|2
Jaarverslag 2009
Centrum Jeugdgezondheid
3|
Colofon Titel Jaarverslag 2009 Centrum Jeugdgezondheid Een uitgave van RIVM/Centrum Jeugdgezondheid Auteurs Frans Pijpers, RIVM/Centrum Jeugdgezondheid Wike Lijs, RIVM/Centrum Jeugdgezondheid Contact Frans Pijpers Adviseur Centrum Jeugdgezondheid
[email protected] © RIVM/Centrum Jeugdgezondheid
Jaarverslag 2009
Centrum Jeugdgezondheid
Inhoud Voorwoord
3
Inleiding
6
Inhoud en uitvoering Basistakenpakket JGZ 0-19 jaar
8
Kennis delen Jaarcongres Jeugdgezondheidszorg Digitale nieuwsbrieven en nieuwsberichten Werkbezoeken aan JGZ-organisaties Jaarlijks kenniscongres Jeugd in Onderzoek Adviezen, standpunten
Richtlijnontwikkeling, implementatie, beheer en onderhoud Toezenden van richtlijnen
Kennisprogramma Jeugd Programma Diversiteit in het Jeugdbeleid Kenniskring Jeugdgezondheidszorg Kennisplatform Jeugd Themadossiers Jeugdthesaurus Het tijdschrift ‘Jeugd en Co Kennis’ Interventies Erkenningscommissie Interventies: deelcommissie 2 Ondersteuning bij interventiebeschrijving Netwerken Commissie Ontwikkelingsonderzoek
Informatisering JGZ Basisdataset Jeugdgezondheidszorg Elektronische gegevensuitwisseling Informatiebank Jeugdgezondheidszorg
8 8 9 9 10 10
12 13
15 15 16 16 16 16 18 18 18 19 19 19
21 21 21 22
Programma Jeugd en Gezondheid van TNO Kwaliteit van Leven 23
Voorwoord Het jaar 2009 is voor het RIVM/Centrum Jeugdgezondheid een bijzonder jaar geweest:
Een jaar waarin de oprichting van stichting Nederlands Centrum Jeugdgezondheid werd voorbereid. Nadat in de zomer van 2008 werd besloten de taken van het Centrum Jeugdgezondheid buiten het RIVM te plaatsen, zijn gesprekken gevoerd met relevante partijen in de jeugdgezondheidszorg over de toekomstige positionering van het Centrum. Vanuit het ministerie werd een gezamenlijke bestuurlijke verantwoordelijkheid van ActiZ en GGD Nederland als meest wenselijke optie genoemd. Het stimuleren en ondersteunen van de verdere professionalisering van de jeugdgezondheidszorg, samen met de betrokken beroepsgroepen, wordt als belangrijke taak van het Centrum gezien. In de loop van 2009 is intensief overleg gevoerd tussen het RIVM, ActiZ en GGD Nederland om de overdracht van taken naar een nieuwe, onafhankelijke stichting mogelijk te maken.
Een jaar van doorwerken met een beperkte formatie en het begroeten van nieuwe collega’s. In 2009 begon het Centrum Jeugdgezondheid met twee vacatures die, vanwege de taakstelling van de Rijksoverheid, niet ingevuld konden worden. Dit betekende een zware belasting voor de medewerkers want met het programmaministerie voor Jeugd en Gezin waren afspraken gemaakt over de op te leveren producten en de medewerkers van het Centrum vonden het belangrijk om de bestaande contacten met de vele veldpartijen te behouden. Er is hard gewerkt. Gelukkig konden in het najaar drie nieuwe adviseurs, weliswaar op tijdelijke basis, aangesteld worden. Een hele verademing, hoewel ook hun agenda’s snel gevuld werden.
Een jaar van vooruitblikken. Ook in 2009 hebben de medewerkers met elkaar gesproken over de toekomst van het Centrum: wat willen we behouden en welke verbeteringen vinden we nodig? Uit extern onderzoek blijkt dat veel partners positief zijn over de samenwerking met het Centrum, over de verbindende rol en over het toegankelijk maken en uitwisselen van kennis. Het Centrum biedt betrouwbare kennis van een hoge kwaliteit en onderscheidt zich van andere instanties door het professioneel handelen van JGZ-professionals en -organisaties te ondersteunen. Het Centrum is blij met deze waardering, maar sluit zijn ogen niet voor genoemde verbeterpunten zoals de noodzaak om de scope te verbreden, innovatiever te werken, processen te versnellen en meer aandacht te geven aan de positionering van zowel de jeugdgezondheidszorg als van het Centrum Jeugdgezondheid zelf.
|3
In de zomer van 2009 werd een ‘heidedag’ georganiseerd, waar de volgende ambitie werd geformuleerd: Het Centrum Jeugdgezondheid is de verbindende kracht tussen beleid, wetenschap en praktijk in de jeugdgezondheidszorg. In dit jaarverslag leest u hoe het Centrum deze ambitie na
4|
heeft gestreefd. Er is met de relevante JGZ-partijen en organisaties met aangrenzende belangen overleg gevoerd over de te ontwikkelen producten. Deze zijn met zoveel mogelijk wetenschappelijke kennis onderbouwd en geven aanbevelingen en ondersteuning voor de uitvoering in de praktijk.
Wike Lijs-Spek Hoofd RIVM/Centrum Jeugdgezondheid
Interview Moniek Pieters Directeur van de sector Volksgezondheid en Zorg van het RIVM en verantwoordelijk voor het RIVM/Centrum Jeugdgezondheid
‘Het RIVM/Centrum Jeugdgezondheid heeft een verbindende en ondersteunende rol in het veld gespeeld. Dit paste ook bij de ontwikkeling dat het RIVM steeds meer regietaken op het gebied van volksgezondheid ging oppakken.’ Aan het woord is Moniek Pieters, Directeur van de sector Volksgezondheid en Zorg van het RIVM. Door de verbreding van taken, kreeg het RIVM een andere rol in het maatschappelijk veld. Met de komst van de regiecentra ging het RIVM haar kennis steeds meer in actie brengen en vormt het een verbindende schakel tussen kennis, beleid en praktijk. In het begin moesten partijen zowel binnen als buiten het RIVM wennen aan de nieuwe centra van het RIVM, dus ook aan het Centrum Jeugdgezondheid. De samenwerking met het veld werd anders en er kwam meer aandacht voor procescoördinatie. ‘De nieuwe mix van deskundigheden en vaardigheden was een verrijking voor het RIVM’, aldus Pieters: ‘Het werd daardoor nog beter mogelijk om kennis maatschappelijk van meerwaarde te laten zijn. Gelukkig is er in Den Haag meer notie dat jeugdgezondheidszorg belangrijk is, daar heeft het Centrum ook zeker aan bijgedragen.’ Het inzicht is doorgedrongen dat de jeugdgezondheidszorg zoals we die in Nederland kennen een uniek instrument is. Het Centrum Jeugdgezondheid is nodig om kennis en innovaties te bundelen en toepasselijk te maken voor de praktijk. Volgens Pieters is er de afgelopen jaren met het Centrum Jeugdgezondheid binnen het RIVM met relatief weinig mensen veel bereikt: ‘Ik heb veel waardering voor de medewerkers die in de onzekere periode rond de toekomst van het Centrum gemotiveerd zijn gebleven en hun werk met overtuiging zijn blijven doen.’ Over het nieuwe Centrum ‘Ik heb vertrouwen in de toekomst van het nieuwe Centrum, dat komt zeker ook door hoe het Centrum in zijn nieuwe vorm door GGD Nederland, Actiz en de beroepsgroepen ontvangen is.’ Pieters vond dat dit duidelijk bleek uit de manier waarop deze partijen het stokje overnamen op het jaarcongres eind 2009. ‘Het kan ook niet anders dan dat het RIVM en het nieuwe Centrum met elkaar blijven samenwerken. Er zijn en blijven veel raakvlakken omdat veel onderdelen van het RIVM ook met jeugdigen en hun gezondheid bezig zijn.’
