GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER jaarverslag 2014
Jaarverslag Ondernemingskamer 2014
Hierbij bieden wij u het jaarverslag van de Ondernemingskamer over het jaar 2014 aan. Amsterdam, maart
mr. P. Ingelse Voorzitter
2015
2
Jaarverslag Ondernemingskamer 2014
3
INHOUDSOPGAVE
1.
INLEIDING
4
II.
Een korte samenvatting
5
1. 2.
Het jaar in cijfers Opvallende zaken 3. Bezetting 4. Vooruitblik
5 5 5 5
JAARCIJFERS Algemeen 1. 2. Verzoekschriftprocedures 3. Rolprocedures 4. Enkele doorloopcijfers 5. Verzameltabellen 6. Kerncijfers
6 6 8
JAARVERSLAG
20
1.
Bezetting 2. Over de cijfers 3. Publicatie 4. Zittingsdag 5. Enkele opvallende zaken en kwesties
20 20 21 21 22
V.
ORGANISATIE
26
VI.
CONTACTGEGEVENS
27
III
1V.
13 14 17 19
Jaarverslag Ondernemingskamer
4
2014
1. INLEIDING geschillen die zich voordoen binnen globaal gesproken De Ondernemingskamer behandelt rechtspersonen. Niet alle geschillen van die aard, maar uitsluitend die, die de wetgever aan haar heeft toebedeeld. Dat levert ruim 30 over diverse wetten verspreide taken op. Daarvan vormen het enquêterecht (artikel 2:344 en volgende BW) en het medezeggenschapsrecht (vooral de artikelen 25 en 26 Wet op de ondernemingsraden) qua aantal behandelde zaken verreweg de belangrijkste. De uitkoop van tot onder meer vorderingen Ondernemingskamer behandelt voorts minderheidsaandeelhouders (artikel 2:92a, 2ola en 359C en d BW) en verzoeken tot correctie van de jaarrekening, het jaarverslag of de daaraan toe te voegen overige gegevens van beursgenoteerde vennootschappen (artikel 2:447 en volgende BW). —
—
De Ondernemingskamer is landelijk bevoegd maar maakt deel uit van het gerechtshof te Amsterdam. In de meeste zaken vormt de Ondernemingskamer de enige feitelijke aanleg. De procedure bij de Ondernemingskamer wordt gekenmerkt door flexibiliteit, informeel karakter, deskundigheid en snelheid, dit laatste waar mogelijk en zeker waar nodig. De deskundigheid wordt in sterke mate bevorderd, doordat aan de Ondernemingskamer een aantal raden(plaatsvervanger) verbonden is. Hoewel vanuit het perspectief van de rechtspraak in enge zin leken, beschikken deze raden op de terreinen waarop de Ondernemingskamer bevoegd is over hoogwaardige kennis en ervaring. Hun deskundigheid op onder meer financieel terrein, medezeggenschap en op het punt van corporate governarzce speelt een cruciale rol in de rechtspraak van de Ondernemingskamer. De Ondernemingskamer behandelt en beslist de aan haar voorgelegde zaken, een enkele uitzondering daargelaten, steeds in meervoudige samenstelling: drie beroepsrechters en twee raden. Uitspraken van de Ondernemingskamer kunnen diep ingrijpen in rechtspersonen en ondernemingen.
Jaarverslag Ondernemingskamer 2014
5
II. Een korte samenvatting 1. Het jaar in cijfers In hoofdstuk III treft u de aantallen ingekomen en afgedane zaken in 2014 aan. Daaruit blijkt ten opzichte van 2013 een stijging van alle kerncijfers: aangebrachte zaken, intrekkingen, mondelinge behandelingen en uitspraken. Zie ook de grafiek met kerncijfers op bladzijde 19. In 2013 vond een soortgelijke, zij het iets matiger ontwikkeling ten opzichte van 2012 plaats, behalve dat het aantal intrekkingen toen daalde. Het aantal eerste fase enquêteverzoeken is flink gestegen (+22 26%). Het aantal verzoeken tot vaststellen van wanbeleid is echter gedaald (- 5). Dit laatste aantal verloopt over de periode 2011-2014 enigszins grillig: 10 in 2011, 2 in 2012, 15 in 2013 en 10 in 2014. Het zijn ook kleine aantallen en het zegt daarom niet veel. Het aantal beschikkingen van meer organisatorische aard (de “overige beschikkingen”) vertoont (opnieuw) een stijgende lijn (+29 = 39%). De toename van dit type beschikking als de toename van het aantal te beoordelen zaken, verklaart wellicht de opvallende stijging van het totaal aantal uitspraken in 2014 (+ 30 = 15%). Het aantal verzoeken op grond van de WOR is nagenoeg gelijk gebleven, terwijl het aantal intrekkingen is gestegen. Voorts valt nog enigszins op dat het aantal verzoeken in de jaarrekeningprocedure (+5) en die met weer: geringe aantallen betrekking tot de 403-verklaring (+2) is gestegen. Ten slotte zijn ten aanzien van de doorlooptijden met name de beslisperiode’ voor de eerste fase enquêteprocedure (+ 17 dagen) en voor de uitkoopprocedure (+ 29 dagen) toegenomen. Die periode blijft daarmee in ieder geval in de de eerste fase enquêteprocedure met een gemiddelde van twee maanden zeker binnen het redelijke. —
—
Opvallende zaken Ook in dit verslagjaar behandelde en besliste de Ondernemingskamer een grote variëteit aan zaken. U treft in hoofdstuk III, onderdeel 5, een aantal voorbeelden daarvan aan. Daarnaast trok een aantal zaken publicitair de aandacht. Zo heeft de Ondernemingskamer dit jaar de verzoeken tot wanbeleid bij Stichting Meavita en bij de aandeelhouder van het Slotervaart Ziekenhuis ter zitting behandeld. De uitspraak in deze zaken volgt nog. 2.
3. Bezetting In 2014 was de bezetting van raadsheren in de Ondernemingskamer 4,4fte. De omvang van de bezetting bleef ongewijzigd, maar wel vonden er in 2014 enkele personele wijzigingen bij de raadsheren plaats. Ook heeft één raadsheerplaatsvervanger afscheid genomen wegens het bereiken van de leeftijd van 70 jaar. De bezetting van de raden(plaatsvervanger) bleef ongewijzigd met 14 raden(-plaatsvervangers). Eind e raad benoemd, die zijn werkzaamheden in 2015 is begonnen. Voorts is in 2014 2014 werd een 15 begonnen met de werving van twee nieuwe (financiële) raden-plaatsvervanger. Voor het eerst is daartoe openbaar, bij advertentie, geworven. De twee geselecteerde kandidaten zijn inmiddels bij Koninklijk Besluit benoemd. Raden (-plaatsvervanger) nemen gemiddeld aan zes zittingsdagen per jaar deel. 4. Vooruitblik In 2015 zal de Ondernemingskamer afscheid nemen van haar huidige voorzitter wegens het bereiken van de leeftijd van 70 jaar. In 2014 is begonnen met het werven van een nieuwe voorzitter. Ook voor de vervulling van deze vacature werd voor het eerst openbaar, door middel van een advertentie, geworven. Inmiddels is de nieuwe voorzitter bekend: mr. G.C. Makkink, sinds 2010 lid van de Ondernemingskamer. In 2015 zal daardoor ook een nieuwe vacature voor een raadsheer in de Ondernemingskamer ontstaan. Wellicht zet de hiervoor genoemde stijging in aantallen zaken/uitspraken door. Vooral het aantal uitkoopzaken lijkt begin 2015 al een stijging door te maken. Voor het overige zijn er geen aanwijzingen dat zich significante wijzigingen in het aantal zaken zal voordoen. De Ondernemingskamer blijft voorts streven naar een snelle afhandeling van aangebrachte zaken met behoud van kwaliteit. In beginsel volgt de uitspraak in verzoekschriften, binnen zes tot acht weken na de mondelinge behandeling.
‘De periode vanaf het tijdstip waarop partijen de Ondernemingskamer vragen te beslissen en het tijdstip waarop de uitspraak wordt gedaan. Zie voor een uitgebreide toelichting Hoofdstuk III, paragraaf 4.
