JAARPROGRAMMA GROEP 4 Taal Voor taal, spelling en woordenschat gebruiken we de methode ‘Taalactief 4’ . Deze methode koppelt taal, spelling en woordenschat aan elkaar a.d.h.v. thema’s. Kenmerken methode: 1. Werken op eigen niveau: elk lesdoel is op drie niveaus uitgewerkt. Voor de zeer taalbegaafde leerlingen heeft Taalactief een compact programma met een extra leerlijn via het plusboek. 2. Weet wat je leert: elke les begint met de instapkaart die de leerlingen informeert over wat ze gaan leren. (“dit ga je leren”, “dit moet je weten”) 3. Directe instructie 4. Veel oefenen: herhaling van themawoorden, herhaling van doelen, samenwerkend leren, extra oefenblad bij elke les taal verkennen. 5. Rijke context: de ankerverhalen zijn geschreven door bekende kinderboekenschrijvers. 6. Opbrengstgericht werken. Kenmerken taal; Iedere dag, lessen van 40 minuten en een woordenschatles van 60 minuten. thema start met ankerverhaal, dat is de rode draad van alle lessen van taal, spelling en woordenschat. leerlijnen; 1. Woordenschat 2. Spreken en luisteren: * Expressieve vaardigheden (vertellen, voordragen, opvoeren) * Informatieve vaardigheden (beschrijven, verslag doen, informatie opvragen en geven) * Instructieve vaardigheden (instructie geven, uitleggen) * Betogende vaardigheden (aanprijzen, verkopen, onderhandelen, discussiëren, debatteren) * contactuele vaardigheden (telefoneren, gevoelsgesprekken, conflictgesprekken) 3. Stellen: * verhalen schrijven (persoonlijk -, fantasie -, avonturenverhaal, dialoog, rollenspel) * Informatieve teksten (beschrijving, verslag, werkstuk, bericht) * Instructieve teksten (opdracht, toelichting, routebeschrijving, recept, draaiboek) * Betogende teksten (betoog, recensie, betogende brief, advertentie, reclametekst) * Poëtische teksten (elfje, limerick, haiku, acrostichon, gedichten zonder en met rijm)
4. Taal verkennen: * verkennen van letters, klanken en leestekens; * verkennen van woorden: woordvorming en woordbenoeming; * verkennen van zinnen: zinsvorming en zinsontleding; verkennen van taalgebruik: taalverschijnselen. Werken op eigen niveau (3 niveaus) en mogelijkheid tot Plusroute Methode kan remediëren en verrijken 8 thema’s van 4 weken, na elke 2 thema’s een parkeerweek Toets na elk thema Spelling Taal actief 4 spelling: Kenmerken methode: 1. Werken op eigen niveau: elk lesdoel is op drie niveaus uitgewerkt. 2. Weet wat je leert: elke les begint met de instapkaart die de leerlingen informeert over wat ze gaan leren. (“dit ga je leren”, “dit moet je weten”) 3. Directe instructie 4. Structureel herhalen en inoefenen. Elke les begint met een oefendictee waarin alle afspraken herhaalt worden. 5. Rijke context: de ankerverhalen zijn geschreven door bekende kinderboekenschrijvers. 6. Opbrengstgericht werken Kenmerken spelling: In de leerlijn spelling leren de kinderen om gericht strategieën toe te passen bij het schrijven van woorden. Drie hoofdstrategieën staan centraal: 1. Luisterstrategie: schrijf het woord op zoals je het hoort 2. Regelstrategie: pas de regel toe die bij dit probleem hoort. 3. Weetstrategie: leer het woord uit je hoofd. De leerlijn spelling is optimaal afgestemd op de leerlijnen van Taal Actief taal: 1. Het spellingprogramma volgt dezelfde thema’s als het taalprogramma. 2. In de ankerverhalen zijn woorden uit het spellingprogramma verwerkt. Tijdens de introductie van de spellingles wordt een link gelegd met het ankerverhaal. 3. Woordenschatwoorden uit het taalprogramma zijn verwerkt in de spellinglessen. 4. In elke instructieles spelling is een “woord van de dag” opgenomen. Dit woord en de betekenis staat voor de kinderen afgebeeld in het werkboek en is gerelateerd aan het lesdoel of is in de opdracht verwerkt.
