Jaarverslag Argusvlinder 2013 -2014 Als een van onze Op de Bres voor de Zeeuwse 6-soorten besteden we als Vlinder en Libellenwerkgroep Zeeland sinds 2013 extra aandacht aan onder meer de Argusvlinder. Niet ten onrechte, want de aantallen van deze soort zijn de afgelopen 10 jaar in onze provincie meer dan gedecimeerd. Deze trend speelt zich echter niet alleen in onze provincie, maar ook landelijk en internationaal. De Argusvlinder, die in het midden van de jaren 1990 in grote delen van Nederland nog erg algemeen was, lijkt op veel van zijn oorspronkelijke vliegplaatsen zelfs geheel verdwenen, zoals op de hoge zandgronden van de Veluwe, Brabant, Limburg en Drenthe. Alleen op de veen- en kleigronden lijkt hij het nog goed te doen, maar in Zeeland dalen de aantallen inmiddels ook. Ook in Groot- Brittannië, Vlaanderen, Frankrijk en Duitsland is sprake van een sterke terugloop van de populatie. Reden ook voor de Vlinderstichting om de komende tijd extra aandacht te geven aan deze soort.
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Inleiding Argusvlinder Verspreiding en aantallen Type locatie Vliegtijd en fenologie Gedrag: voortplanting, foerageren en slapen etc Opmerkelijk Hoe nu verder Activiteiten en media Relevante publicaties
1. Inleiding Argusvlinder De Argusvlinder is bij uitstek een warmteminnende soort. Hij leeft in bloemrijke graslanden die rijk zijn aan variatie: in vegetatiehoogte, -bedekking en ruimtelijke structuur. De voorkeur gaat uit naar graslanden met een open structuur, waarin grassen niet perse dominant zijn en er volop ruimte is voor allerlei soorten kruiden. Belangrijk is ook dat er wat kale grond aanwezig: een molshoop, mierenbult of paadje gecreëerd door lopend vee, wandelaars of machines. Surrogaten van kale grond voldoen ook: asfalt, stenen of een houtstapel. De vlinders gebruiken deze plekjes in het landschap om op te warmen. De mannetjes gebruiken het – afhankelijk van weercondities – als standplaats van hun territorium. Ze zitten op de grond, meestal goed gecamoufleerd met gesloten vleugels, en vliegen vanaf de kale plek zo nu en dan een kort rondje. Soms eindigt dat territoriumvluchtje op een volgend stukje kale grond, maar geregeld keren ze naar dezelfde plaats terug. Dit gedrag wordt vooral op warme zomerse dagen midden op de dag waargenomen. In de ochtend - of beter gezegd: vanaf het moment op de dag dat de zon voor het eerst enige tijd schijnt – zijn argusvlinders relatief gemakkelijk foeragerend te zien. Ze drinken nectar op enkele tientallen verschillende plantensoorten (Stip et al. 2014). De keuze voor een plantensoort hangt voor een groot deel af van de bloembeschikbaarheid. Nadat ze gepaard zijn zetten de vrouwtjes de eitjes af op diverse grassoorten. Er wordt altijd maar één eitje tegelijk afgezet, laag in de vegetatie. Vaak is er wat dood plantenmateriaal aanwezig op de plek van ei-afzet. De plaats van ei-afzet is een cruciaal punt. Temperatuur lijkt voor een argusvlindervrouwtje een belangrijke leidraad. In overgrote meerderheid worden eitjes namelijk afgezet nabij verticale structuren. Dat kan van alles zijn, maar meestal is het een stenen muurtje, een stenen trap, een houten paal of hek, een vangrail of zelfs een prullenbak. Dergelijke structuren worden vaak omzoomd door grassen en daarop wordt het eitje gelegd. Volgens de huidige inzichten is dat om redenen die met temperatuur te maken hebben. Verticale structuren warmen sneller op en
stralen lange tijd warmte uit: ze bufferen temperatuurverschillen. Niet zozeer de eitjes, maar de rupsen hebben die temperatuurbuffering nodig, voornamelijk in de winter. De argusvlinder overwintert namelijk als halfvolwassen rups. In een open grasland, tussen de grassprieten, kan het in de winter al snel vriezen. Met een ‘straalkachel’ naast een graspol worden dergelijke extremen echter sterk gereduceerd. Omon (2012) toonde al aan dat bij vijf graden vorst het direct naast een muurtje gewoon boven nul was. Dat houdt de rupsen gedurende de winter op de been. Overigens heeft de verticale structuur ook voor een argusvlinderpop een functie: de rupsen verpoppen namelijk vastgehecht aan de structuur. Zo blijkt een stenen muur in alle levensstadia van een argusvlinder van cruciaal belang. De Engelse naam Wall brown is eigenlijk heel veelzeggend. (Stip 2014) Mogelijke redenen voor achteruitgang Vlaamse onderzoekers hebben in het wetenschappelijk tijdschrift Oikos een interessante hypothese naar voren gebracht: de ‘lost generation hypothesis’. De argusvlinder overwintert als halfvolwassen rups en vliegt in het voorjaar en de zomer als vlinder in twee generaties. In de herfst is er een kleine derde generatie, die altijd partieel is. Dat betekent dat een deel van het nageslacht van de zomergeneratie ontwikkelt tot vlinder in de