JAARSTUKKEN 2007 DEEL I
JAARVERSLAG 2007 - ALGEMEEN DEEL - SPECIFIEK DEEL
Apeldoorn, 31 maart 2008
INHOUD
ALGEMEEN DEEL
Inleiding
blz 3
Bestuur en toezicht
blz 5
Hoofdstuk 1: Resultaten uitvoering taakopdracht / marktactiviteiten
blz 9
Hoofdstuk 2: Partnerschap met de Minister van BZK en de korpsen
blz 26
Hoofdstuk 3: Beheer en bedrijfsvoering
blz 35
Hoofdstuk 4: Ontwikkeling in de taakopdracht / marktactiviteiten
blz 43
Hoofdstuk 5: Kwaliteit van dienstverlening
blz 54
Hoofdstuk 6: Organisatie-ontwikkeling en personeel
blz 60
Hoofdstuk 7: Strategie en samenwerking
blz 68
SPECIFIEK DEEL
Hoofdstuk 1: Treasury
blz 71
Hoofdstuk 2: Verantwoording besteding bijzondere Bijdragen
blz 75
Hoofdstuk 3: Risico’s en Ontwikkelingen
blz 84
2
JAARVERSLAG 2007 POLITIEACADEMIE INLEIDING Het jaarverslag; opzet Voor u ligt het jaarverslag 2007 van de Politieacademie, het Onderwijs- en Kenniscentrum voor de politie. De Politieacademie maakt deel uit van de Nederlandse politie. De Politieacademie is een zelfstandig bestuursorgaan met een eigen wettelijke taakopdracht. In dit document legt de Politieacademie als zelfstandig bestuursorgaan publieke verantwoording af over haar dienstverlening in 2007. Dit jaarverslag richt zich in eerste instantie tot de kring van direct belanghebbenden bij haar dienstverlening: tot de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK) als opdrachtgever, tot de Regiokorpsen als partners en klanten, en tot de andere ketenpartners in professionalisering op het gebied van veiligheid. Het hiernavolgende document is het officiële jaarverslag, met het totale pakket aan verantwoordingsinformatie: verantwoording over de uitvoering van de diverse wettelijke taken van de Politieacademie, financiële verantwoording, verantwoording als werkgever (sociaal jaarverslag), etc. Het jaarverslag bevat de informatie, die het volgens het Informatiestatuut BZK – Politieacademie moet bevatten. De integrale tekst van dit jaarverslag is opgenomen op de website van de Politieacademie, zodat het verslag publiek beschikbaar is. In die zin richt dit jaarverslag zich tot de Nederlandse samenleving in het algemeen, want de Politieacademie vervult een publieke taak, grotendeels met inzet van publieke middelen. Daarbij hoort een actieve publieke verantwoording. Tegelijkertijd leert de ervaring dat het volledige document niet toegankelijk is, doordat het alle mogelijke verantwoordingsinformatie bundelt. Daarom brengt de Politieacademie sinds enkele jaren een korte, meer aantrekkelijke, samenvatting van het jaarverslag uit: het ‘jaarbericht’, een publieksversie van het jaarverslag die wordt verspreid onder de direct belanghebbenden bij de Politieacademie. Specifiek voor de medewerkers van de Politieacademie verschijnt er verder een meer toegankelijke versie van het sociaal jaarverslag.
Jaarverslag; indeling De Politieacademie verantwoordt zich met dit jaarverslag: ze geeft inzicht in de in 2007 geleverde prestaties, in de bewaking van de kwaliteit van haar dienstverlening en in de manier waarop zij met haar diensten inspeelt op actuele ontwikkelingen binnen en buiten de politie. Verder geeft dit jaarverslag inzicht in de interne bedrijfsvoering van de Politieacademie, in de besteding van middelen en in de inrichting van de organisatie en de inzet van personeel daarbij. De indeling van het jaarverslag is in grote lijnen gelijk gebleven aan die van 2004, 2005 en 2006 vanwege de goede algemene ontvangst daarvan en vanwege de positieve reactie van de Algemene Rekenkamer in het bijzonder. De indeling van dit jaarverslag is als volgt: -
bestuur en toezicht van de Politieacademie in 2007;
-
de verantwoording over de resultaten van de uitvoering van de taakopdracht en van de marktactiviteiten is te vinden in hoofdstuk 1;
-
de betrokkenheid van de directe partners, de Minister van BZK en de Korpsen, bij de uitvoering van de taakopdracht in 2007, komt aan de orde in hoofdstuk 2;
-
hoofdstuk 3 beschrijft de bedrijfsvoering in 2007, met daarin onder meer de hoofdlijnen van de jaarrekening 2007. Hoofdstuk 6 vult deze interne blik aan met een schets van de ontwikkeling van de organisatie en van de personele situatie in 2007;
3
-
de ontwikkelingen binnen de dienstverlening door de Politieacademie, als doorvertaling van ontwikkelingen binnen de politie en de maatschappij, staan beschreven in hoofdstuk 4;
-
hoofdstuk 5 geeft inzicht in hoe de Politieacademie in 2007 de kwaliteit van haar dienstverlening heeft bewaakt;
-
het laatste hoofdstuk, 7, besluit dit jaarverslag met een algemene schets van de door de Politieacademie gevolgde koers in strategie en samenwerking.
Tot zover het algemeen deel van het jaarverslag, deel I. Verder is er een specifiek deel, met 3 onderwerpen: 1/ treasury, 2/ verantwoording besteding bijzondere bijdragen en 3/ risico’s en ontwikkelingen. Sinds 2005 heten jaarverslag en jaarrekening samen officieel jaarstukken, die samen één geheel vormen en bijvoorbeeld ook als zodanig door de accountant worden beoordeeld. Het jaarverslag is deel I, de jaarrekening deel II.
2007: de balans opmaken 2007 was een jaar waarin de Politieacademie in vele opzichten, in bredere zin dus, de balans opmaakte van wat er in de voorgaande, periode is ontwikkeld, vernieuwd en veranderd. De evaluatie van het nieuwe stelsel van politieonderwijs, dat in 2002 van start ging, is daarvan het belangrijkste voorbeeld. Verder heeft de Inspectie OOV vorig jaar ‘De staat van het Politieonderwijs’ uitgebracht, de balans van een aantal jaren toezicht op het politieonderwijs. De INK-audit van juni 2007 gaf een beeld van waar de Politieacademie in haar ontwikkeling als organisatie staat. Vanuit een vergelijkbaar organisatieperspectief was in de eerste helft van 2007 jaar de ontwikkelingsgeschiedenis van de Politieacademie vanaf 1999 ‘verteld’. Al met al was het jaar 2007 een natuurlijk moment om tussentijds stil te staan, om in meerdere opzichten de algehele balans op te maken en van daaruit de volgende stappen te bepalen, zodat de ambities reëel zijn. Dit jaarverslag kijkt uit zijn aard niet uitvoerig vooruit naar de volgende stappen die de academie zal zetten. Wel ligt het voor de hand dat waar in dit verslag de diverse evaluaties aan de orde komen, daar in voorkomende gevallen ook een doorkijk gegeven wordt op de plannen voor de nabije toekomst.
4
JAARVERSLAG 2007 POLITIEACADEMIE BESTUUR EN TOEZICHT
De Politieacademie kent een wettelijk vastgelegde functiescheiding tussen bestuur en toezicht. Het bestuur over de instelling wordt uitgeoefend door een driehoofdig College van Bestuur (CvB), met een eindverantwoordelijke voorzitter. Het toezicht wordt uitgeoefend door een Raad van Toezicht van 6 leden, verankerd in diverse geledingen van de samenleving. De Raad van Toezicht is daarnaast ook adviseur en klankbord van het CvB. De Minister van BZK is de opdrachtgever en bekostiger van de Politieacademie en houdt vanuit die hoedanigheid eveneens toezicht. 1.
College van Bestuur 2007
Op 1 januari 2007 was het CvB als volgt samengesteld voorzitter: mevrouw J. G. Stam plv. voorzitter: de heer D. Hilarides, lid: de heer prof dr. P.Tops Op 4 april 2007 hield de heer Tops, die per 1 oktober 2006 tot het CvB was toegetreden, tijdens een installatiebijeenkomst zijn installatierede als CvB-portefeuillehouder van de kennisfunctie van de Politieacademie. Het CvB is eindverantwoordelijk voor het behalen van de doelstellingen van de Politieacademie. Het legt verantwoording af aan de Minister van BZK, en de Raad van Toezicht van de Politieacademie oefent toezicht uit op het CvB. Het CvB stuurt de directeuren van de organisatie-eenheden aan; de directeuren rapporteren aan het CvB. Het CvB is een collegiaal bestuursorgaan, gericht op de onderlinge samenhang van de verschillende primaire en ondersteunende processen in de organisatie. Het CvB komt als bestuursorgaan wekelijks bijeen en neemt daarbij de aan de orde zijnde besluiten die voor wat betreft de besluiten in 2007 veelal, al dan niet in hun uitwerking, in dit jaarverslag zijn opgenomen.
2.
Raad van Toezicht 2007
Samenstelling Op 1 januari 2007 bestond de Raad van Toezicht uit: mevrouw ir. J.M. Leemhuis – Stout, voorzitter mevrouw mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt mevrouw drs. L.V. Jonkers-Kuiper. de heer prof. dr. C.J.C.F Fijnaut de heer mr. E.M. d'Hondt de heer drs. R. Jonkers Het auditcommittee van de Raad bestond op 1 januari 2007 uit: de heer Jonkers, voorzitter de heer D’Hondt In 2007 verstreek de tweede wettelijke zittingstermijn van vier jaren van twee leden, van de heer drs. R. Jonkers en de heer prof. dr. C.J.C.F Fijnaut. De Minister verzocht de Raad van Toezicht dan ook om een voordracht voor twee nieuwe, bij Koninklijk Besluit te benoemen, leden van de Raad van Toezicht van de Politieacademie. Teneinde tot een voordracht te komen heeft de Raad in 2007 om te beginnen een profiel geformuleerd voor de twee nieuw te benoemen leden, rekening houdend met de deskundigheid en achtergrond die de beide vertrekkende leden inbrachten. De Raad heeft ten eerste gezocht naar iemand met een bedrijfsvoeringsachtergrond en daarnaast naar iemand met een wetenschappelijke/ universitaire achtergrond, beide in het perspectief van de algemene bestuurlijke c.q. toezichthoudende ervaring die vereist is voor het lidmaatschap van een toezichthoudend orgaan van een organisatie met een
5
omvang als die van de Politieacademie. De Raad heeft bij het zoeken naar kandidaten gebruik gemaakt van de ondersteunende diensten van het Nationaal Register Commissarissen, waarmee een breed zicht op de voor de beide functie beschikbare kandidaten is verkregen. Op voordracht van de Raad van Toezicht heeft de Minister als nieuwe leden van de Raad van Toezicht benoemd: de heer Prof.mr.dr. H.G. van de Bunt, hoogleraar criminologie en strafrecht bij de Erasmus Universiteit Rotterdam de heer D. van de Meeberg, voorzitter Raad van Bestuur van Meavita. Eind 2007 bestond de Raad van Toezicht dientengevolge uit: mevrouw ir. J.M. Leemhuis – Stout, voorzitter mevrouw mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt mevrouw drs. L.V. Jonkers-Kuiper de heer prof.mr.dr. H.G. van de Bunt, de heer mr. E.M. d'Hondt de heer D. van de Meeberg Het auditcommittee van de Raad bestond eind 2007 uit: de heer mr. E.M. d'Hondt, voorzitter de heer D. van de Meeberg De Raad kwam in 2007 vijf keer bijeen, het auditcommittee drie keer, steeds in aanwezigheid van het CvB. Tot de jaarlijks terugkerende agendapunten behoren de begroting en de jaarrekening, die beide de instemming van de Raad van Toezicht behoeven. Ook de Boardletter van de accountant kwam in die cyclus als gebruikelijk uitgebreid aan de orde binnen het auditcommitee in aanwezigheid van de accountant. Door het, begin 2007 door haar aangekondigde, vertrek van mevrouw Stam per 1 september 2007 ontstond de vacature van voorzitter CvB. De Raad van Toezicht heeft vervolgens een profiel opgesteld voor de nieuwe voorzitter van het CvB. In de selectieprocedure die daarop volgde, zijn kandidaten voorgedragen aan een selectiecommissie onder voorzitterschap van de voorzitter van de Raad van Toezicht en speelde daarnaast ook een breed samengestelde benoemingsadviescommissie een rol. De selectieprocedure resulteerde uiteindelijk in de benoeming bij Koninklijk Besluit per 1 september van de heer A.P.P.M. van Baal tot de nieuwe voorzitter van het College van Bestuur van de Politieacademie. Zijn installatie vond plaats op maandagmiddag 3 september in Theater Orpheus te Apeldoorn, in combinatie met de traditionele opening van het Politieacademisch Jaar en met het officieel afscheid van mevrouw Stam. De heer van Baal was van 2003 tot begin 2007 InspecteurGeneraal der Krijgsmacht en der Veteranen. In de jaren daarvoor was hij als luitenant-generaal projectleider van de reorganisatie van de gehele krijgsmacht. In 2001-2002 was hij Bevelhebber der Landstrijdkrachten, en in de jaren 1996-2001 plaatsvervangend Chef Defensiestaf. Daarnaast waren de belangrijkste onderwerpen voor de Raad van Toezicht in 2007: 1. a. b.
op het gebied van besturing en bekostiging de consequenties van de Kaderwet ZBO’s de BZK-evaluatie van de bekostigingssystematiek
2. a. b. c. d. e.
op het gebied van beheer en bedrijfsvoering het nieuwbouwproject concernlocatie overige investeringen in huisvesting de financiering / het aantrekken van vreemd vermogen de selectie en benoeming van de accountant de INK-audit 2007
3. op het gebied van de primaire taken van de academie a. de BZK-evaluatie van het politieonderwijs en het vervolg daarop b. de doorontwikkeling van de kennisfunctie (onder andere onderzoek) en de legitimering daarvan c. de ontwikkelingen rond werving & selectie (businessplan Werving & Selectie)
6
d. de NVAO-accreditatie van de opleiding Politiekundige Master Hieronder volgt een korte toelichting op elk van deze punten.
1.
op het terrein van besturing en bekostiging
a. de consequenties van de Kaderwet ZBO’s De op 1 februari 2007 in werking getreden Kaderwet ZBO’s verplicht iedere Minister om binnen 1 jaar na inwerkingtreding van de wet aan de beide Kamers mededeling te doen over welke ZBO’s onder de werking van deze wet zullen worden gebracht en op welke termijn de voordracht voor wettelijke regelingen daartoe te verwachten zijn. De Raad van Toezicht heeft eind 2007 een bestuurlijk standpunt ingenomen, naar aanleiding van het voornemen van de Minister om de Politieacademie onder de werking van de Kaderwet te brengen. b. de BZK-evaluatie van de bekostigingssystematiek Deze evaluatie ondervond enige vertraging, zodat de uitkomsten niet voor eind 2007 bekend werden. Niettemin kon de Raad gedurende 2007 als klankbord van het CvB optreden ten aanzien van de formuleren van de vraagstelling en de bewaking van de kwaliteit van het evaluatie-onderzoek. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van het departement, met nauwe betrokkenheid van de academie.
2.
op het gebied van beheer en bedrijfsvoering
a. het nieuwbouwproject Concernlocatie In mei besloot de Raad van Toezicht het CvB goedkeuring te geven tot het aangaan van verplichtingen ten aanzien van de realisatie van de nieuw-/ verbouw van de concernlocatie. Hiermee ging de realisatiefase van dit meerjarige project in. Op basis daarvan is het CvB de in de Raad van Toezicht-besluitvorming vervatte contractuele verplichtingen aangegaan met de aannemer(s). De Raad van Toezicht stelde het totale bouwkostenbudget vast op € 89.067.988 (inclusief BTW), een bedrag dat is voorgelegd aan - en geaccordeerd is door - de Minister van BZK. b. overige investeringen in huisvesting Op de Raad van Toezicht-vergadering van februari waren Raad van Toezicht-besluiten aan de orde ten aanzien van CvB-besluiten tot aankoop van grond te Drachten, verkoop van de locatie Sloterweg A’dam, aankoop van de locatie Gyroscoopweg A’dam en aankoop van grond op de locatie Eindhoven. Uitvoerige inhoudelijke informatie over een en ander is te vinden in hoofdstuk 3 van dit jaarverslag. c. de financiering / het aantrekken van vreemd vermogen Begin 2007 nam de Raad van Toezicht, op voorstel van het auditcommittee, besluiten over hoe te voorzien in de financieringsbehoefte van de Politieacademie, die vooral is ontstaan door de herhuisvestingsprojecten. d. de selectie en benoeming van de accountant Op zijn vergadering van maart heeft de Raad van Toezicht besloten om een Europees aanbestedingstraject accountantsdiensten te starten, op basis van een op te stellen programma van eisen / bestek. Het contract met de accountant liep eind 2007 af. Die selectie, van 4 inschrijvingen op de aanbesteding, is uitgevoerd door c.q. onder leiding van het auditcommittee van de Raad. Drie 3 partijen hebben zich op 3 juli gepresenteerd aan de academie. De Raad van Toezicht besloot op voorstel van het auditcommittee om de accountantsdienten te gunnen aan Deloitte. e. de INK-audit 2007 De INK-visitatie vond plaats in juni. In de Raad van Toezicht-vergadering van juli heeft het CvB mondeling verslag gedaan van de voorlopige uitkomsten bevindingen van de INK-audit. Het volledige rapport is later besproken in de Raad, om het CvB te ondersteunen bij het kiezen van koers in de verdere ontwikkeling van de organisatie.
7
3.
op het gebied van de primaire taken van de academie
a. de BZK-evaluatie van het politieonderwijs en het vervolg daarop In 2007 is de - in opdracht van de Minister uitgevoerde - grootscheepse evaluatie van het politieonderwijs afgerond. De Raad van Toezicht heeft de evaluatie nauwlettend gevolgd, alsook het vervolg daarop. De Minister van BZK heeft het CvB in de tweede helft van 2007 verzocht een ‘samenhangend programma’ op te stellen voor de doorontwikkeling van het politieonderwijs, met inachtneming van de uitkomsten van de evaluatie, de IOOV-bevindingen en de bevindingen van de Politieacademie op basis van haar kwaliteitszorgstelsel. b. de doorontwikkeling van de kennisfunctie (onder andere onderzoek) en de legitimering daarvan In 2007 bleek, onder andere in het jaarlijkse gesprek met de Minister op 16 augustus, dat de kennisfunctie aan de academie nog geen vanzelfsprekendheid is en nadere ‘legitimering’ behoeft. Het CvB is in 2007 begonnen die legitimering in gang te zetten, met een eenduidig antwoord op vragen als ‘waarom de kennisfunctie’, met welke inhoudelijk brandpunt en welke methodiek(en), en op welke manieren bekostigd. Gelet op het strategisch belang heeft het CvB hierover met de Raad van Toezicht van gedachten gewisseld en daar steun gevonden voor de aanpak. c. de ontwikkelingen rond werving & selectie (businessplan Werving & Selectie) Dit is voor de wervings- en selectietaak van de academie een essentiële ontwikkeling, die gedurende 2007 op nagenoeg elke Raad van Toezicht-vergadering op de agenda stond. In essentie gaat het erom dat de korpsen de voorselectie standaardiseren en concentreren, en de uitvoering ervan opdragen aan de academie (als opdrachtnemer). d. de NVAO-accreditatie van de opleiding Politiekundige Master Enkele jaren geleden is besloten om alle initiële politieopleidingen en postinitiële leergangen die daarvoor in aanmerking komen te laten accrediteren, om de diploma-equivalentie formeel erkend te krijgen. In het geval van de opleiding Politiekundige Master is de masterfase geaccrediteerd als ‘Master of Science in Policing’ door een internationale (Engelse) accreditatie, vanwege het internationale en comparatieve karakter van de masterfase van de opleiding. In 2007 bleek van diverse kanten (departement, Politie Onderwijs Raad) dat een NVAO-accreditatie binnen afzienbare termijn gewenst was. Mede naar aanleiding daarvan heeft het CvB, in samenspraak met de Raad van Toezicht, besloten de NVAO-accreditatie aan te vragen. Tot slot verdient vermelding dat de Raad van Toezicht de meivergadering gedeeltelijk wijdde aan een evaluatie van het eigen functioneren. Kernthema’s daarbij waren de balans tussen afstand houden en betrokken zijn bij het bestuur (i.c. het CvB); het fungeren als sparring partner, zowel de plenaire Raad als de individuele leden; de geïnformeerdheid van de Raad; het samenspel in de plenaire Raad van Toezicht vergaderingen en de teameffectiviteit; de mate van inzicht in, en voeling met, de organisatie; de rol van de voorzitter.
8
JAARVERSLAG 2007 POLITIEACADEMIE
HOOFDSTUK 1: RESULTATEN UITVOERING TAAKOPDRACHT Inleiding De Politieacademie is het Onderwijs- en Kenniscentrum voor de Nederlandse Politie, dat de politie ondersteunt bij: de personeelsvoorziening, zodat de politie beschikt over voldoende en goed gekwalificeerde medewerkers; de professionalisering van de zittende medewerkers van politie en de politieorganisatie; kennismanagement binnen de politie, zodat de politie en haar medewerkers beschikken over actuele vakkennis, nodig voor uitoefening van de Politietaak. De Politieacademie ondersteunt de personeelsvoorziening van de politie door: de landelijke werving van aankomende politiemedewerkers; de selectie van aankomende politiemedewerkers; initieel onderwijs, dat voorbereidt op de algemene uitoefening van het politievak; postinitieel onderwijs, voor de uitoefening van specialismen en leiderschap binnen het politievak. Daarnaast ondersteunt de Politieacademie het kennismanagement binnen de politie, door kennisdiensten: het produceren van kennis door onderzoek, en de verzameling, veredeling en verspreiding van vakkennis die nodig is voor de uitoefening van de politietaken. De Politieacademie draagt zo bij aan de verdere ontwikkeling van het politievak, ook wel politiekunde genoemd. Met dit alles beoogt de Politieacademie de politieorganisatie en haar medewerkers van dienst te zijn bij een leven lang leren en bij de ontwikkeling van competenties die de medewerkers van politie nodig hebben voor de uitoefening van hun beroep. In dit eerste hoofdstuk geeft de Politieacademie inzicht in de (resultaten van) uitvoering van haar wettelijke taken als Politie Onderwijs- en Kenniscentrum: de landelijke werving van aankomende politiemedewerkers (1.) de selectie van aankomende politiemedewerkers (2.) initieel onderwijs, voor de algemene uitoefening van het politievak (3.) postinitieel onderwijs in de uitoefening van specialistische taken (4.) de productie en de verzameling, veredeling en verspreiding van politievakkennis (7.) Speciale aandacht krijgen daarbij: de examinering en EVC-meting, die onafhankelijk van het onderwijs zijn georganiseerd (5.) de ondersteuning van de uitoefening van politieleiderschap (6.) internationale taken van de Politieacademie (8.)
9
1.
Resultaten werving
De Politieacademie ondersteunt de landelijke personeelsvoorziening van de politie, door voldoende belangstellenden en sollicitanten voor een functie bij de politie te werven. De landelijke wervingssite Politie, de landelijke Banenlijn Politie en landelijke wervingscampagnes worden door de Politieacademie verzorgd. Wervingscampagnes komen voort uit de actuele behoefte van korpsen. De Politieacademie (i.c. het Bureau Personeelsvoorziening Politie) lanceerde in november 2006 een totaal nieuwe wervingscampagne. Het jaar 2007 stond in het teken van het uitbouwen van deze wervingscampagne. Omdat de arbeidsmarkt krap is, wordt doelgroepgericht werven steeds belangrijker. De reguliere wervingscampagne in het voorjaar richtte zich op kandidaten voor de opleiding Politiemedewerker (niveau 3). Potentiële kandidaten werden voornamelijk bereikt via TV en internet. In het najaar is de doelgroep verder verengd naar het lager opgeleide deel van het geel/oranje segment. Dit segment bestaat uit mensen die zich aangetrokken voelen door de sociale kant van het politievak en nu vooral werkzaam zijn in de zorg en het onderwijs. Hiervoor zijn radiospots en een nieuw TV-spotje ontwikkeld en is internet ingezet. Bovendien is aansluiting gezocht en samengewerkt met de organisatie van de Landelijke Politiedag (LPD). Daarnaast is een campagne ontwikkeld om hoger opgeleiden te werven voor niveau 5/6, in combinatie met de werving voor het traject recherchekundige master. Deze campagne was vooral gericht op het wegnemen van het vooroordeel dat de politie niets te bieden heeft voor hoger opgeleiden. In het voorjaar is TV en internet ingezet. In het najaar is ervoor gekozen om de doelgroep nog dichter op huid te zitten en is vooral binnen hogescholen campagne gevoerd. Alle wervingsuitingen en –activiteiten leidden geïnteresseerden naar de wervingssite kombijdepolitie.nl. In totaal werd de site 1,4 miljoen maal bezocht. Het aantal unieke bezoekers steeg fors met 77% naar bijna 924.000 unieke bezoekers (2006: ca. 520.500). Het aantal belangstellenden is na een lichte daling in 2006 weer fors gestegen naar ruim 17.000 (2006: ca. 13.600). Het percentage vrouwen is na jarenlange stabilisatie gestegen van ruim 31% naar bijna 37% in de laatste drie maanden van 2007. Over het percentage allochtonen is geen uitspraak te doen, want dat wordt (om privacyredenen) in het wervingsproces niet geregistreerd.
2.
Resultaten selectie
De Politieacademie selecteert kandidaten/aspirant medewerkers van politie op hun geschiktheid voor de uitoefening van het politievak en brengt daarover aan korpsen (selectie-)adviezen uit, op basis waarvan korpsen al of niet besluiten tot aanstelling van de betreffende aspirant - die vervolgens bij de Politieacademie als student instroomt. De selectie van kandidaten gaat gemiddeld genomen 6 tot 9 maanden vooraf aan het moment van indiensttreding. Aantallen reguliere selecties Jaar 2002 2003 2004 2005 2006 2007
Aantal 7.639 6.503 5.410 5.027 5.416 5.104
Korpsen hebben de beschikbare selectiecapaciteit niet volledig benut, hetgeen grotendeels werd veroorzaakt door de voorselectie die het merendeel van de korpsen in eigen beheer uitvoert. De gemiddelde doorlooptijd tot het selectierapport van de Politieacademie aan het korps bedroeg in 2007 25 kalenderdagen. In speciale trajecten (zoals persoonsbeveiligers, recherchekundigen, grensbewakers en arrestantenverzorgers) heeft de Politieacademie in totaal 3.854 selecties uitgevoerd.
10
3. Resultaten initieel politieonderwijs Initieel politieonderwijs is het onderwijs dat opleidt voor de algemene uitoefening van het politievak. Het postinitieel onderwijs leidt op voor de uitoefening van leidinggevende en specialistische politietaken. Postinitieel onderwijs sluit aan op het initieel onderwijs. Samen vormen ze één samenhangend stelsel van politieonderwijs, gebaseerd op beroepsprofielen die in 2002 door de politiepraktijk gevalideerd en door de Minister vastgesteld zijn. De samenhang van het initieel en postinitieel politieonderwijs komt verder tot uitdrukking in enkele belangrijke gemeenschappelijke kenmerken: het onderwijs is duaal van opzet: de student leert afwisselend op de Politieacademie en in zijn of haar korps; het onderwijs is competentiegericht: het gaat uit van op beroepsprofielen gebaseerde kernopgaven, die vervolgens vragen om bepaalde competenties. Het initieel onderwijs bereidt voor op de uitoefening van het politievak op vijf niveaus, die overeenkomen met de volgende niveaus van opleiding binnen het reguliere beroepsonderwijs (MBO) en het hoger onderwijs (HBO en WO): Assistent Politiemedewerker (MBO-kwalificatieniveau 2, studieduur 1,5 jaar ) Politiemedewerker (MBO-kwalificatieniveau 3, studieduur 3 jaar) Allround Politiemedewerker (MBO-kwalificatieniveau 4, studieduur 4 jaar) Politiekundige Bachelor (HBO-kwalificatieniveau 5, studieduur 4 jaar) Politiekundige Master (HBO/WO-kwalificatieniveau 6, studieduur 1 jaar na Ba.) Studenten initieel politieonderwijs aan de Politieacademie zijn beginnende beroepsbeoefenaren, die bij het begin van hun studie reeds in dienst zijn van een korps. Het aantal op te leiden studenten houdt direct verband met de Politieke sterktedoelstelling voor de politie (52.128 FTE in 2010). In 2003 is vastgesteld dat er jaarlijks minimaal 2000 studenten in het initieel onderwijs moeten instromen, wil die doelstelling worden gehaald. De opleidingscapaciteit van de Politieacademie is daarom ingericht op een jaarinstroom van minimaal 2000 studenten. Onder die 2000 studenten zijn gemiddeld 200 vrijwilligers die in een driejarige deeltijdopleiding tot Assistent Politiemedewerker (kwalificatieniveau 2) worden opgeleid. Sinds de invoering van het nieuwe duale stelsel van politieonderwijs zijn studenten een deel van hun opleidingstijd inzetbaar geworden voor politiewerk in de korpsen. Bij de sterktebepaling wordt dit deel meegenomen. Hieronder een overzicht van ten eerste de ontwikkeling van de instroom in het initieel onderwijs in de jaren 2002 - 2007, eerst per opleidingsniveau en vervolgens per opleidingsniveau uitgesplitst naar ‘herkomst’ van de student. Instroom per niveau Assistent Politiemedewerker Politiemedewerker Allround Politiemedewerker Politiekundige Bachelor Politiekundige Master Vrijwillige Politie Totaal
2002 441 647 1037 35 41 17 2218
2003 213 530 561 41 11 173 1529
2004 232 534 703 57 7 192 1725
2005 354 669 757 48 8 182 2018
2006 339 1054 852 129 3 140 2517
2007 185 1.395 919 300 29 133 2961
Instroom naar herkomst Instroom incl. ATH en VP Doorstroom Overig Totaal
2002 2210 8
2003 1449 80 1529
2005 1800 201 17 2018
2006 2214 298 5 2517
2007 2.408 553
2218
2004 1595 123 7 1725
2961
11
Afgezet tegen de oorspronkelijke instroom (grofweg 2002 en 2003) was het beeld van de uitstroom (afgestudeerden): Uitstroom
Einde opleiding Uitstroom Nog in onvrijwillig vrijwillig met diploma opleiding Assistent Politiemedewerker 94 49 720 8 Politiemedewerker 213 100 1195 34 Allround Politiemedewerker 153 168 1230 35 Politiekundige Bachelor 3 10 57 3 Politiekundige Master 3 9 28 11 466 336 3230 91 Totaal
Totaal 871 1542 1586 73 51 4123
Uitstroom % 83% 79% 79% 81% 70% 80%
Gemiddeld is in 2007 de studentenpopulatie (het aantal studenten ‘in huis’) met 14% gestegen (2006: +12%). Op de locaties Eindhoven en Drachten was de stijging zelfs 26%. De instroom in het initieel onderwijs zag er, uitgesplitst over de diverse locaties, als volgt uit:
Instroom per locatie Amsterdam Den Haag Rotterdam Eindhoven Apeldoorn/BaMa Drachten Instroom
Instroom per bekostigingsvorm Bekostigd instroom Bekostigd doorstroom Contractonderwijs Losse kernopgaven Instroom
4.
2007 724 418 358 443 815 210 2.968
In opleiding per locatie Amsterdam Den Haag Rotterdam Eindhoven Apeldoorn/BaMa Drachten Totalen in opleiding
Ultimo 2005 1.474 634 988 641 1.501 332 5.570
Ultimo 2006 1.803 760 1.027 704 1.620 345 6.259
Ultimo 2007 1.970 868 1.081 886 1.897 434 7.136
2007 2.382 177 402 7 2.968
In opleiding per bekostigingsvorm Bekostigd instroom Bekostigd doorstroom Contractonderwijs Losse kernopgaven Totalen in opleiding
Ultimo 2005 5.333 487 94 0 5.483
Ultimo 2006 5.561 408 288 2 6.259
Ultimo 2007 6.139 412 576 9 7.136
T.o.v. 2006 % 9% 14% 5% 26% 17% 26% 14%
Resultaten postinitieel onderwijs
Het initieel onderwijs is het fundament voor het postinitieel onderwijs, dat zittende politiemedewerkers voorbereidt op de uitoefening van leidinggevende en specialistische taken op de vijf domeinen van het politievak: recherche gevaarsbeheersing verkeer & milieu vreemdelingentoezicht leiderschap (op operationeel, tactisch en strategisch niveau) Het postinitiële onderwijs is, evenals het initiële onderwijs, competentiegericht en duaal opgezet en omvat: één of meer leergangen, met een algemeen deel en een of meer afstudeerrichtingen ; functiegerichte applicaties: onderwijs, specifiek gericht op het verwerven van een bekwaamheid - en bevoegdheid - voor bepaalde bij wet voorbehouden politiehandelingen.
12
In onderstaand overzicht is het aantal studenten vermeld dat in 2007 heeft deelgenomen aan kernopgaven en leergangen in de verschillende domeinen. Overzicht aantal studenten per domein Leiderschap Verkeer & Milieu Gevaarsbeheersing Recherche Vreemdelingentoezicht Totaal
2004 569 987 695 1771 103 4125
2005 1356 628 960 1406 68 4418
2006 382 1109 1015 2562 129 5197
2007 871 846 1465 3088 57 6327
Ter toelichting: het postinitieel onderwijs omvat leergangen, die zijn samengesteld uit kernopgaven, die studenten ook veelal afzonderlijk volgen. De hierboven genoemde aantallen studenten zijn in minderheid de studenten per leergang en in meerderheid de aantallen studenten per kernopgave. Een volledig gespecificeerd overzicht van aantallen studenten is te uitgebreid om in integraal in dit jaarverslag op te nemen. In onderstaand overzicht zijn alle mutaties weergegeven voor het onderwijs dat in 2007 door de Faculteit Bijzondere Politiekunde & Leiderschap aan de korpsen is aangeboden. Het betreft een overzicht van de annuleringen vóór de startdatum en het aantal niet verschenen studenten (no-show) op de eerste contactdag.
Domein Gevaarsbeheersing Leiderschap Recherche & VT Verkeer & Milieu Totaal bekostigd
Bekostigde Annuplaatsen leringen 1029 475 1799 673 3976
181 36 235 108 560
Ingeschreven No Show studenten 18% 8% 13% 16% 14%
848 439 1564 565 3416
102 14 147 102 365
Studenten definitief 12% 3% 9% 18% 11%
746 425 1417 463 3051
72% 89% 79% 69% 77%
Rode draad door 2007 is de onderbezetting van onderwijsgroepen, veroorzaakt door annulering, noshow, dan wel niet tijdig, voor aanvang van het onderwijs, afgeronde EVC-aanvragen. In de laatste maanden van 2007 is daarin een lichte verbetering waar te nemen. De Masteropleiding Strategisch Leidinggevende Leergang (SLL) is een 2-jarige leergang die deel uitmaakt van het postinitieel politieonderwijs. De derde editie (SLL 3) is in het najaar van 2007 afgestudeerd. In september 2007 is de vijfde editie (SLL 5) gestart met 18 deelnemers.
13
5.
Resultaten examinering en erkenning van eerder verworven competenties (EVC)
Examinering Studenten leggen ter afsluiting van onderdelen van het initieel en postinitieel onderwijs proeven van bekwaamheid, examens, af. De Politieacademie heeft in het belang van onafhankelijkheid van de examinering het afnemen van examens onafhankelijk van de uitvoering van het onderwijs georganiseerd, door het onderbrengen in een aparte organisatie-eenheid. Het aantal afgenomen examens (inclusief herexamens) bedroeg 53.676. EVC’s Het stelsel van politieonderwijs is competentiegericht en houdt dan ook rekening met competenties die de student eerder verworven heeft, door opleiding of werkervaring of anderszins. Erkenning van eerdere verworven competenties leidt tot vrijstellingen van examenonderdelen of proeven van bekwaamheid en leidt tot vermindering van de studiebelasting en soms tot verkorting van de totale studieduur. In 2007 heeft de Politieacademie 1335 EVC aanvragen afgehandeld (2006: 866). Het aantal EVCaanvragen initieel onderwijs was 723, het aantal EVC-aanvragen postinitieel bedroeg 612. In totaal zijn in 2007 28 bezwaren in de zin van de bezwarenregeling EVC ingediend en behandeld, waarvan 17 initiële bezwaren en 11 postinitiële bezwaren. EVC-aanvragen werden gemiddeld in 4 - 5 weken afgehandeld, met uitzondering van de aanvragen voor leidinggevende leergangen (binnen 6 weken). De doorlooptijden per aanvraag waren als volgt: Doorlooptijden in dagen Initieel niveau 2 t/m 4 Initieel niveau 5 en 6 Niveau 4 postinitieel (OLL, Milieu, Verkeer, Gevaarsbeheersing, Tactische en Technische Recherche) Niveau 5 postinitieel (LL, TLL-R, Recherchekundige)
6.