|5
Inleiding Professionele jeugdgezondheidszorg (JGZ) is de basis voor goede preventie en zorg voor de gezondheid van de jeugd. Het RIVM/Centrum Jeugdgezondheid speelt een landelijke ondersteunende rol als hét kennis- en expertisecentrum voor de jeugdgezondheidszorg. Belangrijke taken daarbij zijn: •
6|
Het adviseren van professionals over de invulling en uitvoering van het Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar;
•
Het voeren van regie over de ontwikkeling, de implementatie, het beheer en het onderhoud van richtlijnen voor de JGZ;
•
De samenwerking binnen het Kennisprogramma Jeugd om te komen tot meer samenhang in kennisontwikkeling en om de toegankelijkheid van de beschikbare kennis te vergroten;
•
Het voeren van regie over de ontwikkeling en het beheer van de Basisdataset Jeugdgezondheidszorg en de Informatiebank Jeugdgezondheidszorg;
•
Het aansturen van het Programma Jeugd en Gezondheid van TNO Kwaliteit van Leven.
Door intensief contact met het JGZ-werkveld en met de aangrenzende werkterreinen weet het Centrum Jeugdgezondheid wat er in de praktijk speelt en heeft het inzicht in wensen en knelpunten uit het veld. Deze informatie wordt besproken in relevante (advies)organen en vormt de basis voor het opstellen van richtlijnen, standpunten en adviezen. Het dagelijkse werk in de JGZ levert een schat aan kennis en ervaring op, vergaard door JGZprofessionals, -onderzoekers en -beleidsmakers. Het Centrum Jeugdgezondheid zet zich in om deze kennis en ervaring te bundelen, te verrijken en op grote schaal te delen met iedereen die betrokken is bij de gezondheid van de jeugd. Het Centrum Jeugdgezondheid werkt in opdracht van het Programmaministerie voor Jeugd en Gezin. Binnen het Kennisprogramma Jeugd van dit programmaministerie werkt het RIVM samen met ZonMw en het Kenniscentrum van het Nederlands Jeugdinstituut. Het doel is om professionals in de jeugdsector te voorzien van kennis over richtlijnen, instrumenten en interventies.
Leeswijzer In dit jaarverslag komen de bovenstaande activiteiten aan de orde in de volgende hoofdstukken: Hoofdstuk 1 gaat in op de activiteiten in het kader van het Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar. Hoofdstuk 2 beschrijft de regie over richtlijnen. In hoofdstuk 3 passeren het Kennisprogramma Jeugd en andere samenwerkingsverbanden de revue. Hoofdstuk 4 gaat over de Basisdataset Jeugdgezondheidszorg, het Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg en de Informatiebank Jeugdgezondheidszorg. Tot slot beschrijft hoofdstuk 5 de samenwerking met TNO Kwaliteit van Leven.
Interview Ineke Huibregtsen Divisiemanager Jeugdgezondheidszorg, Maatschappelijk Werk en Thuisbegeleiding Vitras CMD.
‘Het is jammer dat er in de jeugdgezondheidszorg niet één organisatie is die zich landelijk om de jeugdgezondheidszorg bekommert, er zijn nu teveel partijen betrokken waardoor versnippering plaatsvindt.’ Aan het woord is Ineke Huibregtsen, divisiemanager bij Vitras CMD: ‘Landelijk beschikbare kennis wordt daardoor te weinig benut bijvoorbeeld in de CJG-vorming. In mijn regio was de jeugdgezondheidszorg 0-19 al in een vroeg stadium in gesprek met de gemeenten, terwijl op landelijk niveau de inhoud en de meerwaarde van jeugdgezondheidszorg nog nauwelijks duidelijk over het voetlicht kwam’. Het Centrum Jeugdgezondheid moet volgens Huibregtsen ook meer verbindingen leggen met het grotere geheel, waardoor het duidelijker wordt hoe de activiteiten van het Centrum zich verhouden tot andere ontwikkelingen. Huibregtsen vindt dat het Centrum het voortouw moet nemen in de discussie over een visie op jeugdgezondheidszorg. ‘De sector bestaat al meer dan 100 jaar en had lange tijd een monopoliepositie. Dit is de afgelopen jaren wel veranderd. Als ik aan medewerkers vraag hoe het gaat in de jeugdgezondheidszorg, krijg ik vaak antwoorden die betrekking hebben op het verbeteren van de uitvoering van het Basistakenpakket. Ik hoor dan te weinig over de meerwaarde voor ouders en kinderen of over wat de maatschappelijke bijdrage van de jeugdgezondheidszorg is.’ Het Basistakenpakket is in haar ogen een keurslijf geworden, terwijl het een middel is en niet een doel: ‘De inspectie stuurt te veel op de uitvoering van het Basistakenpakket. Het Centrum moet daarom een rol gaan spelen in de discussie over wat wij als jeugdgezondheidszorg van belang vinden.’ Hier moeten ook andere stakeholders bij betrokken worden. ‘Hoe jeugdgezondheidszorg gaat samenwerken in de Centra voor Jeugd en Gezin is bijvoorbeeld een belangrijk thema. Er is -logischerwijs- een flink cultuurverschil tussen maatschappelijk werk en jeugdgezondheidszorg. Neem als voorbeeld de communicatie: als de jeugdgezondheidszorg constateert dat de communicatie met ouders beter moet, komt er een richtlijn. Als het maatschappelijk werk constateert dat de gesprekstechniek van de medewerkers beter kan, organiseert zij een scholing. Het probleem is hetzelfde, de oplossing verschillend. Dit is een typische verwarring die ook in de Centra voor Jeugd en Gezin tussen disciplines gaat spelen.’ Over het nieuwe Centrum ‘Nu zijn er teveel kapiteins op het schip, dit werkt versnipperend. Ik hoop dat dit verandert nu de werkgeverskoepels bestuurlijke verantwoordelijkheid gaan dragen.’ Huibregtsen is van mening dat behartiging van inhoudelijke belangen en werkgeversbelangen in één organisatie horen. ‘Twee gescheiden trajecten werkt niet. ‘De gezamenlijke verantwoordelijkheid leidt er hopelijk toe dat organisaties en de branche zich meer gaan committeren aan het werk van het Centrum.’