6
Jaarverslag Ondernemingskamer 2014
III. JAARCIJFERS
Algemeen De jaarcijfers betreffen de gebeurtenissen die vallen binnen hetjaar 2014. Een verzoekschrift dat in 2013 is ingediend en in 2014 ter zitting is behandeld telt voor dit jaar derhalve niet mee bij de ingediende maar wel bij de ter zitting behandelde verzoekschriften. De intrekking van het desbetreffende verzoekschrift of de uitspraak wordt eveneens meegeteld, indien zich dat nog in 2014 heeft voorgedaan. Door onder meer deze wijze van tellen kan het aantal uitspraken in een jaar hoger of lager liggen dan het aantal ingekomen zaken. Verder ontstaan verschillen tussen het aantal ingekomen verzoeken of vorderingen en het aantal uitspraken, doordat in één zaak meer dan één uitspraak kan worden gedaan. Nieuw in 2014 is dat indien op samenhangende verzoeken (of vorderingen) één schriftelijke beslissing volgt, deze beslissing als uitspraak wordt meegeteld voor ieder ingekomen verzoek (of iedere vordering) waarop beslist is. In voorgaande jaren werd slechts de schriftelijk beslissing geteld. Een minnelijke regeling die ter zitting wordt getroffen, omvat meestal ook de afspraak dat het verzoek of de vordering (op enig moment) wordt ingetrokken en wordt als zodanig in de jaarcijfers meegeteld. De getroffen minnelijke regelingen ter zitting die in een proces-verbaal zijn vastgelegd, zijn in deze paragraaf opgenomen als specificatie van het onderdeel intrekkingen/doorhalingen. Voor het eerst zijn dit jaar bij de verzoekschriftprocedures ook de uitstroom van zaken meegeteld waar partijen, ook na aanmaning daartoe, niet meer reageren of de nog aanhangige wel of niet moet worden voortgezet. Deze zaken stromen uit met “ambtshalve royement” (onder doorhalingen in de algemene tabellen). Voorheen was deze wijze van uitstroom niet als optie in het administratiesysteem opgenomen. 1.
—
Totaal overzicht zaken tabel
2014
1
Ingekomen zaken Behandeling ter zitting
165 994
182 1043
Minneljke regeling ter zitting
Intrekkingen/doorhalingen Uitspraken
16
15
89
73
226
196
Verzoekschrift of dagvaarding Bij de Ondernemingskamer worden sommige zaken bij verzoekschrift en andere bij dagvaarding (rolprocedures) aangebracht. In 2014 was de verdeling tussen beide typen zaken als volgt: til)el 2
Ingekomen zaken Behandeling ter zitting
Verzoekschrift 176
Intrekkingen/doorhalingen Uitspraken
1
103
Minnelijke regeling ter zitting
Dagvaarding 6 1
14
84
5
205
21
Eerste aanleg en hoger beroep De Ondernemingskamer maakt als bijzondere kamer deel uit van het Gerechtshof Amsterdam. Zij heeft specifieke, landelijke bevoegdheden. In het overgrote deel van de zaken fungeert zij als eerste en enig feitelijke rechter. Voor 2014 is de verdeling tussen eerste aanleg en hoger beroep zaken als volgt: tabel
Ingekomen zaken Behandeling ter zitting
Eerste aanleg i8o
Intrekkingen/doorhalingen Uitspraken
2 1
103
Minnelijke regeling ter zitting
Hoger beroep
1
14
84 222
5 4
Schikking op slechts een enkel onderdeel van het geschil (bijv. kosten) worden hier niet geteld. Het merendeel van de schikkingen leidt direct tot een intrekking of doorhaling. De overige schikkingen nemen tot uitgangspunt dat de zaak na afwikkeling van de schikking wordt ingetrokken of doorgehaald. Minnelijke regelingen ter zitting getroffen die niet worden vastgelegd in een procesverbaal zijn niet geteld. 3Op deze 104 zittingen zijn in totaal 111 ingekomen verzoeken of vorderingen behandeld en één behandeling heeft twee dagen geduurd (dit telt in dit jaarverslag als één zitting). 4 Inclusief bevolen comparities. In 2014 werd één maal een comparitie bevolen, in 2013 vier maal. 2
Jaarverslag Ondernemingskamer 2014
Cassatie
7
De Hoge Raad heeft in 2014 negen keer (tegen drie keer in 2013) beslist op een cassatieberoep tegen een uitspraak van de Ondernemingskamer. Het betrof viermaal5 een cassatieberoep in een eerste fase 6 een cassatieberoep in een tweede fase enquêteprocedure. Alle enquêteprocedure en vijfmaal cassatieberoepen werden verworpen.
6
Waarvan twee in één zaak. Waarvan vier in één zaak.
8
Jaarverslag Ondernemingskamer 2014 2.
Verzoekschriftprocedures
Enquêteprocedure, artikel 2:344 BW e.v. De enquêteprocedure is de meest voorkomende procedure bij de Ondernemingskamer. In 2014 hadden 121 verzoekschriften betrekking op het enquêterecht, 68,7% van alle ingekomen verzoekschriften (66,5% van het totaal aantal nieuwe zaken). Zie de verzameltabellen onder 5. Binnen de enquêteprocedure wordt gewoonlijk onderscheid gemaakt tussen de zogeheten eerste fase en de tweede fase. Ten behoeve van dit jaarverslag worden de verzoeken en beslissingen op de voet van artikel 2:345 tot en met 2:353 BW gerekend tot de eerste fase. De verzoeken en beslissingen op de voet van artikel 2:354 tot en met 2:356 BW worden gerekend tot de tweede fase. Een uitzondering op deze verdeling vormt een verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen (artikel 2:349a lid 2 BW) in de tweede fase. In 2014 is er geen verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen binnen de tweede fase gedaan. Het aantal eerste fase verzoekschriften overtreft het aantal in de tweede fase verre: 91,7% tegenover 8,3%. Dat geldt ook voor de beschikkingen: 95,6 % tegenover 4,4%.7 tabel 4
2.Q.13
Ingekomen verzoeken
90 15
111 10
Eerste fase 8
Tweede fase
Beschikkingen
105
121
144
183
Eerstefase Tweede fase
128 16
175
8
Doorlooptijden
Bij de enquêteprocedure is hieronder met betrekking tot de eerste fase een onderscheid tussen de verschillende soorten verzoeken gemaakt. Voor de tweede fase is dit onderscheid gelet op het zeer geringe aantal zaken niet gemaakt. De hier weergegeven doorlooptijd betreft het aantal kalenderdagen tussen de mondelinge behandeling van een verzoek en de eerste uitspraak op het verzoek (de beslisperiode) .9 label : Gemiddelde doorlooptijd in dagen Eerste fase
64
37
Enquête
50
Enquête met onmiddellijke voorzieningen Alleen onmiddellijke voorzieningen
69
Tweede fase
73 37 i6
25
io8
245
Enquête, eerste fase
Tot en met 2009 werden de ingekomen verzoeken tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen separaat geteld, ongeacht of zij gelijktijdig met het enquêteverzoek werden ingediend. Sinds het jaarverslag 2010 is er voor gekozen het aantal ingediende verzoekschriften te tellen en dit vervolgens uit te splitsen naar hetgeen verzocht werd. tabel t)
Ingekomen verzoeken totaal Enquête met onmiddellijke voorzieningen Alleen onmiddellijke voorzieningen
Voor zitting
Ter of na zitting Ambtshalve royement
84
io6
Alleen enquête
Intrekkingen
ZQ.13
_Q14 9
5
79
71
i8
8
28
43 27
17
11
11
5
-
Beschikkingen waarmee een verslag wordt gedeponeerd en ter inzage gelegd, zijn in deze vergelijking niet meegeteld. Inclusief overige verzoeken in de eerste fase (In 2014: 106 plus 5, in 2013: 84 plus 6) Zie voor een toelichting op de hier gekozen berekeningswijze, alsmede op andere wijze berekende doorlooptijden paragraaf 4 van dit hoofdstuk.
7
Jaarverslag Ondernemingskamer 2014
9
2Q4
Behandeling ter zitting
67
75
Beschikkingen totaal Geheel ofgedeeltelijk toegewezen Enquête toegewezen
ZQ4 63 44
53 28 1
5
Enquête en onmiddellijke voorzieningen toegewezen Enquête toe-, onmiddellijke voorzieningen afgewezen Onmiddellijke voorzieningen toegewezen Afwijzingen Enquête afgewezen Enquête en onmiddellijke voorzieningen afgewezen Onmiddellijke voorzieningen afgewezen
20 1
25
19
3
3
1 /
ZQ4
Deponering en terinzagelegging onderzoeksverslag Minnelijke regeling ter zitting getroffen
8
12
Q4
ZQ3
9
10
Overige enquêtebeschikkingen Naast de voormelde (enquête en onmiddellijke voorzieningen) beschikkingen, komt er in de eerste fase beschikkingen voor, zoals op verzoeken tot verhoging van de meer diverse nog een aantal onderzoekskosten (artikel 2:350 lid 3 BW), bevel tot medewerking aan het onderzoek (artikel 2:352 BW), machtiging tot mededeling uit het verslag (artikel 2:353 lid 3 BW), en beschikkingen waarmee de procedure wordt beëindigd nadat onmiddellijke voorzieningen zijn getroffen en/of een onderzoek is gelast, of waarmee een benoemde onderzoeker of bestuurder wordt aangewezen, ontheven of vervangen. Veel van deze verzoeken worden op informele wijze gedaan. In vijf gevallen had een dergelijk verzoek een (meer) formeel karakter. Die werden in onderstaande tabel als verzoekschrift verwerkt. -
-
tabel 7
Q.14
Ingekomen verzoekschriften Beschikkingen totaal
5
Separate aanwijzing onderzoekerbo Inzage onderzoeksverslag Machtiging mededeling uit verslag Kostenverhoging onderzoek Beëindiging” na bereiken minnelijke regeling Beëindiging overig Overige
ZQ.i3
6 75
104 24
13
1
1
6 13
3 6
9
14
16
8
3512
30
10 Bij een beschikking waarmee een onderzoek wordt bevolen, wordt soms “een nader aan te wijzen persoon benoemd ten einde het onderzoek te verrichten”. De aanwijzing van de onderzoeker gebeurd dan later bij separate beschikking. i Procedures worden bij beschikking beëindigd indien onmiddellijke voorzieningen zijn getroffen en/of een onderzoek is gelast, maar voortzetting van de procedure geen doel meer dient (bijvoorbeeld door een minnelijke regeling tussen partijen of door gebrek aan baten bij de vennootschap waardoor het onderzoek niet aan kan vangen). 12 Inclusief zeven extrajudiciële beschikkingen waarbij een functionaris werd aangewezen op verzoek van partijen.