2006 12,2 dagen 31,9 26,3
2007 15,9 dagen 15,9 20,3
28,9
24,7
Resultaten ondersteuning Politieleiderschap
Een specifieke doelgroep van de taakopdracht van de Politieacademie bestaat uit de zittende strategisch leidinggevenden binnen de Nederlandse Politie. Die groep omvat circa 700 personen in de loonschalen 13 en hoger: degenen waarop het Landelijk MD-bureau Politie (LMD) zich richt. De School voor Politie Leiderschap (SPL), organisatieonderdeel van de Politieacademie, bood deze groep ook in 2007 weer het volgende pakket aan leer- en ontwikkelprogramma’s, deels individueel, deels collectief: a. individuele leerprogramma’s op maat; b. collectieve leerprogramma’s ten behoeve van professionele en persoonlijke ontwikkeling; c. het Kennisprogramma ‘Politieleiderschap en Maatschappelijke Integriteit’, gericht op de creatie van praktisch toepasbare kennis(productie) over leiderschap in de politiepraktijk; d. activiteiten ter ondersteuning van het internationaal functioneren van Politieleiders; e. uitvoering van de (RHC-) opdracht tot ontwikkeling van een visie op Politieleiderschap. Per onderdeel hieronder de belangrijkste wapenfeiten in 2007. Ad a.: individuele leerprogramma’s op maat Het aantal deelnemers aan individuele trajectbegeleiding is in 2007 met 33 toegenomen tot 190. In 2007 hebben 8 medewerkers van de Koninklijke Marechaussee deelgenomen aan individuele trajectbegeleiding. Ad b.: collectieve leerprogramma’s De geplande productie voor 2007 is gehaald. Er is in 2007 1.118 ( 2006: 1.047) maal deelgenomen aan de SPL programma’s. Van de doelgroep loonschaal 15 en hoger heeft 76% (2006: 60%) een of meerdere malen deelgenomen aan een SPL programma in 2007. De waardering voor de programma’s blijft onveranderd hoog (2007: 8,2 versus 8,2 in 2006).
14
Bij de samenstelling van het programma-aanbod 2007 (eind 2006) zijn de aanbevelingen gevolgd uit de in 2005 uitgevoerde evaluatie en uit het door een extern bureau uitgevoerde onderzoek naar het leren van Politieleiders. Eén van die aanbevelingen was om onderzoek te doen naar de effecten van leeractiviteiten op het praktisch handelen in de dagelijkse praktijk van leiders. Ad c.: kennisprogramma ‘Politieleiderschap en Maatschappelijke Integriteit’ Dit programma heeft 7 praktijkcases opgeleverd en 10 zijn in behandeling. De uitkomsten van de cases zijn verwerkt in het onderwijs, om te beginnen in de Strategische Leergang Leidinggevenden (SLL) en de Tactische Leergang Leidinggeven (TLL), onderdeel van het postinitieel onderwijs. De uitkomsten van de eerste 3 cases zijn in boekvorm gepubliceerd. Ad d.: internationaal Om de internationale ontwikkeling van Nederlandse Politieleiders een extra impuls te geven is eind 2005 het Curatorium Internationaal Politie Leiderschap opgericht door de Politieacademie, het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), de Koninklijke Marechaussee, het bureau Landelijk Management Development Politie en Brandweer, het Openbaar Ministerie en de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie. Het Curatorium heeft de Politieacademie opdracht gegeven te zorgen voor een speciaal, internationaal leertraject ‘Parelvissers’, voor de organisatie van een exclusieve bijeenkomst in Den Haag voor Politieleiders wereldwijd in 2007 en voor een daarbij behorende publicatie. Na een periode van twee jaar voorbereiding is van 10 tot 13 juni 2007 een conferentie georganiseerd in Den Haag voor tweeëndertig top politieleiders uit 25 landen. Nederlandse senior politiemensen, de zogenaamde Parelvissers, gingen ter voorbereiding een jaar voorafgaand aan de conferentie de wereld in om ‘parels’ van inspirerend politiewerk op te vissen. Voorafgaand aan de conferentie vond een academische preconferentie plaats. Ook vervult de academie een makelaarsrol ten aanzien van internationale (politie) leiderschapsopleidingen, door ervoor te zorgen dat Nederlandse Politieleiders aan internationaal gerenommeerde opleidingen deel kunnen nemen. Ad e.: visietraject De Stuurgroep Strategisch Loopbaanbeleid (opererend namens BZK en namens de Raad van Hoofdcommissarissen) heeft de Politieacademie eind 2006 de opdracht verstrekt om een visie op Politieleiderschap (annex referentiekader voor Politieleiderschap) te ontwikkelen met als doel: ondersteuning van de herziening van de kerncompetenties voor Politieleiderschap op strategisch, tactisch en operationeel niveau ; een samenhangende opbouw van leiderschapsleergangen ; houvast te bieden aan korpsen bij de werving en selectie van Politieleiders, én: langs die weg de samenhang en transparantie in het MD beleid te vergroten ; ondersteuning te geven aan het opsporen en ontwikkelen van leidinggevend talent. De oplevering zal in het voorjaar 2008 tijdens een bijzondere bijeenkomst plaatsvinden. Net als voorgaande jaren heeft de Politieacademie een SPL-jaarboek uitgebracht.
7.
Resultaten Kennisdiensten
Algemeen De onderzoeks- en kennisfunctie aan de Politieacademie is op twee pijlers opgebouwd: de lectoraten en Politiekennisnet. De academie oefent de kennis- en onderzoeksfunctie om twee redenen uit. In de eerste plaats is de kwaliteit van het onderwijs aan de Politieacademie onlosmakelijk verbonden met onderzoek en kennis. Voor een stevig en actueel onderwijsprogramma is verbinding met onderzoek onmisbaar. Politiewerk en het opleiden van Politiemensen vinden meer en meer plaats in een context waarin hoogwaardige onderzoekskwaliteit aanwezig moet zijn. Bovendien is de politieprofessionaliteit sterk in ontwikkeling. Het werken in de frontlijn van de samenleving is alsmaar complexer geworden en het maatschappelijk belang ervan is sterk toegenomen. Het vermogen om informatie en kennis te ontwikkelen, behoort steeds meer tot de kern van het politiewerk. Onderzoek stelt in staat om deze ontwikkelingen te volgen en te sturen.
15
De kennis- en onderzoeksfunctie van de Politieacademie heeft de volgende kenmerken: ze heeft een nadrukkelijke relatie met het politieonderwijs ze heeft een focus op politieprofessionaliteit ze is gericht op praktijkonderzoek ze is inhoudelijk gekoppeld aan de strategische agenda van de RHC en de landelijke (politieke) beleidsprioriteiten. De lectoraten / onderzoek – algemeen In 2007 heeft de academie in dit opzicht een aantal exemplarische onderzoeken uitgevoerd. Een voorbeeld is het nader onderzoek naar geweld rond de jaarwisseling. Het onderzoeksprogramma geweldsbeheersing besteedde al veel aandacht aan beheersing van geweld bij regelmatig terugkerende evenementen, zoals voetbalwedstrijden, Koninginnedag en Nieuwjaar. In 2007 werd specifiek onderzoek naar de jaarwisseling opgezet vanuit dit lectoraat, samen met studenten en docenten van de Politieacademie, en samen met het COT. Begin september 2007 zijn de onderzoeksresultaten gepubliceerd, eerst aan de politie, door een seminar waar zo’n 150 vertegenwoordigers van korpsen (maar ook van gemeenten en het ministerie) aanwezig waren. Een week later via een persconferentie aan het grote publiek. De onderzoeksresultaten kregen veel aandacht. Er bleek sprake te zijn van een groot aantal incidenten tijdens de jaarwisseling. Deze concentreren zich in de grote steden, maar ook in een aantal dorpen op het platteland met een relatief streng christelijke bevolking. De conclusies en aanbevelingen van het onderzoek zijn door korpsen en gemeenten gebruikt in hun voorbereiding voor de komende jaarwisseling. In de jaarwisseling 2007- 2008 deed het lectoraat opnieuw onderzoek naar de nieuwjaarswisseling. In april 2008 wordt gerapporteerd, eerst aan de korpsen en het ministerie, daarna aan het grote publiek. Onderzoek zoals naar het verloop van de jaarwisselingen in Nederland is exemplarisch voor de rol die onderzoek aan de Politieacademie kan spelen: • Het is verbonden met de praktijk van het politiewerk. Vragen die daar uit voortkomen, vormen de inzet van het onderzoek. Het onderzoek zelf wordt zoveel mogelijk samen met korpsen en politiemedewerkers uitgevoerd. Resultaten van het onderzoek worden gebruikt om de professionaliteit van de politie te versterken. • Het is verbonden met het onderwijs aan de Politieacademie. Studenten spelen een rol in het onderzoek, en verhogen zo hun onderzoeksvaardigheden. De onderzoeksresultaten worden opgenomen in het onderwijsaanbod. Mede daardoor wordt het onderwijs gevoed door de laatste inzichten en ontwikkelingen, waardoor het actueel en up to date blijft. • Het onderzoek aan de Politieacademie is inhoudelijk onafhankelijk. De resultaten kunnen dominante opvattingen binnen de politiewereld en daarbuiten ter discussie stellen. • Onderzoekers binnen de Politieacademie geven zich rekenschap van de bijzondere maatschappelijke positie van de politie. Goed en tijdig informeren van de politiewereld over voorgenomen onderzoek en over onderzoeksresultaten is daarom van groot belang. • Het onderzoek is theoretisch relevant. De conclusie over de ‘bible belt’ uit het jaarwisselingsonderzoek roept bijvoorbeeld de theoretisch relevante vraag op in welke mate geweld en criminaliteit samenhangen met een teveel aan sociale cohesie (en niet alleen met een te kort daaraan, zoals doorgaans wordt verondersteld). Beantwoording van deze vraag is van belang voor ons inzicht in maatschappelijke ontwikkelingen. Dat biedt dan weer aanknopingspunten voor de ontwikkeling van een aanpak om dergelijk geweld te voorkomen. Overzicht lectoraten (2007) a. lectoraat Criminaliteitsbeheersing & Recherchekunde Het lectoraat Criminaliteitsbeheersing & Recherchekunde richt zich op die onderdelen van de politiekunde die kennis verzamelen, ontwikkelen en bundelen op het terrein van criminaliteit. Dit bestaat onder andere uit de organisatie van de opsporing, de intelligence-functie, de strategie van 'tegenhouden' en aspecten van vervolging.
16
Het lectoraat doet bijvoorbeeld praktijkonderzoek naar evaluatietechnieken van opsporingszaken; er wordt onderzocht hoe je de opsporing zo effectief mogelijk organiseert. De inhoudelijke bevindingen worden in de vorm van aanbevelingen direct teruggekoppeld aan de politieorganisatie die het opsporingsonderzoek uitvoerde. De evaluatietechnieken zijn tevens studieobject van de studenten aan de Politieacademie. Ter illustratie, in 2007 gepubliceerd praktijkonderzoek ‘Runnen in de Bovenwereld’ is onderzocht wat aanpak van witteboordencriminaliteit vraagt van de huidige politieprofessional. De bevindingen zijn rechtstreeks verwerkt in het onderwijs aan de Politieacademie (meer info: www.politieacademie.nl). Het lectoraat adviseert aan instanties die zich bezighouden met bijzondere opsporingsmethoden, het draagt bij aan het tot stand komen van een visie op opsporing (Board Opsporing) en geeft advies over de aanpak van zware en georganiseerde criminaliteit, onder meer door medewerking aan het Nationaal Dreigingsbeeld, dat in 2008 voor de tweede maal door de DNRI wordt uitgebracht. Belangrijkste publicaties 2005-2007 • N.Kop , T. Derksen, R. van der Lee en J. Hoekendijk (2007). Informatie-inwinning in de 'bovenwereld': de wereld op zijn kop. Den Haag: Elsevier Overheid. • Klerks, P.P.H.M. en N. Kop (2007). Maatschappelijke trends en criminaliteitsrelevante factoren. Een overzicht ten behoeve van het Nationaal dreigingsbeeld criminaliteit met een georganiseerd karakter 2008 – 2012. Apeldoorn: Politieacademie. • Klerks, P.P.H.M. (2007). ‘Recherchewerk. Effectief handelen in een complexe omgeving.’ Pp. 111127 in: Hilarides, Dirk en Pieter Tops. Passie voor Politie. In het hart van het vak. Apeldoorn: Politieacademie. • Klerks, P.P.H.M (2007) ‘De politiële beheersing en bestrijding van georganiseerde criminaliteit.’ Pp. 865-887 in: Fijnaut, C.J.C.F., E.R. Muller, U. Rosenthal en E.J. van der Torre (red.). Politie. Studies over haar werking en organisatie. Tweede druk. Deventer: Kluwer. • Klerks, P.P.H.M. (2007) ‘Methodological aspects of the Dutch National Threat Assessment’. Trends in Organized Crime 10: 91-101. • Klerks, P.P.H.M. (2006). In het belang van het onderzoek! Kritische journalistiek als noodzakelijke kwaliteitsbewaking van de opsporing. Lectorale Rede, uitgesproken te Amsterdam op 10 maart 2006. Apeldoorn: Politieacademie. b.
Lectoraat Openbare Orde & Gevaarsbeheersing
Het lectoraat Openbare Orde & Gevaarbeheersing wil meer zicht krijgen op de manier waarop we conflicten en sociale spanningen kunnen voorkomen en oplossen. Het doel is uiteindelijk om conflictsituaties, waarbij de openbare orde of de veiligheid in het geding is, beter te kunnen beheersen. Voor het lectoraat ligt het accent op concrete activiteiten op het snijvlak van kennis, onderwijs en praktijk. De resultaten van onderzoeken worden verspreid via seminars, publicaties en PKN en tevens zo veel mogelijk geïntegreerd in het onderwijs. Centraal in de activiteiten van het lectoraat en kenniskring staan vergelijkend onderzoek met een toepasbaar wetenschappelijk karakter en gedeelde kennisontwikkeling van tactieken, strategieën en de effectiviteit van interventiestrategieën. De onderzoeken richten zich op het vinden van goede werkwijzen op het terrein van openbare orde, openbare veiligheid en beheersing van gevaar. Politieprofessionals zijn altijd betrokken bij de onderzoeken, onder andere via verdiepingsbijeenkomsten. Docenten en studenten participeren in onderzoeken van het lectoraat. Door de inspanningen van het lectoraat ontwikkelen de docenten die lesgeven in het vakgebied gevaarbeheersing met elkaar het curriculum. Bij de bachelor-en masteropleiding en Politieleiderschap is dit bijvoorbeeld goed gelukt. Deze verbinding tussen onderzoek en onderwijs wordt nu ook ingezet voor de kernopgaven van het Politiekundige niveau 2 tot 4 en voor de specialisten. Het lectoraat verzorgt daarnaast zelf gastcolleges, met name ook in andere opleidingsinstituten in binnen- en buitenland. Al deze activiteiten dragen er toe bij dat docenten ook met elkaar kennis gaan uitwisselen. Belangrijkste publicaties • Adang, O.M.J. & Schreiber, M. (im Druck). Intelligentes Management von Großereignissen. Der Low-profile Ansatz. .SIAK Journal. Magazin des Österreichischen Innenministeriums.
17
• • • • • • • •
c.
Adang, O.M.J & E.J. van der Torre, red (2007) Hoezo rustig?! Een onderzoek naar het verloop van jaarwisselingen in Nederland. Politieacademie, Apeldoorn Adang, O.M.J (2007) The best police in the world: learning at all cost. In: Politiekundige verkenningen 2006- 2007 (H. Jonkmans & R. van der Wal, eds.) Politieacademie, Apeldoorn, p 33-48 Adang, O.M.J. (2007) Sicherheitsmanagement bei Grossveranstaltungen. In: Sport ohne Gewalt. Referate und Podiumdiskussion der Tagung vom 8. September 2006 Schriftenreihe der KSPD, Band 4, S. 31-44 Schulthess Juristische Medien, Zürich Adang, O.M.J. (2007) En toch is het een vak. Beheersing van gevaar. In: Passie voor Politie. In het hart van het vak (D. Hilarides & P. Tops, red.) Politieacademie, Apeldoorn, p 37-48 Adang, O.M.J. (2007) Openbareordehandhaving. In: Politie. Studies over haar werking en organisatie (C.C.C.F. Fijnaut, E.R. Muller, U. Rosenthal & E.J. van der Torre, red). Kluwer, Deventer. p. 803-824 van Oorschot, W.A.J. & Adang, O.M.J. (2007) De Blauwe Kern, de professionele basis bij conflict en gevaar, de universele basisprincipes gevaarsbeheersing, een zakboekje voor elke actor, Pages 1-14. Reicher, S., C. Stott, J. Drury, O. Adang, P. Cronin & A. Livingstone (2007) Knowledge-Based Public Order Policing: Principles and Practice. Policing, doi:10.1093/police/pam067 Stott, C., O.M.J. Adang, A. Livingstone & M. Schreiber (2007) Variability in the collective behaviour of England fans at Euro2004: Intergroup relations, identity content and social change. European Journal of social psychology, Volume 37, Issue 1 , Pages 75 – 100 Lectoraat Verkeer en Milieu
Het lectoraat zet zich in voor duurzame (politiële) handhaving op het gebied van verkeer en milieu. Het lectoraat geeft dit vorm door te onderzoeken welke handhavingsmethoden ertoe bijdragen dat mensen zich normconform gedragen, ook als er geen politie in de buurt is. Zo worden zowel belonings- als bestraffingsmechanismen onderzocht. Ook wordt het effect van de subjectieve controlekans versus de subjectieve pakkans bestudeerd en gaat de aandacht uit naar de rol van de sociale omgeving bij gedragsbeïnvloeding in het verkeer. Het lectoraat richt zich verder op de versterking van de politiemilieutaak, onder andere door een bijdrage te leveren aan een strategisch advies bij het Politiemilieuplan ‘Milieu in Ontwikkeling 2007-2011’. De programmamanager is tevens docent/onderzoeker in de opleiding Politiekundige Bachelor. Resultaten uit het praktijkonderzoek vonden zo direct een weg in de richting van studenten van de Politieacademie. Daarnaast was het lectoraat nadrukkelijk betrokken bij de ontwikkeling van postinitieel onderwijs aansluitend op initieel niveau 5: de verkeerskundige Master. Door tweemaal per jaar een Toogdag Verkeer en Milieu te organiseren, wisselden docenten en het lectoraat kennis uit, en draagt het bij aan onderwijsvernieuwing die tevens tot nieuwe onderzoeksvragen kan leiden. Vertrouwen in de politie is gerelateerd aan respect voor gezag voor de handhaver. Vanuit deze gedachte investeert het lectoraat in activiteiten die er op gericht zijn de politie als ambassadeur voor verkeersveiligheid te positioneren. Zo wordt er onderzoek gedaan naar bejegening bij verkeershandhaving in het onderwijs en een pilotproject op dit terrein uitgevoerd in de politiepraktijk in de regio Gelderland-Zuid. Belangrijkste publicaties 2005-2007 • Ruessink, B.H. (2006). Lectorale rede: 'Om duurzame naleving - handhavers van Venus en van Mars'. • Bundel ‘Van Verkeershandhaving naar Handhaving in het Verkeer’ (2007) • Bijdragen aan 2e druk van het standaardwerk ‘Politie – Studies over haar werking en organisatie’ (2007): Politie en milieuhandhaving (H.35); Politie en verkeer (H.36) • Bijdrage aan het ‘Basisboek Integrale Veiligheid’ (2006) voor HBO studenten en professionals: Personenvervoer (H.28). • Bijdrage aan essaybundel Denkend over duurzaam Veilig (2005): ‘Duurzame handhaving: meer dan een sluitstuk’ • Hoofdartikel in Tijdschrift voor de Politie, sept. 2007 ‘Duurzame ontwikkeling – een nieuwe uitdaging voor de Politie’. • Drie deelrapportages onderzoek verkeershandhaving in Flevoland (2005/6).
18
•
d.
Deelrapportage inzake onderzoek ‘Gelegenheden en criminaliteit bij grensoverschrijdende afvalstromen’ in het kader van de herijking van het Nationaal Dreigingsbeeld van DNRI (2008, concept) Lectoraat Crisisbeheersing
Het doel van het gezamenlijk lectoraat Crisisbeheersing van de Politieacademie en het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) is het ontwikkelen van kennis en kunde op het gebied van de crisisbeheersing. De focus ligt daarbij op (aspecten van) de multidisciplinaire samenwerking. In het verlengde daarvan ambieert het lectoraat om de samenwerking tussen de Politieacademie en het NIFV te intensiveren, zodat crisisbeheersing in de opleidingen aan beide instituten een duidelijk multidisciplinaire uitstraling c.q. karakter krijgt. Gestuurde multidisciplinaire samenwerking wordt vooral nagestreefd in situaties waarin dat waarschijnlijk niet werkt (acute respons). Daarentegen vindt een dergelijke samenwerking bijna niet plaats in de voorbereidende fase waar dit wel effectief kan zijn Voor professionals die werkzaam in de veiligheidsregio’s kunnen dergelijke inzichten de basis vormen voor de ontwikkeling van hun vakgebied en manier van samenwerking. Lector en programmamanager van dit lectoraat adviseren en ontwikkelen mee aan een aantal opleidingen van de Politieacademie en het NIFV, en waar mogelijk in onderlinge samenwerking van beide instituten. Daarnaast verzorgt het lectoraat ook onderwijs in andere kaders, bijvoorbeeld door seminars te verzorgen voor (loco)-burgemeesters over bevolkingszorg of aan calamiteitencoördinatoren van de meldkamer. Tevens begeleidde de lector studenten van de Master of crisis and disaster management. Het lectoraat voert verschillende praktijkonderzoeken uit, zoals een studie naar de wenselijkheid van landelijke operationele coördinatie/sturing bij crises, samen met de Nederlandse Defensieacademie. In het verleden werd een dergelijke coördinatie ad hoc georganiseerd. Het lectoraat onderzoekt nu of het mogelijk en wenselijk is dit ook structureel vorm te geven. Belangrijkste publicaties • Scholtens, A.C.J. & Helsloot, I. (2006). Wat leert ons een beknopte historie van GRIP? In: Nieuwsbrief Crisisbeheersing, oktober • Scholtens, A.C.J. (2007). Hoe goed is goed genoeg? In:Nieuwsbrief Crisisbeheersing, mei, pp. 26-29. • Helsloot, I. & Scholtens, A.C.J. (2007). Nationale Crisisbeheersing beschreven. Ministerie van BZK. • Scholtens, A.C.J. (2007). Samenwerking in Crisisbeheersing; Overschat en onderschat. Politieacademie en NIFV (lectorale rede). • Scholtens, A.C.J. (2007). Samenwerking in crisisbeheersing; Overschat en onderschat. In: Nieuwsbrief Crisisbeheersing, november, pp. 2-6. • Helsloot, I. & Scholtens, A.C.J. (2007). Vrijwilligers bij de brandweer. In: I. Helsloot, I., Muller, E.R. & Berghuis, J.D. (red.). Brandweer,studies over organisaties, functioneren en omgeving. Deventer:Kluwer, pp. 345-387. • Helsloot, I. Scholtens, A.C.J. & Oomes, E. (2007). Veiligheidsrisico’s bij repressief brandweeroptreden. In: I. Helsloot, E.R. Muller & • Berghuis, J.D. (red.). Brandweer, studies over organisaties, functioneren en omgeving. Deventer: Kluwer, pp. 621-655.
19
e.
Lectoraat lerende Politieorganisatie
Het lectoraat is primair gericht op de sociale kant van het innoveren. Informeel leren draait volgens ons met name om mensen die met elkaar nieuwe en andere betekenissen ontwikkelen. Het onderzoek van het lectoraat beoogde antwoorden vinden op vragen als: wat stimuleert mensen om andere wegen te bewandelen dan de gebruikelijke; hoe lukt het hen om meerdere mensen te winnen voor hun idee; welke bekwaamheden hebben ze daarvoor nodig, welke werkomgevingen bieden een stimulans om te leren en hoe verspreiden innovaties zich van agent tot agent en van korps tot korps? Kenmerkend voor het onderzoek is dat het actiegericht is. De onderzoekers staan niet aan de zijlijn en observeren wat gebeurt. Ze gaan in gesprek met betrokkenen in en rond de frontlinie en proberen samen nieuwe aanpakken uit. Vervolgens legt het lectoraat de leeruitkomsten van deze experimenten vast, zodat ook anderen daarvan kunnen profiteren. In het voorjaar van 2007 voerde de Politieacademie in opdracht van het Korps Haaglanden een aantal workshops uit, waarin ploegen dienders werden getraind in het onderling evalueren van hun professioneel handelen. De focus lag op eigen ervaringen met lastig en agressief burgercontact. Een bijzonder element van deze workshops was dat ze per ploeg werden georganiseerd. De doelstelling was niet alleen het trainen van vaardigheden om goed met lastige en agressieve burgers in contact te treden, maar juist ook het ontwikkelen van gezamenlijk reflectief vermogen door terug te kijken en vooruit te blikken op acties die de agenten, meestal in duo’s, ondernemen. Belangrijkste publicaties • Blouw, H. de en Sprenger, C. (2007), ‘Oog in oog, recht in hart, Werken en leren hoogstpersoonlijk eigen maken’ in: Passie voor Politie, In het hart van het vak’, Apeldoorn: Politieacademie, p. 51 – 61 • Sprenger, C., Pillen, P. en de Jong, T. (2007), ‘De HR professional als ondernemer van kennisproductieve leerpraktijken’ in: Opleiding & ontwikkeling,juli-augustus 2007, den Haag, Reed Business, p. 16-19 • Sprenger, C. (2007), ‘Kenniserfenis in een kenniscreërende organisatie’ in: Develop najaar 2007, Den Haag, p. 55-63 • Sprenger, C (2008), Innovatieve leerpraktijken, lerend werken in de frontlinie. Lectorale rede uitgesproken bij de officiële aanvaarding van het ambt. Apeldoorn: Politieacademie f.
Lectoraat Gemeenschappelijke Veiligheidskunde
Het lectoraat Gemeenschappelijke Veiligheidskunde richt zich op onderwerpen variërend van samenwerking van professionals en bestuurlijke verbetering tot 'Politie en publiek gezag’. Het lectoraat leverde op verschillende manieren een bijdrage aan het onderwijs van de Politieacademie. De programmamanager en de lector verzorgden onderwijs in de masteropleiding en op aanvraag in het initiële onderwijs, bijvoorbeeld over het historisch perspectief van gebiedsgebonden politie, de referenties van gebiedsgebonden politie en de gevolgen voor de korpsen of over het normeringsoffensief. Daarnaast was het lectoraat betrokken bij de doorontwikkeling van de bachelor opleiding op het gebied van Maatschappelijke Veiligheidskunde, met als doel een betere balans aan te brengen tussen een vak als bestuurskunde en de praktische vaardigheden voor de politiefunctionaris. Ook droeg het lectoraat bij aan de borging van het onderwijs voor wijkagenten, dat tot op heden nog niet in het initiële aanbod van de Politieacademie aangeboden kon worden. Ten slotte organiseerde het lectoraat voor docenten in het domein Maatschappelijke Veiligheidskunde een studiedag, om gezamenlijk kennis over het vakgebied uit te wisselen. Bijdrage aan politieprofessionals Eind 2006 is het initiatief opgepakt door twee Brabantse korpsen om als koploper op te treden bij de implementatie van het referentiekader Gebiedsgebonden Politie. Dit heeft zestien deelprojecten opgeleverd, bijvoorbeeld op gebieden als; probleemgericht werken, netwerkprotocol, klantenpanels etc., maar ook een onderzoek naar de door de korpsen te hanteren organiseerprincipes. Innovaties als ‘Signal Crime’, een onderdeel van het Engelse reassurance policing, maken hiervan deel uit. Het lectoraat is gevraagd dit brede ontwikkelproces te ondersteunen. Dit heeft geleid tot een breed productenpalet, dat vervolgens verder wordt uitgerold bij andere korpsen in het land.
20
• • • • • • • •
Belangrijkste publicaties Os, P. van, Nap, J. (2006). Referentiekader Gebiedsgebonden Politie (Nederlandstalig), Frame of reference for local community policing (Engelstalig), uitgave Politieacademie. Gormley, M., Na, J., Vos, J. Feehan, M. (2006). Community policing in Europe, uitgave Politieacademie. Brink, G. van (2006). Van waarheid naar veiligheid, Twee lessen voor een door angst bevangen burgerij, uitgave Politieacademie. Os, P. van, Tas, F. (2006). Bestuursrechtelijke handhaving, De rol van betrokken partijen. Baardewijk, J. van, Brink, G. van den, Os, van P. (2007). Meer Heterdaadkracht, Aanhoudend in de buurt, uitgave Politieacademie. Graaff, M. de, Os, P. van, Meuleman, L. (2007). Programmasturing: een tussenstand. Basisprincipes, ontwikkeling en theorie, uitgave: School voor Politieleiderschap, Politieacademie. Os, P. van, Campen, A. van (2007). Programmasturing, Een overzicht van praktijken en denkbeelden, uitgave van Politieacademie. Brink, G. van den (2007). Prachtwijken?! De mogelijkheden en beperkingen van Nederlandse probleemwijken, uitgever Bert Bakker, Amsterdam. Politie Kennis Net Sinds 2002 is het zogenaamde Politiekennisnet (PKN) ontwikkeld. Binnen PKN wordt politiekundige kennis in samenwerking met de korpsen verzameld, gevalideerd en verspreid. Op PKN staat kennis die door politiemensen direct in hun dagelijkse praktijk kan worden gebruikt. Politie Kennis Net is een virtuele kennisbank waarbinnen op voor de politie relevante terreinen informatie wordt verzameld en gevalideerd. Het gaat hier om zowel praktische kennis en ervaring van Politiemensen als om juridische informatie en financiële informatiesystemen. Deze worden zo ontwikkeld en aangeboden, dat zij in de politiepraktijk direct bruikbaar zijn. De doelgroep van PKN is vooral het politieveld zelf, maar ligt ook in ruimere zin binnen de veiligheidswereld; het ministerie van Justitie maakt bijvoorbeeld gebruik van PKN.
Feiten PKN (ultimo 2007) Aantal domeinen: • 15 Politiekundige domeinen (in 2008 inmiddels 18); • Hiernaast nog algemene domeinen, zoals bedrijfsvoering en management Samenstelling Politiekundige domeinen: • 1.302 kennisobjecten: o 1.302 titelpagina’s, o 4.322 basispagina’s, hiervan: 371 pagina’s protocol 336 pagina’s werkproces 556 pagina’s regelgeving Site bezoeken: • 81.719 gemiddeld per maand Cijfers over andere jaren: 26.717 (2004); 52.446 (2005); 77.875 (2006)
21
Politie & Wetenschap Bij de Politieacademie is het onderzoeksprogramma Politie & Wetenschap ondergebracht, door BZK bekostigd via een bijzondere bijdrage aan de academie. Dit programma beoogt het politiekundig onderzoek te stimuleren. Universiteiten en onderzoeksinstellingen, alsmede ook de lectoraten binnen de Politieacademie, kunnen voorstellen voor onderzoek indienen, die door de commissie Politie & Wetenschap worden beoordeeld. Het Programma Politie en Wetenschap (P&W) heeft een tweeledige missie: bijdragen aan de wetenschappelijke kennisontwikkeling op het gebied van politie en veiligheid en bevorderen van kennisverspreiding en transfer naar beleid, praktijk en opleiding. Met ingang van 1 januari 2006 is P&W hechter verankerd binnen de Politieacademie, om de onderlinge synergie te bevorderen. De kennisontwikkeling van P&W verloopt via het meerjarige onderzoeksprogramma. Dat is thematisch van opzet en wordt jaarlijks geactualiseerd, mede op basis van de opbrengsten van de jaarlijkse Call: de openbare inschrijving voor onderzoeksvoorstellen. Ook die is thematisch opgezet en staat open voor gekwalificeerde onderzoekers en onderzoek en kennisinstellingen. Het doorlopende onderzoeksprogramma omvat een 45-tal onderzoeksprojecten, met een gemiddelde doorlooptijd van een tot anderhalf jaar. Ook een 5-tal kortlopende verkenningen maakt er deel van uit. Zij zijn gericht op verheldering van actuele vragen of ontwikkelingen, met het oog op eventueel diepgaander vervolgonderzoek; Ze hebben per definitie een beperkte doorlooptijd van 3-5 maanden. De uitkomsten van onderzoeksprojecten worden neergelegd in onderzoeksrapporten die in beginsel een plaats krijgen in een van de publicatiereeksen (Politiewetenschap, Politiekunde en P&WVerkenningen). De Call 2007 Ook in het begin van de zomer van 2007 is een nieuwe Call gepubliceerd. Het centrale thema was: ‘Van kerntaken naar kernactiviteiten’. Dat thema was uiteengelegd in een aantal subthema’s met bijbehorende kennis en onderzoeksvragen. De bruto opbrengst van de Call bedroeg 42 voorstellen. Ongeveer een kwart daarvan is uiteindelijk uitgeselecteerd en heeft een plaats gekregen in het nieuwe onderzoeksprogramma voor 2008. Dat programma is eind 2007 formeel door het CvB vastgesteld. Het lopende onderzoeksprogramma Het onderzoeksprogramma 2007 omvatte een 45-tal onderzoeksprojecten, waarvan een 25-tal doorlopend uit voorgaande jaren en 15 nieuw gestart onderzoek; daarnaast liep nog een 5-tal verkenningen. In de loop van 2007 zijn een 12-tal onderzoeksprojecten, waaronder de verkenningen, afgerond met een onderzoeksrapport dat in een van de drie reeksen is gepubliceerd. Onderzoekspublicaties In 2007 zijn in de reeks Politiewetenschap verschenen; conflict op straat: strijden of mijden?' 'Lokale Politieleiders. Het middenkader in de basispolitiezorg' ‘Positie en expertise van de allochtone Politiemedewerker. Op weg naar een volwaardige plaats binnen de Politie’. 'Naar beginselen van behoorlijke Politiezorg' 'De legitimiteit van de politie onder druk?' In 2007 zijn in de reeks Politiekunde verschenen tussen aangifte en zaak; een referentiekader voor het aangifteproces' 'Adrenaline en reflectie. Hoe leren Politiemensen op de werkplek?' In 2007 zijn in de reeks P&W-Verkenningen verschenen; De politie en het verdwenen sociale kapitaal Besmettelijke woninginbraken De Nodale Oriëntatie van de Nederlandse Politie; over criminaliteitsbestrijding in de netwerksamenleving De kerntakendiscussie; verloop, opbrengsten en barrières Het Marokkanendrama (Als boek uitgegeven bij Meulenhof) Uitgaven in P&W-Verkenningen worden integraal gepubliceerd op de website van P&W en kunnen daarvan gedownload worden. Kennisverspreiding verloopt voor een belangrijk deel via de afzet van P&W-publicaties in korpsen en andere potentiële gebruikers en verder via in vakbladen en in
22
landelijke en regionale media. In de loop van 2007 is weer een aantal studiedagen of briefings georganiseerd, veelal naar aanleiding van het verschijnen van een onderzoeksrapport. Enkele voorbeelden van dit laatste. In april is de studieochtend ‘Hoe gewoon is allochtoon?’ gehouden. 140 deelnemers representeerden de doelgroep van allochtone dienders, hun directe chefs en vertegenwoordigers van personeelsafdelingen en coördinatoren diversiteit. Aanleiding was de publicatie van het rapport ´positie en functioneren van allochtone medewerkers´. September is een landelijke briefing gehouden onder de titel: ´Aangifte opgenomen, zaak geopend?´ Dit naar aanleiding van het rapport van Twynstra Gudde over de organisatie van de aangifte afhandeling. Deelnemers waren een 100-tal lijnchefs en procesverantwoordelijken voor (veelal) service & intake. Verder is in april een bijzonder debat in de Rode Hoed , Amsterdam, georganiseerd naar aanleiding van de verschijnen van het boekje ‘Het Marokkanendrama’, dat is uitgegeven bij Meulenhoff. Voor een bomvolle zaal van meer dan 300 man is onder leiding van Steven van Eijck, voormalig staatssecretaris en regeringscommissaris voor de jeugd, en met deelname van onder meer Ahmed Marcouch, deelraadvoorzitter en oud politieman, en publicist Paul Scheffer, gediscussieerd over de problematiek van Marokkaanse probleemjongeren en passende aanpak daarvan. Het was een bijzondere aangelegenheid, met een voor de Rode Hoed ongekend massale opkomst (meer dan 3000! aanvragen).
8.