|7
Inhoud en uitvoering Basistakenpakket JGZ 0-19 jaar Kennis delen Om de kwaliteit van de inhoud en de uitvoering van het Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar (BTP JGZ) te bevorderen, is het van belang dat betrouwbare kennis beschikbaar is voor professionals. Het Centrum Jeugdgezondheid maakt kennis uit wetenschappelijk onderzoek, praktijk
8|
en beleid toegankelijk voor professionals, managers, beleidsmakers en wetenschappers in de jeugdgezondheidszorg. Maar ook aangrenzende sectoren maken hiervan gebruik. In 2009 waren veel activiteiten van het Centrum gericht op het beschikbaar stellen en delen van kennis: •
Het webportaal www.rivm.nl/jeugdgezondheid werd verder ontwikkeld en up-to-date gehouden. Het portaal werd gemiddeld 10.000 keer per maand bezocht.
•
De elektronische postbus op het webportaal werd beheerd. Gemiddeld kwamen er 25 tot 30 vragen per maand binnen. De meeste vragen kwamen van professionals en gingen over inhoudelijke onderwerpen zoals het adviseren van vitamine D, het Van Wiechenschema en het stimuleren van
•
beweging. Er werd onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om een downloadfunctie in het webportaal in te bouwen, om producten voor professionals en halffabricaten voor intermediairs ten behoeve van hun publiekscommunicatie beschikbaar te stellen.
•
Er werden activiteiten zoals congressen en werkbezoeken georganiseerd om praktijk, beleid en wetenschap bij elkaar te brengen.
Jaarcongres Jeugdgezondheidszorg Het Centrum Jeugdgezondheid organiseert jaarlijks het Jaarcongres Jeugdgezondheidszorg. Dit congres brengt vele professionals bijeen en bevordert de onderlinge kennisuitwisseling. Het congres stond dit jaar in het teken van ‘Prof in de JGZ - Professionaliseren en profileren’ en werd bezocht door ruim 350 professionals en beleidsmakers. Op de informatiemarkt presenteerden 13 organisaties uit de jeugdgezondheidszorg en aanpalende sectoren, hun beleid en nieuwste producten en diensten. De kwaliteit van het congres werd beoordeeld als overwegend goed. Sprekers tijdens het plenaire programma waren minister Rouvoet van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin, Simone Buitendijk, hoogleraar preventie geïntegreerde gezondheidszorg voor kinderen en Bart Eigeman, wethouder Jeugd en Onderwijs in Den Bosch. Minister Rouvoet opende het congres met een toespraak waarin hij JGZ-medewerkers aanspoorde flexibeler om te gaan met de benadering van ouders en kinderen, om zodoende beter in te spelen op hun specifieke
behoeften. Simone Buitendijk hield aansluitend een pleidooi om meer positiviteit, empathie en begrip binnen het vak te tonen. Om zo een klimaat te creëren waarin professionals buiten de traditionele kaders en richtlijnen durven denken, om nieuwe problemen als obesitas, alcohol en drugsgebruik en gezondheidsachterstand bij allochtone kinderen doeltreffender aan te pakken. Bart Eigeman beschreef de jeugdgezondheidszorg als een ambacht en een gilde. Aansluitend op het plenaire programma werd de JGZ-Innovatieprijs 2009 uitgereikt door professor Remy HiraSing, hoogleraar Jeugdgezondheidszorg. Winnaar van de Innovatieprijs werd GGD WestBrabant met het Evaluatieonderzoek M@ZL. M@ZL staat voor ‘Medische Advisering Zieke Leerling op het voortgezet onderwijs’ en heeft als doel meer grip te krijgen op ziekteverzuim onder leerlingen. De aanpak onderscheidt zich vooral door de intensieve samenwerking tussen de gemeentelijke afdeling leerplichtzaken, de leerlingbegeleider van de school en de jeugdarts van de GGD. Tijdens het congres werd symbolisch het stokje overgedragen van RIVM naar ActiZ en GGD Nederland als toekomstig bestuurlijk verantwoordelijken van het Centrum Jeugdgezondheid.
Minster Rouvoet tijdens het Jaarcongres JGZ: “Alle ouders hebben andere vragen en behoeften. Daar mag de JGZ op inspelen. Bezoek aan het consultatiebureau hoort erbij als je kinderen krijgt. Het zit er ingebakken. En u ziet ook het grootste deel van onze schoolgaande jeugd. Juist omdat het vrijwillig is, is ons systeem zo uniek. Uniek in de wereld. Daarmee hebben we goud in handen!”
Digitale nieuwsbrieven en nieuwsberichten Digitale nieuwsbrieven en nieuwsberichten zijn voor het Centrum Jeugdgezondheid belangrijke media om JGZ-professionals te informeren over ontwikkelingen in het JGZ-werkveld, recent verschenen rapporten en richtlijnen, en de activiteiten van het Centrum Jeugdgezondheid. In 2009 verschenen negen nieuwsbrieven waarmee ruim 900 professionals (aantal abonnees op 01-01-‘09) per keer bereikt werden. Het nieuwsaanbod op het webportaal www.rivm.nl/jeugdgezondheid werd zo’n 129.000 keer gezien (aantal bezoekers van het webportaal in 2009).
Werkbezoeken aan JGZ-organisaties Medewerkers van het Centrum Jeugdgezondheid brachten in 2009 werkbezoeken aan GGD Twente en het Centrum voor Jeugd en Gezin in Den Haag. Doel van deze werkbezoeken is om kennis te maken met innoverende uitvoeringspraktijken. Hierbij wordt ondermeer gesproken over gewenste ontwikkelingen op JGZ-gebied en bekeken welke rol het Centrum Jeugdgezondheid daarbij zou kunnen vervullen. Het bezoek aan GGD Twente stond in het kader van taakherschikking en flexibilisering. Tijdens het bezoek aan het Centrum voor Jeugd en Gezin maakten de medewerkers kennis met een goed voorbeeld van een multifunctioneel Centrum voor Jeugd en Gezin. Het centrum heeft een laagdrempelige functie in de wijk Transvaal, waar de receptie tevens fungeert als informatiepunt voor de wijk. Kinderen, jongeren, ouders en opvoeders kunnen er terecht met al hun vragen over gezondheid, opvoeden en opgroeien. Naast een consultatiebureau en een onderzoeksruimte voor schoolkinderen is in het pand ook een speel-o-theek gevestigd. Het was boeiend om te zien hoe in Den Haag vormgegeven is aan het Centrum voor Jeugd en Gezin. De geplande bezoeken aan de JGZ-organisaties in Rotterdam en Den Bosch konden helaas niet doorgegaan in verband met de grote drukte aldaar rond de vaccinatiecampagne tegen de Nieuwe Influenza A (Mexicaanse griep).
|9
Jaarlijks kenniscongres Jeugd in Onderzoek Op 13 maart 2009 vond de vijfde editie van Jeugd in Onderzoek plaats, het kenniscongres over onderzoek in de brede jeugdsector. Het Centrum Jeugdgezondheid organiseert dit congres jaarlijks samen met de kennispartners en het programmaministerie voor Jeugd en Gezin. Het congres stond in het teken van ‘De kracht van preventie in de jeugdketen’ en werd nog nooit zo druk bezocht: 491 professionals en beleidsmakers waren aanwezig.