Jaarverslag Ondernemingskamer 2014
10
Enquête, tweedefase tabel 8
Ingekomen verzoeken
ZQI4
ZQ13
10
15
Wanbeleid Onmiddellijke uoorzieningen Kostenverhaal2:354BW Overige
Behandeling ter zitting Minnelijke regeling ter zitting Intrekking
o 3
3
0
1
8
6
3
1
8
2
Voor de zitting Na de zitting Ambtshalve royement
Beschikkingen
12
6
3 5
1 0 1
i6
8
Verzoek wanbeleid toegewezen Verzoek wanbeleid afgewezen Separate beslissing (onmiddellijke) voorzieningen Kostenverhaal 2:354 BW Overige beschikkingen
4 o
4 o 1
1
1
2
2
9
Adviesrecht van de ondernemingsraad, artikel 26 WOR Na de verzoekschriften in de enquêteprocedure, vormen de verzoekschriften op de voet van artikel 26 WOR het grootste percentage (24,7 %) ingediende verzoekschriften. Een ruime meerderheid pleegt echter voor de zitting weer te worden ingetrokken. In 2014 zijn 36 verzoeken (80 % van 45 verzoeken) v6ér de behandeling ter zitting ingetrokken. Zie de verzameltabellen onder 5. De gemiddelde doorlooptijd tussen de mondelinge behandeling van een verzoek op basis van artikel 26 WOR en de uitspraak’3 bedraagt in 2014 46 dagen (tegen 43 dagen in 2013). tabel
Ingekomen verzoeken Behandeling ter zitting Intrekkingen
45 18 36
Voor zitting Na zitting
Beschikkingen Verzoek toegewezen Verzoek afgewezen Comparitie gelast
Minnelijke regeling ter zitting getroffen
13
De beslisperiode, zie dit hoofdstuk, paragraaf 4.
44 17 30 27
31
3
5 15
12
6
8 4
9
0
1
11
Jaarverslag Ondernemingskamer 2014
Overige verzoekschriftprocedures
Hierna volgt een overzicht van een aantal andere verzoekschriftprocedures bij de Ondernemingskamer. Procedures die noch in 2013, noch in 2014 zijn voorgekomen, worden niet genoemd. De gemiddelde doorlooptijd tussen de mondelinge behandeling en de daarop volgende uitspraakl4 bedroeg 59 dagen (2013: 7915) Jaarrekenirzgprocedure, artikel 2:447 BW 10
Ingekomen verzoeken Behandeling ter zitting Beschikkingen Intrekkingen
1
5 3 3
0
0
o
1
Hoger beroep verzetfusie-voorstel, artikel 2:316 lid 2 BW juncto artikel 997 lid 5 Rv 1lb1l 11
Ingekomen verzoeken Intrekkingen
0
o
0
1
Vaststelling schadeloosstelling Artikel 6:11 Wft (Interventiewet) abe1
Q3
12
Ingekomen verzoeken Behandeling ter zitting Beschikkingen
0
1
0
1
0
1
Adviesrecht deelnemersraad pensioenfonds, artikel 217 Pw tabel
13
Ingekomen verzoeken Behandeling ter zitting Beschikkingen Intrekkingen Minnelijke regeling ter zitting getroffen
Q3 1
3 116
1
3
o
1
1
0
0
Hoger beroep van een beschikking van de rechtbank inzake de intrekking van een ‘4o3-verklaring artikel 2:404 BW tal)tl
14
Ingekomen beroepschriften Behandeling ter zitting Beschikkingen
14
2
0
1
0
1
o
De beslisperiode, zie dit hoofdstuk, paragraaf 4. 2013 betrof dit slechts één zaak. Hierbij zijn twee (samenhangende) verzoeken gezamenlijk behandeld. Zie ook voetnoot 3.
lSIn
6
ZQ14
12
Jaarverslag Ondernemingskamer 2014
Procedures op de voet van artikel 36 lid 3 WIVIS Artikel 36 lid 3 van de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) biedt de mogelijkheid bij de Ondernemingskamer beroep in te stellen tegen een beslissing van de landelijke commissie geschillen WMS. Daarnaast kent deze wet de mogelijkheid om bij dagvaarding een vordering tot naleving van de verplichtingen jegens de medezeggenschapsraad aan de Ondernemingskamer voor te leggen (artikelen 36 leden 1 en 2 WMS). tabel
15
Ingekomen beroepschriften Ingekomen dagvaardingen Behandeling ter zitting Intrekkingen/Doorhalingen Uitspraken comparitie bevolen
o
o
1
0
0
1
2
0
0
1
o
1
13
Jaarverslag Ondernemingskamer 2014
3. Rolprocedures De belangrijkste rolprocedures betreffen die van de uitkoop van rninderheidsaandeelhouders door de grootaandeelhouder die 95% of meer van de aandelen in een NV of BV houdt. Daarnaast wordt een enkele keer (één in 2014 en twee in 2013) een procedure krachtens de geschillenregeling tussen aandeelhouders van een besloten vennootschap aanhangig gemaakt. De geschillenregeling wordt in eerste aanleg in beginsel door de rechtbank behandeld. Het hoger beroep wordt ingesteld bij de Ondernemingskamer. De uitkoopprocedure wordt in eerste aanleg door de Ondernemingskamer behandeld. Het betrof in 2014 2,2 % (6,7 % in 2013) van alle ingekomen zaken. Het aantal uitspraken in de uitkoopprocedure maakt 8 % (in 2013 9,7%) uit van het totaal aantal uitspraken van de Ondernemingskamer in 2014. De gemiddelde doorlooptijd in de uitkoopprocedure tussen het vragen van arrest en de daaropvolgende uitspraak’7 bedraagt 1328 dagen (in 2013 was dat 103 dagen). In de geschillenregeling is in 2014 géén inhoudelijk arrest gewezen’9. Uitkoop minderheidsaandeelhouders, artikel tabel
2:92a, 201a, 359c of
359d BW
1h
Ingekomen zaken
11
4
Vordering ex2:92aBW Vordering ex2:2O1aBW Vordering ex2:359cBW Vordering ex2:359dBW
1
4 4 3
2 1
o
Behandeling ter zitting Doorhalingen Arresten
0
1
5 i8
2
Comparitie bevolen Tussenarrest Eindarrest
19
o
1
9 9
6 12
Geschillenregeling, artikel 2:336 e.v. BW label
17
Ingekomen zaken Behandeling ter zitting Doorhalingen Arresten
1
2
020
2
3
3 3
Comparitie bevolen Tussencirrest Eindarrest Herstelarrest
1
2
2
1
o
o
Minnelijke regeling ter zitting
1
1
Overige Hersteluitspraak, artikel tabel
31.