Internationale activiteiten
Afgeleid van de doelstellingen in het jaarplan 2007 zijn de volgende resultaten bereikt: - 11 buitenlandse delegaties ontvangen, - Voorzitterschap uitgevoerd van de Working group on learning, - Plaatsvervangend voorzitterschap Annual Program Commission, - Accreditatie van de initiële Masteropleiding georganiseerd, - Projectuitvoering Macedonië conform projectplan, - Projectuitvoering Indonesië conform projectplan, - Bemiddeling gasten in het kader Exchange Programma, - Participatie Ecxecutive committee AEPC, - Participatie Governing Board CEPOL, - Bemiddeling 40 cursisten t.b.v CEPOL activiteiten, - Bemiddeling en begeleiding medewerkers Politieacademie in CEPOL/AEPC werkgroepen. De Politieacademie heeft sinds jaar en dag een groot en actief aandeel in CEPOL, de voorloper van een Europese Politieacademie. Op verschillende gebieden van CEPOL heeft Politieacademie een bijdrage geleverd: ze fungeert als backoffice voor EPLN, vervult het co-voorzitterschap van de werkgroep ‘on Learning’ die het inmiddels vastgestelde trainersprofiel heeft aangeleverd, neemt deel ‘Research’, organiseerde CEPOL cursussen, ondersteunt het secretariaat van de Governing-Boardvergaderingen en heeft zitting in begeleidingsgroepen van uitwisselingsprogramma’s. De eerste opleiding voor het European Diplom of Policing (EDP) ging al in 2005 van start. De EDP is een Engelstalige post-graduate studie die uiteindelijk leidt tot een Master of Science graad in Comparative European Policing. In juli volgde een internationaal gezelschap van senior police officers de EDP-keuzemodule ‘working in partnerschip’ bij de Politieacademie. De diverse modules worden gegeven in Nederland, in Estland en het Verenigd Koninkrijk. De in 2007 geformuleerde ambitie van de Politieacademie is dat internationale ontwikkelingen systematisch en vollediger worden verwerkt in de producten en de bedrijfsprocessen van de Politieacademie. Uitgangspunten zijn daarbij dat het ‘halen en brengen’ meer in balans komt, dat er internationaliseringactiviteiten worden gekwantificeerd, en dat internationalisering waar mogelijk plaatsvindt via de bestaande organisatorische routines (de zogenoemde ‘normalisering’). Een van de belangrijke huidige doelstellingen van internationalisering binnen de Politieacademie en de Nederlandse politie is het ‘normaliseren’ ervan. Met normalisering worden twee dingen bedoeld. Allereerst het bewust en in de volle breedte in contact brengen van de organisatie en alle taken die ze uitvoert met internationale invloeden, om die waar mogelijk en nuttig te verweven met de nationale
23
werkomgeving. Concreet betekent dit dat veel collega’s in de gelegenheid worden gesteld om in een internationale context ervaring op te doen. Bijvoorbeeld in lesgeven, onderzoek, kennisuitwisseling, administratie et cetera. Dat kan ook door gebruikmaking van ICT om bijvoorbeeld internationale literatuur te scannen of netwerken te onderhouden. De Politieacademie maakt deel uit van het CEPOL netwerk. Dit netwerk biedt veel opstapmogelijkheden voor internationaal werk. Daarnaast hebben inmiddels al vele onderdelen en individuele collega’s samenwerkingsverbanden in Europa en daarbuiten. De tweede betekenis van normaliseren is de notie dat zoveel als mogelijk internationaal werk wordt georganiseerd via de lijnen van de staande organisatie. Ook onderdelen van de Politieacademie houden in de vormgeving van hun organisatie en bedrijfsprocessen al rekening met internationaal werkaanbod.
24
RESULTATEN UITVOERING MARKTACTIVITEITEN Inleiding Het samenhangend stelsel van politieonderwijs gaat ervan uit dat politiemedewerkers hun arbeidsleven lang blijven leren, ook ná voltooiing van een initiële of postinitiële opleiding. Het samenhangend stelsel voorziet in twee fasen van de leerbehoefte van medewerkers van politie: bij de start van hun loopbaan én als zij een carrièresprong willen maken naar een specialistische of een leidinggevende functie. Marktactiviteiten, bij de Politieacademie beter bekend onder de naam ‘Maatwerk’, is er voor het opfrissen of verdiepen van hun competenties, ter voorbereiding op initiële of postinitiële leergangen, voor training en voor coaching. Daarnaast levert Maatwerk een bijdrage aan de organisatieontwikkeling van korpsen, door middel van advies en innovatieve trajecten. De Politieacademie voert maatwerk uit in betaalde opdracht van korpsen of relevante derden. Het maatwerk van de Politieacademie bestaat uit professionalisering door opleiding, training, advisering, coaching, congressen en seminars, etc. van korpsen en hun medewerkers op de volgende elementen: - vakmatig: op een specifiek domein of taak (recherche, gevaarsbeheersing, leiderschap): - organisatorisch: op het gebied van organisatievraagstukken en organisatieontwikkeling ; - persoonlijk: door ondersteuning van persoonlijke ontwikkeling. Maatwerk wordt gestuurd door de vraag van korpsen en van andere partners in de veiligheidsketen. Dit betekent onder andere dat een opleiding of training die niet voldoet aan de wensen van de klant, op maat wordt aangepast en dat specifieke trainingen op verzoek voor een bepaalde groep worden ontwikkeld. Alle marktactiviteiten van de Politieacademie worden, als gezegd, sinds 2005 ‘maatwerk’ genoemd en zijn grotendeels in een afzonderlijke organisatie-eenheid Maatwerk gebundeld, wat voor de klanten duidelijker is. De Politieacademie voert marktactiviteiten uit tegen kostendekkende prijzen en heeft met de uitvoering ervan geen winstoogmerk.
Resultaten Maatwerk 2007 Maatwerk heeft in financieel opzicht in 2007 een bijzonder slecht jaar gedraaid. Het resultaat is uitgekomen op een aanzienlijk verlies. De analyse van dit verlies is inmiddels afgerond. Oorzaken zijn onder meer dat omzet achterbleef bij de verwachtingen. Verder heeft Maatwerk in 2007 zowel veel nieuw personeel aangenomen als relatief veel omzet gedraaid door middel van de inhuur van externen. De declarabiliteit van de eigen medewerkers bleef gemiddeld 20% onder de norm. De diensten van Maatwerk zijn ingedeeld volgens de volgende domeinen: Gemeenschappelijke veiligheidskunde Recherche & vreemdelingentoezicht Politieleiderschap Lerende Politieorganisatie Domein Verkeer & Milieu Gevaarsbeheersing Per domein is er een veelheid aan producten en diensten. Het past niet binnen het kader van het dit algemene jaarverslag van de Politieacademie om een uitgebreid overzicht te geven van de producten en diensten in 2007. Maatwerk heeft in 2007 een sanering in het assortiment doorgevoerd. Om het profiel van Maatwerk meer recht te doen werden ruim 70 standaardproducten uit de markt genomen, waarmee in 2006 nog een totaalbedrag was gemoeid van € 2,8 mln. Daarnaast zijn een aantal opleidingen in 2008 ondergebracht in het samenhangend stelsel van politieonderwijs, waaronder de Officier van Dienst en de Basis opleiding Centralist.
25
JAARVERSLAG 2007 POLITIEACADEMIE
HOOFDSTUK 2: HET PARTNERSCHAP MET DE KORPSEN EN DE MINISTER VAN BZK
Inleiding: opdrachtnemer van de Minister van BZK & partner van korpsen; De Politieacademie is nauw verbonden met de beroepspraktijk van de politie, vanuit een eigenstandige positie binnen het Politiebestel en met de Minister van BZK als opdrachtgever. Los van deze bestuurlijke positie is de wederzijdse afhankelijkheid tussen korpsen, ministerie(s) en Politieacademie groot, onder andere door het duaal vormgegeven onderwijs. Zowel ten aanzien van onderwijs als ten aanzien van kennisdiensten zijn de korpsen, de Minister en de Politieacademie onderling van elkaar afhankelijk onder het motto: ‘professionalisering in partnerschap’. Dit hoofdstuk beschrijft hoe in 2007 dit partnerschap is uitgeoefend, bezien vanuit het perspectief van de Politieacademie.
1.
Task-force Personeelsvoorziening Politie
Op initiatief van de Politieacademie hebben departement, korpsen en Politieacademie in 2006 hun krachten gebundeld in een - tijdelijke - ‘task-force’ voor meer sturing op de kwantitatieve én kwalitatieve personeelsvoorziening van de politie. Het departement, de korpsen de Politieacademie staan samen voor de taak om de politie te voorzien van voldoende, kwalitatief hoogwaardig personeel. Zeker de komende jaren is de uitstroom van politiepersoneel groot (en dus ook de vervangingsvraag). Verder is het naast ‘meer blauw’ ook tijd voor ‘beter blauw’, en dat in onderlinge samenhang met elkaar. De task-force heeft in de tweede helft van 2006 onder andere de meerjarige capaciteitsanalyse van en voor de politie nieuw leven ingeblazen, met als uitkomst actuele, gevalideerde informatie over de kwantitatieve en kwalitatieve personeels- en dus opleidingsbehoefte. Zo is ook de benodigde instroom van aspiranten voor 2008 en 2009 vastgesteld. Deze informatiebasis moet zeker worden gesteld. Het doel dat de academie zich heeft gesteld, nl. dat zij die informatiepositie inneemt, met de Monitor Personeelsvoorziening Politie (MPP) als instrument, is wat dit aangaat echter in 2007 nog niet bereikt. De kracht van de task-force was dat hij werd bemand vanuit de driehoek de BZK , korpsen en Politieacademie. De meerwaarde is dat die zich een gezamenlijk beeld hebben gevormd van de kwantitatieve en kwalitatieve personeels- en dus opleidingsbehoefte. Meerjarige personeelsarrangementen van korpsen kunnen in de nabije toekomst dienen als basis van opleidingsen instroombeleid dat wat langer vooruitkijkt.
2.
Landelijke afspraken instroom 2008 - 2011 Minister – Korpsen (- Politieacademie)
Eind september 2007 hebben de Minister en de Korpsbeheerders landelijke afspraken gemaakt over diversiteit, beleidsintensiveringen, over de financiële taakstelling voor de korpsen en over de (ontwikkeling van de) Politiesterkte c.q. instroom. De landelijke afspraak over de instroom is dat korpsen in 2008 ervoor zorgen dat 2300 aspiranten naar de Politieacademie worden gestuurd (bestaande uit wijkagenten, forensisch assistenten, opvang vergrijzing en reguliere vervanging). De Politieberaden sturen op het behalen van deze 2300 aspiranten in 2008. Voor de jaren 2009, 2010 en 2011 zal, aldus nog steeds de landelijke afspraken van september, nader worden bezien welk aantal aspiranten dient in te stromen. Gestreefd wordt naar een gemiddeld aantal van 2300. Om de Minister en de korpsen te ondersteunen in de uitvoering van de afspraken over de instroom van aspiranten, geeft de academie hun vanaf december 2007 maandelijks informatie over de feitelijke invulling van de opleidingsplaatsen initieel 2008, zowel op landelijk niveau als per afzonderlijk korps.
26
Meer dan ooit is het, gezien de tussen de Minister en korpsen gemaakte afspraken, voor hen beide van belang om tijdig - ‘aan de voorkant’ - te sturen op de instroom en de vinger aan de pols te houden.
3.
Samenwerking korpsen werving & (voorselectie)
Eind december 2007 bood het CvB het businessplan Werving & Selectie aan de RHC en de directeur Politie aan, op wier verzoek het is opgesteld. RHC en BZK zijn gezamenlijk opdrachtgever. Doel van het plan is dat de politie zich eenduidig als werkgever presenteert op de arbeidsmarkt en haar medewerkers werft & selecteert op een efficiënte, effectieve en kwalitatief hoogwaardige manier. Centraal in het plan staat samenwerking tussen korpsen op het gebied van Werving & (voor) Selectie, door gezamenlijke uitbesteding van onder andere de voorselectie aan de Academie. De voorselectie omvat de voorlichting, de briefselectie en het A-deel van het geschiktheids- onderzoek. Dit in aanvulling op het wettelijke geschiktheidsonderzoek (het ‘B-deel’) dat de academie op basis van haar taakopdracht reeds uitvoert. De samenwerking tussen korpsen op het gebied van Werving & Selectie maakt deel uit van de samenwerkingsafspraken Politie (en heeft door een Tweede Kamermotie ook Politiek betekenis gekregen). Het plan beschrijft, in detail, elk afzonderlijk onderdeel van het proces van Werving & Selectie, zowel in de huidige situatie als in de voorgestelde nieuwe, meer gestandaardiseerde situatie. De arbeidsmarktcommunicatie blijft ook in de nieuwe situatie regionaal verankerd, met ruimte om in te spelen op de regionale arbeidsmarkt. Intake vindt in het korps plaats, via voorlichting en korte één-opéén gesprekken. Ook in de nieuwe situatie blijft het totale proces van Werving & Selectie een gedeelde verantwoordelijkheid van de korpsen en de Politieacademie. Dat maakt het essentieel om te bepalen wie waarvoor verantwoordelijk en aanspreekbaar is. Het businessplan omvat een implementatieplan. In geval van positieve besluitvorming over het plan door de RHC gaat de implementatie van de nieuwe situatie in de loop van 2008 zo’n ieder geval acht maanden duren, met inzet en betrokkenheid van de Politieacademie, en niet te vergeten van de korpsen. Dat betekent dat in de 2009 werving en selectie onder de regie van de academie komt. De directeur Politie BZK heeft begin januari zijn waardering voor het plan uitgesproken. Verder heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen die de regering verzoekt te bevorderen dat er vóór 1 september 2008 één landelijk loket werving en (voor)selectie wordt opgericht, ondergebracht bij de Politieacademie. Deze motie is een extra prikkel voor korpsen om de samenwerking om hun landelijke samenwerkingsafspraken op dit punt uit te voeren.
4.
Samenwerkingsafspraken diversiteit bij de politie van 2008 -2011
Ook binnen de landelijke samenwerkingsafspraken diversiteit bij de politie is er directe relatie tussen BZK, korpsen en Politieacademie bij de ontwikkeling van zogeheten ‘multicultureel vakmanschap’ bij de medewerkers, los van afspraken over een diverse samenstelling van het personeelsbestand. Volgens deze afspraken ontwikkelt de Politieacademie een leerlijn multicultureel vakmanschap. Deze leerlijn is onderdeel van het initiële - en postinitiële onderwijs incl. het leiderschapsonderwijs, en van onderzoek. De leerlijn omvat zowel kennis over andere culturen als ook elementen van omgaan met diverse culturen en wordt gegeven vanuit andere culturen. De Politieacademie ontwikkelt de leerlijn in 2008 en voert deze in 2009 en 2010 in. Er is afstemming met de ontwikkeling van de leerlijn multicultureel vakmanschap en bestaande initiatieven binnen de korpsen.
5.
Landelijk Veiligheidsbeleid & de Politieacademie.
2007 was een jaar van nieuwe landelijke beleidsprogramma’s en -afspraken op het gebied van veiligheid. Het Kabinet bracht het Veiligheidsprogramma uit (juni 2007) in vervolg op het Regeeraccoord (februari 2007). De Ministers en de Politie (KBB/RHC) maakten afspraken over hun gezamenlijke landelijke prioriteiten in de periode 2008-2011 en over criteria voor samenwerking
27
tussen korpsen op het gebied van beheer. Al eerder (2005) bracht de Politie, i.c. de Raad van Hoofdcommissarissen, ‘Politie in Ontwikkeling’ uit als leidraad voor de uitoefening van de Politietaak in de huidige maatschappelijke context. De Politieacademie ondersteunt de politie door professionalisering (onder andere via onderwijs) en door verdere ontwikkeling van het politievak (onder andere via onderzoek). Landelijke beleidsprogramma’s op het gebied van veiligheid geven richting aan deze ondersteunde rol. We noemen enkele elementen uit de beleidsprogramma’s van 2007 waar dat in het bijzonder voor geldt. a.
het Regeerakkoord
Het Regeerakkoord benadrukt de maatschappelijke betekenis van kennis, innovatie en onderwijs in de komende jaren. De ‘investeringen in de kwaliteit van het onderwijs’ en de nog steeds groeiende behoefte aan ‘goed opgeleide mensen’ bevestigden en versterkten in 2007 de manier waarop de Politieacademie haar onderwijs- en kennisfunctie de afgelopen jaren heeft ingevuld. Juist de uitoefening van de politietaak stelt steeds hogere professionele eisen. De politie groeit ook in dat opzicht steeds meer uit tot een professionele organisatie: een hoog opgeleide organisatie in het uitvoerend politiewerk. Het akkoord noemt in dit verband specifieke politietaken als het ‘tegengaan van terrorisme en radicalisering’ en ‘de bestrijding van fraude, financieel-economische en georganiseerde criminaliteit en cybercrime’. Het bestaande programma Versterking Opsporing en Vervolging (VOV), dat het vorige Kabinet al heeft vastgesteld, was een voorbode daarvan. Het Regeerakkoord heeft veel aandacht voor de totale veiligheidsketen van maatschappelijke partners die zorg hebben voor veiligheid in onze samenleving, en voor de rol van burgers in veiligheidsbeleid. De ontwikkeling van ‘probleemwijken naar prachtwijken’ bijvoorbeeld is alleen mogelijk als politie, gemeenten, woningcorporaties, bedrijfsleven, welzijnswerk, scholen én burgers samenwerken. Dit geeft een nieuwe impuls aan bestaande ontwikkelingen rond de vermaatschappelijking van de politie, rond community policing etc. Voor wat betreft de academie onderstreept het akkoord de vormen van samenwerking buiten de grenzen van de politie: in het veiligheidsplatform kennisinstellingen, met regulier onderwijs (ROC’s, hogescholen en universiteiten) en met maatschappelijke partners binnen de veiligheidsketen, waaronder het NIFV, de KMar en de DefensieAcademie. b.
Het Beleidsprogramma Veiligheid
Zoals gezegd bevat het Veiligheidsprogramma van Kabinet meer concrete, soms gekwantificeerde doelen (en ook activiteiten) voor de komende jaren. Voor de taakopdracht van de Politieacademie zijn enkele onderdelen van het programma in het bijzonder van belang. Om te beginnen de extra personele capaciteit voor forensisch assistenten bij de politie (500 extra) voor wijkagenten in buurten en wijken met veel overlast (500 extra) en voor de bewaking van personen en objecten (geen aantallen genoemd.). Een ander onderdeel van het programma waar de academie de komende jaren een rol in kan gaan spelen is het voornemen tot een Nationaal Research en Development Programma om nieuwe methoden en technieken te ontwikkelen en in te zetten, onder meer bij de opsporing. De extra aandacht voor georganiseerde misdaad, fraude, cybercrime, huiselijk geweld en eergerelateerd geweld geeft richting aan het onderwijs, het onderzoek en de ontwikkeling door de Academie. Datzelfde is aan de orde bij de versterking van burgerparticipatie, onder andere via het systeem Burgernet. c.
het Bestuursakkoord Rijk - Gemeenten (VNG)
Met dit akkoord beogen Rijk en Gemeenten bestuur en beleid dichter bij de burger te brengen, met als leidraad dat ‘wat decentraal kan, gedecentraliseerd moet worden’ om maatschappelijke problemen op te kunnen lossen. Gemeenten krijgen een regierol op het gebied van Veiligheid. Veiligheidsregio’s komen tot stand, als een ‘verlengd lokaal bestuur’ voor rampenbestrijding en crisisbeheersing. De ontwikkeling en invoering van Veiligheidregio’s, gericht op rampenbestrijding en crisisbeheersing, is deels van bestuurlijke, deels van vakmatige aard. Crisisbeheersing is een multi-disciplinaire taak en de eisen die de uitoefening aan deze taak stelt, zijn te herleiden tot professionele eisen, niet alleen aan individuele personeelsleden van de brandweer en hulpdiensten, maar ook aan politiemensen,
28
zowel in leidinggevend als vakinhoudelijk opzicht. Dat raakt dus direct de taakinvulling van de academie. d.
Landelijke prioriteiten politie 2008 – 2010
De afgesproken landelijke prioriteiten politie hebben betrekking op geweld, veilige wijken, jeugdcriminaliteit en versterking van de opsporing. Binnen geweld ligt de prioriteit bij geweld in de openbare ruimte, huiselijk geweld en eergerelateerd geweld. Voor de veiligheid van wijken is de lokale verankering van de politie cruciaal, in de persoon van de wijkagent. Van de politie wordt verwacht dat zij op verzoek van gemeenten informatie over de veiligheid op wijkniveau levert. Bij de aanpak van de groeiende jeugdcriminaliteit bestaat de specifieke rol van politie uit het signaleren en adviseren over risicojeugd, waaronder 12-minners. Bij de opsporing tenslotte zal het accent gaan liggen op georganiseerde misdaad, cybercrime en financieel-economische misdaad. Daarvoor zullen landelijke programma’s worden vastgesteld, in dezelfde trant als het bestaande Programma Versterking Opsporing en Vervolging, waar de academie een rol heeft in het onderdeel professionalisering. e.
‘Politie in Ontwikkeling’
De RHC-nota Politie in ontwikkeling (PiO) is bedoeld om richting te geven aan de ontwikkelingen binnen het politievak en aan de aanpak van alle dringende veiligheidsproblemen. De nota doet dit door het aanbrengen van ordening en samenhang in een veelheid aan ideeën en visies op deelterreinen. PiO is géén beleidsprogramma met een opsomming van doelstellingen, maar reikt perspectieven aan om de belangrijkste ontwikkelingen in het politievak waar te nemen. Zo is ‘signaleren en adviseren’ een taak die in de PiO-optiek voortvloeit uit de drie wettelijke hoofdtaken van de Politie: handhaving, opsporing en noodhulp. Het gebiedsgebonden werken blijft een leidend principe voor de politie en daarbinnen is de nodale oriëntatie een noodzakelijke aanvulling op de lokale oriëntatie. Als voorbeeld van de ordening die PiO aanbrengt is ook te noemen de trend van informatiegestuurd werken. Een politie in ontwikkeling is synoniem met individuele korpsen en politiemensen in ontwikkeling. Ook bij de politie ligt het probleemoplossend vermogen niet (alleen) besloten in structuren of systemen, maar voor een groot deel ook in de mensen die dagelijks het politievak uitoefenen. Voor de academie is per definitie een rol weggelegd in het ondersteunen van de politie in haar ontwikkeling, of het nu gaat om ontwikkeling en invoering van informatiegestuurd werken, gebiedsgebonden werken, policing of communities of om nieuwe oriëntaties binnen de politietaak, zoals toezicht op maatschappelijke en infrastructurele knooppunten. f.
het HRM-programma Politie,
In de afgelopen jaren vindt samenwerking tussen de politiekorpsen in toenemende mate plaats: de gezamenlijke korpsen hebben een ontwikkeling ingezet naar één ‘concern’ Politie Nederland, een als eenheid herkenbare organisatie, zowel intern als voor haar omgeving. Een element daarin is het HRM-beleid. Het landelijke HRM-beleidsplan Politie geeft richting en gezamenlijkheid aan het HRM-beleid van korpsen . Een HRM-programma, bestaande uit in totaal 11 projecten, geeft dat beleidsplan handen en voeten. Bij vele onderdelen van dat programma bestaat, een directe verbinding met de taken van de Politieacademie. Voorbeelden zijn het (landelijk) loopbaanbeleid bij de Politie, de landelijke competentietaal en dito functiegebouw. Bij één van die projecten, het project ‘business case werving & selectie’, is de Politieacademie de trekker. De ontwikkeling van een gezamenlijk gedachtegoed rond werkgeverschap is bedoeld om richting te geven aan de elementen van HRM-beleid Politie. In 2007 is daarin de eerste stap gezet, door een blik te werpen op de maatschappelijke trends, die vertellen wat de (toekomstige) behoeften zijn van medewerkers en wat een succesvolle wijze van organiseren kan zijn voor de politieorganisatie. De academie beziet het HRM-Programma Politie vanuit twee invalshoeken: (1) de invalshoek van werkgever, net als korpsen (2) de invalshoek van de verbinding en afstemming met onderwijs, onderzoek en ontwikkeling. Vanuit de tweede invalshoek was er in 2007 aanleiding tot afstemming van het project landelijke competentietaal met de competenties van het politieonderwijs, van het in aanbouw zijnde landelijke functiehuis met de vastgestelde beroepsprofielen die ten grondslag liggen aan het politieonderwijs.
29
6.
Evaluatie politieonderwijs
In september 1999 heeft de Politieacademie van de Ministers de opdracht gekregen tot het ingrijpend vernieuwen van het politieonderwijs. Deze opdracht liep van 1999 tot en met 2006. Een evaluatie van het nieuw ingevoerde onderwijs, binnen de context van de hele politie, in 2006 maakte ook deel uit van die opdracht. Op voorstel van de Politieacademie heeft BZK besloten om al vroeg, in 2005, met de evaluatie te beginnen. De uitvoering van het onderzoeksdeel van de evaluatie (onder andere het uitzetten van vragenlijsten bij korpsen) heeft 2006 in beslag genomen. Begin 2007 zijn de vele gegevens verwerkt, geanalyseerd en in rapportages vervat. De conclusies zijn als volgt. Het samenhangend stelsel van politieonderwijs ‘staat’ en functioneert. De evaluatie geeft aan dat het nieuwe politieonderwijs in zeer korte tijd consistent is vormgegeven en uitgevoerd zoals destijds bedoeld en afgesproken. Het concept van competentiegericht, contextgebonden en complementair (duaal)onderwijs is hoogwaardig en herkenbaar. Studenten onderschrijven de opzet van het nieuwe politieonderwijs en ervaren het als een goede voorbereiding op de beroepspraktijk, die bijdraagt aan de kwaliteit van het politiewerk. Ook zijn studenten en korpsen van mening dat het nieuwe politieonderwijs, in deze opzet, studenten beter voorbereidt op de uitoefening van het beroep. Ook de beoogde diploma-equivalentie van het onderwijs is erkend: de initiële opleiding Politiekundige Bachelor en drie leergangen post-initieel onderwijs zijn geaccrediteerd door de NVAO. De academie is in 2006 door de Minister van O,C & W formeel aangewezen tot instelling voor hoger beroepsonderwijs: dit betekent dat de Politieacademie voldoet aan alle in de wet genoemde vereisten en voorschriften die op aangewezen hogescholen van toepassing zijn. Het Kwaliteits Centrum Examinering (KCE, gericht op BVE-opleidingen) heeft de examinering van de initiële opleidingen Assistent Politiemedewerker, Politiemedewerker en All-round Politiemedewerker geaccrediteerd. De opleiding allround Politiemedewerker geeft toegang tot een aantal verwante HBO-opleidingen. Kortom: op dit punt staan het initieel en postinitieel onderwijs er al goed voor, zij het dat de komende jaren nog meer leergangen en opleidingen aan NVAO-accreditatie onderworpen zullen worden. In het kader van de huidige maatschappelijke discussie over het ‘nieuwe leren’ (waarvan competentiegerichtheid slechts één element is) kan het politieonderwijs in vele opzichten dienen als voorbeeld, in de zin van dat competentiegericht onderwijs een sterk niveauverhogende werking heeft, mits in nauwe samenwerking met de branche. Ook de herwaardering van één beroepskolom (MBO, HBO, WO onder één dak) wordt gesteund door de ervaringen met het politieonderwijs en de Politieacademie. Parallel daaraan heeft het competentiegerichte politieonderwijs ook vergelijkbare knelpunten als het regulier (beroeps)onderwijs, bijvoorbeeld wat betreft de veronderstelde zelfsturing door studenten. De evaluatie van het politieonderwijs geeft ook aan waar de komende jaren werk aan de winkel is, voor de Politieacademie, voor korpsen en gezamenlijk. De aandacht richt zich daarbij op de volgende thema’s. a. werkend leren / partnerschap Politieacademie - Korpsen Korpsen zijn partner in de uitvoering van het onderwijs, door het duaal leren. De evaluatie laat zien dat de onderlinge aansluiting Politieacademie - Korpsen en ‘vice versa’ vraagt om versterking en om nieuwe impulsen. Korpsen hebben in 2002 het werkend leren als taak gekregen en de academie heeft hen in de jaren 2002 en 2003 ondersteund bij de implementatie ervan. Achteraf bezien is deze implementatie te snel als afgerond beschouwd. b. aansluiting onderwijs – beroepspraktijk (onder andere herijking beroepsprofielen) Het initieel en postinitieel onderwijs zijn gebaseerd op de algemene, specialistische en leidinggevende beroepsprofielen, die de Minister in 2002 heeft vastgesteld. De beroepsprofielen belichamen de inhoudelijke aansluiting onderwijs – beroepspraktijk. 5 jaar na dato is het tijd voor een herijking van de beroepsprofielen aan de hand van de ontwikkelingen in de uitvoering van het politievak. Daarbij is nu ook de aansluiting van de beroepsprofielen op het op in aanbouw zijnde nieuwe functiehuis Politie (één van de projecten van het landelijke HRM-programma Politie) van belang. c.
opleidingsvraag korpsen
30
De vraag van korpsen bepaalt welke opleidingen en leergangen in welke mate worden afgenomen. De vraag naar initieel onderwijs is tot nu toe (2002 – 2007) nog niet evenwichtig over de vijf niveaus verdeeld. De instroom in bachelor- en masteropleidingen bijvoorbeeld bedroeg 3,5 procent van de totale instroom, waarmee de politie als geheel nog niet haar ambitie kan verwezenlijken om het totale opleidingsniveau van de politie te verhogen. De vraag naar postinitieel onderwijs laat tot nu toe zien dat korpsen relatief veel losse kernopgaven afnemen; een volledige leergang postinitieel onderwijs sluit niet altijd aan op de huidige manier van leren c.q. leerbehoefte. Tegelijkertijd toont de leergang Recherchekundige Master aan dat het onderwijs soms ook voorafgaat aan de behoefte, want het landelijke Programma Opsporing en Vervolging heeft de instroom in deze leergang sinds 2006 verveelvoudigd, om de professionaliteit van de opsporing een impuls te geven. Doordat korpsen overall nog relatief veel weinig leergangen afnemen, wordt het doel van het postinitieel onderwijs, diepteprofessionalisering op de specialismen in het Politievak door opleidingen op MBO-, HBO- en WO-niveau, nog niet overal bereikt. d. didactische vormgeving De evaluaties zeggen dat het politieonderwijs is vormgegeven en uitgevoerd zoals destijds bedoeld en afgesproken. Dat neemt niet weg dat bepaalde onderdelen van het functioneel ontwerp nog niet volgens ontwerp wordt uitgevoerd, zoals: studenten krijgen te weinig leerprocesbegeleiding die hun studievoortgang de academie geeft studenten geen bindend studie-advies studenten gebruiken het portfolio nauwelijks als ondersteunend instrument. studenten krijgen leeropdrachten nauwelijks teruggekoppeld het onderwijs wordt nog te weinig ICT-ondersteund het aandeel van het aandeel regulier onderwijs (ROC’s en hogescholen) in het curriculum is nog onder de destijds gestelde norm De Minister van Binnenlandse Zaken heeft de Tweede Kamer in een brief geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluatie van het politieonderwijs. In deze brief schetst de Minister ook het vervolg op de evaluatie. De Minister schrijft ‘Ik zal het College van Bestuur van de Politieacademie verzoeken een samenhangend programma op te stellen voor de doorontwikkeling van het politieonderwijs, met inachtneming van de uitkomsten van de evaluatie en het advies van de Politieonderwijsraad daarover, alsmede met inachtneming van de bevindingen van de Politieacademie op basis van haar eigen kwaliteitszorgstelsel.’ Vervolgens schetst de Minster de hoofdlijnen van die doorontwikkeling en de accenten die zij daarin legt. Eind 2007 is het CvB begonnen het bedoelde programma op te (laten) stellen. Het programma heeft de naam ‘Versterking Politieprofessie’, om duidelijk te maken waar het uiteindelijk om gaat. De ‘input’ bestaat daarbij niet alleen uit de evaluatie van het politieonderwijs, maar ook uit het samenvattend Inspectie-rapport De ‘Staat van het politieonderwijs’ waarin de uitkomsten van 4 jaar Inspectieonderzoeken zijn samengevat. Verder zijn als input gebruikt de uitkomsten van de interne en externe kwaliteitszorg, bijvoorbeeld de uitkomsten van de KCE-audits van examinering en van de eigen student- en korpstevredenheidsmetingen.
7.
Verdeelvraagstuk 2009: samenspel Minister – Korpsen - Politieacademie
Vanaf 2004 geldt binnen het totale budget voor politieonderwijs een onderscheid tussen het sterktebudget en het loopbaanbudget voor professionalisering van de Politie, dat houdt in: • het sterktebudget is bestemd voor de opleiding van nieuw politiepersoneel, met als doel uitbreiding en vervanging bij de politie. Het sterktebudget heeft de vorm van een ‘produktieafspraak’ van de Minister met de korpsen en de Politieacademie en is gebaseerd op een jaarlijkse instroom van 2.000 aspiranten ; • het loopbaanbudget is bestemd voor de ontwikkeling van zittend politiepersoneel, dat jaarlijks (virtueel) wordt verdeeld over de korpsen volgens de BVS+-systematiek. Als korpsen een specialistische opleidingsvraag hebben, die hun (virtuele) aandeel in het loopbaanbudget te boven gaat, dan voorziet de Politieacademie desgewenst in datzelfde onderwijs, maar dan op contractbasis tegen betaling van de integrale kostprijs. De werkwijze om dit budget van de Minister, de vraag van korpsen en de opleidingscapaciteit van de Politieacademie op elkaar af te stemmen is sinds een aantal jaren dezelfde.
31
Op basis van het advies van de Politieonderwijsraad stelt de Politieacademie een intekenlijst voor het onderwijs in daaropvolgende kalenderjaar op en verzendt die in april aan alle korpsen. De intekenlijst bevat de door de minister vastgestelde opleidingen, leergangen, kernopgaven en functiegerichte applicaties (incl. bijbehorende kostprijzen en duur van de leergang), met een eerste globale planning van hun uitvoering in 2007. In de periode april - juni inventariseren de korpsen intern de vraag en dienen die in via die intekenlijsten. De Politieacademie sloot deze periode van inventarisatie af rond 15 juni, waarna ze totaalvraag in kaart bracht en daarover rapporteerde aan de korpsen en het departement. De Minister deelt, op advies van de Politieonderwijsraad, in het najaar de opleidingsplaatsen toe en de cyclus wordt aan het eind van het kalenderjaar afgesloten met overeenkomsten tussen de korpsen en de Politieacademie. Bij de planning en toewijzing van het sterktebudget 2008 is, net als in het jaar daarvoor, de volgende volgorde aangehouden: 1. Aspiranten en zij-instromers (inclusief 200 vrijwilligers) 2. ATH – personeel 3. Executieve doorstromers 4. Vrijwilligers (indien inschrijving van meer dan 200)
8.
Politiebestel & de Politieacademie
In 2005 en 2006 stonden achtereenvolgens de evaluatie van de Politieorganisatie en het wetsvoorstel voor een nieuwe Politiewet hoog op de bestuurlijke agenda, ook voor de Politieacademie. 2007 was in dat opzicht weer een minder enerverend jaar: het wetsvoorstel Politiewet werd aangehouden.
9.
De (bestuurlijke) relatie Politieacademie met de Minister van BZK in 2007
De Minister is de wettelijke opdrachtgever van de Politieacademie. In de bestuurlijke verhouding opdrachtgever – opdrachtnemer deed zich in 2007 het volgende voor: a. Convenant 2007 - 2008 Net als de korpsen heeft de Politieacademie eind 2006 een nieuw convenant afgesloten. Het convenant bevat, na een algemene pre-ambule over de context van het convenant en de positie van de Academie, afspraken rond vier thema’s: governance (I), taakuitvoering Politieacademie (II), bekostiging (III) en personeel (IV). In het ambtelijk overleg tussen het departement en de Politieacademie was eerder, in 2006, een set van prestatieafspraken opgesteld, waarvan het merendeel nieuw was. De indicatoren, inclusief de genoemde streefwaarde, vormen onderdeel van het convenant. Beide ‘partijen’ hebben jaarlijks een overleg waarin zij de voortgang van de uitvoering van de convenantsafspraken bewaken en zo nodig aanvullende afspraken maken. Op 29 augustus heeft het CvB dat overleg gevoerd met de directeur Politie. b. Evaluatie bekostiging In 2002 heeft de Minister, op basis van een grootscheeps onderzoek, een systematiek voor de bekostiging van het politieonderwijs vastgesteld. Ook deze bekostigingssystematiek was in 2007 toe aan evaluatie, met de Minister van BZK als opdrachtgever van een onafhankelijk onderzoek, uitgevoerd door een extern bureau. Aanvankelijk was de verwachting dat dit onderzoek in 2007 zou worden afgerond, waarna de Minister, na consultatie van de Politieacademie, een beleidsreactie zou geven. Op het moment van schrijven, maart 2008, is het CvB van de Politieacademie gevraagd om een beleidsreactie op het rapport, dat inmiddels verschenen is. c. Kaderwet ZBO’s en de Politieacademie Op 1 februari 2007 trad in werking de Kaderwet ZBO’s. Deze verplicht iedere Minister om uiterlijk 1 februari 2008 aan de beide Kamers mededeling te doen over welke ZBO’s onder de werking van deze wet zullen worden gebracht. De Kaderwet stelt regels ten aanzien van ZBO’s op het niveau van de centrale overheid, met als doel meer transparantie en uniformiteit in de relatie van de diverse ZBO’s tot de verantwoordelijke Ministers. Eind augustus 2007 verscheen een Rijksbreed advies ‘ZBO’s binnen kaders’ dat eind september naar de Tweede Kamer ging. Daarnaast verschenen eind
32
augustus specifieke adviezen aan elke afzonderlijke Minister. Op basis van deze adviezen heeft de Minister in januari 2008 aan de Kamer voorgesteld de Politieacademie onder de Kaderwet te brengen. Intussen had de Raad van Toezicht in een brief aan de Minister zijn zienswijze kenbaar gemaakt ten aanzien van de consequenties van de Kaderwet voor de uitoefening van toezicht op de academie.
d. financiële taakstelling Politieacademie 2008 - 2011 In maart 2007 heeft het CvB de Minister een reactie gegeven op de inhoud van het Regeerakkoord, onder andere op de efficiencykortingen in de jaren 2008 – 2011. De Minister heeft in juni besloten de Politieacademie aan een budgettaire taakstelling te onderwerpen, via reductie van een (relatief beperkt) aantal formatieplaatsen in de periode 2008-2011. e. jaarlijks overleg Minister (16 augustus) Op 16 augustus vond het jaarlijkse overleg met de Minister plaats, gevoerd door de voorzitter RvT in het bijzijn van de voorzitter CvB (en ondersteund door de secretaris). In het gesprek van de Minister op 16 augustus kwam, naast de financiële taakstelling, ook de kennisfunctie nadrukkelijk aan de orde. Het bleek dat legitimering van de kennisfunctie op dit moment voor de positie van de Politieacademie van groot belang is.
