Jaarverslag 2013 Veiligheidshuis IJsselland
Het Veiligheidshuis is geen extra schakel in de keten maar een druppeltje olie
Versie: Datum: Status:
2.0 28 februari 2014 vastgesteld in de Stuurgroep van 20 maart 2014
1
1.
Inleiding
Basis voor dit jaarverslag is het meerjarenplan Veiligheidshuis 2012 / 2013. Dit plan bestaat uit een planning van de verwachte activiteiten van het Veiligheidshuis 2013 en actiepunten, gericht op het structureel verbeteren van de keten. Allereerst zullen de activiteiten, in relatie tot de planning, toegelicht worden. Daarna wordt ingegaan op districtelijke en landelijke ontwikkelingen en tot slot wordt de stand van zaken ten aanzien van de actiepunten beschreven. Actiepunten die al in 2012 zijn afgerond zullen niet meer benoemd worden.
2
2.
Cijfermatig overzicht Marap 1
Marap 2
Marap 3
Marap 4
jaartotaal
Prognose 2013
59
80
88
132
359
278
1.445
1.280
1.083
718
207 155
324 238
Kernactiviteiten: aanpak casussen MDO – casusoverleg – casusbespreking - regiegroepen
Infoverstrekking (uitzoeken, ophalen, doorsluizen) Veiligheidsmakelaars
164
195
318
406
Informatiemakelaar • nav vraag • zelf info doorgeven
Overige activiteiten
Marap 1
Marap 2
Marap 3
Marap 4
totaal
Prognose 2013
Opschaling (management/bestuur)
1
2
1
1
5
3
Aantal presentaties/kennismakingsbijee nkomsten
-
-
2
2
4
10
Adresseringsinitiatieven
2
4
2
3
11
10
3
2.1. Toelichting 1. Informatievragen De kernactiviteiten van het Veiligheidshuis zijn: intensief met een casus aan de slag in één of meerdere MultiDisciplinaireOverleggen en (eenvoudig of uitgebreid) de keten vooruit helpen met informatie waarover de ketenpartner zelf niet beschikt. Het oorspronkelijke onderscheid in informatie, verstrekt door de Informatiemakelaar of de Veiligheidsmakelaars, blijkt in de praktijk anders dan verwacht uit te pakken. We zijn van de veronderstelling uitgegaan dat eenvoudige vragen altijd bij de Informatiemakelaar zouden binnenkomen. Dit is niet het geval. Achter veel vragen om informatie blijkt namelijk een bredere ondersteuningsvraag schuil te gaan en dan is het goed dat de vraag binnenkomt bij de Veiligheidsmakelaar. Er kwamen dus minder vragen bij de Informatiemakelaar en meer vragen bij de Veiligheidsmakelaars binnen dan verwacht. 2. MDO’s e Zoals uit het jaaroverzicht blijkt was het 4 kwartaal in alle opzichten een drukke periode. Daarvoor is niet direct een oorzaak aan te wijzen. Mogelijk speelt daarbij mee dat enkele gemeenten bezig zijn met een intensieve aanpak van (jeugd)groepen. Daar vloeien dan MDO’s uit voort rond individuele jongeren / gezinnen. Overigens moet opgemerkt worden dat in dit kader getallen ‘lastig optelbaar zijn’. Het ene MDO betreft een eenmalige bijeenkomst met heldere interventies, een ander MDO kan aanleiding geven to frequente contacten en een langduriger betrokkenheid. 3. Opschaling In 2013 zijn 5 casussen opgeschaald naar management c.q. bestuur omdat het reguliere MDO niet leidde tot een adequate oplossing. In alle gevallen ging het om casussen met een hoog urgent veiligheidsrisico. Elke opschaling heeft geleid tot een aanpak waarmee de ketenpartners konden instemmen. Bij de evaluatie van iedere opschaling is het thema ‘hoe voorkomen we gelijksoortige problemen’ het belangrijkste. Dit leidt soms tot de conclusie dat de keten nog niet overal sluitend is. Als vervolg daarop gaat meestal een kleine werkgroep aan de slag om structurele oplossing te creëren. Soms is een casus ook dermate uniek dat niet te verwachten valt dat een vergelijkbare situatie zich snel weer zal voordoen. Dan zijn geen aanpassingen in de ketenafspraken noodzakelijk. 4. Presentaties Het Veiligheidshuis is inmiddels ruim bekend bij ketenpartners. De behoefte aan kennismaking en presentaties is er daarom nauwelijks meer. Wel wordt door ketenpartners regelmatig gebruik gemaakt van een ‘overleg-uur’ op maandagmiddag van 14.00-15.00 (voorafgaand aan het werkoverleg Veiligheidshuis). Tijdens dit uur zijn (op afspraak) alle medewerkers Veiligheidshuis beschikbaar voor overleg over thematische zaken (géén bespreking individuele casussen). 5. Adressering In de ‘adressering’ komt de luis in de pelsfunctie van het Veiligheidshuis tot uitdrukking. Ketenpartners die in onze ogen een steek hebben laten vallen worden persoonlijk of via mail/brief benaderd. De prik van de luis is vooral bedoeld om de keten te versterken.