Rv Q3
i8
Uitspraken
3
1
De beslisperiode, zie dit hoofdstuk, paragraaf 4. Hierbij zijn de arresten waarbij alleen deskundigen zijn aangewezen, de kosten van het deskundigenonderzoek zijn verhoogd of een comparitie is gelast niet meegerekend. ‘9 De twee vermelde tussenarresten zijn gewezen door de meervoudige burgerlijke kamer. In het tweede arrest werd de ten onrechte niet bij de Ondernemingskamer aangebrachte zaak alsnog naar de Ondernemingskamer verwezen. 20 Eén zaak is met een (samenhangend) eerste fase enquêteverzoek behandeld en geschikt. De mondelinge behandeling is bij de enquêtezaken meegerekend. ‘7
‘
14
Jaarverslag Ondernemingskamer 2014
4. Enkele doorloopcijfers Bij het bepalen van doorlooptijden kunnen verschillende perioden worden onderscheiden: de behandelperiode: de periode tussen het tijdstip waarop de zaak hij de Ondernemingskamer aanhangig wordt gemaakt en het tijdstip waarop partijen de Ondernemingskamer vragen te beslissen’, de beslisperiode: de periode vanaf het tijdstip waarop partijen de Ondernemingskamer vragen te beslissen en het tijdstip waarop de uitspraak wordt gedaan en totale doorlooptijd per beslissing: de som van deze periodes: de totale doorlooptijd vanaf aanbrengen tot de beslissing; de totale doorlooptijd per zaak: de periode vanaf aanbrengen tot de uitspraak waarmee een einde aan de procedure komt ofwel de som van alle behandel- en beslisperiodes in één zaak. -
-
-
-
NB: Indien meer dan één beslissing wordt gegeven (een of meer tussenbeslissingen en een eindbeslissing), kunnen telkens opnieuw behandelperiode en beslisperiode worden berekend; na een tussenbeslissing begint de volgende behandelperiode op het tijdstip van de tussenbeslissing.22 Zijn er geen tussenbeslisssingen dan vallen uiteraard de totale doorlooptijd van de beslissing en van de zaak samen. e fase (meer dan 50% van het aantal zaken), blijft de procedure in geval van Bij enqueteprocedures, 1 toewijzing formeel doorlopen ook nâ de eindbeslissing: het bevolen onderzoek vindt immers plaats na die eindbeslissing, terwijl eventueel getroffen onmiddellijke voorzieningen doorgaans ook e fase wordt voor het bepalen van de doorlooptijden doorlopen. De periode na de eindbeslissing in de 1 e fase als twee verschillende zaken worden gezien: de totale e en 2 niet meegerekend. Voorts geldt dat 1 doorlooptijd per zaak betreft dus steeds de onderscheiden fasen afzonderlijk.
De hiervoor in het verslag op diverse plaatsen vermelde doorlooptijden betreffen de beslisperiode, gemeten in kalenderdagen. Hieronder geven wij achtereenvolgens de behandelperiode in zaken die zijn aangebracht in 2014; de beslisperiode in zaken die in 2014 zijn uitgesproken; de totale doorlooptijd per belissing voor belissingen in 2014; de totale doorlooptijd per zaak voor zaken die geëindigd zijn in 2014. Telkens ligt het meetpunt in 2014, waardoor het niet steeds over dezelfde zaken gaat. De geschillenregelingen zijn niet opgenomen in het overzicht van de behandelperiode omdat in de aanhangige zaken in 2014 geen inhoudelijke arresten zijn gewezen.
-
-
-
-
Behandelperiode: dagen tussen (i) aanbrengen en (ii) het tijdstip in Ondernemingskamer vragen uitspraak te doen.o tal)1l
19
Enquête eerste fase Enquête tweede fase WOR Overige verzoekschriften Uitkoop
2014
waarop partijen de
aQ4
69
44
81
125
90
59
80 8124
-
72
verzoekschriftprocedures is dit tijdstip het slot van de mondelinge behandeling en in rolprocedures het tijdstip waarop door partijen arrest wordt gevraagd. 22 Beslissingen op informeel gedane verzoeken, zoals om kostenverhoging van een onderzoek (ook bij deskundigenberichten), worden niet meegeteld. 23 Opgenomen zijn alle zaken waarin in 2014 uitspraak is gevraagd. Daar zitten dus ook zaken bij die vhôr 2014 zijn aangebracht en/of waarin na 2014 uitspraak is gedaan. 24 Periode tussen aanbrengen of tussenarrest en (opnieuw) arrest vragen in 2014 door partijen. In twee zaken zit ook het bevolen desl
Jaarverslag Ondernemingskamer
15
2014
de Ondernemingskamer vragen Beslisperiode: dagen tussen (i) het tijdstip waarop gedaan in 201425 wordt de uitspraak waarop tijdstip het en (ii) uitspraak te doen partijen
talwl
2014
20
64 108 46 59
Enquête eerste fase Enquête tweede fase WOR Overige verzoekschriften Uitkoop Geschillenregeling
132 -
2O1
37 245
43 8o 103
84
Totale doorlooptijd per beslissing, de som van behandel- en beslisperiode: dagen tussen het daarop volgende beslissing in 201427 aanbrengen van de zaak en de 6 eerstez
tk5l)(l21
Enquête eerste fase Enquête tweede fase WOR Overige verzoekschriften Uitkoop
107
Qi3 89
223
409
110
102
102 18928
344
2Qi4
-
Een vertekend beeld: de totale doorlooptijd per zaak, dagen tussen aanbrengen van de zaak en de uitspraak waarmee de procedure in 2014 tot een einde komt. 29
tabel
22
Enquête eerste fase Enquête tweede fase WOR Overige verzoekschriften Uitkoop Geschillenregeling
2014 261
399 278
i6i
104
42730
145
-
391
265
-
-
Toelichting op de gekozen doorlooptijd, enquêteprocedures Binnen de rechtspraak worden doorlooptijden gewoonlijk berekend over de periode tussen het aanbrengen van de zaak tot de einduitspraak; hiervoor de totale doorlooptijd per zaak genoemd. Een zaak stroomt meestal uit op het moment van de juridische eindbeslissing in die zaak. Een dergelijke doorlooptijd van aanbreng tot uitstroom van de zaak, komt de doorlooptijd bij de Ondernemingskamer van aanbrengen tot uitstroom van de zaak op gemiddeld 277 dagen voor alle in 2014 beëindigde zaken3’. Dit getal geeft echter een vertekend beeld. Wij lichten dit toe. Hoewel een beschikking waarbij een enquêteverzoek wordt toegewezen moet worden aangemerkt als een eindbeschikking waartegen cassatie openstaat, komt er met die beschikking wel een eind aan de procedure maar niet aan de zaak. Daarna volgt immers de zogeheten onderzoeksfase. Dan blijven 25 Opgenomen zijn alle zaken waarin in 2014 uitspraak is gedaan (zowel tussen- als einduitspraken). Daar zitten dus ook zaken bij die vébr 2014 zijn aangebracht en/of waarin vbér 2014 uitspraak is gevraagd. 26 Om administratieve reden zijn de vervolgbeslissingen niet meegeteld. 27 Ook hier weer: opgenomen zijn alle zaken waarin in 2014 uitspraak is gedaan (zowel tussen- als einduitspraken). Let op: het betreft hier derhalve geen eenvoudige optelsom van de cijfers in tabel 19 en 20. Het referentiepunt verschilt: voor opname in tabel 19 is bepalend of de uitspraak in 2014 is gevraagd en in tabel 20 is bepalend of de uitspraak in 2014 is gedaan. 28 In 2014 betreft het hier maar één arrest. 29 Let op: het gaat ook hier dus niet om een eenvoudige optelling van behandelperiode en beslisperiode, maar de totale doorlooptijd tussen aanbrengen en beëindiging van de procedure door een einduitspraak. Hier geldt hetzelfde als vermeld in noot 27. Bovendien zijn in geval van tussenuitspraken ook meer behandelperiodes verdisconteerd. De lengte van deze doorlooptijd wordt ook nog door diverse andere factoren beïnvloed. Wij lichten het hierdoor vertekende beeld hierna toe. Zaken aangebracht voor 2010 kunnen wegens administratieve redenen niet worden meegerekend. Voor de geschillenregeling zijn in 2013 en 2014 geen relevante getallen te geven. ° Hierbij is buiten beschouwing gelaten een in 2014 gegeven beschikking waarmee een procedure uit 2001 werd beëindigd (Decidewise B.V.). In die procedure was een onderzoek gelast dat vanwege het faillissement van de vennootschap nooit is geëffectueerd. 31 Daarbij is voormelde beslissing in de zaak Decidewise B.V. weer buiten beschouwing gelaten.