herfst. Het overgrote deel van die rupsen blijft echter tot na de winter rups en vliegt pas weer in mei als vlinder rond. In warme jaren is de derde generatie groter dan gebruikelijk. In het recordwarme 2014 was de derde generatie argusvlinders in ons land inderdaad recordgroot. De Vlaamse onderzoekers stellen echter dat de derde generatie wel eens een lost generation kan zijn, en een mogelijke sleutel tot de afname van de argusvlinder. Door het warme weer ontwikkelt een groter deel van de rupsen naar de derde generatie vlinders, maar vervolgens heeft hun kroost in de herfst onvoldoende tijd om het overwinteringsstadium te bereiken. Daardoor zijn er in het daarop volgende voorjaar nog maar weinig argusvlinders. In kort tijdsbestek kan zo een populatie verdwijnen. De onderzoekers dragen hiervoor tweevoudig bewijs aan: 1) In Vlaanderen komt de derde generatie sinds 1981 vaker voor; 2) In een experiment waarin rupsen in het warmere binnenland en aan de koelere kust werden uitgezet en gevolgd, bleken in het binnenland in de herfst alle rupsen te ontwikkelen tot vlinder, terwijl dit aan de kust maar bij de helft van de rupsen het geval was. Er bleven aan de kust dus nog rupsen over om het verlies van de derde generatie op te vangen. Hiermee lijkt het aannemelijk dat de temperatuur het optreden van de derde generatie stuurt. Hoewel de hypothese interessant is, lijkt hiermee het raadsel nog niet opgelost. In Nederland is namelijk nog geen bewijs voor een frequenter optreden van de derde generatie. Uit veldwerk deze herfst blijkt dat ondanks de grote derde generatie vlinders er tegelijkertijd nog volop rupsen waren. De Vlinderstichting volgt momenteel op diverse plekken rupsen uit zowel de tweede als derde generatie in hun ontwikkeling, en doet tegelijkertijd metingen in het microklimaat, de plek waar de rups leeft in een graspol. Dat laatste is belangrijk, omdat recent Nederlands onderzoek uitwijst dat afkoeling van het microklimaat in het voorjaar ook een rol speelt in het raadselargusvlinder. Deze afkoeling is het gevolg van een steeds vroegere start van het groeiseizoen en hogere productiviteit van de vegetatie onder invloed van stikstofdepositie en klimaatopwarming. De groei en overleving van de rupsen wordt in deze ‘groene woestijn’ nadelig beïnvloed. Het raadsel van de argusvlinder is voorlopig nog niet opgelost. (Natuurbericht 15 dec 2014)
2. Verspreiding en aantallen In 2013 en 2014 waren waarnemingen van Argusvlinders afkomstig uit bijna de hele provincie, zie figuur 1. In totaal werden in 2013 uit 55 kilometerhokken argusvlinders gemeld, tegenover 29 in 2012. In 2014 was dit aantal stegen naar 74. Onderstaande verspreidingsfiguren zeggen natuurlijk weinig over aantallen. In 2013 werden de meeste vlinders waargenomen in het gebied rond de Kappelse en Yerseke Moer en in de kanaalzone door Zuid-Beveland. In sommige kilometerhokken werden zelfs tot 10 vlinders gezien. Ook op andere
plaatsen werden soms meerdere vlinders gezien, zie tabel 1. Op het Schouwse deel van SchouwenDuiveland, Neeltje Jans, Walcheren, Sint-Philipsland en West Zeeuws-Vlaanderen zijn geen of nauwelijks Argusvlinders gezien. De vraag is natuurlijk of dit een waarnemerseffect geweest is. In 2014 is intensief naar Argusvlinders gezocht. Niet alleen regulier, zoals in 2013, maar ook zijn twee telweekenden (17/18 mei en 9/10 aug) gehouden, waarbij zoveel mogelijk kilometerhokken op de aanwezigheid van Argusvlinders werden geïnventariseerd. Figuur 2.1: Verspreiding Argusvlinder over Zeeland (Bron: NDFF)
Verspreiding in 2013
Verspreiding in 2014
Tabel 2.1: Gebieden met >2 Argusvlinders per kilometerhok in Zeeland 2013 2014 Schouwen-Duiveland Ouwerkerkse kreken, max 8 Enkele locaties ≤2 Neeltje Jans Noord Beveland Dijk Noord-Beveland, max 8 Dijk Noord-Beveland, max 21 Walcheren Enkele locaties ≤2 Vlissingen oost max 6 Zuid-Beveland Fort Ellewoutsdijk max 5 Fort Ellewoutsdijk max 6 Bij Wemeldinge ingang kanaal: max Kanaalzone: max 106 bij 12 Hansweert Omgeving Kruiningen (voormalige veerhaven/Den Inkel), max 12 Yerseke moer, 10 Yerseke moer, max 3 Yerseke Breedsendijk, max 9 Zeeuws-Vlaanderen Kloosterzande/Hulst, max 4 Dijk Saefthinge max 2 Dijk bij Terneuzen max 4 Tholen Stinkgat/Kettingdijk: 5 Stinkgat/Kettingdijk: max 10 Stavenissepolder max 6 Hieronder nog twee berichtjes die rondgestuurd zijn op de VLZEE site over grote aantallen Argusvlinders: 19 sept 2014 Beste vlinderliefhebbers, Vanmiddag 2 uurtjes naar Hansweert geweest. Je wilt het niet geloven: in totaal heb ik 106 argusvlinders geteld!!! De meeste exemplaren langs de dijk bij het praathuis en bij het oude sluizencomplex. De najaarsgeneratie is volgens mij groter dan de voorjaarsgeneratie en zeker veel groter dan de zomergeneratie! Helaas nog geen rupsen of poppen gevonden.