Adviezen, standpunten Het Centrum Jeugdgezondheid brengt jaarlijks, in opdracht van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin, verschillende standpunten en adviezen uit. In 2009 werden de volgende publicaties uitgebracht: •
Standpunt ‘Signaleren van taalachterstanden door de Jeugdgezondheidszorg’. (rapport 295001006)
•
Standpunt ‘Beweegstimulering door de Jeugdgezondheidszorg’. (rapport 295002001)
•
Bewegen is goed voor de lichamelijke en psychosociale ontwikkeling van kinderen en daarom moet bewegen gestimuleerd worden. Alle kinderen moeten bewegen, niet alleen de kinderen met overgewicht. In opdracht van de Directie Sport van het ministerie van VWS bracht het Centrum Jeugdge-
10 |
•
zondheid het standpunt ‘Beweegstimulering door de Jeugdgezondheidszorg’ uit. Zie kader. Advies ‘Extra contactmoment in de leeftijdsperiode 12-19 jaar’. (rapport 295001007)
•
‘Omgevingsanalyse ter beoordeling van het taalaanbod in het Nederlands’. (rapport 295001008)
Uitgelicht: Standpunt ‘Beweegstimulering door de Jeugdgezondheidszorg’ Hoe krijgen we de jeugd in beweging… …en welke bijdrage kan daarbij van de jeugdgezondheidszorg verwacht worden? Dat was de vraag waarmee een zeer divers samengestelde werkgroep van bewegingsdeskundigen aan de slag ging. Allen onderkenden dat de JGZ een veel grotere rol kan en zou moeten spelen bij de beweegstimulering van de jeugd. De JGZ ziet immers bijna alle kinderen van jongs af aan heel regelmatig en het volgen van de motorische ontwikkeling en het vroegtijdig signaleren van het ontstaan van overgewicht behoort tot het standaardtakenpakket. Behalve activiteiten op individueel niveau kan de JGZ haar deskundigheid inbrengen in het lokale sport- en gezondheidsbeleid en in lokale sportraden. Daar bestaan veel kansen en mogelijkheden voor aangezien het stimuleren van sport en bewegen een belangrijk speerpunt is van de overheid. Veel gemeenten hebben bijvoorbeeld beweegstimuleringsprojecten ontwikkeld in het kader van het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen, of van het Beleidskader Sport, Bewegen en Onderwijs. JGZ-organisaties kunnen hierbij aansluiten en de gemeenten adviseren over activiteiten die aansluiten bij lokale aandachtspunten. Ook kunnen zij meer samenwerken met het onderwijs, sportverenigingen en gezondheidsbevorderende instanties om de jeugd in beweging te krijgen. In het standpunt ‘Beweegstimulering door de Jeugdgezondheidszorg’ is aangegeven op welk terrein de specifieke deskundigheid van JGZ-medewerkers ligt en hoe die ingezet kan worden. De werkgroep hoopt dat het standpunt leidt tot meer JGZ-activiteit en snel omgezet kan worden in een richtlijn Beweegstimulering, waarmee de JGZ actief kan bijdragen aan het in beweging brengen van de jeugd.
Interview Margreet de Ruiter Stafverpleegkundige JGZ 0-19 GGD Regio Nijmegen
‘De samenwerking met het Centrum Jeugdgezondheid is plezierig. Ik voel me als ‘klant’ goed bejegend. Het Centrum vraagt naar en maakt gebruik van expertise uit de praktijk. Dat vind ik erg goed in de werkwijze van het Centrum Jeugdgezondheid’. Aan het woord is Margreet de Ruiter, stafverpleegkundige JGZ 0-19 jaar bij de GGD Regio Nijmegen. De Ruiter kent het Centrum Jeugdgezondheid omdat het één van de koepels is voor het JGZwerkveld. Zij heeft het afgelopen jaar meegewerkt aan het Advies ‘Extra contactmomenten in de leeftijdsperiode 12-19 jaar’. Het Centrum Jeugdgezondheid is volgens haar richtinggevend voor de JGZ: ‘Het Centrum moet hét centrum zijn waar alles wat er in de JGZ gebeurt bij elkaar komt. In het verleden kostte het bijvoorbeeld veel moeite om de juiste informatie te krijgen over wat een goed psychosociaal signaleringsinstrument 0-4 is. Ik heb toen met veel verschillende instituten contact gehad, maar kreeg geen eenduidig antwoord. Wat het Centrum nu goed doet is het bundelen en verspreiden van kennis. De JGZ-richtlijn ‘Vroegsignalering van psychosociale problemen’ maakt het bijvoorbeeld veel gemakkelijker om enerzijds die keuze te maken en anderzijds om deze keuze te kunnen verantwoorden als organisatie.’ Over het nieuwe Centrum De Ruiter hoopt dat de uiterst goede samenwerking en afstemming met de andere koepels binnen de JGZ behouden blijft: ’ Voor mij zijn dat vooral ActiZ, GGD Nederland, TNO, het NJi, het ministerie van VWS en de beroepsverenigingen. Het zou goed zijn als het gewoon wordt dat er met het Centrum contact opgenomen wordt als er initiatieven gestart worden, en het Centrum een goed overzicht heeft over wat er in het land gebeurt. Een belangrijke functie van het Centrum is en blijft het uitdragen en bekend maken wat jeugdgezondheidszorg is.’ Vragen die bij haar leven zijn: Hoe ziet de JGZ er over 5 a 10 jaar uit? Staan we dan als JGZ -10 maanden tot 19 jaar duidelijk op de kaart? Werken we goed samen? De kracht van de JGZ is dat we alle kinderen en ouders zien. Versterken wat goed gaat, antwoord geven op vragen en inspelen op beginnende problematiek heeft meer effect dan de grote inspanning die soms nodig is als het eenmaal “mis” gaat. Daarom moet de JGZ niet alleen focussen op de risicokinderen en -gezinnen’.
| 11
Richtlijnontwikkeling, implementatie, beheer en onderhoud Professionals in de jeugdgezondheidszorg maken steeds meer gebruik van wetenschappelijk onderbouwde richtlijnen voor de uitvoering van het uniforme deel van het Basistakenpakket. Richtlijnen zijn landelijk geldende, vakinhoudelijke aanbevelingen voor optimale zorg. Ze ondersteunen professionals bij hun besluitvorming.