10.
het toezicht door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) in 2007
Voor het toezicht op het politieonderwijs hanteert de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) een toezichtskader. Systematisch toezicht op het politieonderwijs wordt op twee manieren uitgevoerd: door periodiek kwaliteitsonderzoeken en door jaarlijkse onderzoeken. Eén van de taken van de Inspectie Openbare Orde & Veiligheid is het eens in de vier jaar opmaken van ‘de Staat van het Nederlandse Politieonderwijs’. De Inspectie OOV heeft dat in 2007, pakweg vier jaar, nadat ze haar toezichthoudende taak op het politieonderwijs kreeg, voor het eerst gedaan. De centrale vraagstelling van ‘De Staat van ….. ’ is hoe de uitgangspunten van het (nieuwe) politieonderwijs in de praktijk hebben uitgewerkt en wat de algehele kwaliteit is van het Politieonderwijs. ‘De Staat…’ is een aggregatie van alle onderzoeken die de IOOV sinds 2003 heeft uitgevoerd naar het politieonderwijs en put dan ook uit de conclusies en aanbevelingen van alle IOOVrapporten uit de periode 2003-2006. In veel IOOV-rapporten van de laatste jaren komen dezelfde conclusies terug, onder andere over het ontbreken van een studievolgsysteem ; onvoldoende aansluiting instroom & niveau vooropleiding de rol van het portfolio in onderwijs de dekkendheid van examenopdrachten en proeven de kwaliteit van examinatoren en planning van examens. de ‘kleine kwaliteit’ in het initieel onderwijs (planning, roostering) begeleiding van het zelfsturend vermogen van studenten. Ook in 2007 heeft de IOOV weer een aantal onderzoeken binnen het politieonderwijs afgerond, waar deze punten in terug te vinden zijn. Het is goed gebruik dat de Politieacademie een reactie schrijft op een rapport van de Inspectie, dat vervolgens integraal wordt opgenomen in het rapport. De evaluatie van het IOOV-toezichtskader is in 2007 net niet afgerond, dat gebeurt begin 2008.
11.
De relatie van de Politieacademie met de korpsen in 2007
Relatie op strategisch niveau De voorzitter van het CvB van de Politieacademie maakt als Hoofdcommissaris van Politie deel uit van de RHC en van de uit de RHC gevormde Board Ondersteuning. De relatie CvB - Korpsleiding is tweezijdig: veel korpschefs zijn namelijk ook direct betrokken bij de Politieacademie, onder ander als voorzitter dan wel lid van de programmaraden op de diverse Politievakdomeinen. Ook aan diverse onderdelen van het programma van de School voor Politieleiderschap leveren korpschefs een actieve bijdrage.
33
De nieuwe voorzitter van het CvB, de heer Van Baal, heeft in het najaar en in de eerste maanden van 2008 alle korpschefs individueel bezocht voor een kennismaking en wederzijdse introductie. Duaal onderwijs De trainingen voor praktijkcoaches worden sinds 2002 door de Politieacademie uitgevoerd. Korpsen krijgen een training van 6 dagdelen aangeboden die is gebaseerd op landelijk vastgestelde competenties en de kernopgave voor de praktijkcoach. Sinds 2004 zijn daar de trainingen voor trajectbegeleiders bij korpsen aan toegevoegd, eveneens op basis van de kernopgaven en bekwaamheden die daarvoor zijn opgesteld. De overgang van de studenten van het instituutskwartiel naar het korpskwartiel (en vice versa) is verbeterd, door het leerwerkplan van studenten te standaardiseren, inclusief een instrument voor de leerhouding van studenten. Studenten maken het leerwerkplan tijdens het instituutskwartiel. Ze beschrijven daarin hoe ze de gewenste resultaten in het korpskwartiel denken te gaan behalen, op basis van hun resultaten in het instituutskwartiel. De onderlinge communicatie van korpsen en Politieacademie over de student verloopt met behulp van dit overdrachtsdocument duidelijker en beter gestructureerd. Het document vormt de basis voor het gesprek tussen de leerprocesbegeleider (van de Politieacademie) en de trajectbegeleider (van het korps). Die aansluitingsproblematiek uit zich op allerlei manieren. De aansluiting en overgang tussen de instituutskwartielen (het leren op de academie) en de korpskwartielen (het leren op de werkplek) verloopt niet altijd zoals het moet. De leeropdrachten aan studenten sluiten niet altijd aan op de werkzaamheden van de student in het korps van dat moment. Verder zijn er grote verschillen tussen korpsen in de mate waarin studenten in de gelegenheid worden gesteld om te werken aan hun opdrachten en de mate waarin ze daarbij begeleid werden, vooral bij het postinitieel onderwijs. Studenten hebben daar immers meestal een (volledige) functie te vervullen hebben, waardoor de leeropdrachten er vaak bij in schieten. Deze waarneming is niet nieuw; ze is in 2006 aanleiding geweest tot de ‘normenset werkend leren’, die korpsen een referentiekader biedt om zich wat betreft het werkend leren aan te spiegelen. Spelregels wettelijke taken Omdat de Wet geen duidelijkheid geeft over het concrete samenspel tussen de korpsen en de Politieacademie bij de uitvoering van de wettelijke taken (selectie, onderwijs, examinering), bestond er van beide kanten behoefte aan duidelijker afspraken. De Politieacademie heeft daarom in 2005 het initiatief genomen om te komen tot een gebundelde set van spelregels voor alle wettelijke taken (dus selectie, initieel onderwijs, postinitieel onderwijs, examinering). De Politieonderwijsraad had eerder de Minister geadviseerd om dergelijke spelregels op te nemen in de (voorlopige) afspraken tussen de korpsen en de Politieacademie over de opleidingsplaatsen 2006 dan wel 2007. In 2006 zijn deze spelregels, na een intensieve consultatieronde langs de korpsclusters, afgerond en ze zijn in 2007 ingegaan. Raad voor de Politiekennis De raad voor de Politiekennis die bijdraagt aan onderlinge samenhang tussen onderzoek en kennismanagement is ingesteld en twee keer bijeen geweest. De Raad is adviserend m.b.t. aanvullende wetenschappelijke en beleidsrelevante toetsing van de kwaliteit van het onderzoeksprogramma Politie & Wetenschap en de werkprogramma’s van de Lectoraten. Tuin van Bezinning Politie Nederland kreeg in 2006 een monument voor politiemensen die tijdens het werk zijn omgekomen vanaf 1946: de ‘ Tuin van Bezinning bij Huis ’t Velde van de Politieacademie, in Warnsveld. De Tuin van Bezinning is een plek waar de namen van de overleden politiemensen te lezen zijn én een plaats die ruimte biedt voor reflectie op de fundamentele waarden van het politiewerk. 21 maart is nu de datum waarop jaarlijks een plechtigheid plaatsvindt, zo ook in 2007.
34
JAARVERSLAG 2007 POLITIEACADEMIE
HOOFDSTUK 3: BEHEER EN BEDRIJFSVOERING 2007
Onder de noemer ‘beheer en bedrijfsvoering’ komen in dit hoofdstuk drie onderwerpen aan de orde: 1. beheer en bedrijfsvoering in het algemeen 2. de hoofdlijnen van de jaarrekening 2007 3. de ontwikkelingen rond de huisvesting van de Politieacademie in 2007.
1.
beheer en bedrijfsvoering in het algemeen
De eisen waaraan het beheer en de bedrijfsvoering van de academie moeten voldoen, worden steeds sterker beïnvloed door externe en interne ontwikkelingen. Externe ontwikkelingen zoals de toenemende behoefte aan flexibiliteit (student- / klantgerichtheid), een kwantitatieve groei in de vraag korpsen, maar ook meer algemeen-maatschappelijke ontwikkelingen, zoals verscherpte verantwoordingseisen, ICT-ontwikkelingen, de toegenomen nadruk op good governance en de nog steeds toenemende vormen van externe toetsing en evaluatie. Intern ging in de afgelopen jaren een sterke invloed op de bedrijfsvoering uit van de algehele vernieuwing van het politieonderwijs, de ingrijpende wijziging van organisatiestructuur van de Politieacademie, van de noodgedwongen sanering (‘frictie’) in 2003 en 2004 als gevolg van de plotselinge forse daling in studentenaantallen, en van snelle ontwikkeling van de kennisfunctie, waaronder onderzoek door de Politieacademie. Ook de vele herhuisvestingsprojecten (zie verderop onder 3.) moeten in dit verband worden genoemd. Al deze ontwikkelingen zijn veelal leidend ten opzichte van het beheer en de bedrijfsvoering. De ontwikkelingen in de bedrijfsvoering in 2007 zullen hier worden beschreven rond 4 hoofdthema’s, te weten: a. processen & informatiemanagement b. interne controle & auditing c. bedrijfsvoering en beheer in enge zin d. Planning & Control Financiering expliciet aan de orde in het specifiek deel van dit jaarverslag a.
Processen & informatiemanagement
De I-functie van de Politieacademie is relatief onderontwikkeld. Tegelijkertijd worden de primaire processen van werving, selectie, onderwijs, examinering, ondersteund door een veelheid aan applicaties en andere ICT-middelen. Met het project Verbetering Informatievoorziening en Processen(VIP) rondom het onderwijs heeft de academie daar in 2006 en 2007 verbetering in gebracht, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van informatiemanagement, door herordening van het functioneel beheer, door professionele ondersteuning van het ontwerp van informatiesystemen en door het in kaart brengen van de bestaande informatiearchitectuur (en van de veelheid aan informatiesystemen, die de Politieacademie gebruikt). Ook is in 2007 de personele formatie op het gebied van informatiemanagement en –beheer uitgebreid en is een begin gemaakt met invoering van een planning & controlcyclus voor de ICT, vergelijkbaar met de financiële planning & control. Op beperkte schaal is procesmanagement ingevoerd, voor 4 ondersteunende processen, met elk een proceseigenaar. Een van de concrete resultaten was de opschoning van bestanden in de onderwijsondersteunende administratie en de invoering van een nieuwe (overbruggings-)applicatie ter ondersteuning van het postinitieel onderwijs. Met name voor studenten en korpsen was van belang dat zij gebruik konden gaan maken van meer digitale dienstverlening: digitale studenteninschrijving, inschrijving voor examinering, on-line inschrijving voor maatwerkproducten en digitale intekening voor het initiële en postinitiële opleidingsplaatsen.
35
b.
interne controle & auditing
De interne control (IC) functie is in 2006, maar vooral in 2007 fors versterkt. De IC startte met financial audit. Een vervolg daarop zal zijn riskmanagement en operational auditing. De academie heeft hierop geïnvesteerd door het aanstellen van IC-personeel bij de concernstaf (waaronder 3 trainees control) en door academiebrede professionalisering op IC-gebied. In dit verband moet het Intern Controle Plan (ICP) en dito werkplan 2007 genoemd worden, met een overzicht van interne controleactiviteiten (hoe, wat, wanneer). Doel van de controleactiviteiten is het toetsen van administratieve en interne beheersingssystemen, om fraude en onjuistheden te ontdekken. De uitkomsten van deze toetsing worden vervolgens aan directeuren en CvB gerapporteerd. Verder trad in 2007 de rechtmatigheidcontrole in werking. Dat betekent dat er naast de gebruikelijke goedkeurende accountantsverklaring voor de getrouwheid ook een goedkeurende verklaring nodig wordt voor de rechtmatigheid. Concrete activiteiten waren de tussentijdse afsluiting bij de 2e managementrapportages en de interne controle op de jaarrekening 2006, zodat de werkzaamheden van de accountant een andere invulling kregen. Het opmaken van de jaarrekening 2006 is in die zin benut als case om de IC te professionaliseren. Zo zijn er themabijeenkomsten voor controllers gehouden, waarin ze bijvoorbeeld getraind werden in opsteldossiers. Wat betreft de vereiste verbijzonderde controles ten behoeve van de jaarrekeningcontrole 2007 zijn met de accountant nadere afspraken gemaakt over de controles die de academie zelf kan doen en die welke de accountant oppakt. c.
bedrijfsvoering en beheer in enge zin
Nog niet in alle gevallen boekte de academie voldoende resultaten op het terrein van administratieve betrouwbaarheid en rechtmatigheid. Dit bleek uit de controle bij de jaarrekening 2006 en uit de interim-controle door de accountant. Het CvB heeft vervolgens vastgesteld hoe in 2007 de in de Boardletter van de Accountant benoemde onderwerpen aangepakt worden. Het accent in de verbetering van het beheer lag bij de volledigheid van opbrengsten (ofwel het in beeld hebben van de verkopen), de inkoop (inclusief Europees aanbesteden), de vaste activa en in geringere mate bij personeelsinformatie en beheer van voorraden. Ook getrouwheid en rechtmatigheid zijn vormen van het ‘in control’ te zijn. In 2007 startte in samenwerking met de accountant een pilot rechtmatigheid en een rechtmatigheidstoets maakt nu deel uit van het controleprotocol (2008). De registratie van vaste activa is inmiddels up-to-date en ook een groot aantal Europese aanbestedingen was eind 2007 afgerond. De verbetering van de betrouwbaarheid en volledigheid van de opbrengsten vergt meer inspanning. De basis hiervoor ligt in belangrijke mate bij een goede onderwijs-/studentenadministratie. Zowel de huidige werkwijzen als de ondersteunende applicaties voldoen niet aan de daaraan te stellen eisen. Ter verbetering zijn diverse deelprojecten gestart. Zo zijn de voorbereidingen voor één ‘loket’ voor studenteninschrijving afgerond. d.
Planning & Control Cyclus
Begroting(en) en jaarplannen 2008 In de herfst van 2007 dienden de directeuren zoals gebruikelijk hun jaarplannen en begrotingen 2008 in. Die zijn dit keer scherper dan voorgaande jaren beoordeeld op: concreetheid (met name van het jaarplan 2008) aansluiting bij de Kaderbrief samenhang in het antwoord dat jaarplan en begroting geven op de vragen: a. wat wil de eenheid in 2008 bereiken (doelen)? b. wat wil ze daarvoor in 2008 doen (activiteiten)? c. wat gaat dit in 2008 kosten? Dat leidde in een aantal gevallen tot het CvB-verzoek aan een directeur om het jaarplan concreter te maken. De jaarlijkse begrotingsgesprekken kregen mede hierdoor een intensiever karakter dan voorgaande jaren. Speciale aandacht kreeg ook de vraag welke van ontwikkelactiviteiten in aanmerking kwamen c.q. komen dekking uit het 10-jareninvesteringsplan van de Politieacademie.
36
Dit ook vanuit de optiek dat er gedurende het eerste begrotingsjaar van het plan, 2007, nog te weinig activiteiten uit dat plan gedekt zijn. Verder zal het CvB met elk van de directeuren een managementcontract 2008 aangaan, waarin de kernpunten uit het jaarplan en de door CvB en directeur gezamenlijk te stellen prioriteiten samenkomen. Dit alles biedt een basis om gedurende 2008 de gewenste rolverdeling CvB (bestuur) - directeur (management) duidelijk in te nemen. Financiële maandrapportages Binnen de planning & controlcyclus waren de financiële maandrapportages nieuw in 2007, in aanvulling op de gebruikelijke managementrapportages die 3x per jaar verschijnen. Deze vorm van (staf)rapportage aan het CvB brengt maandelijks de financiële ontwikkeling tot en met de betreffende maand in beeld (bijv. van het resultaat, van de liquiditeit, etc, over het geheel & per eenheid). Vooral het resultaat (cumulatief) vroeg daarbij in de praktijk de aandacht in de maandrapportages. Gezien de uit de MARAP van de organisatie-eenheid Kennisnetwerk (KNW) blijkende (financiële) situatie bij Kennisnetwerk en het geprognosticeerde verlies besloot het CvB in oktober het mandaat tot benoeming van KNW-personeel tot nader order aan zich te houden. Datzelfde vond later plaats bij Maatwerk (MW). Verder vond vanaf dat moment geen nieuwe inhuur van derden (personeel en/of adviesbureaus) plaats en werd lopende inhuur als regel vervroegd beëindigd. Meerjarig investerings- en onderhoudsplan Op de valreep van 2007 verscheen een eerste versie van het meerjarig investeringsplan van de Politieacademie, dat in 2008 mede gebruikt zal gaan worden om de resterende financieringsbehoefte preciezer te kunnen bepalen en om de meerjarige gevolgen voor de jaarlijkse exploitatie te becijferen. Vrijwel parallel stelde de academie ook een meerjarig onderhoudsplan op. Managementrapportages (3x per jaar) Voor de managementrapportages van de organisatie-eenheden gelden uniforme richtlijnen. Alle organisatie-eenheden gebruiken dit format, maar de inhoud varieert. Er is een logisch verschil in diepgang, gezien het verschil in omvang tussen organisatie-eenheden.
37
2.
de hoofdlijnen van de jaarrekening 2007 (zie deel II van de jaarstukken)
Het boekjaar 2007 wordt afgesloten met een negatief resultaat van € 3,6 miljoen. Dit is € 2,6 miljoen lager dan was begroot. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de oorzaken van dit verschil. Personele inzet Het jaar 2007 stond net als 2006 in het teken van een toenemende vraag naar producten van de Politieacademie. De in 2006 ingezette groei van het personeelsbestand heeft zich in 2007 voortgezet. De formatie eigen personeel is met 272 fte gegroeid van 1.503 fte aan het begin van 2007 tot 1.775 fte per 31-12-2007. Voor een groot gedeelte was dit ook begroot. De kosten voor inhuur zijn met + 23% hoger uitgevallen dan de begroting. Enerzijds werd een deel van het extra onderwijs verzorgd door gastdocenten en anderzijds is tijdelijk personeel ingehuurd om knelpunten in de onderwijsondersteuning en bedrijfsvoering op te lossen. Deze stijging verhoudt zich met de stijging van de omzet. In totaliteit echter stijgen de personele lasten niet in dezelfde mate als de baten. Deels is dit te danken aan een lager ziekteverzuim, maar ook aan hogere productiviteit. Deze verhoogde inzet is in 2006 onder andere ten koste gegaan van de voorgenomen professionaliseringplannen. Hogere baten De toename van de baten ten opzichte van het jaar 2006 is vooral het gevolg van de toename van de contract- en marktactiviteiten (+/+ € 13,1 miljoen). Dit geldt vooral voor de extra ten aanzien van de Dienst Koninklijke Diplomatieke Beveiliging (DKDB), AT-Nederland, KLPD, KMAR en het Project Versterking Opsporing en Vervolging (PVOV). In het taakgedeelte, met een structurele bekostiging door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, zien we vooral in het loopbaanbudget een sterke stijging. Indexatie van de algemene bijdrage De indexatie van de algemene bijdrage is bekend gemaakt in de junicirculaire, terwijl de prijsstijgingen zijn opgevangen binnen de lopende budgetten. Dit levert een exploitatievoordeel op van € 2,4 miljoen. Voorzieningen Als gevolg van vervroegde uitstroom heeft een vrijval vanuit de voorziening TOR plaatsgevonden, ter grootte van € 0,3 miljoen. Een deel van de voorziening extra cohort 2007 is vrijgevallen met een bedrag van € 2,8 miljoen. De Politieacademie had van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de taak gekregen om het cohort te verhogen met 557 studenten bovenop de regulier bekostigde instroom van 2.000 studenten. De hiermee gepaarde opleidingskosten zullen 50% worden gefinancierd door de korpsen en 50% door de Politieacademie. De voorziening zal tot en met 2010 worden besteed. Voor het jaar 2007 is, mede in verband met de aanloopkosten, het aandeel van 557 studenten ten laste van de voorziening gebracht. Vanaf 2008 zal conform afspraak met het Ministerie uit worden gegaan van een werkelijk ingestroomd aantal van 275 studenten. Als gevolg hiervan is een deel van de voorziening komen vrij te vallen. Hogere huisvestingslasten De huisvestingslasten zijn ten opzichte van de begroting met € 5,2 miljoen hoger uitgevallen. Deze hogere uitval wordt voor circa € 5 miljoen veroorzaakt door extra gemaakte kosten als gevolg van ondermeer het later dan gepland in gebruik nemen van de congresfaciliteit. Hierdoor zijn congressen op externe locaties georganiseerd. Daarnaast zijn extra ruimtes gehuurd in verband met de verbouwingen aan de locatie De Kleiberg, zijn door toestroom van studenten restaurantcabines geplaatst bij de locatie Seminarielaan en zijn de leiderschapsopleidingen tijdelijk extern gehuisvest. Hogere Vervoerskosten De vervoerskosten zijn ten opzichte van voorgaand jaar met € 1,4 miljoen gestegen als gevolg van uitbreiding van het wagenpark van 305 voertuigen naar 361 voertuigen.
38
Hogere Beheerskosten De beheerskosten zijn met € 4,1 miljoen gestegen ten opzichte van het voorgaand jaar en voor € 4 miljoen hoger uitgevallen ten opzichte van de begroting. De stijging wordt met name veroorzaakt door de kosten voor de inrichting van de Processen- en Informatiefunctie. Deze inrichting is ten behoeve van de verbetering van de informatiehuishouding van de Politieacademie. Hogere rentebaten De rentebaten betreffen tijdelijke baten, omdat in 2008 en later de liquide middelen gebruikt zullen worden voor de investeringen in de activa. Daarom zijn deze baten alleen gebruikt voor incidentele bestedingen. Per saldo is een positief resultaat op de rente behaald van € 1,8 miljoen. Overige verschillen Het overige verschil ontstaat door diverse kleinere mee- en tegenvallers.
39
3.
de ontwikkelingen rond de huisvesting van de Politieacademie in 2007.
In 2000 heeft de Politieacademie een strategisch huisvestingsplan uitgebracht. De uitgangspunten van het plan waren ook in 2007 nog voor het overgrote deel van kracht, te weten : er komt één concernvestiging in Apeldoorn (Arnhemseweg), door nieuwbouw c.q. verbouw; concentratie van huisvesting op de concernlocatie door verplaatsing van de locatie Kleiberg Apeldoorn en het recherche-onderwijs, locatie Zutphen, naar de concernlocatie Apeldoorn; gedeconcentreerde huisvesting voor het initieel onderwijs voor de opleidingen Assistent Politiemedewerker, Politiemedewerker en Allround Politiemedewerker, gezien onder meer de duale vormgeving van het onderwijs. Deze locaties moeten met het OV goed bereikbaar zijn; de locatie Ossendrecht (onderwijs op het domein Gevaarsbeheersing) wordt gehandhaafd; verder blijven de locaties Warnsveld (Huis ’t Velde) en Lelystad (oefencircuit verkeer) gehandhaafd; beide locaties worden deels ‘vermarkt’ en zijn resultaatsverantwoordelijk; studenten zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen huisvesting; de Politieacademie verzorgt geen studentenhuisvesting, afgezien van hotelaccommodatie in Ossendrecht; Voor de functionaliteit van de gebouwen voor initieel en postinitieel onderwijs gelden programma’s van eisen zoals vastgesteld (incl. de later vastgestelde actualisaties). De programma’s van eisen houden rekening met de bekostiging(snormen) voor het onderwijs. Dit beleid leidde de afgelopen jaren, en ook in 2007, tot vervolgacties op twee fronten: a. planvorming / uitvoering van de herhuisvesting op de concernlocatie ; b. planvorming / uitvoering van spreiding en (her)inrichting van locaties initieel onderwijs. Daarnaast stond de situatie op de overige locaties (c.) ook niet stil. Hieronder volgt een overzicht. Ad a.
Herhuisvesting concernlocatie
Dit is een meerjarig project, vandaar eerst een korte schets van de geschiedenis tot 2007. Na het uitkomen van het strategisch huisvestingsplan is een studie verricht naar de haalbaarheid van concentratie op de concernlocatie in Apeldoorn. Uit deze studie bleek dat het complex de Weijert goed gebruikt kan worden voor de herhuisvesting van de locaties Kleiberg en Zutphen (inclusief de zittende gebruikers van De Weijert). Dat mondde uit in de start van een nieuwbouwproject concernlocatie. Dat project heeft tot en met 2004 achtereenvolgens geleid tot een plan van aanpak, een stappenplan, een programma van eisen en een globaal masterplan voor het terrein, de verkeersontsluiting, de parkeervoorziening, het nieuw te bouwen volume en de globale functie-indeling. De ontwerpfase ging in 2004 in, met het maken van het Voorlopig Ontwerp (VO), later (2006) gevolgd door een definitief ontwerp (DO). Het uiteindelijk DO bevatte enkele wijzigingen in het ontwerp, zoals de invulling en benutting van het atrium (waarin nu onder andere de bibliotheek) en het concept van kantoorruimte en de werkplekken daarbinnen. Intussen verhuisde eind 2005 de gehele concernlocatie De Weijert naar de tijdelijke concernlocatie aan de nabijgelegen Oude Apeldoornseweg te Apeldoorn. In 2007 ging de realisatiefase start: op de Raad van Toezichtvergadering van mei gaf de Raad zijn goedkeuring aan de door het CvB voorgelegde besluiten om te starten met de realisatiefase van het project herhuisvesting concernlocatie en om juridische verplichtingen met aannemer aan te gaan. Ten grondslag aan deze beslissing lag een uitvoerig beslisdocument waarin die besluiten zijn opgesomd, becijferd, toegelicht en onderbouwd. Later dat jaar ging de academie de contracten met de aannemer(s) aan. Toch kwam het in 2007 niet meer tot de daadwerkelijke start met de bouw, vanwege onvoorziene vertraging in het verkrijgen van de benodigde bouwvergunning. Ad b.
Ontwikkelingen locaties initieel onderwijs
Noord-Nederland: Leeuwarden wordt Drachten. De locatie Leeuwarden voldeed in een aantal opzichten al enige tijd niet meer. Begin 2006 is in opdracht van het CvB gezocht naar alternatieven. Daaruit kwam naar voren dat nieuwbouw in Drachten de meest logische en op korte termijn haalbare optie was. Op 22 maart 2007 werd de eerste steen symbolisch gelegd en later dat jaar de nieuwbouw gereed en verhuisde de ‘Noord’ locatie van Leeuwarden naar Drachten. Toen was nog aan de orde waar en hoe de schietbaan van de locatie zou worden gerealiseerd. Lange tijd waren er plannen om aan te haken bij de plannen van het Korps Fryslan, tot het realiseren van een nieuw IBT-centrum, samen met de KLPD (het ‘project A 7’).
40
Eind 2007 was het echter tijd voor een keuze door de academie. Daartoe werden meerdere opties op een rij gezet en doorgerekend. Uiteindelijk bleek de optie tot bouw van een nieuwe sportzaal / dojo / schietbaan naast de bestaande schietbaan de meest gunstige: de exploitatiekosten zijn in die optie het laagste en er is het voordeel van een naast de locatie gelegen schietbaan (en dus geen reistijden studenten/docenten). Het CvB maakte dit besluit kenbaar aan de korpsleiding Fryslan, aangezien deelname van de academie aan het project A 7 hiermee definitief van de baan was. De capaciteit van de nieuwe baan is zodanig, dat ze ook benut zal kunnen worden door de korps(en). West-Nederland: Amsterdam Net als Leeuwarden voldeed deze locatie (Sloterweg, A’dam West) in een aantal opzichten niet meer. Bovendien werd ze, met de stijging van studentenaantallen, te klein, waardoor noodmaatregelen noodzakelijk waren. Ook hier is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden tot herhuisvesting in A’dam, binnen de gegeven kaders van plek, bekostiging, etc. Daar is een locatie uitgekomen (de Gyroscoopweg dichtbij de huidige locatie Sloterweg), waarbij koop de beste optie bleek. In 2007 werd een renovatieplan voor deze locatie vastgesteld, met bijbehorende investeringen in het gebouw. Het aantal studenten dat op de locatie Amsterdam zal worden opgeleid is gestegen van ruim 1300 naar een verwachte ruime 2400. Volgens huidige planning wordt het gebouw eind 2008 opgeleverd. West-Nederland: Den Haag In 2003 was er sprake van een mogelijke sluiting van de locatie Den Haag (Wegastraat), als gevolg van de forse daling van de instroom van studenten. Toen is met de Korpsleiding Haaglanden overeenstemming bereikt over een tijdelijke bijdrage van het Korps Haaglanden aan de instandhouding van deze onderwijslocatie. Intussen heeft het Korps nieuwbouwplannen, waaraan de Politieacademie deelneemt, met behoud van eigen identiteit (bijvoorbeeld een eigen ingang). De Politieacademie heeft en houdt in de regio Den Haag een locatie. Het Korps Haaglanden heeft vergaande bouwplannen voor een nieuwe hoofdlocatie en de academie en het korps waren in 2007 in gesprek over huur door de academie van een deel van die nieuwbouw, binnen de door de academie gebruikelijke eisen (binnen de bekostiging van het onderwijs, eigen ingang, etc.). Tussen de door het Korps te vragen huur en de door de academie gehanteerde bench voor huisvestingskosten per student bleek in 2007 uiteindelijk nog een aanzienlijk verschil te zitten. Daardoor kwam in 2007 ook een alternatief voor de academie in beeld: verwerving van een eigen kavel in Zoetermeer en eigen investering in nieuwbouw. Eind 2007 was daarover nog geen keuze gemaakt. West-Nederland: Rotterdam Politieacademie huurt een gebouw waarvan de 1e etage verhuurd is aan het Korps Rotterdam Rijnmond. Groot onderhoud is in 2005 uitgevoerd conform het groot onderhoudsplan. De locatie Rotterdam was te klein voor het opleiden van het aantal studenten; vandaar dat is bijgebouwd, via semi-permanente bouw. Zuid-Nederland: Eindhoven De Politieacademie is op de locatie Eindhoven gehuisvest in een gebouw van het ROC Eindhoven. Het ROC gaat dit gebouw verlaten en afstoten. Eerder onderzoek (2004) had al uitgewezen dat de huidige behuizing in meerdere opzichten te wensen overlaat en dat nieuwbouw de beste optie zou zijn. Het CvB heeft in 2006, na een fase van verkenning, besloten tot nieuwbouw nabij het gemeentelijke sportcomplex in Eindhoven. Sportzaal en dojo zijn daarom ruimschoots beschikbaar op het sportcomplex. Deze nieuwbouw is eind 2008 gerealiseerd, volgens planning en budget.
.
41
Ad c.
Ontwikkelingen overige locaties
Ossendrecht Ook in Ossendrecht deed zich de noodzaak tot uitbreiding van de faciliteiten (hotel, restaurant, etc.) voor. De vraag naar onderwijs op het domein Gevaarsbeheersing (dus in Ossendrecht) groeide in 2006 en 2007 sterk. Vandaar de noodzaak tot uitbreiding van een aantal voorzieningen daar: hotelaccommodatie, horeca en algemene voorzieningen als receptie en kantoorruimte. Tegelijkertijd vraagt ook het voorzieningenniveau op een aantal punten om verbetering, zoals de vervanging van de keukenapparatuur en de herinrichting van de balie. Lelystad Het oefencircuit wordt in de eerste plaats gebruikt voor het (verkeers)onderwijs. Ook verhuurt de Politieacademie het – selectief – aan derden. In 2007 is het circuit uitgebreid ten behoeve van het afnemen van de Politie Rijvaardigheidstraining die de academie voor de korpsen heeft ontwikkeld op verzoek van de RHC. In 2007 hebben korpsen nog te weinig deelnemers aangemeld, waardoor er gezien de gedane investeringen in het circuit een negatief resultaat over 2007 ontstond. Bezettingsonderzoek In 2006 heeft de academie de bezettingsgraad van onderwijsruimtes onderzocht. Het bleek dat er een gemiddelde bezetting is van 41%, met andere woorden dat er in principe voldoende ‘vierkante meters’ voorhanden zijn. In de loop van 2007 is de bezetting opnieuw gemeten, om het effect van de hogere studentenaantallen per locatie te meten. In principe vindt er geen uitbreiding van vierkante meters plaats. Mennorode De activiteiten van domein Leiderschap zijn verplaatst van de Kleiberg naar de externe locatie Mennorode in Elspeet om te kunnen voldoen aan groeiende ruimtebehoefte van andere organisatieeenheden (Faculteit Algemene Politiekunde en Maatwerk) op de Kleiberg in Apeldoorn. Warnsveld In Huis ’t Velde in Warnsveld is eind 2007 een verbouwing gestart, om de benodigde grote vergaderzaal extra te maken op de eerste verdieping.
42
JAARVERSLAG 2007 POLITIEACADEMIE HOOFDSTUK 4: ONTWIKKELINGEN IN DE TAAKOPDRACHT & IN MARKTACTIVITEITEN
1.
Ontwikkelingen binnen de werving
a.
Arbeidsmarktcommunicatie
Het jaar 2007 stond voor arbeidsmarktcommunicatie in het teken van het uitbouwen van de nieuwe landelijke wervingscampagne die in het najaar van 2006 startte. Omdat de arbeidsmarkt krap is, wordt doelgroepgericht werven steeds belangrijker. Een algemene campagne voldoet niet meer; in plaats daarvan komen meer gerichte campagnes. Een voorbeeld is de campagne die is ontwikkeld om hoger opgeleiden te werven, in combinatie met de werving voor het traject recherchekundige Master. Deze campagne was vooral gericht op het wegnemen van het vooroordeel dat de politie niets te bieden heeft voor hoger opgeleiden. In het voorjaar is tv en internet ingezet. In het najaar is ervoor gekozen om deze doelgroep direct te benaderen binnen hogescholen. Ook deelname aan beurzen is een beproefd medium: in 2007 ging het in totaal om 20 beurzen en evenementen: 7 daarvan waren vooral gericht op multi-culturele werving (Fullcolour-, Kwakoe Zomer- en Ortel Dunya festival) en een groen/breed publiek (Landmacht-, Luchtmacht-, Vlootdagen), 10 beurzen op middelbaar (en hoger) opgeleiden en 3 specifiek op hoger opgeleiden. Verder is voor de werving aansluiting gezocht bij de Landelijke Politiedag (LPD). Alle werving leidt geïnteresseerden naar de wervingssite kombijdepolitie.nl. Deze site is ook in 2007 voortdurend aangepast om de gebruiksvriendelijkheid te verbeteren. In de zomer is een usabilitytest verricht, waaruit bleek dat er nog een grote marge ter verbetering was. In het najaar zijn hiervoor de eerste stappen gezet. Desondanks was het sitebezoek omvangrijk: 1,4 miljoen. Het aantal unieke bezoekers steeg fors met 77% naar bijna 924.000 unieke bezoekers (2006: ca. 520.500). Ook bij de werving is, net als bij het politieonderwijs, de samenwerking tussen academie en korpsen essentieel: landelijke wervingscampagnes, ondersteund door het Bureau Personeelsvoorziening Politie van de Politieacademie, sluiten aan op de werving door Regiokorpsen en vice versa. b.
Task-force Personeelsvoorziening Politie
Op initiatief van de Politieacademie hebben departement, korpsen en Politieacademie in 2006 hun krachten gebundeld in een - tijdelijke - ‘task-force’ voor meer sturing op de kwantitatieve én kwalitatieve personeelsvoorziening van de politie. Het departement, de korpsen de Politieacademie staan samen voor de taak om de politie te voorzien van voldoende, kwalitatief hoogwaardig personeel. Zeker de komende jaren is de uitstroom van politiepersoneel groot (en dus de vervangingsvraag). Verder is het naast ‘meer blauw’ ook tijd voor ‘beter blauw’ en dat in onderlinge samenhang met elkaar. De task-force heeft in de tweede helft van 2006 en in 2007 onder andere de meerjarige capaciteitsanalyse van en voor de politie nieuw leven ingeblazen, met als uitkomst actuele, gevalideerde informatie over de kwantitatieve en kwalitatieve personeels- en dus opleidingsbehoefte. Zo is ook de benodigde instroom van aspiranten voor 2008 en 2009 vastgesteld. Deze informatiebasis moet zeker worden gesteld. c.