Henk Wagenaar 20 sept 2014 Beste mensen, De inlaag Vlietepolder doet weer mee! Gisteren in totaal 21 argusvlinders langs de dijk van de inlaag. In de omgeving nog eens 4 argusvlinders. De vlinders waren kakelvers, 3e generatie dus. Zodra de wind wat minder is, is dit nog een perfecte tijd om de laatste argusvlinders in onze provincie op te sporen! Met vlinderrijke groet Angelique Belfroid Tijdens het Landelijk telweekend Argusvlinder 17/18 mei 2014 is de verspreiding van de Argusvlinder in Zeeland ook goed in kaart gebracht (zie elders in deze rapportage voor uitgebreide beschrijving). Hierbij is ook aandacht is gegeven aan nulwaarnemingen, dus de locaties waar wel is gezocht maar waar geen Argusvlinders werden gezien. Hieronder is een overzicht gegeven van het resultaat voor Zeeland (met dank aan Anthonie Stip - Vlinderstichting). Het is duidelijk dat de Argusvlinder op veel plaatsen in Zeeland afwezig (rode blokjes) was tijdens de telling, dit ondanks het mooie weer. De meeste vlinders werden gezien bij het sluizencomplex van Hansweert en de kanaalzone door ZuidBeveland. Figuur 2.2: Geïnventariseerde kilometerhokken tijdens het Landelijk telweekend Argusvlinder 17/18 mei 2014 rood = geen Argusvlinder!, blauw is Argusvlinder aanwezig
Door alle waarnemingen is nu duidelijk dat de Argusvlinder vooral wordt aangetroffen langs de gehele kanaalzone van het kanaal door Zuid-Beveland, langs de dijk van Noord-Beveland (m.n. Vlietepolder), bij Fort Ellewoutsdijk en bij het Stinkgat op Tholen. De verspreiding van de Argusvlinder in Zeeland lijkt hiermee inmiddels redelijk in kaart gebracht. Trend in voorkomen Vergeleken met voorgaande jaren werd de neerwaartse spiraal van het aantal waarnemingen van Argusvlinders sinds 2013 naar boven omgebogen. In 2014 werden zelfs 519 vlinders gemeld. Dit is natuurlijk ongetwijfeld deels een waarnemerseffect en er moet wel bij worden aangetekend dat de meeste waarnemingen uit een van de bolwerken afkomstig is. Dit maakt de Argusvlinder dus wel kwetsbaar. Tabel 2.2: Aantal waarnemingen en aantal exemplaren in voorgaande jaren van de Argusvlinder in Zeeland jaar Aantal waarnemingen aantal exemplaren 2010 51 87 2011 60 83 2012 38 46 2013 86 188
2014
200
519
3. Type locatie in Zeeland De plaatsen waar Argusvlinders in 2013 werden gezien lagen langs de dijken aan de randen van eilanden maar ook dijklichamen midden in eilanden. Henk Wagenaar zag in 2013 bij Yerseke en de Kappelse Moer dat stukken van de dijk die in de zon en uit de wind lagen en een gevarieerde begroeiing met bloemen en grassen hadden veel Argusvlinders trekken. De begroeiing was ongeveer 40 cm. Ook landweggetjes en bij houtstapels werden in die omgeving veel Argusvlinders aangetroffen, met een variatie in hoogte begroeiing en ook de aanwezigheid van plaatsen om te zonnen. In de Vlietepolder, Noord-Beveland, werden de vlinders gezien langs een zuidwaartse gericht dijklichaam met 40 cm hoge begroeiing vnl. gras, ongeasfalteerde weg onderlangs, daarlangs ruigte. Bloemen waren oa meidoorn en kleinere planten op het pad. In geen van deze gevallen was sprake van begrazing. De dijk van de Keihoogte op Noord-Beveland naar de vogelkijkhut trekt ook Argusvlinders en wordt daarentegen wel begraasd. Deze dijk is noord-zuid georiënteerd, maar de betonnen toegangstrap ligt pal op het zuiden. Het is juist daar waar de vlinders zitten. Wel vaker werd specifiek melding gemaakt