Jaarverslag 2015
Gemeentelijke Ombudsman
actief en betrokken
Jaarverslag 2015 ombudswerkzaamheden De Wolden in dit verslag kijk ik terug op 2015, een jaar waarin ik maar één officiële klacht te behandelen kreeg. Dat is geen slechte score. Al moet ik er meteen wel aan toevoegen dat deze klacht gegrond was. Het college was dat ook met me eens en heeft mijn aanbevelingen in die zaak overgenomen. Verderop in het verslag ga ik wat dieper op de inhoud van deze zaak in. Op de overige klachtcontacten in 2015, via mail, brieven, telefoon of spreekuur, ga ik hierna wat uitvoeriger in. Contacten in 2015 1. Twee inwoners uit Ruinerwold kwamen op mijn spreekuur hun zorgen uiten over de ontwikkelingen met een melkveestal in hun woonbuurt. Daar loopt een vergunningsprocedure over. Men toonde zich vooral bezorgd over de mogelijkheid dat met hun belangen onvoldoende rekening zou worden gehouden. Ik heb hen in contact gebracht met de verantwoordelijk portefeuillehouder waar zij hun zorgen hebben geuit. Volgens mijn laatste informatie is de vergunningsprocedure is nog niet afgerond. 2. Met een inwoner uit Venray had ik een uitvoerige mailwisseling over de provinciale Bestuurscommissie Zuidwolde Noord/Beneden Egge. Hij verzocht mij een klacht die hij had over het optreden van een Wolder bestuurder in deze commissie, te onderzoeken. Daarvóór had hij zich met hetzelfde verzoek tot de burgemeester gewend. Met de burgemeester was ik van mening dat de klager bij de gemeente De Wolden niet aan het juiste adres was. Ik heb klager verwezen naar de Nationale ombudsman. 3. Een inwoonster van Zuidwolde stelde bij mij op het spreekuur de vraag over de mogelijkheden van permanente bewoning op ’t Heuveltje aan de orde. Ik heb haar verteld dat zij op dit punt eventuele beleidsinitiatieven van de gemeenteraad moet afwachten. Voor mij ligt daar geen taak. 4. Een familie uit Zuidwolde meldde zich op mijn spreekuur met een klacht over de uitvoering van het leerlingenvervoer. Het ging om het vervoer van haar kind naar een school voor speciaal onderwijs in Hoogeveen. Over dezelfde zaak had de familie ook al een bezwaarschrift ingediend waarop het college op het moment van het bezoek op mijn spreekuur nog geen beslissing had genomen. Er lag al wel een advies van de Bewaaradviescommissie. De klacht richtte zich in het bijzonder tegen de wijze waarop de gemeente de eigen bijdrage van de ouders berekent. Die is niet duidelijk. Ook zijn er praktische problemen met de uitvoering van het vervoer. Tenslotte beklaagde de familie zich over het uitblijven van een beslissing op haar aanvraag voor 2015-2016. Op de aanvraag van 20 augustus was op 15 december nog geen beslissing bekend gemaakt. De nadien schriftelijk bij mij ingediende klacht heb ik voor de verplicht voorafgaande interne behandeling doorgestuurd naar het college. 5. Via de Nationale ombudsman kreeg ik een klacht door van een inwoonster uit Ruinen over het uitblijven van een antwoord op haar vragen over de Regeling meerkosten voor
inwoners met een chronische ziekte en/of beperking. Ik heb haar geattendeerd op de publicatie over de voornemens met deze regeling in de Wolder Courant van 9 december 2015. Haar vragen heb ik tot haar tevredenheid kunnen beantwoorden. 6. Een inwoner uit Zuidwolde had bij het college een handhavingsverzoek ingediend om op te treden tegen illegale praktijken van een hobbyboer in zijn buurt. Dat verzoek werd in eerste instantie afgewezen. Klager diende een bezwaar in dat bij de afsluiting van dit verslag nog in behandeling was bij de Commissie bezwaarschriften. Die heeft haar advies aangehouden in afwachting van een nieuw rapport van de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe. Klager heeft om dit rapport gevraagd en het niet gekregen, hetgeen de directe aanleiding vormde voor zijn komst op mijn spreekuur. Ik heb hem gezegd dat hij recht heeft op dat rapport en daarvoor zo nodig een beroep kan doen op de Wet openbaarheid van bestuur. 7. Een echtpaar uit Koekange was met de gemeente in een bezwarenprocedure gewikkeld over de uitvoering van de Participatiewet. Er lag inmiddels een positief advies van de Jaarverslag 2015 Ombudsman gemeente De Wolden
