Jaargang 8 – nummer 1 – december 2003 Correspondentieadres: Westeinde 2a 2275 ad Voorburg
de prate-banck informatiebulletin van vereniging hofwijck Eindredactie: Ben Bregman
winternummer van de prate-banck
Vereniging Hofwijck staat aan de vooravond van één van de grootste activiteiten die zij in haar bestaan sinds 1913 ontplooid heeft. De omvangrijke reconstructie die de huidige tuin van Hofwijck terug zal brengen naar het origineel van Constantijn Huygens, zal naar alle waarschijnlijkheid vanaf 5 januari 2004 van start gaan. Ad Leerintveld geeft aan op welke wijze Hofwijck de tuinreconstructie historisch beargumenteerd heeft. Daarnaast publiceert Frans Blom de J.A. Worplezing over ‘Huygens’ reis naar Venetië’ die hij op 4 september 2003 verzorgde. Tot slot worden twee bijzondere vrouwen gememoreerd die dit jaar zijn overleden. Schrijfster Elizabeth Keesing en oud-voorzitter en jarenlang vrijwilliger van Hofwijck, Klaartje van Tuil.
nieuws aankoop boeken voor de museumcollectie Hofwijck heeft bij Veilinghuis Van Stockum te Den Haag twee boeken over tuinkunst aangekocht. Het gaat hierbij om Het vermakelyk land-leven, waarvan het eerste deel beter bekend is onder de naam Den Nederlandsen hovenier, de editie uit 1699 van Jan van der Groen en Pieter Nyland. Van der Groen was de hovenier van Stadhouder Frederik Hendrik en betrokken bij de aanleg van de tuinen van Honselaarsdijk, één van de buitenverblijven van Frederik Hendrik. Honselaarsdijk staat bekend als een vroeg Hollands Classicistische tuin. Voor Hofwijck is dit boek bij uitstek geschikt om de historische achtergrond van de tuinrestauratie toe te lichten. Het tweede boek is de Nieuwe en naauwkeurige Neederlandse hovenier uit 1735 van J.A. Langerak. Dit boek is een herdruk van een nauwelijks gewijzigd exemplaar uit de tijd van Huygens. Ook voor dit boek geldt dat Huygens hierdoor beïnvloed is bij de aanleg van Hofwijck. Het boek bevat 14 afbeeldingen van fruit-
bomen en snoeitechnieken. Een derde aankoop vond plaats bij Veilinghuis Burgersdijk in Leiden en bestrijkt een geheel andere interesse van de veelzijdige Constantijn Huygens. Huygens kocht in 1676 op 80-jarige leeftijd het boek De armillis veterum schedion van de Deense geleerde Thomas Bartholinus uitgegeven in Amsterdam door Wetstenius in hetzelfde jaar. Dit boek vormt een tastbaar bewijs van Huygens' belangstelling voor antiquiteiten. Zeer spectaculair voor Hofwijck is de verwerving van een bijzonder exemplaar van Huygens' debuutbundel Otiorum libri sex die in 1625 bij de Haagse drukker Aert van Meurs verscheen. Bij het Brusselse veilinghuis The romantic agony werd namelijk het exemplaar van Anna Roemers Visscher aangekocht. Over deze boeken hopen wij u bij een volgende gelegenheid meer te informeren.
1
bibliotheek hofwijck online Wanneer u deze Prate-banck onder ogen krijgt zal inmiddels de database van de Huygensbibliotheek op de website van Hofwijck (www.hofwijck.nl) te raadplegen zijn. Door twee schenkingen van aan Huygens gerelateerde boeken door leden van de vereniging, de heer Kol en mevrouw Van Tuil, is de bibliotheek behoorlijk volledig geworden. Daarnaast zijn de Ouvres Complètes, het verzameld werk van Christiaan Huygens dat door de Academie der Wetenschappen is uitgegeven in de periode 1888 tot midden 20ste eeuw, geschikt gemaakt voor gebruik in de bibliotheek. Deze 23 delen waren door de tand des tijds en de slechte kwaliteit van de band niet bruikbaar. Door deze opnieuw te laten binden is ook deze bijzondere verzameling beschikbaar gekomen voor de bezoeker. De bibliotheek is op afspraak en tijdens openingstijden te raadplegen. De boeken worden niet uitgeleend. In de bibliotheek staat de bezoeker een computer ter beschikking om de database te raadplegen.
tentoonstelling over christiaan huygens samen met drie verwante instellingen Op verzoek van de Space Expo in Noordwijk die ter gelegenheid van de aankomst van de CassiniHuygens missie op Saturnus en het 375ste geboortejaar van Christiaan Huygens een tentoonstelling wilde organiseren, hebben Museum Boerhaave, de Universiteitsbibliotheek van Leiden en Huygensmuseum Hofwijck besloten tot een unieke samenwerking. In de vier genoemde musea zijn van 8 april 2004 tot 31 mei 2004 tentoonstellingen te zien gewijd aan aspecten van Christiaan Huygens. Op Hofwijck zal de opvoeding, de persoon en de uitvinding van het slingeruurwerk aandacht krijgen. Dit met behulp van bruiklenen uit onder andere Museum Boerhaave en de Universiteitsbibliotheek Leiden. Het streven is om een passe-partout voor de vier locaties met een begeleidend boekje in de verkoop aan te bieden, zodat de wisselwerking tussen de locaties versterkt wordt. Te zijner tijd zullen de leden van de Vereniging een uitnodiging voor deze tentoonstelling ontvangen.
mijn leven en journaal van de reis naar venetië In de reeks Nederlandse Klassieken zijn twee prachtige boeken van Constantijn Huygens verschenen, bezorgd door Frans Blom. Het gaat om Mijn leven en Journaal van de reis naar Venetië. Mijn leven is de vertaling van De vita propia, de autobiografie die Huygens op 82-jarige leeftijd in tweeduizend Latijnse verzen vastlegde. Frans Blom geeft de Latijnse tekst met zijn vertaling daarnaast. Het boek is in twee delen, het eerste deel bevat de inleiding, teksteditie en vertaling en het tweede deel is het commentaar en de annotatie. Samen vormen deze twee delen een prachtige aanwinst voor het Huygensonderzoek. Huygens’ autobiografie is hiermee zeer toegankelijk gemaakt voor de Huygensliefhebber. Journaal van de reis naar Venetië noemt Blom zelf het toetje bij het diner van Mijn leven. Het reisjournaal van Huygens is door Blom vertaald vanuit het Frans, ook hier staat de vertaling naast het origineel, voorzien van een inleiding en commentaar. Bloms commentaar is zo aanstekelijk enthousiast dat de lezer geprikkeld wordt om de reis na te reizen. Het boek
biedt hiervoor een behoorlijk houvast omdat Blom vaak aangeeft welke zaken, die Huygens op zijn reis aantreft, nog te zien zijn. Ook maakt het boek in één keer duidelijk hoe groot de invloed van deze reis, eigenlijk Huygens’ ‘grand tour’, is geweest op de 23-jarige Huygens op het gebied van architectuur, muziek en diplomatie. Een zeer smakelijk toetje dat het verdient om als reisgids naast de reguliere reisgidsen meegenomen te worden op uw eigen ‘grand tour’ naar Venetië. Beide boeken zijn in de museumwinkel van Hofwijck en in de reguliere boekhandel te koop. Constantijn Huygens, Mijn leven verteld aan mijn kinderen in twee boeken, Ingeleid, bezorgd, vertaald en van commentaar voorzien door Frans R.E. Blom, Amsterdam 2003. Nederlandse Klassieken, Twee delen, 191 en 621 pagina’s ISBN 90 351 2311 5 € 60,00. Constantijn Huygens, Journaal van de reis naar Venetië. Vertaald en ingeleid door Frans R.E. Blom, Amsterdam 2003. Nederlandse Klassieken, 191 pagina’s ISBN 90 351 2500 2 € 29,95.