4
3.
Ontwikkelingen in de keten
3.1. JOR (justitieel overleg risicojongeren) In de Stuurgroep Veiligheidshuis van maart 2013 is met het 5-districtenmodel jeugd Oost Nederland ingestemd. De nieuwe structuur voor het overleg sluit aan bij de schaalgrootte van politie en OM. Op 26 februari 2013 is een grote kickoff-bijeenkomst gehouden voor ketenpartners die te maken hebben met risicojongeren. Besloten werd dat de mogelijkheden te onderzoeken voor de oprichting van een JOR IJsselland. Gekozen is voor de naam JOR omdat we daarmee in de pas lopen met de benaming in andere districten. Doelgroep van het JOR is: jeugd (t/m 23 jaar) die in aanraking geweest is met justitie of dat op korte termijn dreigt te overkomen en waarbij er sprake is van complexe problematiek bij hun zelf of hun gezin/familie (systeemaanpak). In de periode april – juli is de JOR- structuur verder uitgewerkt met ketenpartners (gemeenten, politie, OM, Raad voor de Kinderbescherming, Bureau JeugdZorgOverijssel, Dimence, William Schrikker Groep). In IJsselland zijn 2 overleggen JOR ingericht. Eén JOR voor de gemeenten Zwolle, Kampen, Steenwijkerland, Staphorst, Dalfsen, Ommen , Hardenberg en Zwartewaterland en één JOR voor Deventer, Raalte en Olst-Wijhe. De regie voor de JOR’s is in handen van de gemeenten. De gemeenten Zwolle en Deventer zitten respectievelijk het JOR Noord en JOR Zuid voor. Het JOR Noord is in september 2013 van start gegaan en het JOR Zuid in januari 2014. Doel was om op het JOR jongeren te bespreken die: 1. vanuit de ZSM afdoening (JCO plus) komen boven drijven als risicojongere voor recidive; 2. door gemeenten geprioriteerd zijn omdat uit de lokale aanpak blijkt dat zorg/hulp niet voldoende is en steunt van justitie kan helpen bij dwang en drang. Het JOR Noord is op dit moment tijdelijk ‘uit de lucht’ omdat er via bovenstaande 2 lijnen onvoldoende namen aangeleverd worden om de bijeenkomsten zinvol door te laten gaan. In de afstemming en beeldvorming zitten nog kinken in de kabel waardoor het nog niet soepel verloopt. Het is niet zo dat de jongeren er niet zijn, maar ze komen niet boven drijven. Er wordt gewerkt aan de oplossing van het probleem. Het JOR Zuid is net operationeel en we volgen of dezelfde problemen zich hier voordoen. Naast de districtelijke JORs is er één JCO plus (Justitieel Casus Overleg jeugd plus) voor 5 politiedistricten. Het JCO plus is een justitieel afdoeningoverleg waarbij 3 partijen aan tafel zitten: OM, politie en raad voor de kinderbescherming. Op het JCO plus komen jongeren waarvan de zaak te ‘zwaar’ is om direct ZSM afgedaan te worden of waarbij nader onderzoek gewenst is. Deelname van de regio IJsselland aan het JCO plus loopt via een vaste contactfunctionaris jeugd van de politie. Zij speelt heeft een verbindende rol.
