabel 2.9 geeft een overzicht van de bestuurlijke maatregelen in de categorie overige handhavingsobjecten. In 2009 heeft de burgemeester één bestuurlijke maatregel opgelegd in deze categorie. Ten opzichte van voorgaande jaren is er sprake van een daling van het aantal bestuurlijke maatregelen (van 8 in 2008 naar één in 2009). Hierbij moet worden opgemerkt dat in figuur 2.9, anders dan in 2008, de bestuurlijke maatregelen in 2008 tegen de belwinkels en growshops zijn eveneens zijn opgenomen in het overzicht.23 Dat het aantal bestuurlijke maatregelen is gedaald, doet niets af aan de noodzaak vantoezicht op de overige handhavingsobjecten. Belwinkels In 2009 is één bestuurlijke maatregel opgelegd tegen een belwinkel. Ten opzichte van 2008 (drie) is het aantal teruggelopen. Aanleiding voor de bestuurlijke maatregel was heling, en het overtreden van artikel 2.5.2 en artikel
2.5.3 van de APV (bijhouden in- en verkoopregister). Op grond van artikel 2.3b.1 heeft de burgemeester de belwinkel voor de duur van 12 maanden gesloten. De burgemeester is afgeweken van de standaardtermijn van zes maanden, aangezien de exploitant meerdere keren een waarschuwing heeft ontvangen, zijn belwinkel eerder is gesloten naar aanleiding van heling en de exploitant geen in- en verkoopregister bijhoudt. Bij de sluiting op grond van artikel 2.3b.1 APV is aansluiting gezocht bij de bestaande handhavingsarrangementen. De controle op belwinkels ligt bij dS+V. Er is geen duidelijke verklaring voor het feit dat het aantal bestuurlijke maatregel tegen belwinkels in 2009 is afgenomen. De politie handhaaft alleen wanneer zich in de belwinkel strafbare feiten voordoen of wanneer er sprake is van (ernstige) overlast. In 2009 is hier slechts één signaal over binnen¬gekomen. Verder zijn onder de noemer RECHT (Rotterdams Economisch Controle en Handhaving Team) in 2009 18 belwinkels gecontroleerd op onder meer werkenden die tevens een uitkering ontvangen, illegale tewerkstelling en de administratieplicht. De controles wijzen uit dat de administratie veelal matig tot slecht wordt bijgehouden. Naar aanleiding van controles kunnen diverse diensten, waaronder SoZaWe en de Belastingdienst, handhavend optreden. Dat er in 2009 slechts één bestuurlijke maatregelen tegen een belwinkel is opgelegd, doet niets af aan de noodzaak van toezicht op belwinkels die door de aard van hun dienstverlening kwetsbaar zijn voor criminele en frauduleuze activiteiten. Growshops Growshops leveren de benodigdheden voor het opzetten van een hennepkwekerij. Een growshop is niet vergunningplichtig. Er zou een ongewenst maatschappelijk signaal worden afgegeven indien de growshopbranche zou worden gereguleerd met vergunningen. Probleem bij de handhaving is dat de verkoop van de producten voor de kweek niet strafbaar is gesteld, terwijl het willens en wetens verkopen van kwekersbenodigdheden ten behoeve van de hennepteelt wel strafbaar is. Het Handhavingsarrangement bepaalt dat het pand van de growshop kan worden gesloten op grond van 13b Opiumwet of 2.3b.1 APV.
Tabel 2.9
Bestuurlijke maatregel 2009 1 2008 8
Sluiting 1 6
Intrekking vergunning 0 0
Last onder dwangsom 0 1
Waarschuwing
Afzien
0 1
1 2
23) Ook zonder opname van de belwinkels en growshops in het overzicht is er sprake van een daling (vier in 2008).
19
Iedere growshop wordt minimaal één keer per jaar gecontroleerd. Bij de controle van de growshops werken verschillende organisaties samen onder meer de politie, gemeente, Belastingdienst, Arbeidsinspectie, UWV en DCMR. Tijdens de controle wordt onder meer gecontroleerd op de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen, brandveiligheid, afdracht van inkomsten- en loonbelasting en de aanwezigheid van stoffen die vallen onder de Opiumwet. In totaal zijn in de gemeente Rotterdam in 2009 23 growshops bezocht. Bij negen growshops is geconstateerd dat de growshop niet meer op het adres is gevestigd. Signalen van nieuw gevestigde growshops worden onderzocht. Naar aanleiding van de overige controles binnen de gemeente Rotterdam zijn echter geen strafbare feiten geconstateerd. Dat er in 2009 geen voorstellen zijn gedaan voor een bestuurlijke maatregel tegen een growshop, doet niets af aan de noodzakelijk tot alertheid en bestuurlijke handhaving op de growshops. Ook vanuit het programma Maatschappelijke Integriteit is er speciale aandacht voor de growshops.
2.10 BIBOB-besluiten Het instrument van de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet BIBOB) wordt in Rotterdam sinds 2003 veelvuldig en met succes ingezet. De wet is een krachtig instrument om te voorkomen dat het lokale bestuur ongewild criminele activiteiten faciliteert wanneer zij vergunningen verleent of subsidies verstrekt. Bij aanvragen en verleende vergunningen voor horeca, subsidie, bouw en milieu wordt eerst door de gemeente zelf intensief BIBOB-onderzoek verricht. Mocht de informatie die uit dit eigen onderzoek komt ontoe-
reikend zijn, dan kan de gemeente het Landelijk Bureau BIBOB van het Ministerie van Justitie vragen te adviseren over de mate van gevaar van misbruik van vergunningen en subsidies. Inzet van de Wet BIBOB is een 'ultimum remedium' (zie bijlage 1). De wet wordt daarom niet zomaar toegepast. In welke gevallen de wet wordt ingezet is vastgelegd in beleidslijnen, die eind 2008 door het college zijn vastgesteld. Tussen de betrokken diensten zijn met het oog op de toepassing van de Wet BIBOB werkafspraken gemaakt. Tabel 2.10a geeft een overzicht van het aantal gevraagde adviezen in 2009 bij het Landelijk Bureau BIBOB. Daarnaast geeft het overzicht aan in hoeverre deze adviesaanvragen hebben geleid tot een besluit. In 2009 zijn in totaal 26 adviesaanvragen ingediend bij het Landelijk Bureau BIBOB. Dit aantal is gelijk aan het aantal adviesaanvragen in 2008. De meeste adviesaanvragen in 2009 betroffen horecavergunningen. Daarnaast is ook in de overige sectoren waarop in Rotterdam de Wet BIBOB van toepassing is advies aangevraagd, zoals bouwvergunningen, milieuvergunningen en subsidies. In 15 gevallen gaf het Landelijk Bureau BIBOB een ernstig-gevaar-advies. Ten opzichte van 2008 is het aantal ‘ernstig gevaar’ adviezen gestegen van 10 naar 15. Naar aanleiding van de adviezen van het Landelijk Bureau BIBOB besluit het bevoegd gezag op de aangevraagde dan wel lopende vergunningen waarop de adviezen betrekking hebben. Tabel 2.10b geeft een overzicht van de besluiten die in 2009 zijn genomen naar aanleiding van adviezen van het Landelijk Bureau BIBOB.
Tabel 2.10a
Object
In behandeling Onderzoek gestopt25 bij LBB24
Geen gevaar
Horeca Seksinrichting Coffeeshop Bouw Milieu Subsidie Totaal
0 0 0 1 0 0 1
5 0 1 2 0 0 8
0 0 0 0 0 0 0
Enige mate van gevaar 1 0 1 0 0 0 2
Ernstige mate van gevaar 10 0 1 0 2 2 15
Totaal aangevraagd 16 0 3 3 2 2 26
24) In 2009 is advies aangevraagd bij het Landelijk Bureau BIBOB (LBB), maar voor het einde van het jaar is nog geen advies ontvangen. 25) Omdat de vergunningaanvraag werd ingetrokken tijdens de behandeling van de adviesaanvraag door het LBB is de behandeling stopgezet en is geen advies gegeven.