bij het overlijden van klaartje van tuil Op 5 juli van dit jaar heeft Vereniging Hofwijck afscheid moeten nemen van Klaartje van Tuil. Zij had de strijd tegen haar ernstige ziekte ondanks haar sterke wilskracht toch moeten opgeven en heeft het onvermijdelijke met een bewonderenswaardige moed aanvaard. Niet alleen de onderwijswereld die zij zo lang had gediend als leraar en inspecteur treurt om dit verlies. Ook cultureel Voorburg verliest in haar een zeer actieve en deskundige voorvechtster. Voor Huygens, en dus de Vereniging Hofwijck, heeft Klaartje zich enorm ingespannen. Eerst als voorzitter van het Bestuur en na haar aftreden in 1992 onmiddellijk als vrijwilligster. Met haar kennis van het werk van Huygens heeft zij menige succesvolle rondleiding gegeven. Haar enthousiasme voor het gedicht Hofwijck bracht ze op speciale leesbijeenkomsten over op andere vrijwilligers. Als oud-lerares heeft zij een onschatbare bijdrage geleverd aan de verschillende educatieve projecten van Hofwijck. Haar verbondenheid met haar Hofwijck was zo groot dat zij de Vereniging een legaat heeft nagelaten en een deel van haar boeken over Huygens en de zeventiende eeuw. De Vereniging zal haar nagedachtenis in ere houden. Zij ruste in vrede. ad leerintveld
de cultuurhistorische achtergrond van hofwijcks tuin
n het vorige nummer van De Prate-banck werd melding gemaakt van het plan de tuin van Hofwijck terug te brengen in zeventiende-eeuwse staat. Het projectplan dat daarvoor werd geschreven, bevat een cultuurhistorische verantwoording waaruit we voor de leden van Vereniging Hofwijck graag de belangrijkste delen hier weergeven. Deze verantwoording is samengesteld uit bijdragen van Ben Bregman, Henk Boers en Ad Leerintveld. De tekstredactie was in handen van Bob van den Boogert.
I
in memoriam elisabeth keesing Voor Vereniging Hofwijck en voor de bekendheid van Constantijn Huygens en zijn familie is de in april van dit jaar overleden historica en schrijfster Elisabeth Keesing van grote betekenis. Haar boek Constantijn en Christiaan; verhaal van een vriendschap (Amsterdam, Querido, 1983) roept door het eminente gebruik dat de schrijfster maakt van de originele brieven een fascinerend beeld op van de wereld van deze twee begaafde zoons van Constantijn. In Het volk met lange rokken (Amsterdam, Querido, 1987) publiceerde ze portretten van de vrouwen rondom vader Constantijn Huygens. Ze portretteerde daarmee tegelijk de dichter als zoon, eerste vriendje, echtgenoot, partner bij het musiceren en als oude vriend. Ook in dit boek is zij trefzeker als schrijfster en betrouwbaar als een goed historica. Tegelijk openbaarde zij hierin haar onafhankelijke, kritische, zo u wilt feministische opstelling. Terecht werd dit boek dan ook bekroond met de Anna Bijnsprijs en verscheen er een herdruk van. Elisabeth Keesing is 92 jaar geworden. Tot op het laatst was zij actief, ook met de Huygensen. Een half jaar voor haar dood liet ze zich nog per taxi naar de Koninklijke Bibliotheek brengen om de originele brieven van Constantijn jr. in te zien ten behoeve van een bloemlezing die zij voor Querido zou maken. Vorig jaar was ze nog zeer levendig aanwezig bij de Worplezing die Mieke Smits-Veldt hield over de moeder van Huygens, Susanna Hoefnagels, een van ‘haar vrouwen rondom Constantijn Huygens’. Op woensdag 23 april 2003 heeft een grote groep mensen die allen het voorrecht hadden haar gekend te hebben, op Ockenburg afscheid genomen van deze bijzondere vrouw. Bij deze gelegenheid werd zij tre¬end gekarakteriseerd als ‘klein van gestalte, maar groot van postuur’, als iemand die hoofd en hart harmonisch wist te gebruiken. Elisabeth Keesing leeft voort in haar boeken. Voor leden van de Vereniging Hofwijck zijn dat uiteraard de boeken over de Huygensen. Maar ook haar ander werk en haar autobiografie Op de muur blijven inspirerend. ad leerintveld
2
Huygens’ uitgangspunten Constantijn Huygens heeft Hofwijck aangelegd op basis van een totaalconcept. Als leidend beginsel in het ontwerp zou het zoeken naar harmonie kunnen worden aangemerkt, een motief dat we als een rode draad in zijn gehele leven en werk aantre¬en. Huygens tracht deze harmonie in de tuinaanleg van Hofwijck te bereiken door, geheel in de geest van het renaissancistische gedachtegoed dat zijn kunstopvattingen bepaalde, bij het ontwerpen van de buitenplaats de antieke vormgevingsprincipes van Vitruvius en de aan Pythagoras toegeschreven harmonische tonenreeks als uitgangspunt te nemen. Dit resulteerde in een tuinaanleg die qua vorm en betekenis als een afspiegeling van zijn denken kan worden beschouwd. In het lange gedicht dat Huygens aan Hofwijck wijdde, voert hij de lezer als denkbeeldige bezoeker door zijn tuin en maakt hij hem in literaire vorm deelgenoot van zijn overwegingen bij de
verwezenlijking van dit levenswerk. Huygens heeft zich bij de aanleg van Hofwijck onder meer gebaseerd op de architectuurtheorie van de Romeinse architect Vitruvius. Voor Italiaanse renaissancearchitecten als Palladio en Scamozzi diende Vitruvius’ traktaat De Architectura Libri X (De 10 boeken over architectuur) uit de eerste eeuw voor Christus als gezaghebbende leidraad bij het maken van architectonische ontwerpen en het schrijven van eigen architectuurtraktaten. Huygens had voorbeelden van deze Vitruviaanse architectuur met eigen ogen aanschouwd tijdens zijn ‘grand tour’ naar Venetië in 1623, waarbij hij in verscheidene Italiaanse steden en langs de rivier de Brenta de stadspaleizen en buitenhuizen van Palladio had bezichtigd. Voor de bouw van zijn huis aan het Plein in 1637 maakte Huygens, samen met de architect Jacob van Campen en de humanist Caspar Barlaeus, intensief studie van de 3
‘Vitaulium Hofwijck’. Proefdruk met eigenhandige toevoegingen van Huygens voor de gravure bij de eerste druk van het gedicht in 1653. Collectie Huygensmuseum Hofwijck.
traktaten van Vitruvius en diens 16e-eeuwse navolgers. Het huis aan het Plein geldt als een van de vroegste voorbeelden van Vitruviaanse architectuur in de Noordelijke Nederlanden. Enkele jaren later, rond 1639, trachtte Huygens de Vitruviaanse architectuurtheorie nog nadrukkelijker in de praktijk te brengen in de vormgeving van zijn buitenplaats Hofwijck. Volgens Vitruvius kan harmonie in een bouwwerk alleen worden bereikt door Symmetria. Symmetria is iets anders dan wat wij tegenwoordig ‘symmetrie’ (spiegelbeeldigheid) noemen. Vitruvius doelt hiermee op een harmonische verhouding van de onderdelen tot elkaar en van elk onderdeel tot het geheel. Deze Symmetria is het resultaat van de toepassing van juiste, dat wil zeggen rationele maatverhoudingen (Proportio). Daartoe dient de architect uit te gaan van een Modulus, een basismaat die als maateenheid dient voor het gehele ontwerp. De ideale Proportio en Symmetria, zo schrijft Vitruvius, tre¬en we aan in de maatverhoudingen van het menselijk lichaam. Het concept van het menselijk lichaam als maatstaf voor ideale verhoudingen is door Huygens bij het ontwerpen van de buitenplaats Hofwijck in een wel zeer letterlijke vorm toegepast. Enigszins verwant met de beroemde, op Vitruvius geïnspireerde tekening van Leonardo da Vinci waarin een man met uitgestrekte ledematen binnen een vierkant en een cirkel is geplaatst, heeft Huygens de plattegrond van de tuin de vorm van een menselijk lichaam gegeven en de tuinonderdelen conform de verhoudingen van de menselijke lichaamsdelen geproportioneerd. De lengte van het huis diende daarbij als maateenheid (Modulus) en de rationele, als ideaal beschouwde maatverhouding 1:2:4 als grondslag voor het gehele ontwerp. Behalve op Vitruvius heeft Huygens zijn ontwerp gebaseerd op de muzikale tonenreeks van Pythagoras: de onderverdeling van de lengte van een snaar in bijvoorbeeld een octaaf (1:2), kwint (2:3) of kwart (3:4). Vooral deze drie – bij uitstek als harmonisch beschouwde – maatverhoudingen tre¬en we veelvuldig in de vormgeving van Hofwijck aan, zowel in de tuinaanleg als in het interieur van het huis.