van een zonnend exemplaar bij een betonnen trap over een dijk. Wijnand Lammers meldde in 2013 5 exemplaren op de Kettingdijk in Tholen. De vlinders maakten daar gebruik van de plagplekken voor de ruige anjer om op te warmen Een dijklichaam gericht naar het zuiden is vooral met noordenwind relatief windstil en wordt dan toch snel broeierig. Onder die omstandigheden blijken argusvlinders al bij 14 graden C te vliegen. Op mooie dagen kunnen Argusvlinders van ‘s ochtends half 9 tot 8 uur ’s avonds vliegend worden waargenomen In 2014 is vooral de omgeving van de kanaalzone door Zuid-Beveland goed bekeken, vooral aan de westkant van de sluizen bij Hansweert en bij het voormalige sluiscomplex van Hansweert. Henk Wagenaar doet daar uitvoerig verslag van in zijn artikel (Wagenaar 2014). Beide gebieden bestaan uit kademuurtjes met daartussen grassen, bloemen en bij het voormalige sluiscomplex tevens wat struweel. Daarmee voldoet het gebied perfect aan de randvoorwaarden voor de Argusvlinder. Anthonie Stip beschrijft die levensvoorwaarden als volgt (Stip 2014: a) variatie in de vegetatiehoogte; b) een open vegetatiestructuur, leidend tot een warm microklimaat; c) een maximaal aanbod van bloeiende nectarplanten gedurende mei-september; d) behoud van kleine topografische hoogteverschillen en verticale structuren in een terrein Aan al deze voorwaarden lijkt te worden voldaan in de kanaalzone. Omdat de kanaalzone onder verschillende beheerders valt (Gemeente Reimerswaal, Rijkswaterstaat, Waterschap Scheldestromen) is ook een verschillend beheer en verschillend moment van maaien gegarandeerd. Bovendien is het gebied relatief groot, zodat aanwas vanuit aanliggende gebieden kan optreden. Helaas lijkt de kanaalzone ook geïsoleerd van andere grote populaties, wat de populatie relatief kwetsbaar maakt. Op 20 sept 2014 is tijdens de top van de herfstgeneratie een rondje Inlaag Vlietepolder gedaan (Angelique Belfroid). Het weer was deze dag zonnig, temperatuur 18-21°C, en een zwakke ZW wind. De Inlaag Vlietepolder wordt gekenmerkt van west naar oost door: een dalend asfaltpad overgaand in een steenslagpad, verderop overgaand in een langzaam stijgend pad dat later weer asfalt wordt. De totale inlaag heeft een lengte van 800 meter, de grootste breedte is ca 200 m. Het diepste gelegen punt (waar de dijk dus het hoogst lijkt) is vanaf laatste westelijke vijftig meter asfaltweg tot
een honderd meter voorbij het water in de hoek van de dijk. Dit is ook het traject waarlangs de meeste Argusvlinders worden gezien, zie onderstaande figuur. Tevens is dit deel het meest bloemrijk. Bij een zuidwesten wind is dit deel tussen de begroeiing ook het meest beschut. De vlinders foerageerden merendeel op bloeiende boterbloemen en niet op de eveneens bloeiende rode klaver. De zeedijk is verder begroeid met diverse grassen van ca 40 cm hoogte en wordt niet begraasd. Aan de andere kant van het pad langs de zeedijk bestaat de vegetatie uit begraasd kamgrasweide en braam (westelijk), rietland (midden) en grasland (meest oostelijk). Er werden weinig verticale structuren gezien, afgezien van een enkel betonnen paaltje bovenop de dijk, en een serie van houten paaltjes (met prikkeldraad) langs het pad. Figuur 3.1 Aantal Argusvlinders langs de zuidelijke kant van de zeedijk langs de inlaag Vlietepolder op 20 sept 2014. De rode streepjes verdelen de dijk in delen waarbinnen het aantal is geteld.