20
Ten aanzien van negen gevallen werd eind 2009 een advies ontvangen. Deze hebben in 2009 niet geleid tot een definitief besluit. Deze besluiten worden genomen in 2010. Zij tellen echter voor dit verslag nog niet mee en worden hier aangemerkt als 'in behandeling'. In zes gevallen werd in 2009 een vergunningaanvraag geweigerd. Er was geen sprake van lopende vergunningen, die na een advies van het Landelijk Bureau BIBOB werden ingetrokken. Bijzondere weigeringen zijn die met betrekking tot subsidies, wat verderop in deze paragraaf nog nader wordt toegelicht. In tien gevallen werd een vergunning verleend, al dan niet met voorschriften (dit laatste in één geval). In alle gevallen was sprake van een geen-gevaar-advies van het Landelijk Bureau BIBOB of een conclusie dat enige mate van
gevaar bestond (en derhalve onvoldoende aanleiding bestond om de vergunning te weigeren). In één geval werd de vergunningaanvraag ingetrokken door de aanvrager, nadat een advies van het Landelijk Bureau BIBOB was ontvangen. Van de Wet BIBOB gaat niet alleen een repressieve werking uit, maar ook een preventieve werking. De aankondiging dat een BIBOB-onderzoek plaatsvindt, het stellen van aanvullende vragen door de gemeente naar aanleiding van de informatie die een aanvrager levert of de mededeling dat een advies wordt aangevraagd bij het Landelijk Bureau BIBOB, leidt geregeld tot het intrekken van een vergunningaanvraag. Ook komt het voor dat vergunningaanvragen buiten behandeling worden gesteld omdat de aanvrager verzuimt de voor de BIBOB-toets gevraagde gegevens aan te leveren.
Tabel 2.10b
Object
Weigering
Verleend
Verleend met Gestaakt26 voorschriften
Horeca Seksinrichting Coffeeshop Bouw Milieu Subsidie Totaal
3 0 0 0 1 2 6
5 0 2 2 0 0 9
0 0 0 0 1 0 1
1 0 0 0 0 0 1
In behandeling Totaal
7 0 1 1 0 0 9
16 0 3 3 2 2 26
26) Er is advies ontvangen van het LBB, maar de aanvraag is ingetrokken voordat een besluit is genomen.
21
Ontwikkelingen In 2009 was Rotterdam de eerste gemeente die subsidies heeft geweigerd op grond van de Wet BIBOB. In 2009 zijn afspraken gemaakt met politie en Openbaar Ministerie over de wijze waarop de zogeheten tipfunctie van de officier van justitie wordt vorm gegeven. Volgens artikel 26 Wet BIBOB kan de officier van justitie het bevoegd gezag adviseren ('tippen') om een advies te vragen bij het Landelijk Bureau BIBOB, wanneer hij daartoe op basis van de kennis die hem ter beschikking staat aanleiding ziet. Dit heeft geleid tot vier tips, waarna een advies bij het Landelijk Bureau BIBOB werd gevraagd. Tevens heeft de gemeente Rotterdam in G4-verband een actieve inhoudelijke bijdrage geleverd aan de op handen zijnde wijziging van de wet BIBOB. De wetswijziging is van belang om de slagkracht van het lokale bestuur in het tegengaan van de verwevenheid tussen onder- en bovenwereld te vergroten. Naar verwachting zal de wetswijziging leiden tot een aantal procedurele wijzigingen, maar ook, onder andere, tot uitbreiding van de reikwijdte naar andere sectoren zoals niet-vergunningplichtige inrichtingen (bijvoorbeeld belwinkels en/of growshops). Streven is dat het wetsvoorstel in 2011 wordt vastgesteld. Spraakmakende zaken Meest in het oog springende zaken in 2009 zijn de twee subsidie-aanvragen in het kader van de Ondernemersregeling Kansenzones Rotterdam die werden geweigerd op grond van de Wet BIBOB. De wet biedt sinds de invoering van de wet al de mogelijkheid om ook subsidies onder het toepassingsbereik te laten vallen. In de gemeente Rotterdam is ervoor gekozen om voor een drietal subsidies, onder bepaalde omstandigheden, een BIBOBtoets mogelijk te maken. Voor twee aanvragen voor subsidie in het kader van de Ondernemersregeling Kansenzones Rotterdam was er aanleiding om een advies te vragen bij het Landelijk Bureau BIBOB. In beide gevallen leidde dit tot een ernstig-gevaar-advies. Op grond van dit advies werden de subsidies door de gemeente geweigerd. Rotterdam is de eerste gemeente die subsidies weigerde op grond van de Wet BIBOB. Tegen één van de weigeringen is bezwaar aangetekend. Dit bezwaar wordt in 2010 behandeld. Tegen de andere weigering is geen bezwaar gemaakt.
2.11 Gebiedsontzeggingen Het opleggen van gebiedsontzeggingen aan ernstige
overlastgevers door de burgemeester wordt in Rotterdam al geruime tijd toegepast. Het gaat hierbij om personen die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten en éénmaal zijn gewaarschuwd door de politie. De overlast door deze personen bestond in 2009 voornamelijk uit intimiderend (groeps-)gedrag, openlijk drugsgebruik, belemmering van de vrije doorgang en het gebruik van alcoholhoudende drank op plaatsen waar dit niet is toegestaan. Dit gedrag creëert bij burgers reële gevoelens van onveiligheid. De beleidslijn gebiedsontzeggingen is sinds 1 januari 2008 van kracht. Vorig jaar zijn er geen gebiedsontzeggingen opgelegd opgelegd als gevolg van het feit dat het oude automatiseringssystteem XPOL van de politie moest worden aangepast voor de registratie van de gebiedsontzeggingen. De beleidsregel “Gebiedsontzeggingen” bepaalt op welke wijze de burgemeester gebruik maakt van zijn bevoegdheid om de maatregel op te leggen. De Directie Veiligheid, afdeling Kennis en Handhaving, adviseert de burgemeester over het opleggen van een gebiedsontzegging voor de duur van vier weken of meer. Voor gebiedsontzeggingen met een duur van maximaal twee weken is politie gemandateerd. Tabel 2.11a geeft een overzicht van het aantal gebiedsontzeggingen in 2009. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de gebiedsontzeggingen die zijn opgelegd voor de Jaarwisseling en de reguliere gebiedsontzeggingen. Tabel 2.11a
Gebieds4 6 ontzeggingen weken weken
8 Jaarweken wisseling (24 uur)
2009
7
66
13
2
44
In 2009 heeft de burgemeester in totaal 66 gebiedsontzeggingen opgelegd. In verhouding tot het totaal is de gebiedsontzeggingen een veel opgelegde maatregel27. Het grote aantal is te verklaren door de 44 gebiedsontzeggingen die zijn opgelegd voor de Jaarwisseling. Aangezien deze gebiedsontzeggingen zijn opgelegd in de aanloop naar een specifiek evenement, is er geen sprake van een structurele stijging, maar van een piek in het aantal gebiedsontzeggingen.
27) Als de gebiedsontzeggingen die zijn opgelegd voor de Jaarwisseling (specifiek evenement) niet worden meegeteld, zou het merendeel van de bestuurlijke maatregelen in de horeca zijn opgelegd. De horeca zou in deze berekening 54% van het totaal aantal bestuurlijke maatregelen zijn. De gebiedsontzeggingen 24%.
22
Gebiedsontzeggingen Jaarwisseling Voor de jaarwisseling zijn er in totaal 44 gebiedsontzeggingen opgelegd voor de duur van 24 uur. Niet eerder zijn er gebiedsontzeggingen voor een bepaald evenement opgelegd. Uit de politieregistratie zijn 38 personen naar voren gekomen aan wie op basis hun gedragingen tijdens evenementen van het afgelopen jaar, zoals het Bevrijdingsfestival en de strandrellen in Hoek van Holland, een gebiedsontzegging kon worden opgelegd. De gebiedsontzegging gold voor het Centrumgebied en het Noordereiland. Daarnaast is aan zes leiders van een overlastgevende groep in de wijken Tuinhoven, Keizerwaard en Hagenbuurt een gebiedsontzegging opgelegd voor de Jaarwisseling, naar aanleiding van diverse ongeregeldheden eind december. De gebiedsontzegging gold voor deze wijken. Geen van deze personen zijn tijdens de Jaarwisseling in de aangewezen gebieden door de politie waargenomen.
Ontwikkelingen Op dit moment wordt door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties in samenwerking met het ministerie van Justitie een nieuwe wet voorbereid, de wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast. Deze Voetbalwet zal in het tweede kwartaal van 2010 inwerking treden. Het doel van de aanvullende bevoegdheden van de burgemeester is dat hij preventief kan ingrijpen bij structurele overlast gepleegd door groepen of het individu. De burgemeester krijgt de mogelijkheid om een gebiedsverbod, groepsverbod of een meldingsplicht op te leggen voor de duur van maximaal drie maanden. Op dit moment wordt bekeken hoe de burgemeester van zijn nieuwe bevoegdheden gebruik gaat maken. De nieuwe bevoegdheden scheppen meer mogelijkheden bij de bestrijding van overlast, hetgeen betekent dat het huidige artikel 2.10.1 in de APV mogelijk moet worden herzien.