terrein volgens de ideale maatverhouding 1:2:4 te structureren viel. De lengte van het gehele terrein tussen Vliet en Achterweg laat zich namelijk in zeven eenheden verdelen. De Heerweg verdeelt de grond in twee stukken van respectievelijk 3/7 (Vliet-Heerweg) en 4/7 (HeerwegAchterweg). Het eerste stuk vormt in de antropomorfe plattegrond het bovenlichaam, het tweede stuk het onderlichaam. Zoals gezegd komen de ideale maatverhoudingen volgens Vitruvius tot uiting in een goed geproportioneerd menselijk lichaam. Huygens brengt dit concept in zijn tuinontwerp expliciet in de praktijk door het huis en de vijver vorm te geven als het hoofd van het lichaam, de oprijlanen als de armen, de boomgaard als borstkas en buik, de Heerweg als het middel en de overtuin als het onderlichaam en de benen.
leid uit een prent die weliswaar zorgvuldig is getekend, maar nooit als bron voor exacte maatgegevens bedoeld is. De schaal van de plattegrond is ongeveer 1:1000, wat betekent dat een afwijking van 0,2 millimeter in de prent een afwijking van 1 Rijnlandse voet bij de bepaling van de werkelijke afmetingen oplevert. Toch is het alleszins verantwoord om de prent als uitgangspunt te nemen bij de vaststelling van de werkelijke afmetingen van de tuinonderdelen. Het belangrijkste ijkpunt is de lengte van het huis die als Modulus is gehanteerd, namelijk 30 Rijnlandse voet. Vanuit dit gegeven, waarvan de juistheid wordt onderschreven door Prof.dr. K.A. Ottenheym, hoogleraar architectuurgeschiedenis aan de Universiteit van Utrecht, kunnen de relatieve afmetingen in de prent naar werkelijke afmetingen worden vertaald. Voor Constantijn Huygens was het toepassen van de hierboven beschreven Vitruviaanse en Pythagoreïsche principes geen doel op zich. Met de aanleg van een tuin op basis van deze principes zocht hij de ultieme harmonie zo dicht mogelijk te benaderen. Voortdurend tre¬en we dit zoeken naar harmonie in Huygens’ handelen aan. Zelfs de gedragregels voor bezoekers van Hofwijck waren op de totstandbrenging van harmonie gericht. Zo waren discussies over godsdienst en politiek op Hofwijck verboden. Huygens wilde dat zijn gasten zich op zijn buiten van hun meest dichterlijke of muzikale kant lieten zien. Utricia Ogle deed dit door er de nachtegalen te laten zwijgen met haar prachtige zang. Maria Casembroot speelde er quatre-mains met Huygens op het klavecimbel. Geheel in de geest van zijn bouwheer werd Hofwijck een wijkplaats voor gelijkgestemden op zoek naar harmonie in leven en kunst.
Bronnen De zeventiende-eeuwse bronnen, dat zijn het gedicht Hofwijck en de daarbij vervaardigde gravure, vormen voor de restauratie van de tuinen van Hofwijck uniek materiaal. De bouwheer van de buitenplaats heeft in zijn gedicht namelijk zelf beschreven wat hij had aangelegd en met welke bedoeling hij dat gedaan had. De gravure is bij het gedicht een hulpmiddel. Huygens zegt het zelf in regel 25-26 van zijn gedicht: ‘k Wil Hofwijck, als het is, ‘k wil Hofwijck, als ’t zal wezen, de vreemdeling doen zien, de Hollander doen lezen. Wie lezen kan, krijgt door het gedicht Hofwijck de mogelijkheid de buitenplaats te blijven zien. Zelfs als de tijd ‘struik en steen’ heeft verwoest, zal het papieren Hofwijck ‘nog staan bloeien in zijn waarde’. Wie geen Nederlands kan lezen, de vreemdeling, kan een beeld krijgen van Hofwijck door de gravure. Huygens wist wat hij wilde met de vormgeving van zijn buitenplaats en wist waarover hij schreef. Reeds in zijn jeugd had hij kennisgemaakt met het gedachtegoed van de renaissance en ook met de invloed daarvan op de aanleg van tuinen. Zo verhaalt hij in zijn jeugdautobiografie hoe vader en zoon De Gheyn in Den Haag voor prins Maurits een tuin hebben aangelegd. Huygens’ opvoeding werd zeer bepaald door Philips van Marnix van St. Aldegonde, een vriend van Huygens’ vader en een tijdlang een belangrijk raadgever van prins Willem van Oranje, van wie vader Huygens een van de secretarissen was. Philips van Marnix van St. Aldegonde was tevens een zeer goed ingevoerd tuinenliefhebber, die correspondeerde met autoriteiten als Carolus Clusius en Matthias Lobelius.
