Jaargang 25 | Nummer 2 | Maart 2014
Nationalisme Zoeken naar balans Het rommelen van de vulkaan Nationalisme in het armste land van Europa
Orgaan van de Studentenvereniging voor Internationale Betrekkingen
Inhoud
Inhoudsopgave Ingezonden Nationalisme is zo slecht nog niet
Cartoon-collage 4
Wietse van Engeland
Oekraïne in cartoonvorm Thijs Voets
Opinie The rise of English nationalism - the effect of devolution?
Historisch 18
Amber MacLean
Catalonië en Baskenland: Wie wordt 22 het eerste onafhankelijk? Charlotte de Jong
“Wat een geluk voor diegene die kan zeggen ‘Ik ben Turk’”: De opkomst van het Kemalisme
26
Pelin Ozturk
Nationalisme en Anarchisme Soleiman Saldjoqi
Achtergrond
31
Column
Nationalisme in het armste land van 6 Europa
Thijs van Rijn
9
Thijs Voets
Geert Simons
17
Arend van Vuren
25
Dominic Frauenfelder
35
Jurgen Rinkel
39
Nationalisme in het Amerikaanse buitenlandbeleid
10
Lieke Feenstra
Zoeken naar balans Floortje van Gameren
12
Nationalisme in de verre overzeese 14 delen van ons Koninkrijk Laura van Dijk
“Nationalism through fear”
29
Edwin van der Velden
Recensie ‘Dulce et decorum est pro partria mori’
20
Maarten Rood
Het rommelen van de vulkaan Jurgen Rinkel
2
36
Atlas - Maart 2014
32
Redactioneel
Colofon Atlas is het onafhankelijke orgaan van de Leidse Studentenvereniging voor Internationale Betrekkingen. Hoofdredactie Floortje van Gameren Thijs Voets Eindredactie Floortje van Gameren Maarten Rood Thijs Voets Lay-out Dominic Frauenfelder Redactie Lieke Feenstra, Dominic Frauenfelder, Floortje van Gameren, Oskar ter Mors, Thijs van Rijn, Jurgen Rinkel, Maarten Rood, Kavish Sewnandan, Edwin van der Velden, Thijs Voets, Charlotte de Jong, Laura van Dijk, Pelin Ozturk, Soleiman Saldjoqi Gastschrijvers Arend van Vuren, Geert Simons, Wietse van Engeland Redactieadres SIB t.n.v. redactie Atlas Kaiserstraat 25 Postbus 439 2300 AK Leiden Tel.: 071-5277559 Fax: 071-5277985 E-mail:
[email protected] De redactie heeft het recht ingezonden artikelen te weigeren, dan wel in te korten. De redactie stelt zich niet aansprakelijk voor de inhoud van het geschrevene. Bronnen foto voorblad: wikipedia Afbeeldingen waarbij geen bron vermeld staat, zijn afkomstig van Wikipedia of van Flickr.
Geachte lezer, Vraagt u zich eens af, wanneer heeft u zich voor het laatst verbonden gevoeld met Nederland? En daarnaast, wanneer was u voor het laatst trots om ‘Nederlander’ te zijn? En als laatste: Wanneer was u voor het laatst trots op een landgenoot bekend van radio of tv? Vers in uw geheugen sluimeren vast nog de herinneringen aan de Winter Spelen in Sotji. De Nederlandse sporters, met name de schaatsers, hebben bijna letterlijk voor een medailleregen gezorgd. Het was een Spelen om nooit te vergeten, maar niet alleen om de topprestaties. Gepoogd wordt sport gescheiden te houden van zaken zoals ‘religie’, ‘politiek’ en ‘geaardheid’ toch blijkt dat in de praktijk maar moeilijk te zijn – daar zijn de Spelen in Sotji een sprekend voorbeeld van. Het is scherp dat randje dat kleeft aan internationale topsport. Sport, iets dat losstaat van alles wat mensen van elkaar kan onderscheiden op sportieve prestaties na, klinkt als een slechte grap. Juist de Olympische Spelen bij uitstek wordt gezien als een sportevenement om mensen te onderscheiden van elkaar, met name op het gebied van naties. Denkt u eens aan de openingsceremonies, waarin de deelnemende sporters dezelfde kleding dragen in de kleuren van de nationale vlag van het land dat ze vertegenwoordigen. Ook het publiek tijdens de wedstrijden kleedt zichzelf vaak in de nationale kleuren of tekent de nationale vlag op de wangen, een zonderling gaat zelfs nog iets verder en verkleedt zich als het nationale symbool – dit alles om de sporters van het eigen land aan te moedigen. Het brengt iets vreemds teweeg, dat topsport; we worden één, allemaal juichen we voor Sven Kramer en Ireen Wüst – niet alleen voor de tv, maar ook social media platforms spammen we er vol mee. We zijn trots op de Nederlandse sporters, want wij zijn ook Nederlanders: wij zijn zij, wij zijn samen één. Grote kans dan ook, dat uw antwoord op de bovenstaande vragen luidt: tijdens de Winterspelen, toen de Nederlandse schaatsers voor de zoveelste keer een medaille binnenharkten. Deze gehele Atlas is gewijd aan dat begrip dat gebruikt wordt om dat wij-gevoel aan te duiden: nationalisme. Het is een spannende tijd voor Europa. Met het referendum van Schotland in zicht en wellicht ook een referendum voor Catalonië is Europa over een aantal jaar misschien wel twee staten rijker. Daarnaast moeten we niet vergeten hoe groot de schade ooit is geweest die nationalisme heeft aangericht. Het kan een gevaarlijk iets worden, dat nationalisme. Namens de gehele redactie wensen wij u veel leesplezier, Floortje van Gameren Thijs Voets Hoofdredactie
Atlas - Maart 2014
3
Ingezonden
Nationalisme is zo slecht nog niet Door Wietse van Engeland Het nationalisme roept tegenwoordig veel reacties op en wordt zo onderhand geassocieerd met alles wat slecht en niet goed is. Maar een beetje nationalisme op zijn tijd is helemaal zo slecht nog niet.
E
r waart een spook rond in Europa, of wat er nog van Europa over is. Het is het spook van het nationalisme. Basken, Cataloniërs, Schotten, de Vlamingen en de Walen: overal lijken nieuwe nationalistische bewegingen op te springen of oude vuren aangewakkerd te worden. Nationalisme is een tijd lang minder prominent aanwezig geweest, maar is nu onmiskenbaar bestaande. Nationalisme is een vorm van politieke organisatie die tot nu toe het meest efficiënt is gebleken in het creëren van een gemeenschap waarin mensen zich op hun plek en vrij voelen. Historisch perspectief De negentiende eeuw was een eeuw van enorme politieke veranderingen. Socialisme, liberalisme en nationalisme deden hun intrede en veranderden het gehele politieke systeem. Politiek zoals wij het nu kennen is een product van de omwentelingen in de negentiende eeuw. Maar in tegenstelling tot de hedendaagse politiek waren in den beginne nationalisme, socialisme en liberalisme niet elkaars grootste vijanden. Gezamenlijk ageerden ze tegen de status quo, namelijk het conservatisme en de erfenissen van het ancien regime. Het socialisme was vanaf het begin tegen de natiestaat gekeerd. Verbroedering moest niet binnen de grenzen van een staat maar binnen een economische klasse gezocht worden. De liberalen en nationalisten hadden geen groot bezwaar tegen de natiestaat. Voor liberalen was de natiestaat in tegenstelling tot de socialisten het ultieme vehikel om basisrechten te garanderen en democratie mogelijk te maken. De Franse Revolutie leverde naast de codificatie van liberale rechten ook de eerste natiestaat op. De haastig opgebouwde Franse legers die de binnenvallende mogendheden probeerden tegen te houden bestonden uit mensen die niet voor hun heer, maar voor een ideaal, namelijk de revolutionaire staat ten strijde trokken. De Franse Revolutie is een omwentelingspunt in de geschiedenis doordat niet langer de vorst maar het volk soeverein is.
4
Atlas - Maart 2014
Het liberalisme en nationalisme zijn dus beide voor ‘popular sovereignity’, de soevereiniteit van de staat rust niet bij de heerser, maar bij het volk. De staat moet, in de woorden van Mazzini, de drijvende kracht achter de eenwording van Italië, ‘een republiek van het volk, door het volk en voor het volk zijn’. Hieruit blijkt al dat het onderscheid tussen liberalisme, nationalisme en socialisme in de praktijk vaak moeilijk te maken was. Een figuur als Mazzini was niet alleen op nationale onafhankelijkheid, maar ook op sociale rechtvaardigheid en de vestiging van vrijheden gericht. Het nationalisme kan gezien worden als een poging om te bepalen wie of wat nu die ‘populus’ of volk is waarbij de soevereiniteit berust. Aangezien dit element de staat moet legitimeren, moet het wel een prepolitiek concept zijn. En het vinden van een dergelijk onderscheid is het zwakke punt van het nationalisme.
De Franse Revolutie is een omwentelingspunt in de geschiedenis doordat niet langer de vorst maar het volk soeverein is ‘Civic nationalism’ vindt zijn oorsprong vooral bij Franse nationalisten, en met name de negentiende eeuwse filosoof Ernst Renan, die een natie definieert als een groep mensen die een bepaald politiek ideaal onderschrijft. Er is hier dus sprake van vrijwillig behoren bij een natie. Het is alleen een niet erg intuïtieve opvatting van nationalisme. Is iemand die woonachtig is in Canada meteen een Nederlander als hij beweert de Nederlandse politieke idealen te onderschrijven? Etnisch nationalisme daarentegen stelt dat ‘harde’ criteria,zoals taal, cultuur en afkomst bepalen tot welke natie je behoort. Niet je politieke overtuiging of je geboorteplaats maar het bloed dat door je aderen stroomt is bepalend. Dit is dus een zeer deterministische opvatting van het tot een natie behoren. Zo naar mensen kijken roept echter onherroepelijk de herinnering aan marcherende Duitse laarzen op.
Ingezonden Vandaag de dag Het nationalisme is kort gezegd het politieke principe dat de politieke en nationale eenheid overeen moeten komen. Dit houdt in dat er allereerst zoiets als een natie bestaat, iets wat een expliciet en uniek karakter heeft. De waarden en belangen van deze natie gaan boven al het andere en tenslotte moet de natie zo onafhankelijk mogelijk zijn. Sinds de Eerste Wereldoorlog is het verbod op het schenden van soevereiniteit en het recht op nationale zelfbeschikking de bouwstenen van de internationale orde geworden. We hebben het niet voor niets over internationale en niet over interstatelijke organisaties of betrekkingen. De internationale norm was dat alleen natiestaten tot vrijheid en een stabiel internationaal systeem zouden kunnen leiden. Schotland staat volop in de belangstelling doordat het lijkt af te koersen op een afscheiding van het Verenigd Koninkrijk. Veel critici richten zich op de mogelijke problemen die een onafhankelijk Schotland zou veroorzaken. Doemscenario’s over subsidiestromen vanuit Londen naar Schotland die zouden worden stopgezet, twijfel of Schotland wel een eigen munt zou kunnen hebben of tot de EU zou kunnen toetreden, de vreemde situatie voor de Britse kernonderzeeërs die nu in Schotland gestationeerd zijn, alles kwam ter sprake. Dit zijn echter allemaal overwegingen en pijnpunten die het centrale punt geheel missen. Het gaat de Schotten -wie dat ook mogen zijn- niet om zorgvuldige gecalculeerde economische voordelen maar om het (her)winnen van een bepaald gevoel. Onafhankelijkheid houdt in dat de Schotten het laatste woord over hun eigen lot willen hebben en niet langer vanuit een enkel centrum ver weg voor het blok geplaatst te willen worden.
Het nationalisme is kort gezegd het politieke principe dat de politieke en nationale eenheid overeen moeten komen De echo van dit sentiment is in vrijwel elk eurosceptisch programma te horen. Naast de Europese Unie hebben ook de internationale financiële markten en toenemende economische interdependentie een desastreus effect gehad op het gevoel dat we vrij en onafhankelijk zijn. De onvermijdelijke tegenreactie is teruggrijpen naar het lokale en het plaatselijke. Alternatieve vormen van politieke organisatie, zoals theo-
Het romantische beeld van nationalisme in het “La Liberté guidant le peuple” van Eugène Delacroix (1798-1863) cratieën, keizerrijken of losse verbonden van stadstaten zijn uiteindelijk vrijwel allemaal vervangen door de natiestaat. Het gaat nu zelfs zover dat de islamitische fundamentalisten in Syrië en Irak, die tegen alles zijn wat maar naar Westerse verzinselen ruikt, een eigen staat willen stichten waarin ze vrij zijn van vervelende minderheden en hun eigen idealen in de praktijk kunnen brengen. Het idee van een zeker thuisland en verwantschap met de mensen om je heen maakt een heel concreet broederschap mogelijk. Voor een deel is de dominantie van de natiestaat wellicht te verwijten aan het internationale systeem dat dit model promoot, maar het is onmiskenbaar dat het nationalisme legitimiteit biedt die veel andere staatsvormen ontberen. Het gevaar van nationalisme blijft altijd dat de natie met te deterministische criteria gedefinieerd zal worden, maar dat is nog geen reden om het hele project vaarwel te zeggen. Het maakt duidelijk dat er overwegingen en sentimenten zijn die niet door economische maatregelen of technocratische redeneringen beantwoord kunnen worden. En dat maakt een beetje nationalisme op zijn tijd helemaal niet zo verkeerd. Wietse van Engeland studeert momenteel Internationale Betrekkingen en Organisaties aan de Universiteit Leiden.
Atlas - Maart 2014
5
Achtergrond
Nationalisme in het armste land van Europa Door Thijs Voets In het Europese continent is nationalisme geen vreemde. Dit spook vindt zelfs een thuis in het kleine Moldavië, het armste land van Europa.