16
Jaarverslag Ondernemingskamer 2014
de voorzieningen getroffen “voor de duur van het geding” voortduren, kunnen nieuwe voorzieningen worden getroffen en kan de onderzoeker verzoeken doen. Per 1 januari 2013 is voorts bij wet de raadsheer-commissaris ingevoerd die ten aanzien van het onderzoek bepaalde beslissingen kan nemen. De onderzoeksfase kan lang duren, soms jaren. Dat kan liggen aan de complexiteit van het onderzoek, problemen met de financiering van het onderzoek, maar ook aan (het gebrek aan) medewerking van partijen. Bovendien wordt een onderzoek regelmatig aangehouden voor schikkingsonderhandelingen, vaak begeleid door een door de Ondernemingskamer aangestelde functionaris. De enquêteprocedure in de eerste fase kan vervolgens eindigen door deponering van het verslag en ommekomst van de twee maands-termijn voor indiening van het verzoekschrift in de tweede fase32 dan wel zonder verslag door het bereiken van een schikking of het ontbreken van financiële middelen voor de kosten van het onderzoek. Zijn onmiddellijke voorzieningen getroffen, dan dienen deze doorgaans ook bij beschikking beëindigd te worden. —
—
In sommige gevallen is buiten het zicht van de Ondernemingskamer een onderzoek tot stilstand gekomen, soms terwijl onmiddellijke voorzieningen (althans formeel) doorlopen. Dat komt bijvoorbeeld voor, indien een schikking is getroffen en voortzetting van onderzoek en onmiddellijke voorzieningen geen belang meer dienen. Het komt dan regelmatig voor dat partijen pas na navragen door de Ondernemingskamer om beëindiging verzoeken of zelfs dat achterwege laten. De Ondernemingskamer gaat op enig moment ambtshalve over tot beëindiging. De zaak komt dan pas (soms na enkele jaren) tot een einde. Ook na de tweede fase procedure kunnen getroffen voorzieningen van kracht blijven en de zaak dus doorlopen totdat de voorzieningen bij beschikking worden opgeheven dan wel eindigen door ommekomst van de daarvoor vastgestelde termijn. Die termijn is gewoonlijk twee jaar. Bij een bevolen ontbinding loopt de zaak gewoonlijk door tot het einde van de vereffening. Ook dergelijke vereffeningen kunnen enkele jaren in beslag nemen. —
—
e fase, in het e fase respectievelijk 2 De hiervoor geschetste ontwikkelingen na de uitspraak in de 1 bijzonder dus het onderzoek en het voortduren van de (onmiddellijke) voorzieningen, maken geen deel uit van de enquêteprocedure in processuele zin. Zij vallen ook grotendeels buiten de invloedsfeer van de Ondernemingskamer. Zij tellen niettemin mee hij de berekening van de totale doorlooptijden per zaak in dit jaarverslag. Dat brengt mee dat die totale doorlooptijd per zaak geen geschikte maatstaf is voor beoordeling van de doorlooptijden. Het is beter om de behandel- en beslisperiode of de som daarvan, de totale doorlooptijd per beslissing als maatstaf aan te houden.
32
Wordt een dergelijk verzoekschrift ingediend, dan loopt de procedure verder.
2014
33
De beslisperiode, zie paragraaf 4.
Geschillenregeling
Enquête eerste fase Enquête tweede fase WOR Overige verzoekschriften Uitkoop
-
132
64 108 46 59
kaleriderdagen tussen (i) mondelinge behandeling of vragen arrest enerzijds en (ii) uitspraak anderzzjds33
Doorlooptijden
(19)
26 5 7
(8) 10
(77)
(7) (3) 0
(2)
(18) 29
(2013)
17
Indien de bestuurder ook beheerder van aandelen wordt, wordt de benoeming alleen bij de bestuurders meegeteld 34 Indien meer deskundigen worden benoemd, wordt dit als één benoeming gerekend. *
Onderzoekers Bestuurders* Commissarissen Bindend adviseurs Deskundigen34 Overige externe personen, onder wie beheerders van aandelen Totaal
2014
Benoemingen van functionarissen:
3,1% 1,3%
8%
1,3%
5,3%
81%
100%
Uitspraken
1,9% 0%
0%
2,9%
17,3%
77,9%
loo%
Behandelingen ter zitting
3,4%
5,6%
0%
0%
40,4%
50,6%
100%
Intrekkingen/doorhalingen
3,3%
o,6%
2,2%
2,7%
24,7%
66,5%
100%
Ingekomen zaken
Overige
Geschillenregeling
Uitkoop
Jaarrekening
WOR
Enguête
Totaal
Procenten
7
3
iS
3
12
183
226
Uitspraken
2
0
0
3
i8
81
104
Behandelingen ter zitting
3
0
5
0
36
45
6
1
4
5
45
89
Overige
Geschillenregeling
Uitkoop
Jaarrekening
WOR
Intrekkingen/doorhalingen
EnQuête 121
Totaal
182
2014
Ingekomen zaken
Totalen
Verzameltabel zaken
5. Verzameltabellen
Jaarverslag Ondernemingskamer 2014
Jaarrekening
2014
Uitkoop
2014
2014
Instroom
0
30
60
90
Doorlooptijden (beslisperiode)
• Overige verzoekschriften
•WOR
• Enquête tweede fase
• Enquête eerste fase
• Overige
• Geschillenregeling
• Uitkoop
*
• WOR
• Enquete
Jaarverslag Ondernemingskamer
120
150
-
Overige
• Geschillenregeli ng
Uitkoop
Jaarrekening
• WOR
• Enquete
2014
Uitspraken
18
0
50
100
250
2004
2005
148
2009 —
—tntr./doorh.
2007
192
171 21
2011
Zittingen
2010
2012
2013
196
170 26
178 14
2014
192
—Uitspraken:
197
178 19
165
144 21
166
155 11
79
84
90
96
82
93
63
52
153
143 10
2011
145
135 10
2010
151
4
147
2009
54
179
160 19
2008
45
154
134 20
2007
2003-2014
221
197 24
2008
2006
Kerncijfers
182
161 20
120 28
101
8o 103
44
61
6g
69
92
164
149 15
2006
170
12
158
2005
193
173 20
2004
177
i8
159
2003
—Nieuwe zaken
2003
Zittingen Uitspraken: Rekest Rol Totaal
Totaal Intrekkingen/ doorhalingen
Rekest Rol
2014
2003-2014
Nieuwe zaken:
6. Kerncijfers
Jaarvers’ag Ondernemingskamer
165
132 32
196
174 22
99
87
91
i6i
152 13
2013
165 73
i6
145
2012
6
226
205 21
104
89
182
176
2014
19
20
Jaarverslag Ondernemingskamer 2014
IV. JAARVERSLAG 1.
Bezetting
In 2014 was de bezetting van raadsheren in de Ondernemingskamer 4,4fte. In 2014 vonden er enkele personele wijzigingen bij de raadsheren plaats. De bezetting werd tot 1 september 2014 verdeeld over acht raadsheren, waaronder twee raadsheerplaatsvervangers. Op 1 september 2014 is één raadsheer plaatsvervanger met pensioen gegaan. De bezetting van de raden(-plaatsvervangers) is in 2014 ongewijzigd gebleven met twee raden en 12 raden-plaatsvervangers. Sinds de tweede helft van 2009 houdt de Ondernemingskamer zitting onder wisselend voorzitterschap. Hierdoor en door de toename van het aantal raadsheren vergeleken met de periode voor 2009 is het aantal mogelijke raadkamersamenstellingen toegenomen. Daarmee is het waarborgen van de rechtseenheid sinds 2010 voor de Ondernemingskamer een zwaarder aandachtspunt geworden. 2.
Over de cijfers
Sinds het jaarverslag 2010 hanteert de Ondernemingskamer een meer gedetailleerde wijze van tellen. De Ondernemingskamer beoogt daarmee meer inzicht in de vermelde cijfers te bieden. Sinds de jaarcijfers 2011 is op een enkel onderdeel nog een verdere detaillering aangebracht. Bij het vergelijken van de cijfers van 2014 met die van 2013 moet bedacht worden dat het hier steeds gaat om (relatief.) kleine getallen. Dat maakt het niet goed mogelijk om, zonder nader onderzoek, aan de verschillen tussen de jaarcijfers conclusies te verbinden. Wel kunnen enkele observaties worden gemaakt. Algemeen
Het aantal ingekomen zaken (182) is flink gestegen ten opzichte van 2013 (165) Sinds 2010 is ieder jaar sprake van een lichte stijging, zie hiervoor ook de verzameltabel “Kerncijfers” met de bijbehorende grafiek op pagina 19. Het aantal zittingen (104) is licht gestegen ten opzicht van 2013 (9’), en vertoont sinds 2011 een stijgende lijn. Het aantal uitspraken laat een sterkere stijging zien ten opzichte van 2013 (+ 30), terwijl het aantal intrekkingen ook is gestegen (+ i6) ten opzichte van 2013. Het aantal minnelijke regelingen ter zitting is nagenoeg gelijk gebleven (-i).
Enquêteprocedure
In de enquêteprocedure is in 2014 op de meeste onderdelen een stijging te zien. Het totaal aantal ingekomen zaken in de eerste fase van de enquêteprocedure (106) is flink gestegen ten opzichte van 2013 (84). Die toename komt voor een deel door de toename van de separate verzoeken tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen (+io). Van 2011 tot 2013 was er telkens al sprake van een lichte stijging van deze verzoeken (ieder jaar +3). Het aantal enquêteverzoeken dat gepaard gaat met een verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen is voorts ook in lichtere mate gestegen (+ 8). Het aantal beschikkingen op een eerste fase-verzoek (6335) is ook gestegen ten opzicht van 2013 (3). Daarnaast is het aantal toewijzingen gestegen (+16). Ook het aantal overige beschikkingen is fors toegenomen (+ 29). Het aantal intrekkingen voor de zitting is eveneens opvallend gestegen (+io). In 2014 werden acht onderzoeksverslagen gedeponeerd (2013:12; 2012: 5; 2011: 9; 2010: 6). Daarbij dient altijd in aanmerking te worden genomen dat een onderzoek geruime tijd kan duren. Het aantal ingekomen verzoeken in de tweede fase van de enquêteprocedure is gedaald (-5: van 15 naar io), terwijl in 2013 juist sprake was van een sterke stijging (+13). Daar staat tegenover dat in 2014 slechts weinig zaken werden ingetrokken: 2 tegen 8 zaken in 2013. Het aantal toegewezen verzoeken tot vaststellen van wanbeleid (4) is gelijk gebleven met 2013. Het aantal overige beschikking in de tweede fase is gedaald (-j. -
-
WOR
Het aantal ingediende WOR-zaken is in 2014 nagenoeg gelijk gebleven aan 2013, terwijl in 2013 sprake was van een flinke daling (-10). In 2012 deed zich een stijging voor (+12), zodat het lijkt dat de instroom, na een eenmalig piek in 2012, stabiliseert. Het aantal intrekkingen is daarbij licht gestegen (+6).