Monitor Personeelsvoorziening Politie (MPP)
De task-force was een impuls voor de landelijke Monitor Personeelsvoorziening Politie (MPP), een instrument voor Personeelsmonitoring ván en vóór de politie, dat de Politieacademie beheert. De MPP levert kengetallen over uitstroom, zij-instroom, doorstroom en uitval in het onderwijs, welke informatie korpsen gebruiken om de benodigde instroom van aspiranten voor de komende jaren te voorzien en daarop te sturen.
43
Eerder, in 2006, was daartoe de kwaliteit van de ingevoerde data in het systeem Blue Net verbeterd, aan de hand van de ervaringen met een pilot in 8 korpsen en waren de PolBis gegevens toegevoegd aan de MPP. In 2007 heeft de Politieacademie voor 5 korpsen specifieke onderzoeken op dit terrein uitgevoerd. De ontwikkeling van een landelijk Blue Net is in 2007 door het Businessplan Werving & Selectie in een nieuw daglicht komen te staan, aangezien bij één uniform werving- en selectieproces voor alle korpsen één ondersteunend administratief systeem hoort. Anders gezegd: zo’n systeem is een essentiële voorwaarde voor de realisatie van het plan. De eerste versie van een landelijk Blue Net is in november 2007 gelanceerd. Drie korpsen hebben het systeem inmiddels geïmplementeerd; veel korpsen kozen ervoor om afronding van de besluitvorming over het businessplan af te wachten alvorens over te gaan tot implementatie. . 2.
Ontwikkelingen binnen de selectie
a.
Verdergaande samenwerking korpsen ; businessplan Werving & (voor) Selectie.
Zonder twijfel is in 2007 de totstandkoming van het businessplan Werving & Selectie de belangrijkste ontwikkeling bij de werving & selectietaak van de Politieacademie. Doel van het plan is dat de politie zich landelijk eenduidig als werkgever presenteert op de arbeidsmarkt en haar medewerkers werft en selecteert op een efficiënte en effectieve manier. Het plan gaat over verdergaande samenwerking tussen korpsen op het gebied van Werving & (voor) Selectie. Een samenwerking die verder gaat dan de van oudsher bestaande wettelijke selectietaak. Korpsen zullen daartoe onder andere de voorselectie aan de academie aanbesteden. De voorselectie omvat de voorlichting, de briefselectie en het A-deel van het geschiktheidsonderzoek. Dit in aanvulling op het wettelijke geschiktheidsonderzoek (het ‘B-deel’) dat de academie op basis van haar taakopdracht reeds uitvoert. Het plan beschrijft, in detail, elk afzonderlijk onderdeel van het proces van Werving & Selectie, zowel in de huidige situatie als in de voorgestelde nieuwe, meer gestandaardiseerde situatie. De arbeidsmarktcommunicatie blijft ook in de nieuwe situatie regionaal verankerd, met ruimte om in te spelen op de regionale arbeidsmarkt. Intake vindt in het korps plaats, via voorlichting en korte één-op-één gesprekken. Eind december 2007 heeft het CvB het businessplan Werving & Selectie aangeboden aan de RHC en de directeur Politie, op wier verzoek het is opgesteld. RHC (‘de Korpsen) en de Minister van BZK zijn de gezamenlijk opdrachtgevers. Het businessplan omvat een implementatieplan. In geval van positieve besluitvorming over het plan door de RHC gaat de implementatie van de nieuwe situatie in de loop van 2008 zo’n ieder geval 8 maanden duren. Dat betekent dat in de 2009 de voorselectie als shared service van start kan gaan. In hoofdstuk 2, paragraaf 3, is dit plan al uitgebreid aan de orde gekomen. De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen die de regering verzoekt te bevorderen dat er vóór 1 september 2008 één landelijk loket werving en (voor)selectie wordt opgericht, ondergebracht bij de Politieacademie. Deze motie is een extra prikkel voor korpsen om de samenwerking om hun landelijke samenwerkingsafspraken op dit punt uit te voeren. b.
Onderbenutting selectiecapaciteit
In 2007 bleef het aantal selecties achter bij het geprognosticeerde aantal; de korpsen blijken voldoende te hebben aan de door BZK bekostigde selectiecapaciteit. In 2007 waren gepland c.q. begroot 7.671 selecties (3: 1 in relatie tot de instroom in het initiële onderwijs van 2557), terwijl het feitelijk aantal intredeselecties uiteindelijk 5104 was. De onderbenutting door de korpsen van de aangeboden capaciteit voor selecties lijkt met name te ontstaan door de selectie die de korpsen zelf uitvoeren. Uitvoering van het businessplan zal in dat opzicht leiden tot meer efficiency c.q. een betere benutting van de selectiecapaciteit. Het aantal in (betaalde) opdracht uitgevoerde selecties is verder gegroeid, bijvoorbeeld ten behoeve van AT Nederland, DKDB en het project Werven & binden van het KLPD. Ten opzichte van 2006 is de doorlooptijd van de dienstverlening op dit punt (tijd tussen de opdracht en de uitvoering ervan door levering van het advies) verbeterd.
44
c.
Wijzigingen in selectie-adviezen en -rapporten
In 2006 is de opzet veranderd van het psychologisch rapport dat de Politieacademie uitbrengt over elke selectiekandidaat. De verandering bestond uit het aanpassen van de beoordeelde competenties van kandidaten. Ook is de opzet van het rapport verbeterd: de opzet is aangepast aan de klantwensen, de rapportage is overzichtelijker, concreter en vollediger geworden. Het nieuwe psychologische rapport is in 2007 ingegaan. In oktober 2007 zijn de eerste integrale selectierapportages digitaal verzonden aan die korpsen die aan de pilot meedoen. In de eerste helft van 2008 zullen alle korpsen de selectie-adviezen digitaal ontvangen. d.
Speciale selectie-projecten
In de tweede helft van 2006 en de eerste helft van 2007 zijn enkele grote projecten bij selectieadvisering uitgevoerd. Ten eerste de landelijke werving en selectie van recherchekundigen (opleiding recherchekundige Master) in het kader van het landelijke Programma Versterking Opsporing en Vervolging. Die was in die zin succesvol dat de geplande instroom is gerealiseerd, met andere woorden dat er voldoende kandidaten zijn geworven en met goed gevolg geselecteerd. Verder het project ‘Werven en Binden’ voor het KLPD.
3.
Ontwikkelingen binnen het politieonderwijs als geheel
a.
Diploma-equivalentie politieonderwijs
De kwalificatiestructuur van het politieonderwijs sluit sinds 2002 aan op die van het reguliere beroepsonderwijs, waardoor uitstroom van studenten uit het reguliere beroepsonderwijs naar het politieonderwijs mogelijk wordt en vice versa. Een diploma van het politieonderwijs is in beginsel gelijkwaardig aan andere diploma’s in het beroepsonderwijs en heeft een brede maatschappelijke waarde. Het achterliggend doel hiervan is dat de politie midden in de maatschappij staat. Drie leergangen postinitieel onderwijs zijn al in 2006 geaccrediteerd door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie. Het betreft: Domein Leiderschap Leergang Tactisch Leidinggevende Leergang Tactisch Leidinggeven (afstudeerrichting Recherche) Domein Recherche Leergang Recherchekundige. Verder is de initiële opleiding Politiekundige Master is 2006 met goed gevolg geaccrediteerd door Canterbury Christ Church University. Christchurch University. Dit is na de eerdere NVAO-accreditaties van de Politiekundige Bachelor een volgende mijlpaal in de diploma-equivalentie van het Politieonderwijs. Deze ‘validation’, in het Engelse systeem, geeft studenten recht op de titel ‘Master of Science in Policing’. Eind 2007 heeft de NVAO op verzoek van de Politieacademie de accreditatie van de Politiekundige Master (ook als Master of Science opleiding) uitgevoerd. Deze accreditatie is begin 2008 tot een goed einde gekomen. Al in 2006 is de Politieacademie door de Minister van O,C & W formeel aangewezen tot instelling voor hoger beroepsonderwijs: dit betekent dat de Politieacademie voldoet aan alle in de wet genoemde vereisten en voorschriften die op aangewezen hogescholen van toepassing zijn. b.
Flexibilisering / individuele leertrajecten
Om korpsen te ondersteunen bij het vinden van een juiste, al dan niet verkorte, leerroute voor hun medewerkers/studenten heeft de Politieacademie een handboek opgesteld, een soort catalogus van mogelijke leerroutes: de ‘gids flexibilisering’, waarin korpsen kunnen vinden welke trajecten de Politieacademie biedt aan de verschillende doelgroepen. Het initieel onderwijs omvat 5 opleidingen, op het niveau van het reguliere beroepsonderwijs (MBO) en het hoger onderwijs (HBO en WO). Individuele studenten kunnen vrijstellingen voor delen van de opleidingen krijgen, afhankelijk van de erkenning van hun, door opleiding of werk verworven,
45
competenties. Er zijn daarnaast ook groepen studenten c.q. medewerkers van korpsen, voor wie de Politieacademie deze 5 opleidingen op een specifieke manier aanbiedt. We noemen de belangrijkste. De Politieacademie heeft de opleiding Allround Politiemedewerker specifiek ingericht voor ex-Kmarmedewerkers. De doelgroep bleek vooralsnog minder groot dan korpsen inschatten. Ook vielen veel aanvankelijk geïnteresseerden af, vooraf door een te laag opleidingsniveau dan wel bij de selectie. Studenten konden in 2007 instromen in een verkorte opleiding Allround Politiemedewerker. De opzet daarvan is vergelijkbaar met die van de eerder gestarte verkorte Bachelor opleiding voor studenten, die al een verwante HBO- en WO-opleiding hebben, met dien verstande dat het bij de allround Politiemedewerker gaat om een verwante MBO-opleiding. Verder is in dit verband nog te noemen het zij- instroomtraject voor Masterstudenten, waarbij alleen het Master-deel wordt aangeboden en de eind 2007 gestarte pilot deeltijdopleiding assistent Politiemedewerker (met het korps Utrecht). Het stelsel van bekostigd postinitieel onderwijs is uit zichzelf flexibel van opzet: studenten kunnen meerdere ‘losse kernopgaven’ volgen, hoewel de achterliggende gedachte van het postinitieel onderwijs is en blijft dat de professionalisering van het politievak het meest gediend is met het volgen van de totale leergangen, met alle kernopgaven die daarbij horen. De behoefte aan flexibilisering heeft vooral betrekking op de inhoud (individuele leerroutes, met een snellere EVC-procedure), op de onderwijsorganisatie (onder andere duaal ritme) en op de bekostiging van het postinitieel onderwijs (mogelijkheden tot het onderling ruilen van opleidingsplaatsen door korpsen). c.
Leren & ICT / E-campus
Wat betreft de benutting van ICT in het onderwijs heeft de academie in 2007 vooral geïnvesteerd in de deskundigheid van docenten, leerprocesbegeleiders etc. in het benutten van de E-campus, het gebruik van Blackboard ter ondersteuning van het onderwijs. Hetzelfde geldt voor het van de Kennisbank PKN in het onderwijs: ook daarvoor blijkt het van groot belang dat docenten en studenten hun weg kunnen vinden in de digitale leeromgeving en beschikken over de benodigde ICT-basisvaardigheden. Sinds 2005 kent de E-campus een digitale stad, Behrloo, waar de studenten digitaal kunnen oefenen met ‘real-life’ problemen uit de dagelijkse politiepraktijk, variërend van verkeersongevallen tot slachtofferidentificatie tot hennepkweek. De koppeling tussen E-campus en de kennisfunctie van de Politieacademie is versterkt: aan leeropdrachten van het initiële en postinitiële onderwijs zijn kennisobjecten van de PKNkennisbank gekoppeld. Verder is er digitale toegang ontstaan tot de bibliotheek: de collectie is digitaal ontsloten, zodat leren-op-afstand mogelijk is. In 2007 is een begin gemaakt met diagnostische E-toetsen binnen het initieel onderwijs. d.
Onderwijs en onderzoek ; onderwijs door lectoren
In 2007 hebben de lectoren en onderzoekers een grotere bijdrage geleverd aan het onderwijs. Daarbij gaat het niet alleen om gastcolleges binnen verschillen opleidingen voor zowel initieel, postinitieel op de verschillende niveaus, voor maatwerk en derden: ook hebben de lectoraten een bijdrage geleverd aan de actualisering van leeropdrachten /proeven van bekwaamheid. Zo draagt het lectoraat Openbare Orde bij aan de inhoudelijke afstemming en doorontwikkeling van de curricula van de Politiekundige Bachelor en Master, de Master of science, de leidinggevende leergangen, het European Diploma of Policing en diverse CEPOL-courses. Het Lectoraat V&M doet datzelfde voor de Politiekundige Bachelor en Master, bij de kernopgave Aanpak Verkeersveiligheid. De Lector Criminaliteitbeheersing & Recherchekunde is lid van de Commissie Politiekundige Validatie van de Leergangen Recherchekundige, waaronder de algemene afstudeerrichting Criminaliteitsanalyse. Zijn betrokkenheid bestaat verder uit de deelname aan de begeleidingscommissie Recherchemanagement van het domein Leiderschap van de FBPL. Tevens draagt hij bij aan het (permanent)actualiseren van de Leergangen (OLL-R, TLL-R en Recherchekundige).
46
4. a.
Ontwikkeling en borging initieel onderwijs Samenwerking met regulier onderwijs
In 2007 is de conclusie getrokken dat de samenwerking met de (6) ROC’s zoals in 2002 begonnen, aan herijking toe is. De omvang van het aandeel van ROC’s in de uitvoering van het initieel onderwijs, dat wil zeggen in het niet-politiespecifiek deel van het curriculum, blijft ver achter bij de destijds gestelde doelen. Vandaar dat de academie in 2007 begonnen is met het zoeken naar nieuwe vormen van samenwerking. Verder is uitbreiding van het aantal samenwerkende ROC’s aan de orde. Inmiddels zijn in dat licht afspraken gemaakt met ROC Landstede (Zwolle, Deventer), en zijn besprekingen gaande met ROC Aventus (onder andere Apeldoorn) en ROC Eindhoven. Met de samenwerkende hogescholen (3 stuks) heeft de academie afspraken gemaakt over samen te ontwikkelen ‘minoren’, een nieuw onderdeel van de structuur (major - minor) in het hoger onderwijs. Deze afspraken zullen in 2008 uitgewerkt worden, waarna in 2009 de eerste groep Bachelor studenten een minor-keuze zal kunnen doen. Uit de contacten met de hogescholen blijkt dat er meerwaarde zit in onderlinge samenwerking, omdat zij op die manier doorstroomroutes kunnen creëren voor hun studenten (met name studenten HBO Integrale Veiligheidskunde) en vanwege de onderlinge uitwisseling van expertise. Ook zijn er inmiddels andere vormen van uitwisseling / samenwerking, zoals scriptiesamenwerking tussen studenten allround Politiemedewerker en studenten van Windesheim. Een ander voorbeeld is dat studenten van de Friese Poort onderricht krijgen in weerbaarheid, dat ROC’s zoeken naar uitwisseling voor hun beveiligingsopleidingen. b.
Aanpassingen / actualisering initieel onderwijs
In 2002 is het nieuwe initiële politieonderwijs van start gegaan. In de jaren daarna is het onderwijs voortdurend tegen het licht gehouden en waar nodig bijgesteld. Ook daarna zal het politieonderwijs blijven aansluiten op de beroepspraktijk binnen de politie. Aan de hand van de in de eerste jaren opgedane ervaringen zijn de leeropdrachten binnen de kernopgaven van het initieel onderwijs overzichtelijker ingedeeld, waardoor meer zicht ontstond op thema’s die in de curricula meer dan wel minder aandacht kregen (zoals gevaarsbeheersing, huiselijk geweld en diversiteit). Bijstelling van het initieel onderwijs vindt vaak plaats op bepaalde thema’s, zoals integriteit. In 2007 is de leerlijn Integriteit ingevoerd, die was ontwikkeld samen met de bureaus BIV van de korpsen. Ook is de onderwijsinhoud (onder andere de kernopgaven) verrijkt met voor het onderwerp digitaal opsporen. Belangrijk om dit te melden is het thema alertering en radicalisering (in het kader van terrorismebestrijding) in het initieel onderwijs: daar heeft het een plek omdat ‘terrorisme ergens woont’, terrorismebestrijding is geen specialistische Politietaak. De leerlijn sociale vaardigheden is in 2007 wel ontwikkeld, maar nog niet ingevoerd. De schietsimulatie nieuwe stijl is wel van start gegaan. c.
Invoering basisleersets initieel onderwijs
In het initieel onderwijs zijn zogenoemde basisleersets ingevoerd, waardoor de roostering beter verloopt, waardoor docenten meer houvast hebben bij de inrichting van leeractiviteiten, en waardoor studenten beter weten wat ze kunnen verwachten. Daar bleek eerder grote behoefte aan. De basisleersets zijn klaar: alle kwartielen van de opleidingen Assistent Politiemedewerker tot en met Allround Politiemedewerker zijn beschreven op detailniveau. Als inhoudelijke leidraad voor de invulling van het onderwijs blijken ze geschikt; daarom functioneren ze ook als docentenhandleiding. De sets zijn ook een middel om de in de kernopgaven soms wat abstract geformuleerde competenties handen en voeten te geven in het onderwijs: ze vormen een ankerpunt in de de competentieontwikkeling van studenten, zowel voor de docenten als voor de studenten zelf.
47
d.
Invoering Competentie Ontwikkel Plan (COP); communicatie met de korpsen
2007 is het COP als nieuw hulpmiddel ingevoerd voor het vergroten van de effectiviteit van de samenwerking tussen al degenen die een aandeel hebben in het duaal onderwijs: de docent en de leerprocesbegeleider bij de Politieacademie en de praktijkcoach en trajectbegeleider bij het korps. De behoefte aan een dergelijk hulpmiddel was de jaren daarvoor gebleken. In 2006 is het COP ontwikkeld en in 2007 ingevoerd. Op ‘Korpscontactdagen’ ontmoeten praktijkcoaches en trajectbegeleiders elkaar in het licht van de invoering van het COP. Korpsen gebruiken het in toenemende mate bij de begeleiding van studenten. De positieve effecten worden zichtbaar: studenten in de eerdere kwartielen boeken goede resultaten op het gebied van het hun leerproces, hun pro-actieve houding en algehele zelfstandigheid, er is meer aandacht voor competenties en een betere inhoud van de overdracht. Hierdoor ontstaat meer zicht op leerproces van de student en een effectievere afstemming tussen korpsen en de academie. e.
Bachelor- en Masteropleiding
Het aantal studenten in de opleidingen Politiekundige Bachelor en Master groeit gestaag (zie hoofdstuk 1). De stijging van de studentenaantallen vroeg in 2007 om meer gestructureerde manier van werken in de beide, tot voor kort kleinschalige, opleidingen. f.
Planning en roostering
De problematiek van de planning van het initieel onderwijs is nog niet helemaal de wereld uit, ook niet na de oplossingen die vooral in 2004 zijn getroffen. De norm is dat studenten minimaal 4 weken tevoren moeten kunnen beschikken over de planning (lees: de roosters) op leeropdrachtniveau. Die norm wordt wel steeds vaker, maar nog niet altijd en overal binnen het initieel onderwijs gehaald. De planning en roostering lijdt ook onder last-minute wijzigingen in invullen van opleidingsplekken door korpsen: regelmatig is tot de start van een opleiding niet bekend hoeveel studenten er komen en of dus bijvoorbeeld één of twee groepen moeten starten. g.
Verhoging aantal leerprocesbegeleiders
Eind 2006 is besloten tot verdubbeling van het aantal leerprocesbegeleiders, omdat de begeleiding van studenten te wensen overliet. Kwaliteitsonderzoeken lieten dat meer dan eens zien. Deze verdubbeling is in 2007 tot stand gekomen en de eerste positieve effecten (een betere studentenbegeleiding) zijn merkbaar. Ook het aantal onderwijsbegeleiders is uitgebreid. Deze beide acties stonden in het teken van de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.
5.
Ontwikkeling en borging postinitieel onderwijs
a.
vakinhoudelijke ontwikkeling vanuit de beroepspraktijk
De politie ziet zich voortdurend geplaatst voor nieuwe veiligheidsvraagstukken en nieuwe taken. Het personeel moet daarvoor bijna zonder uitzondering worden geprofessionaliseerd; ontwikkelingen in de beroepspraktijk vragen om een vertaling naar met name het specialistisch, postinitieel, onderwijs, meer nog dan het initieel onderwijs, dat voorbereidt op de algemene uitoefening van het politievak. Hieronder volgt een schematisch overzicht van enkele belangrijke ontwikkelingen in het postinitieel onderwijs in 2007, om te voorzien in de veranderende opleidingsbehoefte uit de praktijk. Ook in 2007 was het landelijke programma versterking opsporing en vervolging (VOV) nog steeds erg leidend voor de ontwikkelingen binnen het recherche-onderwijs. Zoals bekend is dit programma opgesteld naar aanleiding van de Schiedammerparkmoord en bevat het een belangrijke paragraaf professionalisering, onder meer via het politieonderwijs. De bedoelde ontwikkelingen binnen het recherche-onderwijs zijn: het opleiden van in totaal 2000 studenten op HBO- en WO-niveau op het gebied van recherche, met name via de bestaande opleiding Master Recherchekundige (oftwel ‘Master of
48
-
Criminal investigation’): een tweejarige opleiding voor mensen met een HBO- of universitaire opleiding ; het bijscholen van zittende medewerkers op het gebied van dossiervorming, verhoor en familierecherche; het werven en opleiden van 500 assistent Politiemedewerkers forensische opsporing, ook wel ‘forensisch assistenten’ genoemd; aanpassingen in de leergangen tot leidinggevenden c.q. extra accenten op opsporing en vervolging binnen bestaande leergangen. Het curriculum van de leergangen Tactisch en Operationeel Leidinggevende - Recherche is in die zin aangepast.
In 2007 is het project ‘Digitale Opsporing in het politieonderwijs’ afgesloten. Dit project had tot doel om het politieonderwijs up to date te houden met de ontwikkelingen op het gebied van digitaal opsporen. Daarbij gaat het in dit geval zowel om initieel onderwijs (op alle 5 niveaus) als om postinitieel onderwijs (Tactisch Recherchemedewerker, Digitaal Technisch). Een iets andere invalshoek is Intelligence in het Politieonderwijs. In de beroepspraktijk van de politie dienen de resultaten van het Abrio-programma (van de RHC) als basis voor de intelligence-organisatie van korpsen. De Politieacademie is eind 2006 begonnen met een toets of het politieonderwijs voldoende toerust op intelligence als onderdeel van het politievak en is, na deze inventarisatie, in 2007 begonnen met het aanpassen van het onderwijs vanuit de invalshoek van Intelligence. In het jaar 2007 liep door het in 2006 gestarte Academiebrede project ‘Public Order Management’, bedoeld om alle kernopgaven en andere onderdelen van het initieel en postinitieel onderwijs (inclusief de leergangen voor leidinggevenden) inhoudelijk, via herkenbare universele professionele principes (‘de blauwe kern’ op dit vakgebied) op elkaar af te stemmen en docenten te professionaliseren. b.
Onderwijskundige ontwikkeling postinitieel onderwijs
In 2006 was de ontwikkeling van alle onderdelen van het postinitieel onderwijs afgerond: alle kernopgaven, in totaal 180 op alle 5 vakdomeinen, waren klaar. Dat betekende dat in 2007 studenten alle onderdelen van postinitieel onderwijs, na jaren van ontwikkeling, volgen. c.
Validatie van het onderwijs
De kwaliteit van het stelsel van politieonderwijs wordt onder andere gewaarborgd, doordat alle opleidingen zowel onderwijskundig als politiekundig worden gevalideerd. Validatie vindt uiterlijk plaats een half jaar voor eerste uitvoering van het onderwijs. Politiekundige validatie gebeurt met experts uit de politiepraktijk, wier tijd schaars is en steeds schaarser blijkt te zijn. Dat betekent dat deze validatie niet altijd volgens planning verloopt. Met ingang van 2007 is validatie geen projectmatige activiteit meer, maar een structurele (lijn)activiteit.
6.
Ontwikkelingen binnen de examinering en EVC-meting
a.
Ontwikkelingen binnen Examinering
De ontwikkeling van proeven van bekwaamheid gaat gelijk op met de ontwikkeling van het onderwijs: waar nieuw onderwijs ontwikkeld wordt, zijn er ook nieuwe en andere proeven van bekwaamheid. Als ondersteuning van de professionaliteit van examinatoren is een proeve van bekwaamheid voor beoordelaars ontwikkeld, die wordt afgenomen onder de vaste examinatoren, en in de loop van 2007 voor alle (freelance) examinatoren is ingevoerd. Er is een nieuwe teamstructuur ingevoerd, waardoor freelancers zijn toegevoegd aan een team van vaste examinatoren. Doel is nog meer sturing op kwaliteit (eenduidigheid in uitvoering). Er is een standaardprocedure ingevoerd voor het wijzigingen van een proeve van bekwaamheid naar aanleiding van verandering van kernopgaven, uitvoeringservaringen, uitspraken van de commissie van beroep etc.. Doel is een beter beheer.
49
De zeer grote aantallen examens vragen om een vlekkeloze planning en administratie organisatie, zo leert de ervaring van de afgelopen jaren. De planning en het administratieve examenproces zijn daarom in 2006 verbeterd. Deelprocessen zijn geautomatiseerd en opgeschoond. In 2007 is het ‘online aanmelden’ voor examens ingevoerd. De volgende stap is het online vastleggen van examenresultaten. Die stap is in 2007 voorbereid, in projectvorm. Het digitaal vastleggen van examenresultaten start in de eerste helft van 2008, eerst in pilotvorm, daarna volledig. Aan het digitaal aanleveren en verwerken van werkstukken is gekoppeld de invoering van een digitale plagiaatscan (eind 2007). De aantallen proeven / examens zijn als gezegd erg groot. Dat vloeit voort uit de opzet van het politieonderwijs, waarbij elke kernopgave afgesloten wordt met een proeve van bekwaamheid. Niettemin is in 2007 het aantal proeven verminderd, door een combinatie van proeven c.q. kernopgaven of door het terugbrengen van het aantal formele examenmomenten. De effecten c.q. opbrengsten van deze wijzigingen worden pas in 2008 duidelijk. De Politieacademie heeft de afgelopen jaren veel ervaring opgedaan met onderwijsonafhankelijke competentiegerichte examinering en het erkennen van verworven competenties. Ook in 2007 hebben diverse medewerkers van de Politieacademie weer deelgenomen aan diverse symposia en andere bijeenkomsten op dit gebied, waar ROC’s en hogescholen met belangstelling kennismaakten met competentiegericht examineren. b.
Ontwikkelingen binnen EVC-meting
In 2006 is de EVC-procedure versneld en verbeterd; ‘EVC-online’ is ingevoerd, waarmee een aanvraag digitaal wordt verwerkt. Daarbij is de basis van de EVC-beoordeling (documenten, criteria, indicatoren) verhelderd voor de gebruikers. Sinds van 1 januari 2007 is maximaal 1 aanvulling toegestaan op een eerdere EVC aanvraag, om te bevorderen dat een aanvraag in eerste instantie zo volledig mogelijk is. Een en ander had tot gevolg dat de doorlooptijd van EVC-aanvragen onder de maximumtermijn 6 weken is gekomen, zoals ook bedoeld. Dit terwijl het aantal aanvragen in 2007 enorm toenam. Overigens maken lang niet alle korpsen nog gebruik van het on-line indienen van EVC-aanvragen: 7 korpsen doen dat nu, de rest (nog) niet. Ketenpartners (zoals de Koninklijke Marechaussee) wisten in 2007 steeds beter de weg te vinden naar het EVC-bureau, door grotere bekendheid en zichtbaarheid van EVC en het EVC-bureau in de korpsen en bij partners. Het EVC-bureau werd hierdoor eerder in afspraken betrokken waardoor ook meer ‘aan de voorkant’ kwam van het aanvragen van vrijstellingen, al dan niet groepsgewijs.
7. a.
Ontwikkelingen in de kennisfunctie Kerntakendiscussie
De Politieacademie heeft een wettelijke taak als Onderwijs- en Kenniscentrum van en voor de Politie. De Politieacademie ondersteunt het kennismanagement binnen de Politie, door het verlenen van kennisdiensten, om de benodigde vakkennis te verzamelen, veredelen, verspreiden en evalueren. De Politieacademie draagt zo bij aan de verdere ontwikkeling van het politievak. De taak van Kenniscentrum van en voor de politie is voor de Politieacademie relatief nieuw. De Politieacademie is de afgelopen jaren begonnen om die taak in te vullen door diverse kennisdiensten aan de politie te verlenen, waaronder onderzoek en Politie Kennis Net (PKN). In 2007 brak een fase aan van uitzuivering van de vele initiatieven en activiteiten van de voorafgaande jaren, die uiteindelijk moet leiden tot een (beperkt) aantal kerntaken, waarop goed gestuurd kan worden. Een ander kenmerk van deze fase is dat er minder nadruk komt op innovatie. Het begin van deze fase is gemarkeerd door het aantreden van een interim-directeur per 1 september 2007. Voor het eind van het jaar leidde dit dan ook niet tot besluitvorming door het CvB. Wel is inmiddels het inzicht gevormd dat de onderzoeks- en kennisfunctie aan de Politieacademie op twee pijlers is gebouwd: de lectoraten en Politie Kennis Net. Ook is, intern en extern, verhelderd waarom de academie uiteindelijk de kennis- en onderzoeksfunctie uitoefent. In de eerste plaats is de kwaliteit van het onderwijs aan de Politieacademie onlosmakelijk verbonden met onderzoek en kennis.
50
Voor een stevig en actueel onderwijsprogramma is verbinding met onderzoek onmisbaar. Politiewerk en het opleiden van politiemensen vinden meer en meer plaats in een context waarin hoogwaardige onderzoekskwaliteit aanwezig moet zijn. Bovendien is de politieprofessionaliteit sterk in ontwikkeling. Het werken in de frontlijn van de samenleving is alsmaar complexer geworden en het maatschappelijk belang ervan is sterk toegenomen. Het vermogen om informatie en kennis te ontwikkelen, behoort steeds meer tot de kern van het politiewerk. Onderzoek stelt in staat om deze ontwikkelingen te volgen en te sturen. Vandaar dat in 2007 de volgende essentiële kenmerken van de kennis- en onderzoeksfunctie van de Politieacademie steeds duidelijker naar voren zijn gekomen: ze heeft een nadrukkelijke relatie met het politieonderwijs ze heeft een focus op politieprofessionaliteit ze is gericht op praktijkonderzoek ze is inhoudelijk afgestemd op de strategische agenda RHC/BZK b.
Doorontwikkeling PKN ; inrichting portal
In 2007 is één nieuwe Onderwijs- en Kennisportal gemaakt: één toegangspoort tot het alle digitale bronnen ten aanzien van onderwijs, kennis en onderlinge uitwisseling. Dit portal vervangt in het eerste kwartaal van 2008 de politiestartpagina vervangen. PKN ‘verhuist’ naar dit portal. Dat ondersteunt het leggen van koppelingen tussen de kennisobjecten van de kennisbank van PKN en de leeropdrachten van het onderwijs. Een ander novum is de ontwikkeling en implementatie van virtuele kantoren voor de politie; eind 2007 werkten 31 groepen hiermee. Een eerste belangrijk onderdeel van de doorontwikkeling van PKN is de verbinding met korpsintranetten. In 2007 is een koppeling gemaakt tussen het nieuwe korpsintranet Utrecht, die als blauwdruk gaat dienen voor volgende korpsen. Door de koppeling wordt bij het zoeken in het korpsintranet automatisch PKN/Portal doorzocht en komen zoekresultaten in het korpsintranet beschikbaar komen. Ook komt er zo een einde aan doublures die de afgelopen jaren zijn ontstaan tussen de intranetten van de korpsen en PKN. In de tweede plaats is voor de doorontwikkeling van belang de personificatie van de gebruikers, in die zin dat PKN zijn of haar specifieke zoekgedrag herkent en ondersteunt. Dat gebeurt aan de hand van een indeling in doelgroepen, maar ook door koppeling van de PKNkennisbank aan (geautomatiseerde) werkprocessen. De opzet van de kennisbank wordt zodanig aangepast dat bezoekers kunnen bevragen op basis van zowel kennisdomeinen als de hoofdprocessen van het Referentiekader Bedrijfsprocessen Politie. Digitaal ontsloten mediatheek De collectie digitale rapporten die vanuit de catalogus beschikbaar zijn, groeit gestaag. De nieuwe mediatheeksite is in 2007 beschikbaar gekomen. Via die site zijn alle mediatheekbronnen en verwijzingen naar vrij beschikbare externe bronnen overzichtelijk ontsloten. Verder is de samenwerking met de regionale politiebibliotheken versterkt; met de korpsbibliotheken van Amsterdam-Amstelland en Rotterdam-Rijnmond zijn afspraken gemaakt om hun collectie in te voeren in de catalogus van de Politieacademie. Dit is een eerste stap in de richting van integratie van de korpsbibliotheken en de mediatheek van de Politieacademie tot een centrale bibliotheek met steunpunten in de korpsen.
Landelijke Deskundigheidsmakelaar Landelijke Deskundigheidsmakelaar (LDM)is een initiatief van het Korps Twente, dat door de Politieacademie is vertaald in een concreet project. Een makelaar, i.c. van de academie, gaat voor korpsen op zoek naar extern gescreende deskundigen die nodig zijn voor de ondersteuning van een recherche-onderzoek met specifieke kennis of kunde. Door de inzet van de makelaar hoeft het rechercheteam van het korps zelf geen tijd te verliezen met het zoeken naar de deskundige. Sinds medio 2006 biedt de Politieacademie LDM als vaste dienst aan.
51
ONTWIKKELINGEN IN MARKTACTIVITEITEN a.
relatie stelsel politieonderwijs - Maatwerk aanbod
Maatwerk heeft in 2007 een aanzienlijke sanering in het assortiment heeft doorgevoerd. Om het profiel van maatwerk meer recht te doen zijn ruim 70 standaardproducten uit de markt genomen, waarmee in 2006 nog een totaalbedrag aan omzet was gemoeid van € 2,8 mln. Daarnaast zijn enkele opleidingen met ingang van in 2008 ondergebracht in het (bekostigde) samenhangend stelsel van politieonderwijs, waaronder de Officier van Dienst en de Basis opleiding Centralist. b.
Profchecks
Een ontwikkeling van de laatste paar jaar zijn profchecks, waarmee medewerkers van politie specifieke competenties en vaardigheden periodiek kunnen toetsen en op peil kunnen houden, op eigen initiatief dan wel omdat het verplicht is. De Politieacademie onderhoudt en beheert het systeem van profchecks, dat uiteindelijk, rond 2010, ingebed moet worden in het samenhangend stelsel van het politieonderwijs. De academie bood de politie in 2007 de volgende profchecks aan: . Profcheck Handhaving (voorheen: LexRex): een toets op kennis van Politieregelgeving ; . Profcheck Opsporing: een toets op kennis van Politieregelgeving op het gebied van opsporing. In 2006 is besloten tot de ontwikkeling van de Profcheck HOVJ, hoewel de profchecks in beginsel slechts op basis van kwalificatieniveaus plaatsvinden, terwijl de HOvJ functiegericht is. De reden is het bijzondere en belangrijke karakter van deze functie binnen de uitvoering van de politietaak. In 2007 is de Politie Rijvaardigheids Training (PRVT - zowel voor de auto als de motor) van start gegaan. Voor die training is het circuit in Lelystad fors aangepast. Aanleiding tot de PRVT is het Preventieplan Verkeer van de RHC en de Brancherichtlijn Nederlandse Politie, beide ingegeven door het relatief grote aantal auto- en motorongelukken tijdens de dienstuitoefening, met als gevolg veel materiële schade, de letselschaden en dodelijke slachtoffers onder medewerkers van politie. De PRVT zal gehouden worden op de baan van het Verkeers Veiligheids Centrum van de Politieacademie te Lelystad, dat voor dat doel is aangepast in de eerste helft van 2007 (qua opzet, indeling, wegdekindeling en – verhouding, hulpmiddelen, optische middelen, voertuigeisen ten behoeve van de baan etc.). De PRVT is maatwerk, dat wil zeggen dat korpsen kunnen kiezen om medewerkers al dan niet te laten deelnemen en dat korpsen daarvoor een prijs per deelnemer betalen aan de academie. Korpsen namen de rijvaardigheidstraining in 2007 veel minder af dan gepland c.q. voorzien. c.