D
e kleine republiek Moldavië, ingeklemd tussen EU-lidstaat Roemenië en het grote Oekraïne, is de armste staat van Europa (Wereldbank, 2009). Dit heeft verschillende oorzaken: het land heeft weinig natuurlijke hulpbronnen, kent veel corruptie en bezit ook geen inspirerende landschappen voor toerisme. Nationalisme is ook een groot probleem. Nationalisme heeft letterlijk het land in tweeën gesplitst: in het oosten ligt namelijk de de facto onafhankelijke staat Transnistrië. De half miljoen inwoners van deze dunne strook land gelegen aan de Dnjestr-rivier heeft een eigen president, parlement, leger, munteenheid en volkslied. Deze rogue state wordt door geen enkel (eveneens legitiem) land erkend, maar weet de Moldavische regering in diens hoofdstad Chisinau desondanks flink dwars te zitten. Ingeklemd tussen grootmachten De regio waar Moldavië ligt is rijk aan een geschiedenis met vele culturen, religies en talen. Door de bezetting van het gebied door het Ottomaanse Rijk, het Russische Keizerrijk en Roemenië worden er in het gebied Romaanse, Slavische en Turkse talen gesproken. De Russische tsaren probeerden het gebied te “russificeren” en de Roemeense taal werd geleidelijk ontdaan van diens officiële status. Ook moedigden ze de vestiging van etnische Russen in te gebied aan. Echter, na de Eerste Wereldoorlog werd het deel van het Koninkrijk Roemenië, om in het Molotov-Ribbentroppact ingenomen te worden door de Sovjet-Unie. In tegenstelling tot de tsaren probeerden de sovjets een aparte Moldavische identiteit te vormen, die verschilde van de Roemeense. In feite werd het Roemeens gemengd met veel Russische leenwoorden en geschreven in het cyrillische schrift. Zo ontstond de Moldavische taal. De pogingen van de sovjets waren voor de helft succesvol. De taal werd in de laatste jaren van de SovjetUnie opnieuw met het Latijnse alfabet geschreven en
6
Atlas - Maart 2014
in 2013 is de officiële taal van het land veranderd naar Roemeens. Echter, na de val van de Sovjet-Unie is het land niet ‘herenigd’ met Roemenië, hoewel dit toen wel mogelijk was. Dat de Moldavische levensstandaard in het begin van de jaren negentig hoger lag dan het Roemeense, heeft waarschijnlijk ook meegeholpen. Echter, de latere ‘winnaars’ van de val van de SovjetUnie, de Moldavische nationalisten die voor de onafhankelijkheid van het land zorgden, hadden grotere plannen. Zij streefden naar een hereniging met Roemenië, wat de argwaan van de Russen en Oekraïeners wonend aan de andere kant van de Dnjestr wekte. Om te voorkomen dat ze een kleine minderheid zouden worden in een ‘Groot-Roemenië’, doopten de lokale politici het gebied tot een eigen Sovjetrepubliek: de ‘Transnistrische Moldavische Sovjetrepubliek (PMSSR). Na het onafhankelijk worden van Moldavië weigerde deze inofficiële Sovjetrepubliek zich bij het centrale gezag in Chisinau te voegen.
De regio waar Moldavië ligt is rijk aan een geschiedenis met vele culturen, religies en talen. Chisinau kon dit niet accepteren. Immers lag het merendeel van de zware industrie van het land aan de andere kant van de Dnjestr. Op 2 maart 1992 brak er oorlog uit tussen de centrale regering van Moldavië en het de facto onafhankelijke Transnistrië. De cijfers waren in het voordeel van Chisinau, wiens leger groter was. Tiraspol (de hoofdstad van Transnistrië) had echter een troef achter de hand: delen van het Veertiende sovjetleger waren nog steeds in Transnistrië gelegerd. Vele officieren en soldaten van dit leger kwamen uit de streek en twijfelden geen moment om de lokale troepen te ondersteunen. Na vier maanden, twee weken en vijf dagen werd een staakt-het-vuren uitgeroepen, die tot de dag van vandaag nog geldt.
Achtergrond
In tegenstelling tot Tiraspol wapperen vlaggen van de Europese Unie in de hoofdstraat van Chisinau Toch waren de twee zijdes van het conflict niet helemaal verschillend. Beide landen werden na het conflict geregeerd door min-of-meer communistische regeringen. Hoewel oppositie lange tijd enkel op papier bestond in Transnistrië, werd de liberale en christelijke oppositie in Moldavië met rust gelaten. De laatste jaren is er aan beide oevers van de Dnjestr op politiek gebied veel veranderd. Sinds de parlementsverkiezingen van 2009 in Moldavië wordt de meerderheid van zetels bezet door partijen van de ‘Alliantie voor Europese Integratie’, die naar een aansluiting met de Europese Unie streeft. En na twee decennia aan de macht te zijn geweest, verloor in Transnistrië president Igor Smirnov de verkiezingen van Jevgeni Tsjevtsjoek, de liberale presidentskandidaat.
zomaar in de steek werd gelaten, en gedoogde de sporadische, tegen Chisinau gerichte, economische blokkades door Tiraspol. Sinds Kiev de laatste tijd hechtere banden met Brussel onderhoudt, heeft de regering meer druk uitgeoefend op de rogue state.
Een land als Moldavië omringd door grotere landen is gevoelig voor externe politieke invloeden. Een oplossing tot het conflict ligt niet alleen aan het feit of de Moldaviërs, Russen, Oekraïeners, Gagaoezen (een Turks volk) en Bulgaren in het land het met elkaar eens zullen moeten worden. Sinds Roemenië EU-lid is geworden, bekommert de Europese Unie zich meer om het lot van het armste land in Europa. Immers deelt het nu een grens met het land, en als het in Moldavië fout gaat, kunnen de negatieve effecten hiervan ook in Roemenië worden gevoeld. De Oekraïense regering moest aan het eigen volk laten zien dat de Oekraïense bevolking in Transnistrië niet
Het Veertiende sovjetleger werd door president Jeltsin omgedoopt tot een vredesmissie, en een troepenmacht van 1.500 man is nog steeds gelegerd in Transnistrië. Pas als er vrede wordt gesloten tussen de twee zijdes, zal het leger vertrekken. (Karniewicz, Petrovická en Wunsch 2010). Dit kan nog een lange tijd duren, aangezien president Tsjevtsjoek net zo fervent voorstander is van onafhankelijkheid als zijn voorganger. Ondertussen maakt de aanwezigheid van de Russische troepenmacht het land onaantrekkelijk voor eventueel NAVO-lidmaatschap. Daarnaast heeft Rusland nauwe banden met de regering in Tiraspol, hoewel deze het land ook niet erkent.
En laten we vooral de Russische Federatie niet vergeten. Na de vernederende periode van de jaren negentig groeit de economische en geopolitieke macht van het grootste land ter wereld. De uitbreiding van de NAVO en de Europese Unie in Oost-Europa was een doorn in het oog voor de Russische regering, dat een multipolair machtsevenwicht (een situatie waarin meerdere machtscentra bestaan die alle ongeveer even sterk zijn of evenveel invloed hebben) voor ogen heeft.
Atlas - Maart 2014
7
Achtergrond
Het kleine Transnistrië gebruikt nog steeds een hamer en sikkel in het nationale embleem Het moge duidelijk zijn dat het nationalisme vanuit verschillende kanten niet in het voordeel van Moldavië werkt. De Moldaviërs zelf hebben ook geen schone handen. De Moldavische auteur en theateractrice Nicoleta Esinencu hekelt in een interview met het tijdschrift New Eastern Europe het nationalisme van de culturele elite in Chisinau: “Helaas is het voor veel Moldavische schrijvers het belangrijkste doel nog steeds het Roemeense karakter van onze cultuur te bewijzen.” Volgens haar wordt Moldavië dan wel geëuropeaniseerd, maar een echte vooruitgang is nauwelijks aanwezig: “
Een land als Moldavië omringd door grotere landen is gevoelig voor externe politieke invloeden Het is dezelfde soort van Europeanisering als het vroegere ‘de-sovjetisering’ – in één nacht wordt ‘Lenin straat’ veranderd naar ‘Stefan de Grote straat’. De straatnamen zijn veranderd, maar de rest is hetzelfde.” – “De laatste tijd is er een gigantische toename in het aantal gevallen van zelfmoord onder kinderen. Iedere keer als er over wordt gerapporteerd, blijkt dat de ouders ergens in het buitenland werken en alleen
8
Atlas - Maart 2014
maar geld naar huis sturen. Wanneer journalisten de buren interviewen, antwoorden die: ‘Ik snap niet waarom hij het deed, hij had alles! Geld, een computer, een telefoon – alles!’” (New Eastern Europe 2013) Hoewel de Europese Unie tevreden is over de hervormingen van de Moldavische regering, is er nog veel op te lossen. Het armste land van Europa heeft veel problemen te overbruggen; armoede, corruptie en een diep wantrouwen tussen de verschillende culturen die er al decennia wonen. Bronnen
- Karniewicz, T., Petrovická M. en Wunsch N. 2010. “The EU and
Conflict Resolution in Transnistria.” www.tu-dresden.de (20 januari 2014).
- Oleksy, P. 2013. “A Proud Moldovan?” New Eastern Europe www.hrw.org (20 februari 2014).
- Wereldbank. 2009. “Gross domestic product 2010 in Europe.’’ www.siteresources.worldbank.org (20 januari 2014).
Column
Nationalisme: noodzakelijk en onontkoombaar? Thijs van Rijn
Z
oals veel andere ‘-ismes’ is nationalisme het gevolg, in plaats van de oorzaak, van de neiging van mensen om in een groep te leven. Groepsleden, hoe willekeurig bij elkaar gezet ook, zullen altijd eigenschappen vinden die hen verbindt en anderen uitsluit. Komt er een god aan te pas, dan noemt men de gedeelde ideologie een godsdienst, stuit men op economische gelijkheid dan heet ze socialisme en denkt men een cultuur of een afkomst te delen, dan duikt nationalisme op. Zo bezien is nationalisme slechts een van de mogelijke uitkomsten van groepsdynamica. Het is noodzakelijk noch onontkoombaar. Of preciezer gezegd: het is zo noodzakelijk en onontkoombaar als politici, wetenschappers en, in mindere mate, ‘het volk’ willen maken. Puur nationalisme is zeldzaam, zoals dat ook voor andere ideologieën geldt: omdat het de uitkomst is van een bepaalde ontwikkeling in de maatschappij en in het denken van mensen, heeft het altijd nog wat sporen van eerdere ideologieën. Belangrijker zijn de verschillen binnen nationalisme: er is bijvoorbeeld staatsnationalisme (denk aan Frankrijk), minderheidsnationalisme (Vlaanderen binnen België) en zelfs ‘platonisch nationalisme’ (zo ontkennen Noord-Italianen niet dat Zuid-Italianen ook Italiaans zijn, maar willen ze toch autonomie wegens sociaaleconomische en historische verschillen).
Nationalisme is slechts een van de mogelijke uitkomsten van groepsdynamica
Deze verschillen tonen dat spreken over een essentie van nationalisme moeilijk is. De verschillende vormen van nationalisme hebben sommige zaken met elkaar gemeen, maar andere niet. Wat nationalisme A met nationalisme B verbindt, hoeft nationalisme B niet met nationalisme C te verbinden. Wat B en C dan wel verbindt, hoeft weer niet A en C te verbinden. Als het moeilijk is te spreken over een essentie, dan is het ook moeilijk om wat dan ook over nationalisme te zeggen: of het opkomt of verdwijnt, of het goed of slecht is en of het noodzakelijk en onontkoombaar is. Dat de aandacht voor het onderwerp doet vermoeden dat het nationalisme één onstuitbare kracht is, komt omdat beleidsmakers en wetenschappers zich vooral richten op de ‘succesverhalen’ van het nationalisme, inclusief de (burger) oorlogen, haast irrationeel gedrag en voor decennia verstoorde verhoudingen. Men interesseert zich niet voor die culturen (waarvan het aantal bij zelfs de meest voorzichtige schattingen toch al snel het aantal staten in de wereld overstijgt) wiens leden de voorkeur hebben gegeven aan assimilatie boven nationalisme.
Het kan gevaarlijk zijn nationalisme hoger aan te slaan dan het verdient
Het kan gevaarlijk zijn nationalisme hoger aan te slaan dan het verdient. Daardoor krijgt nationalisme een soort aura van onvermijdelijkheid, en de opkomst van nationalisme wordt zo een selffulfilling prophecy. Het verleent nationalisme ook een soort legitimiteit: omdat het zo natuurlijk tot stand lijkt te zijn gekomen en zo oud lijkt (want men beroept zich vaak op Germanen, Grieken en zelfs Romeinen), moet het wel in de natuurlijke orde der dingen thuishoren. Nationalisme profiteert ook van een verzwakking van de andere ideologieën: nu iedereen liberaal en socialist is in de oorspronkelijke zin van het woord, terwijl bijna niemand meer ouderwets gelovig is, blijft er niet veel over om nog in te geloven. Maar hoewel het logisch lijkt dat nationalisme vanzelf opkomt, is dat het niet. Wanneer mensen zouden beseffen dat nationalisme niet veel meer is dan zij ervan maken, in plaats van een ontembare kracht met een eigen mening en een eigen toekomst, kunnen ze de ideologie meer zelf vormgeven dan ze denken.
Atlas - Maart 2014
9
Achtergrond
Nationalisme in het Amerikaanse buitenlandbeleid Door Lieke Feenstra De van oorsprong Nederlandse journalist Michiel Vos maakte vorig jaar een interessante documentaire over de Verenigde Staten. In verschillende afleveringen ging hij opzoek naar het echte Amerika en de eigenschappen die iemand een Amerikaan pur sang maken. Het programma bevatte verschillende gesprekken met al dan niet bekende Amerikanen. Wat al deze mensen gemeen hebben – naast een grote liefde voor hun land – is een rotsvast geloof in het Amerikaanse gedachtegoed en perspectief.