-3–
Bezwaaradviescommissie. Na het uitbrengen van het advies kreeg het college de beschikking over nieuwe aanvullende informatie die bij de commissie niet aan de orde was geweest. Uit een oogpunt van zorgvuldigheid achtte ik het gewenst dat deze nieuwe informatie opnieuw aan de Bezwaaradviescommissie zou worden voorgelegd. Het college was het daarmee eens. Begin 2016 is het bezwaarschrift opnieuw voor behandeling geagendeerd. Officiële klachtbehandeling 2015 In mijn inleiding stipte ik al even aan dat het in 2015 tot één officiële klacht is gekomen. De klacht had betrekking op de manier waarop het college was omgegaan met het terugvorderen van een renteloze lening (Bbz). Mijn onderzoek strekte zich uit over een periode van twee jaar (2013-2015) en richtte zich op de volgende onderwerpen: - hoe ga je als gemeentebestuur om met mensen op wie je een schuldvordering hebt; wat is daarbij de speciale verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur - heeft het gemeentebestuur daarbij in dit geval de vereiste zorgvuldigheid in acht genomen - wat valt er uit deze procedure voor de toekomst te leren. De Nationale ombudsman heeft in 2013 een rapport uitgebracht onder de titel ‘In het krijt bij de overheid’ (zie voor de vindplaats bijlage A) Daarin gaat hij uitvoerig in op twee belangrijke vragen. Hoe kan de overheid op een verstandige en behoorlijke manier geld invorderen van haar debiteuren? En: wat mag de burger hierbij in redelijkheid van de overheid als schuldeiser verwachten? In zijn rapport doet hij voor de beantwoording van die vragen een aantal aanbevelingen bestemd voor alle overheden. Hij formuleert die in de vorm van ‘Spelregels voor behoorlijke invordering door overheidsinstanties’ (paragraaf 4 van het rapport) Bij de keuze en inhoud van de spelregels hanteert de Nationale ombudsman als algemene stelregel dat de overheid bij dwanginvordering altijd zelf verantwoordelijk blijft, ook als de invordering aan een deurwaarder is overgedragen. Zij, die overheid dus, moet er op toe zien dat de invordering door een deurwaarder zorgvuldig en fatsoenlijk geschiedt. Dat vloeit voort uit de zorgplicht die de overheid voor de burger in dit opzicht heeft (vgl. ook art. 3:1 Awb, de zg. schakelbepaling waarbij de beginselen van behoorlijk bestuur ook voor privaatrechtelijk handelen van de overheid van overeenkomstige toepassing worden verklaard). Die zorgplicht weegt zwaarder naarmate de positie waarin een burger zit, kwetsbaarder is. Bij mijn toetsing van de klacht heb ik de ‘spelregels’ van de Nationale ombudsman als maatstaf genomen. Deze bleken overigens niet bekend te zijn in de gemeentelijke organisatie. In dit geval ging het om de terugvordering van Bbz-gelden. In deze categorie van debiteuren gaat het bijna altijd om mensen in kwetsbare posities, dus is extra zorgvuldigheid op haar plaats. In mijn onderzoek kwam ik tot de conclusie dat het gemeentebestuur die zorgvuldigheid niet in alle gevallen heeft betracht. Wat vooral opviel was een zeer afstandelijke houding van het gemeentebestuur naar de debiteur toe toen de invordering eenmaal in handen was gegeven van een deurwaarder. De deurwaarder had vrijwel ongeclausuleerd mandaat. Daardoor bleef op soms beslissende momenten alert ingrijpen van het gemeentebestuur achterwege. Min eindconclusie was dat klager op onderdelen onrecht was aangedaan en dat een gepaste schadevergoeding op haar plaats was. Bovendien heb ik een aantal aanbevelingen gedaan voor de toekomst. De belangrijkste daarvan was dat het gemeentebestuur voortaan de ‘spelregels” van de Nationale ombudsman bij invorderingen hanteert. Het college heeft mijn rapport inmiddels overgenomen inclusief de aanbevelingen. In bijlage A kunt u daarover meer lezen. Daar is een uittreksel van mijn eindrapport opgenomen. Jaarverslag 2015 Ombudsman gemeente De Wolden