4. Vliegtijd en fenologie Vliegtijd generaties Van de Argusvlinder is bekend dat deze vliegt in een voorjaarsgeneratie, een zomergeneratie en een partiële herfstgeneratie. Hierbij is de zomergeneratie meestal het grootst. De Argusvlinder overwintert als halfwas rups. In 2013 werden slechts 2 duidelijke generaties van de argusvlinder waargenomen in Zeeland: een voorjaarsgeneratie en een zomergeneratie. Er zijn wel enkele waarnemingen gedaan in de herfst, maar van een echte generatie was geen sprake. Het kan natuurlijk zijn dat vlinders van de herfstgeneratie zijn ‘gemist’. In 2014 werden 3 generaties waargenomen. Hierbij vallen 2 dingen op: Ten eerste is de voorjaarsgeneratie aanzienlijk groter dan de voorjaarsgeneratie in 2013. Het valt niet uit te sluiten dat hier sprake is van een waarnemerseffect. Verder is opvallend dat de herfstgeneratie van 2014 nog groter is dan de zomergeneratie. Mogelijk houdt dit verband met de zeer goede weersomstandigheden gedurende de gehele zomer tot diep in de herfst (half oktober), wat alleen in augustus werd onderbroken door een periode van minder goed weer. Hierdoor kunnen veel eitjes die door de zomergeneratie zijn gelegd nog hetzelfde jaar zijn uitgekomen en doorgegroeid naar volwassen rupsen die dankzij de goede weersomstandigheden snel konden verpoppen naar de vlinderfase. Het zal verrassend zijn te gaan zien wat deze omstandigheden betekenen voor de voorjaarsgeneratie van 2015. Niet bekend is in hoeverre de
voorjaarsgeneratie wordt ‘’gevoed’’ door eitjes van de zomergeneratie die overliggen, of door eitjes/rupsen van de herfstgeneratie, en of de groeiperiode voor de herfstgeneratie voldoende is om vroeg in het voorjaar weer een nieuwe batch Argusvlinders te genereren. Figuur 4.1 Waarnemingen van Argusvlinders in Zeeland in 2014.
Fenologie In 2013 werd de eerste Argusvlinder op 11 april gezien. Dat is normaal voor de soort, waarvan eerste waarnemingen meestal ergens in de tweede helft van april of begin mei worden gedaan. In 2014 werd de eerste waarneminggedaan op 23 april (bron: waarneming.nl), dit ondanks de zachte winter. Zoals onderstaande figuur laat zien vliegen Argusvlinder tot ver in oktober. Figuur 4.2: Eerste en laatste waarneming van Argusvlinders in Zeeland per jaar
7-nov 24-okt
20-okt 12-okt
8-okt
7-okt
1-okt
20-okt 1-okt
18-sep
30-jul eerste waarneming laatste waarneming 10-jun
4-mei 21-apr
10-mei 28-apr
9-mei 23-apr
21-apr 11-apr
17-mrt 2-mrt 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Zoals bekend vliegen Argusvlinders niet in voor recreatie aantrekkelijke gebieden, waardoor zij wellicht in het verleden vaak over het hoofd gezien zijn. Het is dus goed mogelijk dat ook eerder en later dan genoemde data Argusvlinders gevlogen hebben. Dit geldt met name voor de periode voor 2013, toen Argusvlinders in Zeeland nog niet zo in de aandacht stonden. Er is ook gekeken of er een verband is tussen de eerste waarnemingen en de weersomstandigheden in het seizoen waarin de voorjaarsgeneratie als rups opgroeiden. De beschrijving van de weersomstandigheden tijdens de mogelijk relevante seizoenen zijn verkregen uit de dagvlinder jaarverslagen en zijn dus specifiek voor de weersomstandigheden in Zeeland. Aangemerkt moet worden dat de beschrijving natuurlijk tamelijk arbitrair is. Uit onderstaande tabel volgt in ieder geval dat vooralsnog de weersomstandigheden in de winter toch weinig van invloed lijken op het moment dat de eerste Argusvlinder van de voorjaarsgeneratie wordt waargenomen. Natuurlijk is de eerste waarneming slechts een momentopname. Mogelijk is er wel een verband tussen de piek van de vliegtijd van de vlinder en het weer in de voorafgaande winter: Na zachte winters ligt de piek van de vliegtijd van de Argusvlinders inderdaad wat vroeger dan na strenge winters. Dit is natuurlijk niet verwonderlijk als bedacht wordt dat de Argusvlinder als rups de winter tracht door te komen en in deze tijd moet groeien. Tabel 4.1: Eerste waarnemingen van Argusvlinder en de weersomstandigheden in groeiseizoen rups Jan/feb/mrt Datum eerste Piek dec Argusvlinder in voorjaarsgeneratie Zeeland 2007 zacht 17 mrt 2008 zacht 4 mei Koud maar droog 2009 Jan koud en 28 apr 2e helft mei zonnig, feb somber 2010 koud 10 mei 2e helft mei Koud, veel sneeuw 2011 zacht 21 apr 1e helft mei 2012 In feb korte 9 mei zacht stevige vorst periode, verder mild
2013
2014 2015
Langdurige sneeuw en vorst. Lente vanaf half apr Zonnig en zacht Regenachtig en zacht
11 apr
Begin juni,
Zonnig en zacht
23 apr
Half mei
Regenachtig en zacht
?