5
3.2. Handboek nazorg In 2013 is in samenwerking met de centrumgemeente Zwolle een handboek nazorg opgesteld. Een praktische handleiding voor de gemeentelijke coördinatoren, die zich bezig houden met nazorg. Voor complexe nazorgzaken is als vraagbaak de nazorgcoördinator van de gemeente Zwolle beschikbaar 1 voor de ‘IJsselvecht’ gemeenten. 3.3. Zorgwekkende zorgmijders / ambulantisering van de GGZ Er is een samenwerkingsmodel voor de lastige plaatsbare groep: GGZ-agressie/criminaliteit opgesteld. Samenwerkende partijen hierin zijn: 11 gemeenten, OM, GGZ, politie, Tactus Verslavingsreclassering, Leger des Heils reclassering, Reclassering Nederland en de GGD IJsselland. Inmiddels hebben alle partijen getekend en contactpersonen aangewezen. De eerste casus volgens dit model is half augustus in een opgeschaald MDO besproken. Vanuit deze casus wordt gebouwd aan het sluitend maken van de keten rond deze lastige doelgroep. Als vervolg hierop is in het Districtelijk VeligheidsOverleg van 30 oktober 2013 een presentatie gehouden door een lid van de raad van bestuur van Dimence. Burgemeesters zijn op de hoogte gebracht van de praktische plaatsingsproblemen rond deze groep en de ontwikkelingen in de wetgeving van de GGZ in Nederland. In 2014 zal dit in het DVO een vervolg krijgen. 2
3.4. ZSM ZSM heeft het een en ander toegevoegd aan de MDO-aanpak in IJsselland. Centrale vraag aan het eind van iedere MDO moet zijn: wat nu als deze persoon toch weer een delict pleegt? Wat zouden we 3 dan willen dat het OM zou doen ? Deze ‘wens’/slagzin OM moet vervolgens zo snel mogelijk in het politiesysteem Amazone gezet worden zodat zichtbaar is voor de politie op de ‘ZSM-tafel’ hoe de lokale keten met deze persoon bezig is en wat in dit kader ‘helpend’ is bij de aanpak. De afstemming loopt beter, maar is nog niet altijd vlekkeloos. Daar wordt hard aan gewerkt. In de landelijke ZSM pilot is de regio Oost pilot voor het thema: aansluiting ZSM – Veiligheidshuizen. Het Veiligheidshuis IJsselland participeert in de totale projectgroep en deelwerkgroepen.
1
Gemeenten: Kampen, Zwartewaterland, Steenwijkerland, Staphorst, Ommen, Dalfsen, Hardenberg.
2
Regionale afdoening van veelvoorkomende criminaliteitszaken op één locatie in Oost (Deventer) waarbij de ‘s’ staat voor; snel, selectief, samenlevingsgericht, slachtoffergericht etc. 3 mits dit kan natuurlijk gelet op het delict.
6
3.5. Huisvesting kernbezetting veiligheidshuis IJsselland De kernbezetting van het Veiligheidshuis IJsselland bestaat uit: * * *
0,4 fte Ketenmanager (combifunctie RCIV) 2,7 fte Veiligheidsmakelaar 0,6 fte Informatiemakelaar
* * *
0,5 fte Informatiemedewerker politie 1 fte doelgroepen coördinator politie 1 fte parketsecretaris (0,9 doelgroepen en 0,1 fte jeugd)
De Informatie- en Veiligheidsmakelaars worden bekostigd uit de begroting Veiligheidshuis. De overige fte’s worden door de ketenpartners zonder vergoeding beschikbaar gesteld, c.q. uitgevoerd vanuit het RCIV (0,4 fte ketenmanager). Deze kernbezetting ‘huist’ aan de Zeven Alleetjes in Zwolle. Inmiddels heeft het Veiligheidshuis de beschikking over de gehele B-gang op de begane grond (muv vergaderzalen). Op deze gang zijn naast werkruimtes voor de kernbezetting, ook ruimten gecreëerd voor (casus)overleg. Er zijn bovendien twee flexplekken, voor alle medewerkers van alle ketenpartners terecht kunnen, die anderen willen treffen, overleggen of op zoek zijn naar een klankbord bij een lastige casus. De Veiligheidmakelaar voor Deventer, heeft tevens een werkplek op locatie bij het Bijzonder Zorg Team Deventer en bij de gemeente Deventer. Niet alleen de huisvesting, ook het inrichten van de werkplekken met computers etc. heeft in 2013 aandacht gevraagd. Alles staat en ‘draait’ maar er zijn zo nu en dan nog enkele ICT-hobbels te nemen.