-4–
Contacten met sociaal ombudsman In 2015 deed ook de sociale ombudsvrouw in De Wolde haar intrede. Beiden waren we ons er goed van bewust dat het verschil in taak voor hulpvragers niet altijd even duidelijk zou kunnen zijn. Dat is in de praktijk ook wel een enkele keer gebleken. Maar dat heeft niet tot problemen geleid omdat we meteen bij de start duidelijke afspraken hadden gemaakt over goede afstemming en snelle doorverwijzing. Dit jaar is het een aantal keren gebeurd dat de sociaal ombudsvrouw hulpvragers snel en adequaat naar mij heeft doorverwezen. Contact met landelijke ombudslieden In de regel hebben de “gemeentelijke ombudslieden zonder bureau” waartoe ook ik behoor, eenmaal per jaar een landelijk overleg waarbij ook altijd een vertegenwoordiger van het Bureau van de Nationale ombudsman aanwezig is. Ervaringen worden daar uitgewisseld, actuele thema’s besproken. De bijeenkomsten hebben het karakter van intervisie. Leren van elkaar. Ik vind het een uiterst nuttig overleg, ook voor het onderhouden van een goed netwerk. Het is de bedoeling -misschien al in 2016- om het overleg uit te breiden met de ombudslieden van de grotere steden zoals Groningen, Den Haag, Rotterdam en Amsterdam.
Zuidwolde, 12 februari 2016 mr. M.A.C. van Egdom, ombudsman
Jaarverslag 2015 Ombudsman gemeente De Wolden
-5–
Bijlage A
Uittreksel uit het eindrapport naar aanleiding van een klacht van een inwoner van Ruinen Ontvankelijkheid klacht De directe aanleiding voor de klacht van de familie D is de beslaglegging in november 2014 op haar banktegoeden bij de ING bank. Dat gebeurde na het uitblijven van een maandelijkse aflossing op de schuld (renteloze lening Bbz) bij de gemeente. De klacht richt zich tegen de manier waarop de gemeente en in haar opdracht de deurwaarder met de afhandeling van de schuld zijn omgegaan. De klacht voldoet aan alle indieningsvereisten volgens de wet. Ik heb daarom het gevraagde onderzoek onmiddellijk ter hand genomen. Dat onderzoek heb ik wel begrensd in de tijd. Ik ga niet helemaal terug naar de start van de aflossingstraject in 2009. Mijn motivering daarvoor is de volgende. Als wettelijke regel geldt dat een klacht niet later dan een jaar na de gedraging waarover wordt geklaagd, wordt ingediend (art. 9:24 Algemene wet bestuursrecht; Awb). Ik kan daarvan afwijken. Ik heb besloten dat in dit geval ook te doen en wel in zoverre dat ik in mijn onderzoek terug ga tot augustus/september 2013, een belangrijk moment in de schuldafhandeling en mede bepalend voor het verdere verloop van het aflossingstraject daarna dat in december 2015 eindigde. Een onderzoek dat verder terug in de tijd zou reiken en het gehele aflossingstraject vanaf januari 2009 zou omvatten, acht ik een te ruime invulling van de wettelijke regel dat een klacht in beginsel binnen een jaar moet zijn ingediend. Bovendien heeft de familie D mij laten weten dat zij de inschakeling van een deurwaarder door de gemeente in 2009 als feit hebben geaccepteerd hoewel zij het daarmee oneens was. Samengevat: mijn onderzoek van de klacht van de familie D zal dus de periode beslaan die begint in juli 2013 en eindigt in maart 2015 met de klachtafhandeling door het college. Interne klachtbehandeling Afgezien van het ontbreken van een verslag van de hoorzitting heb ik verder geen aanleiding de wijze waarop de interne klachtbehandeling heeft plaats gevonden, niet als zorgvuldig en behoorlijk te kwalificeren. Mij lijkt dat de kijk van de familie D op de gang van zaken tijdens de hoorzitting met de gemeentelijke klachtbehandelaars vooral wordt bepaald door de andere verwachting die zij had en heeft over de uitkomst van de klachtbehandeling. Met die uitkomst was zij niet tevreden. Dat is haar goed recht, maar dat rechtvaardigt niet de opvatting dat de klachtbehandeling zelf niet