De afmetingen van de tuinonderdelen en het huis worden bepaald door de afmetingen van het terrein en de daarin aangebrachte maatverhoudingen. De breedte van de tuin (dwarslaan) ter hoogte van het voorplein en de lengte van de oprijlaan zijn gelijk, namelijk 2/7 van de totale lengte van de tuin. De lengte van respectievelijk het huis, de brug naar het huis en het voorplein volgt de ideale maatverhouding 1:2:4. De lengte van het huis is de Modulus die in het ontwerp van de tuin als maateenheid is gehanteerd. Dit verklaart waarom het huis relatief klein is ten opzichte van de tuin. Een groter huis (en dus een grotere Modulus) zou toepassing van de door Huygens gewenste ideale maatverhouding 1:2:4 binnen de grenzen van het door hem aangekochte terrein onmogelijk hebben gemaakt. Huygens maakte de afmetingen van zijn huis dus ondergeschikt aan de zuivere harmonie in het totale tuinontwerp. Het huis meet 9,42 meter in de lengte. Dat is precies 30 Rijnlandse voet (31,4 cm) oftewel 2,5 roede. Deze maat van 30 Rijnlandse voet keert als Modulus voortdurend terug in het ontwerp. De lengte van de brug is 2 maal de Modulus = 60 voet (5 roede), de lengte en breedte van het voorplein zijn 4 maal de Modulus = 120 voet (10 roede) en die van de vijver 5 maal de Modulus = 150 voet (12,5 roede). Uit opmeting van de tuinonderdelen in de prent Vitaulium Hofwijck blijkt dat de lengte van het eiland 192 voet (16 roede) moet zijn geweest, de oprijlaan 384 voet (32 roede) en de overtuin 768 voet (64 roede). Deze laatste drie maten bezitten een zekere onnauwkeurigheid, omdat zij zijn afge-
Huygens heeft de Vitruviaanse vormgevingsprincipes in Hofwijck als volgt in de praktijk gebracht. Bij de aankoop van het stuk grond dat ingeklemd lag tussen de Vliet en de Achterweg (de huidige Prinses Mariannelaan) en werd doorsneden door de Heerweg (het huidige Westeinde), heeft Huygens zich gerealiseerd dat dit 4
Laatste blad van het handschrift van het gedicht Hofwijck uit 1651. Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
5
Uit de studie van P.A.F. van Veen, De soeticheydt des buyten-levens, vergheselschapt net de boucken wordt duidelijk in welke mate het renaissance-gedachtegoed met betrekking tot het landleven stoelt op klassieke schrijvers over de ‘re rustica’. Huygens kende het werk van deze schrijvers. Huygens’ belangstelling voor de tuin en het landleven in het algemeen, is gevoed door zijn kennisname van klassieke schrijvers. Zijn grote belangstelling voor ‘natuur’ en ‘cultuur’ komt ook voort uit zijn godsdienstige achtergrond. In alles wat op aarde mogelijk was, ziet Huygens de hand van zijn Schepper. ‘Het boek van de natuur’ is voor Huygens naast de bijbel het tweede boek waarin God zich heeft geopenbaard. Met wetenschappelijke precisie stelt Huygens zich dan ook op de hoogte van de diversiteit aan planten die in de Leidse Hortus Botanicus staan en die in de ‘Jardin du Roi’ in Parijs worden aangetro¬en. Als door zijn toedoen zijn vriend, de botanicus Johan Brosterhuysen benoemd wordt tot hoogleraar Botanica aan het Oranjecollege te Breda, wil Huygens op de hoogte gehouden worden van wat in de Bredase Hortus geplant gaat worden. Als na de stichting van Hofwijck ook Jacob Westerbaen met Ockenburg een buiten heeft aangelegd, ontstaat ertussen de beide landeigenaren een levendig verkeer van brieven en gedichten, maar ook van beschrijvingen van planten, stekken en vruchten. Huygens’ gedicht Hofwijck is recent uitgegeven door Ton van Strien met steun van de Vereniging Hofwijck. In zijn literatuuropgave verwijst Van Strien instemmend naar de dissertatie die Willemien de Vries schreef over het hofdicht. De pagina’s 134-138 van deze dissertatie geven een overzicht van de opvattingen van tuinhistorici als Erik de Jong, John Dixon Hunt, Carla Oldenburger en anderen over Huygens en zijn tuin. Hofwijck is een tuin ‘die veroverd is op de ongecultiveerde natuur’, het is ‘eigenlijk meer een bos dan een tuin’. Ten aanzien van de boomgaard, die door tuinhistorici veelal als een teken van ‘humanistisch-calvinistische hang naar nut en soberheid’ wordt gezien, merkt De Vries op dat Huygens zijn ‘bos en boomgaard’ niet in de eerste plaats om het profijt aangelegd en onderhouden heeft. Zij gaat vervolgens op p. 151 in op de ‘beschrijving’ die ‘de dendrofiel Huygens’ (p. 145) geeft van zijn buiten. ‘Elk onderdeel dat op de plattegrond een letter heeft gekregen, komt in het gedicht aan de beurt en meer dan dat. Naast de tien op de plaat vermelde boomsoorten blijken er ook nog kastanjes, notenbomen en lijsterbessen te groeien (r. 199394) en loopt er een pad met dennenbomen langs de grachten rondom de boomgaard (r. 1365; 1486-87).’ Tegen deze achtergrond van renaissancistisch gedachtegoed moeten gedicht en gravure worden gezien. Beide zijn zeer duidelijk descriptief. De werkelijkheid wordt erin beschreven. De restauratieplannen voor de tuinen van Hofwijck stoelen dan ook niet zomaar op een toevallig overgeleverd gedicht, maar op een beschrijving van de werkelijkheid, zoals de bedenker van de tuin die zag. Dat de beschrijving tegelijkertijd een van de mooiste Nederlandse gedichten van Huygens is, doet aan het werkelijkheidsgehalte niets af. Het genre waartoe het gedicht Hofwijck gerekend moet worden, is dan ook tre¬end gekarakteriseerd als ‘topografische poëzie’. Het gedicht en de gravure vormen, samen met de nog aanwezige maatverhoudingen, een ideale basis voor de restauratie van de
tuin en daarmee voor het opnieuw duidelijk maken van wat Huygens heeft willen creëren met zijn buitenplaats Hofwijck. Huygens’ tuin naar het gedicht Hofwijck De tuin van Hofwijck is opgedeeld geweest in een ‘overtuin’, met een beplanting die Huygens omschrijft als het ‘wilde bos’, en de ‘tuinen rond het huis’, bestaande uit een vijver met daarin het huis, lanen, een boomgaard en de eilanden aan weerszijde van het huis, beplant met een selectie bijzondere bomen. De scheiding van beide tuinen werd gevormd door de Heerweg (nu Westeinde). De beide delen van de tuin waren symmetrisch aangelegd langs de lengte-as van de buitenplaats. De in 1837 verkochte ‘overtuin’ bestond uit in totaal vier met bos begroeide percelen van gelijke grootte, aan beide zijden van de middenas twee. Elk van de vier bospercelen was beplant met een andere boomsoort namelijk: zachte berk, grove den, els en zomereik. De lanenstructuur rond deze bospercelen bestond uit een beplanting met zomereik afgeschermd van de omliggende weilanden door windsingels van elzenhakhout. In het bos was een heuvel opgeworpen, met daarop een uitzichtspunt. Deze berg was begroeid met gras, kruidachtigen en madeliefjes. In het bos was een zodenbank waar bezoekers rustig konden gaan zitten praten. De Heerweg die de tuin in twee delen scheidde, was beplant met twee rijen witte abelen. Buiten de symmetrische aanleg van de tuin waren langs de Heerweg een hovenierswoning en een kruidhof aangelegd met een warme bak, beplant met perziken en abrikozen. De structuur van de tuinen rond het huis werd gevormd door een stelsel van watergangen die uitkwamen op de vijver rond het huis. De tuinen rond het huis bestonden uit lindelanen, door elzen beschut tegen de wind, die uitkwamen op een dwarslaan die met essen beplant was. Alle wegen waren met schelpengruis en zwavelklei verhard. Hagen van beuk en haagbeuk beschermden overal de tuin tegen inkijk. De dwarslaan kwam uit op een ruim plein dat op de middenas van de tuin, voor het huis was gelegen. Het plein was beplant met esdoorn en zilverden. Vanaf het plein was via een brug de boomgaard te bereiken. Deze bestond uit in totaal vier perken van gelijke grootte, aan elke zijde van de middenas twee. Deze perken waren beplant met bessenstruiken en appel-, kersen-, peren-, en pruimenbomen. De boomgaard was aan de noorden zuidzijde omgeven door een wandelgalerij, bestaande uit een dubbele haag van gesnoeide beuk of haagbeuk. Deze galerijen kwamen uit op vier met kamperfoelie en klimop begroeide kabinetten. Bij deze kabinetten lag aan de zuid- en oostzijde van de boomgaard een schiereilandje dat met hagen van beuk of haagbeuk was omringd en in kleine plantbedden verdeeld was. Aan de west- en oostzijde van de boomgaard was een singel van zilverdennen geplant. De paden rond de perken in de boomgaard waren aangelegd in gras. Vanaf het plein bij het huis waren via twee bruggetjes de eilanden ten oosten en ten westen van het huis te bereiken. Deze eilanden waren door een strak raster van paden in negen perken verdeeld die verschillend van grootte waren en beplant met zilverden, tamme kastanje, wilde lijsterbes en okkernoot. De onderbegroeiing van de eilanden bestond uit rozenstruiken. Op het dijkje dat de twee eilanden verbond en dat de afscheiding vormde tussen het water van de vijver rond het huis en het 6
Plattegrond van de reconstructie van de tuin uit het Tuinplan 2003.
water van de Vliet, stonden iepebomen. Ook hier was de inkijk weer afgeschermd door beuken- of haagbeukenhagen. In de middenas van de tuin was half in de Vliet een uitzit gebouwd. Aan de Vlietzijde van het westelijke eiland lag een kegelbaan. De brug van het plein naar het huis was bezet met rozen (in potten geplant) en vier sculpturen die de vier jaargetijden moesten verbeelden.
bomen af. Na overleg met Jacob van Campen, die ervaring had met arme zandgronden op zijn buitenplaats bij Amersfoort, werd het slechtste deel van de zandgrond afgegraven en, omdat het onverkoopbaar was, op een berg geworpen in het midden van het bos. Het bos dat na het afgraven geplant werd, heeft uiteindelijk vele jaren goed gegroeid. De tuinen rond het huis werden voor het grootste deel op de voedselrijkere klei-veengrond bij de Vliet aangelegd. Op deze rijkere grond legde Huygens zijn boomgaard en bomentuin aan. Huygens realiseert zich (r. 2665-2674) dat ook het ophogen van de tuin rond het huis met de grond die vrij kwam bij het graven van de vijver bij het huis, noodzakelijk was voor de ontwatering van de moeilijk water doorlatende kleigrond. Ophoging was noodzakelijk om de aanplant van de bomencollectie op de eilanden, zoals tamme kastanje, wilde lijsterbes, okkernoot en rozen te kunnen realiseren. Vooral het door Huygens zo veel geprezen mastboom-mannetje, de zilverden, heeft een goed ontwaterde standplaats nodig. De standplaats van alle gewassen in de tuin is steeds weloverwogen uitgezocht.