12 |
Het Centrum Jeugdgezondheid voert de regie over de ontwikkeling, de implementatie, het beheer en het onderhoud van richtlijnen voor de jeugdgezondheidszorg. Het Centrum heeft daarvoor in 2007 de Richtlijnadviescommissie (RAC) in het leven geroepen. Uitgelicht: Richtlijnadviescommissie (RAC) In de RAC hebben alle relevante partijen zitting: - De beroepsverenigingen AJN, NVDA en V&VN: De beroepsverenigingen stellen de richtlijn inhoudelijk vast en leveren de voorzitter van de RAC. - De koepelorganisaties ActiZ, GGD Nederland en VNG: De koepelorganisaties accorderen de richtlijnen randvoorwaardelijk. - Deskundigen op het gebied van richtlijnontwikkeling (CBO) en implementatie (TNO). - Als waarnemers treden op: IGZ, ZonMw en het programmaministerie voor Jeugd en Gezin. - Het RIVM/Centrum Jeugdgezondheid voert het secretariaat. Na inhoudelijke vaststelling én randvoorwaardelijke accordering keurt het RIVM/Centrum Jeugdgezondheid de richtlijnen goed.
In 2009 heeft de RAC acht keer vergaderd en werden de volgende richtlijnen uitgebracht: • Preventie wiegendood (rapport 295001004) •
Begeleiding gezin bij overlijden kind (rapport 295001005)
De volgende richtlijnen werden geaccordeerd, in 2010 worden zij uitgebracht: •
Signalering van en verwijscriteria bij kleine lengte (rapport 295001011)
•
Secundaire preventie kindermishandeling (rapport 295001012)
Overige activiteiten: •
De ontwikkel- en implementatiekalender richtlijnen is geactualiseerd, openbaar gemaakt via www.rivm.nl/jeugdgezondheid en uitgevoerd. Deze agenda is de basis voor de richtlijnontwikkeling en geeft een overzicht van bestaande en in ontwikkeling zijnde richtlijnen. De ontwikkeling van richtlijnen vindt plaats via het ZonMw-programma Richtlijnen Jeugdgezondheid.
•
Er is nauwe samenwerking tussen de RAC en ZonMw. Er is een posterpresentatie gemaakt over de richtlijncyclus, ten behoeve van binnenlandse en buitenlandse presentaties.
•
Goedgekeurde notulen van de RAC-bijeenkomsten zijn op het webportaal www.rivm.nl/jeugdgezondheid geplaatst.
Toezenden van richtlijnen Voor de JGZ-professional is het belangrijk een richtlijn bij de hand te hebben op het moment dat hij die nodig heeft. Na consultatie van de JGZ-organisaties is in 2009 besloten alle JGZ-organisaties meerdere exemplaren van elke nieuwe richtlijn aan te bieden: •
Een set (de richtlijn, de samenvatting en de overzichtskaart) voor elke locatie/dependance van JGZ-organisaties.
•
Een samenvatting en overzichtskaart voor elke JGZ-arts, - verpleegkundige en (dokters)assistent.
| 13
Interview Yvonne van Straten Doktersassistent JGZ 4-19 CJG Rijnmond
‘Een strakke regie voor de richtlijnen is heel belangrijk, ik ben blij dat dit bij de RAC goed voor elkaar is.’ Aan het woord is Yvonne van Straten, lid van de RAC namens de NVDA. ‘Het loopt nu heel goed: de stukken zijn netjes op tijd, er zijn goede notulen en er is een goede structuur. Het grootste probleem is dat het hele proces wel veel tijd kost. Soms duurt het wel 2 jaar voordat een richtlijn
14 |
door iedereen goedgekeurd is. In het geval van de richtlijn Secundaire preventie van kindermishandeling zelfs al 8 jaar door omstandigheden rond de richtlijn. Maar de knoop moet over de richtlijn kindermishandeling wel doorgehakt worden, zodat het veld met deze richtlijn aan de slag kan.’ Van Straten hoopt dat het Centrum Jeugdgezondheid kan zorgen voor meer bekendheid van de JGZ. Daarnaast is er in het veld behoefte aan meer protocollen voor professionals in het CJG. JGZ moet echt de basis voor het CJG worden. Het Centrum heeft hier een belangrijke rol, zeker na de verkiezingen. Van Straten verwacht ook van het Centrum Jeugdgezondheid een bijdrage aan de professionalisering, niet alleen in het uniforme deel van het BTP, maar ook in het maatwerk. Over het nieuwe Centrum Van Straten hoopt dat het nieuwe Nederlands Centrum Jeugdgezondheid slagvaardig van start gaat: ‘Er is werk aan de winkel, de overgang naar het nieuwe Centrum mag niet te veel tijd kosten.’
Kennisprogramma Jeugd Het Centrum Jeugdgezondheid, het RIVM Centrum Gezond Leven, het Kenniscentrum van het Nederlands Jeugdinstituut en ZonMw werken samen in het Kennisprogramma Jeugd van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin. Het doel van dit programma is professionals in de jeugdsector te voorzien van relevante kennis over instrumenten, richtlijnen en interventies. Het Kennisprogramma Jeugd moet meer samenhang brengen in kennisontwikkeling en de toegankelijkheid van beschikbare kennis vergroten. In 2009 kwamen de kennispartners viermaal bij elkaar, het directeurenoverleg vond eenmaal plaats. De kennispartners hebben (in wisselende samenstellingen) gewerkt aan de volgende onderwerpen.
Programma Diversiteit in het Jeugdbeleid Het Centrum Jeugdgezondheid participeert samen met de kennispartners in het programma Diversiteit in het Jeugdbeleid. De missie van het programma is: “Samen met migrantenjeugd en hun ouders ontwikkelen van kennis en implementeren van kennis en vakmanschap voor en met (semi-) professionals in de jeugdsector om de ontwikkeling van migrantenjeugd te bevorderen en veilig te stellen daar waar deze ontwikkeling wordt bedreigd.” Doel hiervan is een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de positie van migrantenkinderen en -jongeren in het jeugdbeleid, aan de vermindering van hun maatschappelijke achterstand en aan het voorkomen van polarisatie en radicalisering. Het Centrum Jeugdgezondheid heeft actief bijgedragen door onder meer: • Kennis over de gezondheid van allochtone kinderen te ontsluiten via het webportaal www.rivm.nl/ jeugdgezondheid; •
Interventies die geschikt zijn voor de (jeugdgezondheids)zorg aan allochtone kinderen te ontwikkelen dan wel aan te passen;
•
Een intercultureel competentieprofiel voor uitvoerende professionals en managers in de preventieve en ontwikkelingsgerichte jeugdsector te ontwikkelen, en te werken aan draagvlak voor de implementatie van het profiel;
•
Een overzicht te maken van (de kwaliteit van) het scholingsaanbod, zowel voor het initieel onderwijs als voor bij- en nascholing, in interculturele competenties voor de jeugdgezondheidszorg;
•
Een overzichtsstudie te maken van de mate waarin erkende interventies rekening houden met de diversiteit van de populatie.