Op 31 december 2009 heeft een voorlopige voorziening bij de rechtbank plaatsgevonden. De rechter heeft geoordeeld dat de maatregel gelet op het doel, het ordelijk laten verlopen van het nieuwjaarsfeest, in dit individuele geval niet proportioneel was. De gegronde vrees voor verstoring van de openbare orde achtte de rechter op grond van de gedragingen van de betrokkene tijdens de standrellen in Hoek van Holland niet aanwezig. Op dit moment hebben vijf personen bezwaar aangetekend. Verwacht wordt dat de zaken aan het begin van het tweede kwartaal van 2010 bij de bezwaarschriftencommissie worden behandeld. De uitspraak van de voorlopige voorzieningenrechter betekent niet dat alle gebiedsontzeggingen disproportioneel moeten worden geacht. Dit moet per dossier blijken. Reguliere gebiedsontzeggingen De reguliere gebiedsontzeggingen (22 in totaal) zijn opgelegd voor de duur van vier weken (13 keer), zes weken (zeven keer) en acht weken (twee keer). De termijn van een opgelegde gebiedsontzegging voor vier weken wordt verlengd naar zes weken, en vervolgens naar acht weken, wanneer een overlastgever zich in hetzelfde gebied wederom schuldig maakt aan een overtreding van artikel 2.10.1 van de APV. De 22 gebiedsontzeggingen hebben dus betrekking op in totaal 13 personen, waarvan een aantal zich meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan overtredingen in het gebied waarop de gebiedsontzegging zag met als gevolg dat de termijn van de maatregel werd verlengd.
23
24
3 Voorlopige voorziening-, bezwaar-, (hoger) beroepprocedures In 2009 zijn er de nodige bezwaar- en beroepsprocedures gevoerd. Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het aantal zaken dat is behandeld bij de Algemene Bezwaarschriftencommissie (ABC), de voorlopige voorzieningenrechter (VOVO), de rechtbank (beroep) of de Raad van State (hoger beroep). In dit hoofdstuk zijn uitspraken in 2009 over in 2008 genomen primaire besluiten meegerekend. Ook worden belangrijke uitspraken nader besproken. Tabel 3.1
Object
VOVO
ABC
Beroep
Horeca 16 Coffeeshops 12 Seksinrichting 0 Overlastgevende Panden 0 Belwinkels 2 Growshops 0 Gebiedsontzegging 1 Overig 1 Totaal 32
23 14 0
6 7 0
Hoger Beroep 7 0 1
0 1 0 0 3 41
0 1 0 0 1 15
1 0 0 0 0 9
Bezwaren In 2009 is 41 keer bezwaar aangetekend. Ten opzichte van 2008 (28) is er sprake van een forse stijging. Vooral het aantal bezwaarprocedures over coffeeshops is sterk toegenomen. De stijging kan verklaard worden door de verdere uitwerking van het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2007 per 1 juni 2009. Vanaf die datum is het afstandscriterium ten opzichte van scholen in werking getreden en hebben 16 coffeeshops de exploitatie moeten staken. Ook in 2009 zijn de meeste bezwaren ongegrond verklaard, namelijk 27. In zes gevallen is het bezwaar ingetrokken. In drie gevallen heeft de ABC de bezwaren gegrond verklaard. In drie andere gevallen, die allen betrekking hebben op een horeca-inrichting, zijn de bezwaren door de ABC gedeeltelijk gegrond verklaard, wat betreft de duur van de sluiting of intrekking, en voor het overige ongegrond verklaard. In al deze gevallen (zes in totaal) heeft de burgemeester besloten de genomen besluiten, in afwijking met het advies van de ABC, te handhaven. De burgemeester stelde dat het huidige beleid als gevolg van deze adviezen onaanvaardbaar zou worden doorkruist en heeft de adviezen van de ABC om deze reden niet overgenomen. Hierbij werd eveneens de moti-
vering van de ABC onvoldoende geacht of werd het advies in strijd met eerder genomen bestuurlijke maatregelen bevonden. Ten opzichte van 2008 (zes) is dat een vergelijkbaar aantal. In 2009 is de bezwaarprocedure in één geval buiten behandeling gesteld. In één geval is het bezwaar niet-ontvankelijk geacht. Voorlopige voorziening In 2009 is de voorzieningenrechter 32 maal verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Vergeleken met 2008 (18) is er sprake van een substantiële stijging. De stijging van het aantal voorlopige voorzieningen kan grotendeels worden verklaard door de verdere uitwerking van het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2007 per 1 juni 2009. Van de 32 verzoeken om een voorlopige voorziening zijn er 22 afgewezen. In acht gevallen is het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. Hierbij is het verzoek in één geval toegewezen omdat de voorzieningenrechter, anders dan de burgemeester, oordeelde dat er geen verband was tussen het incident en de inrichting. In één geval verzocht een exploitant om een voorlopige voorziening na de weigering van een vergunningaanvraag. De voorzieningenrechter wees het verzoek toe en oordeelde dat de burgemeester de exploitant (voor de duur van de voorziening) diende te behandelen als ware hij in het bezit van een exploitatievergunning. In drie gevallen betrof het een voorlopige voorziening die hangende bezwaar is toegewezen, maar hangende beroep afgewezen, waarmee het besluit van de burgemeester uiteindelijk in stand bleef. Verder is het verzoek om een voorlopige voorziening in één geval toegewezen voor wat betreft de duur van de sluiting. En in één geval werd de voorlopige voorziening toegewezen omdat de voorzieningenrechter van oordeel was dat de bestuurlijke maatregel onvoldoende onderbouwd was. In één geval werd een voorlopige voorziening hangende bezwaar toegewezen naar aanleiding van de weigering van een vergunningaanvraag op grond van de Wet BIBOB. In 2009 is in één geval het verzoek om een voorlopige voorziening deels toegewezen voor wat betreft de intrekking van de nachtontheffing en voor wat betreft de overige gronden afgewezen. In één geval is het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken. Beroep en hoger beroep In 2009 hebben 15 gevallen geleid tot beroep bij de rechtbank. Ten opzichte van 2008 (19) is minder beroep ingediend bij de rechtbank. Net als in 2008 hadden de meeste 25
beroepzaken betrekking op een coffeeshop. In 2009 is in 12 gevallen het beroep ongegrond verklaard. In één zaak is het beroep gegrond verklaard. In één geval is het beroep deels gegrond (de intrekking van de nachtontheffing) en voor het overige (de sluiting) ongegrond verklaard. In één geval is het beroep uiteindelijk ingetrokken. Het aantal hoger beroepzaken in 2009 is negen. Ten opzichte van 2008 (drie) is het aantal sterk gestegen. In 2009 heeft de Raad van State in acht gevallen het hoger beroep ongegrond verklaard. Daarmee zijn de besluiten van de burgemeester in stand gebleven. In één geval heeft de Raad van State het hoger beroep gegrond verklaard. Het betrof een overlastgevend pand, waarvan de kosten voor ontruiming niet op de pandeigenaar verhaald mochten worden gezien de korte termijn van drie dagen die werd gegeven voor de ontruiming van het pand. Verder is in 2009 in zeven gevallen hoger beroep aangetekend, waarvan de uitspraak in 2010 plaatsvindt.28
3.1 Belangrijke uitspraken In 2009 zijn de meeste bezwaren door de ABC ongegrond verklaard. In vijf gevallen heeft de ABC de bezwaren (gedeeltelijk) gegrond verklaard, onder meer wat betreft de duur van de sluiting of intrekking. In al deze gevallen heeft de burgemeester, in afwijking van het advies van de ABC, het besluit gehandhaafd. Op een aantal overwegingen wordt kort ingegaan. Met betrekking tot een horeca-inrichting in de deelgemeente Kralingen-Crooswijk verklaarde de ABC de bezwaren tegen het opleggen van bestuurlijke maatregelen gedeeltelijk gegrond. Gezien de ernst van het geweldsincident vond de ABC het terecht dat de burgemeester de exploitatievergunning tijdelijk heeft ingetrokken en de inrichting tijdelijk heeft gesloten. Toch was de ABC van mening dat er aanleiding bestond om de duur van de bestuurlijke maatregelen te matigen van zes naar drie maanden onder meer wegens een onvoldoende opbouw van het dossier en het feit dat het om niet meer dan een vechtpartij met “de blote handen” zou gaan. De ABC sloot zich daarbij aan bij de motivering van de voorzieningenrechter die hangende bezwaar een voorlopige voorziening toewees. Vervolgens heeft de burgemeester, in afwijking met het advies van de ABC, het bestreden besluit gehandhaafd. Voor matiging van de duur van de sluiting van de inrichting en intrekking van de exploitatievergunning is