De sto¬ering van Huygens’ tuin naar het gedicht Hofwijck Uit het gedicht Hofwijck blijkt telkens weer de deskundigheid van Huygens op tuingebied, zowel van het ontwerpen als van de keuze en plaats van de beplanting had hij verstand. Huygens geeft in zijn gedicht aan dat hij, voordat hij met de aanleg van Hofwijck begon, op papier een aantal ontwerpen gemaakt heeft (r.65-98). Hoe deze ontwerpen eruit zagen, deelt Huygens ons niet mee. Wel geeft hij aan dat hij hulp van deskundigen gehad heeft. Op het gebied van de beplanting is Huygens bijgestaan door Johan Brosterhuysen, stichter en opziener van de ‘Medicinale Kruidhof ’ te Breda. Op het gebied van buitenplaatsaanleg en architectuur is Jacob van Campen zijn adviseur geweest. Ook Pieter Post adviseerde Huygens op het gebied van architectuur. Maar ondanks al deze adviezen, zo schrijft Huygens in zijn gedicht, is hij het zelf geweest die de uiteindelijke beslissingen nam, ten aanzien van zowel de structuur als de beplanting (r.85-90). Voor de structuur waren de klassieke maatverhoudingen en de perceelsgrenzen voor het uiteindelijke ontwerp doorslaggevend. Voor de beplanting was het verschil in grondsoort tussen de overtuin en de tuinen rond het huis bepalend voor de beplantingskeuze. Huygens beschrijft in zijn gedicht (r.601-634) dat ondanks zijn inzicht, het bos in de overtuin al na een paar jaar afstierf. Ook al had Huygens zijn bos aangeplant met soorten die op een voedselarme en zure zandgrond goed kunnen groeien, zoals zachte berk, grove den, els en zomereik, toch stierven deze
Dat zijn ontwerp pas na honderd jaar tot volle wasdom gekomen zal zijn (r.130) en dat de tuin steeds onderhouden zal moeten worden (r.2385-2422) realiseert Huygens zich tijdens het ontwerp terdege. De praktijk (r.85-96), zo schrijft hij, heeft eigenlijk de doorslag gegeven bij de keuze voor het uiteindelijke ontwerp en de uiteindelijke beplantingskeuze. Uit het bovenstaand zal duidelijk zijn geworden dat Vereniging Hofwijck een spectaculaire restauratie van Huygens’ tuin heeft voorbereid, die stevig wordt geschraagd door het unieke materiaal dat Huygens zelf heeft nagelaten. Dankzij de zeer enthousiaste inzet van projectteam, expertgroep en bestuur zal de buitenplaats Hofwijck over enige tijd in oude glorie zijn hersteld.
7
constantijn huygens’ reis naar venetië worplezing 4 september 2003 door frans r.e. blom
p 23-jarige leeftijd maakte Constantijn Huygens (1596-1687) de mooiste reis uit zijn leven. Vanuit Den Haag trok hij met een gezantschap naar de machtige republiek Venetië. In een Franstalig dagboek noteerde hij zijn observaties van steden, dorpen en bevolking, van bibliotheken, muziek en architectuur, van kleine en grote gebeurtenissen, van heel veel wel en soms ook wat wee. Dankzij dit Journaal van de reis naar Venetië kan de lezer nu nog steeds de hele reis volgen, van dag tot dag, te paard, per schip of in de koets, in regen of zonneschijn, bergop of bergaf. Een tweede maal schreef Huygens over de reis in het dichtwerk Mijn leven. Dat is zijn autobiografie in Latijnse verzen, gecomponeerd op hoge leeftijd. De dichter was toen 82 jaar en het avontuur naar Venetië lag inmiddels al bijna zestig jaar achter hem. In deze dichterlijke vertelling blikte hij dus terug en dat resulteerde in een ander beeld van de reis. Beide teksten van Huygens bieden ieder op hun eigen manier een prachtige blik op de onvergetelijke reis.
O
Na de studie op reis Toen Huygens op 20 april 1620 uit Den Haag vertrok, was dat zijn tweede avontuur in het buitenland. Na de studie in Leiden was hij allereerst, in het jaar 1618, voor een periode van drie maanden in Engeland geweest. Daar had hij Londen gezien, met de omliggende koninklijke paleizen en landgoederen, en ook had hij een bezoek gebracht aan de academiesteden Oxford en Cambridge. Voor de Engelse ‘kleine tour’ had Huygens dankbaar gebruik kunnen maken van zijn vaders hoge contacten. De overtocht had hij gemaakt in het veilige en comfortabele gevolg van een Britse gezant, en in de hoofdstad aan de Thames had hij gelogeerd bij een andere vriend van zijn vader, de Nederlandse ambassadeur te Londen. Voor de reis naar Venetië was nu een zelfde entourage gevonden. Deze keer reisde Huygens in het gevolg van de Nederlandse gezant François van Aerssen. De topdiplomaat was een favoriet van stadhouder Maurits, die hij herhaaldelijk vertegenwoordigde in buitenlandse aangelegenheden. Al woonde Van Aerssen net als de Huygensen aan het Haagse Voorhout, toch was het besluit om Constantijn mee te nemen meer dan een vriendendienst. Hij voorzag enig nut van zijn buurjongen, die niet alleen goed opgeleid was in de
kunsten en de omgangsvormen aan het hof, maar ook zijn talen beheerste. Het Frans, de taal van de diplomatie, sprak Huygens als zijn tweede moedertaal, en het Italiaans had hij zich door zelfstudie eigen gemaakt. Een gewichtige missie De reden waarom de Nederlandse gezant Van Aerssen naar Venetië werd uitgezonden, had alles te maken met de naderende afloop van het Bestand (1609-21). De twaalfjarige wapenstilstand met Spanje liep over een jaar af, en als het aan stadhouder Maurits lag, zou men weer ten strijde trekken. Om de uitgangspositie daarbij zo gunstig mogelijk te maken had de missie van Van Aerssen twee oogmerken. Het eerste was de bekrachting van een alliantie met Venetië. In Den Haag was al op papier vastgelegd dat, indien een van beide partners werd aangevallen, de ander met financiële of militaire middelen te hulp zou komen. Die afspraak moest nu in de Lagunestad zelf met veel publiek vertoon kracht worden bijgezet. De gezant van de Republiek der Zeven Verenigde Provincies zou er eervol ontvangen worden en enige toespraken houden voor de illustere senaat van La Serenissima, om Europa te doordringen van het verbond tussen de twee republieken.
Penning met aan weerszijden de leeuwen van de San Marco en de Republiek, geslagen door Willem Bylaer ter gelegenheid van de alliantie, Foedus Initum 1620. Collectie Rijksmuseum Het Koninklijk Penningkabinet, Leiden.
8
Teatro Olympico, detail van het beroemde decor ontworpen door Vicenzo Scamotzi.