Dit betreft de beschikkingen uit tabel 6 op verzoeken tot het gelasten van een onderzoek en/of tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen. De “overige enquêtebeschikkingen” uit tabel 7 zijn hier niet in meegeteld.
35
21
Jaarverslag Ondernemingskamer 2014
Jaarrekening Het aantal ingediende verzoekschriften tot aanpassing van een jaarrekening is in 2013 naar 5 in 2014.
2014
gestegen van 1 in
Uitkoop Het aantal ingekomen uitkoopvorderingen is in 2014 meer dan gehalveerd ten opzichte van 2013 (-j. Het aantal arresten is echter vrijwel gelijk gebleven (-i). De uitstroom van zaken door middel van een eindarrest is daarbij slechts licht gedaald (-s). De doorlooptijd van uitkoopprocedures blijft aandacht vragen. De doorlooptijd is in dit jaarverslag weergegeven in dagen vanaf het vragen van arrest tot aan de daarop volgende uitspraak (de beslisperiode): 132 dagen voor 2014 (103 in 2013 en 108 in 2012). Indien dit een tussenarrest betreft waarna partijen in de gelegenheid worden gesteld een (bewijs)stuk in het geding te brengen of waarbij een deskundigenonderzoek is gelast, wordt een nieuwe doorlooptijd berekend vanaf het moment dat partijen opnieuw arrest vragen. Geschillenregeling In 2014 werd één nieuwe geschillenregelingprocedure bij de Ondernemingskamer aanhangig gemaakt, tegen twee in 2013. 3. Publicatie Alle uitspraken van de Ondernemingskamer en de uitspraken van de Hoge Raad in cassatie op beslissingen van de Ondernemingskamer worden gepubliceerd in het tijdschrift Actuele Rechtspraak Ondernemingspraktijk (ARO), uitgegeven door Kluwer. Voorts worden de meeste (sedert september 2014 alle) uitspraken op rechtspraak.nl geplaatst. Daarnaast verschijnt een selectie van de uitspraken van de Ondernemingskamer in onder meer de juridische vakbladen Jurisprudentie Onderneming en Recht (JOR) en Jurisprudentie Arbeidsrecht (JAR) (beide uitgegeven door SDU) en Ondernemingsrecht (uitgegeven door Kluwer). Van de uitspraken in 2014 van de Ondernemingskamer werden er in totaal 31 in de voormelde vakbladen gepubliceerd, waarvan 19 voorzien van een annotatie. 4. Zittingsdag
De Ondernemingskamer heeft haar vaste zittingsdag op donderdag. Indien een verzoek met (bijzondere) spoed moet worden behandeld kan van deze vaste zittingsdag worden afgeweken. De praktijk leert dat ook een dergelijk verzoek meestal op de vaste zittingsdag kan worden behandeld. In 2014 is éénmaal ook zitting op woensdag gehouden. Dit betrof een zaak waarvan de behandeling twee dagen in beslag nam. Verder heeft de Ondernemingskamer in 2014 tweemaal op een donderdag in twee verschillende combinaties parallelle zittingen gehouden. In 2013 is viermaal uitgeweken naar een andere zittingsdag en waren er geen parallelle zittingen. —
—
22
Jaarverslag Ondernemirigskamer 2014
5. Enkele opvallende zaken en kwesties Recht van enquête Enquête, eerste fase Enquête bij KLM naar dividendbeleid Koninklijke Luchl:vaart Maatschappij N.V., g januari
2014,
ARO
2014, !U
en 28 juli
2014,
ARO
2014,
Het belang van de minderheidsaandeelhouders bij een juiste vervulling door het bestuur en de raad van commissarissen van hun rol hij het statutair voorgeschreven overleg met de prioriteitsaandeelhouder Air France-KLM (AFKLM) is groot, mede omdat, gelet op het tegenstrijdige belang tussen AFKLM en de minderheidsaandeelhouders bij de uitkering van dividend door KLM, dit overleg ertoe kan (en behoort te) dienen dat ook de belangen van de minderheidsaandeelhouders worden betrokken bij het reserveringsbesluit van de vergadering van houders van prioriteitsaandelen en dat daarmee voldoende rekening wordt gehouden. De uitlatingen van de voorzitter van de raad van commissarissen in de aandeelhoudersvergadering laten veel onduidelijkheid bestaan over de inhoud en strekking van dat statutair voorgeschreven overleg. De omstandigheid dat, zoals de Hoge Raad heeft overwogen in zijn arrest in een dagvaardingsprocedure tussen partijen, de statuten geen verdergaande eisen stellen aan de aard en inhoud van het voorafgaande overleg dan dat en tussen wie het moet plaatsvinden en dat op grond van artikel 2:8 BW niet de formele eis kan worden gesteld dat de belangen van de minderheidsaandeelhouders in het bedoelde overleg ter sprake zijn gebracht op straffe van vernietigbaarheid van dat besluit, doet er niet aan af dat de minderheidsaandeelhouders er aanspraak op kunnen maken naar behoren te worden geïnformeerd over inhoud en strekking van het gevoerde overleg, opdat de minderheidsaandeelhouders na kunnen gaan of, en zo ja hoe, hun belangen aan de orde zijn geweest in dat overleg en of, en zo ja hoe, in de verdere besluitvorming met dat overleg is rekening gehouden. Dat spreekt te meer in het licht van de vragen die de besluiten oproepen. Aldus werd ernstig betwijfeld of KLM bij de besluitvorming omtrent de winstreserveringen de vereiste zorgvuldigheid jegens haar minderheidsaandeelhouders in acht had genomen. Die conclusie ten aanzien van de wijze van totstandkoming van de desbetreffende besluiten deed evenzeer twijfelen aan het resultaat van die besluitvorming. Daarbij werd in aanmerking genomen dat het niet om een incidenteel besluit en incidentele besluitvorming gaat, maar om het beleid gedurende een reeks van jaren. Dit leverde gegronde redenen op om te twijfelen aan de juistheid van het dividendbeleid en een onderzoek werd bevolen. KLM heeft cassatie tegen deze uitspraak ingesteld. KLM heeft vervolgens de onderzoeker gemeld dat de kosten die hij maakt door KLM zullen worden terug gevorderd indien cassatie slaagt. Verzoeker in deze procedure heeft de Ondernemingskamer daarop gevraagd om een onmiddellijke voorziening tegen deze ‘waarschuwing’. De Ondernemingskamer overwoog in haar beschikking van 28juli 2014 dat ook naar het véér 1januari 2013 geldende recht geldt dat de vennootschap door haar betaalde kosten van het onderzoek niet onverschuldigd heeft voldaan en deze dan ook niet kan terugvorderen van de onderzoeker indien de desbetreffende beschikking van de Ondernemingskamer wordt vernietigd. De ‘waarschuwing’ van KLM aan de onderzoeker beruste dus op een onjuiste rechtsopvatting. De Ondernemingskamer kan KLM echter niet belettten om enig standpunt, ook indien dit onjuist is, in te nemen; geen rechtsregel brengt mee dat KLM verplicht zou zijn aan de onderzoeker toe te zeggen dat zij, indien de beschikking waarbij het onderzoek is bevolen wordt vernietigd, zich niet op het (onjuiste) standpunt zal stellen dat de onderzoeker gehouden is tot terugbetaling van de door haar betaalde onderzoekskosten. De cassatieprocedure loopt nog. —
—
Enquête verzocht bij een coöperatie
Cooperatie Trends-in-Center-Alsmneer (TICA) U.A. 27 februari 2014, ARO 2014, .57 Het besluit tot verkoop van alle aandelen in TICA Aalsmeer kwam naar het oordeel van Ondernemingskamer neer op materiële liquidatie van TICA. Er bestond geen reëel uitzicht op het voortbestaan van de coöperatie nadat alle aandelen in Tica Aalsmeer waren vervreemd. De opvatting van het bestuur van TICA dat een onderscheid moest worden gemaakt tussen de verkoop van Tica Aalsmeer en besluitvorming over de toekomst van de coöperatie was daarom gekunsteld. Het bestuur van TICA had niet, althans onvoldoende onder ogen gezien of het besluit tot verkoop van TICA Aalsmeer niet tevens materieel een besluit tot ontbinding van TICA impliceerde met als consequentie dat artikel 10 van de statuten een versterkte meerderheid voor dit besluit vereiste. De gang van zaken met betrekking tot de besluitvorming over het bod van de koper leverde daarom gegronde redenen op om aan een juist beleid te twijfelen.