5. Gedrag Vliegtijdstippen Van half 9 ’s ochtends tot 8 uur ’s avonds (bron waarneming.nl) Slapen Bekend is dat in andere delen van het land argusvlinders specifieke plaatsen zoeken om te slapen. Vaak zijn dit betonnen structuren die snel opwarmen in de ochtendzon (Sprang 2012). In 2013 is in Zeeland geen aandacht besteed aan dit fenomeen. Voortplanting Argusvlinders zijn zeer kieskeurig wat betreft de plaats waar de vrouwtjes hun eitjes afzetten. Zij kiezen hiervoor een graspol aan de zonzijde van een verticale structuur. Op geschikte polletjes is het daarom mogelijk om in de winter Argusvlinderrupsen te vinden (Omon 2012). Op 21 maart 2014 is een zoektocht gedaan naar rupsen bij Fort Ellewoutsdijk. Helaas zijn hierbij geen rupsen gevonden. In de zomer is elders in het land ook getracht rupsen te vinden, zoals in de Krimpenerwaard. Hierbij zijn geen rupsen gevonden, ook niet op locaties waar de rupsen in de winter wel aanwezig waren (Omon 2012). Mogelijk is de vlinder in de zomer minder kieskeurig met het zoeken van een plaats voor de ei-afzet. In Zeeland is niet gezocht naar de zomerrupsen van de Argusvlinder. Proefondervinderlijk is door Omon (2012) vastgesteld dat de volgende grassoorten het meest werden gebruikt voor de voortplanting in de winter: Glanshaver Arrhenatherum elatius
Rood zwenkgras
Festuca rubra
Kropaar
Dactylis glomerata
Engels raaigras (Lolium perenne), IJle dravik (Anisantha sterilis, synoniem: Bromus sterilis) en Kweek (Elytrigia repens, synoniemen: Elymus repens en Agropyron repens) werd een enkel keer gebruikt. Bink (1992) noemt daarnaast ook nog Gevinde kortsteel (Brachypodium pinnatum), Bergdravik (Bromus erectus), Kamgras (Cynosurus cristatus) en Tandjesgras (Danthonia decumbens), waarvan alleen het Kamgras algemeen is en in Zeeland voorkomt. Foerageren en bloemvoorkeur Tijdens bezoek Inlaag Vlietepolder in september viel op dat Argusvlinders een voorkeur hadden voor de bloeiende boterbloemen en de tegelijkertijd bloeiende klaver links lieten liggen. Dit is opvallend, daar algemeen wordt aangenomen dat violet kleurige bloemen, zoals klaver, de voorkeur verdienen. Wellicht een onderwerp om volgend jaar meer aandacht aan te besteden.
6. Opmerkelijk Op 5 aug 2014 zag Henk Wagenaar een bleke variant van de Argusvlinder bij het Kanaal door ZuidBeveland. Volgens Anthonie Stip gaat het hierbij om de heel zeldzame vorm albescens, maar in een Engels standaardwerk noemen ze deze vorm ook wel bradanfelda.
bleke variant Argusvlinder. Foto Henk Wagenaar
7. Hoe nu verder
Plannen voor 2015 Voor iedereen die van vlinders en Argusvlinders in het bijzonder wil genieten: Blijven monitoren: langs de gehele kanaalzone van het kanaal door Zuid-Beveland. Ook uitzoeken wat de grens van het gebied is Kleine populaties blijven bezoeken tijdens de topvliegtijd van de 3 generaties: langs de dijk van Noord-Beveland (m.n Vlietepolder), bij Fort Ellewoutsdijk, bij het Stinkgat op Tholen. Hier ook aandacht voor type locatie etc. Wordt aan alle vereisten voldaan. Zie bijlage 4 Nieuwe populaties zoeken:bij Schelphoek op Schouwen en bij de Schaapskooiweg op NoordBeveland Overal: welke bloemen worden bezocht en ook belangrijk: welke genegeerd (er is een speciaal formulier beschikbaar van Vlinderstichting dat helpt monitoring bloembezoek te categoriseren) Voor specialisten: Vrouwtjes trachten te volgen tijdens ei-afzet Rupsen zoeken (winter). Zie ook bijlage 4 Kanaalzone als voorbeeldgebied beschrijven. Hierbij expliciete aandacht voor maaibeheer. Zie ook bijlage 4 Aanhaken bij Landelijke werkgroep Argusvlinder