| 15
Kenniskring Jeugdgezondheidszorg Samen met het NJi organiseert het Centrum Jeugdgezondheid vier keer per jaar een Kenniskring Jeugdgezondheidszorg voor professionals in de JGZ. Het doel van deze kenniskring is het delen, verkennen, onderzoeken en expliciteren van nieuwe en bestaande kennis over de (ontwikkeling en
16 |
vernieuwingen van de) vakinhoud van de jeugdgezondheidszorg, om de vakinhoudelijke kwaliteit van de jeugdgezondheidszorg verder te verbeteren. Het afgelopen jaar werden de kenniskringen georganiseerd rond de thema’s preventie van kindermishandeling, effectieve interventies, pedagogische visie en richtlijnimplementatie. Er waren gemiddeld 30 deelnemers per bijeenkomst.
Kennisplatform Jeugd Samen met de kennispartners organiseerde het Centrum Jeugdgezondheid het Kennisplatform Jeugd, een bijeenkomst voor veldpartijen (afgevaardigden van beroepsverenigingen, koepelorganisaties, cliëntengroepen en beleidssectoren) om: 1. de veldpartijen te informeren over kennis die in ontwikkeling is en de vindplaatsen van actuele kennis. 2. gezamenlijk te reflecteren op de invulling die de kennispartners geven aan het Kennisprogramma Jeugd en input te genereren voor de invulling van de toekomstige kennisprogrammering.
Themadossiers Het NJi maakt themadossiers waarin aandacht wordt besteed aan uiteenlopende onderwerpen die te maken hebben met de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Het Centrum heeft een bijdrage geleverd aan de opbouw van de dossiers die voor de JGZ relevant zijn, zoals de dossiers ‘Diversiteit in opvoeden’ en ‘Opgroeien’.
Jeugdthesaurus Het Centrum Jeugdgezondheid en het NJi hebben gezamenlijk vervolg gegeven aan de ontwikkeling van de Jeugdthesaurus: een lijst met trefwoorden uit de jeugdsector. Voor de eenheid van taal van professionals die werkzaam zijn in de jeugdsector en voor de labelling van informatie in de verschillende databanken, is deze Jeugdthesaurus van belang. De JGZ-richtlijn ‘Handboek Eenheid van Taal in de JGZ’ (Platform Jeugdgezondheidszorg, 2005) is hierbij een belangrijk basisdocument geweest.
Interview Susan Potting Senior beleidsmedewerker bij het Ministerie van Jeugd en Gezin Portefeuille Jeugdgezondheidszorg
‘Het Centrum Jeugdgezondheid heeft de afgelopen jaren vooral geïnvesteerd in het bevorderen van de professionele kwaliteit van de JGZ. Hiervoor is met het veld een goede werkwijze ontwikkeld. Er ligt nu een goed fundament voor verdere ontwikkeling.’ Aan het woord is Susan Potting, senior beleidsmedewerker bij het programmaministerie van Jeugd en Gezin. ‘De samenwerking met het Centrum is goed, de medewerkers zijn gemakkelijk benaderbaar en deskundig.’ Maar Potting vindt het veel belangrijker dat de contacten en samenwerking met het veld goed zijn. En dat zijn ze. Volgens Potting helpt het Centrum Jeugdgezondheid bij het ontwikkelen en profileren van de JGZ: ‘De JGZ staat in het maatschappelijke brandpunt en moet zich dan ook stevig en sterk presenteren. Er speelt veel, zoals het opsporen en ondersteunen van risicokinderen, de samenwerking in het CJG, het actualiseren van het BTP JGZ. Ontwikkeling en vernieuwing blijft erbij horen. Het Centrum moet hierin een aanjagersrol spelen. Kijken naar de kwaliteit. Een autoriteit zijn als het gaat om JGZ. Het Centrum kan hier nog verder in groeien.’ Potting geeft aan dat het JGZ-veld groot en breed is, niet alleen inhoudelijk, maar ook met veel professionals. Er zijn voorlopers, volgers en niet-volgers. Het Centrum Jeugdgezondheid heeft een rol om alle groepen aangesloten te houden, in beweging te brengen en bij elkaar te brengen. Het Centrum doet dit ook al met bijvoorbeeld de jaarcongressen, maar er is nog meer nodig. Over het nieuwe Centrum ‘Nu het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid onder verantwoordelijkheid van de brancheorganisaties en beroepsverenigingen komt, ontstaan er nieuwe kansen,’ aldus Potting. ‘Het Centrum wordt dichter bij het veld gepositioneerd en kan verder uitgroeien naar een krachtig centrum met een goede uitstraling naar het veld. Een veld dat breder is dan alleen de JGZ.’
| 17
Het tijdschrift ‘Jeugd en Co Kennis’ ‘Jeugd en Co’ is een tijdschrift voor professionals in de jeugdsector dat uitgegeven wordt door het NJi. Bij dit tijdschrift verschijnt vier keer per jaar het verdiepingstijdschrift ‘Jeugd en Co Kennis’. Dit kwartaalmagazine biedt op een toegankelijke manier vakinhoudelijke verdieping en
18 |
achtergrondinformatie die relevant is voor de beroepspraktijk, om zodoende een bijdrage te leveren aan de professionalisering van de jeugdsector. Het Centrum Jeugdgezondheid leverde ook dit jaar weer een bijdrage aan elke uitgave van ‘Jeugd en Co Kennis’ over relevante ontwikkelingen in de jeugdgezondheidszorg.
Interventies In het werkveld van de jeugdgezondheid en jeugdgezondheidszorg is behoefte aan een overzicht van interventies ten behoeve van de ondersteuning van kinderen en hun ouders. Daarnaast leeft bij professionals, beleidsmakers en financiers de vraag: Wat zijn goede interventies? Wat werkt nu wel en wat niet? Het Centrum Jeugdgezondheid heeft samen met de kennispartners gewerkt aan de ontwikkeling, implementatie en borging van effectieve interventies.