Jaarverslag Ondernemingskamer
2014
23
Enquête verzocht door de cliëntenraad van eeii ziekenhuis.
Stichting Zuwe Hofpoort Ziekenhuis, 29 oktober 2014, ARO 2014, i8 Gezien de wijze waarop het ziekenhuis bij de hier aan de orde zijnde besluitvorming over een mogelijke fusie uitvoering heeft gegeven aan de medezeggenschap in zijn geheel, kon niet worden gezegd, dat aan de rechten van de cliëntenraad tekort werd gedaan, althans zodanig tekort werd gedaan dat dit gegronde redenen oplevert om aan een juist beleid of juiste gang van zaken te twijfelen. De Ondernemingskamer heeft het verzoek tot het bevelen van een onderzoek en het treffen van onmiddellijke voorzieningen dan ook afgewezen. Machtiging tot het doen van mededelingen uit het onderzoeksverslag aan derden Pierson & Pierson B.V., i6 januari 2014, ARO 2014, 44 Groene Energie Administratie B.V., 19 februari 2014, ARO 2014, 4, Middie Europe Investments N.V. c.s., 19 mei 2014 ARO 2014, 88 en o juli 2014, ARO 2014, 151, In 2014 heeft de Ondernerriingskamer een aantal beslissingen gegeven op verzoeken om (als belanghebbende) inzage te krijgen in een onderzoeksverslag (art. 2:353 lid 2 BW), en heeft de voorzitter van de Ondernemingskamei beschikkingen gegeven op verzoeken om machtiging tot het doen van mededelingen uit het verslag aan derden (art. 2:353 lid 3 BW), Voor zover het verslag niet voor een ieder ter inzage ligt en behoudens de in de laatste zin van artikel 2:353 lid 3 BW gemaakte uitzondering, staat het op grond van die bepaling alleen de rechtspersoon vrij aan derden mededelingen te doen uit het verslag, tenzij met machtiging van de voorzitter van de Ondernemingskamer. Uit het samenstel van die bepalingen en uit aard en strekking van het enquêterecht vloeit voort dat het verslag in beginsel vertrouwelijk van aard is. Bij beoordeling van de machtigingsverzoeken stelde de voorzitter van de Ondernemingskamer voorop dat dit uitgangspunt van vertrouwelijkheid de belangen van de rechtspersoon dient. Op een machtigingsverzoek om in een enquêteprocedure mededelingen te doen uit een in een andere enquêteprocedure opgemaakt onderzoeksverslag besliste de voorzitter van de Ondernemingskamer toewijzend (ARO 2014, 43). Een verzoek van een advocaat om voor het voeren van verweer in een jegens haar aanhangige tuchtrechtelijke procedure mededelingen te mogen doen uit bepaalde delen van het onderzoeksverslag wees de voorzitter af (ARO 2014, 151). Afwijzingen volgden ook op verzoeken om mededelingen uit het onderzoeksverslag te doen in procedures jegens een executeur en (testamentair) bewindvoerder, alsmede tegen een boedelnotaris (ARO 2014, 44). Voor toewijzing van dergelijke verzoeken is ten minste vereist een deugdelijke toelichting van het belang bij het doen van mededelingen aan derden. Aan dat vereiste voldoet niet de wens van een verzoeker om buiten het kader van een tweede fase procedure de wijze van totstandkoming van het verslag en de wijze waarop de onderzoeker is omgegaan met het commentaar van verzoeker op het conceptverslag aan de orde te kunnen stellen (ARO 2014, 88). Enquête, tweede fase Groene Energie Administratie B.V., 27 november 2014, ARO 2014, 15. 154 en 155 Bij Groene Energie Administratie (Greenchoice) heeft zich naar het oordeel van de Ondernemingskamer wanbeleid voorgedaan ter zake van het proces van eindafrekening hij klantenswitches, financiële verslaglegging, AO/IC, corporate governance, het omgaan met tegenstrjdige belangen en het verstrekken van informatie aan de algemene vergadering van aandeelhouders. Energie Concurrent als enig bestuurder van Greenchoice en de indirecte bestuurders van Greenchoice zijn ten aanzien van alle onderwerpen hoofdveiantwoordelijk voor het wanbeleid. Energie Concurrent en de indirecte bestuurders werden ook op de voet van art. 2:354 B\’V hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan Greenchoice van de onderzoekskosten. De Ondernerningskamer heeft met het oog op het redresseren van het geconstateerde wanbeleid, het herstel van gezonde vennootschappelijke verhoudingen en het creëren van verantwoorde corporate governa nee Energie Concurrent bij wijze van voorziening ontslagen als bestuurder van Greenchoice. Voorts heeft zij voor de duur van drie jaar, althans totdat de algemene vergadering van aandeelhouders een of meer bestuurders heeft benoemd, een onafhankelijk bestuurder van Greenchoice benoemd, de door Energie Concurrent gehouden aandelen in Greenchoice voor eenzelfde periode ten titel van beheer overgedragen, en drie commissarissen benoemd met de opdracht een of meer kandidaat-bestuurders voor te dragen ter benoeming door de algemene vergadering van aandeelhouders. Aan de bij wijze van voorziening benoemde raad van commissarissen werden, in afwijking van de statuten, verdere goedkeuringsbevoegdheden toegekend. De Ondernemingskamer heeft ten slotte de statutaire tegenstrijdig belangregeling buiten werking gesteld en bepaald dat de statuten een bepaling bevatten die luidt overeenkomstig de tekst van artikel 2:107a BW.
24
Jaarverslag Ondernemingskamer 2014
Wet op de Ondernemingsraden
OR Fundis Holding B.V. (v/h Vierstroom Holding B.V.), 27 februari 2014, ARO 2014, 84 In deze zaak oordeelde Ondernemingskamer dat het besluit van Fundis om in een andere zorgonderneming zoals ‘t Lange Land Ziekenhuis te Zoetermeer te participeren, in beginsel een aangelegenheid van de ondernemer is, dat er strategische en/of commerciële en/of bedrijfseconomische redenen voor zo’n besluit kunnen zijn en dat het aan de ondernemer is om die redenen te inventariseren en te beoordelen. Dit nam echter niet weg dat de ondernemer de belangen van de onderneming en haar stakeholders, onder wie de werknemers, in zijn besluitvorming diende te betrekken en dat hij een afweging diende te maken van de beweegredenen voor, en de voor de onderneming te verwachten gevolgen van het voorgenomen besluit. De ondernemer had het daarbij ook tot zijn taak dienen te rekenen om de door de onderneming beoogde en redelijkerwijs te behalen voordelen van de investering/participatie af te wegen tegen de nadelen, waaronder die van financiële aard. Dit bracht mee dat niet alleen de (transactie)voorwaarden waaronder Fundis in het ziekenhuis participeerde in ogenschouw dienen te worden genomen, maar ook de (overige) omstandigheden waaronder de investering/participatie zou worden geëffectueerd. De Ondernemingskamer oordeelde dat niet kan worden gezegd dat Fundis niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de zeggenschap over het ziekenhuis over te nemen en te participeren in het ziekenhuis. Wel heeft Fundis heeft onvoldoende zorg gedragen voor daadwerkelijke vervulling van in de intentieovereenkomst opgenomen ‘risicomatigende’ voorwaarden, voordat zij definitief tot participatie besloot en de uitvoering daarvan uitsluitend liet affiangen van de goedkeuring van de gemeente Zoetermeer. De handelwijze van Fundis te dezen werd door de Ondernemingskamer onverantwoord geacht: in het licht van de gesignaleerde (financiële) risico’s kon niet worden aanvaard dat voorbij werd gegaan aan de vervulling van ten minste bepaalde van de (risicomatigende) voorwaarden voor de transactie. Het besluit was kennelijk onredelijk en Fundis werd bevolen het besluit in te trekken en de gevolgen ongedaan te maken. OR Medisch Diagnostisch Centrum Amstelland B.V., 17 december 2014, ARO 201!, i6 De Ondernemingskamer oordeelde in deze beschikking dat Medisch Diagnostisch Centrum Amstelland (MDCA) en diens aandeelhouders niet in redelijkheid hadden kunnen komen tot het besluit tot overdracht van de aandelen in MDCA aan de Reinier de Graaf Groep en dat zij het besluit moest intrekken. De financieringsstructuur van de overdracht leek vooral te zijn ingegeven door het belang van de aandeelhouders. De corporate governance structuur, die zich kenmerkte door een structurele verstrengeling van belangen doordat de aandeelhouders tevens zijn vertegenwoordigd in de raad van commissarissen, terwijl zij daarnaast indirecte belangen als leverancier of klant bij het MDCA hadden, kan hieraan hebben bijgedragen. De voorgenomen financieringsstructuur hoewel niet op zichzelf en hield naar haar aard financiële risico’s in voor de overgenomen zonder meer onaanvaardbaar de betrokken partijen onvoldoende garanties gegeven dat de door werden onderneming. Daarbij aan de overname verbonden synergievoordelen. MDCA zelf door rd gecompensee worden nadelen meende ook dat de wijze van financiering van de verkoop niet in het belang was van zijn onderneming omdat deze een groot ondernemersrisico behelsde en de door de aandeelhouders voorgestane extra productie naar de mening van MDCA niet realistisch was. Aldus kon de wijze waarop de financiering van de aandelenoverdracht vorm had gekregen, de toets der redelijkheid als bedoeld in artikel 26 lid 4 WOR niet doorstaan. Daar kwam bij dat de aandeelhouders onvoldoende doordrongen zijn geweest van de noodzaak van het scheppen van waarborgen voor het personeel. —