D
e Verenigde Staten zien zichzelf als het grote voorbeeld van hoe een staat in de eenentwintigste eeuw moet zijn ingericht: grondrechten voor iedere burger waar geen enkele overheidsinstantie inbreuk op mag maken, de vrijheid om zelf te bepalen hoe het leven wordt ingericht en een klimaat waarin alles voor iedereen mogelijk is; zolang je maar in je dromen gelooft en bereid bent hard te werken. Maar Amerikanen zijn bovenal trots op hun democratie. Het uitgangspunt is dat de burger het laatste woord heeft en altijd de mogelijkheid heeft om de bestuurlijke macht terug te fluiten zodra de bevolking het niet eens is met de uitvoering van deze overheidstaak. Vraag een willekeurige Amerikaan in Memphis, Tennessee of hij in een ander land dan de Verenigde Staten zou willen wonen en het antwoord is zeer waarschijnlijk ‘nee’. Sterker nog, deze persoon zou waarschijnlijk willen dat er meer landen zoals de Verenigde Staten waren. Amerikanen zijn bereid iedereen die er naar vraagt te overtuigen van hun mening dat geen mens ter wereld gelukkiger kan zijn in een ander land dan dat van hun. De Amerikaanse democratie is de norm en daarmee basta! Niet voor niets is volgens velen geen enkel land zo machtig als de Verenigde Staten. Leidende rol De overtuiging van de grote kracht van het Amerikaanse gedachtegoed is uiteraard niet alleen te vinden bij de bevolking. Ook de overheidsinstanties gaan bij de uitvoering van hun taken uit van dit beginsel. Het duidelijkst is dit misschien nog wel te zien in het
10
Atlas - Maart 2014
buitenlandbeleid. In de Tweede Wereldoorlog is het Amerika dat samen met de Sovjet-Unie bezet Europa komt helpen bevrijden en Japan verslaat. Economische hulp aan het zeer verzwakte Europa bevestigt de positie van het machtigste land van de wereld. Sindsdien heeft Amerika vaak het voortouw genomen bij het oplossen van conflicten tussen staten, bij het beëindigen van grove schendingen van mensenrechten waar ook ter wereld en ter voorkoming dat een staat zich zo ontwikkelt dat het een gevaar voor de wereldvrede en in het bijzonder de veiligheid van de Westerse wereld zal gaan vormen. Bij het uitvoeren van dit beleid worden eventuele oorlogen niet gemeden, al dan niet met een succesvolle afloop. Vietnam laat zien dat de Verenigde Staten er niet in slaagden om een staat binnen te vallen, te verlossen van een niet-democratisch regime en een staatsbestel op te bouwen waarin democratie de standaard is. De Amerikaanse bevolking was na verloop van tijd de Vietnamoorlog helemaal zat en kon niet wachten tot alle Amerikaanse troepen uit het land waren teruggetrokken. De blamage van Vietnam lijkt begin jaren negentig al lang vergeten wanneer de Verenigde Staten operatie Desert Storm beginnen om Irak uit Koeweit te verdrijven. Voor dit militair ingrijpen heeft de VN Veiligheidsraad weliswaar een mandaat gegeven (Resolutie 678), maar het zijn de Verenigde Staten die het voortouw nemen bij deze aanval. Een militair optreden dat kan rekenen op de steun van een groot deel van de Amerikaanse bevolking. Hetzelfde geldt voor de oorlog in Irak die in maart 2003 begint. Bij aanvang van deze oorlog is 72 procent van de Amerikanen voor een militaire inval in Irak (Pew Research Center 2008). De oorlog in Afghanistan in 2001 is een bijzonder geval. Nauwelijks bijgekomen van de aanslagen op de Twin Towers en het Pentagon op 11 september is negentig procent van de bevolking (CBS 2009) voor een oorlog met Afghanistan, het land waar naar men denkt Osama bin Laden, staatsvijand nummer één, zich schuil houdt.
Achtergrond
Voert president Obama een terughoudender buitenlandbeleid? Motieven Van de beide oorlogen in Irak wordt gezegd dat deze werden gevoerd om de olie (The Guardian 2004). Irak beschikt over grote olievoorraden en met het verdrijven van dictator Saddam Hoessein was het niet moeilijk voor de Verenigde Staten om controle over de olie-export van het land te krijgen. Uiteraard werd dit niet door de Amerikaanse regering toegegeven: de bezetting van Koeweit door Irak en het vermeende bezit van massavernietigingswapens waren volgens de regeringen Bush senior en Bush junior de werkelijke redenen om tot een inval over te gaan. Maar als er dan toch een oorlog plaatsvindt, is dat misschien wel een mooi moment om in Irak het dictatorschap in te wisselen voor een democratische regering. Dat dit niet heeft gezorgd voor een veilige en stabiele staat laten de vele, bijna dagelijks plaatsvindende aanslagen wel zien. De Vietnamoorlog heeft duidelijk een ideologische achtergrond. De Koude Oorlog is in volle gang en de Verenigde Staten zien het als haar missie om het communisme volledig uit te roeien. Het is uiteraard de bedoeling om in Vietnam een staatsbestel op basis van democratie te vestigen: leven in vrijheid, zoals men dat ook kan in de Verenigde Staten. De Verenigde Staten willen laten zien hoe zij een land succesvol bevrijden van een communistisch regime. De geschiedenis heeft ons echter geleerd dat deze oorlog niet het door Amerika beoogde resultaat heeft opgeleverd. Ook de inval in Afghanistan kan worden gezien als een strijd van het vrije gedachtegoed van de Verenigde Staten tegen een staatsbestuur dat democratie en de vrijheid van burgers niet hoog op de agenda heeft staan: de Taliban. Of de simpele Afghaan nu zit te wachten op verdrijving van de Taliban en de komst van democratie ter uitvoering van het Amerikaanse gedachtegoed, lijkt niet veel uit te maken.
Nieuwe koers? Wat de hiervoor genoemde oorlogen gemeen hebben, is dat ze na verloop van tijd te maken krijgen met een afname van de steun van het Amerikaanse volk. Tegenvallende resultaten, de continue terugkomst van gesneuvelde soldaten in lijkzakken en de vele miljarden dollars die een oorlog kosten, zorgen ervoor dat steeds meer burgers van mening zijn dat de Verenigde Staten zich terug moeten trekken uit het conflict. Met de oorlogen in Irak en Afghanistan nog vers in het geheugen is het Amerikaanse volk tegen een inval in Syrië om daar de burgeroorlog te beëindigen. Wanneer president Barack Obama na een gifgasaanval in Ghouta, Syrië, in augustus 2013 over wil gaan op militaire acties tegen het regime van president Assad, fluit het Amerikaanse Congres hem terug. Er lijkt in het Congres geen meerderheid te zijn die militair ingrijpen steunt. Ook in verschillende Afrikaanse geschillen onthoudt de Verenigde Staten zich van een leidende rol om tot ingrijpen over te gaan. Het is president Hollande van Frankrijk die het voortouw neemt om het conflict in Mali op te lossen. Onlangs stelde Paul Bremer, de hoogst geplaatste Amerikaanse functionaris in Irak ten tijde van de inval door de Verenigde Staten, dat Irak toen helemaal niet klaar was voor vrede en democratie. Toch is hij wel van mening dat de Verenigde Staten een leidende rol moeten blijven spelen in internationale geschillen (NRC Next 2013). De toekomst zal leren of Amerika een terughoudender koers zal gaan varen. Als na Obama een Republikein zijn intrek neemt in het Witte Huis, zou het zomaar kunnen dat Amerika weer vooraan staat om de wereld te laten zien hoe een staat zou moeten worden ingericht middels democratie en het Amerikaanse gedachtegoed. Bronnen
- CBS News. 2009. ‘‘Public’s View of Afghanistan War Have Turned Sour.’’ www.cbsnews.com (17 januari 2014).
- NRC Next. 2013. ‘‘De man van ‘Ladies and gentlemen, we got him!’’ www.nrcnext.nl (19 januari 2014).
- Pew Research Center. 2008. ‘‘Public Attitudes Toward the War in Iraq: 2003-2008.’’ www.pewresearch.org (17 januari 2014).
- The Guardian. 2004. ‘‘The Real Reason Bush Went to War.’’ www.theguardian.com (19 januari 2014).
Atlas - Maart 2014
11
Achtergrond
Zoeken naar balans Door Floortje van Gameren L’union fait la force ofwel Eendracht maakt macht klinkt haast ironisch als wapenspreuk van België, want maar weinig landen in de wereld zitten zo complex in elkaar op cultureel en politiek vlak als onze zuiderbuur. Hoe gaat de pers om met de verdeeldheid in het land? Net elf miljoen inwoners en een oppervlakte van iets meer dan dertigduizend vierkante kilometer gelegen op de overgang van Germaans naar Romaans Europa: België. Hoewel België vele malen kleiner is dan Nederland en minder inwoners heeft, is het land vele malen complexer dan de onze. De culturele en linguïstische diversiteit van het land heeft door een opeenvolging van staatshervormingen geleid tot een ingewikkeld politiek systeem. Spanningen rondom de diversiteit steken zo nu en dan weer de kop op, zoals de huidige onenigheid over de toepassing van de vastliggende taalgrens doordat Brussel lijkt te ‘verfransen’ (De Standaard 2013). De complexe situatie zet de objectiviteit van de binnenlandse journalistiek onder druk zo blijkt uit meerdere onderzoeken zoals uit het interviewonderzoek van de Universiteit van Gent, gepubliceerd in 2012. De felle strijd tussen de Vlamingen en de Walen vindt zijn weerslag met name in de kranten zoals de Vlaamse De Standaard en de Waalse Le Soir. De in de gevarenzone verkerende objectiviteit van de pers is niet alleen merkbaar bij de binnenlandse journalistiek – maar nog meer daarbuiten. Voor buitenlandcorrespondenten is België een ware beproeving. Ten eerste België, zo’n klein landje: Hoe kan dat nou zo complex zijn? Het antwoord op deze vraag is in de kern al min of meer gegeven: België ligt op de grensovergang van Germaans naar Romaans Europa. Dit heeft vooral op het gebied van ‘taal’ grote gevolgen. De noordelijke helft van het land spreekt Nederlands, dat onderdeel is van de Germaanse taalfamilies. De zuidelijke helft van het land daarentegen spreekt voornamelijk Frans, dat onderdeel is van de Romaanse talen. Kortom, in het land worden twee niet aan elkaar verwante talen gesproken; Frans en Nederlands bestaan los naast elkaar.
12
Atlas - Maart 2014
Door het ontbreken van verwantschap, hebben Nederlands en Frans maar weinig overeenkomsten met elkaar en dat zorgt ervoor dat sprekers van beide zijden veel moeite moeten doen om met elkaar te kunnen communiceren; actieve taalverwerving wordt gevraagd van beide kanten wil men een gesprek kunnen voeren. Dit is bijvoorbeeld anders als Nederlands en Duits naast elkaar worden gelegd. Een Nederlander kan met niet al te veel kennis van het Duits toch op zekere hoogte een Duitser verstaan – andersom geldt dat ook. Dit komt doordat Nederlands en Duits van dezelfde taalfamilie afstammen en veel overeenkomsten hebben in bijvoorbeeld zinsvolgorde en vocabulaire. Voor Nederlands en Frans is dat beduidend anders. Twee niet-verwante talen in een heel klein land en daarnaast is er nog een derde taal actief. België heeft drie officiële talen: ongeveer zestig procent van de bevolking spreekt Nederlands, veertig procent spreekt Frans en dan is er nog een heel klein deel van de bevolking dat Duits spreekt. België is dan wel één, maar is tegelijkertijd verdeeld door de drie verschillende talen en dat is terug te voeren op de manier waarop het land op bestuurlijk vlak is ingedeeld (Knack 2013). België bestaat uit drie gemeenschappen (de Vlaamse, de Franse en de Duitstalige Gemeenschap), drie gewesten (het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest) die naast de federale regering een eigen regering hebben wat ervoor zorgt dat België in totaal zes regeringen met zes bijbehorende parlementen heeft. Bovenop deze ingewikkelde structuur komt nog eens dat het land ook nog het Europese bestuurlijk centrum huisvest: een hoofdstad in de hoofdstad dus. Een ingewikkelde taak voor de journalist Een gebalanceerd beeld, hoor en wederhoor, dat is wat goede journalistiek kenmerkt, maar met een weerbarstige praktijk als België is dat zo eenvoudig nog niet. Mede door een aantal grote politieke crisissen van de afgelopen jaren, zoals de val van kabinet-Leterme in 2008 dat mede veroorzaakt werd doordat de Vlamingen en Franstaligen binnen en buiten de regering maar niet eens konden worden over de staatshervormingen en de kwestie rond de kieskring Brussel-HalleVilvoorde, is België meer en meer verdeeld geraakt in
Achtergrond twee helften: Vlaanderen en Wallonië – ‘‘twee landen in hetzelfde land’’ (De Volkskrant 2012). De verdeeldheid tekent zich af in de pers. Door de twee verschillende talen, heeft zowel Vlaanderen als Wallonië eigen media. Niks nieuws onder de zon, gezien dit al sinds jaar en dag een feit is, of toch niet? De opeenvolging van politieke crisissen in het land hebben ervoor gezorgd dat de verhoudingen tussen Vlaanderen en Wallonië op scherp zijn komen te staan en dat is terug te zien in de manier waarop Vlaamse en Waalse pers bericht over de politiek in het land. ‘‘De media in Vlaanderen en Wallonië hebben een eigen perspectief op de nieuwsgebeurtenissen in België’’ vertelt Astrid VandenDaele, onderzoeker aan de Universiteit van Gent, in de korte film Has Belgium got news for you? uit 2012. ‘‘De andere zijde van de taalbarrière wordt negatiever belicht doordat er bijvoorbeeld extra details worden verteld terwijl de eigen zijde in een positiever daglicht wordt gezet door minder details – of juist details die de berichtgeving in zijn geheel positiever maken. Kortom, het negatief afschilderen van de overzijde gebeurt niet expliciet, maar impliciet de vraag die wij ons dan ook stelden was of de negatieve berichtgeving wel bewust gebeurt. Door interviews en analyse van berichtgeving kwamen wij erachter dat de journalisten vaak onbewust een negatieve houding aannemen ten opzichte van de overzijde’’ vertelt VandenDaele in de korte film. Wespennest voor de buitenlandcorrespondent VandenDaele heeft ook meegewerkt aan een onderzoek waarin de berichtgeving over België in de buitenlandse pers werd geanalyseerd. Als uitgangspunt werd de politieke crisis van 2010 (de val van kabinet-Leterme II) geanalyseerd. Meer dan vijfduizend artikelen over de crisis afkomstig uit zeventien kwaliteitskranten van de vier buurlanden (Verenigd Koninkrijk, Nederland, Frankrijk en Duitsland) werden onder de loep genomen. Daarbij werden dertien buitenlandcorrespondenten geïnterviewd zoals Rory Watson van The Times en Gijs Moes van Trouw. Uit de onderzoeksresultaten kwam naar voren dat de buitenlandcorrespondenten zich stuk voor stuk wagen aan een gevaarlijke koorddans. De correspondenten gaven aan dat wanneer ze een artikel schrijven, ze bij het zoeken naar bronmateriaal starten aan de ene kant van de taalbarrière om daar later details en feiten afkomstig van de andere zijde aan toe te voegen. Marc Peeperkorn, correspondent van De Volkskrant, geeft aan dat hij vrijwel altijd zijn bronmateriaal eerst zoekt bij Vlaamse media zoals De Stan-
daard en De Morgen om vervolgens extra informatie te zoeken bij Waalse media zoals Le Soir en L’Echo. Door de verschillende perspectieven aan beide kanten is ook niet verwonderlijk dat Ellen van Praet, professor aan de Universiteit van Gent besluit: ‘‘Het werk van de buitenlandcorrespondent in België bestaat voornamelijk uit het zoeken naar de juiste balans tussen het nieuws uit de ene zijde en het nieuws afkomstig uit de andere zijde’’ (Has Belgum Got News For You? 2012). Talenkennis Bijkomend probleem is de talenkennis van de correspondenten. Een kleine minderheid van alle buitenlandjournalisten in België spreekt alle drie de talen. De overgrote meerderheid spreekt Frans, maar geen Nederlands en Duits. David Charter van The Times geeft volmondig toe dat zijn Nederlands zo slecht is, dat hij Google translate gebruikt om zijn Vlaamse bronnen te vertalen. Een van de redenen voor de slechte talenkennis is dat veel correspondenten in België zijn vanwege de EU en niet zozeer voor het nieuws uit België zelf. In Brussel worden zoveel talen gesproken, dat een buitenlandcorrespondent zich zonder grondige talenkennis van België, zich prima kan redden. Als de correspondenten dan toch gevraagd wordt een stuk te schrijven over België, doen de meesten een beroep op de Franstalige Belgische bronnen en de Engelstalige persagentschappen zoals Reuters, maar laten de Vlaamse bronnen achterwegen. Het is daarom moeilijk een gebalanceerd verslag te schrijven. VandenDaele voegt daaraan toe:‘‘Door een gebrek aan Nederlands, wordt Vlaanderen in de meeste gevallen onderbelicht in de buitenlandse pers’’. Voor een buitenlandverslaggever is België een waar wespennest. De onderzoekers opperen als oplossing dat correspondenten alle talen moeten beheersen willen zij een volledig beeld kunnen schetsen van de complexe situatie in België. Daarnaast moeten correspondenten er constant van bewust zijn niet over te hellen naar een kant van de taalbarrière. Kortom, debuitenlandcorrespondentie over België is complex – net als het land zelf. Bronnen
- De Standaard. 2013. ‘‘De andere taalstrijd.’’ www.destandaard. nl (18 januari 2014).