geen aanleiding aangezien er geen sprake is van onbesproken exploitatie, er eerder (zeer) ernstige incidenten plaatsvonden en de exploitant niet al het mogelijke in het werk stelt om incidenten te voorkomen. Vervolgens is de exploitant in beroep gegaan. Daarnaast verzocht hij wederom om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter deed ook meteen uitspraak in beroep en verklaarde het beroep gegrond onder verwijzing naar de eerdere uitspraak in voorlopige voorziening. Tegen deze uitspraak is de burgemeester in hoger beroep gegaan, waarbij hij op het standpunt bleef dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die matiging van de termijn van zes naar drie maanden rechtvaardigen. De Raad van State29 verklaarde het hoger beroep van de burgemeester gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. Daarbij overweegt de Raad van State dat de voorzieningenrechter onvoldoende terughoudendheid heeft betracht bij de toetsing van het besluit op bezwaar van de burgemeester. De bevoegdheden van de burgemeester om de horeca-inrichting te sluiting en/of de exploitatievergunning in te trekken zijn discretionair van aard en dienen daarom terughoudend te worden getoetst. De Raad van State overweegt verder dat de burgemeester in redelijkheid heeft besloten dat er geen aanleiding was voor matiging van de duur van de sluiting en intrekking. Het besluit van de burgemeester tot sluiting van de inrichting en intrekking van de exploitatievergunning voor de duur van zes maanden bleef daarmee in stand. Voor wat betreft een horeca-inrichting in de deelgemeente Charlois adviseerde de ABC de duur van de intrekking van de exploitatievergunning naar aanleiding van een geweldsincident te matigen van zes naar drie maanden, aangezien de exploitant kan worden gekwalificeerd als een goede en doortastende ondernemer. Ook in deze zaak heeft de burgemeester, in afwijking met het advies van de ABC, het bestreden besluit gehandhaafd, onder meer omdat de politierapportage uitwees dat in de afgelopen jaren meerdere vechtpartijen en ruzies zijn gemeld, waarbij soms ook personeel betrokken is. De ernst van het geweldsincident en de betrokkenheid van het personeel van de inrichting verhoudt zich slecht met de kwalificatie van goed en doortastend ondernemer. Hierop heeft de exploitant bij de rechtbank beroep ingediend. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarmee het bestreden besluit van de burgemeester in stand bleef. Vervolgens is de exploitant in hoger beroep gegaan.30
28) Inmiddels heeft de Raad van State in vijf gevallen uitspraak gedaan. Alle gevallen hebben betrekking op een coffeeshop. In alle gevallen is het hoger beroep ongegrond verklaard. 29) De Raad van State deed uitspraak op 24 maart 2010. Deze uitspraak in niet in de telling van 2009 meegenomen. 30) De Raad van State zal het hoger beroep in 2010 behandelen.
26
In één geval heeft de Raad van State zich, in lijn met eerdere jurisprudentie, uitgesproken over het van ‘slecht levensgedrag’ zijn. Het betrof de intrekking van een vergunning van een horeca-exploitant wegens slecht levensgedrag. De exploitant was betrokken bij de handel in verdovende middelen. Hiervoor is hij ook veroordeeld tot een gevangenisstraf. De Raad van State overweegt dat in de wet- en regelgeving geen nadere omschrijving gegeven staat van de eis dat de leidinggevenden niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mogen zijn. Gelet hierop zijn geen beperkingen opgelegd ten aanzien van feiten of omstandigheden, die bij de beoordeling van het levensgedrag mogen worden betrokken. Niet vereist is dat aan de beoordeling van de burgemeester een onherroepelijke veroordeling ten grondslag ligt. In deze uitspraak heeft de Raad van State wederom expliciet bevestigd dat de intrekking van een exploitatievergunning een reparatoire sanctie is in het kader van de openbare orde en gericht op het bestrijden van laakbaar gedrag van horeca-exploitanten. Dat de exploitant heeft aangeboden zich vrijwillig terug te trekken uit de exploitatie van de horeca-inrichting noopt niet tot een oordeel dat het reparatoire karakter van de intrekking verandert en met de intrekking de openbare orde niet meer gediend kan zijn, gelet op de gevolgen die een intrekking heeft. De Raad van State verklaart het hoger beroep ongegrond en oordeelt dat de burgemeester op redelijke gronden de exploitatievergunning heeft ingetrokken wegens slecht levensgedrag.
3.2 Rechterlijke procedures inzake de wet BIBOB Ten aanzien van één weigering van een vergunningaanvraag op grond van de Wet BIBOB is in 2009 bij de rechtbank gevraagd om een voorlopige voorziening hangende bezwaar. De rechter heeft deze voorlopige voorziening toegewezen. Naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter heeft de gemeente om een aanvullend advies van het Landelijk Bureau BIBOB. Behandeling van het bezwaar vindt in 2010 plaats. In twee gevallen heeft de BIBOB-weigering geleid tot een bezwaarprocedure. In één zaak verklaarde de bezwaarschriftencommissie de bezwaren gegrond. Hierop is een contrair besluit genomen: de burgemeester heeft de oorspronkelijke intrekking van de vergunning gehandhaafd. Betrokkene heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank. Behandeling vindt in 2010 plaats. In het
andere geval is het bezwaar ongegrond verklaard en de bestreden weigering gehandhaafd. In 2009 werd één BIBOB-zaak voorgelegd aan de Raad van State, die in het voordeel van de gemeente werd beslist. De Raad van State heeft geoordeeld dat de gemeente terecht uitging van een zakelijk samenwerkingsverband waaraan strafbare feiten kunnen worden toegerekend, zodat een ernstig gevaar bestaat dat de vergunningen mede zullen worden gebruikt voor criminele activiteiten. Naar het oordeel van de Raad van State heeft de gemeente het besluit deugdelijk gemotiveerd en de betreffende vergunning terecht geweigerd.
3.3 Rechterlijke procedures naar aanleiding van het coffeeshopbeleid Het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2007 is op 1 oktober inwerking getreden, nadat het op 31 mei 2007 in concept gepresenteerd is. Diverse coffeeshopexploitanten hebben zich verzet tegen het nieuwe coffeeshopbeleid. Met name tegen de (verkorte) exploitatievergunning tot 1 juni 2009 en de weigering van een vergunning om de exploitatie elders voort te zetten. Dit verklaart de forse stijging van het aantal bezwaar-, beroep- en voorlopige voorzieningprocedures. Op 1 juni 2009 hebben 16 coffeeshops gelegen binnen het afstandcriterium ten opzichte van scholen31 hun exploitatie moeten beëindigen. Voorafgaand aan de sluiting hebben diverse coffeeshopexploitanten in bezwaar gemaakt tegen de verkorte vergunning tot 1 juni 2009. De ABC heeft in 2009 in 13 gevallen de bezwaren ongegrond verklaard. De besluiten van de burgemeester bleven daarmee in stand. De ABC oordeelde dat het afstandcriterium ten opzichte van scholen en de specifieke gevolgen voor de exploitant (beëindiging van de coffeeshopexploitatie per 1 juni 2009) niet onredelijk zijn, mede gezien de ruime overgangsperiode die aan de exploitanten is geboden. Ook oordeelde de ABC dat de exploitatie van een coffeeshop, en de daarbij behorende verkoop van softdrugs, uitdrukkelijk strafbaar is gesteld in artikel 3 van de Opiumwet. In één geval heeft de ABC de bezwaren gegrond verklaard, onder meer omdat het een dependance van een school betrof en er sprake zou zijn van een op handen zijnde verhuizing. In dit geval heeft de burgemeester besloten zijn besluit, in afwijking van het advies van de ABC,
31) De coffeeshop die zich bevindt binnen een straal van 200 meter hemelsbreed en 250 meter loopafstand van voortgezet onderwijs en/of middelbaar beroeps onderwijs en/of in de directe nabijheid van scholen van speciaal basisonderwijs, moet de verkoop van softdrugs beëindigen.