—
Overige verzoekschriften: de 403-verklaring
Van Lieshout Beleggingen B.V., 2iU1i 2014, ARO 2014, iq8 De door de voormalige moedervennootschap (appelante) afgegeven 403-verklaring hield geen beperkingen in. Daarom was de verklaring naar het oordeel van de Ondernemingskamer mede van toepassing op schulden voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst van geïntirneerde met de voormalige dochtervennootschap. Dit gold evenzeer voor de ontbindingsvergoeding, die voortvloeide uit de arbeidsrelatie. De omstandigheid, dat de ontbinding (uiteindelijk) was verzocht door geïntimeerde en niet door haar werkgever, deed daaraan niet af. VOOrtS viel het ontstaansmoment van de vordering (en de schuld van) de werkgever binnen het ‘aansprakelijkheidstijdvak’. De aan de regeling van de 403verklaring ten grondslag liggende ratio noopte in dit verband niet tot een ander oordeel, ook niet indien,
Jaarvers’ag Ondernemingskamer 2014
25
zoals appellante nog stelde, de ontdekking van het bestaan van de 403-verklaring voor geïntimeerde de aanleiding was om zelf een ontbindingsverzoek in te dienen en zich vervolgens voor betaling van de haar toegekende vergoeding tot appeflante te wenden omdat zij was geconfronteerd met het ‘habe nichtsvei’weer’ van haar werkgever. Gelet op de lange duur van de arbeidsrelatie van geïntimeerde met haar werkgever, kon niet worden gezegd dat het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was om de hoofdelijke aansprakelijkheid van appellante jegens haar van toepassing te achten. De gestelde omstandigheid dat het ging om een ‘vergeten’ 403verklaring was, alle betrokken belangen afwegende, niet zodanig uitzonderlijk dat het beroep van appellante op toepassing van artikel 6:2 lid 2 BW moest slagen. Uitkoop
Vertrouwelijke stukken bij een deskuridigenonderzoek
DIM Vastgoed N.V. 22 april 2014, ARO 2014, 115 en 28 oktober 2014. ARO 2015, Q Teleplan International B.V., 17juni 2014, ARO 2014, 127 In de uitkoopzaken DIM en Teleplan hebben de verschenen gedaagden (minderheidsaandeelhouders) verweer gevoerd tegen de gevorderde prijs voor de door hen over te dragen aandelen. In eerdere arresten had de Ondernemingskamer in deze zaken deskundige(n) benoemd om onderzoek te doen naar de waarde van de over te dragen aandelen. Hoewel de onderzochte vennootschap niet noodzakelijkerwijs procespartij is in de uitkoopprocedure, is zij wel verplicht aan het onderzoek mee te werken. Eiser in de uitkoopprocedure heeft daarnaast als 95% aandeelhouder in beginsel toegang tot alle informatie van de vennootschap. In beide zaken diende de Ondernemingskamer vervolgens te beslissen over de vraag of als vertrouwelijk aangemerkte informatie van de onderzochte vennootschap ook met de gedaagden dient te worden gedeeld. Dat was in beide zaken niet gebeurd. De Ondernemingskamer oordeelde dat de verstrekkers van informatie weliswaar een gerechtvaardigd belang erbij kunnen hebben dat bepaalde informatie vertrouwelijk blijft, maar dat gelet op het beginsel in artikel 19 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in beginsel niet kon worden aan aanvaard dat de oordeelsvorming van deskundigen mede was gebaseerd op informatie zonder dat gedaagden daarvan kennis hadden genomen en deze hadden kunnen betrekken in hun reactie op het conceptrapport. In beide zaken werd eiser in de gelegenheid gesteld om alsnog de informatie in het geding te brengen dan wel toe te lichten waarom de informatie vertrouwelijk moest blijven. In dat laatste geval diende tevens te worden toegelicht of en zo ja waarom, er bezwaar bestond tegen kennisname door gedaagde van de betreffende informatie als de Ondernemingskamer haar zou verbieden aan derden mededelingen te doen omtrent de desbetreffende informatie. In DIM heeft de Ondernemingskamer in oktober opnieuw een tussenarrest gewezen. In dit arrest overwoog de Ondernemingskamer dat in uitkoopprocedures het belang van een juiste prijsbepaling, het belang van hoor en wederhoor, het belang van het vertrouwelijk blijven van bedrijfsgevoelige gegevens van de vennootschap die het voorwerp is van de uitkoopvordering en het belang van een voortvarende behandeling soms moeilijk verenigbaar zijn. Aangezien niet was gebleken van voldoende gewichtige redenen om gedaagden niet volledig kennis te laten nemen van de aan de deskundigen verstrekte informatie, droeg de Ondernemingskamer eiseressen op de door de deskundigen geraadpieegde en nog niet in het geding gebrachte stukken alsnog in het geding te brengen. De Ondernemingskamer heeft gedaagden vervolgens verboden van deze informatie mededeling te doen aan derden (anders dan eigen adviseurs in het kader van deze procedure). De Ondernemingskamer stelde tussentijds cassatieberoep open tegen dit arrest. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.
26
Jaarverslag Ondernemingskamer 2014
V. ORGANISATIE
De Ondernemingskamer houdt zitting met telkens drie raadsheren, waarvan één als voorzitter, twee raden (deskundigen uit de praktijk die geen lid zijn van de rechterlijke macht) en een griffier. De voorzitter, de secretarissen en de administratief-juridisch medewerkers van de Ondernemingskamer vormen samen het bureau van de Ondernemingskamer. Het bureau is onder meer belast met de coördinatie van de lopende procedures, het onderhouden van de contacten met door de Ondernemingskamer benoemde externe personen (onderzoekers, bestuurders en anderen) en de externe representatie van de Ondernemingskamer. De bezetting van de Ondernemingskamer was in het jaar
2014
als volgt:
Leden van de Rechterlijke Macht Voorzitter: mr. P. Ingelse Raadsheren: mr. E.A.G. van der Ouderaa (tot 31 december mr. J. den Boer (per 1 november 2014) mr. E.F. Faase (tot 1 september 2014) mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar mr. A.C. Faber mr. M.M.M. Tillema (per 1 september 2014) mr. G.C. Makkink
2014)
Raadsheren-plaatsvervanger: prof. mr. M.P. Nieuwe Weme prof. mr. J.H.M. Willems (tot 1 september 2014) Raden(-plaatsvervanger) prof. dr. M.A. van Hoepen RA E.R. Bunt drs. P.R. Baart prof. dr. R.A.H. van der Meer RA G.A. Cremers prof. dr. mr. F. van der Wel RA prof. dr. M.N. Hoogendoorn RA H. de Munnik drs. J. van den Belt dr. P.M. Verboom drs. M.A. Scheltema mr. drs. B.M. Prins RA drs. P.G. Boumeester prof. drs. E. Eeftink RA drs. J.B.M. Streppel (benoemd in
2014,
werkzaamheden aangevangen in
Secretarissen van de Ondernemingskamer mr. A.J. van Wees mr. drs. R. Verheggen mr. B.M. Meerdink-Schenau mr. H.H.J. Zevenhuijzen mr. M.A. Sterk (per 1januari 2014)
Administratief-juridisch medewerkers C.M.M. van Vlaanderen D. Sleebos
2015)
27
Jaarvers’ag Ondernemingskamer 2014
VI. CONTACTGEGEVENS Terechtzittingen, tevens bezoekadres en griffie
Paleis van Justitie IJdok 20 1013 MM Amsterdam Telefoon- en faxnummer
telefoon: fax:
(+31) (+31)
(o)88 36 (0)88 36 -
-
11317 10040
Postadres
Postbus 1312 1000 BH AMSTERDAM E-mailadres
ondernemingskamer@rechtspraakn1 Website
www.rechtspraak.nl Webpagina
http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Gerechtshoven/Amsterdam/OverHetGerechtshof/ Organisatie/Pages/Ondernemingskamer.aspx