Frankfurt. Vanhier voerde de reis per rijtuig naar Heidelberg. Was het gezelschap op eerdere plaatsen hooguit één dag gebleven om uit te rusten, in de residentie van de keurvorst werd voor een langere periode haltgehouden. Huygens genoot van het fraaie renaissancehof, met de tuinen van Salomon de Caus, de beroemde echozaal en de vergezichten over de Neckar. Ook boog hij zich over de zeldzaamste Vergilius-handschriften in de bibliotheek en maakte hij contacten met grote geleerden. Na een bezoekje aan het grootste wijnvat ter wereld in de kelders van het slot ging de reis verder, oostwaarts over smalle bergweggetjes naar het hoger gelegen Rothenburg, en dan zuidwaarts langs het renaissancehof in Stuttgart naar de universiteitsstad Tübingen. Nu kwamen in de verte de Alpen in zicht; Huygens zag ze eerst aan voor wolken. In Zwitserland werden de grote meren per schuit overgestoken, de wegen gingen per paard. Diep in het hart van de besneeuwde Alpen wachtte de Splügenpas. Die moest in een zeven uur durende klim te voet bedwongen worden. Smalle paadjes voerden langs steile afgronden met in de diepte het kolken van de Rijn. Een lastpaard gleed de diepte in en Huygens zelf vloog in duizelingwekkende vaart een ijshelling af, maar heelhuids bereikte men de zomerse warmte van Italië. In de Veneto, het uitgestrekte gebied in Noord-Italië dat onder zeggenschap van de Lagunestad viel, werd het gezantschap in elke stad op grootse wijze onthaald. Kanonnen bulderden, ruitercompagnieën en soldaten paradeerden, burgemeester en stadsbestuur kwam tegemoet gereden, en altijd waren er copieuze maaltijden met lokale specialiteiten. Zo ging het van Bergamo via Brescia naar het Gardameer, waar Huygens overheerlijke carpioni voorgeschoteld kreeg, een vissoort die alleen in dit meer, en dan nog wel op één bijzondere plaats, gevangen werd. In Verona bestond hij het om tijdens de siësta onder de brandende middagzon studie te verrichten naar het best bewaarde amfitheater uit de oudheid, de Arena. ’s Avonds luisterde hij naar Italiaanse muziek en zag hij hoe de Veronese dames zich op hun best ten dans
Ten tweede had gezant Van Aersen een agenda voor onderweg. De reis zou voeren door Duitsland, waar sinds het begin van de Dertigjarige Oorlog (1618-48) de verhouding tussen de protestantse Unie en katholieke Liga in ras tempo polariseerde. Grotere militaire confrontaties hingen in de lucht. Het buitenlandse beleid van prins Maurits was in dezen gericht op steunverlening aan de protestanten en het aanwakkeren van de strijd, aangezien oorlog in Duitsland de Spaanse dreiging op het eigen grondgebied zou verminderen. Van Aerssen onderbrak zijn heenweg naar het Zuiden dan ook geregeld voor geheim diplomatiek overleg met de protestanten. Langere tijd hield hij stil in Heidelberg, Rothenburg en Stuttgart. De uitkomst van deze politiek zou overigens enige maanden later pijnlijk duidelijk worden. Frederik V, de protestantse keurvorst van de Palts en koning van Bohemen, werd door de katholieke legers verpletterend verslagen en moest zijn hoven in Praag en Heidelberg opgeven. De beroemde bibliotheek in Heidelberg, met de kostbaarste boeken- en handschriftenverzameling in die tijd, werd vervolgens door de veroveraars aan de paus geschonken, en maakt tot op de dag van vandaag deel uit van de Vaticaanse collecties. Huygens was één van de laatsten die bij zijn bezoek aan de Paltsresidentie de prachtige bibliotheca palatina nog in haar oorspronkelijke omgeving bewonderde. Op weg Het gezelschap dat de reis naar Venetië maakte, bestond uit ongeveer 20 personen: de gezant Van Aerssen, een bescheiden hofhouding en enkele welgestelde jongelingen op educatiereis, onder wie Huygens. Het tempo lag aanzienlijk lager dan in onze tijd: op de eerste dag ging men vanuit Den Haag met zes rijtuigen op weg om ’s avonds te arriveren in Bodegraven. Vandaar werd er over Utrecht en Nijmegen in vijf dagen doorgereisd tot Keulen. Daarna ging het in twee schuiten zes dagen lang stroomopwaarts over de Rijn, voorbij Koblenz door de nauwe Lorelei-passage (waar een afgevuurd pistool klonk als een kanon) en over de Main naar de drukke handelsstad
9
Villa Foscari, ‘La Malcontenta’, aan de Brenta. Ontworpen door Andrea Palladio.
De Arena van Verona.
begaven. In Vicenza bezocht Huygens natuurlijk het beroemde Teatro Olimpico van Palladio, het stadstheater dat geheel gebouwd was naar het voorbeeld van de antieke architectuur. De oude academiestad Padua bood een anatomisch theater dat ‘niet in de schaduw kon staan van het onze in Leiden’. Het laatste stuk voerde over de Brenta, de waterweg waarlangs de Venetiaanse aristocraten hun somptueuze buitenhuizen bezaten. Uiteindelijk, ’s nachts, na het passeren van de vierde sluis, opende zich de lagune en voer het gezelschap Venetië binnen. De reis had maar liefst vijftig dagen geduurd. Oog in oog met de Doge van Venetië Daags na aankomst – er was nog geen ruchtbaarheid gegeven aan de Nederlandse aanwezigheid – had gezant Van Aerssen een opdracht van belang. De doge van Venetië moest een eerste groet gebracht worden, en tevens diende bij hem geïnformeerd te worden naar de komende diplomatieke ontvangstprocedure. Dat was geen onbelangrijkheid, want het welslagen van de missie was in hoge mate afhankelijk van de status die Venetië zou toekennen aan de Nederlandse gezant. Hopelijk was dat dezelfde eer als een gezant van Engeland of Frankrijk doorgaans kreeg, want dan zou de Nederlandse ambassadeur, en daarmee de jonge Republiek zelf, op gelijke hoogte gesteld worden als representanten van de grootste Europese mogendheden. Ter uitvoering van deze opdracht koos Van Aerssen uit zijn gevolg Huygens vanwege diens welgemanierdheid en taalbeheersing. Zo kwam de jongeman uit Den Haag in het Dogenpaleis van Venetië oog in oog te staan met de hoogste leider van de republiek. In het Journaal beschrijft Huygens hoe hij het er vanaf heeft gebracht: De 14e juni, zondag, kreeg mijnheer de ambassadeur bezoek van enige landgenoten. Na het middagmaal zond hij mij uit om de grote doge, of prins van de republiek, de hand te kussen en te vernemen wanneer en hoe het Zijne Sereniteit behaagde hem welkom te heten en audiëntie te verlenen. Ik begaf mij naar het Palazzo Ducale bij San Marco en bracht hem de boodschap over in zijn eigen vertrek, alwaar hij gezeten was op de dogetroon, geplaatst op een verhoging van twee treden. De doge omarmde me eerst vriendelijk en sprak vervolgens zijn dank uit voor alle eer die mijnheer de ambassadeur hem aandeed. Verheugd over zijn voorspoedige aankomst in Venetië liet hij hem verzekeren hier welkom te zijn als geen enkele ambassadeur ooit eerder, aangezien hij was gekomen om zo’n heuglijk en wenselijk verbond tussen de twee republieken te bekrachtigen. Van zijn kant, zo bezwoer hij, zou het voor altijd heilig en onschendbaar nageleefd worden, tot veiligheid van elk der beide staten en ter afschrikking van hun gemeenschappelijke vijanden. Dienovereenkomstig was reeds verordonneerd hem op gelijke wijze te ontvangen en eren als een ambassadeur van 10