Externe evaluatie & validatie kwaliteit
De planning voor 2007 was om 4 leertrajecten te valideren. Voor 2 is dat gebeurd: de basisopleiding recherche en de basisopleiding opsporing. De andere 2, in het leiderschapsdomein, komen in 2008 aan bod. d.
Ontwikkelingen rond nieuwe producten
Hieronder volgt een selectie van nieuwe producten c.q. Maatwerk diensten. Maatwerk is in 2007 begonnen met een traject voor de buurt- en wijkagent. Maatwerk heeft in 2007 50% van de veiligheidsregio’s ondersteund bij hun vorming. Het resultaat van het onderzoek bij de Bijzondere Opsporingsdiensten (BOD’s) is dat Maatwerk is gestart met trainingen voor BOD’s, in samenwerking met het Functioneel Parket. Maatwerk is in 2007 gestart met het Young Professional Program, bedoeld voor WO-hoogopgeleiden van diverse academische achtergrond die willen bijdragen aan veiligheid en willen werken binnen de politiebranche. Ze werken gedurende 3 jaar tegen salaris binnen de politie aan 3 projecten van 1 jaar, binnen verschillende onderdelen van de politie: een korps, de academie of bij andere partners. In die drie jaar volgen ze het opleidingsprogramma Master of Public Safety Managament. Er zijn nu 19 ‘Young Professionals’ die interne en externe opdrachten uitvoeren. .
52
In de afgelopen jaar is in opdracht van het Landelijk Overleg Milieuhandhaving (LOM) als hoofdaannemer een aanvullende training Bijzondere Opsporingsambtenaren op het gebied van Milieu ontwikkeld. De eerste opleidingen hebben in 2007 plaats gevonden. Tot en met 2009 zal Maatwerk samen met partners als VROM en Wateropleidingen ongeveer 1500 mensen opleiden. Verder zijn de voorbereidingen gestart voor de ontwikkeling van een permanent her- en bijscholingstraject en een vervolgopleiding voor deze zelfde doelgroep.
53
JAARVERSLAG 2007 POLITIEACADEMIE HOOFDSTUK 5: KWALITEIT VAN DIENSTVERLENING 1.
Inleiding
Voor de bewaking van de kwaliteit van haar diensten is de Politieacademie in de eerste plaats zelf verantwoordelijk. De academie bewaakt de kwaliteit van het nieuwe stelsel van politieonderwijs, om het onderwijs waar nodig te verbeteren en aan te passen aan de veranderende vraag en omstandigheden. Ze gebruikt daarvoor, waar het onderwijs betreft, een stelsel en toetsingskader voor kwaliteitszorg. Voor de kwaliteit van de bedrijfsvoering sluit de Politieacademie aan bij het systeem van de politie van zelfevaluatie, collegiale consultatie en visitatie. In dat kader heeft in 2007 voor de derde keer een INKaudit plaatsgevonden. De commissie heeft haar bevindingen gerapporteerd in een audit rapport. Belangrijke uitkomst: de Politieacademie beschikt over veel enthousiaste, loyale en betrokken medewerkers en beschikt daarmee over een krachtige basis voor de verdere doorontwikkeling. Aandachtspunten bij die doorontwikkeling zijn de positionering van de Politieacademie in relatie tot de korpsen (van klantvriendelijk naar klantgericht), de bedrijfsvoering, de professionalisering van medewerkers en de ontwikkeling van leiderschap (duidelijkheid, kaderstelling en prioritering). De Politieacademie herkent de aanbevelingen van de auditcommissie en heeft samen met uitkomsten uit andere evaluaties diverse programma’s en acties uitgezet om verbeteringen in gang te zetten.
2.
Kwaliteit van het onderwijs
Ter bepaling van de kwaliteit van het onderwijs beschikt de Politieacademie over twee belangrijke instrumenten: een evaluatie-instrument gericht op de uitvoering van het onderwijs en de Student Tevredenheids Meter (STEM) die op een algemener niveau de waarding van studenten over de Politieacademie meet. De resultaten van het evaluatie-instrument hebben tot doel het primair proces continu bij te stellen en te verbeteren en zijn afgestemd op het soort onderwijs (initieel/ postinitieel). De uitkomsten van de STEM geven eveneens aanwijzingen voor verbeteringen, maar omdat de resultaten redelijk algemeen zijn is soms verdieping nodig om de oorzaak achter lage scores te kunnen achterhalen. Sinds 2004 informeert de Politieacademie de studenten systematisch (onder andere via internet) over de onderzoeksresultaten op het gebied van kwaliteitszorg en over de verbeteracties, die daaruit voortvloeien. Initieel onderwijs In het initieel onderwijs vindt na elk kwartiel een evaluatie plaats van een aantal kernopgaven. Tot en met 2006 was de keuze van te evalueren kwartielen nog vrij, maar in 2007 is een nieuwe evaluatiesystematiek afgesproken. Hierdoor komen alle kwartielen 1x per jaar aanbod, worden alle instroomgroepen geëvalueerd en kunnen lokatieoverzichten worden gemaakt. Ook nieuw is dat docenten op naam worden geëvalueerd, zodat de resultaten specifieker kunnen worden teruggekoppeld. Het nieuwe systeem is halverwege het jaar geïmplementeerd en moet nog verder worden geoptimaliseerd. Met name de respons en een snelle terugkoppeling van resultaten zijn de eerste aandachtspunten. Uit de resultaten met betrekking tot de instroomgroepen blijkt dat gemiddeld genomen de studenten het eerste kwartiel een voldoende rapportcijfer geven. Niveau2
Niveau3
Niveau4
Gem.
Gem.
Gem.
Afname juli
7,0
7,2
6,9
Afname oktober
7,3
7,2
7,1
54
Aspecten die hoog scoren zijn de actualiteit van het onderwijs, het tijdig ontvangen van de benodigde praktische informatie en het gebruik van E-campus/Blackboard. Ook over docenten zijn studenten tevreden (met gemiddelde scores van een 4 of hoger op een 5-puntsschaal). Aandachtspunten zijn de afstemming tussen docenten binnen een kwartiel, en de lesuitval. Postinitieel onderwijs Voor het postinitieel onderwijs is het evaluatiesysteem voor kernopgaven volledig gedigitaliseerd. Na elke kernopgave kan in principe worden geëvalueerd (in de praktijk gebeurd dit bij circa 30% van de kernopgaven). De vragenlijst is aangepast en de rapportage is gestandaardiseerd. Drie keer per jaar (voorafgaand aan de marap) wordt een rapportage opgeleverd waarin de resultaten van de losse evaluaties zijn samengevat. In onderstaande tabel is per domein het gemiddelde rapportcijfer weergegeven dat studenten geven aan de kernopgaven die onder de betreffende domeinen vallen. Marap 1
Marap 2
Marap 3
Gem.
Gem.
Gem.
Gevaarsbeheersing
7,5
7,9
7,8
Leiderschap
7,0
7,4
7,9
Recherche
7,1
7,0
7,1
Verkeer & Milieu
7,4
7,7
7,8
Alle domeinen laten een voldoende tot goede score zien. Ook wanneer specifieker wordt gekeken naar de onderwijsuitvoering zijn studenten tevreden. Informatie, inhoud, werkvormen en begeleiding scoren daarbij iets beter dan opzet van de kernopgave en de gebruikte leermiddelen. Om kwaliteit te kunnen leveren is het op orde hebben van de bedrijfsvoering essentieel. Het verbeteren van deze kleine kwaliteit is onder andere opgepakt door het ISO borgingsproject dat loopt binnen de Faculteit Bijzondere Politiekunde & Leiderschap. STEM (tevredenheidsonderzoek) Jaarlijks wordt de tevredenheid gemeten bij studenten van de initiële opleidingen en de postinitiële leergangen van het politieonderwijs. In de zomer van 2007 zijn de resultaten van de laatste meting (januari – maart 2007) gepresenteerd. De totaalindruk van de studenten is door middel van een rapportcijfer (10-puntsschaal) weergegeven en bedraagt gemiddeld 6,4 voor het initieel en 6,5 voor het postinitieel. Per aspect is de waardering als volgt.
Inhoud van het onderwijs Proeven van bekwaamheid Begeleiding op de Politieacademie Begeleiding in het Korps Voorzieningen en dienstverlening op de Politieacademie Kwaliteit van de leerwerkplek Organisatie planning en communicatie Individuele leerroutes Sfeer en persoonlijke benadering Rechtspositie en inspraak Totaalgemiddelde Rapportcijfer totaalindruk (10-puntsschaal)
Initieel 3,3 3,6 3,5 3,7 3,3 3,6 3,0 2,7 3,8 3,2 3,2 6,4
Postinitieel 3,3 3,5 3,6 3,5 3,5 3,4 3,2 2,5 4,1 3,2 3,5 6,5
(1=helemaal niet mee eens; 5 = helemaal mee eens)
55
Politieacademiebreed zijn studenten het meest tevreden over de sfeer en persoonlijke benadering. Studenten zijn hierover al meerdere jaren positief en postinitiële studenten in het algemeen nog wat tevredener dan initiële studenten. Hierna is de score op de kwaliteit van de leerwerkplek en de begeleiding hoogst. De waardering op dit punt is dit jaar nagenoeg gelijk aan vorig jaar. Studenten in het initiële onderwijs zijn dit jaar meer tevreden over de begeleiding in het korps en over de kwaliteit van de leerwerkplek dan studenten in het postinitiële onderwijs. Politieacademiebreed zijn studenten het minst tevreden over de individuele leerroutes (EVC’s). Ook zijn studenten relatief ontevreden over de organisatie, planning en communicatie, al geldt dit voor studenten in het initiële onderwijs sterker dan voor studenten in het postinitiële onderwijs. Beide clusters zijn al langere tijd een punt van verbetering en vragen in 2008 (weer) de nodige aandacht. Een nieuwe studenttevredenheidsmeting (STEM) is eind 2007 van start gegaan. Het instrument is het afgelopen jaar aangepast aan landelijke standaarden zodat vergelijking/positionering ten opzichte van andere instellingen mogelijk wordt. De resultaten hiervan zullen rond de zomer 2008 beschikbaar komen. Onderzoek onder afgestudeerden In 2007 is voor het eerst een pilot-onderzoek uitgevoerd onder afgestudeerden van de Politieacademie, waarmee informatie wordt gekregen over de voorbereiding van studenten op de arbeidsmarkt en informatie wordt verkregen ten behoeve van het curriculum. De responsgroep is nog beperkt en het instrument verdient nog enige aanpassing maar desondanks laat het pilot-onderzoek al de nodige interessante resultaten zien. Zo blijkt dat alle afgestudeerden betaald werk hebben en bijna iedereen werkzaam is in een korps. Hoe hoger men is opgeleid hoe meer tevreden men is met de huidige functie. De afgestudeerden van de Assistent Politiemedewerker geven een 3,1 als waardering voor de functie terwijl de afgestudeerden van de Politiekundige Bachelor een 4,0 geven (op een 5puntsschaal). Dit patroon is ook te vinden bij de carrièremogelijkheden die de huidige functie biedt. De afgestudeerden van de Assistent Politiemedewerker scoren hier onder de norm (2,7) terwijl de Politiekundige Bachelors hun mogelijkheden hoog inschatten (4,0). De Politiekundige Bachelors zijn van alle opleidingen het meest kritisch over de aansluiting van de opleiding op de huidige functie, de mate waarin hun competenties benut worden en of hun competenties voldoende zijn voor de huidige functie. Ze scoren voor deze onderdelen rond de norm van 3,0, gemeten op een 5-puntsschaal. Het ligt in de bedoeling het onderzoek onder afgestudeerden jaarlijks uit te gaan voeren.
3.
Rendement en studie-uitval
In 2006 is voor het eerst een grootschalige (data-)analyse uitgevoerd naar studievoortgang en studieuitval. De onderzoeken zijn herhaald voor de gegevens uit 2007. De resultaten hebben alleen betrekking op het initieel onderwijs. De onderzoeksrapportages laten, globaal, het volgende zien. Er heeft zich de laatste vijf jaren een behoorlijke jaarlijkse toename van de instroom voorgedaan. Het merendeel van de studenten start in de mbo-opleidingen tot allround Politiemedewerker en Politiemedewerker, waarbij met name het laatste jaar de instroom in de opleiding tot Politiemedewerker enorm gestegen is. Ook het aandeel studenten dat de Politiekundige bachelor of master gaat doen is gestegen, maar blijft met zo’n 4% maar een klein deel van het totaal. Ongeveer een derde is vrouw. Met name in de hogere opleidingsniveaus is dit percentage gestegen tot meer dan 50% voor de Politiekundige bachelor en master. Zo’n 36% van de totale instroom had op basis van hun vooropleidingen kunnen starten in de Politiekundige bachelor, maar zijn gestart in één van de drie mbo-opleidingen. Slechts een gering percentage studenten (7,5%) is allochtoon. Met name de instroom van allochtonen in de opleiding tot allround Politiemedewerker en in de Politiekundige bachelor is teleurstellend laag. Tenslotte is vermeldenswaard dat 8 korpsen studenten naar alle 5 opleidingsniveaus sturen. De meeste korpsen benutten een bepaald deel van het opleidingenpalet niet. Studie-uitval blijkt naar verhouding meer voor te komen onder de oudere student en onder allochtonen. Er is een opvallend verschil tussen korpsen. Ook binnen korpsen zijn er opmerkelijke
56
verschillen in uitvalpercentages tussen de verschillende opleidingsniveaus. De uitval is zeer sterk verspreid over alle kwartielen. De verblijfsduur van de student die de opleiding voortijdig zonder diploma verlaat ligt tussen de 11 en 21 maanden, afhankelijk van het opleidingsniveau dat gevolgd werd. De belangrijkste redenen om al dan niet vrijwillig de opleiding te verlaten, hebben te maken met ontevredenheid over het politievak of ontevredenheid met de organisatie van de opleiding en de ondervonden studiebegeleiding. Ongeveer de helft van de uitval is vrijwillig vertrokken. Er is enige samenhang tussen persoonskenmerken en de reden waarom de studie gestaakt werd. Enkele voorbeelden zijn: • Aanzienlijk meer vrouwen dan mannen geven aan gestopt te zijn vanwege een verkeerde beroepskeuze. • Het zijn voornamelijk dertig-plussers die stoppen, omdat ze de opleiding te zwaar vinden. • Diegenen die afhaken omdat ze de organisatie van het onderwijs minimaal vonden, treffen we in meerderheid aan onder de studenten van de eerste instroomjaren. Vermeldenswaard is ook het ontbreken van enige samenhang tussen kenmerken als etniciteit, vooropleiding, opleidingslocatie en korps met de redenen om te vertrekken. Opvallend is ook het onveranderd hoge percentage studenten dat met een relatief hoge vooropleiding instroomde op een relatief laag instroomniveau van het samenhangend stelsel van politieonderwijs. In het rapport wordt dit als ‘overkwalificatie’ getypeerd. Slechts vier factoren zijn eniger mate van belang bij de bepaling op welk niveau een student instroomt. Dat is in volgorde van belangrijkheid psychologische beoordeling, de vooropleiding van de student (nu wel), de resultaten op de cognitieve testen en de leeftijd van de kandidaat. In 2007 zijn voor het eerst op alle 5 opleidingsniveaus studenten afgestudeerd. In totaal waren er op 31 december 2006 al 2195 afgestudeerden van het vernieuwde politieonderwijs. Circa 400 studenten zijn voortijdig uitgevallen. De verblijfsduur van de student die de opleiding voortijdig zonder diploma verlaat ligt tussen de 11 en 21 maanden, afhankelijk van het opleidingsniveau dat gevolgd werd. Studieuitval blijkt naar verhouding meer voor te komen onder de oudere student en onder allochtonen. Ook met betrekking tot de uitval geldt weer dat er grote verschillen zijn tussen korpsen
4.
Kwaliteit van selectie, examinering en EVC-meting
Selectie Op het gebied van de selectie-instrumenten zijn diverse kwaliteitsverbeteringen doorgevoerd,waaronder verbetering van de meting stressbestendigheid en emotionele weerbaarheid, verbetering van het instrumentarium praktijkproeven en ontwikkeling van de social judgement test. Daarnaast is onderzoek uitgevoerd naar de voorspellende waarde van selectieresultaten voor aanstelling en instroom. Uit het onderzoek blijkt dat kandidaten die worden aangenomen hoger scoren op de selectietesten dan kandidaten die worden afgewezen. De analyses laten echter ook zien dat met hoge scores een aanstelling bij een korps niet vanzelfsprekend is. Op basis van de psychologische beoordelingen blijken we redelijk goed te kunnen voorspellen of iemand niet wordt aangesteld. De overige selectieresultaten voegen daar weinig aan toe. Er zijn 4 bekende factoren die in enige mate van belang zijn voor het bepalen op welk niveau de aangestelde studenten vervolgens instromen. Dat is in volgorde van belangrijkheid: psychologische beoordeling, de vooropleiding van de student, de resultaten op de cognitieve testen en de leeftijd van de kandidaat. Tussen de korpsen zijn grote verschillen in selectie- en instroombeleid en de voorspelbaarheid daarvan.
Examinering De Politieacademie heeft in 2007 opnieuw een audit laten uitvoeren door het Kwaliteitscentrum Examinering. In 2006 was al eerder zo’n audit uitgevoerd en ten opzicht van dat jaar is op een aantal standaarden vooruitgang geboekt. De standaard over het vertrouwen van het beroepenveld is van voldoende naar goed gegaan en de deskundigheid van betrokkenen bij examinering van onvoldoende naar voldoende. De standaarden ‘het exameninstrumentarium voldoet inhoudelijk aan de
57
uitstroomeisen en aan de toets technische eisen’ worden zelf als uitstekend beoordeeld. Maar er zijn ook nog punten die moeten verbeteren. Deze liggen op het vlak van transparantie en borging van examenprocessen. Een van de belangrijkste kritiekpunten is dat Bureau Examinering onvoldoende zicht heeft op de beoordelingen van examenwerkzaamheden in de korpsen en de competenties van de korpsbeoordelaars. Inmiddels is een pilot gestart waarbij de mogelijkheid gecreëerd is om op een goede en juiste wijze de beoordeling van korpswerkzaamheden te borgen. Door middel van training en begeleiding worden korpsvertegenwoordigers toegerust. Na afloop van deze pilot zal bekeken worden of via deze weg ook examenbeoordelingen in andere korpsen en/of disciplines kunnen worden geborgd. Ook zijn er kwaliteitscontroles (audits) uitgevoerd naar het functioneren van examinatoren en hebben vrijwel alle examinatoren initieel hebben hun examen ‘Beoordelaar’ behaald. Ten behoeve van de actualisering en het onderhoud van de proeven van bekwaamheid is een handboek opgesteld en zijn de en kaders/uitgangspunten van examinering beschreven. In het najaar van 2007 is gestart met het structureel evalueren van de examens bij de Faculteit Bijzondere Politiekunde & Leiderschap. Elke twee weken worden de studenten die een opdracht of proeve hebben gedaan benaderd via de email met een korte vragenlijst. April 2008 zullen de eerste resultaten bekend worden en zal worden nagegaan welke aanpassingen nog nodig zijn en of het systeem kan worden uitgebreid naar de Faculteit Algemene Politiekunde. Er is een procedure vastgelegd hoe om te gaan met klachten (registratie, doorverwijzing, beantwoording). Gedurende 2007 zijn 21 klachten binnengekomen waarvan 13 klachten zijn afgehandeld en 8 nog in behandeling zijn. Klachten hebben aanleiding gegeven tot aanpassingen of verbeteringen van de communicatie tussen korpsen/studenten/examinering en de aansturing van examinatoren. EVC’s Op het gebied van EVC’s vindt geen overschrijding plaats van de genormeerde behandeltijd, ondanks de toename van het aantal EVC-aanvragen. Begin dit jaar vinden voorbereidingen plaats voor een audit Kwaliteitscode in 2008.
5.
Kwaliteit Maatwerk
In 2006 is een pilot uitgevoerd om het trainingsaanbod van Maatwerk structureel te evalueren. Met behulp van een digitale vragenlijst, die na afloop van een onderwijsperiode wordt afgenomen, ontstaat inzicht in de kwaliteit van het onderwijsaanbod en de onderwijsuitvoering van Maatwerk. In 2007 is gestart met de implementatie van het systeem. In principe is het zodanig gebouwd dat alle trainingen digitaal geëvalueerd kunnen worden. Echter de technische communicatie met de korpsen vormt een knelpunt (vanwege de diverse veiligheidseisen die de korpsen hebben ingebouwd). Nader onderzoek en overleg is nodig om dit probleem op te lossen. In de tussentijd wordt gezocht naar een alternatief. Ook wordt gewerkt aan een instrument om het effect van trainingen in de dagelijkse praktijk vast te kunnen stellen. Er zijn verschillende initiatieven genomen om de kwaliteit van de dienstverlening te verhogen, zoals een opleiding voor adviseur ter verhoging van de kwaliteit van de adviesfunctie, validatie van opleidingen en systematische beoordeling van producten op actualiteit van inhoud en vorm.
6.
Kwaliteit kennisfunctie
De kwaliteit van onderzoek aan de Politieacademie wordt op diverse manieren bewaakt. In de eerste plaats is er een stevig systeem van ex ante beoordeling. Onderzoek vanuit de lectoraten wordt besproken met een programcollege en met een kenniskring. Beide zijn divers samengesteld, waarbij zowel mensen uit het onderwijs, de wetenschap als de politiepraktijk vertegenwoordigd zijn.
58
Binnen de Politieacademie bestaat voorts een Commissie advisering Onderzoeksaanvragen. Die commissie, waarin zowel onderwijs, onderzoeks- als politie ervaring is vertegenwoordigd, speelt een belangrijke rol in de beoordeling vooraf van onderzoeksaanvragen. Met name onderzoeksaanvragen gericht op Politie en Wetenschap, NWO en op aio-onderzoekers, worden in deze commissie besproken. Adviezen van de commissie zijn bedoeld om de kwaliteit van de ingediende voorstellen te verbeteren. In de tweede plaats wordt de kwaliteit van het onderzoek aan de Politieacademie ook ex post beoordeeld. In 2008 zullen de lectoraten die in 2005 zijn ingesteld aan een eerste beoordeling worden onderworpen. Die beoordeling is gericht op de inhoudelijke kwaliteit van het onderzoek, maar ook op de doorwerking ervan in het onderwijs en in de politiepraktijk. Nagegaan zal worden in hoeverre de lectoraten hieraan een bijdrage hebben geleverd, en hoe dit verder geoptimaliseerd kan worden. De academie sluit daarbij aan bij het in ons land ontwikkelde systeem Evaluating Research in Context (ERiC). Met dit systeem kunnen methodologische en inhoudelijke aspecten van onderzoek worden beoordeeld, maar ook geplaatst in een perspectief waarin ook de betrokkenheid van verschillende stakeholders van onderzoek van belang is. De binnen de SKO-raad gehanteerde uitgangspunten zullen daarbij als leidraad fungeren: een evaluatiesysteem moet ‘dun, duidelijk en transparant’ zijn. Uitgangspunt is dat lectoren inhoudelijk verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het onderzoek dat binnen het lectoraat wordt verricht. Het College van Bestuur heeft een bestuurlijke eindverantwoordelijkheid. Het college wordt daarbij geadviseerd door de Politiekennisraad. Belangrijke beslissingen inzake kennis en onderzoek worden met de Politiekennisraad besproken. De Politiekennisraad heeft in het bijzonder een adviserende rol als het gaat om de verdeling van de middelen uit Politie & Wetenschap en om de toekenning van Aio-onderzoekers.
59
JAARVERSLAG 2007 POLITIEACADEMIE
HOOFDSTUK 6: ORGANISATIE-ONTWIKKELING EN PERSONEEL
I.
Organisatie-ontwikkeling
In 2005 ging de nieuwe organisatiestructuur in, waarin het initieel en het postinitieel onderwijs is ondergebracht in twee Faculteiten, selectie, examinering en EVC-meting in één Centrum voor Competentiemeting & Monitoring, alle contract- en marktactiviteiten van de Politieacademie in Maatwerk, en alle kennisdiensten in Kennisnetwerk. Vier voorheen aparte stafafdelingen zijn samengebracht in één Bestuurs- en Concernstaf. Al deze onderdelen staan onder de éénhoofdige leiding van een directeur, die bij de grotere eenheden wordt bijgestaan door een of meer hoofden, die samen met hem of haar de directie vormen. 2005 was een opbouwfase, waarin samenhang en onderlinge samenwerking tussen de eenheden (en de bijbehorende hoofdtaken van de organisatie) nog niet groter werd. In 2006 ontstond meer stabilisatie in de nieuwe organisatie-opzet; per organisatie-eenheid deden zich wijzigingen voor, het grootste deel voortkomend uit de grote groei in 2006, zowel bij het initieel als het postinitieel onderwijs, maar vooral bij Maatwerk. Ook die groei is sindsdien een organisatievraagstuk. Samenhang 2007 was een jaar waarin overduidelijk bleek dat het grootste vraagstuk van organisatie-ontwikkeling de interne samenhang is: anno 2008 staat de Politieacademie voor de taak om ten opzichte van korpsen en andere samenwerkingspartners als één samenhangend geheel te opereren. Dat blijkt uit de satisfactiemeting onder korpsen, die consequent aangeven behoefte te hebben aan een eenduidig naar buiten treden van de academie (wie doet wat), al dan niet met behulp van relatiebeheer / relatiemanagementsysteem. Dat bleek ook uit de INK-organisatie-audit van juni 2007. De organisatie-onderdelen van de academie opereren immers als opeenvolgende schakels in een keten (denk bijvoorbeeld aan selectie en initieel onderwijs) en bedienen bovendien alle een en dezelfde politiebranche. Dat zijn belangrijke verschillen met de units van een onderwijs organisatie als een hogeschool of ROC. Intussen is in 2007 ook gewerkt aan het brengen van meer samenhang. In de tweede helft van vorig beroepspraktijk) is de academie onder meer begonnen met de opzet van 1 frontoffice (het 1-loket model). Doel is één ‘ingang’ voor korpsen voor alle relatie- en contractgegevens, of het nu gaat om initieel onderwijs, postinitieel onderwijs dan wel maatwerk. Een bestaand hulpmiddel voor inhoudelijke verbinding en onderlinge samenhang (en verbinding met) het politievak is de indeling in domeinen. Die indeling doorsnijdt alle hoofdprocessen en organisatieeenheden van de Politieacademie. De Politieacademie heeft daartoe (vijf) domeindirecteuren. Elk van lijndirecteuren is ook domeindirecteur, met als taak (vak-) inhoudelijke afstemming tussen initieel en postinitieel onderwijs en tussen onderwijs en de uitoefening van de kennisfunctie (bijv. door onderzoek door lectoren). ‘Naar buiten’ toe onderhoudt de domeindirecteur contact met de RHC-portefeuille houder, intern met de lector en programmamanager van dat domein. Verder brengt lectoren en docenten bij elkaar voor de koppeling onderwijs-onderzoek en organiseert hij academiebrede domeinconferenties, waarin de ontwikkelingen in het vak centraal staan. Dit blijkt de onderlinge inhoudelijke samenhang en herkenbaarheid ‘van buitenaf’ wel degelijk te versterken. Het inrichten, vastleggen en beheersen van (werk)processen die de diverse organisatie-eenheden en hoofdprocessen doorsnijden (studentenadministratie bijvoorbeeld) is vandaag de dag binnen organisaties ook een erkend middel om samenhang te brengen. De beschrijving en inrichting van processen stond in 2007 bij de academie nog aan het begin: een beperkt aantal processen (relaties, producten, etc) is benoemd en per proces is een proceseigenaar aangewezen.
60
Deelbesluiten Bepaalde onderdelen c.q. deeltaken zijn in 2007 academiebreed herbelegd, op een duidelijke manier. Het functioneel beheer van informatiesystemen is vanaf vorig jaar per systeem belegd (de invoering van systeemeigenaarschap). Doel is de gebruikers van de systemen en ‘de ICT-techniek’ die de systemen ondersteunt zo dichter bij elkaar te brengen, juist nu de Politieacademie steeds afhankelijker wordt van de snelheid en juistheid van informatievoorziening. Tot vorig jaar was functioneel beheer binnen de Politieacademie hybride ingericht; deels geconcentreerd, deels verspreid over de organisatie-eenheden. Ook is het beheer van wapens & munitie opnieuw belegd. Naar aanleiding van de uitkomsten van eerder wapenonderzoek is het wapenbeheer in brede zin geconcentreerd: dat is het beheer van wapens, munitie, explosieven en C2000 apparatuur, van de bijbehorende betreffende opslagruimten en van de schietbanen. Een belangrijk element van het plan is ook dat al het beheer in één hand is gelegd, met een functiescheiding ten opzichte van de uitvoering van het onderwijs. Wijzigingen bezetting directeursfuncties 2007 was een jaar waarin met enkele wijzigingen waren in de bezetting van directeursfuncties. Zowel het Centrum voor Competentiemeting & Monitoring als Kennisnetwerk (KNW) kwamen onder interim-leiding. In het eerste geval is er inmiddels structureel voorzien in de functie. Per september belastte het CvB een interim-directeur met de leiding van de eenheid KNW, met onder andere de opdracht om aandacht te hebben voor een bedrijfsvoering die past binnen de Politieacademiebrede kaders, voor de onderlinge samenhang binnen KNW en met andere organisatie-eenheden, voor de (interne) transparantie van KNW en haar activiteiten en voor versterking van sturing. Vooral gericht op de gestelde prioriteiten. De interim-directeur heeft het CvB in november haar ‘foto’ laten zien van KNW, niet alleen van KNW als organisatie-eenheid an sich, maar ook in relatie tot de andere organisatie-eenheden, het CvB en de directe externe omgeving. Daaruit is ten aanzien van KNW een beweging ontstaan, waarin kerntaken voorop komen te staan. Deze beweging werd eind 2007 ingezet en is zodoende in de loop van 2008 afgerond. Het CvB heeft als KNW-kerntaken in ieder geval benoemd onderzoek (KNW als ‘huis van de lectoraten’), waarbij onderzoekscapaciteit binnen KNW organisatorisch en inhoudelijk zal worden gebundeld rond de lectoraten. Ook Politie Kennis Net behoort sowieso tot de kerntaken.
II.
Personeel
a.
Werving en selectie
De toegenomen vraag en het aanbod van onderwijs, werving & selectie, kennis, onderzoek en advisering leidde tot een groei van het aantal medewerkers van 1387 in 2005 naar 1586 in 2006, naar 1865 in 2007. De organisatie had zich in 2006 met name al voorbereid op de voortgaande stijging van studentenaantallen in 2007die in de westelijke locaties al was ingezet. In 2007 zijn er 287 interne vacatures1 en 167 externe vacatures2 opengesteld. In 2007 zijn er 28 loopbaanbegeleiding programma’s geweest waarvan 21 trajecten afgerond. De afgeronde trajecten hebben geleid tot de volgende resultaten: • 2 externe plaatsingen en/of detacheringen; • 10 interne plaatsingen/verschuivingen; • 9 continuering in huidige functie.
c.
Personeelsformatie en Inrichting
In 2006 is de laatste hand gelegd aan de invoering en uitreiking van de functieprofielen. In de eerste helft van 2007 kregen alle medewerkers formeel hun nieuwe profiel uitgereikt. Vanaf dat moment had de Politieacademie in plaats van de ruim 300 ‘oude’ functiebeschrijvingen nog maar ruim 60
61
functieprofielen. Eind 2007 had 88 % van de medewerkers van de Politieacademie de training competentiemanagement gevolgd. 64% van de medewerkers heeft een startgesprek gevoerd.
d.
Professionalisering medewerkers
Algemeen De medewerkers van de Politieacademie professionaliseren zich op allerlei manieren, afhankelijk van de functie die ze uitoefenen: adviesvaardigheden voor adviseurs, projectmatig werken voor projectleiders en –medewerkers, etc. In deze paragraaf beschrijven we daarom alleen een aantal academiebrede vormen van professionalisering. In 2006 is er een professionaliseringswebsite ontwikkeld en is het competentiemodel van Schouten en Nelissen onderzocht op bruikbaarheid. De professionaliseringssite geeft de medewerker de mogelijkheid zichzelf, via het zoeken naar professionaliseringsmogelijkheden, te ontwikkelen. De site heeft de naam ‘Ontwikkel jezelf’ gekregen. In 2007 is de site zowel technisch als inhoudelijk verbeterd. Professionalisering docenten Voor alle docentfuncties geldt dat docenten een Pedagogisch Didactische Aantekening (PDA) moeten hebben dan wel halen. De Politieacademie stelt haar docenten daartoe in de gelegenheid. De PDA-opleiding bestaat als sinds 2002, maar wordt van tijd tot tijd bijgesteld. In 2006 is de PDA ingrijpend aangepast door de uitgangspunten van het politieonderwijs te verwerken in de PDA: het werken met leeropdrachten, de inzet van E-learning, de afsluiting met een proeve van bekwaamheid. In 2007 is met andere woorden de vernieuwde PDA ingegaan, in groten getale, omdat er in 2006 veel nieuwe docenten bijgekomen waren. In 2007 zijn 7 nieuwe PDA groepen gestart waar in totaal 93 docenten van de Politieacademie aan deelnemen. 7 PDA groepen, waarvan 5 reeds gestart in 2006, zijn afgerond. 68 docenten hebben met succes het traject afgesloten. De Politieacademie heeft eerder besloten de kwalificatie voor docenten te verhogen, door naast de PDA ook de kwalificatie van een functiegerelateerd HBO-diploma te vragen. In 2007 heeft de academie een professionaliseringstraject ontwikkeld voor docenten gericht op het behalen van deze HBO-kwalificatie. Dit traject kreeg de vorm van een pedagogisch-didactische minor, die onderdeel kan vormen van een volwaardige HBO-opleiding, met alle kansen van dien voor zittende personeelsleden. De Politieacademie biedt hen ook de daarbij benodigde studiefaciliteiten. Ook is er zo een logisch verband ontstaan tussen de PDA- en de HBO-kwalificatie. De toepassing van deze kwalificatie op nieuwe en zittende docenten loopt uiteen. Professionalisering leidinggevenden Ook in 2007 namen leidinggevenden deel aan de leergang ‘leidinggeven aan onderwijs en kennis ontwikkeling’. Voor directeuren vond in 2006 een ontwikkeltraject plaats dat in een vergelijkbare vorm najaar 2007 gestart is voor de hoofden, ondersteund door Twijnstra Gudde. Naast bovengenoemde twee professionaliseringsactiviteiten voor leidinggevenden van de Politieacademie vonden academiebreed ook plaats: - trainingen competentiemanagement - trainingen gewenste omgangsvormen
62
e.
Arbeidsomstandigheden
Ziekteverzuim Het ziekteverzuim is in 2007 verder gedaald . De trend zoals ingezet in 2006 heeft zich in 2007 gecontinueerd. Het verzuimcijfer van 5, 56% in 2006 is verder gedaald naar 4,3 % in 2007. De verzuimfrequentie is gedaald van 1,29 naar 1,27. Dit zijn gemiddelden over de hele Politieacademie. De verzuimcijfers van de organisatie-eenheden LECD (9,32%), FAP (5,32%), CID (4,84%) en CCM (4,39%) kwamen in 2007 boven het academietotaal van 4,3 % uit. Op het niveau van de Politieacademie bleven de aantallen en percentages gedurende 2007 stabiel. Bij een derde van de begeleide verzuimen zijn psychische aandoeningen gediagnosticeerd. Uitspringers zijn FAP met 42% en FBPL met 37%. Vergelijk Politieacademie 34%. Een kwart van het verzuim heeft fysieke oorzaken. Hier vertoont het FBPL een toename naar 39%. FBPL met 32%, Maatwerk met 31%, KNW met 31%, B&C met 33% en CID met 30% hebben in vergelijking met de rest van de Politieacademie verhoudingsgewijs veel arbeidsgebonden aandoeningen. Dit betreft werkdruk, werkstress etc. Bij het CID worden meer aandoeningen van het bewegingsapparaat (41%) geconstateerd, dan psychische aandoeningen (26%). Het verder verlagen van het ziekteverzuim en het aantal meldingen was ook in 2007 weer een doel. Daarom was er meer gerichte aandacht voor verzuim binnen meerdere organisatieonderdelen, bijv. in de vorm van een belbedrijfsverpleegkundige. Met de aanstelling van een belbedrijfsverpleegkundige is het verzuim binnen het ene onderdeel niet gedaald (bijv. de locatie Amsterdam), maar binnen het andere wel (CID bijvoorbeeld). De belbedrijfsverpleegkundige neemt contact op met de zieke en bespreekt de aard en aanpak van het verzuim met de leidinggevende. De pilot wordt in 2008 afgesloten. De inzet van de belbedrijfsverpleegkundige is dan onderwerp van evaluatie. Fit & Vitaal In 2006 is gestart met het project Fit en Vitaal. Het project bestaat uit het aanbieden van een conditietest (healthcheck) aan de medewerkers van de Politieacademie. De test is in 2007 herhaald. Deelname geschiedt op vrijwillige basis. Ook dit jaar werden de testen uitgevoerd door het bedrijf Active-Living. Naast de healthchecks in de fittestbus werden aan de medewerkers op het zgn. Fitheidsplein een aantal clinics aangeboden rond voeding- en beweegthema’s. Geteste en te testen deelnemers konden daar rond hun healthcheck mee kennis maken om praktische tips voor een gezondere leefstijl te ervaren. Er hebben in totaal 975 medewerkers aan de healthcheck deelgenomen. Voor 636 was dit voor de tweede keer, voor 339 deelnemers was dit de eerste keer. Er waren 332 deelnemers die onvoldoende scoorden voor de fietstest. Aan hen is in 2008 een herkansing aangeboden. De deelnemers die dit jaar conditioneel beter scoorden als in 2006 is een bonus van € 250,- bruto uitgekeerd. Arbo Op de meeste locaties functioneren Arbocommissies, te weten in Rotterdam en Eindhoven, Ossendrecht, Amsterdam en op de Seminarielaan. Arbocommissies vormen een belangrijke schakel in de Arbobeleidscyclus. Zij houden de vinger aan pols inzake de uitvoering van het Plan van aanpak dat volgt op Arbo-risico-inventarisaties en vormen het aanspreekpunt voor Arbo knelpunten. In 2007 zijn voor de tweede keer de IBT docenten door de artsen van Sport Medisch Centrum Papendal gekeurd. Het betreft een keuringscyclus van twee jaar. De uitslag van de keuringen worden vergeleken met de uitslagen van 2005. Dit zal in 2008 resulteren in een rapportage met advies. Naar aanleiding van de rapportage en advies kunnen concrete maatregelen ter bevordering en behoud van de fysieke gezondheid van IBT docenten genomen worden. Binnen de locatie Ossendrecht is een hernieuwde Risico Inventarisatie en evaluatie (RI&E) uitgevoerd. Tevens wordt gewerkt aan Taak Risico Analyses (TRA). Door gebruik te maken van dit instrument wil de academie helder krijgen welke risico’s de trainingen met zich meebrengen. De volgende stap zal zijn deze risico’s zoveel als mogelijk te elimineren.