- De Volkskrant. 2012. ‘‘België wil maar geen echte natie worden.’’ www.volkskrant.nl (18 januari 2014).
- Knack. 2013. ‘‘Belgische taalproblematiek ouder dan België zelf.’’ www.knack.be (18 januari 2014).
- Universiteit van Gent. 2012. ‘‘Has Belgum Got News For You?’’ www.hasbelgiumgotnewsforyou.com (18 januari 2014).
Atlas - Maart 2014
13
Achtergrond
Nationalisme in de verre overzeese delen van ons Koninkrijk Over de verbondenheid tussen Nederland en de Nederlandse Antillen Door Laura van Dijk De voormalige Nederlandse Antillen; een fantastisch tropisch vakantieparadijs voor velen. Helaas verdienen de eilanden deze onbezorgde, ontspannen stempel niet altijd binnen het Koninkrijk der Nederlanden, waar zij deel van uitmaken. Over hun positie is veel gesproken en geschreven en het ‘zij-wij verhaal’ lijkt te overheersen, terwijl we officieel een eenheid vormen. Hoe voelen de inwoners van het Koninkrijk zich ten opzichte van elkaar?
K
oning feest op Curaçao’, ‘Máxima gespot met haren los’, ‘Koningspaar waagt een dansje’. De kranten stonden er vol mee, de rondreis in november van het nieuwe koningspaar door het Caraibische deel van het Koninkrijk ter afsluiting van de kennismakingsreis door de provincies van Nederland afgelopen lente. De eilanden hebben het hart van de koning gestolen tijdens zijn eerste bezoek in 1987 en ontvingen de koningin met open armen, omdat ze als latina ‘één van ons is’ (Metro 2013). De reis stond in het teken van het aanhalen van vernieuwde, betere betrekkingen binnen het Koninkrijk. De inwoners van de eilanden hechten met name veel waarde aan het koningshuis, maar veel andere aspecten van de relatie tussen Nederland en de Antillen worden gekenmerkt door problemen. Na jarenlange discussies over de toekomst van het land en de erkenning dat de status quo en de eilanden als eenheid een mislukking waren, kwam er in 2010 eindelijk de statusverandering waar al zolang op gewacht was. Gemeenschappelijke geschiedenis
Vanaf de vijftiende eeuw zijn de zes eilanden, Curaçao, Bonaire, Sint Maarten, Sint Eustatius, Saba en Aruba, in handen geweest van verschillende Europese landen. In 1643 verovert de West-Indische Compagnie (WIC) de eilanden op de Spanjaarden en na een tijdelijke verovering door de Engelsen, is Nederland er sinds 1815 weer de baas. De kolonie speelde een belangrijke rol binnen de slavenhandel van de
14
Atlas - Maart 2014
WIC, waarin rond 1660 Curaçao het centrum vormde. Daarnaast heeft de olieraffinaderij van Shell er tot 1985 voor veel werkgelegenheid gezorgd. Na de Tweede Wereldoorlog zouden koloniën ‘niet meer van deze tijd zijn’ en er werden dan ook voorbereidingen getroffen om de koloniën van die status af te helpen (NOS 2010). Dit resulteerde in de ondertekening van Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden op 15 december 1954, waarbij de eilanden de naam ‘Nederlandse Antillen’ kregen en officieel op gelijke voet kwamen te staan met Nederland. Daarna werd in 1986 Aruba een zelfstandig land binnen het Koninkrijk en de overige eilanden volgden in 2010 met ieder een eigen statusverandering. Dit heeft van Bonaire, Sint Eustatius en Saba bijzondere gemeenten gemaakt en naast Aruba hebben Curaçao en Sint Maarten ook de status van autonoom land gekregen. De Nederlandse Antillen zijn in 2010 opgehouden te bestaan als eenheid en deze term wordt nu slechts als verzamelnaam gehanteerd (NOS 2010).
Het beweren dat de eilanden en Nederland gelijken zijn, is als een slechte grap Er wordt dus veel autonomie toegeschreven aan deze gebieden, maar het beweren dat de eilanden en Nederland gelijken zijn, is als een slechte grap. Nederland mag zich in principe niet bemoeien met het bestuur op de eilanden, maar voelt wel verantwoordelijkheid en heeft dus de taak in te grijpen als er iets verkeerd gaat. Helaas gaat het vaak verkeerd. Een belangrijke gebeurtenis is de opstand in Willemstad op Curaçao in 1969, waarbij een groot deel van de stad in vlammen opging (NOS 2010). Met als gevolg dat Nederland de brokstukken moest opvegen én verwijten vanuit andere landen moest incasseren, omdat de Nederlandse bestuurders aan ‘neokolonialisme’ zouden doen.
Achtergrond
Vrolijke bedoeling tijdens het bezoek aan Curaçao door nieuw koningspaar afgelopen herfst (www.metronieuws.nl) De Antillianen willen minder bemoeienis, maar kunnen niet zonder, terwijl steeds meer geluiden vanuit Nederland pleiten voor minder omkijken naar de eilanden. Het zou de Nederlandse staat vooral geld kosten, zonder dat zij er, behalve frustratie, iets voor terug krijgen (Elsevier 2011). Van alle invloed die de Nederlanders hebben uitgeoefend in de lange koloniale tijd is verrassend weinig overgenomen door de Antillen, de culturele verschillen tussen de delen van het Koninkrijk zijn immens. Jazeker, één van de officiële talen van de eilanden is het Nederlands. Jazeker, Den Haag probeert uit alle macht veel controle uit te oefenen om bijvoorbeeld drugsbendes in het gareel te houden. Dat neemt echter niet weg dat Antilliaanse feesten of de Antilliaanse keuken niet te vergelijken zijn met Nederlandse gebruiken en gewoonten. De eilanden hebben vele volken en overheersers zien komen en gaan, van ieder is wel iets blijven hangen, waardoor de cultuur grote verscheidenheid en uitbundigheid kent. Zonder alle eilanden op één hoop te gooien, er zijn immers voldoende spanningen onderling, kun je stellen dat Nederland en de Nederlandse Antillen geen gemeenschappelijke cultuur kennen, zoals het delen van een natie wel betaamd. Nationalisme is moeilijk op te wekken zodra een land weinig verbondenheid met het geheel voelt.
Waar blijft de onafhankelijkheidsverklaring? Als Nederland en de Nederlandse Antillen nog maar zo weinig gemeen hebben, kan er dan nog wel sprake zijn van een gevoel van verbondenheid en wat houdt de eilanden dan precies tegen om de onafhankelijkheid uit te roepen? Het antwoord hierop is heel simpel; de Nederlandse Antillen halen te veel voordeel uit de band met Nederland om deze op te willen geven. De eilanden zijn relatief rijk ten opzichte van de buurlanden, ze worden immers gesponsord door Nederland, ‘de grote geldschieter’. Onafhankelijkheid zou waarschijnlijk chaos tot gevolg hebben, gezien de bestuurscultuur, de smalle economische basis en de slechte verhoudingen onderling. Daaarnaast is zonder Nederlandse bescherming de kans om opgeslokt te worden door Venezuela ook reëel. Dit betekent onrust in de achtertuin van de Verenigde Staten, een situatie die de VS probeert te vermijden door Nederland gewoon zijn invloed te laten behouden in het gebied (Elsevier 2011). Ondanks de mening van sommigen dat de oud-kolonie een bodemloze geldput is, zullen de eilanden dus niet in de steek gelaten worden. Niet op de laatste plaats omdat ze niet in de steek te laten zijn. Paul Lieben, politicoloog en bekend gastblogger bij dagbladen,
Atlas - Maart 2014
15
Achtergrond omschreef de eilanden als volgt: “Het zijn net overjarige pubers ,die maar in het ouderlijk huis blijven wonen, maar zich niet aan de huisregels wensen te houden.” Hij is van mening dat Nederland een beslissing moet nemen; de middenweg tussen kolonie en onafhankelijkheid die ze al decennia lang bewandelen leidt behalve naar frustratie, nergens toe (Elsevier 2011).
Er bestaan geen grotere fans van ons koningshuis dan de inwoners van de Caribische eilanden Eén van de problemen die voor toenemende frustratie zorgt is de migratie; we behoren immers tot hetzelfde Koninkrijk. Daarom komen veel Antillianen in Nederland studeren of werken. Het onderwijs is er beter en de lonen een stuk hoger dan op de warme eilanden en dat levert dus veel voordelen voor hen op. Vaak wordt de taalbarrière echter onderschat en dat kan problemen opleveren. Ondanks het feit dat op de eilanden het Nederlands een officiële taal is en wordt onderwezen op scholen, wordt er in het dagelijks leven weinig Nederlands gesproken. Het kan daardoor lastiger zijn jezelf staande te houden binnen een kritische maatschappij als Nederland. Daarnaast behoort een deel van de (jongere generatie) Antillianen tot de probleemgroepen in Nederland. De roep om de eilanden af te staan wordt hierdoor nog luider. De migratie zorgt voor onbegrip bij beide partijen en drijft de Nederlanders en Antillianen verder uit elkaar. Liefde voor het koningshuis
Een niet te verwaarlozen feit is wel dat er geen grotere fans van ons koningshuis zijn dan de inwoners van de Caraibische eilanden. Of zoals Thomas von den Dunk, cultuurhistoricus en publicist, het verwoordt: “De koning is eigenlijk het enige dat Nederland en de Antillen bijeenhoudt” (Volkskrant 2013). Er valt zelfs te stellen dat de sterke gevoelens en dus gedeeltelijk het nationalistische gevoel tegenover het Nederlandse koningshuis op de eilanden vele malen groter is dan in Nederland zelf, haast iedereen daar is nog aanhanger van de monarchie. Voor de druktemakers in Den Haag hebben de eilandbewoners amper een goed woord over, maar de liefde voor de koning en koningin lijkt onaantastbaar.
16
Atlas - Maart 2014
Verwelkoming van het koningspaar in Bonaire (www.rtlnieuws.nl) Deze band heeft wederzijdse voordelen, zoals dat de koning enerzijds de Antillen bij het Nederlandse koninkrijk blijft betrekken en anderzijds zorgen de inwoners met behulp van hun enthousiasme voor het koningshuis er (indirect) voor dat het Nederlandse koningshuis blijft voortbestaan. Toch is het lastig om van nationalistische gevoelens van de Antillianen tegenover Nederland te spreken, omdat het overgrote deel van de betrekkingen tussen beiden pragmatisch van aard zijn. Van een eenheid tussen het warmere en het koudere deel van het Koninkrijk is zeker geen sprake. Toch betekent dat niet automatisch dat we ons van elkaar moeten afkeren, is het sterke verantwoordelijkheidsgevoel dat Nederland heeft tegenover de eilanden immers niet genoeg om goede betrekkingen te blijven onderhouden? Een beetje saamhorigheidsgevoel zou fijn zijn, maar niet noodzakelijk. Als we onze vroegere koloniën kunnen helpen, is dat dan geen klein beetje extra frustratie waard? Mocht het de Nederlandse beleidsmakers dán toch op een bepaald moment teveel worden, met een weekje vakantie op een Caraibisch eiland zijn ze er vast weer binnen de kortste keren bovenop. Bronnen
- Metro. 2013. “Tweet; koning Willem Alexander en koningin
Máxima bezoeken Curaçao.” www.metronieuws.nl (10 februari 2014).
- NOS. 2010. “Antillen door de jaren heen” www.nos.nl (9 februari 2014).
- Lieben, P. 2011. “Wanneer worden de Antillen écht onafhankelijk?” www.elsevier.nl (9 februari 2014).
- Von der Dunk, T. 2013. “De koning is eigenlijk het enige dat Ne-
derland en de Antillen bijeen houdt.” www.volkskrant.nl (8 februari 2014).