27
te handhaven aangezien het in strijd met het coffeeshopbeleid was om het advies over te nemen. Verder wees de voorzieningenrechter is deze zaak het verzoek om een voorlopige voorziening af omdat een (mogelijke) verplaatsing van de school na 1 juni 2009 niet aan de sluiting van de coffeeshop in de weg staat. Ook bij de rechtbank bleef het besluit van de burgemeester in stand en werd het beroep van de exploitant ongegrond verklaard. In 2009 heeft de Rechtbank in zeven gevallen uitspraak gedaan in beroep. De beroepen zagen op het afstandcriterium ten opzichte van scholen en/of het verplaatsen van de coffeeshop naar aanleiding van het afstandcriterium. In alle gevallen zijn de beroepen door de rechtbank ongegrond verklaard. Het door de burgemeester gehanteerde afstandcriterium ten opzichte van scholen is niet onredelijk. Ook is het niet onredelijk dat de burgemeester geen vergunning verleent voor het exploiteren van een coffeeshop op een andere locatie ter vervanging van een coffeeshop waarvan de exploitatie is gestaakt. Dit verplaatsingsverbod vloeit voort uit de beginselen van standstill (er komen geen nieuwe coffeeshops bij) en
afnemend maximum (eenmaal gesloten, blijft gesloten). Deze beginselen waren reeds gangbaar voordat het afstandcriterium ten opzichte van scholen werd ingevoerd. Tevens overwoog de rechtbank in 2009 expliciet dat artikel 13b van de Opiumwet mede de grondslag is voor het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2007. Tegen de uitspraken van de Rechtbank over het afstandcriterium ten opzichte van scholen en/of de afwijzing van de aanvraag tot verplaatsing is in 2009 een aantal keer hoger beroep ingediend bij de Raad van State. In 2009 is in 5 gevallen een zitting geweest bij de Raad van State. Inmiddels heeft de Raad van State uitspraak gedaan in deze gevallen.32 De besluiten van de burgemeester (verkorte vergunning tot 1 juni 2009 en/of weigering vergunning tot verplaatsing) zijn daarbij in stand gebleven.
32) De Raad van State op 10 februari 2010 uitspraak gedaan. De Raad van State heeft de uitspraken van de rechtbank bevestigd. De Raad van State acht het afstandcriterium ten opzichte van scholen en het hanteren van het verplaatsingsverbod niet onredelijk. Tevens oordeelt de Raad van State dat artikel 13b van de Opiumwet mede de grondslag is van het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2007.
28
4. Conclusies en aanbevelingen 4.1 Conclusies Uit het voorgaande kan de algemene conclusie worden getrokken dat in 2009 (151) meer dossiers in behandeling zijn genomen in vergelijking met 2008 (116). In 130 van de 151 dossiers (86%)33 is uiteindelijk een bestuurlijke maatregel opgelegd. De in behandeling genomen dossiers hebben geleid tot 135 bestuurlijke maatregelen34. Vergeleken met 2008 is niet alleen het aantal bestuurlijke maatregelen meer dan verdubbeld (van 65 naar 135), maar is ook het percentage dossiers dat uiteindelijk tot een bestuurlijke maatregel heeft geleid gestegen (van 71,4% naar 86%). Hierbij moet worden opgemerkt dat de stijging ondermeer te verklaren is door de vele gebiedsontzeggingen voor de Jaarwisseling. Aangezien deze gebiedsontzeggingen zijn opgelegd voor een specifiek evenement, is er geen sprake van een structurele stijging maar van een piek in het aantal gebiedsontzeggingen en bestuurlijke maatregelen in 2009. De meeste bestuurlijke maatregelen werden opgelegd in het district West35. Bij de aanpak van de overlastproblemen in een bepaald gebied is gebleken dat bestuurlijke maatregelen een belangrijke bijdrage kan leveren. Hiervoor wordt intensief samengewerkt met de stadsmarinier, deelgemeente en polititie. In 19 gevallen werd afgezien van een bestuurlijke maatregel. Werd in 2008 geconcludeerd dat handhaven niet alleen noodzakelijk is maar eveneens onontbeerlijk ter voorkoming van wanordelijkheden en criminele activiteiten, in 2009 is deze noodzaak met de toename van het aantal bestuurlijke maatregelen nogmaals bevestigd.
De incidenten tijdens het Bevrijdingsvestival en de rellen in Hoek van Holland hebben aangetoond dat de handhaving op het gebied van vergunningvoorschriften bij evenementen dienen te worden aangescherpt. In het hernieuwde Rotterdamse evenementen(vergunningen)beleid zal daartoe een Handhavingsarrangement moeten worden opgenomen. Eveneens is meer inzicht in de programmering van risicovolle events in de horeca gewenst, zodat de capaciteit van de politie en Directie Veiligheid preventiever en efficiënter kan worden ingezet.
Een substantieel deel van de handhaving had betrekking op de horeca36. Ten opzicht van 2008 is het aantal bestuurlijke maatregelen gestegen van 45 naar 49. Het aantal schiet- of steekincidenten en overige geweldsincidenten is op een vergelijkbaar niveau gebleven, maar het aantal bestuurlijke maatregelen dat daaruit is voortgevloeid is toegenomen. Het aantal bestuurlijke maatregelen betreffende schijnbeheer is op een vergelijkbaar niveau gebleven en blijft lastig te constateren.
33) Indien de gebiedsontzeggingen voor de Jaarwisseling niet worden meegerekend, dan heeft in 86 van de 107 dossiers actie plaatsgevonden (80,4%). Ook in deze berekening is het aantal dossiers waarin actie is ondernomen (in aantal en percentage) sterk gestegen ten opzichte van 2008. 34) In vijf dossiers zijn twee bestuurlijke maatregelen genomen (intrekking en sluiting). Zodoende hebben 130 dossiers geleid tot 135 bestuurlijke maatregelen. 35) Indien de gebiedsontzeggingen voor de Jaarwisseling worden meegerekend, dan zijn de meeste bestuurlijke maatregelen opgelegd in het district Centrum gevolgd door het district West. 36) Indien de gebiedsontzeggingen voor de Jaarwisseling niet worden meegerekend, zijn de meeste bestuurlijke maatregelen in 2009 in de horeca opgelegd (54%).
29
Terwijl het aantal intrekkingen van vergunningen licht gedaald is, is het aantal sluitingen sterk gestegen. Bij het intrekken van de vergunning of het sluiten van de horecainrichting is regelmatig afgeweken van de standaardtermijn van zes maanden. Zowel bij de sluitingen als bij de intrekkingen is vaker verzwarend opgetreden dan matigend. De meeste afwijkingen van de standaardtermijn betroffen de overige geweldsincidenten, waarbij vaker matigend dan verzwarend is opgetreden. Bij het opleggen van een bestuurlijke maatregel wordt maatwerk toegepast door rekening te houden met de aard en ernst van het incident en de verwijtbaarheid richting de exploitant. Ten opzichte van 2008 is het aantal dossiers en bestuurlijke maatregelen wegens de afwezigheid van een leidinggevende terwijl de horeca-inrichting voor publiek geopend was sterk afgenomen, net als het aantreffen van een illegale werknemer. Wederom is in 2009 het aantal constateringen en bestuurlijke maatregelen in de horeca op grond van artikel 13b Opiumwet toegenomen. Alertheid op de aanwezigheid van soft- en harddrugs in de horeca blijft geboden. Hoewel een daling waarneembaar is in het aantal klachten over geluidsoverlast vanuit de horeca, is het aantal nog steeds hoog. Daarnaast tonen de resultaten aan dat de behoefte aan het aantal metingen toeneemt. Dit vraagt veel capaciteit van de DCRM, waarbij zonodig strafrechtelijk dan wel bestuursrechtelijk wordt opgetreden. In 2009 is het aantal bestuurlijke maatregelen tegen (illegale) seksinrichtingen toegenomen. De toename kan worden verklaard door de effectieve inzet van het Controleteam Prostitutie en Mensenhandel van de politie. De bestuurlijke maatregelen hadden in de meerderheid van de gevallen betrekking op personen dan wel inrichtingen die (illegale) seksuele handelingen faciliteren. Met enige voorzichtigheid kan worden geconcludeerd dat de situatie in de legale branche wat betreft overlast redelijk onder controle is. In 2009 is voor het eerst een bestuurlijke maatregel genomen naar aanleiding van de aanscherping van de nadere regels voor seksinrichtingen en escortbedrijven wat betreft de hygiëne en bouwvoorschriften. Het aantal bestuurlijke maatregelen tegen coffeeshops (twee) in 2009 is licht gedaald vergeleken met 2008. Daarnaast waren er belangrijke ontwikkelingen in Het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2007. Per 1 juni 2009 hebben 16 coffeeshops de exploitatie moeten staken op basis van het afstandscriterium tot scholen. 30