5. In de lessen schrijven wordt expliciet aandacht besteed aan het correct schrijven als onderdeel van de controlefase. Veel onderwerpen uit het spellingprogramma komen eerst in de lessen taal verkennen aan bod. In die lessen verkennen de leerlingen het taalverschijnsel, bijvoorbeeld de verkleinwoorden. De spellingles grijpt hier vervolgens op terug, met nadruk op de toepassing: het correct schrijven van de (werk)woorden Technisch lezen Technisch lezen: het foutloos lezen van een tekst in een vlot tempo. Dit leren we met behulp van de methode Leeshuis. Er wordt structureel geoefend met leuke aansprekende teksten en allerlei oefenvormen om de kwaliteit van het lezen te vergroten. Met de methodetoetsen wordt het niveau bijgehouden. Het jaarprogramma, van deze methode, is ingedeeld in 6 thema’s uitgewerkt in de leesboekteksten, de werkboekopdrachten en de illustraties. De thema’s zijn: - Lachen en huilen - Vechten en vangen - Bouwen en breken - Knikkeren en vliegeren - Geven en krijgen - Foppen en goochelen Er zijn twee soorten basislessen: leerkrachtgebonden lessen en zelfstandig werkenlessen. Deze basislessen zijn meestal als paren aan elkaar gekoppeld: afwisselend een leerkrachtgebonden les en een les zelfstandig werken. In zo’n koppelles komen dezelfde doelen aan bod. In de leerkrachtgebonden les licht het accent op activiteiten waarbij de leerkracht een nadrukkelijke rol heeft bij de instructie, het inoefenen van (deel)vaardigheden en het samen lezen (het goede voorbeeld). In de zelfstandig werken lessen gaan de kinderen na een korte instructie geheel zelfstandig aan de slag. In elk thema zijn twee toetsmomenten opgenomen en na elke toets zijn er twee herhalings-/ verdiepingslessen. Tijdens de herhalings-/ verdiepingslessen maken de kinderen ook gebruik van leeskaarten. Hierop staat een tekst en een aantal vragen over de tekst.
Voordrachtslezen De tekst zo lezen dat de toehoorder ze begrijpt, erop kan reageren en geboeid kan raken. Aandacht voor intonatie, tempo en expressie is daarvoor nodig. Begrijpend lezen: Nieuwsbegrip Bij begrijpend lezen kijken we naar de tekst en zijn inhoud. We gebruiken hiervoor de methode nieuwsbegrip. (www.nieuwsbegrip.nl ) Nieuwsbegrip is een aanpak waarbij leerlingen een tekst lezen over een actueel onderwerp. Aan de actuele tekst zijn woordenschat- en leesbegripoefeningen gekoppeld, die betrekking hebben op strategieën. Strategieën die aan bod komen zijn: - voorspellen: het voorspellen is een strategie die op verschillende momenten voor en tijdens het lezen van een tekst wordt uitgevoerd. Voorafgaand aan het lezen oriënteren de leerlingen zich op de tekst. Aan de hand van de uiterlijke kenmerken van een tekst vormen de leerlingen zich een beeld van het onderwerp en kunnen zij nagaan wat ze hierover al weten. Het voorspellen kan ook betrekking hebben op een alinea of het verloop van een tekst. Na het lezen van (een deel van) de tekst controleren de leerlingen hun voorspelling(en). - Ophelderen van onduidelijkheden : tijdens het lezen van een tekst komen de leerlingen vaak onduidelijkheden tegen: woorden die zij niet kennen, zinnen of alinea’s die zij niet begrijpen, enz. Het ophelderen van deze onduidelijkheden is daarom een belangrijke strategie om tot begrip van een tekst te komen. - Samenvatten: Een belangrijke strategie in het begrijpend leesonderwijs is het samenvatten. Leerlingen vatten een alinea, een stukje van de tekst of een hele tekst samen. Ze stellen zichzelf vragen en halen de belangrijkste informatie uit de tekst. Op die manier wordt steeds opnieuw nagegaan of (een stukje van) de tekst begrepen is. - Vragen stellen: Tijdens het lezen van een tekst is het belangrijk dat de leerling zich bewust is van wat hij lees en of hij alles begrijpt. Het stellen van vragen speelt hierin een belangrijke rol. Door zichzelf vragen te stellen en goede vragen bij stukjes tekst te formuleren, kan de leerling de belangrijkste informatie uit een tekst samenvatten en controleren of hij alles begrepen heeft. - Relaties/verwijswoorden: Om tot goed begrip van een tekst te komen, is het belangrijk dat de leerling inzicht heeft in de structuur van een tekst en de relaties tussen woorden, zinnen en alinea’s. Bij de teksten van groep 4 wordt er naast deze strategieën ook iedere week aandacht besteed aan technisch lezen.