3.6. Bereikbaarheid De kernbezetting van het Veiligheidshuis bestaat uit een beperkt aantal fte’s. Om zo veel mogelijk ‘bereikbaar’ te zijn wordt gewerkt met een ‘pikettelefoon’. Deze telefoon maakt dat we van maandag t/m vrijdag bereikbaar zijn van 09.00-17.00 uur. Dat wil niet zeggen dat we direct elke telefoontje kunnen beantwoorden. De telefoon wordt bemand door de Veiligheidsmakelaars, Informatiemakelaar, informatiemedewerker politie en de ketenmanager, die hun gewone werkzaamheden verrichten. Wèl zorgen we ervoor dat zeer snel teruggebeld wordt na een bericht/voicemail. Daarnaast is er de centrale mailbox (
[email protected]) die door verschillende medewerkers dagelijks ‘geleegd’ wordt. Uit de enquête onder ketenpartners blijkt dat onze bereikbaarheid zeer gewaardeerd wordt: 94% van de respondenten geeft een ‘rapportcijfer’ van 7 of hoger voor bereikbaarheid via de mail; Bereikbaarheid via de telefoon wordt door 89% met een 7 of hoger gewaardeerd.
7
3.7. Contacten in het lokale en landelijke netwerk In 2013 zijn 10 digitale nieuwsbrieven verschenen. Hiermee bereiken we een bestand van ca. 400 personen. In de nieuwsbrieven worden bijeenkomsten aangekondigd, verschijnen artikelen (van ketenpartners) over ontwikkelingen en kunnen organisaties zich presenteren. De kerngroep Veiligheidshuis (managers van ketenpartners) is in 2013 vier keer bijeen geweest. In de kerngroep zoeken we afstemming met ketenpartners (zijn we nog op de goede weg?) en volgende we maatschappelijke ontwikkelingen (wat komt er op ons af?). Via deelname aan Stuurgroepen, werkgroepen en beleidsoverleggen zijn verschillende leden van de kernbezetting van het Veiligheidshuis in het brede veld van zorg en veiligheid betrokken: Enkele voorbeelden: overleg ZSM-Veiligheidshuizen, Stuurgroep geweld in afhankelijkheidsrelaties, Arrondissementaal platform jeugd, Arrondissementaal platform huiselijk geweld, overleg politie ON – veiligheidshuizen, Projectgroep veilig publieke taak, Beleidsoverleg Antilliaanse Nederlanders Zwolle, ketencoördinatoren-overleg huiselijk geweld, Huisverbod-overleg juristen gemeenten. Tijdens het landelijke congres Veiligheidshuizen op 5 februari 2013 heeft het Veiligheidshuis IJsselland een workshop verzorgd over triage (hoe beperk je je als Veiligheidshuis tot complexe casussen?). Op 13 november 2013 heeft het Veiligheidshuis een bijdrage geleverd aan de themadag ‘ZSM’ in Arnhem georganiseerd door het OM. De ketenmanager IJsselland nam in 2013 deel aan het aan het landelijk kwaliteitsplatform (afstemming Landelijk Project Doorontwikkeling Veiligheidshuizen). 3.8. Gebruik GCOS Het Generiek Casusoverleg Ondersteunend Systeem (GCOS) is een landelijk ontwikkeld systeem dat in IJsselland gebruikt wordt in het veelplegeroverleg en de nazorg. Voor de JORs (JCO plus) zal op termijn naar verwachting ook dit systeem gebruik worden. Omdat GCOS een landelijk systeem is, zijn ook de wijzigingen en releases (n.a.v. vragen over de privacy) en bekostiging landelijke vraagstukken. Voor de keten huiselijk geweld en jeugd (signaleringsoverleggen) wordt gebruikt gemaakt van het in Overijssel ontwikkelde systeem VIS 2.
8
3.
Actiepunten meerjarenplan 2012 / 2013
Actiepunt 1
Regie beleggen en de keten wijzen op het werken volgens het principe: één gezin, één regisseur en één plan.
Regie In 2013 is de notitie ‘de kracht van stevige regie’ opgesteld en verspreid. Regie is een belangrijk issue maar wordt verschillende geïnterpreteerd. Met de decentralisaties in het Sociaal Domein wordt het regievraagstuk nog actueler. Op veel meer fronten (jeugd, GGZ) wordt de gemeente verantwoordelijk voor burgers die het op eigen kracht niet redden. Instellingen verlenen de zorg maar wie coördineert de zorg en hoe voorkomen we dat ‘te zware zorg’ wordt ingezet? Vanuit het Veiligheidshuis volgen we de decentralisaties in gemeenten. We zien veel gemeenten worstelen met deze problematiek: hoe organiseer je het effectief en efficiënt op wijkniveau en welke partners betrek je daarbij? Hoe sturend ben je als gemeenten en welke ruimte laat je voor professionals? In mei 2014 zal voor alle regievoerders in IJsselland de workshop ‘regie moet je doen!’ aangeboden worden. Het is voor het Veiligheidshuis belangrijk op de hoogte te zijn van wat er in het Sociaal Domein speelt. Vrijwel alle personen/gezinnen die geprioriteerd worden vanuit de veiligheidshuisaanpak zijn ook bekend bij zorg/gemeente. De afstemming en samenwerking tussen de ketens moet goed lopen. Van burgers wordt steeds meer zelfredzaamheid verwacht. En als het niet meer lukt, dan moet je in familie en buurt op zoek gaan naar ondersteuning. De doelgroep van de veiligheidshuisaanpak is juist weinig zelfredzaam, heeft geen structuur en regie op hun eigen leven en ontbeert een sociaal netwerk, waarop teruggevallen kan worden. De intensieve zorg die deze groep mensen vraagt is daarnaast ook kostbaar. Bij teruglopende budgetten levert dit vrijwel altijd knelpunten op. Kortom de veranderingen in het Sociaal Domein bieden kansen (wijkaanpak, meer sociale cohesie) maar kennen ook risico’s (wegvallen zorg voor bepaalde doelgroepen).