63
Ook binnen de gebouwen van de concernlocatie Visionpark Apeldoorn heeft een gebouwen RI&E plaatsgevonden. Met name de klimatologische omstandigheden binnen Visionpark verdienen aandacht. Bij de locatie Seminarielaan Apeldoorn is een volledige RI&E uitgevoerd. Op diverse plekken binnen de organisatie zijn werkplekonderzoeken uitgevoed. Deze onderzoeken worden over het algemeen op advies van de bedrijfsarts uitgevoerd.
g.
Welzijn, omgangsvormen en integriteit
Vertrouwenspersoon In 2007 zijn ongeveer 193 meldingen gedaan bij de vertrouwenspersonen. Dit is een lichte daling ten opzichte van 2006 (213 meldingen). Het aantal meldingen gedaan door mannen en vrouwen is gelijk (50%). Ongeveer 50 meldingen hadden betrekking op ongewenst gedrag van leidinggevenden. Het jaarverslag van de vertrouwenspersonen bevat nadere gegevens over de cijfers die nader geïnterpreteerd worden. De Klachtencommissie heeft vanaf het najaar een nieuwe voorzitter. De nieuw samengestelde Klachtencommissie heeft in oktober kennisgemaakt met de nieuwe voorzitter van het college van bestuur. Aan het eind van het verslagjaar is 1 klacht in behandeling genomen die nog niet is afgerond. Op 31 december 2007 waren er 22 vertrouwenspersonen actief. Er zijn 2 nieuwe vertrouwenspersonen in december begonnen 3 hebben afscheid genomen. Er zijn 4 vacatures. In 2007 is de functie van centrale vertrouwenspersoon tot 1 november door een interim ingevuld. Vanaf 1 november is deze opgevolgd door een nieuwe centrale vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersonen zijn 8x bij elkaar geweest voor een werkoverleg, professionalisering en intervisie. Tevens is een 2-daagse training gehouden in het kader van teamvorming. Bureau Integriteit & Veiligheid; interne onderzoeken Het Bureau Integriteit & Veiligheid (BIV) van de Politieacademie heeft een vaste kern van medewerkers, met daaromheen een pool van zo’n 10 medewerkers van de Politieacademie, die BIVonderzoeken als neventaak hebben, als hun capaciteit op dat punt vereist is. Ín 2007 zijn 65 interne onderzoeken uitgevoerd, van verschillende omvang, en geselecteerd uit ruim 200 meldingen; Een deel van deze onderzoeken is nog in behandeling. Naast repressie (onderzoeken naar schendingen van integriteit binnen de academie) richtte het BIV zich in 2007 ook meer op preventie en advisering: meer nog dan de jaren daarvoor bracht het BIV aanbevelingen uit onderzoeken onder de aandacht van de verantwoordelijke personen en ging het vervolgens tot uitvoering daarvan over. Belangrijk is ook om te vermelden dat nieuwe personeelsleden een Betrouwbaarheids- en Geschiktheidonderzoek ondergaan. In 2007 heeft het BIV 560 onderzoeken uitgevoerd.
h.
Arbeidsvoorwaarden & Rechtspositie
Bezwaar- en beroepzaken In 2007 heeft het CvB in totaal 64 bezwaarschriften ontvangen van medewerkers die het niet eens waren met het arbeidsrechterlijke besluit dat zij hadden ontvangen. Van deze 64 bezwaarschriften zijn er 22 bezwaren rechtstreeks door de werkgever in behandeling genomen. Veelal wordt dit afgehandeld middels een gesprek met de leidinggevende wat heeft geleid tot herziening van het genomen besluit. De overige 42 bezwaarschriften zijn doorgestuurd naar de Bezwarenadviescommissie van de Politieacademie. Het jaar 2007 stond in het teken van de invoering competentiemanagement. In het kader hiervan is er voor iedere medewerker van de Politieacademie formeel een functieprofiel vastgesteld, dat in plaats komt voor de functiebeschrijving. Medewerkers hebben naar aanleiding van deze transitie
64
mogelijkheid gehad tot het indienen van een bezwaarschrift. Van de 64 bezwaarschriften zijn er 45 gericht tegen het functieprofiel dat de medewerker heeft ontvangen. Hiervan zijn er 27 bezwaarschriften doorgestuurd naar de Bezwarenadviescommissie. Van de 42 bezwaarschriften heeft er voor 4 bezwaarschriften nog geen hoorzitting plaatsgevonden. Daarnaast is 1 bezwaarschrift juridisch niet-ontvankelijk verklaard en daardoor niet in behandeling genomen. Uiteindelijk heeft de commissie over 37 bezwaren een advies uitgebracht. Hiervan heeft de Bezwarenadviescommissie voor 27 bezwaren aangegeven dat zij geen grond zien voor heroverweging van dit besluit en dat er voor 10 wel grond is voor heroverweging van het besluit. Het College van Bestuur het met betrekking tot de gegronde bezwaarschriften 7 keer het advies van de Bezwarenadviescommissie overgenomen in haar beslissing. Digitaal Reiskosten Declaratiesysteem (DRD) Per 1 januari 2007 zou er één landelijke reisregeling komen. Dit is echter niet gebeurd, waardoor de Politieacademie in 2007 heeft gewerkt met een tijdelijke reisregeling. Hierbij is gewerkt met een digitaal reiskostendeclaratie-systeem. Dit is in 2007 ongewijzigd gebleven voor het eigen vervoer. Regionaal georganiseerd overleg (RGO) Het RGO is met ingang van 1 januari 2007 buiten werking gesteld. In het verband hiermee waren in 2006 de binnen de Politieacademie geldende rechtspositionele regelingen geïnventariseerd, in overleg met het RGO.
i.
Politiemedaille / Legpenning en ambtsjubilea
Op initiatief van de Raad van Hoofdcommissarissen heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het voorjaar 2006 een Politiemedaille ingesteld voor executieve medewerkers. Daarnaast is het initiatief genomen om voor administratief-technische medewerkers een legpenning in te voeren. Dit voor trouwe en langdurige dienst bij de Nederlandse politie (12½, 25 en 40 jaar). De Politieacademie is in 2007 gestart met de inhaalslag 25- en 40-jarig politiejubileum voor medewerkers die op 1 april 2006 al 25 of 40 jaar politiedienst hebben vervuld. Zij krijgen (met terugwerkende kracht) de Politiemedaille c.q. legpenning uitgereikt. De bijeenkomsten hebben plaatsgevonden op: 30 augustus 2007, 13 december 2007 en 19 december 2007. In totaal zijn er voor de inhaalslag het volgende aantal medewerkers uitgenodigd: - Politiemedaille: 398 medewerkers - Legpenning: 135 medewerkers Met ingang van 2008 is de uitreiking van de Politiemedaille en legpenning aan medewerkers een standaard onderdeel van de jaarplanning van de Politieacademie.
j.
Diversiteit personeelsbestand
De verhouding leidinggevende mannen en vrouwen stond 31-12- 2007 op 71% man versus 29% vrouw. Het percentage allochtonen per onderdeel ziet er op 31-12-2007 als volgt uit (volgens de Wet Samen): Organisatieonderdeel B&C CCM CID FAP FBPL KNW LECD MW SPL Totaal
Onbekend Valt niet onder wet Valt onder wet Valt onder wet Totaal samen samen samen Aantal Aantal Aantal % Aantal 4 92 2 2 98 11 192 19 8,6 222 11 208 11 4,8 230 107 322 29 6,3 458 21 418 17 3,7 456 4 144 11 6,9 159 11 4 26,7 15 40 164 10 4,7 214 12 1 7,7 13 198 1563 104 5,6 1865
65
Kerncijfers 2007 Aantal Medewerkers naar geslacht op 31-12-2007 M V Organisatieonderdeel Aantal Aantal B&C 55 CCM 69 CID 125 FAP 260 FBPL 324 KNW 89 LECD 3 MW 111 SPL 4 Totaal 1040
Totaal Aantal 43 153 105 198 132 70 12 103 9 825
98 222 230 458 456 159 15 214 13 1865
Tijdelijk personeel in aantallen en % op 31-12-2007
Organisatieonderdeel B&C CCM CID FAP FBPL KNW LECD MW SPL Totaal
Tijdelijk Aantal
Vast Aantal 9 53 13 34 49 22 2 45 4 231
Totaal Aantal 89 169 217 424 407 137 13 169 9 1634
% Tijdelijk 98 222 230 458 456 159 15 214 13 1865
10,1 31,4 6,0 8,0 12,0 16,1 15,4 26,6 44,4 14,1
Leeftijdsopbouw in aantallen medewerkers op 31-12-2007 Aantal <30 183 30-39 450 40-49 572 50-59 578 >=60 82 Totaal 1865 Aantal medewerkers naar functie 31-12-2007 Totaal Docent Overig B&C 98 98 CCM 222 222 CID 230 230 FAP 458 269 189 FBPL 456 251 205 KNW 159 159 LECD 15 15 MW 214 51 163 SPL 13 13 Totaal 1865 571 1294 Ontwikkeling ziekteverzuim en frequentie 2007 Totaal M V Ziekteverzuim-percentage 4,02% 4,75% 4,31% Frequentie 0,53 0,79 0,64
66
Medezeggenschap. De OR heeft een separaat jaarverslag medezeggenschap uitgebracht, dat in de vorm van een Politieacademie Special is uitgekomen en aan alle medewerkers verstrekt. Hieronder enkele hoofdlijnen. De OR is 2007 betrokken bij diverse besluitvormingstrajecten die al eerder waren ingezet. Huisvesting is zo’n vast punt op de OR- en de Overlegvergaderingen, met name de nieuwbouw op de concernlocatie aan de Arnhemseweg te Apeldoorn. Andere huisvestingsprojecten die op de ORagenda stonden waren de nieuwe locatie en schietbaan te Drachten, de nieuwe locatie Eindhoven, de nieuwe locatie te Amsterdam, de samenwerking met het regiokorps Den Haag in verband met de locatie Ypenburg en de strategische alliantie met het KLPD het regio korps Utrecht te Leusden. Daarnaast was er veel overleg over de tijdelijke locatie op Mennorode te Elspeet van het domein Leiderschap. In het kader van nieuwbouw en verbouw denkt de OR ook mee over het thema Inspirerend Samenwerken, ook wel het flexibele kantoorconcept genoemd. Dit is ook een speerpunt van de OR. Een ander speerpunt van de OR is het leeftijdsfasebewust personeelsbeleid. De HBO-kwalificatie voor docenten stond regelmatig op de agenda. Het kader is inmiddels duidelijk en er wordt gewerkt aan een definitieve regeling die aan de OR wordt voorgelegd. Bij de medewerkers is er veel vraag naar deze definitieve notitie i.v.m. de kansen die dit aan medewerkers biedt. Ook naar de studiefaciliteiten en de vervanging van docenten die studeren bevragen medewerkers de OR veel. Andere belangrijke punten van OR-overleg waren: de Boardletter en de productbegroting in het kader van financiën, de Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) en de verzuimcijfers in het kader van arbeidsomstandigheden, fit en vitaal – de uitkomsten van de opzet in 2006 en 2007 – en het verdere vervolg, het Competentiemanagement (CM) voor wat betreft de voortgang en een tussenstand van zaken. Commissies op het gebied van P&O, F&B, KAM en Onderwijs en Kennis bereiden stukken voor of voeren vooroverleg met deskundigen. Daarnaast zijn de commissies veiligheid, huisvesting en diversiteit actief. Door de snelle groei van een aantal onderdelen van de Politieacademie, de vele huisvestingsprojecten en het beter administratief op orde brengen van alle activiteiten (in control) van de Politieacademie is er voor de uitoefening van medezeggenschap sprake van een dynamische periode, die veel betrokkenheid en inzet vraagt van zowel het leiderschap als de medezeggenschap. Er zijn in 2007 11 OR- en Overlegvergaderingen gehouden. De deelname is in het algemeen goed. Door ziekte, hoge werkdruk en verandering van werkzaamheden zijn er met enige regelmaat afzeggingen. Twee vertrekkende OR-leden (andere werkzaamheden) zijn vervangen. Verslagen en agenda’s worden op intranet gepubliceerd en collega’s worden uitgenodigd om te reageren. Naast de reguliere vergaderingen was er een informele bijeenkomst met het CvB en de directeuren in het voorjaar en een zogenaamd ‘’benen op tafel’’ overleg met het CvB in het najaar. Tussen de reguliere overlegvergaderingen is er overleg tussen het CvB en het DB-OR en tussen de voorzitter CvB en de voorzitter OR. Voor de professionalisering en binding zijn een viertal scholingsdagen gehouden. De eendaagse bijeenkomsten zijn meestal te Apeldoorn. De tweedaags te Ossendrecht of Warnsveld De inhoud van de scholing wordt door medewerkers van de Politieacademie verzorgd (financiën, personeelszaken enz.) en voor wat betreft specifieke OR-zaken door externen. Ter afstemming tussen de OR en de OC’s vindt er driemaal per jaar een voorzittersoverleg te Apeldoorn plaats.
67
JAARVERSLAG 2007 POLITIEACADEMIE
HOOFDSTUK 7: STRATEGIE EN SAMENWERKING 1.
Strategie
In 2005 bracht het CvB het strategisch Beleids- en Actieplan 2006 - 2010 (de ‘strategische kalender’) uit. Kenmerken van dit plan zijn dat het zowel de algemene koers als de meer specifiek te behalen resultaten (56 stuks) beschrijft, dat het vooral een intern plan is en dat het in 6 hoofddoelen is ingedeeld (per hoofdtaak, dus geen overkoepelend plan). De indeling in deze doelen kwam daarna telkens terug in de begrotingen, jaarplannen, MARAP’s, etc. Sinds het strategisch plan 2006-2010 zijn er geen nieuwe richtinggevende ‘totaalplannen’ verschenen, ook niet in 2007. Wel is de inhoud van de kaderbrieven 2007 en 2008 en van het 10-jaren investeringsplan richting gevend geweest. Ook heeft het CvB eind 2006 en begin 2007 met het beeld van ‘Maatschappelijk Topinstituut’ in een paar woorden de ambitie van de Politieacademie voor de komende jaren neergezet. De opzet van het strategisch plan is destijds bewust gekozen om de 56 te behalen resultaten van jaar tot jaar te kunnen beoordelen / toetsen op de voortgang. In juli heeft het CvB in een (intern) startdocument de voortgang op elk van die 56 punten samengevat. Gevoegd bij de uitkomsten van alle evaluaties 2007 (onder andere INK, evaluatie Politieonderwijs), gaf dat na de zomer van 2007 een compleet beeld van ‘waar de academie in haar ontwikkeling staat’. 2007 was een jaar van nieuwe landelijke beleidsprogramma’s en -afspraken op het gebied van veiligheid. Het Kabinet bracht het Veiligheidsprogramma uit (juni 2007) in vervolg op het Regeerakkoord (februari 2007). De Ministers en de Politie (KBB/RHC) maakten afspraken over hun gezamenlijke landelijke prioriteiten in de periode 2008-2011 en over criteria voor samenwerking tussen korpsen op het gebied van beheer. De nadruk lag vorig jaar dan ook niet zozeer in het zelf leggen van strategische lijnen, maar in het aansluiten bij deze landelijke programma’s en prioriteiten. De Politieacademie ondersteunt de politie door professionalisering (onder andere via onderwijs) en door verdere ontwikkeling van het politievak (onder andere via onderzoek). Landelijke beleidsprogramma’s op het gebied van veiligheid geven richting aan deze ondersteunde rol. Hoofdstuk 2 bevat een overzicht daarvan.
2.
Samenwerking
De laatste jaren wordt het aantal strategische samenwerkingsrelaties van de academie (vaak in de vorm van een samenwerkingsovereenkomst of een intentieverklaring) steeds groter. Dit weerspiegelt de voortgaande verbreding van het veiligheidsdomein en de verdergaande vermaatschappelijking van de politie. Hieronder een uitsnede daarvan, mede op basis van ontwikkelingen in 2007. Regulier onderwijs Met de invoering van het initieel onderwijs zijn meerdere ROC’s en hogescholen bij de uitvoering van het initieel onderwijs betrokken geraakt. Vervolgens is, met de invulling van de kennisfunctie het netwerk binnen het reguliere onderwijs ook verbreed naar universiteiten c.q. onderzoeksinstellingen als Clingendael en ook TNO. Koninklijke Marechaussee Heel intensief is sinds 2004 de samenwerking tussen Politieacademie en Koninklijke Marechaussee. Medewerkers van de KMar nemen deel aan politieonderwijs en politiemedewerkers maken gebruik van onderwijs bij het Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum KMar (LOKKMar, voorheen OCKMar). Politieacademie en KMar werken vooral heel concreet samen bij de uitvoering van onderdelen van het postinitieel onderwijs op de diverse domeinen (recherche, gevaarsbeheersing)
68
Voorbeelden van politieonderwijs waaraan medewerkers van de KMar deelnemen, zijn opleidingen op het gebied van zeden, vuurwapens, financieel rechercheren, algemene recherche en verdovende middelen. Voorbeelden van KMar-onderwijs waaraan politiefunctionarissen deelnemen, zijn cursussen op het terrein van documenten, grensbewaking en vreemdelingentoezicht. Doelstelling is om het onderwijs betreffende recherche, drugs en zeden exclusief bij de Politieacademie te laten plaatsvinden en het onderwijs op het gebied van documenten, grensbewaking en vreemdelingenrecht exclusief bij de KMar te beleggen. Ook gevaarsbeheersing is een domein waarop de academie en KMar samenwerken De KMar en de Politieacademie wisselen bestaande kennis uit op het gebied van internationale politiemissies, terreurbestrijding, grootschalig optreden, opsporing, documenten en explosieven. Dit gebeurt door docentenuitwisseling, gezamenlijke themadagen en conferenties, via PKN, etc. Nederlands Forensisch Instituut, Hogeschool en Universiteit van Amsterdam De Politieacademie en deze drie partijen werken op het gebied van Forensische Kennis (en opleidingen) veelal al op billaterale basis samen. Verdergaande samenwerking kan een belangrijke meerwaarde opleveren en een bijdrage leveren aan de opsporing en vervolging, door te voorzien in de grote vraag naar forensisch-technische specialisten. Partijen zijn in 2007 een convenant aangaan, waarin ze hun intenties tot een dergelijke samenwerking bezegelen.. De intenties zijn onder andere gericht op de totstandkoming van een vooraanstaand expertisecentrum op het gebied van Forensische Wetenschappen. Ook sluiten de opleidingen op elkaar aan: de bacheloropleiding Forensisch Onderzoek (HvA) geeft bijv. toegang tot de Masteropleiding Forensisch Technisch Recherchekundige van de Politieacademie. NIFV & Defensieacademie in februari 2007 sloten de Nederlandse Defensieacademie, het Nederlands Instituut voor Fysieke Veiligheid en de Politieacademie een convenant over onderlinge samenwerking in opleiden, kennis genereren, en (multi-disciplinair) oefenen. Dit convenant is de basis geweest voor de ontwikkeling van een Contourenplan CENS: Center of Excellence for National Safety and Security, een landelijke infrastructuur voor multi-disciplinair opleiden, trainen en (met name) oefenen en kennisontwikkeling. CENS beoogt de kwaliteit van multidisciplinair opleiden en oefenen te verhogen en daarmee de nationale veiligheid. Het plan sluit aan bij de beleidsvoornemens van het Rijk, zoals onder meer verwoord in de BZK-nota ‘Strategie Nationale Veiligheid’ en het werkprogramma 2007-2008’. De vorming van Veiligheidsregio’s stimuleert naar verwachting de multi-disciplinaire samenwerking (Politie – Brandweer – GHOR – Defensie). De behoefte aan het houden van multi-disciplinaire oefeningen zal daarmee groeien. Het CvB verzocht de Minister van BZK om een nadere opdracht, met bijbehorend budget tot uitwerking van het contourenplan, op basis van een door BZK gestelde behoefte (en rekening houdend met de RHC-reactie op de eerdere verzoeken van de Minister). Samenwerking VtS Ook met de VtS sloot de academie een convenant tot samenwerking, in dit geval tot toepassing van (nieuwe) technologie en wetenschappelijke inzichten in de veiligheidssector. In dit samenwerkingsverband komt de core-business van elk van de partners samen, met name de ontwikkeling van kennis in brede zin (academie) en de technologische kracht van (te ontwikkelen) ICTsystemen en -middelen (VtS). Dit moment is van strategisch belang om de intentie tot verbinding tussen academie en VtS vast te leggen: beide ondersteunen, ieder vanuit hun kerntaak, de uitoefening van de politietaak en kunnen elkaar daarin versterken. Veiligheidsplatform kennisinstellingen Op initiatief van Politieacademie, NIBRA en HBO-Raad is in het kader van integrale veiligheidszorg destijds het ‘Veiligheidsplatform Kennisinstellingen’ opgestart, een bestuurlijk platform van waaruit een of meer deelnemers waar mogelijk bilaterale afspraken maken over onderlinge samenwerking maken en uitvoeren. Dit platform heeft in 2007 een doorstart gemaakt, op initiatief van de externe voorzitter.
69
JAARVERSLAG 2007 SPECIFIEK DEEL Verantwoording: 1. Treasury 2. Besteding bijzondere bijdragen 3. Risico’s en ontwikkelingen
70
JAARVERSLAG 2007 POLITIEACADEMIE SPECIFIEK DEEL HOOFDSTUK 1: TREASURY Inleiding De treasuryparagraaf in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de financieringsinvulling en het liquiditeitsbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf bij het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de beleidsplannen zoals deze zijn opgenomen bij de begroting en de realisatie hiervan. De paragraaf is als volgt ingedeeld: • • • •
Algemene ontwikkelingen Treasurybeheer Organisatie treasury en informatievoorziening Administratieve organisatie en interne controle
Algemene ontwikkelingen Het boekjaar wordt afgesloten met een negatief resultaat (na bestemming) van € 3.606 waarbij in de begroting werd uitgegaan van een negatief resultaat van € 998. De groei van het geïnvesteerd vermogen is in 2007 met € 25.967 (21,5%) achtergebleven ten opzichte van de begroting. Eind 2007 is € 94.889 langlopend vastgelegd. Voornaamste oorzaak hiervan vormt de vertraging in de realisatie van de geraamde investeringen in met name (her)huisvesting. De algemene reserve vertoont een positief saldo, maar heeft zich in 2007 negatief ontwikkeld ten opzichte van de begroting. De financieringsreserve blijft gelijk. Eind 2007 bedraagt het totale eigen vermogen € 99.859 en valt daarmee € 4.365 lager uit dan begroot. Voornaamste oorzaak hiervan vormt het negatieve exploitatieresultaat over 2007. De liquiditeitsratio van de Politieacademie blijft eind 2007 boven de streefwaarde en bedraagt 1,41. Ondanks een daling van 0,62 valt de liquiditeitsratio 0,55 hoger uit dan begroot. Voornaamste oorzaak hiervan vormt de vertraging in de realisatie van de geraamde investeringen in met name (her)huisvesting waardoor het saldo liquide middelen € 16.422 hoger uitvalt dan begroot. De solvabiliteit van de Politieacademie komt, ondanks een lichte daling van 0,07%, eind 2007 uit op 64,58% en valt daarmee 4,49% lager uit dan begroot. Het weerstandsvermogen blijft daarmee niet binnen de door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gestelde bandbreedte. Toekomstige ontwikkelingen ten aanzien van met name het aantrekken van langlopende financieringen zullen er mede voor zorg dragen dat de solvabiliteit in de loop van 2008 weer binnen de gestelde bandbreedte zit. Het huidige treasurystatuut van de Politieacademie is afgestemd op de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido). Deze wet beoogt met name solide financiering, beheersing van rentefluctuaties en transparantie te bevorderen. Het voornemen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bestaat om de Politieacademie niet meer onder de werking van de Wet fido te laten vallen. Een belangrijke overweging voor deze aanpassing is dat de Politieacademie als rechtspersoon met een wettelijke taak (RWT) sinds 1 juli 2005 imperatief deelneemt aan het Geïntegreerd Middelen Beheer (GMB) en het niet in lijn is met de andere RWT’s om de Politieacademie onder twee regimes van regelgeving te laten vallen. Deze verandering maakt het noodzakelijk dat het eigen treasurybeleid
71
en daarmee het treasurystatuut, bij de Politieacademie opnieuw dient te worden vastgesteld. De nieuwe handreiking voor de treasuryfunctie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), welke tot stand is gekomen in samenwerking met een vertegenwoordiging van de Politieregio’s, zal hierbij als uitgangspunt dienen. Treasurybeheer Risicobeheer Overeenkomstig de doelstellingen van de Wet Fido heeft het beleid van de Politieacademie zich gericht op solide financiering en beperking van risico’s. Op het gebied van treasurybeheer is er geen sprake geweest van noemenswaardige wijzigingen in de uitvoering van de hieraan gerelateerde werkzaamheden. Renterisico De ontwikkeling van de rente is nauwlettend gevolgd. Om een beeld te kunnen vormen voor de historische en de actuele renteontwikkeling/-verwachting is er een overzicht bijgehouden van het verloop van de rentes bij het Ministerie van Financiën. Dit overzicht is wekelijks bijgewerkt. De Politieacademie baseerde haar rentevisie in 2007 op onder andere de rentevisie van De Nederlandsche Bank (DNB) en enkele andere gezaghebbende financiële instellingen. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen is deze rentevisie geactualiseerd. Door middel van onder andere een maandelijkse nieuwsbrief, een wekelijks marktoverzicht en een dagelijks (actueel) marktoverzicht is door Montesquieu Finance B.V. inzicht verstrekt over de belangrijkste externe ontwikkelingen. Renterisico kortlopende financiering. Het beleid van de Politieacademie is gericht op het inperken van renterisico’s op kortlopende financiering. Aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten, geldt juist voor korte financiering dat het renterisico aanzienlijk kan zijn. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering is er een kasgeldlimiet opgenomen. Deze kasgeldlimiet, welke door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de Politieacademie is gesteld op € 18.500, is in 2007 niet overschreden. Dit is ook het bedrag waarvoor het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties maximaal een garantie heeft afgegeven richting het Ministerie van Financiën. Dit geeft de bovengrens aan van schulden korter dan een jaar. Het renterisico op korte schulden wordt hierdoor beperkt. Er is in 2007 geen gebruik gemaakt van rekening-courant krediet. Renterisico langlopende financiering. Het beleid van de Politieacademie is gericht op het inperken van renterisico’s op langlopende financiering. Er zijn in 2007 geen langlopende financieringen aangetrokken waarbij sprake is van renterisico’s.
Financiering Financiering Ten einde de renteresultaten te optimaliseren richt het financieringsbeleid van de Politieacademie zich primair op een maximaal toelaatbare financiering van investeringen in vaste activa met de intern beschikbare financieringsmiddelen. Ondanks dat het gerealiseerde volume aan geraamde investeringen in 2007, ten gevolge van vertraging, achterblijft op de investeringsbegroting, zal de druk op de liquiditeitspositie in de toekomst toenemen. De omvang van geraamde (toekomstige) investeringen in met name (her)huisvesting, zal het huidige liquiditeitsoverschot vanaf 2008 doen omslaan in een structureel liquiditeitstekort waardoor de Politieacademie, mede ter verbetering van haar liquiditeitspositie, genoodzaakt zal zijn langlopende financieringsmiddelen aan te trekken. De Politieacademie heeft, met instemming van de Raad van Toezicht, besloten om hiertoe leningen af te sluiten bij het Ministerie van Financiën onder toepassing van verschillende financieringstechnieken. Differentiatie in rentetypische looptijden en hoofdsommen zal plaatsvinden naar voortschrijdend inzicht en zoveel mogelijk worden afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.
72
In de begroting werd uitgegaan van een gemiddeld renteniveau van 4,5% voor de kapitaalmarktrente. In juni 2007 zijn, op basis van de liquiditeitsontwikkeling en de renteontwikkeling/-verwachting, voor 2008 en 2009 een viertal uitgestelde geldleningen gesloten bij het Ministerie van Financiën met de onderstaande modaliteiten: • • • •
€ 15.000, looptijd 30 jaar, stortingdatum 02-06-2008, rente 4,55%, aflossingsvrij. € 10.000, looptijd 20 jaar, stortingdatum 02-01-2009, rente 4,57%, aflossingsvrij. € 10.000, looptijd 15 jaar, stortingdatum 02-03-2009, rente 4,51%, aflossingsvrij 10 jaar. € 5.000, looptijd 10 jaar, stortingdatum 02-03-2009, rente 4,43%, aflossingsvrij 5 jaar.
Voor deze leningen geldt: - Vervoegd aflossen tegen marktwaarde en zonder boete is mogelijk. - Rentevaste periode voor de totale looptijd. - Renteconventie (actual/actual). - Rentebetaling per 12 maanden achteraf. - Aflossing per einde looptijd of lineaire aflossing per kwartaal. Uitzetting Bij het beleid van de Politieacademie ten aanzien van langlopende beleggingen ligt het accent vooral op beheersing van mogelijke risico’s. Er waren in 2007 geen langlopende beleggingen. Koersrisico’s op langlopende beleggingen zijn dan ook niet aanwezig geweest. Relatiebeheer De Politieacademie draagt zorg voor een duurzame toegang tot de financiële markten en voor de permanente beschikbaarheid van bancaire diensten tegen minimale kosten. De Politieacademie heeft hiertoe permanent contacten onderhouden met onder andere het Ministerie van Financiën, haar ‘huisbankier’ N.V. Bank Nederlandse Gemeenten, de ABN AMRO Bank en Montesquieu Finance B.V.
Kasbeheer Geldstromenbeheer Bij het beleid van de Politieacademie ten aanzien van het beheer van geldstromen ligt het accent vooral op beheersing van mogelijke risico’s. Ook in 2007 is er voortdurend naar gestreefd het kasverkeer te beperken. De bankrekeningstructuur is optimaal afgestemd gebleven op de structuur van de organisatie en de bankbetalingen zijn centraal uitgevoerd. Saldo- en liquiditeitenbeheer Het saldo- en liquiditeitenbeheer is gericht op de structurele nakoming van financiële verplichtingen op korte termijn tegen aanvaardbare kosten en risico’s. Basis voor het saldo- en liquiditeitenbeheer vormt de bestaande financiële positie en een liquiditeitsplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland (exploitatie, voorzieningen, aflossingen, investeringen etc.). Het verloop van de liquiditeit is dagelijks bijgehouden. Het grootste deel van de inkomsten van de Politieacademie wordt gevormd door de rijksbijdrage van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties welke per kwartaal vooraf beschikbaar wordt gesteld. Dit leidt er toe dat het liquiditeitsoverschot aan het begin van een kwartaal hoger is dan aan het einde van het kwartaal. Tijdelijk overtollige liquide middelen zijn, afhankelijk van de liquiditeitsprognose en de renteontwikkelingen/-verwachtingen, voor een deel actief uitgezet in deposito’s van verschillende hoofdsommen en looptijden bij het Ministerie van Financiën.
73
CASH FLOW OVERZICHT 2007 BEGROTING VS. REALISATIE (VALUTAIR SALDO)
(x € 1.000,-)
RENTEBATEN 2007 (CUMMULATIEF) BEGROTING VS. REALISATIE (ACCRUAL ACCOUNTING)
(x € 1.000,-) 2.000
80.000 1.800 70.000
1.600
60.000
1.400
50.000
1.200 1.000
40.000
800 30.000 600 20.000
400
10.000
200
-
dec
jan
feb
mrt
apr
BEGROTING 2007
mei
jun
jul
aug
sep
okt
REALISATIE 2007
nov
dec
dec
jan
feb
mrt
apr
BEGROTING 2007
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
REALISATIE 2007
De omvang van het gemiddelde overschot aan liquide middelen in 2007 (valutair saldo) bedraagt in totaal € 49.794. De werkelijke opbrengst van het totaal van de rentebaten over de rekening-couranttegoeden en de deposito’s over 2007 bedraagt € 1.933 en valt hiermee € 1.533 hoger uit dan de geraamde opbrengst rentebaten van € 400. Als direct gevolg van de vertraging in de realisatie van de geraamde investeringenuitgaven valt het saldo van het gemiddelde overschot aan liquide middelen aanzienlijk hoger uit dan het begrote saldo. Het gemiddelde rentetarief voor saldi in rekening-courant is met 102 basispunten gestegen van 2,84% (2006) naar 3,86% (2007). In de begroting werd uitgegaan van een gemiddeld rentetarief van 3,80%. Het werkelijk gemiddelde rendement op liquide middelen is met 94 basispunten gestegen van 2,94% (2006) naar 3,88% (2007). Organisatie treasury en informatievoorziening De treasuryactiviteiten en de informatievoorziening daarover zijn ondergebracht binnen de productgroep Financiën & Control van de Bestuurs- & Concernstaf. Wijzigingen van betekenis in de organisatie en/of de informatievoorziening hebben zich in 2007 niet voorgedaan. Administratieve organisatie en interne controle Bij de uitvoering van de treasuryactiviteiten en de informatievoorziening daarover zijn de relevante wet- en regelgeving en de in het treasurystatuut bedoelde procedures en functiescheidingen in acht genomen.