De leerlingen werken ook met Nieuwsbegripxl (www.nieuwsbegripxl.nl) op de computer. Hier kunnen zij iedere week een stelling beantwoorden en hun mening geven, oefen teksten maken, woordenschat oefenen en toetsen, schrijfopdrachten maken. Alles in het verlengde van het behandelde onderwerp van de begrijpend lezen tekst. Vrij lezen/ stil lezen Het zelfstandig lezen en betekenis verlenen aan de tekst. De leerlingen mogen een eigen boek uitkiezen uit de boekenkast dat zij zelfstandig lezen. Als de leerlingen binnen komen dan pakken zij hun leesboek en gaan stil lezen. Boekbespreking Bij een boekbespreking vertel je, nadat je het boek hebt gelezen, het volgende: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
De titel van het boek De schrijver van het boek Vertel in het kort waar het boek over gaat Wat vond je het leukste uit het boek en waarom Wat vond je minder leuk en waarom Welk cijfer geef jij jouw boek.
Daarna lezen ze een klein stukje voor. In groep 4 gaat het er vooral om dat ze leren om voor de klas te vertellen en dat ze goed kunnen vertellen wat ze hebben gelezen. Rekenen/Wiskunde We werken met de nieuwste versie van de Wereld in Getallen. De methode is opgedeeld in acht blokken van vier of vijf weken. In de eerste vier weken wordt de basisstof behandeld. Elk blok wordt afgesloten met een toets. In de week na de toets is er ruimte voor herhaling of verrijking. Ook in deze methode is elk lesdoel op drie niveaus uitgewerkt. Na de algemene instructie en opgave twee en drie, werken alle leerlingen zelfstandig aan de weektaak. Bij de methode hoort een computerprogramma. Voor zeer goede en zelfstandige rekenaars is er een Plusboek. Ook kunnen “de Rekentijgers” ingezet worden voor deze leerlingen.
Wat leren we zoal in groep 4? Getalbegrip: - Opzeggen van de telrij - Door- en terugtellen vanaf willekeurige getallen - Met sprongen door- en terugtellen vanaf willekeurige getallen - Met sprongen van bijvoorbeeld 10 en 1 op handige wijze naar een bepaald getal springen - Op volgorde plaatsen van een aantal getallen - Tellen en schatten van hoeveelheden - Precies en schattend plaatsen van getallen op de getallenlijn Basisvaardigheden: optellen en aftrekken: - Hoofdrekenen tot 20 - Optellen en aftrekken tot 100 - Verhaalsommen - Automatiseren Basisvaardigheden: vermenigvuldigen en delen: - Tafels - Het begrip delen Meten: - Meten van lengte - Meten van oppervlakte - Rekenen met geld - Meten van inhoud - Meten van gewicht - Meten van tijd (hele uren, halve uren en kwartieren (zowel analoog als digitaal, kalender) - Meten met grafieken (staafgrafieken) Meetkunde/ ruimtelijke oriëntatie: - Ruimtelijke beschrijvingen - Plattegronden - Standpuntbepaling - Spiegelen - Kaartlezen - Patronen - Vormen Verhoudingen, procenten en breuken: (voortgezet rekenen) - Vergroten en verkleinen - Relaties tussen grootheden, bijvoorbeeld tussen aantal en prijs
Engels
Groep 4 heeft wekelijks een Engelse les vanuit de methode Take it easy. Het digibord staat centraal. De enthousiaste native speaking co-teachers helpen de Engelse lessen leuk en goed te maken. De leerlingen worden actief betrokken en krijgen eindeloos veel manieren aangeboden om zich de Engelse taal eigen te maken. Deze methode Engels dompelt leerlingen daarmee onder in de Engelse taal: van begin tot het einde van de Engelse les wordt Engels gesproken. Door onderdompeling en herhaling, stijgt het taalniveau van leerlingen