9
Actiepunt 2
Binnen de regio sturen op een proactieve aanpak van casussen (plannen van aanpak en scenario’s).
Steeds meer (korte bondige) integrale plannen van aanpak worden opgesteld in MDO’s. Ook wordt steeds vaker nagedacht over de vraag: wat doen we als betrokkene niet in bewaring gaat? Welke alternatieve hebben we als geen bijzondere voorwaarden worden opgelegd? Dat werkt goed omdat je dan voorbereid bent als het anders uitpakt. De gewenste strafrechtelijke afdoening die de zorgaanpak kan ondersteunen op het moment dat de persoon weer met justitie in aanraking komt, wordt vastgelegd voor een ZSM-afdoening. De regievoerder, parketsecretaris en Veiligheidsmakelaar stemmen af over de gewenste strafrechtelijke afdoening. Zij zijn door de ZSM-officier ook bevraagbaar op meer achtergrondinformatie. Uiteraard hangt van het gepleegde delict en de beoordeling van de ZSM-officier van justitie af, of deze ‘wens’ gevolgd kan worden. Het systeem van terugkoppeling: ‘welke ZSM-afdoening van geprioriteerde personen is uiteindelijk toegepast?’ moet uitgewerkt worden. De lokale keten kan dan namelijk aan de slag met het vervolg. Het is bijvoorbeeld handig om te weten wanneer iemand op zitting moet komen of wanneer voorgeleiding voor de rechter commissaris of raadkamer gepland staat (zeker als er slachtoffers zijn die op de hoogte willen zijn van het vervolg). Dit werkt nog onvoldoende. Ook worden er nog onvoldoende (met name jeugd) casussen aangeboden, die strafrechtelijk zijn afgedaan maar waarvoor een persoongebonden aanpak in de lokale keten gewenst is. In de overleggen ZSM OostVeiligheidshuizen komt dit thema regelmatig aan de orde. Actiepunt 3
Creëren van speelruimte bij ketenpartners om unieke gevallen uniek op te lossen.
Dit blijft een terugkerend probleem. Mensen die niet in het protocol of proces passen vragen extra inspanning en kosten en dat is voor organisaties soms moeilijk te leveren. Tot nu toe zijn alle vraagstukken op dit punt opgelost: óf eenmalig houtje-touwtje óf structureel.
10
Actiepunt 4
Onder elk plan van aanpak moet ‘een titel’ liggen op basis waarvan medewerking van de cliënt verkregen kan worden.
Situaties waarbij de keten niets kan ‘omdat de cliënt’ niet wil (behandeling, afspraken nakomen) betekenen in de praktijk dat je niet loslaat maar er juist boven op moet gaan zitten om mogelijkheden te zoeken. Zeker als er sprake is van aanhoudende overlast of criminaliteit is het zoeken naar een titel de eerste prioriteit. Een zero tolerance beleid van de politie kan helpend zijn (opbouwen van een strafdossier) maar ook intensieve bemoeizorg en zoeken naar een titel voor een klinische opname. In enkele zaken is ook wel eens gebruik gemaakt van de mogelijkheid van ondercuratelestelling van cliënten. Het meest succesvol is uiteraard de aanpak waarbij de cliënt gemotiveerd is mee te werken aan de verschillende stappen in het plan van aanpak. Daarom zijn MDO’s waarbij de cliënt (een deel van het overleg) aan tafel zit, aan te raden. Maar als een vrijwillig kader niet lukt moet op het juiste moment overgeschakeld kunnen worden door de keten naar een gedwongen kader. Die omschakeling moet door alle partners gezamenlijk in een MDO gemaakt worden.
11