zorgvuldig is verlopen. Dit deel van de klacht acht ik ongegrond. Gemeentelijke verantwoordelijkheid In 2013 heeft de Nationale ombudsman een rapport uitgebracht onder de titel ‘In het krijt bij de overheid’ (https://www.nationaleombudsman.nl/uploads/bijlage/in_het_krijt_bij_de_overheid_rapp ort_2013-003.pdfwebsite) Daarin gaat hij uitvoerig in op twee belangrijke vragen. Hoe kan de overheid op een verstandige en behoorlijke manier geld invorderen van haar debiteuren? En: wat mag de burger hierbij in redelijkheid van de overheid als schuldeiser verwachten? In zijn rapport doet hij voor de beantwoording van die vragen een aantal aanbevelingen bestemd voor alle overheden. Hij formuleert die in de vorm van ‘Spelregels voor behoorlijke invordering door overheidsinstanties’ (paragraaf 4 van het rapport). Jaarverslag 2015 Ombudsman gemeente De Wolden
-6–
Bij de keuze en inhoud van de spelregels hanteert de Nationale ombudsman als algemene stelregel dat de overheid bij dwanginvordering altijd zelf verantwoordelijk blijft, ook als de invordering aan een deurwaarder is overgedragen. Zij, die overheid dus, moet er op toe zien dat de invordering door een deurwaarder zorgvuldig en fatsoenlijk geschiedt. Dat vloeit voort uit de zorgplicht die de overheid voor de burger in dit opzicht heeft (vgl. ook art. 3:1 Awb, de zg. schakelbepaling waarbij de beginselen van behoorlijk bestuur ook voor privaatrechtelijk handelen van de overheid van overeenkomstige toepassing worden verklaard). Die zorgplicht weegt zwaarder naarmate de positie waarin een burger zit, kwetsbaarder is. Hoe zien bij dwanginvordering door de gemeente de spelregels van de Nationale ombudsman eruit? Ik laat er hieronder een paar volgen, voor zover ze van belang zijn voor de beoordeling van de klacht van de familie D: a. In de beschikking tot terugvordering moet duidelijk worden aangegeven dat de burger telefonisch contact kan opnemen voor toelichting op de beschikking en voor informatie over eventuele betalingsmogelijkheden en kwijtschelding. b. Bij de beoordeling van verzoeken om betalingsregelingen en kwijtschelding moet de overheid rekening houden met de financiële (on)mogelijkheden en persoonlijke omstandigheden van de burger, die wel wil maar niet kan betalen. c. Als de overheid de invordering uitbesteedt aan een derde partij (bv. een deurwaarder) moet gewaarborgd zijn dat deze derde de invordering op behoorlijke wijze uitvoert. d. De uitbestedende overheid maakt afspraken over behoorlijke invordering, houdt toezicht en besteedt uit onder behoorlijke financiële voorwaarden. e. Neem in de contracten met de deurwaarders expliciete een paragraaf op over ‘behoorlijke invordering’. Beoordeling van de uitkomst van de interne klachtbehandeling De zojuist geciteerde spelregels van de Nationale ombudsman onderschrijf ik. Naast de normen van behoorlijkheid die normaal gelden, zal ik deze spelregels daarom ook betrekken bij mijn beoordeling van de klacht van de familie D Van deze spelregels zijn vooral de drie laatste (c, d en e) van belang, alledrie hebben ze betrekking op een zorgvuldige uitbesteding en een blijvend betrokken toezicht door de gemeente als de invordering van een schuld aan een deurwaarder wordt overgedragen. In de periode waarover mijn onderzoek zich uitstrekt (midden 2013 tot maart 2015) constateer ik dat de gemeente op een aantal punten niet aan deze eisen van zorgvuldigheid en alert toezicht heeft voldaan. Ik laat die hieronder, voorzien van mijn commentaar, de revue passeren:
• Wisseling van deurwaarder niet gemeld Het college wordt bij brief van 18 juli 2013 (bijlage D) op de hoogte gesteld van het faillissement van deurwaarder Brouwer aan wie de invordering aanvankelijk was opgedragen. Het kantoor maakt een doorstart onder de naam Pranger Agin. Het college verzuimt de familie D hiervan op enigerlei wijze op de hoogte te stellen. De familie moet daar zelf achter komen via berichten in de media.