snel. De thema’s van groep 1-4 zijn hetzelfde, opbouwend in moeilijkheidsgraad. Schrijven We werken met de vernieuwde methode “Handschrift”. In groep 4 worden de hoofdletters aangeleerd. Bij het schrijven wordt ook aandacht besteed aan het ontspannen en een goede schrijfhouding. In groep 4 krijgen de leerlingen ook een vulpen van school. Identiteitsontwikkeling Voor identiteitsontwikkeling gebruiken we de methode ‘Hemel en aarde’. Dit is een leskatern die 5 keer per jaar uitkomt en een serie lessen rond een actueel thema behandeld. In elk katern staan de volgende vaardigheden centraal: Verwondering, zodat je je kunt laten verrassen door de gewone dingen van het leven. Verbondenheid met God, de mensen en de dingen om je heen. Vertrouwen Verbeelding, zodat je de religieuze taal, beelden en symbolen kunt verstaan. Ordenen, waardoor je zelfstandig kunt nadenken over dat wat er in de wereld gebeurt. Communicatie, zodat je met anderen kunt delen wat je in het leven ontdekt. Omgaan met traditie, zodat je je eigen religiositeit herkent in bestaande godsdiensten. De onderwerpen zijn steeds verschillend. Gebruiken, verhalen en symbolen uit allerlei godsdiensten komen aan de orde. Daarnaast maken we gebruik van een speciaal project in de Vastentijd. De behandelde thema’s krijgen een afronding in de speciale gezinsvieringen van de parochie. U vindt de data daarvan in onze infokranten en in het parochieblad.
Eerste Communie De kinderen uit groep 4 kunnen om het jaar de eerste communie doen. Ze worden door de parochie uitgenodigd. De communielessen worden door school verzorgd. Een deel van de voorbereidingen zal op school, na schooltijd gebeuren.
Kunstzinnige oriëntatie Beeldende vorming/ tekenen
Diverse technieken komen aan de orde, n.a.v. een verhaal, een belangstellingsonderwerp, of de techniek zelf. We werken met de methode “Uit de kunst”, een methode die naast het bovengenoemde ook aandacht heeft voor kunstbeschouwing. Dans en drama
In deze lessen trachten we de kinderen zich te laten uiten in voordracht, toneel en dansvormen. We werken op de leeftijd van groep 4 vooral belevend met deze materie n.a.v. muziek en verhalen. Muziek
Muziek: “Moet je doen”! Zo heet ook de methode die we hanteren. De kinderen leren liedjes, leren luisteren naar hoogte en snelheid, maken muziek met lijf en instrumenten en we praten over muziek. Voor de drie voornoemde onderdelen van ons lesprogramma, maken we gebruik van Kunst Centraal, een steunpunt kunstzinnige vorming in onze regio, waar wij als school leskisten, projecten en workshops op allerlei deelgebieden van de kunst van gebruiken. En ook zullen we dit schooljaar weer deelnemen aan de activiteiten van de KUVO in Woerden. Wereldoriëntatie Diverse onderwerpen uit de maatschappij, geschiedenis, aardrijkskunde, levende en niet levende natuur komen aan de orde in de vorm van thema’s. Onderwerpen sluiten nauw aan bij de belevingswereld van het jonge kind. Uitgangspunt is de methode “Naut, Brandaan en Meander; de Blauwe Planeet en Bij de tijd”. Daarnaast kunnen aspecten die door de kinderen zelf naar voren worden gebracht, aan de orde komen. Ook wordt er gebruik gemaakt van leskisten en excursies die in Kamerik en omstreken aangeboden worden. Wij kijken ook iedere week naar een aflevering van Huisje Boompje Beestje. Dit jaar wordt een start gemaakt met de nieuwe methode ‘De blauwe planeet’. Deze aardrijkskundemethode kent een doorgaande lijn van groep 3 t/m groep 8. Elk jaar komen de thema’s ‘aarde’, ‘stad’, ‘platteland’, en