de grootste koning ter wereld. De doge liet mijnheer de ambassadeur evenwel verzoeken geduld te betrachten tot dinsdag, omdat hij maandag verhinderd was in verband met de plechtigheden rond het feest van San Vito Constantijn Huygens Journaal van de reis naar Venetië. Op 14 juni 1620 Het Journaal vertelt in een nuchter constaterende toon over het bezoek aan de doge. Maar dat dit een spannend, en glorieus moment voor Huygens is geweest, lijdt geen twijfel. En dat bevestigt hij ook, zestig jaar later, in zijn autobiografie. In de terugblik wordt de gebeurtenis groot uitgemeten, en voorzien van enkele kunstige ingrepen om het e¬ect te vergroten. Let op hoe Mijn leven accentueert dat Huygens de doge in zijn eigen taal te woord stond (daarover zei het Journaal niets) en dat daardoor de gunst van de regeringsleider werd gewonnen: aanvankelijk leek hij nors, maar na Huygens’ Italiaanse woorden klaarde zijn blik op. En merk ook dat de autobiografie het belangrijke antwoord van de doge over de status van de Nederlandse gezant weergeeft in de directe rede. Hij antwoordt in een uitzonderlijk hoog register, alsof er een godheid aan het woord is: Ik werd uitgezonden naar de hoogste leider van Venetiës republiek, de oude doge met zijn priemende blik en een grijze baard die zijn waardigheid evenaarde. In purperen mantel gezeten op zijn vergulde troon ontving hij me. Ik bracht hem een groet in zijn eigen taal en vroeg daarbij naar de dag die hij ons toewees, naar de rang die hij onze gezant zou toekennen bij de ontvangst in de stad en naar het tijdstip waarop hij hem de gelegenheid wilde geven om in de illustere senaat zijn publieke harangue te houden. Toen klaarde de blik op en Zijne Sereniteit sloot me in de armen, terwijl hij ons welwillend zijn volledige steun toezegde. ‘Het hoogste eerbetoon,’ sprak hij, ‘dat wij hier naar plechtige gewoonte toekennen aan onderdanen die door koningen naar Venetië worden uitgezonden, dat hoogste eerbetoon belieft ons, weest hiervan verzekerd, uw gezant ten deel te doen vallen. Venetië zal zorgen dat de Faam gevoed zal zijn en aan de gehele wereld zal verkondigen hoe hoog in achting hier uw Republiek staat, hoe hoog wij het nieuwe verbond stellen, dat als buren de Adriatische Zee en Nederlandse Rijn aaneensluit.’ Constantijn Huygens Mijn leven verteld aan mijn kinderen. Boek 1 vss. 681-696 De twee versies die betrekking hebben op dezelfde gebeurtenis, verschillen dus beduidend in de beschrijving ervan. Het Journaal registreert, de terugblikkende autobiografie modelleert. Wat onbelangrijk is, wordt in het levensverhaal weggelaten, terwijl nadruk krijgt wat voor de vertelling relevant is: de taalbeheersing waarmee Huygens de doge voor zich innam, en het belangrijke gegeven dat de Staatse gezant
Venetië. Piazza San Marco met de Basilica en links en rechts de Procuratie Vecchie en Scamozzi’s Procuratie Nuove. Olie op doek door Canaletto, Fogg Art Museum, Cambridge (Mass.), USA.
op gelijke wijze geëerd zal worden als ambassadeurs van grote vorsten. Hier is de kunstenaar Huygens aan het werk; hij verdicht de werkelijkheid. Nu is het bezoek aan de doge hiervan nog een vrij onschuldig voorbeeld; er wordt hooguit een beetje geaccentueerd. Maar dat de dichter van de autobiografie ook wel eens een loopje durft te nemen met de feitelijke gegevens zal het vervolg duidelijk maken.
Om van al het moois wat er in Straatsburg te zien is, niet het belangrijkste te missen liet ik me rondleiden op de toren van de Münster, een onvoorstelbaar imposant en kunstig bouwwerk. Hij is 660 treden hoog en heeft vier opgangen op de hoeken, die leiden tot aan het punt waar de toren gaat toelopen naar de spits. Hiervandaan voeren rondom acht trappen verder omhoog. Aangepast aan de vorm van de toren zijn ze klein en nauw, maar uitzonderlijk goed gebouwd en ondanks de verschillende open vensters voor de lichtinval, toch nog veilig genoeg om te beklimmen. Dat is anders op het punt waar de trappen ophouden, in de spits zelf. De meesten hebben hier niet de moed om nog hoger te gaan. De tegenwoordige koning van Bohemen is wel zo nieuwsgierig geweest om helemaal in de top te klimmen en ik trof daar de kousenband aan die hij er als herinnering had opgehangen. De Straatsburgers hadden zijn gebaar zo op prijs gesteld, dat er inmiddels een netje van koperdraad overheen was gespannen. Die avond werden dezelfde koetsen gehuurd voor het stuk naar Speyer…
Diplomatiek eerbetoon bij de o~ciële ontvangst in Venetië De Nederlandse gezant zou bij de o~ciële ontvangst in Venetië dus ontvangen worden volgens het hoogst mogelijke diplomatieke protocol. Dat schreef een ontvangstcomité voor van maar liefst zestig senatoren, in zestig gondels. Als we de autobiografie erop naslaan lijkt dat ook daadwerkelijk gebeurd te zijn. Want daar staat over de welkomstceremonie, dat het Nederlandse gezelschap werd binnengehaald door ‘tienmaal zes gondels en tienmaal zes senatoren’. De hoogste diplomatieke eer voor de Republiek? Helaas, de autobiografie is hier niet betrouwbaar, zoals we kunnen opmaken uit het Journaal. Daar noteerde Huygens immers dat er maar ‘tweeëntwintig gondels met evenzovele senatoren’ aanwezig waren. Geen zestig dus. De vermoedelijke reden was misschien een slimme politieke manoeuvre, die de jonge Huygens niet geheel doorzag. Hij sluit zijn beschrijving af met de wellicht een beetje goedgelovige opmerking: ‘Men liet ons weten dat er voor vandaag eigenlijk een aantal van zestig senatoren uitgenodigd was, maar dat het grootste deel van hen het water niet had durven opgaan uit angst voor dreigend noodweer.’
Constantijn Huygens Journaal van de reis naar Venetië. Op 27 juli 1620 De goede verstaander heeft uit de laatste zinnen opgemaakt dat de koning van Bohemen, Frederik V, niet de enige is geweest die tot in het puntje van de Straatsburger torenspits is geklommen. Huygens noteerde immers koeltjes dat hij daar diens achtergelaten vorstelijke kousenband aantrof. Ook hij moet dus langs de buitenwand van de torenspits helemaal naar de top zijn geklommen. En als we afgaan op de rustige, constaterende toon van het journaal lijkt er geen enkele reden om het hoofd te schudden bij zo’n riskante onderneming. Maar hoe anders wordt dezelfde gebeurtenis beschreven door de auteur die zestig jaar later terugblikt en zich bij de herinnering alleen al duizelig van hoogtevrees voelt worden.
Jeugdige hoogmoed Tot slot nog een schokkende gebeurtenis op de terugweg. Na drie weken Venetië, opnieuw de tocht door de steden van de Veneto en opnieuw de Zwitserse Splügenpas koos het gezelschap in Duitsland de kortste weg naar huis. Dat betekende dat al vanaf Basel de loop van de Rijn zou worden gevolgd. En zo kwam Huygens tot zijn genoegen ook in Straatsburg, ‘een van de fraaiste, welvarendste en indrukwekkendste steden van Duitsland’. Om een beetje op adem te komen besloot gezant Van Aerssen hier maar even een paar dagen halt te houden. Die onderbreking was aan Huygens welbesteed, want niet alleen deed hij zich tegoed aan de uitstekende en goed betaalbare lokale keuken, ook wilde hij de grote kathedraal in, én op. Zonder de beklimming van de fameuze toren was (en is) voor talloze toeristen het bezoek aan deze stad niet compleet. De hoogte ervan is ruim 140 meter, en diverse ingenieus draaiende trappen komen uiteindelijk samen vlak onder de spits. Daar kun je eigenlijk niet verder omhoog. Of toch?