• Verzoek om overleg (brief van 4-9-2013) genegeerd Nadat de familie D via de media zelf achter de wisseling van deurwaarders was gekomen, Jaarverslag 2015 Ombudsman gemeente De Wolden
-7–
schrijft zij de gemeente een brief waarin zij haar ongenoegen uit over het ontbreken van actieve gemeentelijke informatie daarover. Zij meldt dat zij de betalingen voorlopig heeft opgeschort in afwachting van meer duidelijkheid over het vervolg. Kern van de brief is het verzoek van de familie om overleg: hoe moet het verder gaan? En kunnen de betalingen voortaan eventueel weer via de gemeente lopen? De gemeente verzuimt op het verzoek te reageren. Niet alleen blijft een inhoudelijke schriftelijke reactie uit, maar de gemeente negeert ook het verzoek om overleg. Voor het niet beantwoorden van de brief heeft het college onlangs excuses aangeboden in het kader van de interne klachtbehandeling. Maar aan het uitgebleven overleg is toen en nu weer ten onrechte geheel voorbij gegaan. Ik acht het negeren van het verzoek om overleg een ernstige tekortkoming, zeker in de gegeven omstandigheden. Is een faillissement van een deurwaarder die stopt met zijn werkzaamheden voor de gemeente, op zichzelf al een feit dat tot bezinning over het vervolg zou moeten leiden. Dat moet het zeker zijn als een burger daarom uitdrukkelijk vraagt, zoals in dit geval de familie D. Zij spitste haar verzoek zelfs nog toe met de vraag of de invordering verder niet gewoon weer via de gemeente zelf kon lopen. Tenslotte brengt de inschakeling van een deurwaarder voor een debiteur nogal wat extra kosten met zich mee. En bij de categorie van (ex)-bijstandsgerechtigden is dat een zwaarwegend criterium. Het verzoek van de familie D om de aflossing voortaan weer rechtstreeks via de gemeente te laten lopen, was alleen al om die reden het overwegen waard geweest. Daar komt nog bij dat hier geen sprake was van fraude maar van terugbetaling van een renteloze lening (Bbz). Van dat renteloze karakter was geen sprake bij aflossing via een deurwaarder. Hoe dit voor de familie D is uitgepakt laat de eindafrekening van de deurwaarder zien. Zij heeft aan de gemeente in totaal ruim € 1100 aan rente moeten afdragen. Tegen deze achtergrond acht ik het onbehoorlijk dat de gemeente het verzoek van 4 september 2013 voor overleg over het vervolg van de aflossing, zonder enige reactie naar de familie toe naast zich neer heeft gelegd. Ik acht deze handelwijze in strijd met de zo-even aangehaalde zorgplicht van de gemeente jegens haar debiteuren. Bovendien heeft de gemeente daardoor een niet onaanzienlijke kans op een andere voortzetting van de aflossing (zonder medewerking van een deurwaarder), op voorhand onmogelijk gemaakt. Dat past niet bij een overheid die betrokken is bij haar burgers en oplossingsgericht maatwerk wil leveren. Naar mijn oordeel kan in dit geval dan ook niet worden volstaan met excuses. Om de onbehoorlijke bejegening die de familie D heeft moeten ondervinden, goed te maken is een redelijke schadevergoeding op haar plaats. Die zou er uit kunnen bestaan dat de gemeente de wettelijke rente die de familie D vanaf augustus 2013 tot aan de finale kwijting heeft moeten voldoen, geheel compenseert. • Beslaglegging in november 2014 Op basis van de zorgplicht van de gemeente bij dwanginvordering door een deurwaarder verdient het aanbeveling dat de gemeente de deurwaarder instructies meegeeft om ervoor te zorgen dat de invordering op een zorgvuldige en verantwoorde manier plaatsvindt. In het bijzonder zou daarbij de regel kunnen gelden dat de deurwaarden niet tot (kostenverhogende) dwangmaatregelen (zoals derdenbeslag op banktegoeden) overgaat dan nadat het gemeentebestuur daaraan zijn fiat heeft gegeven. In de gemeente De Wolden was dat niet de gebruikelijke gedragslijn. Althans daarvan staat niets op papier. De deurwaarder had ‘carte blanche’. En zo kon het gebeuren dat de deurwaarder, toen er in oktober 2014 iets misging met de maandelijkse betaling van € 78, onverwijld overging tot het leggen van beslag op de banktegoeden van de familie D bij de ING bank tot delging van de volledige restschuld. Extra kosten voor de familie D: €196,61 (kosten exploot) en € 83,36 (betekening derdenbeslag); totaal € 280. Niet helemaal duidelijk is waarom die betaling misging. Schriftelijke navraag bij de bank heeft geen onomstotelijke duidelijkheid gegeven over de stelling van de familie D dat er sprake was van een technische storing bij de bank. Ook staat niet ondubbelzinnig vast Jaarverslag 2015 Ombudsman gemeente De Wolden