‘verbindingen’ twee keer aan bod. En ieder jaar diept de lesmethode deze thema’s meer uit en biedt ze in een bredere context aan. In groep 3 t/m 5 blijven we in de directie omgeving van het kind. Natuur en Techniek We werken uit de methode Naut. Deze methode combineert biologie, natuur en techniek. Voor het vak techniek hebben we ook de PIT techniekdozen. Het concept biedt in de onderbouw o.a. PIT themadozen en projectdozen en Jegro materialen. De PIT Themadozen zijn o.a. gerelateerd aan lessen uit het SLO Bronnenboek Maak het Maar. De PIT projectdozen combineren techniek met natuurkundige verschijnselen, materialen en voorwerpen, weer en seizoenen en de eigen omgeving. Het voorbereidend techniekonderwijs omvat ondermeer Jegro ontwikkelings- en techniek materialen met aandacht voor trainen van vaardigheden op de grens van 'voorbereidend techniek onderwijs' en 'de algemene leervoorwaarden' en op de grens van techniek en aanvankelijke rekenen / wiskundig inzicht: -
stimuleren van ruimtelijk inzicht en gevoel voor verhoudingen verbanden leren leggen tussen plattegrond en ruimtelijke vormen leren schematiseren en verschalen van de dagelijkse omgeving het leren werken met symbolen en coördinaten het leren associëren van tekeningen met ruimtelijke vormen het leren onderscheiden van hoofdzaken en bijzaken techniek en combinaties met aanvankelijk rekenen techniek en wiskundig inzicht: leren werken met weergeven van 3 dimensionale en 2 dimensionale projecties, leren werken en rekenen met aanzichten en projecties, stimuleren van probleemoplossend denken.
Bewegingsonderwijs Samen met de vakleerkracht trachten we het bewegen van de kinderen te beïnvloeden, zodat zij zich beter binnen de motorische wereld gaan bewegen. De kinderen leren hun grenzen te verleggen, verantwoordelijkheid voor zichzelf en elkaar te dragen. We maken gebruik van de methode: “Bewegen samen regelen”. Op dinsdag wordt er les gegeven door de vakleerkracht Danny van Ingen en op vrijdag door de groepsleerkracht. Het dragen van gymkleding is verplicht. De leerlingen dragen korte (sport) broek, een t-shirt en stevige sport- gymschoenen met lichte zool. Leerlijnen die aan bod komen: - balanceren - klimmen - zwaaien
-
over de kop gaan springen hardlopen mikken jongleren doelspelen tikspelen stoeispelen bewegen op muziek
Deze leerlijnen worden op verschillende niveaus aangeboden zodat elke leerling naar zijn niveau kan bewegen. In mei/ juni is er voor groep 3-4 altijd een sportdag. PAD leerplan, sociaal - emotionele opvoeding Het Padleerplan (Programma Alternatieve Denkstrategieën, oftewel probeer anders te denken) is in het schooljaar 1999-2000 gestart. Het doel is om de sociale vaardigheden en het sociaal inzicht van de kinderen te vergroten, en onderwijskundige en sociale processen in de groep beter te laten verlopen. Het leerplan richt zich o.a. op de volgende concrete doelen: - Toenemende zelfcontrole: eerst denken dan doen - Gevoel van eigenwaarde en zelfvertrouwen versterken. - Vaardig worden in het geven en ontvangen van complimenten. - Toenemend begrip en gebruik van woorden die betrekking hebben op gevoelens. - Beter de relatie zien tussen oorzaken en gevolgen. - Beter beseffen en begrijpen hoe je gedrag van anderen beïnvloedt. - Vaardiger worden in voorkomen en/of oplossen van problemen en conflicten. Verkeer In groep 4 werken we met het verkeersblad Stap Vooruit van Veilig Verkeer Nederland. Stap Vooruit is een verkeersblad, speciaal ontwikkeld voor groep 4 van het basisonderwijs. Ieder schooljaar verschijnen er van dit verkeerswerkblad acht nummers. Stap Vooruit bestaat uit vier werkpagina's. De pagina's zijn voorzien van een knipstrook met illustraties en doe - opdrachten. Stap Vooruit is geheel in kleur uitgevoerd. Er wordt gewerkt met foto's en