Het grootse Straatsburg kan ik niet passeren zonder een waarschuwing voor het geval dat één der mijnen zich hier ooit in die duizelingwekkende kerktoren naar boven zal wagen. Laat hij gerust in het viervoudige slakkenhuis de trap opgaan en dan zonder enig bezwaar in het achtvoudige de weg omhoog vervolgen. (Cirkelend als een hemelhoge reiger op de vlucht voor een valk, ben ik zelf ook die nauwe trappen in de ijle hoogte opgevlogen en door al dat gecirkel dacht ik dat ik werkelijk een reiger of valk was geworden.) Daar zal hij kunnen bewonderen hoe alle spitsen samenkomen tot één. Maar om dan die spits, die boven de slakkenhuizen angstaanjagend steil de hoogte in steekt, zonder enige omheining te beklimmen langs de buitenwand, dat is gekkenwerk. En de grootste gek ben ik zelf geweest, want zonder me te bedenken greep ik me vast aan puntige en hakige uitsteekseltjes, die ik vervolgens ook wel als steun voor mijn voeten meende te kunnen gebruiken, en zo ben ik helemaal tot in het puntje van de toren geklommen. 11
Ja, ja, absoluut de moeite waard je leven daar te gaan riskeren om schooljongetjes in verrukking te brengen en voer voor hun spreekbeurten te worden! Wij onverschrokken Hollanders weten toch zeker uit de hoogste masten de wimpels te halen, zelfs bij nacht en ontij als gistende golven het schip woest heen en weer beuken? Wat een nederlaag is het dan om op een toren die niet eens beweegt, de wolken niet te willen aanraken omdat je bang bent! Kinderen van mijn bloed, houd dit soort fratsen ver van je. Want als ik jullie zeg hoe ik van die spits naar beneden ben geklommen, hoe ik duizelde van hoogtevrees en met de blik op de Straatsburger daken ver in de diepte, nog een keer zonder hekwerk en met handen en voeten de weg terug maakte tot ik zonder ongelukken weer bij de fameuze slakkenhuizen kwam, dan vertel ik een verhaal dat mij noch jullie plezier zal doen, over een daad waar geen van ons nog graag aan herinnerd wordt.
kende het beeld maar al te goed van de prinselijke jachtpartijen (en bovendien nestelden de reigers in zijn Haagse achtertuin). Vervolgens spreekt hij met ironie over zijn drang om naar de wolken te willen reiken. Daarbij gebruikt hij twee maal een citaat uit de Romeinse satiredichter Juvenalis: ‘absoluut de moeite waard’ en ‘om schooljongetjes in verrukking te brengen en voer voor hun spreekbeurten te worden’. Daarop volgt dan de bijtende zelfspot: hij is toch zeker een echte onverschrokken Hollander! En uiteindelijk verklapt Huygens hoezeer hij daar, op 140 meter hoogte hangend aan de buitenwand, bij het neerkijken op de Straatsburger daakjes in de diepte, duizelde van hoogtevrees. Een volstrekt ander kader, dus, dan in het Journaal. De verteller is nu niet meer de jongeman die onbevangen op reis is, maar de 82-jarige auteur van zijn autobiografie, die in een ruime terugblik de zin en, in dit laatste geval, de onzin van zijn leven kleurrijk voor ogen stelt.
Constantijn Huygens Mijn leven verteld aan mijn kinderen. Boek 1 vss. 785-815
Over de auteur Classicus en neerlandicus Frans R.E. Blom is docent aan de universiteit van Amsterdam. Eerder publiceerde hij Domus. Het huis van Constantijn Huygens in Den Haag. Tegelijk met het Journaal van de reis naar Venetië verscheen zijn proefschrift, een teksteditie met vertaling en commentaar van Constantijn Huygens’ autobiografie Mijn leven verteld aan mijn kinderen.
We zien in deze laatste versie hoe Huygens zijn beklimming van de Straatsburger toren omgetoverd heeft tot een exempel van jeugdige hoogmoed. Daartoe gebruikte hij allereerst de vergelijking van de cirkelende valk en reiger, die in hun jacht hoger en hoger klimmen. De auteur
uren, kunnen worden aangevraagd op bovenstaand telefoonnummer. De kosten van een rondleiding bedragen € 3,50 p.p., inclusief ko¬ie of thee en entree met een minimum van € 35,00.
museum-agenda concerten 18 januari 2004 11.00-12.30 Romeo Kwartet Cindy Albracht – viool Jurjen Soeting – viool Constantijn van de Wetering – altviool Teije Hylkema – cello
Concerten Voor de zondagochtendconcerten bedraagt de prijs: Voor leden van de Vereniging Hofwijck: € 9,00 Voor niet-leden: € 11,00 Reserveren van kaarten is vanwege de bescheiden ruimte sterk aan te raden. Kaarten kunnen worden gereserveerd tijdens de openingsuren van het museum (zat. en zo. van 13.0017.00 en wo. en do. van 13.00 - 17.00 uur) of telefonisch onder tel. 070 387 23 11. Spreek, wanneer het antwoordapparaat aanstaat, duidelijk uw naam en uw telefoonnummer in. Mochten de kaarten zijn uitverkocht, dan kunnen wij u terugbellen. U kunt ook reserveren via email:
[email protected]
22 februari 2004 11.00 -12.30 La Rêveuse Ruth Unger – traverso Florence Boiton – gamba Benjamin Perrot – theorbe 21 maart 2004 11.00 -12.30 La Calendola Amsterdam Lidewij van der Voort – barokviool Marieke Spaans – klavecimbel 8 april t/m 31 mei Christiaan Huygenstentoonstelling Te zien in Hofwijck, Museum Boerhaave, Universiteitsbibliotheek Leiden en Space Expo te Noordwijk
Op concertdagen is het museum vanaf 11.00 uur open voor een kopje ko¬ie van het huis in de Oudhollandse keuken. De Pronkzaal is open vanaf 11.15 en het concert begint om 11.30. De concertserie 2003- 2004 is mogelijk gemaakt door een bijdrage van het ThuisKopie Fonds.
Vereniging Hofwijck Westeinde 2a 2275 AD Voorburg Tel. 070 387 23 11 Fax 070 386 72 57 Email:
[email protected] www.hofwijck.nl Huygensmuseum Hofwijck Het museum is geopend op woensdag, donderdag
en in het weekend van 13.00-17.00 uur. Feestdagen gesloten. De toegangsprijs bedraagt € 1,25 voor volwassenen. Voor kinderen, scholieren t/m 18 jaar en museumjaarkaarthouders is de toegang gratis. NS Museumjaarkaart en Rabopas geven 50% korting. Rondleidingen, ook buiten de openings-
Lidmaatschap Het lidmaatschap van de vereniging bedraagt tenminste € 18,25 per jaar, te voldoen op girorekening
12
15782 t.n.v. Huygensmuseum Hofwijck te Voorburg. U krijgt hiervoor een acceptgiro toegestuurd. Bestuur dr. A.M.Th. Leerintveld voorzitter drs. E. Swaving secretaris mr. E.Th.M. Urbanus penningmeester dr. B.C. van den Boogert lid Staf B. Bregman beheerder/conservator H. Ben Maimoun medewerkster beheer A. Dijkstra huishoudelijk medewerkster Vrijwilligers mw. I. van de Beesen mw. W. Dorhout mw. A. Dijkstra mw P. Feeke mw. I. Kleinjan dhr. K. Kok drs. C.L. van der Leer mw. M. Mentrop mw. T. Oliemuller mw. M. Plettenburg mw. drs. I. Verbeek-Kremer mw. R. van ZantenWestervaarder Colofon Aan dit nummer van de Prate-banck werden bijdragen geleverd door dr. Frans R.E. Blom, dr. A.M.Th. Leerintveld en B. Bregman. Produktie Barlock, Den Haag (vormgeving en opmaak) Drukkerij Hans Truijen (druk)