-8–
dat er sprake was van een ontoereikend saldo. De werkelijke oorzaak van het uitblijven van de tijdige betaling blijft hierdoor twijfelachtig, ook al omdat de familie D niet (meer) kan aantonen dat het banksaldo wel toereikend was. Hoe dit alles te beoordelen? Ik stel voorop dat het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid is van de familie D om te zorgen dat de termijnen steeds tijdig worden betaald. En als er daarbij iets mis gaat, is dat in de eerste plaats haar risico. En op dat punt is de familie, wat de termijnbetaling van oktober 2014 betreft, niet voldoende alert geweest. Maar voeg ik daaraan onmiddellijk toe, daarmee is nog niet de vraag beantwoord of de (vrijwel onmiddellijke) reactie van de deurwaarder om tot (derden)beslag over te gaan, onder de gegeven omstandigheden wel proportioneel was. Ik beantwoord die vraag negatief. Daarbij neem ik in ogenschouw dat de familie, ook bij de deurwaarder, niet als wanbetaler te boek stond. Dat is ook wel te zien op de debiteurenkaarten van de gemeente. Volgens die administratie is er van 2009 tot september 2014 eigenlijk voortdurend sprake van ordentelijke betalingen. In dit licht acht ik het optreden van de deurwaarder bij het uitblijven van de termijnbetaling in oktober 2014 niet evenredig. De financiële gevolgen van diens optreden waren voor de familie ingrijpend. Zij kon tijdelijk niet over haar bankrekening beschikken, de restschuld van bijna € 3000 werd in een keer van hun (spaar)saldo afgeschreven en zij kreeg een rekening van € 280 (kosten derdenbeslag) gepresenteerd. Deze gevolgen staan in geen redelijke verhouding tot de misgelopen betaling in oktober 2014. Ik acht het optreden van de deurwaarder dan ook disproportioneel en daarmee onbehoorlijk. Vanuit de zorgplicht die op het gemeentebestuur rust om toe te zien op een zorgvuldige invordering in dit soort gevallen, houd ik het gemeentebestuur mede verantwoordelijk voor deze gang van zaken. En het lijkt me daarom billijk dat de gemeente in ieder geval de extra kosten van € 280 (derdenbeslag en exploot) voor haar rekening neemt en dat bedrag aan de familie D vergoedt. Samenvatting van het oordeel: 1. de klacht van de familie D dat de interne klachtbehandeling niet behoorlijk is verlopen acht ik ongegrond 2. de overige klachtonderdelen acht ik wel gegrond in zoverre zij betreffen: a) het niet actief informeren door de gemeente van de familie D over de wisseling van deurwaarders in juli 2013; b) het negeren door de gemeente van het schriftelijke verzoek om overleg (brief van 49-2013) over het vervolg van de aflossing van de schuld ter gelegenheid van de wisseling van deurwaarders; c) het handelen (derdenbeslag)van de deurwaarder na het uitblijven van de termijnbetaling van oktober 2014; die acht ik disproportioneel en daarmee onbehoorlijk, vooral in het licht van de redelijke betalingsgeschiedenis vanaf 2009; vanuit haar zorgplicht voor haar cliënten acht ik de gemeente daarin medeverantwoordelijk. Aanbevelingen: 1. de familie D de door haar verschuldigde wettelijke rente vanaf augustus 2013 tot 16 december 2014 vergoeden 2. de extra kosten van € 280 wegens beslaglegging in november 2014 voor rekening van de gemeente nemen. 3. in de toekomst bij uitbesteding van dwanginvordering aan een deurwaarder de spelregels van de Nationale ombudsman in acht nemen. Zuidwolde, 16 juni 2015, Mr. M.A.C. van Egdom, ombudsman Jaarverslag 2015 Ombudsman gemeente De Wolden
-9–