74
JAARVERSLAG 2007 POLITIEACADEMIE SPECIFIEK DEEL HOOFDSTUK 2: VERANTWOORDING BESTEDING BIJZONDERE BIJDRAGEN In dit hoofdstuk wordt de besteding van bijzondere bijdragen verantwoord. In sommige gevallen is daarbij een overlap met deel I A. van dit jaarverslag, in die zin dat daar bepaalde resultaten of activiteiten al beschreven zijn, maar dan nog niet in relatie tot de bekostiging ervan, i.c. in de vorm van een bijzondere bijdrage waarvan de besteding per activiteit afzonderlijk verantwoord moet worden, zoals in dit hoofdstuk, dat als volgt is ingedeeld: 1. Bijzondere bijdragen voor de onderwijsfunctie 2. Bijzondere bijdragen voor de kennisfunctie 3. Bijzondere bijdragen voor overige thema’s Aan het eind van dit hoofdstuk is een tabel met een totaaloverzicht van de bijzondere bijdragen. 1. Bijdragen voor de onderwijsfunctie a. PO 2002 Tot 2006 werden de Pedagogisch Didactische Aantekening en de training Trajectbegeleiders uit deze bijdrage bekostigd. Dit is echter vanaf 1 januari 2007 niet meer mogelijk. Het resterende budget is gereserveerd voor de ‘doorimplementatie’ van het nieuwe onderwijs. In 2007 is hiervan niets aangewend. Over de financiering van de doorimplementatie is door het CvB nog geen besluit genomen. Het saldo bedraagt op 31 december 2007 € 474.000. Dit bedrag is gereserveerd om in 2008 te worden uitgegeven.
b. Internationaal Politie Onderwijs Achtergrond De ambities van de Politieacademie houden in dat internationale ontwikkelingen systematisch en vollediger worden verwerkt in de producten en de bedrijfsprocessen van de Politieacademie. Uitgangspunten zijn daarbij dat het ‘halen en brengen’ meer in balans komt, dat er internationaliseringactiviteiten worden gekwantificeerd, en dat internationalisering waar mogelijk plaatsvindt via de bestaande organisatorische routines (normalisering). Operationalisering De afdeling IPO werkt samen met de andere onderdelen van de organisatie de probleemstelling uit in concrete voorbeelden en verbetervoorstellen. IPO belegt hiervoor werkoverleg met de managementteams van alle organisatie-eenheden. Realisatie Een van de belangrijke doelstellingen van internationalisering binnen de Politieacademie en de Nederlandse politie is het normaliseren ervan. Met normalisering worden twee dingen bedoeld. Allereerst wordt het proces beoogd om de organisatie op een bewuste manier en in de breedte in contact te brengen met internationale invloeden, teneinde deze waar mogelijk en nuttig of nodig te verweven met de nationale werkomgeving. Concreet betekent dit dat veel collega’s in de gelegenheid worden gesteld om in een internationale context ervaring op te doen. Bijvoorbeeld in lesgeven, onderzoek, kennisuitwisseling, administratie et cetera. Dat kan ook door gebruikmaking van ICT om bijvoorbeeld internationale literatuur te scannen of netwerken te onderhouden. De Politieacademie maakt deel uit van het CEPOL netwerk. Dit netwerk biedt, zoals inmiddels al veel collega’s ervaren hebben, veel opstapmogelijkheden voor internationaal werk. Daarnaast hebben inmiddels al vele onderdelen en individuele collega’s samenwerkingsverbanden in Europa en daarbuiten. Dit proces dient zich verder te ontwikkelen. De tweede betekenis van normaliseren is de notie dat zoveel als mogelijk internationaal werk wordt georganiseerd via de lijnen van de staande organisatie. Ook onderdelen van de Politieacademie houden in de vormgeving van hun organisatie en bedrijfsprocessen al rekening met internationaal werkaanbod. De hoofdafdeling IPO dient dit proces te stimuleren en te coördineren zonder zelf beslag te leggen op alle werkaanbod in deze sector. Ten opzichte van een jaar of 8 geleden is de benadering
75
van Internationaal al behoorlijk gewijzigd. Vooruitkijkend dient er ook nog veel te gebeuren. Onze infrastructuur dient verder te worden aangepast aan internationaal gebruik. Cursusaanbod zal waarschijnlijk meer dan nu het geval is in de Engelse taal worden aangeboden. Er dient interne knowhow ontwikkeld te worden met betrekking tot de omgang met Europese regelgeving. Daarmee hangt samen dat de taalvaardigheid van al onze medewerkers versterkt wordt. Afgeleid van de doelstellingen in het jaarplan 2007 zijn de volgende resultaten bereikt: 11 Buitenlandse delegaties ontvangen, Voorzitterschap uitgevoerd van de Working group on learning, Plaatsvervangend voorzitterschap Annual Program Commission, Accreditatie van de initiële Masteropleiding georganiseerd, Projectuitvoering Macedonië conform projectplan, Projectuitvoering Indonesië conform projectplan, Bemiddeling 6 gasten in het kader Exchange Programma, Participatie Executive committee AEPC, Participatie Governing Board CEPOL, Participatie en initiatie intern overleg, Advieswerk ten behoeve van het College van Bestuur, Bemiddeling 40 cursisten ten behoeve van CEPOL activiteiten, Bemiddeling en begeleiding medewerkers Politieacademie in CEPOL/AEPC werkgroepen.
c. Leren en ICT Jaarlijks wordt een bedrag van € 4.400K toegekend door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dat bedrag dient ter dekking van zogenaamde apparaatkosten (PKN en de afdeling Leren & ICT) en een structureel volume aan projectkosten. De te bekostigen projecten voldoen aan de volgende criteria: De projectresultaten dragen bij aan de realisering van 25% ICT-gerelateerd onderwijs conform functioneel ontwerp; Het betreffen nieuwe ontwikkelingen; onderhoud wordt geacht in de reguliere bekostiging te zijn opgenomen; Investeringen in duurzame productiemiddelen (computers, auto’s, gebouwen, e.d.) worden niet uit dit budget bekostigd, omdat deze leiden tot structurele afschrijvingslasten en derhalve tot het structureel belasten van het budget. Structurele kosten worden ook geacht in het reguliere budget vergoed te worden; Investeringen in duurzame productiemiddelen in geval van een pilot zijn wel mogelijk, bijvoorbeeld het eenmalig uitproberen van een nieuwe ict-ontwikkeling; Geen bekostiging van marktactiviteiten ofwel geen kruisfinanciering; Voorrang wordt gegeven aan projecten die aansluiten bij de strategische prioriteiten van de Politieacademie. Ten aanzien van het beheer is een planning & control systematiek ingericht, die leidt tot afzonderlijke plannings- en verantwoordingsrapportages. Meerjarenprognose van de bestedingen Vanaf 2006 wordt de budgettoekenning in de financiële administratie geboekt als onderhanden werk. Dit resulteert in een verbeterd inzicht in de budgetuitputting.
d. School voor Politieleiderschap Twee activiteiten van de School voor Politieleiderschap worden gefinancierd door een bijzondere bijdrage in het kader van Landelijk Management Development. Dit gebeurt in opdracht van Bureau Landelijk Management Development Politie en Brandweer (BZK). 1. Individuele leerprogramma’s op maat. 2. Collectieve leerprogramma’s waarin de professionele en persoonlijke ontwikkeling op maatschappelijk, bestuurlijk en politiekundig vlak wordt bevorderd
76
Ad 1:
Individuele leerprogramma’s op maat Het aantal deelnemers aan individuele trajectbegeleiding is in 2007 met 33 toegenomen tot 190. In 2007 hebben 8 medewerkers van de Koninklijke Marechaussee deelgenomen aan individuele trajectbegeleiding.
Ad 2:
Collectieve leerprogramma’s De geplande productie voor 2007 is gehaald. Er is in 2007 1.118 ( 2006: 1.047) maal deelgenomen aan de SPL programma’s. 76% (2006: 60%) van de doelgroep loonschaal 15 en hoger heeft een of meerdere malen deelgenomen aan een SPL programma in 2007. De waardering voor de programma’s blijft onveranderd hoog (2007: 8,2 versus 8,2 in 2006). Aanbevelingen uit de AEF evaluatie en het Berenschot onderzoek naar het leren van politieleiders zijn meegenomen bij het samenstellen van het programma-aanbod voor 2007. BRC en bureau LMD hebben hun goedkeuring gehecht aan de programmering in 2007en 2008. Een van de aanbevelingen uit het AEF evaluatieonderzoek was onderzoek te doen naar de effecten van leeractiviteiten van SPL op het praktisch handelen in de praktijkcontext. In 2006 is hier onderzoek naar gedaan door Gea Koren, Spinoza University Amsterdam. De uitkomsten geven aanleiding tot tevredenheid.
e. Internationaal congres Politieleiderschap 2007 Het Curatorium Internationaal Politie Leiderschap formuleerde in 2005 de volgende opdracht voor de School voor Politie Leiderschap (SPL): ‘Realiseer een meer innovatieve rol voor Nederlandse politiemensen in het internationale professionele debat over mondiale criminele ontwikkelingen en daarbij passende politiële strategieën en leiderschap. Faciliteer dit debat en de daarbij passende ontmoetingen’. Na een periode van twee jaar voorbereiding heeft SPL van 10 tot 13 juni 2007 een conferentie georganiseerd in Den Haag voor tweeëndertig top politieleiders uit 25 landen. Nederlandse senior politiemensen, de zogenaamde Parelvissers, gingen ter voorbereiding een jaar voorafgaand aan de conferentie de wereld in om ‘parels’ van inspirerend politiewerk op te vissen. Op de conferentie presenteerde de leergroep een gezamenlijke film met deze ‘parels’, als beloftevolle voorbeelden van de hele wereld. Gediscussieerd werd over de uitdagingen waar de politie zich wereldwijd voor gesteld ziet. Voorafgaand aan de conferentie werd een academische pre-conferentie georganiseerd. In augustus 2007 is door het Curatorium Internationaal Politieleiderschap besloten om dit project nog 3 jaar te continueren. Het project bestaat uit 3 onderdelen: 3 jaar lang jaarlijks een internationaal congres in Nederland organiseren met max. 35 deelnemers. RHC vaardigt Nederlandse deelnemers af; Uit de vorige conferentie zijn 4 internationale werkgroepen gekomen (bemenst door deelnemers van de conferentie), waarvan 1 gaat over internationaal politieleiderschap; Er komt een internationale action learning groep om de werkgroepen te ondersteunen.
77
2. Bijzondere bijdragen voor de kennisfunctie a. Landelijk Expertisecentrum Diversiteit (LECD) Algemene ontwikkelingen. De visiegroep Multicultureel vakmanschap heeft een visiedocument afgerond, genaamd ‘Politie voor een ieder’. Dit document is behandeld in de board ondersteuning en het dagelijks bestuur van de Raad van Hoofdcommissarissen (RHC) en daarna aangeboden aan de RHC plenair en daar besproken in de vergadering van december. Besloten is de term Multicultureel vakmanschap over te nemen, relevant voor vele verdere ontwikkelingen, waar onder de ontwikkeling van de leerlijn binnen de Politieacademie. Verder was het enthousiasme over de strekking van het verhaal dermate hoog, dat een volgende vergadering dit onderwerp breed zal terugkomen (januari 2008). Inmiddels zijn er reeds diverse lezingen gehouden over Multicultureel vakmanschap in diverse korpsen (Zeeland en Friesland), alsmede op expertmeetings, georganiseerd door de Politieacademie. Het referentiekader nummer 2 is toegezonden naar de korpsen ter invulling. Door de hogere normering op de 37 referentiepunten ontstond er bij sommige korpschefs enige weerstand. Echter, binnen enkele weken had elk korps, inclusief de Politieacademie, het referentiekader ingevuld, waardoor een goed overzicht is ontstaan. Het algemene beeld is dat in bijna alle korpsen stevig wordt gewerkt aan diversiteit via de lijnen van het referentiekader 2. Hieruit blijkt de grote trekkracht van deze nieuwe normering. In de Raad van Hoofdcommissarissen is afgesproken te bezien of de normering voor de diversiteitprijs 2009 eenvoudiger kan. De portefeuillehouder diversiteit van de RHC pakt dit op met hulp van het LECD. De voorbereidingen voor de uitreiking van de diversiteitprijs op 13 maart 2008 zijn in volle gang. Het programma is vastgesteld, de Minister van BZK zal de dag bijwonen. Deze Minister heeft diversiteitafspraken gemaakt met de korpsbeheerders. Om deze afspraken te realiseren heeft zij een taskforce in het leven geroepen, die in december van start is gegaan onder voorzitterschap van de portefeuillehouder diversiteit. De taskforce heeft voor 2008 een budget van 1,1 miljoen euro. In januari zal de taskforce operationeel worden. In de posterserie voor rolmodellen ten behoeve van een divers imago is een 2e poster uitgekomen: Paul de Leeuw. De poster, die publiekelijk in de uitzending van Paul de Leeuw is gemaakt, vindt zeer veel aftrek. Expertteam Het expertteam is thans werkzaam in 18 regio’s. Recente vormen van inzet: Limburg Zuid: een kind uit een Somalisch gezin is meegesleurd en overleden. Via LECD is een expertteamlid met een Somalische achtergrond uit de regio Rotterdam Rijnmond ingezet naar de familie. Heerenveen: intake i.v.m. overlast jongeren met een Marokkaanse achtergrond. Roermond: directeur heeft het College van B en W voorgelicht over dilemma’s n.a.v. hulp door het expertteam gegeven aan het lokale politieteam. ‘s-Hertogenbosch. Naar aanleiding van het optreden van het expertteam is de opleiding van 200 politieambtenaren van start gegaan door leden van het expertteam samen met Maatwerk. Het expertteam wordt geprofessionaliseerd en uitgebreid met meer diversiteit, onder andere diverse autochtone politiemensen. Anders validen Met de directeur van de VtS is een overleg gevoerd over voorzieningen op de geautomatiseerde werkplek voor anders validen, met name visueel gehandicapten. Inmiddels heeft de directeur zich verantwoordelijk gesteld voor de kwaliteit van de individuele werkplek voor anders validen. Dit is een zeer belangrijk keerpunt in de zorg voor anders validen. Internationaal De Europese werkgroep diversiteit is bijeen geweest in Boedapest. Hier zijn de volgende activiteiten afgesproken. Nominatie landen voor een Europees congres diversiteit bij de politie, september 2009
78
Opzetten van een website Plannen van jaarlijkse vergadering van diversiteitsleutelfiguren uit alle Europese landen Het ontwikkelen van een professioneel secretariaat Het aanvragen van een Europese subsidie in Brussel.
Binnen het LECD is door taakverschuiving ruimte gemaakt om dit secretariaat in te vullen. Dit gebeurt door de huidige secretaris-penningmeester van het Europees vrouwennetwerk. Omgangsvormen Het LECD heeft zwaar geïnvesteerd in het verbeteren van het vertrouwenspersonennetwerk. De verbetering is zichtbaar geworden in de aanstelling van diverse zeer goede centrale vertrouwenspersonen in korpsen en Politieacademie. Scholing van deze personen is van start gegaan. Het enkele korps dat nog geen centrale vertrouwenspersoon kent wordt door de directie aangesproken. Verder is een beleidsnotitie gewenst gedrag met een klachtenregeling aangeboden aan de RHC. Deze notitie bevindt zich thans in het besluitvormingstraject. Hate-crimes en discriminatie Ten behoeve van het project hate-crimes is door een pilotkorps, Gelderland-Zuid, een subsidie van 125.000 euro aangevraagd uit het stimuleringsfonds 2007 van de directie Politie. Deze subsidie is aan het korps toegekend. De voorbereidingen voor het begin van het project kunnen van start in de beide pilotkorpsen, Amsterdam-Amstelland en Gelderland-Zuid. Bedrijfsvoering Het bureau LECD heeft in 2007 op maximale sterkte gefunctioneerd. Dat betekent dat de bijdrage van het LECD voor het eerst volledig is benut en tevens de overschotten van de jaren 2004, 2005 en 2006 zijn aangesproken. Alles overziende staat diversiteit, mede door de activiteiten van het LECD, op het punt van doorbreken in de korpsen. 2008 moet en zal dan ook een doorbraakjaar worden, met 2009 als uitloop. Het LECD heeft een afzonderlijk jaarverslag 2007 uitgebracht. b. Politie en Wetenschap Door publicatie van de Subsidieregeling in de staatscourant van 17 mei 2000 is het programma Politie en Wetenschap geformaliseerd. De Politieacademie ondersteunt de uitvoeringsorganisatie van het project.
c. Landelijk Expertisecentrum voor opsporing en vervolging (LEXPO) Er wordt met gebruik van de Lexpo gelden vijf uur per week gewerkt aan een nieuwsbrief inzake regelgeving en jurisprudentie voor de dagelijkse praktijk van de doelgroep Recherche. In het opsporingsveld is met name op operationeel niveau behoefte aan compacte en makkelijk toegankelijke informatie m.b.t. nieuwe wet- en regelgeving en rechtspraak. Bestaande periodieken komen hier onvoldoende aan tegemoet. Het taalgebruik is vaak ingewikkeld en de vertaalslag naar het opsporingswerk van de politie is onderbelicht. Bovendien zijn afzonderlijke abonnementen nodig. De expertgroep Algemene Recherche onderkent de behoefte en ondersteunt het idee om het veld via Politie Kennis Net de relevante informatie en kennis aan te bieden. Attentiewaarde is nodig om opsporingsmedewerkers te duiden op een geschreven nieuwsbrief, als middel om kennis te nemen van relevante ontwikkelingen inzake regelgeving en jurisprudentie voor de dagelijkse praktijk van de doelgroep.
79
3. Bijzondere bijdragen voor overige thema’s a. Bureau Personeelsvoorziening Politie Het jaar 2007 stond voor arbeidsmarktcommunicatie in het teken van het uitbouwen van de wervingscampagne die in het najaar van 2006 werd gestart. Omdat de arbeidsmarkt krap is, wordt doelgroepgericht werven steeds belangrijker. Een algemene campagne voldoet niet meer. De reguliere wervingscampagne in het voorjaar richtte zich op niveau 3. Potentiële kandidaten werden voornamelijk bereikt via tv en internet. In het najaar is de doelgroep verder verengd naar het lager opgeleide deel van het geel/oranje segment. Dit segment bestaat uit mensen die zich aangetrokken voelen door de sociale kant van het politievak en nu vooral werkzaam zijn in de zorg en het onderwijs (voornamelijk vrouwen). Hiervoor zijn radiospots en een nieuw tv-spotje ontwikkeld en is internet ingezet. Bovendien is aansluiting gezocht en samengewerkt met de organisatie van de Landelijke Politiedag (LPD). Er is meegedacht en meebetaald aan de promotie, onder meer met in de eerste twee weken van oktober een tag-on aan het tv-spotje met een oproep om naar de LPD te komen. Daarnaast is een campagne ontwikkeld om hoger opgeleiden te werven voor niveau 5/6, in combinatie met de werving voor het traject recherchekundige master. Deze campagne was vooral gericht op het wegnemen van het vooroordeel dat de politie niets te bieden heeft voor hoger opgeleiden. In het voorjaar is tv en internet ingezet. In het najaar is ervoor gekozen om de doelgroep nog dichter op huid te zitten en is vooral binnen hogescholen campagne gevoerd. Er werd ook geïnvesteerd in persoonlijk contact door deelname aan in totaal twintig beurzen en evenementen. De zeven buitenevenementen waren vooral gericht op allochtonen (Fullcolour-, Kwakoe Zomer- en Ortel Dunya festival) en groen/breed publiek (Landmacht-, Luchtmacht-, Vlootdagen). Tien beurzen waren gericht op middelbaar (en hoger) opgeleiden en drie specifiek voor hoger opgeleiden. Alle wervingsuitingen en –activiteiten leidden geïnteresseerden naar de wervingssite kombijdepolitie.nl. Aan deze site is doorlopend gesleuteld om de gebruiksvriendelijkheid te verbeteren. In de zomer is een usability test verricht waaruit bleek dat er nog een grote marge ter verbetering was. In het najaar zijn hiervoor de eerste stappen gezet. Desondanks was het sitebezoek omvangrijk: 1,4 miljoen. Het aantal unieke bezoekers steeg fors met 77% naar bijna 924.000 unieke bezoekers (2006: ca. 520.500). Het aantal belangstellenden is na een lichte daling in 2006 weer fors gestegen naar ruim 17.000 (2006: ca. 13.600). Het percentage vrouwen is na jarenlange stabilisatie gestegen van ruim 31% naar bijna 37% in de laatste drie maanden van 2007. Over het percentage allochtonen is geen uitspraak te doen, want dat wordt (om privacyredenen) in het wervingsproces niet geregistreerd. Op het gebied van Monitoring & Onderzoek is met de reeds lopende ontwikkelingen aansluiting gezocht bij respectievelijk de taskforce personeelsvoorziening en het Businessplan Werving & Selectie. In relatie tot de Taskforce is geïnvesteerd in de doorontwikkeling van de Monitor Personeelsvoorziening Politie (MPP) in de vorm van een zogenaamd sterkteprognose instrument, dat inmiddels in concept gereed is. Met dit instrument kunnen korpsen op basis van kengetallen over uitstroom, zij-instroom, doorstroom en uitval in het onderwijs, de benodigde initiële instroom tot maximaal 12 jaar vooruit prognosticeren. Tegelijkertijd is een begin gemaakt met het beantwoorden van vragen vanuit de korpsen op basis van de gegevens in de MPP, bijvoorbeeld over uitval in het onderwijs. Daarnaast zijn de voorbereidingen afgerond voor het versturen van rapportages met relevante sturingsinformatie voor korpsen. De eerste rapportage werd op 16 januari verstuurd, waarna elk kwartaal een nieuwe rapportage volgt. Ten aanzien van de MPP moet verder vermeld worden dat het beheer is ondergebracht bij de Politieacademie. De ontwikkeling van BlueNet Landelijk (BNL) is door het Businessplan Werving & Selectie in een nieuw daglicht komen te staan. Bij het implementeren van één uniform werving- en selectieproces voor alle korpsen, is één ondersteunend administratief systeem immers onontbeerlijk. De eerste versie van BNL is in november gelanceerd. Drie korpsen hebben het systeem inmiddels geïmplementeerd; veel korpsen kiezen er echter voor de besluitvorming over het Businessplan Werving & Selectie af te wachten alvorens over te gaan tot implementatie.
80
b. Opdracht Point Logic 2007 De Taskforce Personeelsvoorziening heeft in het afgelopen jaar, met ondersteuning van Pointlogic, kwantitatieve analyses uitgevoerd. Hiervoor is een rekenmodel ontwikkeld, dat de sterkteontwikkeling kan prognosticeren. De aannames en resultaten zijn gedeeld en gevalideerd met elk individueel korps en ook besproken met de korpsen gezamenlijk. Voor de kwalitatieve analyses (nulmeting) is een zogenaamde kwaliteitskubus ontwikkeld, waarbij gebruik is gemaakt van de PolBIS database, de Monitor Personeelsvoorziening Politie (MPP) en de informatie van korpsen. Als gevolg hiervan is een breed toepasbaar instrumentarium ontstaan, dat onder andere aandacht besteedt aan competentieprofielen, diversiteit en functie-eisen. De resultaten die de Taskforce heeft opgeleverd zijn voor de korpsen waardevol gebleken. Borging in de staande organisatie is noodzakelijk, omdat het streven naar een evenwichtige samenstelling van het personeel vraagt om structurele in plaats van incidentele analyses. Dit vindt nu plaats onder de werktitel ‘inrichting expertisefunctie strategische personeelsplanning’. Uitgangspunt bij de vanuit de expertisefunctie te leveren diensten is dat korpsen verantwoordelijk zijn voor de strategische personeelssamenstelling. Besloten is om de Taskforce te verlengen tot november ’08.
c. Historisch Onderzoek Politie Deze bijdrage ad € 41k is in 2007 aan het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties terugbetaald.
d. SJT en Webcamtest Het onderzoek naar de Social Judgement Test (Erasmus Universiteit Rotterdam) is binnen de afgesproken termijn afgerond en de resultaten worden in diverse wetenschappelijke tijdschriften gepubliceerd in het kader van een promotieonderzoek. In 2008 zal als spin-off van de SJT het onderzoek naar de Webcamtest worden opgestart in samenwerking met Universiteit van Gent, wat voor 2009 afgerond zal worden.
e. NIK themadagen 2007 In 2007 zijn er door het Netwerk voor Innovatie en Kwaliteit (NIK) drie themadagen georganiseerd. De eerste themadag vond plaats op donderdag 18 januari 2007 en had als thema: Wat doe jij bij conflicten en crises? Vier jaar referentiekader conflict- en crisisbeheersing in de praktijk. De tweede dag vond plaats op donderdag 26 april 2007 met als thema: Snap jij ze nog? De Politie en de Einsteingeneratie. De derde en tevens laatste dag van 2007 vond plaats op donderdag 11 oktober 2007, met als thema: Grensoverschrijdende criminaliteit in je eigen achtertuin.
f.
C2000
De Politieacademie is eind 2003 financieel ondersteund door BZK voor de implementatie van het nieuwe Politiecommunicatienetwerk C2000. Na afronding van het project was er ultimo 2006 nog een resterend saldo beschikbaar van € 1.076K. Op verzoek van BZK heeft de Politieacademie een bestedingsplan ingediend voor dit resterend saldo. In de jaarrekening 2007 is het volledige bedrag gereserveerd voor de bestedingen op basis van dit plan.
g. Strafheffing TOR De Tijdelijke Ouderenregeling (TOR) maakt het mogelijk om aan de FLO-gerechtigde politieambtenaren, die op 15 maart 1999 de leeftijd van 49 jaar of ouder hebben bereikt, direct voorafgaand aan het FLO-ontslag een periode van verlof (non-activiteit) toe te kennen. In totaal
81
bedraagt de nonactiviteitsperiode 21 maanden en die periode mag vooraf woorden gegaan met 2 maanden regulier verlof. Met ingang van 1 januari 2006 is vanwege de gewijzigde regelgeving deze Tijdelijk Ouderen Regeling (TOR) voor de nieuwe instroom op of na 1 januari 2006 een fiscaal onzuivere regeling. Daarvoor moet de Politieacademie via de eindheffing een strafheffing van 26% over het nonactiviteitsinkomen betalen aan de Belastingdienst. Door het ministerie van Binnenlandse Zaken wordt de Politieacademie voor deze kosten gecompenseerd.
h. Evaluatie Politieonderwijs In opdracht van BZK is als sluitstuk van de implementatie, onder regie van de Politieacademie, het nieuwe politieonderwijsstelsel dat in 2002 is ingevoerd, in het jaar 2006 geëvalueerd. De evaluatie is een omvangrijk onderzoek geweest waarvoor een programmadirecteur is aangesteld die in opdracht van het College van Bestuur het evaluatieonderzoek heeft geleid. Het programma startte inhoudelijk op 1 januari 2005. Na een oriëntatieperiode door de programmadirecteur in den lande en met betrekking tot het onderwijsstelsel is door haar een plan van aanpak opgesteld die door de diverse gremia is behandeld en in augustus 2005 is goedgekeurd. Door de programmadirecteur is een totaal begroting voor de duur van 3 jaar opgemaakt, waarbij van de beginsituatie is uitgegaan. Deze begroting is door alle partijen goedgekeurd. Van augustus tot en met december 2005 is een Europese aanbestedingsprocedure geweest om de juiste bureaus voor dit onderzoek te selecteren, aangezien het onderzoek zelf zo onafhankelijk mogelijk moest zijn. Aan Twynstra Gudde (TG) in samenwerking met het IVLOS is de opdracht gegund. In januari 2006 is direct met het onderzoek gestart. In de loop van 2006 heeft het onderzoeksprogramma vertragingen opgelopen en technische tegenslagen gekend m.b.t. de vragenlijsten die digitaal zouden worden uitgezet. Aanvankelijk was de bedoeling dat door TG/IVLOS per 1 december 2006 5 deelrapportages zouden worden aangeleverd, echter die planning liep uit. In de offerte van TG/IVLOS was optioneel opgenomen om een integrale eindrapportage te maken. Gedurende het verloop van het programma werd de behoefte daaraan steeds groter, gezien de complexiteit van het onderzoek. Door het programmateam is bijstand gevraagd van een wetenschappelijk adviseur die de Stuurgroep heeft geadviseerd m.b.t. de methodologie van het onderzoek. In totaal zijn acht DB-vergaderingen van de stuurgroep geweest. Van de eindrapportage van het onderzoek is een boekwerk gemaakt met een oplage van 1500 stuks. Ruim 750 boeken zijn verspreid in de korpsen en de Politieacademie.
i.
Evaluatie voetbalvandalisme
Op verzoek van de EU werkgroep politiële samenwerking coördineert Nederland een driejarige pilot (september 2005 – september 2008) van Europese evaluatieteams waarbij peer review van internationale voetbalwedstrijden plaatsvindt. Gedurende 2007 is de voortgang conform de planning verlopen in goede samenwerking tussen Politieacademie en Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (CIV, dat organisatorische en administratieve ondersteuning levert) en zijn de tussendoelstellingen bereikt. In de loop van 2007 zijn 8 evaluaties verricht in vijf verschillende landen met medewerking van 15 experts uit 13 verschillende Europese landen. Op verzoek van Zwitserse en Oostenrijkse politiekorpsen zijn daarbij ook wedstrijden geëvalueerd in speelsteden van de in juni 2008 plaatsvindende Europese voetbalkampioenschappen Euro 2008. Van iedere evaluatie is een rapport uitgebracht aan het verzoekende politiekorps. In alle gevallen heeft het betreffende politiekorps aangegeven dat het rapport nuttige informatie bevatte en dat de methode zorgvuldig en waardevol is. De pilot en de voortgang daarvan is gepresenteerd op diverse internationale bijeenkomsten, waaronder de jaarlijks in Nederland plaatsvindende Champions-League meeting georganiseerd door het CIV. Er is een tussenrapportage opgesteld ten behoeve van BZK en de EU-werkgroep Politiesamenwerking.
82
j.
Blad Blauw
Met het Politietijdschrift Blauw wordt 24x per jaar een bijdrage geleverd aan een voortgaande professionalisering van de Nederlandse politie in brede zin. Het tijdschrift biedt praktijkgerichte vakkennis in een toegankelijke schrijfstijl. Het blad wordt gratis verspreid (ca. 30.000 exemplaren), afwisselend als recherche en handhavingsspecial.
k. Balanssanering / Huisvestingsbijdrage De Balanssanering wordt ingezet ter dekking van de extra huisvestingslasten die optreden als gevolg van het Project Huisvesting Concern Locatie (HCL). Deze extra optredende huisvestingslasten vallen uiteen in twee groepen: de conservering en bewaking van De Weijert het surplus aan kosten voor de tijdelijke huisvesting in Vision Park dat niet door doorbelasting van meters en werkplekken is gedekt.
l.
Forensenvergoeding
Deze bijzondere bijdrage is een vergoeding voor extra reiskosten als gevolg van de nieuwe reiskostenregeling. De vergoeding bedraagt € 897.728.
Samenvatting bijzondere bijdragen 2007 Saldo
Ontvangen in
Totaal
Besteed in
1-1-2007
2007
beschikbaar
2007
Restitutie
Onderhanden
Saldo
werk
31-12-2007
Bijzondere bijdragen PO 2002, prof. Docenten
474
0
474
0
0
0
474
Leren en ICT
896
4.400
5.296
5.560
0
-826
561
1.074
1.815
2.889
1.592
0
0
1.297
School voor Politieleiderschap
121
1.400
1.521
1.401
0
0
120
Internationaal congres Politie Leiderschap 2007
382
0
382
382
0
0
0
LECD
189
1.386
1.575
1.386
0
0
189
1.434
2.460
3.894
3.310
0
0
584
85
0
85
66
0
0
20
0
116
116
85
0
31
0
Internationaal Politie Onderwijs
91
835
926
716
0
0
210
Historisch Onderzoek Politie
41
0
41
0
41
0
0
SJT en Webcamtest
61
0
61
17
0
44
0
0
196
196
194
0
0
2
1.077
0
1.077
63
0
1.014
0
0
206
206
216
0
0
-10
-15
143
128
128
0
0
0
Politie en Wetenschap
BPP LEXPO Opdracht Point Logic 2007
NIK-themadagen 2007 C2000 Strafheffing TOR Evaluatie Politieonderwijs Evaluatie Voetbalvandalisme
42
0
42
19
0
0
23
262
534
796
419
0
0
376
Balanssanering
0
1.724
1.724
1.724
0
0
0
Forensenvergoeding
0
898
898
898
0
0
0
6.214
16.112
22.326
18.177
41
263
3.845
Blad ‘Blauw’
Totaal bijzondere bijdragen 2007
83
JAARVERSLAG 2007 POLITIEACADEMIE SPECIFIEK DEEL HOOFDSTUK 3: RISICO’S EN ONTWIKKELINGEN Het gaat hier niet zozeer om zuiver financiële risico’s, zoals het renterisico of het interne liquiditeitsrisico, maar om mogelijke ontwikkelingen in 2008, die financiële gevolgen kunnen hebben voor 2008 en de volgende jaren. Hieronder volgt een overzicht van mogelijke (strategische) ontwikkelingen, die een financieel risico met zich mee brengen. Nieuwbouw De nieuwbouw van de concernlocatie is voor de Politieacademie een groot project, met een budget van bijna 90 miljoen. Daarnaast vinden er ook op andere locaties nieuw- en verbouwprojecten plaats. De volgende risico’s kunnen onderscheiden worden: de nieuwbouw loopt vertraging op ten opzichte van de planning de kosten vallen hoger uit dan begroot de gerealiseerde capaciteit is te laag Het eerste risico, dat van vertraging, heeft zich bij het project concernlocatie al voorgegaan, als gevolg van het uitblijven van de bouwvergunning. De gevolgen zijn respectievelijk: De tijdelijke huisvesting moet langer gebruikt worden; met hogere kosten; Hogere externe financiering waarvan de rentelasten op de exploitatie drukken; Er dient alsnog aanvullende huisvestingscapaciteit gehuurd te worden. Maatwerkactiviteiten Begin 2008 is duidelijk geworden dat Maatwerk over 2007 een fors exploitatietekort had en verre van rendabel is geweest. Er is een begin gemaakt met maatregelen om de verliesgevende trend van 2007 voor 2008 een halt toe te roepen en daarnaast komt er binnen enkele maanden een (financiële) analyse om detailinzicht te krijgen in oorzaken. Het is een reëel risico dat het beoogde exploitatie resultaat (1,6 miljoen) over het begrotingsjaar 2008 niet gehaald wordt. Het zal waarschijnlijk realistischer blijken te zijn om 2008 als een overgangsjaar te zien met een daarbij behorend beperkt exploitatieverlies. Invoering Businessplan Werving & Selectie In januari jongstleden is door het ministerie van Binnenlandse Zaken aan de Politieacademie opdracht gegeven om, in gezamenlijkheid met de korpsen, het Businessplan Werving & Selectie in 2008 te implementeren. In de benodigde projectfinanciering voor deze invoeringsfase is nog niet voorzien door de twee opdrachtgevers: het departement en de RHC. De financiering is niet geregeld. Voor de implementatie is ongeveer 1,5 miljoen euro nodig. Indien er geen projectfinanciering vanuit het ministerie komt, zal op een zeker moment besloten moeten worden de implementatie te beëindigen ofwel ten laste te brengen van het exploitatieresultaat van de Politieacademie. Bekostiging werving De bekostiging van de taakopdracht aan de Politieacademie ten aanzien van de werving vindt nog steeds plaats op basis van een bijzondere bijdrage, die tot en met 2006 was voorzien. Dit vloeit nog voort uit de overgang van het Bureau Personeelsvoorziening Politie (BPP) van meerdere jaren terug. Voor 2008 is wederom een bijzondere bijdrage toegekend voor een bedrag van € 3,3 miljoen. Voor de jaren daarna moet BZK nog een beslissing nemen. Verkeersveiligheidcentrum Lelystad De Raad van Hoofdcommissarissen (RHC) heeft het voorstel voor de Politie Rijvaardigheidstraining overgenomen. Deze training is niet verplicht gesteld voor alle politiemedewerkers: korpsen nemen zelf een beslissing of de door de Politieacademie ontwikkelde training wordt afgenomen. Een groot aantal korpsen heeft die intentie uitgesproken, maar de intekening op de PRVT-training blijft tot op heden (tot 1 april 2008) ver achter bij de intenties. De Politieacademie heeft voor bijna 2 miljoen euro in het verkeersveiligheidcentrum in Lelystad geïnvesteerd. Door de lage benutting is deze investering niet rendabel. In 2007 is een verlies van € 275.000 euro ten laste van de academie gekomen
84
Vernieuwende ontwikkelingen De Politieacademie rekent het zich tot taak en heeft de ambitie om vernieuwingen in gang te zetten, zowel op nationaal als internationaal gebied. De academie ontplooit soms initiatieven, die ze (voor)financiert tot het moment dat het initiatief al dan niet draagvlak krijgt, onder andere in de vorm van financiële deelname van bijvoorbeeld korpsen. Dit zijn met andere woorden ontwikkelingen die de Politieacademie zelf bewust in gang zet, met inachtneming van de financiële consequenties. Indien geen financiële dekking gevonden wordt gaat dit ten laste van het exploitatieresultaat van de Politieacademie. Uitputting budget Onderzoek en Ontwikkeling De ontwikkeling van de leerstoelen en lectoraten, in 2004 ingezet, gaat in 2008 door. Een tweede tranche van lectoraten wordt opgestart, waardoor het totaal aantal op 12 uitkomt. De ruimte die er nog was in het budget voor Onderzoek en Ontwikkeling wordt gebruikt voor de bekostiging van de lectoraten. Voor nieuwe projecten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en eventuele verdere uitbreiding van de lectoraten is geen geld uit de algemene bijdrage meer beschikbaar. Wel is eenmalig in het 10-jarenplan een bedrag van € 3 miljoen gereserveerd. Rechtmatigheid Vanaf 2008 heeft de Politieacademie bij de jaarrekening een rechtmatigheidsverklaring van de accountant nodig. De rechtmatigheideis is met name van belang voor het inkoopproces, de Europese aanbestedingen en de financiële rechtmatigheid. Zonder een rechtmatigheidsverklaring is het risico dat de jaarrekening van de Politieacademie niet goedgekeurd wordt. Inrichting Informatiefunctie De inrichting van de Informatiefunctie binnen de academie verloopt langzaam, waar de benodigde informatie vaak niet, niet tijdig, of niet compleet beschikbaar is. Dit is een afbreukrisico voor de bedrijfsvoering. Problemen in de bedrijfsvoering kunnen ontstaan. Dit raakt dan niet alleen de voortgang en kwaliteit van de werkzaamheden, maar kan ook het imago aantasten. Achterstand in de ontwikkeling van de I-functie en onvoldoende capaciteit beschikbaar, ook van materiedeskundigen, om in korte tijd de ontwikkelingen vorm te geven.
85