Column
Bestaat de Nederlandse identiteit? Geert Simons
I
n een persoonlijke toespraak bij de presentatie van een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in 2007 zei toen nog ‘prinses’ Máxima dat ze na zeven jaar nog steeds niet wist wat de Nederlandse identiteit inhoudt. Maar dat is niet erg, zei ze er als troost achteraan. Volgens Máxima bestaat de Nederlandse identiteit niet, net zo min als de Nederlander en de Argentijn. Om iemands identiteit zijn geen hekken te plaatsen, vond de prinses. Gevolg: half Nederland viel over haar uitspraken heen. Maar de vraag die nu rest: Bestaat de Nederlandse identiteit? Het is een gevoelige vraag; het antwoord heeft niet alleen culturele maar ook politieke consequenties. De Nederlandse identiteit vormt de grondslag van het begrip ‘Nederlands volk’. Zonder een afgebakende identiteit zal er geen volk bestaan dat ermee correspondeert. De identiteit zegt iets over het verleden van een volk: een gemeenschappelijke taal, een oprichtingsmoment en een geschiedenis. Hoe deze fenomenen verder worden geïnterpreteerd, staat niet vast. Maar dat ze er zijn wel, anders is de discussie over een identiteit onmogelijk. Discussies en overpeinzingen over de nationale identiteit kenmerken een vrije samenleving, geen ‘hek’ dus zoals in de woorden van Máxima. Maar dit neemt niet weg dat de Nederlandse identiteit wel degelijk bestaat. De discussie daarover gaat over de reikwijdte en de waardering van bepaalde historische momenten. Dus: de Nederlandse identiteit bestaat. Voorop moet staan dat Máxima gelijk had over dat hek: om een identiteit is geen hek te plaatsen. ‘Identiteit’ is geen vaststaand iets, het is veranderlijk door invloeden afkomstig van zowel buitenaf als van binnenuit. De Nederlandse identiteit verandert rap en er bestaat grote onzekerheid over wat het nou eigenlijk is doordat globale, Europese en lokale processen het oude vertrouwde beeld van Nederland ter discussie stellen. Het divers geworden Nederland vraagt om nieuwe vormen van verbinding en het vergt inspanning om vanuit deze nieuwe diversiteit tot een gedeeld Nederlanderschap te komen. Deze nieuwe ontwikkelingen brengen spanningen met zich mee. Ze voeden gevoelens van angst en onzekerheid bij een deel van de bevolking. Zij hebben het gevoel dat veel van wat hen heilig was, vervalt. Dit gevoel van onzekerheid leidt tot een krampachtige behoefte om de ware nationale identiteit te herontdekken, een identiteit die puur en eenduidig is. En deze identiteit moet behouden blijven. Daarom wordt van migranten geëist dat ze assimileren: als je hier bent, moet je je aanpassen. We moeten vooral onze identiteit hoog houden; als we onszelf niet serieus nemen, waarom zouden anderen dat dan wel doen? Dit was dan ook precies de reden waarom velen Máxima’s uitspraak over een niet-bestaande identiteit niet konden waarderen. Dit is tegelijkertijd een reactie op een ‘multiculturele’ elite die de afgelopen decennia nauwelijks aandacht gaf aan ‘ouderwetse’ kwesties als nationale identiteit. Tien of twintig jaar lang was er weinig behoefte de politieke elite van Nederland hierop af te rekenen. Maar nu is het tij gekeerd; Nederlanders keren zich tegen de gevestigde machten en protesteren luidkeels tegen ongewenste ontwikkelingen ten gevolge van globalisatie en immigratie: de politieke top van Nederland is niet helemaal te vertrouwen als het gaat om het behoud van Nederland. Het bekritiseren van Máxima heeft dezelfde wortels: Den Haag, maar ook het koningshuis (in dit geval Máxima) staan kennelijk niet garant voor Nederlandse belangen of de Nederlandse identiteit. Vanuit dit wantrouwen worden tamelijk onschuldige woorden van de toenmalige prinses al snel geïnterpreteerd als bewijs van ongevoeligheid van de elite voor wat er in de samenleving speelt. In dit klimaat is het dus kennelijk gewaagd – zeker als je in de hogere geledingen zit – om zelfs maar de suggestie te wekken dat de Nederlandse identiteit open is en verder reikt dan de clichés. Dit verklaart waarom juist de kritiek op Máxima zoveel aandacht kreeg. Geert Simons studeert Taal en Cultuurstudies aan de Universiteit van Utrecht. Atlas - Maart 2014
17
Opinie
The rise of English nationalism – the effect of devolution? By Amber MacLean When it comes to nationalism on the British Isles, the media tends to focus its attention on sectarian violence in Ireland and the independence referendum in Scotland, not English nationalism. However, English nationalism has been growing since the 1990s. The main reason for this development seems to be devolution: the transfer of power from a central government to sub national (e.g. state, regional, or local) authorities (Encyclopædia Brittanica 2014).
T
he history of the British Isles knows three major political events which united and divided its countries; the Acts of Union 1707, the Acts of Union 1800, and the Anglo-Irish Treaty (1922). The Acts of Union 1707 joined the Kingdom of England and the Kingdom of Scotland into a single Kingdom of Great Britain. The Acts of Union 1800 united the Kingdom of Great Britain and the Kingdom of Ireland to create the United Kingdom of Great Britain and Ireland. The Anglo-Irish Treaty was signed in 1922 to end the Irish War of Independence, thus creating the Irish Free State. The idea was that the entire island of Ireland would become an independent state, but as it turned out, it divided the island in two; the Republic of Ireland and Northern Ireland. Northern Ireland is still a part of the United Kingdom. During the 20th century, the United Kingdom was being ruled from Westminster. This all changed when the Labour government of Tony Blair won the elections of 1997. The demand for an own government or home rule was not a new phenomenon in Ireland, Scotland and Wales. Although they did not develop nationalism simultaneously, a nationalist sentiment has always been present in these countries. Wales seems to have a weaker nationalist presence than Ireland and Scotland, but it was ever present nonetheless. Wales has been treated as a part of England since the Laws in Wales of 1535 and 1542. During the late 19th and 20th century several acts were passed in Wales which gave more regional power to the Welsh. The Welsh devolution referendum of 1997 resulted in a yes-vote (50.3% voted yes) and gave Wales its own National Assembly.
18
Atlas - Maart 2014
The upcoming referendum will be scrutinised by other regions looking for independence Ireland Ireland has always been different than Great Britain. The Romans never tried to conquer Ireland and even Christianity developed at a different pace in Ireland than in Scotland, Wales and England. In fact, religion has always been the dominating factor in Irish history. With the Reformation and King Henry XIII’s Anglican Church, religious division became one of the main reasons why the British Isles failed to become an united front. Violent suppression and discrimination against Catholicism never made the English popular in Ireland. About the time when the Troubles* started in Northern Ireland in 1969, English nationalists united in a political party called the National Front (NF). This party was founded as a ‘solution’ to the weakened Conservatives. The National Front often organised violent protests against protests for Northern Irish independence. Most of the NF members quit the party when Margaret Thatcher was elected as Prime Mi-
Opinie nister to join her. However, Irish devolution does not seem to have a huge effect on English nationalism. A reason for this could be that the English never felt connected to the Irish. Scotland Scotland is a different story. Ever since the Acts of Union in 1707 there were voices calling for Scottish independence. The unofficial Scottish national anthem (unofficial, because ‘God Save The Queen’ is the official anthem for all the countries in the United Kingdom) ‘Flower of Scotland’ tells about the Scottish victory at the Battle of Bannockburn (1314): how the English king Edward II came back and defeated them, and wonders when the time will come that Scotland will defeat England again. The upcoming referendum this year will decide the whole future of the politics of not only Scotland, but also England, Northern Ireland and Wales.
Ever since the Acts of Union in 1707 there were voices calling for Scottish independence The affect on English nationalism So how has this affected English nationalism? In January 2012 the Institute for Public Policy Research (IPPR) published a report called ‘The dog that finally barked; England as an emerging political community’, presenting the findings of the Future of England (FoE) Survey. This survey has been developed in partnership between Cardiff University’s Wales Governance Centre, Edinburgh University’s Institute for Governance and IPPR. The evidence presented in the report suggests the emergence of what might be called an ‘English political community’, one marked by notable concerns within England about the seeming privileges of Scotland, in particular, in a devolved UK, a growing questioning of the capacity of the current UK-level political institutions to pursue and defend English interests, and one underpinned by a deepening sense of English identity (IPPR 2012). In addition to providing an all-England sample of 1.507 respondents, the survey included three regional booster samples in each of the North, the Midlands, and London (IPPR 2012).
fects the way Britain is governed. Whereas the majority thought devolution in Wales and Scotland made no difference to the government of Britain in the period from 2000 to 2007, now the majority report that devolution to both Scotland and Wales had made the way that Britain is governed worse (IPPR 2012). Scotland supposedly would get more than its fair share of UK public spending.
One thing is sure; something has to change
And what of England itself ? There appears to be a very widespread sense that the institutions of government tend to favour the interests of one part of England more than the others. But beyond that, there is also compelling evidence to suggest that a substantial proportion of English voters are now dubious of the ability of UK institutions to work in the interests of England as a whole (IPPR 2012). A clear majority of the respondents state that they have either not very much of no trust at all in the UK government to work in the best interests of England. On a social level, the English seemed to be more conscious of their own identity. While most of England now sees themselves as more English than British, most of the immigrants and ethnic minorities see themselves more as British. This causes an extra division among the English voters. It will be interesting to see how ‘Englishness’ will develop and what it will take to satisfy the English electorate. One thing is sure; something has to change. * The Troubles were a period of political, ethnic and sectarian violence in Northern Ireland. The Troubles started in the late 1960s until the Good Friday Agreement of 1998. The main reason for the violence was whether or not Northern Ireland should become a part of the Republic of Ireland instead of the United Kingdom. Sources
- Encyclopædia Brittanica. 2014. ‘Devolution’. www.brittanica. com (15 February 2014).
- IPPR. 2012. The dog that finally barked: England as an emerging political community. Edinburgh: Edinburgh University Press.
The results show a major change in the way the English think about devolution, and how devolution af-
Atlas - Maart 2014
19
Recensie
‘Dulce et decorum est pro patria mori’* Recensie van Paxman’s Great Britain’s Great War (2013) Door Maarten Rood Honderd jaar geleden kwamen miljoenen mannen in actie op de slagvelden van Europa. Wat bracht hen ertoe hun, vaak nog prille, levens op te offeren voor volk en vaderland? Volgens Jeremy Paxman, BBCpresentator en schrijver, ligt de verklaring in het geval van Groot-Brittannië bij de Britse pre-WO I identiteit en mentaliteit.
A
nders dan de Romeinse dichter Horatius denken de meeste Nederlanders niet dat het mooi en goed is om te sterven voor het vaderland. Elke uitgezonden Nederlandse soldaat die gedurende zijn missie omkomt, is er een te veel. Als er honderd jaar geleden een soortgelijk sentiment had geheerst tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) dan was dit conflict waarschijnlijk heel anders verlopen. Sterker nog dan was een van de grootste slachtpartijen van de twintigste eeuw nooit begonnen. Het is precies dit bovenstaande mentaliteitsverschil dat voor Jeremy Paxman de aanleiding was voor het schrijven van Great Britain’s Great War. Vergeleken met Nederland is er in het Verenigd Koninkrijk natuurlijk nog steeds veel aandacht voor het conflict, maar het beeld dat de Britten van WO I hebben, is in honderd jaar tijd wel flink veranderd. Paxman constateert dat ook de Engelsen de oorlog steeds meer zijn gaan zien als een gruwelijke en onnodige verspilling van menselijk leven. Een oorlog waarin vele duizenden, onschuldige mannen de dood in werden gejaagd door incapabele generaals. ‘The War that changed all Wars’ Wie de sketches van Blackadder heeft gezien of wie de (anti-)oorlogsgedichten van Wilfred Owen en Siegfried Sassoon heeft gelezen, zal dit bovenstaande beeld bekend voorkomen. Dit zijn echter anachronistische interpretaties van de oorlog. Paxman tracht in zijn boek aan te tonen dat de oorlog toentertijd – zeker in 1914 en 1915 – heel anders beleefd werd dan dat er nu op teruggekeken wordt. Het Verenigd Koninkrijk was aan het begin van de oorlog nog een grootmacht, overtuigd van zijn eigen kunnen, opgezweept door anti-Duitse propaganda en geleid door
20
Atlas - Maart 2014
een grotendeels adellijke elite voor wie oorlog als een avontuur kwam. Geen wonder dat de Engelse mannelijke bevolking massaal in dienst ging toen bleek dat de Britse Expeditionary Force, bedoeld om de Belgische neutraliteit te waarborgen, niet genoeg was om de Duitse opmars te stuiten. De Britten waren van hun plicht overtuigd om de ‘War to end all Wars’ te winnen om zo hun manier van leven in stand te houden. Eenmaal in de loopgraven waren het de kameraadschappen binnen de legereenheden die de mannen op de been hielden en hen iedere keer weer de moed gaven om de loopgraven uit te klimmen.
‘‘The war is […] the point at which they (the British) began to walk backwards into the future ’’(288) In tegenstelling tot de Fransen en de Belgen, die daadwerkelijk vochten voor landsbehoud, vochten de Britten volgens Paxman vanuit een verheven plichtsbesef: “Britain might have stood aside and allowed Germany to build an empire on the continent. […] The problem is that it would not have fitted with the British people’s idea of who they were and what their country stood for” (Paxman 2013, 286). Tegelijkertijd laat Paxman zien dat de oorlog deze ‘grootmachtidentiteit’ grondig overhoop heeft gehaald. Zonder de ervaringen van de Eerste Wereldoorlog zou Groot-Brittannië niet zijn huidige vorm hebben. WO I betekende onder andere het einde van de Britse klassensamenleving: de adellijke zonen die de kern van het officierskorps vormden, werden bij bosjes aan stukken geschoten aangezien het de officieren waren die hun mannen voorgingen in de strijd. Na verloop van tijd moest de legerleiding er toe over gaan ook mannen uit de midden- en arbeidersklasse tot officier te maken omdat er gewoonweg niet genoeg adellijke jongemannen meer waren.
Recensie
Een Brits grensregiment dat zich heeft ingegraven tijdens de slag om de Somme in augustus 1916. Niet alleen de Britse maatschappij, maar ook de algehele mentaliteit rond oorlogvoeren veranderde compleet door de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog. De vrijwilligers en generaals, die in 1914 de oorlog hoopvol in gingen, hadden geen idee wat hen te wachten stond en moesten dit veelal met hun leven bekopen. Honderd jaar later weten wij wel dat de partijen de oorlog ingingen met verouderde doctrines en verkeerde verwachtingen; daarentegen kunnen wij ons totaal niet meer inleven in de belevingswereld van de gewone rekruut die zich aanvankelijk met zin dienst nam. Uncle Charlie Al met al geeft het boek een gedetailleerd overzicht van de Britse ervaringen in de Eerste Wereldoorlog. Jeremy Paxman is als schrijver net zo eloquent als hij is als presentator en het boek is daardoor zeer goed leesbaar. Hij heeft het werk zeer verhalend geschreven en doorspekt met anekdotes, ook van persoonlijke aard: zijn oudoom Charlie stierf als lid van het Royal Army Medical Corps op het schiereiland van Gallipoli (Turkije). Wat verder helpt is dat zijn schrijfstijl luchtig is met een typisch, wrange Britse humor. Daarnaast toont zijn verhaal overtuigend aan dat historische gebeurtenissen en alle personen die hier onderdeel van waren alleen begrepen kunnen worden
wanneer ze vanuit hun eigen plaats en tijd bekeken worden. Het boek is daarmee een uitstekend beginpunt voor iedere leek geïnteresseerd in de Eerste Wereldoorlog. Voor historici die wat dieper in de materie zitten, heeft het boek helaas minder te bieden: op een paar interessante inzichten en feiten was de inhoud mij als historicus grotendeels bekend. Daarbij komt dat het boek zich wel heel duidelijk focust op de Britten. Lezers die op zoek zijn naar een algehele geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog zijn met dit boek bij het verkeerde adres. Het is te hopen dat er dit jaar in de andere landen die hebben deelgenomen aan de oorlog soortgelijke boeken verschijnen. Elk land verdient zijn eigen versie al is het maar om lezers eraan te herinneren dat leven voor het vaderland een stuk zachter en meer eervol is dan ervoor te sterven. *Hoe zacht en eervol is het te sterven voor het vaderland Bronnen
- Paxman, J.D. 2013. Great Britain’s Great War. Londen: Penguin Group.