Erkenningscommissie Interventies: deelcommissie 2 De Erkenningscommissie Interventies (onder auspiciën van het NJi en RIVM) beoordeelt de kwaliteit en effectiviteit van interventies op het gebied van jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, jeugdwelzijn, gezondheidsbevordering en preventie. Het doel van de commissie is het geven van een overzicht van interventies die getoetst zijn op kwaliteit en effectiviteit. Ook geeft de commissie advies voor de verbetering van (onderzoek naar) interventies. De Erkenningscommissie Interventies bestaat uit vier deelcommissies, die ieder een eigen terrein bestrijken. Het Centrum Jeugdgezondheid voert in samenwerking met het Centrum Gezond Leven van het RIVM, het secretariaat van deelcommissie 2: Preventie, gezondheidsbevordering en jeugdgezondheidszorg. Deelcommissie 2 heeft in 2009 15 jeugdinterventies beoordeeld. Positief beoordeelde interventies zijn opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het NJi en/of de I-database van het Centrum Gezond Leven en worden vermeld op het webportaal van het Centrum Jeugdgezondheid. In 2009 beoordeelde het Centrum Jeugdgezondheid onder andere de volgende interventies: ‘Roken? Niet waar de kleine bij is!’, ‘Head up!’, ‘Ik (r)ook niet’ en ‘Girls talk’. Deze laatste heeft als doel de seksuele gezondheid en seksuele empowerment van meiden van 14-18 jaar te bevorderen.
Ondersteuning bij interventiebeschrijving Er zijn succesvolle interventies die het waard zijn om beoordeeld te worden door de Erkenningscommissie Interventies, maar waar de makers geen tijd hebben om deze te beschrijven. Ter indicatie: afhankelijk van de beschikbare documentatie varieert de tijd die gemoeid is met het beschrijven van een interventie tussen de 8 en 100 uur. In zulke gevallen is het mogelijk om de interventie te laten beschrijven. Het afgelopen jaar heeft het Centrum Jeugdgezondheid hier een aantal keer in bemiddeld.
Netwerken De medewerkers van het Centrum Jeugdgezondheid hebben het afgelopen jaar deelgenomen aan vele overlegstructuren en commissies, zowel binnen als buiten het RIVM. Voorbeelden van overlegpartners zijn rijks- en gemeentelijke overheden, beroepsverenigingen, koepelorganisaties en samenwerkingspartners van de JGZ zoals de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), de Nederlandse Instituut van Psychologen (NIP) en MOgroep, de werkgeversorganisatie voor ondernemers in Welzijn & Maatschappelijk Dienstverlening, Jeugdzorg en Kinderopvang. Ook is deelgenomen in begeleidingsgroepen van verschillende wetenschappelijke onderzoeken, zoals TRAILS, BeSafe, Mini-CARE, Project Implementatie Preconceptiezorg, Triage in de JGZ (TNO) en de Vijfde Landelijke Groeistudie van TNO. En werd geparticipeerd in gezamenlijke initiatieven als de Charter voor Borstvoeding, het Partnerschip Depressiepreventie (Trimbos-instituut) en de werkgroep Professionalisering van de Centra voor Jeugd en Gezin (Programmaministerie voor Jeugd en gezin).
Commissie Ontwikkelingsonderzoek Per 1 juli 2009 zijn de activiteiten van de Stichting Van Wiechen Ontwikkelingsonderzoek overgedragen aan het Centrum Jeugdgezondheid. De bestuurscommissie van de stichting resulteert sindsdien onder het Centrum als Commissie Ontwikkelingsonderzoek. Het Centrum biedt organisatorische, administratieve en secretariële ondersteuning bij de uitvoering van de diverse taken. De Commissie Ontwikkelingsonderzoek heeft tot doel de kwaliteit van het Van Wiechenonderzoek en de Baecke-Fassaert Motoriektest te bevorderen en te bewaken. Deze taken sluiten nauw aan bij de opdracht van het Centrum Jeugdgezondheid, zoals het bevorderen van deskundige uitvoering van het ontwikkelingsonderzoek (onder andere door het verzorgen van trainingen en bijscholingen voor gebruikers), de ontwikkeling van toepasbare onderzoeksmethoden voor de jeugdgezondheidszorg en het stimuleren van onderzoek onder andere gericht op de uitbreiding van het Van Wiechenonderzoek en de Baecke-Fasssaert Motoriektest.
| 19
Interview Marijke Broer van Dijk Stafarts GGD Groningen
‘De overgang van de Stichting Van Wiechen Ontwikkelingsonderzoek naar het Centrum Jeugdgezondheid is goed verlopen, de samenwerking tussen beide organisaties was prima en iedereen wilde hetzelfde bereiken.’ Aan het woord is Marijke Broer van Dijk, stafarts van GGD Groningen en betrokken bij deze overgang. ‘Er is gezamenlijk een goed draaiboek voor de trainingen gemaakt,
20 |
en nu is het zaak dat het draaiboek gevolgd word. Hiervoor is in ieder geval voldoende draagvlak aanwezig.’ Broer van Dijk vindt het jammer dat het Centrum weggaat bij het RIVM, maar zij ziet er ook de voordelen van in: ‘Commitment van werkgevers bij inhoudelijke ontwikkelingen kan het gemakkelijker maken dat richtlijnen ook echt geïmplementeerd worden.’ Zij heeft dit bijvoorbeeld gemerkt bij de implementatie van het Van Wiechenonderzoek: ‘Het is niet voldoende dat professionals een richtlijn willen invoeren, de organisatie moet er wel achter staan. Dan vindt de invoering ook daadwerkelijk en op een goede manier plaats.’ Over het nieuwe Centrum Broer van Dijk hoopt dat het nieuwe Centrum wetenschappelijk onderzoek in de praktijk meer gaat stimuleren: ‘Onderzoek is er wel mondjesmaat bij de GGD‘en, maar dit zou ook in de 0-4 moeten plaatsvinden. Ook hiervoor is het nodig dat organisaties meewerken. Ook moeten jeugdartsen ingezet blijven worden om kinderen in hun totaliteit te zien. Verpleegkundigen kunnen hierin veel bijdragen, mits zij goed opgeleid zijn.’
Informatisering JGZ Met de introductie van het Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg (DD JGZ) maakt de JGZ een grote stap voorwaarts in de informatisering. De zorg voor het kind wordt hiermee elektronisch vastgelegd, waardoor dossiers goed inzichtelijk zijn, makkelijker toegankelijk en beter en veiliger overdraagbaar. In 2009 hebben veel JGZ-organisaties een aanbesteding doorlopen voor de pakketkeuze van het DD JGZ. Naar verwachting hebben de meeste JGZ-organisaties in 2010 de implementatie van het DD JGZ afgerond. Het Centrum Jeugdgezondheid levert een bijdrage aan de informatisering van de jeugdgezondheidszorg door: • de Basisdataset Jeugdgezondheidszorg te beheren; •
dossieroverdrachtsberichten te ontwikkelen;
•
elektronische gegevensuitwisseling te ontwikkelen en de kwaliteit ervan te bewaken;
•
de Informatiebank Jeugdgezondheidszorg te ontwikkelen.
Basisdataset Jeugdgezondheidszorg Het Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg (DD JGZ) vermeldt gegevens over de gezondheid en ontwikkeling van kinderen. Artsen, verpleegkundigen en assistenten noteren deze gegevens volgens een vaste structuur: de Basisdataset Jeugdgezondheidszorg (BDS JGZ). Deze BDS JGZ geeft een overzicht van aspecten die van belang zijn voor de gezondheid en ontwikkeling van kinderen. De lijst geeft zorgverleners binnen de jeugdgezondheidszorg ‘eenheid van taal’. Dat is nodig voor betere overdracht en gelijke kwaliteit van zorg. In 2009 is versie 3.0 van de BDS JGZ gepubliceerd met de daarbij horende website www.ddjgz.nl en een gebruikershandleiding. De versie is tot stand gekomen in nauwe afstemming met het veld en met de leveranciers van de DD JGZ-pakketten.