Wat betreft de andere handhavingsobjecten kan worden geconcludeerd dat de aantallen in 2009 zijn gedaald vergeleken met 2008. Zo is het aantal bestuurlijke maatregelen tegen een overlastgevend pand is gedaald van twee in 2008 naar één in 2009. Het betrof een laatste waarschuwing van de burgemeester (gele kaart) voordat uithuisplaatsing of sluiting volgt. Met een aantal van 66 is de gebiedsontzegging een veel opgelegde bestuurlijke maatregel in 2009. De meeste gebiedsontzeggingen (44) zijn opgelegd in aanloop naar het evenement tijdens de Jaarwisseling en zijn voornamelijk opgelegd aan personen die zijn geselecteerd op basis van gedragingen tijdens evenementen in het afgelopen jaar, zoals het Bevrijdingsfestival en de strandrellen in Hoek van Holland. Geconcludeerd kan worden dat de gebiedsontzeggingen effectief hebben gewerkt. Tijdens de Jaarwisseling zijn geen van de personen met een gebiedsontzegging door de politie waargenomen in de aangewezen gebieden. Uit de incidenten tijdens het Bevrijdingsfestival en in Hoek van Holland zijn belangrijke lessen getrokken, zoals het belang van een Handhavingsarrangement in het evenementen(vergunningen)beleid om ten aanzien van overtredingen van vergunningvoorschriften bij evenementen handhavend op te kunnen treden. Daarnaast zou meer inzicht in de risicovolle events in de horeca kunnen bijdragen aan een meer preventieve en efficiënte inzet van onder meer de politie. In 2009 is het instrument van de Wet BIBOB even vaak ingezet als in 2008. Bij het Landelijk Bureau BIBOB zijn 26 adviesaanvragen ingediend. De meeste adviesaanvragen hadden betrekking op een horeca-inrichting. In 15 gevallen heeft het Landelijk Bureau BIBOB een ernstig-gevaaradvies gegeven. Ten opzichte van 2008 (10) is het aantal gestegen. Toepassing van de Wet BIBOB heeft niet alleen een repressieve werking, maar ook een preventieve werking aangezien de aankondiging van een BIBOB-onderzoek geregeld leidt tot de intrekking van een vergunningaanvraag. Verder heeft Rotterdam in 2009 als eerste gemeente in Nederland subsidieaanvragen geweigerd op grond van de Wet BIBOB. Het aantal procedures dat is gevoerd in 2009 (97) is sterk gestegen ten opzichte van 2008 (68). De stijging is te verklaren door de vele procedures naar aanleiding van de aanscherping van het coffeeshopbeleid per 1 juni 2009. Van alle gevoerde procedures in 2009, bleef in de meeste procedures het besluit van de burgemeester overeind. Van de 41 bezwaren zijn 27 ongegrond verklaard. In
totaal zes bezwaren zijn (gedeeltelijk) gegrond verklaard. Van de 32 verzoeken om een voorlopige voorziening, zijn er 22 afgewezen. Negen verzoeken om een voorlopige voorziening zijn (gedeeltelijk) toegewezen. In beroep zijn van de 15 procedures 12 ongegrond verklaard en twee (gedeeltelijk) gegrond. Van de negen hoger beroepprocedures zijn acht ongegrond verklaard en slechts één geval gegrond. Hierbij wordt opgemerkt dat het aantal hoger beroep-procedures in de horeca sterk is gestegen in 2009 (van twee naar zeven). In alle gevallen die betrekking hadden op de horeca heeft de Raad van State geoordeeld in het voordeel van de burgemeester. In de procedures die niet hebben geleid tot een uitspraak gegrond/ongegrond is de zaak ingetrokken (acht gevallen), niet-ontvankelijk verklaard (één geval) of buiten behandeling gesteld (één geval). 4.2 Aanbevelingen Op basis van de cijfers kan worden geconcludeerd dat bestuurlijke handhaving haar vruchten blijft afwerpen. Toch blijft alertheid noodzakelijk. Mede gelet de cijfers en de recente ontwikkelingen worden de volgende aanbevelingen gedaan: • Uitbreiding van handhavingsinstrumentarium naar evenementen Voor de zomer van 2010 zal het nieuwe Rotterdamse evenementen(vergunningen)beleid worden vastgesteld. Belangrijke les uit de incidenten tijdens het Bevrijdingsfestival en in Hoek van Holland is dat bij toekomstige evenementen de handhaving ten aanzien van overtredingen van vergunningvoorschriften wordt aangescherpt. In het nieuwe evenementen(vergunningen)beleid wordt voorgesteld hiervoor een Handhavingsarrangement op te nemen. De advisering omtrent de bestuurlijke maatregelen aan de burgemeester ligt bij de afdeling Kennis en Handhaving. • Bestuurlijke handhaving in het kader van gebiedsgericht werken verder te intensiveren In 2009 is gebleken dat bestuurlijke handhaving een belangrijke bijdrage kan leveren om gericht overlastproblemen in een bepaald gebied aan te pakken. In één gebied heeft dit zelfs geleid tot een sluiting en/of intrekking vergunning van vijf horeca-inrichtingen. In samenwerking met de stadsmarinier, politie en deelgemeente werd de overlast in de wijk succesvol verder teruggedrongen. Deze aanpak, die veel inzet en capaciteit kost van alle betrokken partijen, dient het komende jaar ook naar andere wijken in Rotterdam te worden uitgebreid.
• Wijziging van artikel 1.6 APV Steeds meer komt het voor dat onvoldoende duidelijk is of de aanvrager wel de daadwerkelijke exploitant is of dat er sprake is van een vorm van een schijnbeheerconstructie. In dergelijke gevallen dient nader onderzocht te worden of de aanvrager de daadwerkelijke exploitant is. Wanneer uit dit onderzoek blijkt dat de ondernemer bepaalde relevante informatie niet weet kan er sprake zijn van een zogenaamde stroman. De aanvrager is dan niet de werkelijke toekomstige ondernemer er is sprake van een schijnbeheerconstructie. Op dit moment ziet artikel 1.6 APV alleen toe op de intrekking en wijziging van de exploitatievergunning voor een horeca- en/of seksinrichting in geval van schijnbeheer. Het is van belang dat dit artikel wordt uitgebreid met een specifieke weigeringsgrond, zodat de burgemeester al in een vroeg stadium de vergunning kan weigeren. • Wijziging van de APV waardoor een meldingsplicht ontstaat voor exploitanten met betrekking tot risicovolle programmering Op dit moment is er weinig inzicht waar en wanneer er in Rotterdam in de horeca risicovolle events plaatsvinden. Dit leidt tot onevenredige politie-inzet, met name in de weekeinden. Door in de APV een meldingsplicht op te nemen ontstaat er meer inzicht en kan de politie daardoor efficiënter en preventiever optreden. • Focus op de bestuursrechtelijke aanpak van geluidsoverlast Gezien het feit dat de behoefte aan geluidsmetingen blijft stijgen, maar er niet meer capaciteit en middelen beschikbaar is, dient in 2010 nader onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden om te komen tot een efficiencyslag binnen het huidige handhavingsproces. Op dit moment kost met name de strafrechtelijke handhaving onevenredig veel capaciteit en is de effectiviteit en zichtbaarheid hiervan voor de burger zeer beperkt. Door de inzet te verschuiven naar de bestuursrechtelijke handhaving kan slagvaardiger en meer zichtbaar (meer metingen) worden opgetreden.
31
32
Bijlage 1: Bestuurlijke handhaving Bewoners, werknemers en bezoekers van de stad, maar ook de lokale overheid kunnen mogelijk direct geconfronteerd worden met ongewenst en crimineel gedrag van anderen. Bij een aantasting van de openbare orde verslechtert mogelijk ook het woon- en leefklimaat. Bovendien versterkt dit onwenselijke gedrag de onveiligheidsgevoelens van burgers. Incidenten en misstanden in en rond openbare inrichtingen zijn derhalve zeer ongewenst, daarom treedt de burgemeester daar streng tegen op. De burgemeester is belast met de bestuurlijke handhaving. Het toezicht op de openbare inrichtingen is gemandateerd aan politie Rotterdam-Rijnmond. Onder bestuurlijke handhaving wordt verstaan het toezien op naleving van de gestelde regels in wetten in formele zin en de Algemeen Plaatselijke Verordening van Rotterdam (hierna: APV). Het gaat daarbij om een ordelijk verloop van het gemeenschapsleven, waarbij het begrip openbare orde ruim moet worden toegepast. Dit betekent dat het gaat om het vermanen van die ondernemers of eigenaren van panden, dan wel overlastgevende personen die zich niet aan de regels houden, hetgeen een direct verkeerde uitstraling/effect heeft op de openbare orde. Ook gaat het om ondernemers die de exploitatievergunning willen gebruiken om criminele activiteiten te plegen of deze hebben verkregen met gelden die van criminele activiteiten afkomstig zijn. In beginsel kunnen de regels daarbij op verschillende wijzen worden gehandhaafd: bestuursrechtelijk, strafrechtelijk en privaatrechtelijk. Hoewel sprake is van een tweesporen beleid, vindt, zoals in de inleiding reeds is aangegeven, de laatste jaren steeds meer een ‘verschuiving’ plaats van strafrechtelijke handhaving naar bestuursrechtelijke handhaving. Hierdoor is het noodzakelijk dat de bestuursrechtelijk handhavingspartners goed samenwerken en dat is in Rotterdam het geval.