8. Activiteiten en Media Korte verslagen en/of resultaten
21 maart 2014 studiedag met de experts van de Vlinderstichting Anthonie Stip, Bram Omon en Kars Veling op Fort Ellewoutsdijk. Focus met name op rupsen van de Argusvlinder. Aansluitend rupsen zoek-excursie met de mensen van de Vlinderstichting en 5 mensen van onze werkgroep. Helaas zijn er geen rupsen gevonden maar we weten wel waarop we moeten letten!. Zie bijlage 1
Landelijk telweekend Argusvlinder 17/18 mei 2014. In het weekend van 17 en 18 mei organiseerde De Vlinderstichting het Landelijk Telweekend Argusvlinder. Doel daarvan was om beter inzicht te krijgen in de huidige verspreiding van de argusvlinder in ons land. De telsystematiek was uitermate simpel. Iedereen die wilde meedoen koos zelf een of meer locaties of kilometerhokken1 en heeft deze onderzocht op de aanwezigheid van Argusvlinders, maximaal 1 uur per hok. Het aantal Argusvlinders werd genoteerd en waar mogelijk een onderscheid gemaakt naar geslacht. Ook nulwaarnemingen, dus de locaties waar wel is gezocht maar waar geen Argusvlinders werden gezien, zijn doorgegeven. Deze zeer waardevolle nulwaarnemingen zijn helaas niet door te geven via databases zoals waarneming.nl, maar voor de VLZEE en voor de Vlinderstichting wel zeer belangrijk. Ruim 30 mensen hebben in Zeeland een of meer kilometerhokken geteld. Het weer was goed en er zijn ook veel vlinders gezien, maar helaas weinig Argusvlinders. In totaal zijn 92 Argusvlinders waargenomen in de hele provincie. Hiervan vlogen er 77 bij het sluizencomplex van Hansweert en de kanaalzone door Zuid-Beveland, waarmee dit een absoluut bolwerk is voor de Argusvlinder in Zeeland.
Landelijk telweekend Argusvlinder 9 en 10 augustus 2014. De zomergeneratie van 2014 werd wederom landelijk geteld, deze keer in het weekend van 9 en 10 aug. Helaas was het weer niet ideaal, harde wind woei stevig. Ook was de vlinder al over zijn piek van de vliegperiode heen. Met een groep van ongeveer 10 mensen is de omgeving van Hansweert uitgekamd, wat in totaal toch nog 20 Argusvlinders opleverde. Op Walcheren en in Zeeuws-Vlaanderen hebben nog 3 mensen gezocht, maar hieruit is geen enkele waarneming voortgekomen.
11 oktober 2014 Oprichting Werkgroep Argusvlinder met als doel mensen uit verschillende regio’s van Nederland samen te brengen die actief bezig zijn met de argusvlinder. Gefaciliteerd door de Vlinderstichting. Bezocht door Henk Wagenaar.
Media Telweekend Argusvlinder 17/18 mei 2014. Het telweekend van 17 en 18 mei heeft aandacht gekregen in krant, radio en tv. In de PZC en andere dagbladen van de Wegener groep stond op 16 mei een 2- pagina breed artikel over het verdwijnen van de soort (Bijlage 2). Ook Omroep Zeeland besteedde op 18 mei aandacht aan de Argusvlinder, zie http://www.omroepzeeland.nl/nieuws/2014-05-18/681706/opzoek-naar-argusvlinder-zeeland#.U8kIIvl_uQ4
In de PZC stond op 11 aug 2014 een artikel over het achteruit sukkelen van de Argusvlinder (Bijlage 3).