tekeningen. De aangeboden verkeerskennis en verkeerssituaties sluiten aan bij het gedrag van het kind als voetganger, speler, passagier én fietser. Ook de leerstof en het leesniveau sluiten aan bij kinderen van groep vier. Bij de foto's en tekeningen in Stap Vooruit horen opdrachten waarmee leerlingen direct, individueel of in groepjes, aan de slag kunnen. De opdrachten variëren van invullen, lijnen trekken, kleuren, knippen en plakken tot puzzelen en uitzoeken. De afspraken die in Stap Vooruit aan de orde komen zijn veelal niet de wettelijke verkeersregels. Die zijn vaak nog te moeilijk voor kinderen uit groep 4. De afspraken in Stap Vooruit zijn afgeleid van de wettelijke regels. Ze zijn geformuleerd in termen van gedrag zodat kinderen direct weten wat ze moeten doen. Thema’s die aan bod komen: 1. Lopen - Wel of geen stoep - Bij een obstakel - Bij een uitrit - Borden als je loopt 2. Oversteken - Bij geparkeerde auto’s - Bij een voetgangerslicht - Bij een zebrapad - Bij school 3. Spelen - Jouw buurt - Op straat - Op een speelterrein - Wat kan wel/niet 4. De fiets - Hoe ziet een fiets eruit? - Waarvoor gebruik je het - Opvallen met je fiets - Iets meenemen op je fiets 5. Fietsen - Afslaan (links- en rechtsaf) - Samen fietsen - Op de rijbaan of het fietspad - Borden als je fietst 6. Uitkijken en oversteken als je fietst - Bij een kruispunt - Bij een verkeerslicht
7. 8. -
Als iemand jou een teken geeft. Met de bus en de trein Bij de bushalte In de bus Kaartjes kopen Op het station In de trein In mijn buurt Allemaal buurten Hoe is jouw buurt? Wat is fijn en wat is lastig? Hoe hoort het daar?
Voor meer informatie www.veiligverkeernederland.nl
Spreekbeurt Dit jaar houden de kinderen een spreekbeurt over een zelfgekozen onderwerp. Het doel hiervan is de kinderen kennis te laten maken met het spreken voor een groep. Dit zal plaatsvinden in de tweede helft van groep 4.
Tot slot enkele praktische zaken - Om kwart voor 9 en om 13.00 uur willen we op tijd beginnen. De deur gaat ca. 5 minuten voor tijd open. - Wilt u de spullen van uw kind inzien? Dat kan, maar dan om 12 uur of om 15.15 uur. - Bij de kleuters was u gewend uw kind naar binnen te brengen, maar…..uw kind wordt groter! En daarom: Na een paar weekjes, als de kinderen gewend zijn, gaan ze alleen naar binnen. Wilt u dan buiten afscheid nemen? Het is prettiger in de gang, waar we niet zoveel ruimte hebben, maar het is vooral belangrijk voor de zelfstandigheid van de kinderen. - Ieder kind komt eens in de zoveel maanden aan de beurt om een week lang na schooltijd de klas te vegen, het bord schoon te maken, enz. Dit vergt over het algemeen 10 tot 15 minuten. Uw kind is dan dus wat later uit school. Op vrijdag wordt steeds bekend gemaakt wie de weekbeurt heeft. - Op woensdag is het fruitdag. Alle leerlingen nemen dan fruit mee als tussendoortje. Als u nog vragen heeft of een afspraak met mij wilt maken, dan kan dat natuurlijk. De deur staat altijd voor u open!