Betrokken partijen Binnen de gemeente Rotterdam houden verschillende gemeentelijke diensten en instanties zich bezig met handhaving. De afdeling Kennis en Handhaving van de Directie Veiligheid ondersteunt de burgemeester bij de handhaving en is belast met de advisering voor wat betreft de bestuurlijke maatregelen en de uitvoering van de Wet BIBOB. De Directie Veiligheid werkt intensief samen met de politie, de deelgemeenten, Team Vergunningen (Directie Veiligheid), Juridische Diensten (Servicedienst) en waar mogelijk het Openbaar Ministerie (OM).
De politie is als 24-uurs-frontline-organisatie belast met advisering, toezicht en handhaving ten aanzien van openbare inrichtingen. Hierdoor speelt de politie zowel in de voorbereiding van een bestuurlijke maatregel, als na de besluitvorming hierin een belangrijke rol. Bij de totstandkoming van een bestuurlijke maatregel voorziet de politie de burgemeester van de benodigde informatie door middel van een politierapportage. Wanneer dit leidt tot een bevel tot sluiting of intrekking van de exploitatievergunning geschiedt de uitreiking hiervan door de politie en ziet zij toe op de handhaving van de genomen bestuurlijke maatregel. De politie kan, evenals de Voedsel en Waren Autoriteit, ook optreden als sprake is van het overtreden van bepalingen van de Drank- en Horecawet en de Wet op de Kansspelen. Team Vergunningen van de Directie Veiligheid is belast met de vergunningverlening en BIBOB-intakeprocedures. Team Vergunningen is ook vertegenwoordigd bij een zienswijzengesprek in het kader van de Drank- en Horecawet. De deelgemeenten kunnen, evenals de politie, belangrijk informatie geven over de omgeving van de inrichting en het soort inrichting, zodat maatwerk nog beter mogelijk is. Dit past ook in de gebiedsgerichte manier van werken. De afdeling Kennis en Handhaving van de directie Veiligheid is verantwoordelijk voor de gehele procesvoering. Dit doet zij in samenwerking met Juridisch Diensten, die gemachtigd is de burgemeester bij een rechtelijke procedure te vertegenwoordigen.
De Wet BIBOB Criminele activiteiten manifesteren zich op gemeentelijk niveau, in de lokale economie en de lokale omgeving. Ook de gemeente Rotterdam komt in aanraking met criminelen en criminele ondernemingen. Het is van belang dat het lokale bestuur zich bewust is van de mogelijkheden die criminelen hebben om gebruik te maken van die lokale omgeving. Tegelijkertijd heeft het lokale bestuur ook instrumenten tot zijn beschikking waarmee het een bijdrage kan leveren aan een integrale bestrijding van verwevenheid tussen de onderwereld en de bovenwereld. De Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet BIBOB) is één van de instrumenten die van deze bestuurlijke aanpak deel uitmaken. Doel van de Wet BIBOB is om te voorkomen dat de gemeente onbewust criminele activiteiten door vergun33
ningen of subsidies te verstrekken of aanbestedingen te doen waarmee (mede) strafbare feiten gepleegd kunnen worden. De Wet BIBOB stelt het bestuur daarom in staat om (aanvragen voor) vergunningen, subsidies en aanbestedingen op integriteit te toetsen en voorziet in een rechtsgrond om een subsidie, vergunning of overheidsopdracht te weigeren of in te trekken op grond van een ernstig vermoeden dat een beschikking zal worden gebruikt om financiële voordelen uit strafbare feiten te benutten en/of strafbare feiten plegen. Niet alle overheidsbeschikkingen vallen onder de Wet BIBOB. Welke sectoren voor een BIBOB-toets in aanmerking komen is in de wet vastgelegd. De gemeente Rotterdam heeft in beleidslijnen vastgelegd op welke beschikkingen de Wet BIBOB in Rotterdam van toepassing is en onder welke voorwaarden. In Rotterdam is voor vergunningen voor horeca, coffeeshops, seksinrichtingen en speelautomatenhallen, bouwvergunningen, milieuvergunningen en enkele specifieke subsidies bepaald de Wet BIBOB van toepassing verklaard. De wetgever heeft met de Wet BIBOB gemeenten een ingrijpend instrument in handen gegeven. Het mag dan ook slechts worden ingezet als 'ultimum remedium'. De gemeente Rotterdam heeft bij de inzet van het BIBOBinstrumentarium voor ogen dat wordt voorkomen dat de veiligheid van burgers en/of de leefbaarheid van bepaalde wijken of gebieden wordt aangetast. Met de Wet BIBOB vergroot Rotterdam de slagkracht van het bestuur ten behoeve van het tegengaan van daadwerkelijke aantasting van de rechtsorde en verloedering door aanwezigheid van criminaliteit. Uiteindelijk dient inzet van de Wet BIBOB daarmee bij te dragen aan het verminderen van de (subjectieve) gevoelens van onveiligheid. De Wet BIBOB stelt dat gemeenten eerst door zelfstandig onderzoek zich een mening dienen te vormen over de integriteit van een persoon of onderneming door gebruik te maken van eigen (gemeentelijke) bronnen en open bronnen. Op grond van de Wet BIBOB mag de gemeente bij de behandeling van een vergunningaanvraag informatie inwinnen over de financiering van de inrichting of onderneming, het eigendom van het pand, de inventaris en de leidinggevenden. Deze informatie wordt ingewonnen bij de aanvrager dan wel de exploitant door middel van het zogenaamde BIBOB-vragenformulier. In het BIBOBformulier worden vragen gesteld die inzicht moeten verschaffen in de zeggenschap en de financiering van een inrichting of onderneming. Het onderzoek dat hieruit volgt moet uitsluitsel geven of er sprake is van schijnbeheer en/of de inrichting gebruikt gaat worden om strafbare feiten te plegen, dan wel dat ter verkrijging van de ver34
gunning of subsidie strafbare feiten zijn gepleegd. Ook wordt onderzocht of het vermogen uit reeds gepleegde strafbare feiten mogelijk zal worden witgewassen met behulp van de vergunning of subsidie. Alle vragen die in het formulier gesteld worden, moeten volledig worden beantwoord. Ook moeten alle stukken die de beantwoording onderbouwen worden aangeleverd. Onvolledig of onjuist invullen van het formulier leidt tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag of het weigeren dan wel intrekken van de vergunning of subsidie. Het vooronderzoek vergt veel tijd, maar bespaart veel adviesaanvragen bij het Landelijk Bureau BIBOB, omdat de gemeente een vergunning of subsidie mogelijk al kan weigeren op andere gronden. Ook blijkt vaak dat de aanvrager zijn aanvraag al in een eerder stadium intrekt. Wanneer na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedoelingen van de ondernemer, kan de gemeente een beroep doen op het Landelijk Bureau BIBOB, dat onderdeel is van het Ministerie van Justitie. In de beleidslijnen BIBOB die het college van burgemeesters en wethouders in december 2008 heeft vastgesteld wordt inzichtelijk gemaakt in welke gevallen de gemeente tot een adviesaanvraag overgaat. Hiermee wordt gemeentelijke willekeur uitgesloten. Proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid spelen hierbij een belangrijke rol. De verantwoordelijke dienst beslist om al dan niet een BIBOB-advies aan te vragen. Er zijn twee concrete aanleidingen voor een verzoek om advies aan het Landelijk Bureau BIBOB: 1.De Officier van Justitie geeft aan de burgemeester de tip om ten aanzien van een aangevraagde) vergunning een advies aan het Landelijk Bureau BIBOB te vragen. 2.Na de BIBOB-intake en de BIBOB-screening door de gemeente blijven vragen bestaan over: a.de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming; b. de financiering van het bedrijf; c. de omstandigheden van de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting; d. (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten; e. (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel de gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.