9. Relevante publicaties met achtergrondinformatie
Gezamenlijke slaapplaats argusvlinders. Ad Sprang. Vlinders 2, 2012 Argusvlinderrupsen in de Krimpenerwaard. Bram Omon. Vlinders 3, 2012 Succesvol telweekend Argusvlinder. Anthonie Stip. Vlinders 3, 2014 Argusvlinderbolwerk rondom Hansweert. Henk Wagenaar – Prikkebeen aug 2014 Het beheer van argusvlinderleefgebied. Anthonie Stip, De Vlinderstichting Prikkebeen aug 2014 Verslag studiedag Argusvlinder 21 maart 2014. Hans Eckhardt Prikkebeen aug 2014 Beschermingsplan Argusvlinder. November 2014. Anthonie Stip, Bram Omon, Michiel WallisDeVries. De Vlinderstichting. http://www.vlindernet.nl/doc/beschermingsplan_argusvlinder_webversie_3.pdf Wetenschappelijk basisrapport voor het Soortbeschermingsprogramma Argusvlinder (Lasiommata megera). Segers, N.; Van Dyck, H.; Jacobs, I.; Vanreusel, W.; Maes, D. (2014). Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO.R.2014.1494695). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO): Brussel. 106 pp. http://informatiecentrum.inbo.be/imis.php?module=ref&show=search Raadsel argusvlinder: verloren generatie? Natuurbericht 15 december 2014. uitgegeven door De Vlinderstichting. Natuurbericht.nl http://www.natuurbericht.nl/?id=13018&q=argusvlinder
10. Bijlages Bijlage 1 Aantekeningen studiedag Argusvlinder 21-4-2014 – Hans Eckhardt Info Vlinderstichting: Kars Veling, Anthonie Stip, Bram Omon Inventarisatie: - onderscheid man/vrouw - bij lage aantallen streven naar individuele herkenning (beschadigingen) Generaties: - er is altijd een voorjaargeneratie en een zomergeneratie; soms is er een derde generatie - de trend van de voorjaarsgeneratie is licht dalend - de trend van de zomergeneratie (die meer zwermt) is sterk dalend - de derde generatie leidt niet tot een zgn. fenologische val: het verschijnsel dat leidt tot een kleinere eerste generatie als de voortplanting van de derde generatie mislukt. De 3e generatie bedraagt ongeveer 15% van de 2e generatie. Biotoop - drie belangrijke elementen (opwarmgebied, geschikte ei-afzetplaatsen, veel nectarplanten) - hoeven niet heel kort bij elkaar voor te komen. Vlinders hebben grote actieradius. - mannetjes vaker op zonneplekken en vrouwtjes vaker op ei-afzetplaatsen Voortplantingsgedrag mannetjes - purching: vanaf een kale warme plek verdedigen ze een territorium en benaderen ze langsvliegende vrouwtjes (dit gedrag komt in Nederland het meest voor) - patrouilleren: mannetjes vliegen regelmatig door een bepaald gebied, vooral bij hogere temperaturen - hill-topping: meerdere mannetjes komen tezamen op een centrale hoge plaats en bestrijken van daaruit elk een afzonderlijk gebied. Dit gedrag is in Nederland nog niet gezien; wel in Engeland/mediterraan gebied. Slaapplaatsen - Roger Dennis heeft in buitenland slapen in clusters vastgesteld. Nog onbekend in Nederland Ei-afzetting - Meestal één ei tegelijk - Bij weinig geschikte locaties kunnen meerdere vrouwtjes op zelfde plek een ei afzetten of éénzelfde vrouwtje kan meerder malen voor dezelfde plek kiezen, waardoor toch clusters aan eitjes ontstaan. (rupsen verdragen elkaar) - Eieren worden afgezet op meerdere grassoorten - Graspolletjes in de buurt van verticale elementen hebben de voorkeur (muurtjes, steunen van verkeersgeleiding, vaste vuilnisbakken, zijkant van betonnen trapjes, een dode wilg) Het vinden van rupsen
- 1 zoek naar graspolletjes die geschikt zijn voor ei-afzet - 2 zoek naar typische vraatsporen - 3 kijk vervolgens aan onderzijde grashalmen. - rupsen van argusvlinders hebben een witte zijstreep en groene 'staartjes'. Hierop gelijkende vlinders van zandoogjes hebben òf geen witte streep, òf anders gekleurde 'staartjes'. Mogelijk oorzaak achteruitgang: stikstofdepositie - Grotere stikstofdepositie versnelt de plantengroei, waardoor de vegetatie verdicht en het microklimaat tussen de planten kouder wordt, ongunstiger dus voor de warmteminnende argusvlinder. - Op kleigronden met veel mineralen wordt de stikstof gebonden en is dus niet beschikbaar voor plantengroei. Op (vooral arme) zandgronden met weinig mineralen wordt de stikstof niet gebonden en komt daar beschikbaar in de vorm van Non Proteïn Nitrogen (NPN) - Over de rol van de niet aan eiwit gebonden stikstof is nog niet veel bekend, maar heeft vermoedelijk in mineraalarme droge zure bodems een negatief effect. - Terwijl in het algemeen de hoeveelheid stikstof is afgenomen kan het zijn dat als gevolg van de 'schonere lucht' sinds midden jaren negentig toch meer neerslaat op de bodem. De schonere lucht bevat minder zwaveldioxyde, die voorheen de stikstof bond. Ergo: schonere lucht kan leiden tot een grotere stikstofdepositie. - De negatieve trend van de argusvlinder loopt parallel aan de positieve trend van de luchtkwaliteit. Mogelijke oorzaak achteruitgang: neonicotinoïden - Neonicotinoïden zijn een belangrijk bestanddeel van veel pesticiden die in Nederland worden gebruikt. - Het schadelijk effect van neonicotinoïden voor insecten is aangetoond, vooral voor bijen. - In welke mate ook de argusvlinder negatief wordt beïnvloed door deze stoffen is onbekend.
Bijlage 2: Artikel in PZC dd 17 mei 2014
Bijlage 3: Artikel in PZC dd 11 aug 2014
Bijlage 4