Atlas - Maart 2014
21
Opinie
Catalonië en Baskenland: Wie wordt als eerste onafhankelijk? Door Charlotte de Jong Al sinds het einde van de Spaanse dictatuur van Franco in 1975 wordt er in Spanje in verschillende regio’s gestreden voor onafhankelijkheid: een loskoppeling van Spanje. Voorbeelden zijn Catalonië en het Baskenland. De vraag is nu: In hoeverre is het reëel dat deze gebieden onafhankelijke staten kunnen worden? In dit artikel worden Catalonië en het Baskenland tegen elkaar uitgezet.
S
panje heeft in totaal zeventien autonome regio’s (BBC 2013). Deze regio’s zijn na het einde van de dictatuur van Franco ontstaan met het doel om separatisme te voorkomen. Elke regio heeft een eigen regering en een eigen parlement. Maar er zijn ook regio’s die toch nog meer onafhankelijkheid willen hebben. Dit zijn het Baskenland en Catalonië. Deze beide regio’s verschillen op een groot aantal punten van elkaar, maar hebben ook een aantal overeenkomstige eigenschappen. Zo zijn beide regio’s door een aantal dezelfde gebeurtenissen sterk beïnvloedt zoals de dictatuur van Franco. De vraag is nu: in hoeverre is het reëel dat Catalonië en het Baskenland in de toekomst onafhankelijke staten worden? En daarbij, wie zou zich als eerste van de twee regio’s kunnen loskoppelen van Spanje en goed op eigen benen kunnen staan? Naar mijn mening heeft Catalonië de meeste kans om als eerste van de twee een onafhankelijk staat te worden. Catalonië is namelijk één van de welvarendste regio’s in heel Spanje, en met Barcelona in het gebied, wordt er veel geld verdiend aan toerisme (BBC 2013). Het Baskenland daarentegen heeft een negatiever imago over zich heen vanwege de gewapende Baskische afscheidingsbeweging ‘ETA’ geheten. In dit artikel zal er een vergelijking worden gemaakt tussen de nationalistische bewegingen in Catalonië en die in het Baskenland en waarom een van de twee uiteindelijk succesvoller zal zijn dan de ander.
22
Atlas - Maart 2014
Catalonïe als onafhankelijke staat Zoals al eerder aangestipt hebben Catalonië en het Baskenland een aantal overeenkomsten met elkaar. Beide regio’s liggen in het noorden van Spanje en hebben een sterke eigen cultuur met daarbij een eigen taal. In Catalonië wordt de Romaanse taal ‘Catalaans’ gesproken, die haar oorsprong vindt in het Latijn. In het Baskenland wordt veelal ‘Baskisch’ gesproken en wordt door taalkundigen aangeduid als een ‘geïsoleerde taal’, omdat het een van de weinige talen is in Europa die geen Indo-Europese afkomst heeft: de taal deelt dus geen direct verwantschap met de andere talen in Europa. Naast deze overeenkomsten zijn Catalonië en het Baskenland op veel andere punten erg verschillend. Een aantal van deze verschillen gaan er volgens mij voor zorgen dat Catalonië een grotere kans heeft om een onafhankelijke staat te worden dan het Baskenland. Mijn eerste argument hiervoor is dat Catalonië voor de aanvang van de economisch crisis in 2007 één van de meest welvarende regio’s in Spanje was. De economie in het gebied had een waarde van tweehonderd miljard euro, en was daarmee even groot als de totale Portugese economie (BBC 2013; The Guardian 2011). Ook heeft het gebied het grootst aantal inwoners in vergelijking met de andere regio’s in Spanje. De 7,5 miljoen inwoners van Catalonië vormen zestien procent van de totale bevolking van Spanje (BBC 2013). Door het aantal inwoners en de aanwezige bank- en industrie sector is Catalonië een grote bron van inkomsten voor heel Spanje. En daarnaast is er uiteraard een misschien nog wel veel belangrijkere sector zeer actief in Catalonië: het toerisme, aangewakkerd door de metropool Barcelona. De stad, tevens de grootste van de regio, wordt jaarlijks door negen miljoen toeristen bezocht. De Spaanse overheid schrijft dit succes in de toeristenbranche echter vaak aan zichzelf toe, omdat zij in 1992 het grootste deel van de Olympische Spelen hebben gefinancierd (NYtimes 2012). Door die Spelen werd Barcelona op de kaart gezet, en is het aantal toeristen enorm gestegen.
Opinie zien veel minder toeristen dan Catalonië aan. Catalonië heeft dus economisch gezien in ieder geval de kans om succesvoller te worden dan het Baskenland.
Baskenland en Catalonie op de kaart: Baskenland midden-Noord, Catalonie Economische crisis Helaas heeft de crisis die in 2007 begon Catalonië heel zwaar getroffen, zo erg zelfs dat Catalonië de Spaanse regering moest vragen om een lening, zodat de schuld van vijf miljard euro kon worden afbetaald (NYtimes 2012). Desondanks denk ik niet dat dit er uiteindelijk ervoor zal zorgen dat Catalonië niet succesvol zal zijn als onafhankelijke staat en het gevoel van saamhorigheid onder de Catalanen zal aantasten. Juist het tegendeel. De crisis zorgt ervoor dat de Catalanen nog liever dan voorheen onafhankelijk willen zijn: men heeft geen vertrouwen meer in mensen van buiten de regio, maar zoekt het liever dichterbij huis. Het vertrouwen in Spaanse politici die de economie er weer bovenop zouden moeten helpen, is verdwenen. Hoewel de Catalaanse politici ook niet vrij zijn van corruptieschandalen, wordt daar in Catalonië over gedacht dat ze tenminste wel Catalaan zijn (NYTimes 2012).
Imago Nog een groot verschil tussen de twee regio’s is het imago. Het imago van Catalonië is heel anders dan het imago van het Baskenland. Veel mensen (zowel binnen als buiten Spanje) kennen het Baskenland door de jarenlange gewelddadige strijd voor onafhankelijkheid (BBC 2013). De ETA, voluit: Euskadi Ta Askatasuna dat in het Nederlands ‘Baskenland en Vrijheid’ betekent, is een Baskische afscheidingsbeweging die jarenlang op een gewelddadige manier gestreden heeft voor een onafhankelijk Baskenland. De gewapende organisatie heeft meerdere aanslagen gepleegd.
Door het aantal inwoners en de aanwezige bank- en industriesector, is Catalonië een grote bron van inkomsten voor Spanje
Ik denk dat het voor Catalonië economisch gezien mogelijk moet zijn om een onafhankelijke staat te worden. Catalonië had voor de economische crisis een sterke economie die na investeringen en hervormingen weer kan worden opgebouwd en opbloeien. Daarnaast hebben de Catalanen sterk het gevoel dat de economie aan hen zelf moet worden overgelaten en niet aan de Spaanse overheid die het gebied vooral ziet als een melkkoe.
De meest recente aanslag dateert uit 2010 toen een Franse politieagent omkwam na een achtervolging door ETA-leden. Sinds 2011 is de ETA echter gestopt met deze terroristische acties maar is desondanks nog steeds actief en wordt er gerekruteerd onder jongeren in het gebied. Om haar activiteiten te financieren voert de ETA echter nog wel kidnappingen en afpersingen, de zogenaamde revolutionaire belasting, uit op Baskische ondernemers. Echter zijn er in de afgelopen jaren een aantal belangrijke leiders van de organisatie gearresteerd, waardoor de structuur van de ETA sterk is verzwakt. De organisatie is nu steeds meer gericht op het onderhouden van een dialoog met de Spaanse en Franse overheid, het Baskenland valt namelijk ook voor een deel in Frankrijk. Dit zorgt er ook voor dat het voor het Baskenland lastiger is om een onafhankelijke staat te worden: er zijn twee overheden waar rekening mee moet worden gehouden.
Door het aansnijden van het onderwerp ‘economie’, komt het eerste verschil tussen Catalonië en het Baskenland naar boven. Hoewel het Baskenland minder hard is getroffen door de crisis, heeft de regio niet de economische aantrekkingskracht die Catalonië (in ieder geval voor de crisis) wel had. Het Baskenland heeft weinig industrie en trekt daarnaast relatief ge-
Ondanks dat de ETA geen geweld meer gebruikt, wordt het Baskenland door veel mensen nog geassocieerd met een apart en enigszins gevaarlijk gebied. Mede dankzij recente vrijlatingen van ETA-gevangenen zijn er in de regio weer protesten van Baskische nationalisten waarneembaar (BBC 2013). Een regio die streeft naar onafhankelijkheid is, denk ik, groten-
Atlas - Maart 2014
23
Opinie deels afhankelijk van steun van andere landen. Een nieuw land draait niet zomaar mee in het internationale systeem, maar moet worden opgenomen en worden geaccepteerd door andere landen. Omdat de ETA niet alleen in Spanje, maar ook in Frankrijk heeft gezorgd voor veel slachtoffers, denk ik dat het voor het Baskenland moeilijker is om steun te krijgen van anderen, in tegenstelling tot Catalonië (BBC 2013). Referendum in Catalonië Mijn laatste argument waarom Catalonië eerder onafhankelijker zou kunnen worden dan het Baskenland, is dat Catalonië een andere relatie heeft met de Spaanse overheid dan dat het Baskenland heeft. Hoewel er tussen Catalonië en de Spaanse regering meer dialoog plaatsvindt dan tussen het Baskenland en de Spaanse regering, kunnen de Spaanse regering en de Catalanen maar geen overeenstemmingen bereiken (Financial Times 2014). Het laatste punt waar geen overeenstemming over bereikt kan worden, is of er dit jaar onafhankelijkheidsreferendum moet worden gehouden dit jaar of niet. De Catalanen hebben besloten om op 9 november 2014 een referendum te houden om daarmee te bepalen of Catalonië een staat zou moeten worden en daarna ook meteen de vraag of Catalonië een onafhankelijke staat moet worden. De Spaanse regering probeert dit referendum tegen te gaan. Officieel zou alleen de regering een referendum mogen uitschrijven en niet de autonome regio’s zelf. Of het referendum nou wel of niet doorgaat, deze strubbeling is een voorbeeld voor de reeks van vele strubbelingen die de regio heeft met de regering. Desondanks blijft er een dialoog gaande tussen de partijen en blijft de deur op een kier voor een onafhankelijk Catalonië. Bij het Baskenland is een dialoog met de regering over een eventuele onafhankelijkheid niet of nauwelijks het geval (BBC 2013).
Officieel zou alleen de regering een referendum mogen uitschrijven en niet de autonome regio’s zelf. De economische voorsprong, het betere imago en tenslotte de betere relatie met de Spaanse overheid zijn voor mij redenen om te beargumenteren dat het Catalonië is die eerder dan het Baskenland een onafhankelijke staat zou kunnen worden. Hoewel beide regio’s,in
24
Atlas - Maart 2014
De ‘arrano beltza’ (Nederlands: zwarte adelaar), een symbool dat door Baskische nationalisten gebruikt wordt vele verschillende opzichten eenzelfde doel nastreven (algehele onafhankelijkheid van de Spaanse overheid) heeft Catalonië de eigenschappen waarvan ik denk dat een regio die nodig heeft om die onafhankelijkheid te bereiken. Met een mogelijk referendum in het vooruitzicht en een economie die dit jaar dan toch eindelijk weer moet gaan groeien, wordt de kans op een onafhankelijk Catalonië toch steeds groter. En wie weet kunnen we over vijf jaar zeggen dat we op vakantie gaan naar Catalonië! Bronnen
- BBC 2013. ‘‘Spain to block Catalonia independence referendum.’’ www.bbc.co.uk (12 december 2013).
- BBC 2013. ‘‘Basque Eta: Spain’s frozen peace process.’’ www. bbc.co.uk (26 december 2013).
- BBC 2013. ‘‘Catalonia profile.’’ www.bbc.co.uk (14 augustus 2013).
- Financial Times 2014. ‘‘Catalonia heads for clash with Spain on independence.’’ www.ft.com (16 januari 2014).
- The Guardian 2011. ‘‘Spain: why prosperous Catalans may beat
rebellious Basques to the exit.’’ www.theguardian.com (1 april 2011).
- NY times 2012. ‘‘Catalonia presses Spain on autonomy even
as financial crisis simmers.’’ www.nytimes.com (13 september 2012).
Column
Nationalisme versus regionalisme en het -isme fetisjisme Arend van Vuren
I
n de negentiende eeuw werden nationalisme en centralisme gezien als progressieve denkbeelden die zorgden voor een gemeenschappelijke identiteit en de vorming van natiestaten. Het vormen van een staat met daarin een natie was gebaseerd op een soort idealisme en kwam op in dezelfde tijd als het klassiek liberalisme. Door het fascisme en het nationaalsocialisme is het begrip ‘nationalisme’ echter verworden tot fanatisme en racisme: het woord heeft een negatieve lading gekregen. In de twintigste eeuw, het tijdperk van het postcommunisme, lijkt juist het conservatisme de drijvende kracht achter regionalisme. Het separatisme in Schotland heeft een referendum weten te verkrijgen over afscheiding van het Verenigde Koninkrijk. Evenzo heeft op 16 januari Catalonië gevraagd om een referendum met als doel: decentralisme, het verkrijgen van zeggenschap over een eigen stukje grond voor een bepaalde bevolkingsgroep. Niet alleen regionalisme kenmerkt Europa, juist ook het behoud van die natiestaat is in veel landen een belangrijke factor. Het West-Europees populisme is te vereenzelvigen met nieuw nationalisme en tegen het expansionisme van de Europese samenwerking en het pragmatisme uit Brussel. Verder ziet het populisme het islamisme veelal als groot gevaar voor de soevereine natiestaat. In het voorgaande stuk tekst vliegen de –ismen in het rond. Volgens het wetenschappelijke orakel Wikipedia duidt het ‘-isme’ op concepten, systemen, leefwijzen, ideologieën en fenomenen. Alles waar het -isme achter wordt geplakt, is een containerbegrip. In de academische wereld is er een enorme drang tot holisme; alles moet beschreven worden en alles moet in woorden te vangen zijn. Daarvoor is een containerbegrip natuurlijk ideaal. Het academisme doet een wanhopige poging de realiteit te beschrijven met het –isme, maar eigenlijk is dat een verkeerde vorm van opportunisme. Juist door ons intellectualisme zouden we ons moeten realiseren dat de werkelijkheid niet te beschrijven is in louter concepten. Talen en betekenissen van woorden blijven een vorm van sociaalconstructivisme. Nationalisme was vroeger progressief en heeft gezorgd voor de vorming van staten, nu zien we nationalisme als conservatief. Door de tijd heen veranderen ideeën, krijgen woorden een andere betekenis en kijken we anders tegen fenomenen aan. Aan ieder -isme liggen ook assumpties ten grondslag. Waar je vandaan komt en met welke cultuur je bent opgegroeid, bepaalt je referentiekader en zo kan het dat er verschillende delen op de wereld anders tegen ‘dezelfde’ concepten aankijken. Het bekendste voorbeeld is die van de terrorist en de vrijheidsstrijder. Neem bijvoorbeeld de FARC: zij zien zichzelf als vrijheidsstrijders, terwijl ze vanuit een Westers perspectief bestempeld worden als terroristen. In landen waar de Arabische Lente tot revoluties heeft geleid, heerst de opvatting dat democratie niets meer is dan dat de meerderheid regeert. Dit terwijl ons idee van democratie is dat zelfs een minderheid de ruimte hoort te krijgen en dat er bepaalde vrijheden dienen te zijn, bijvoorbeeld in de journalistiek. Wellicht verwijt je mij nu terecht van snobisme, een vorm van taalchauvinisme of beter nog: vandalisme. Toch wil ik pleiten voor een einde aan het -isme fetisjisme en het begin van wat meer realisme. Laten we bij het beschrijven van de wereld rekening houden met de beperking die taal nu eenmaal heeft. Onze opvattingen liggen aan de basis van hoe wij de wereld zien en welke woorden we kiezen om deze te beschrijven. Concepten zijn aan verandering onderhevig. Misschien moeten we accepteren dat we niet alles kunnen bevatten en dat alles veel complexer is dan we kunnen beschrijven. Kunnen we daar geen -isme van maken? Wat dacht je van acceptisme? Of complexisme?