Het advies van het Landelijk Bureau BIBOB kan inhouden dat een ernstig gevaar bestaat dat de betreffende vergunning of subsidie mede zal worden gebruikt om voordelen uit strafbare feiten wit te wassen en/of om strafbare feiten te plegen. Naar aanleiding van een dergelijk advies kan het bestuur een vergunning weigeren of intrekken. Ook kan het Landelijk Bureau BIBOB in zijn advies concluderen dat een mindere mate van gevaar bestaat of dat geen gevaar bestaat dat de vergunning of subsidie zal worden 'misbruikt'. In dat geval wordt de vergunning in beginsel verleend, al dan niet met voorschriften. Wanneer het betreffende bestuursorgaan (afhankelijk van de vergunning of subsidie is dit de burgemeester, college van burgemeester en wethouders of deelgemeente), op grond van het eigen onderzoek en/of een advies van het Landelijk Bureau BIBOB, een vergunning of subsidie meent te moeten weigeren of intrekken wordt de aanvrager/exploitant hiervan op de hoogte gesteld door middel van een voornemen tot een besluit. De aanvrager/exploitant krijgt dan vier weken om zijn zienswijzen in te dienen. Hiertoe kan hij of zijn advocaat het advies van het Landelijk Bureau BIBOB inzien. Na het verstrijken van de termijn neemt het verantwoordelijke bestuursorgaan, met inachtneming van de zienswijzen, een defintief besluit op de betreffende vergunning of subsidie. Een weigering of intrekking (of verlening met voorschriften) is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen is bezwaar en beroep mogelijk.
Fasen van bestuurlijke handhaving Bij de bestuurlijke handhaving moet een aantal fasen worden onderscheiden, die hieronder afzonderlijk worden beschreven. Primaire besluit Een verzoek aan de burgemeester tot het nemen van een bestuurlijke maatregel kan worden ingediend door de districtschef van de politie of de voorzitter van een deelgemeente. Het dossier bevat alle processen verbaal en/of mutaties die betrekking hebben op de inrichting of het overlastgevende pand om een zo volledig beeld te kunnen vormen van de wijze van exploitatie of de problematiek. De afdeling Kennis en Handhaving van de d i r e c t i e Veiligheid maakt vervolgens een afweging of aan de hand van het dossier ook daadwerkelijk de exploitant(en), bewoners en andere belanghebbenden, zoals een pandeigenaar, worden uitgenodigd voor een zienswijzengesprek. Uiterlijk twee weken voor aanvang van het zienswijzengesprek ontvangt de exploitant een schrifte-
lijke uitnodiging, waarin tevens die maatregelen worden opgesomd die mogelijk kunnen worden genomen op grond van het dossier. Tijdens het zienswijzengesprek wordt de exploitant in de gelegenheid gesteld zijn zienswijzen te geven over het voornemen van de burgemeester en het politiedossier. In merendeel van d e gevallen wordt een exploitant bijgestaan door een raadsman. Na dit zienswijzengesprek, waarbij tevens de politie en de deelgemeente aanwezig zijn, worden alle feiten en omstandigheden afgewogen. Daarna brengt de afdeling Kennis en Handhaving advies uit aan de burgemeester, die vervolgens een beslissing neemt. Hoewel het Handhavingsarrangement duidelijke richt- lijnen kent, wordt bij ieder besluit maatwerk nagestreefd. Dit betekent dat alle feiten en omstandigheden van het geval worden meegewogen. Er wordt veel belang gehecht aan een goede motivering. Het besluit wordt bekend gemaakt aan de exploitant, andere belanghebbenden en de handhavingspartners. Bij de exploitant wordt het besluit door de politie uitgereikt of aangetekend verzonden. Bij een sluiting wordt tevens gecommuniceerd met de media. Een genomen besluit heeft geen opschortende werking. Beslissing op bezwaar Voor exploitanten en overige belanghebbenden heeft een bestuurlijke maatregel vaak grote financiële gevolgen. Indien de exploitant van een inrichting, of een andere belanghebbende, zich niet kan verenigen met het besluit van de burgemeester kan hiertegen bezwaar worden gemaakt. De Algemene Bezwaarschriftencommissie (ABC) geeft een onafhankelijk oordeel over het primaire besluit, het beleid en de motivering. De ABC brengt na de hoorzitting, waarbij verzoeker en de verweerder (burgemeester) aan het woord worden gelaten, advies uit aan de burgemeester over het al dan niet handhaven van het primaire besluit. De burgemeester neemt vervolgens een nieuw besluit: de beslissing op bezwaar (hierna: BOB). Indien de burgemeester zich niet kan vinden in het advies van de ABC heeft hij de bevoegdheid om - in afwijking van het advies van de ABC - een contrair besluit te nemen. De burgemeester neemt alleen dan een contrair besluit als een advies van de ABC het beleid doorkruist of, gelet op het gelijkheidsbeginsel, niet strookt met een eerder genomen vergelijkbare bestuurlijke maatregel. Rechtelijke procedures Aangezien grote financiële belangen een rol spelen en het instellen van bezwaar geen schorsende werking heeft, kan alvorens een BOB wordt genomen een voorlopige 35
voorziening (VOVO) worden aangevraagd. Deze VOVO kan worden aangevraagd bij de voorlopige voorzieningenrechter als, gelet op de betrokken belangen en de onverwijlde spoed, het treffen van een voorziening dat vereist. Indien een VOVO wordt aangevraagd moet tevens bezwaar (of in een later stadium beroep) ingediend zijn. De voorzieningenrechter oordeelt of het primaire besluit rechtmatig genomen is. Hij toetst derhalve marginaal. Hierbij overweegt de voorzieningenrechter of het primaire besluit naar zijn oordeel in de bodemprocedure (ABC of beroep) stand zal houden. Een voorzieningenrechter kan alleen dan direct uitspraak doen in de hoofdzaak als de bodemprocedure ook onder de rechter is, met andere woorden als er beroep is ingesteld. Dit kortsluiten kan dus niet als het besluit nog bij de ABC moet worden behandeld, omdat dan nog geen rechter er over heeft kunnen oordelen. Na de ABC staat de gang naar de rechter open voor beroep en hoger beroep bij de Raad van State. Op grond van de Awb moet een belanghebbende binnen zes weken tegen een BOB beroep aantekenen bij de Rechtbank. Wanneer de rechter in beroep uitspraak heeft gedaan kan tegen deze uitspraak door beide partijen hoger beroep worden aangetekend bij de Raad van State.
36
Bijlage 2: Lijst met afkortingen ABC
Algemene Bezwaarschriftencommissie
APV
Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam
Awb
Algemene Wet Bestuursrecht
BIBOB
Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur
BOB
Beslissing op Bezwaar
CIE
Criminele Inlichtingen Eenheid
CPM
Controleteam Prostitutie en Mensenhandel
DCMR
Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond
dS+V
Dienst Stedenbouw- en Volkshuisvesting
LBB
Landelijk Bureau BIBOB
LOD
Last Onder Dwangsom
OBR
Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam
OM
Openbaar Ministerie
OT
Onbepaalde Tijd
RECHT
Regionaal Economisch Controle HandhavingsTeam
SoZaWe
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
THE
Team Horeca en Evenementen
UWV
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
VOVO
Voorlopige Voorziening
37
Bijlage 2: Lijst met afkortingen
ABC
Algemene Bezwaarschriftencommissie
APV
Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam
Awb
Algemene Wet Bestuursrecht
BIBOB
Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur
BOB
Beslissing op Bezwaar
CIE
Criminele Inlichtingen Eenheid
CPM
Controleteam Prostitutie en Mensenhandel
DCMR
Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond
dS+V
Dienst Stedenbouw- en Volkshuisvesting
LBB
Landelijk Bureau BIBOB
LOD
Last Onder Dwangsom
OBR
Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam
OM
Openbaar Ministerie
OT
Onbepaalde Tijd
RECHT
Regionaal Economisch Controle HandhavingsTeam
SoZaWe
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
THE
Team Horeca en Evenementen
UWV
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
VOVO
Voorlopige Voorziening
33
Colofon Dit is een uitgave van de Directie Veiligheid. Niets uit deze uitgave mag overgenomen of vermenigvuldigd worden zonder toestemming van de rechthebbende. Redactie:
mr. L.A. van Daal
Eindredactie:
drs. A.F.C.M. Mulder
Fotografie:
Rotterdam Imagebank: Bas Czerwinski, Claire Droppert, Marc Heeman, Jan van der Ploeg e.a.
Druk:
Romein Grafisch
Oplage:
150 exemplaren
Datum:
mei 2010