Elektronische gegevensuitwisseling Op basis van de BDS JGZ heeft het Centrum Jeugdgezondheid, in samenwerking met Nictiz, het ‘dossieroverdrachtsbericht JGZ’ gemaakt. Met dit bericht worden de digitale dossiers tussen JGZorganisaties onderling uitgewisseld bij overgang naar een (nieuwe) schoolarts of bij verhuizing. Daarnaast stemt Centrum Jeugdgezondheid af met ketenpartners over elektronische aanlevering en uitwisseling van gegevens. In 2009 zijn verkennende gesprekken gevoerd met RIVM
| 21
Regionale Coördinatie Programma’s (RIVM-RCP), kraamzorg en verloskunde over elektronische gegevensuitwisseling. Elektronische gegevensuitwisseling tussen JGZ en RCP maakt het mogelijk de entkaarten te vervangen en inzage te hebben in de vaccinatiestatus van een kind. Dit betekent een grote efficiëntieslag voor zowel JGZ als RCP. De elektronische aanlevering van zwangerschaps-
22 |
en geboortegegevens door kraamzorg en verloskundigen aan het einde van de kraamperiode, ondersteunt een goede en snelle start van de zorg aan ouders en kinderen door de JGZ.
Informatiebank Jeugdgezondheidszorg De JGZ heeft behoefte aan een informatiebank waarin geanonimiseerde gegevens de basis vormen voor beleids- en onderzoeksinformatie. Het DD JGZ en de BDS JGZ vormen een belangrijke basis voor deze gegevensverzameling. Doelstelling van een Informatiebank Jeugdgezondheidszorg is het beschikbaar stellen van: • standaardrapportages met landelijk relevante beleidsinformatie; •
standaardrapportages met spiegel- en beleidsinformatie voor JGZ-organisaties en gemeenten;
•
rapportages over de registratie in de JGZ ter verbetering van instrumenten dan wel het uniform werken en de evaluatie van richtlijnen;
•
transversale en longitudinale gegevenssets ten behoeve van onderzoek.
Een succesfactor van de Informatiebank is de mogelijkheid om uitkomsten/informatie naar de professional terug te koppelen. Het zijn immers de professionals die de validiteit van de informatie bepalen door hun invoer. Begin 2009 is het architectuurontwerp voor de Informatiebank Jeugdgezondheidszorg opgeleverd. Op dat moment is ook een pas op de plaats gemaakt met de doorontwikkeling in verband met de privacygevoeligheid van het onderwerp. Sindsdien wordt met kleine stapjes en op een zeer open en transparante wijze gewerkt aan de doorontwikkeling van het systeem. De wens bestaat de ontwikkeling van de Informatiebank te faseren naar soorten rapportages en aantallen gegevens. In eerste instantie zal een test worden uitgevoerd met een beperkt aantal rapportages en een beperkt aantal organisaties. Daarvoor worden alleen de benodigde gegevens verzameld. Anderzijds is de ontwikkeling van de informatiebank afhankelijk van de voortgang van de digitalisering van de JGZ. Met de groei van het aantal organisaties en de digitale historie bij de organisaties kan ook de omvang van een informatiebank groeien.
Programma Jeugd en Gezondheid van TNO Kwaliteit van Leven Het TNO-programma Jeugd en Gezondheid 2007-2010 richt zich op het genereren van kennis ten behoeve van het uniforme deel van het Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg. Het zwaartepunt ligt bij het ontwikkelen van kennis ten behoeve van de ontwikkeling van richtlijnen. Het Centrum Jeugdgezondheid stuurde dit programma in 2009 aan door: • De kennisvragen 2009 op te stellen; •
De voortgang van rapportages en de opgeleverde rapportages te bespreken;
•
Als agendalid deel te nemen aan de begeleidingscommissie van onderzoeken JGZ;
•
Deel te nemen aan de begeleidingscommissie van de Vijfde Landelijke Groeistudie.
| 23
Interview Simone Buitendijk - Hoofd van het onderzoeksprogramma Jeugd bij TNO - Bijzonder hoogleraar Integrale preventieve gezondheidszorg voor
- Bestuurslid Nederlands Centrum Jeugdgezondheid
Foto: Jeroen Oerlemans
kinderen aan het LUMC - Bijzonder hoogleraar Eerstelijns Verloskunde en Ketenzorg aan de UvA
‘Door het Centrum Jeugdgezondheid staan alle beroepsgroepen en TNO veel dichter bij elkaar. De afstand was in het verleden veel groter, wat TNO ook probeerde.’ Aan het woord is Simone Buitendijk, onder andere hoofd van het onderzoeksprogramma Jeugd bij TNO. Buitendijk vergelijkt de samenwerking met een Academische Werkplaats op landelijk niveau: ‘Er is uitwisseling en samenwerking
24 |
tussen onderzoek en praktijk. Het Centrum vervult in deze onderzoeksarena een belangrijke regierol door partijen uit beleid, praktijk en onderzoek bij elkaar te brengen én door te verwoorden wat zij gezamenlijk belangrijk vinden. Eerder ontbrak het volgens Buitendijk aan een partij met een overkoepelende inhoudelijke blik. Haar ideaalbeeld is een netwerk van onderzoeksinstellingen waarvan de expertise op het terrein van jeugd en gezondheid gezamenlijk het veld in het land coveren en elkaar in een win-win situatie steunen: ‘Uiteindelijk wil iedere partij hetzelfde, namelijk gezonde kinderen. Goede samenwerking is daarbij belangrijk’. Over het nieuwe Centrum Simone Buitendijk ziet de ontwikkelingen met het nieuwe Centrum met vertrouwen tegemoet. Naar haar idee moet het Centrum in ieder geval zijn unieke positie als verbinder behouden: trait-d’union tussen praktijk, onderzoek en overheid. Volgens haar is het ook belangrijk dat het veld empowered wordt, zelf kritisch op zijn werk is en zichzelf ontwikkelt: ‘Het zou goed zijn als ook in deze zin het Centrum in een Landelijke Academische Werkplaats Jeugdgezondheid een verbindende rol heeft. Een goed voorbeeld is hoe de KNOV dit doet. Het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid kan in de toekomst nog meer een partij van betekenis worden, een vraagbaak voor professionals, overheid, politiek en journalisten bij actuele problemen, zoals bij de aanpak van het alcoholprobleem bij jongeren.’
|4
1|
RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Centrum Jeugdgezondheid Postbus 1 3720 BA Bilthoven www.rivm.nl/jeugdgezondheid