Atlas - Maart 2014
25
Historisch
“Wat een geluk voor diegene die kan zeggen ‘Ik ben Turk’” De opkomst van het Kemalisme Door Pelin Ozturk
O
p 29 oktober 1933 geeft Mustafa Kemal Atatürk (± 1881 – 1939), de grondlegger van de huidige Turkse republiek en eerste president van de Republiek Turkije, een speech ter gelegenheid van het tienjarig bestaan. Hier roept hij voor het eerst een zin, welke tachtig jaar later nog overal te zien en te horen zal zijn op monumenten, regeringsgebouwen, schoolpleinen en in schoolboeken. Het is een zin die het streven naar een nieuwe (Turkse) nationale identiteit van de Kemalisten symboliseert: “Ne mutlu Türküm diyene” oftewel: “Wat een geluk voor diegene die kan zeggen ‘Ik ben Turk’ ”. Het erkennen van de Armeense genocide is verboden, net zoals het beledigen van de Turkse identiteit en/ of natie. Het nationalisme viert momenteel hoogtijdagen in Turkije. Als gevolg van het nationalisme is in 2007 de Armeense journalist Hrant Dink vermoord en is Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk vervolgd voor het beledigen van de Turkse natie. Het nationalisme zit diepgeworteld, maar om dit te kunnen begrijpen, dient men zich allereerst te verdiepen in de ontstaansgeschiedenis van de Republiek Turkije. Ineenstorting van het Osmaanse Rijk In de hoogtijdagen van het Osmaanse Rijk, de vijftiende tot de zeventiende eeuw, leunen bestuurders op de relatieve autonomie van de lokale en etnische/ religieuze gemeenschappen. Dit kan ook niet anders in een tijd dat het weken, zo niet maanden duurt om een boodschap van de ene naar de andere kant van het enorme grondgebied te sturen. Er is een grote tolerantie voor multi-etnische en multireligieuze volken in het Rijk, maar dit is meer ingegeven door praktisch besef en eigenbelang: zolang belastinggelden blijven stromen, kunnen lokale religieuze en/ of etnische elites in grote vrijheid besturen en daarbij berechten. Met het overwaaien van het etnisch nationalisme vanuit West-Europa stort dit bestuurssysteem aan het inde van de negentiende eeuw als een kaartenhuis ineen. Etnische spanningen lopen op en worden
26
Atlas - Maart 2014
Profiel van Mustafa Kemal Atatürk (1881-1938) voor het eerst gevoeld in de Europese provincies van het Osmaanse Rijk. Als gevolg hiervan plunderen in Macedonië verschillende etnische en religieuze groeperingen elkaars dorpen en gebedshuizen over en weer. Landen als Engeland, Frankrijk en Griekenland misbruiken de afname van macht van de Osmanen en nemen Europese delen van het Rijk in beslag. Het Osmaanse Rijk begint vanaf dat moment aan haar ineenstorting en werd zelfs ‘de zieke man van Europa’ genoemd. Mustafa Kemal Atatürk en de Jong-Turken In deze periode, aan het einde van de negentiende eeuw, volgt Mustafa Kemal Atatürk nog een opleiding tot stafofficier op de Koninklijke Krijgsacademie van Istanbul. Tijdens zijn opleiding verdiept hij zich in de
Historisch Westerse politiek en raakt hij verzeild in een geheime vereniging: het nationalistische ‘Comité voor Eenheid en Vooruitgang’ dat als bijnaam de ‘Jong-Turken’ heeft. Het waren jonge officieren en ambtenaren die de Europese opdringerigheid en overheersing van bijvoorbeeld Duitsland haatten, maar tegelijkertijd bewondering hadden voor Westerse techniek en vooruitgang. De Jong-Turken zagen iets in het idee van een Osmaans nationalisme, dat aan alle onderdanen van alle nationaliteiten of geloven appelleerde. Zij vonden de manier waarop Abdülhamid II regeerde corrupt en pleegden in 1908 daarom een staatsgreep, waarbij zij de sultan dwongen een groot deel van zijn macht af te staan. Met de nieuwe verworven macht slaagden zij er echter niet in het uiteenvallen van het Osmaanse rijk te stoppen en daarbovenop, in 1912, vielen Griekenland, Bulgarije en Montenegro gezamenlijk de laatste resterende Europese provincies van het Rijk binnen.
Onder Atatürk wordt het een voorrecht om Turk te zijn
In 1918 heeft Atatürk zich op weten te werken tot generaal met enige overwinningen op zijn naam, maar kan de totale ineenstorting van het Rijk in november van dat jaar niet voorkomen. Als de Turken vervolgens in 1919 niet worden uitgenodigd voor de vredesconferentie in Parijs, wordt het Atatürk duidelijk: het zelfbeschikkingsrecht zal voornamelijk door de Turken in Anatolië – het tegenwoordige Turkije – niet worden gehonoreerd. Griekse troepen bezetten op dat moment Izmir en maken aanstalten dieper Anatolië in te trekken, terwijl Armenië zijn oog heeft laten vallen op de oostelijke provincies van het ineengestorte Rijk. Ontstaan Kemalisme Het is in deze periode dat Atatürk zich realiseert dat de enige hoop op het zelfbeschikkingsrecht binnen Anatolië het creëren van een eigen, seculiere staat is samen met het ontwikkelen van een Turkse nationale identiteit. Nadat in 1923 Turkije, na het overwinnen van de onafhankelijkheidsstrijd op Armenië en Griekenland, als een staat wordt erkend, wordt het in oktober 1923 tot republiek uitgeroepen. Vanaf dat moment begint de nieuwe Republiek, geleid door Atatürk en zijn kring, aan hervormingen die een culturele revolutie vormen. Deze hervormingen zijn gebaseerd op de zes pijlers van de ideologie van Atatürk, ook wel ‘Kemalisme’ genoemd: secularisme, nationalisme, republicanisme, populisme, reformisme en het etatisme.
Affiche met hervormingen naar westerse maatstaven, ingevoerd door Atatürk (www.turkijeinstituut.nl) Het nationalisme is een belangrijke pijler binnen het Kemalisme, omdat het creëren van een nationale identiteit op dat moment de enige mogelijkheid vormde het land bijeen te houden. Om een geschiedenis te creëren, wordt nadruk gelegd op de pre-islamitische oorsprong van de Turken. In de tijd dat de Osmanen heersers waren, was ‘Turk’ een neerbuigende term en werd gebruikt voor de eenvoudige boeren van Anatolië. Onder Atatürk wordt het een voorrecht om een Turk te zijn. Men moest volgens Atatürk trots zijn om zich een Turk te mogen noemen. De taal wordt vervolgens gezuiverd van Arabische en Perzische leenwoorden en in hoog tempo moderniseert Atatürk het land naar Westers voorbeeld. Het Latijnse schrift vervangt het Arabische, de fez wordt verboden voor mannen en de boerka voor vrouwen, waarmee een eigen, nationale identiteit in het leven wordt geroepen waar de inwoners trots op moeten zijn. Het is de taak van alle instanties in Turkije, die van het leger in het bijzonder, om de nationale eenheid en het seculiere karakter van de Republiek te bewaken. Zo nodig geschied dit met de harde hand. ‘Turkije is van de Turken’ en ‘gelukkig is hij die zich een Turk noemt’ behoren tot de nationale canon van Turkije en er wordt een dwingende taalpolitiek gevoerd. Atlas - Maart 2014
27
Historisch
De Jong-Turken (met Atatürk in het midden) is een bijnaam voor een groep Turkse officieren die in 1908 een staatsgreep pleegden Tegenstellingen Het Turkije dat Atatürk voor ogen had, weerspiegelt echter niet de realiteit. Turkije wordt voorgesteld als een seculier land waarin negentig procent van de bevolking soennitisch moslim is en iedereen zich Turks voelt, maar niets is minder waar: het land kent sinds het Osmaanse tijdperk al een grote etnische en religieuze diversiteit, die onveranderd is gebleven. De grootste groepen minderheden zijn Koerden, de christelijke Armenen en de Suryoye (op religieus vlak zijn dit de Alevieten). Deze mensen kregen een nationale identiteit opgedrongen zonder enige ruimte voor culturele en/ of religieuze diversiteit. Hierdoor heeft het land een zeer moeizame relatie met al haar minderheden die een groot deel van de bevolking vormen. Dit maakt het ‘Turk zijn’ een moeilijk te omvatten begrip. De nationalistische inwoners van Turkije – aanhangers van het Kemalisme – zien geen ruimte voor enige culturele en/ of religieuze diversiteit in het land, terwijl de minderheden zich onderdrukt voelen doordat hen een identiteit wordt opgedrongen die niet eigen is. Hiermee lijkt een gapend gat te ontstaan tussen de verschillende groepen inwoners, waarbij het respect dat men voor elkaar zou moeten hebben uit het oog verloren raakt.
28
Atlas - Maart 2014
De totstandbrenging van een nationale identiteit in Turkije is niet makkelijk gegaan, het handhaven ervan is net zo moeilijk. Hier zal ook geen verandering in komen, zolang kwesties als Cyprus, de Armeense genocide, de positie van Koerden en die niet voldoende gewaarborgde mensenrechten niet worden opgelost. Deze kwesties raken de nationale eenheid, waarmee ook de kern van de Republiek Turkije. Bronnen
- Blessing, M. 2012. ‘‘Profeet van het Turkse nationalisme’’. Historisch Nieuwsblad jaargang 2012 nr. 1.
- Zürcher, E.J. 1994. ‘Gelukkig is hij die zich ‘‘Turk’’ noemt’. Amsterdam: Stichting beheer IISG.
- Zürcher, E.J. 2006. Een geschiedenis van het moderne Turkije. Amsterdam: Uitgeverij Sun.
Achtergrond
“Nationalism through fear” Door Edwin van der Velden The crowd cheers, the soldiers march triumphantly, and the cheering only grows louder with some members even shedding tears at such a nationalistic event. There’s something missing in this picture however, it is the fear that every member of the crowd has if they don’t show up with a smile on their face. It’s this fear, what their neighbors might think of them, their leaders , or their community in general that drives them towards exhibiting such nationalistic behavior. This is, what is defined, as nationalism through fear.
P
eople would rather feign nationalism and reap the rewards than truly become nationalists skin deep. This fear can be concocted through many ways, with the most common summoning up a ‘common’ enemy that all can easily identify. All the plagues of society can magically be attributed to this single enemy. So where does fear incite nationalism? One is in the Democratic People’s Republic of Korea (DPRK), and another has a different cause like the bombing of the Twin Towers on the 11th of September (9/11).
Nothing spouts nationalism through fear more than having large military parades and special events that people have to attend Out of all the countries in the world, there is one that could be set to be a perfect textbook example of nationalism through fear. This country is DPRK, where ‘everyone’ is happy, proud, and wants to serve their dear leader. Who wouldn’t in such a great country, where citizens easily disappear, and your neighbor could report you for not being nationalistic enough. It’s also a land where re-education camps and work camps are meant to help citizens that have lost their way light the fire of nationalism in their heart. This results in most of them just wanting to feign their national pride to keep on living as they always have.
Indoctrination of a small armed group is a great asset to ensure nationalism is followed Nothing spouts nationalism through fear more than having large military parades and special events that people have to attend. From explosions to show off their military capability to rampant television shoutouts on how the United States of America is still a major threat. Its capital, Pyongyang, is a nationalists paradise. It has grand statues where crying out of ‘love’ for the dear leader is mandatory and schools filled with propaganda. In schools children have to calculate how much ammo it takes to defend their homeland, while at the same time learn to play instruments to partake in national musicals. China, the land with a rich history ,also has a small 35 or so year period where nationalism wasn’t a free right, it was a necessity enforced by fear. Mao Zedong, the man who was the head of the communist China government controlled the fate of tens of millions of loyal Chinese. Nationalism however climaxed in the cultural revolution, a time period where Mao planned to modernize the country and do away with thousand year old cultural values. Those who agreed with him had the honor of being called the Red Guard, and given a red book full of his teachings. With his personal brigade of red book wielding nationalists Mao easily ensured that those who opposed him would be punished. Thinkers of alternative ideas, teachers mostly, were expunged by their very students, each of who Atlas - Maart 2014
29
Achtergrond wielded this nationalistic red book. What does the population do when they see this? First they complain slightly, then they submit and feign a positive attitude to the government. Following their governments plans with a smile, yet cursing it when not being watched (Library.thinkquest.org, 2014). We all currently live in a post-9/11 world, a world where terrorists are the enemy of the western worldand unite us in ways we never thought possible. With the United States of America at the lead, President George W. Bush stated, “you’re either with us, or against us”. In the coming years the USA and their western powers would use the threat of terrorism to impose rules and regulations on the majority of the population. Carrying liquids was now illegal, shoes have to be thoroughly checked for bombs, and these days they even do full body scans before you enter the plane. A major trait of the nationalistic attitude is the exclusion or marginalization of certain subgroups on the basis of their race, religion-or a combination thereof. Stereotypes like these can always form if you see every day on the news - for example - a terrorist holding an AK47 or a rocket launcher shouting words in a middle eastern dialect.
A major trait of the nationalistic attitude is the exclusion or marginalization of certain subgroups on the basis of their race, religion-or a combination thereof
In the Netherlands the Party of Freedom (PVV) uses the anti-Islam rhetoric as one of their core beliefs, with their leader Geert Wilders trying to stir up nationalism by citing Islam, immigration, and the European Union as the reason behind the economic crisis in the Netherlands. The Pre 9/11 world knew little discrimination against people of Middle Eastern origin, yet in the post 9/11 world they are the ones most likely to be thoroughly checked at the airport, or kept under a watchful eye in general. Nevertheless, it is a fact that lots of right wing parties in Europe have gained ground in the post-9/11 world, and nationalism is on the rise. To conclude, fear has been a major component in the formation of nationalism. For nothing unites man best
30
Atlas - Maart 2014
Times Square on the night enemy of the state #1-Osama bin Laden was killed than something to fear. Be it the Soviet Union when the massive armaments buildup was occurring from the 1950’s till the late 1980’s, to the Juche (self reliance) belief in North Korea. From weapons of mass destruction dictators are hiding in the middle east, to plain old terrorism that according to the news seems to be everywhere. It seems as if everywhere the tool to promote nationalistic ideals is fear. Be it the fear of red books in the hands of an angry mob, an unknown enemy, or secret police. From the safe pre-9/11 world to the scary post-9/11 world, fear has shown to be the driving force behind western nationalism. After all, it is one of the easiest tool to use and the one people would more quickly respond to. To take it to a fictional extreme: could fear of an alien invasion unite mankind as a whole? Bibliography:
- Library.thinkquest.org. 2014. Discovering China: The Cultu-
ral Revolution. [online] Available at: http://library.thinkquest.
org/26469/cultural-revolution/history.html [Accessed: 2 Feb 2014].
Historisch
Nationalisme en Anarchisme Door Soleiman Saldjoqi In het jaar 1789 vond er iets merkwaardigs plaats, namelijk de Franse revolutie. Deze revolutie zorgde ervoor dat het idee van nationalisme zich zou verwezenlijken door middel van de steun van ‘het volk’. Er werd gestreefd naar een eenheid van deze onderdanen van het land. In het licht van de verlichting heeft de revolutie deze begin negentiende-eeuwse uitvinding ontwikkeld wat grotendeels aan de ‘verlichte individuen’ te danken is. Je kunt deze individuen ook wel deels de geestelijke leiders van de anarchisten noemen (Immanuel Kant, Jean-Jacques Rousseau etc.).
H
et samengaan van nationalisme en anarchisme is echter een dilemma. Anarchisten gaan uit van landen zonder grenzen, zonder het idee van een natie gerechtvaardigd door de gecentraliseerde macht van de staat en zonder een nationalistische gedachte. Het is derhalve van belang om een antwoord te vinden op de vraag: Is het streven naar een eigen natiestaat mogelijk met anarchisme ? Nationalisme en de staat Al in de klassieke oudheid had de filosoof Plato ( ca. 429-347 v. C.) het over de staat (Polis) en de onderdanen van de staat. De onderdanen van de staat zijn volgens het werk van Plato (Politeia) een staat in het klein (micropolis). Hij deelde deze mensen op in de ‘wachters van de staat’ die de staat behoren te beschermen en de ‘producenten’ die verantwoordelijk waren voor de welvaart van de staat. Hieruit kunnen we al afleiden dat er in zekere zin een gevoel van nationalisme werd ingeprent bij de onderdanen door hen verplichtingen op te leggen zodat hun staat extern representatief zou zijn. Het nationalisme dat later is ontwikkeld en streefde naar eenheid van natie en staat wordt wel een `kameleontisch’ verschijnsel genoemd. Nationalisme heeft zich door de eeuwen heen namelijk verbonden aan uiteenlopende ideologieën. In de twintigste eeuw had het gedachtegoed in het communisme, fascisme en nationaalsocialisme, maar ook in oudere `burgerlijke’ democratieën als Frankrijk, Engeland en Nederland een niet te onderschatten rol in de politieke cultuur. Het is verder van belang om te kijken naar de functie die het culturele nationalisme speelde in processen
van natievorming. Het is daarbij de vraag of het proces van culturele homogenisering van de bevolking vanuit de natiestaten kwam of dat de betrokken volkeren dit proces zelf bevorderden. Literatuur, poëzie, muziek en schilderkunst vormen zowel belangrijke inspiratiebronnen voor het culturele nationalisme als uitingsvormen van de beweging. Volkeren zochten en vonden daarin een bevestiging van hun etnische identiteit. Dit cultureel nationalisme diende als rechtvaardiging voor de politieke wens van het volk om een eigen natiestaat te creëren. Nationalistische mislukking De destructieve kanten van het nationalisme kwamen aan de oppervlakte in Oostenrijk- Hongarije, het Ottomaanse Rijk en het Russische tsarenrijk. Deze grote staten herbergden tal van etnische minderheden, die zelfbeschikking in een eigen natiestaat nastreefden. Dit veroorzaakte conflicten met het centrale gezag in de desbetreffende staten wat leidde tot politieke instabiliteit Dit destructieve nationalisme veroorzaakte het uiteenvallen van de Ottomaanse en Habsburgse (Oostenrijk-Hongaarse) imperia en kortwiekte ook het Russische rijk in de jaren 1917-1919. Dit maakte de weg vrij voor nieuwe staten als Hongarije, Joegoslavië en Tsjechoslowakije. In Noord Europa slaagden de Letten, Esten en Litouwers erin zich van Rusland los te maken. Anarchie? Hierboven spraken we over de politieke instabiliteit die het gevolg was van het streven naar eigen identiteit of eigen natiestaten. Volkeren zochten en vonden daarin een bevestiging van hun etnische identiteit. Er kan eventueel sprake zijn van anarchisme. Het woord ‘Anarchisme’ komt uit het Grieks en betekent letterlijk ‘geen heerser’. In de praktijk betekent dit dat anarchisten zich afzetten tegen macht en autoriteit. We kunnen hierbij veronderstellen dat de etnische minderheden die zich willen afscheiden van een gecentraliseerde macht of de maatschappelijke scheidslijnen ook een belangrijke rol kan spelen voor het stichten van een eigen natiestaat met behulp van anarchistische kenmerken. Er is dus wel degelijk sprake van enige anarchistische eigenschappen die het er voor zorgen dat bepaalde volkeren een eigen natiestaat stichten. Atlas - Maart 2014
31
Recensie
Het rommelen van de vulkaan Door Jurgen Rinkel Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog – komende augustus honderd jaar geleden - is een van de meest bepalende én complexe gebeurtenissen uit de wereldgeschiedenis. Twee recent verschenen boeken werpen een licht op de periode die hieraan vooraf ging. Januari 1913. In het Schönbrunnpark in Wenen wandelt een vierendertigjarige Georgische revolutionair. Van de andere kant komt een drieëntwintigjarige kunstschilder hem tegemoet. Misschien groeten ze elkaar, misschien merken ze elkaar niet eens op. Ze zullen elkaar in ieder geval nooit meer zien, zelfs niet als ze twintig jaar later respectievelijk de leiders van de Sovjet-Unie en Nazi-Duitsland zijn en Polen onder elkaar verdelen.
H
et beeld van Jozef Stalin en Adolf Hitler die elkaar in een Weens park ontmoeten, is een van velen die ons in het boek 1913: Het laatste gouden jaar van de twintigste eeuw van Florian Illies geboden wordt. De anekdote is enigszins speculatief, maar vast staat dat zowel Stalin als Hitler in die januarimaand in Wenen was én dat ze allebei van wandelingen in het voornoemde park hielden. Het zou dus zomaar kunnen. Mooier wordt het nog als duidelijk wordt dat even verderop een zekere Josip Broz logeerde, die later onder de naam ‘Tito’ enige roem zou verwerven als leider van Joegoslavië. Maar 1913 biedt meer dan een verzameling dictators-in-de-dop. Het boek schetst een beeld van een Europa vóór de Eerste Wereldoorlog. Het zijn, zoals we nu weten, de laatste dagen van een oud en vergeten Europa, een Europa dat barste van het optimisme, de levenslust en de creativiteit. Een Europa dat vergeef mij deze al bijna sleets geworden metafoor, ik heb geen betere - danste op de vulkaan. Uitgangspunt voor het boek vormt het jaar - verrassing - 1913. Illies gaat in chronologische volgorde door het jaar heen, waarbij hij afwisselend een kijkje neemt in de belangrijkste steden van die tijd: Wenen, Berlijn, München, Parijs, Moskou en in mindere mate Praag, Chicago en Triëst. We zien een lange stoet aan markante figuren aan ons voorbij trekken. Naast de eerder genoemde Stalin, Hitler en Tito, die pas later
32
Atlas - Maart 2014
Florian Illies ‘1913: Het laatste gouden jaar van de twintigste eeuw’ verscheen februari vorig jaar. in de geschiedenis een belangrijke rol gaan vervullen, zijn dat onder andere de Duitse keizer Wilhelm II, die zoveel van marineschepen houdt, en kroonprins Franz Ferdinand van Oostenrijk-Hongarije, die door iedereen gemeden wordt vanwege het huwelijk dat hij beneden zijn stand gesloten heeft en dus maar met speelgoedtreintjes speelt. En dan nog Trotski, die dit jaar Stalin ontmoet, terwijl bijna gelijktijdig in Barcelona zijn latere moordenaar geboren wordt. Maar daar houdt het rijtje van ‘politici’ wel op. Want er is meer. Freud komt met zijn idee van de ‘vadermoord’ na zijn breuk met Carl Jung, de Mona Lisa,
Recensie die uit het Louvre gestolen was, wordt weer teruggevonden in de kamer van een gek die het kunstwerk aan Italië ‘terug wilde geven’, Max Weber komt met zijn ‘onttovering van de wereld’, Wittgenstein zet zijn eerste stappen in de filosofie en Einstein wordt verliefd, op een andere vrouw dan zijn eigen Mileva.
Illies schildert met dit boek een veelkleurige, maar desondanks geen overdadige compositie van een jaar zoals er geen ander is in de geschiedenis van Europa. Sowieso is zo’n beetje iedereen dat jaar verliefd. De schilder Oskar Kokoschka, bijvoorbeeld, die een affaire heeft met Alma Mahler, weduwe van de bekende componist, die hem uiteindelijk af zal wijzen. Of anders Franz Kafka, die in Praag lange liefdesbrieven aan zijn Felice Bauer schrijft. Na ruim tweehonderd brieven ontmoeten de twee elkaar voor het eerst in Berlijn, waar Felice woont. Er wordt niks gezegd. Later zal Kafka haar op de slechts denkbare manier ten huwelijk vragen. Zijn brief aan Felices vader maakt het er alleen nog maar erger op. Thomas Mann, ondertussen, wordt niet echt verliefd, maar is het een jaar eerder wel geworden, op een jonge knaap, terwijl Mann keurig getrouwd is. De angst dat men zijn homoseksualiteit ontdekt, blijft hem het hele jaar achtervolgen. Illies schildert met dit boek een veelkleurige, maar desondanks geen overdadige compositie van een jaar zoals er geen ander is in de geschiedenis van Europa. Zijn focus ligt voornamelijk op kunst, filosofie en wetenschap, wat het beeld van een wereld die niet wist wat haar te wachten stond versterkt. Dat er dat jaar meerdere malen verklaart wordt dat er ‘nooit meer oorlog zal uitbreken’, maakt het plaatje compleet. Maar toch sijpelt er hier een daar wat van de naderende oorlog doorheen. Vooral wanneer in OostenrijkHongarije aartshertog en troonopvolger Franz Ferdinand zijn oude oom smeekt een oorlog met Servië ten koste van alles te voorkomen en later als pasbenoemd inspecteur-generaal der strijdkrachten zo’n oorlog fel van de hand wijst. Dat het zijn dood was, waarmee uiteindelijk de oorlog begon, is in dat opzicht wel heel wrang.
Twee schoten, miljoenen slachtoffers Over de invloed van de moord op de kroonprins op het uiteindelijke uitbreken van de oorlog is door historici veel te doen geweest, maar over het algemeen is altijd aangenomen dat het slechts de spreekwoordelijke druppel was die de Europese emmer deed overlopen. Op de achtergrond waren al jarenlang verscheidene processen gaande die een oorlog noodzakelijk maakten. In zijn vorig jaar verschenen boek The Sleepwalkers: How Europe went to war in 1914 werpt Christopher Clark een nieuw licht op de gebeurtenissen die uiteindelijk zouden leiden tot de Eerste Wereldoorlog. Allereerst moet over het boek van Clark worden opgemerkt dat het ongelofelijk goed geschreven is en bovendien zeer intelligent van opzet is. Om te beginnen neemt Clark de positie in dat de Eerste Wereldoorlog begon als de Derde Balkanoorlog, maar door allerlei complicaties uitgroeide tot een Europese oorlog. Het boek begint dan ook met een evaluatie van de twee spelers die bij het initiële conflict betrokken waren: Servië en Oostenrijk-Hongarije. Om te kunnen verklaren hoe de andere Europese grootmachten in het geheel betrokken konden raken, evalueert Clark vervolgens het buitenlandbeleid van achtereenvolgens Rusland, Frankrijk, Duitsland en Engeland en hoe verschuivingen in de machtsverhoudingen binnen die landen zelf en tussen de landen onderling konden leiden tot de situatie die we zo goed kennen; namelijk die van twee blokken: de Entente (Frankrijk, Rusland en Engeland) en de Centralen (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk).
Allereerst moet over het boek van Clark worden opgemerkt dat het ongelofelijk goed geschreven is en bovendien zeer intelligent van opzet is. Geduldig en gedetailleerd zet Clark de spelers klaar. Het wachten is dan alleen nog op het startschot. Dat valt uiteindelijk op 28 juni 1914, in Sarajevo. Schutter van dienst is Gavrilo Princip, een negentienjarige Serviër. Zijn schot zal overal rond de wereld te horen zijn, want het doodt aartshertog Franz Ferdinand en zijn vrouw. Wat volgt lijkt bijna een Shakespeariaans tragedie, waarbij onbegrip en misverstand leiden tot een ware massaslachting.
Atlas - Maart 2014
33
Recensie Dat laatste was echter niet duidelijk voor de grootmachten die de Entente vormden. Noch in Moskou, noch in Parijs, noch in London had men door dat er na de moord op de kroonprins slechts een conflict tussen Wenen en Belgrado bestond. Zij waren, in Clarks woorden, “sleepwalkers, watchful but unseeing, haunted by dreams, yet blind to the reality of the horror they where to bring into the world.” (Clark, 2013). Het gevolg was dat tsaar Nicolaas II een algehele mobilisatie afkondigde, nog voor er ook maar enige sprake van Duitse bemoeienis was. Het was deze mobilisatie die het hele systeem van bondgenootschappen in gang zette. Het moet hier vermeld worden dat na de oorlog Frankrijk en Rusland hun uiterste best hebben gedaan belangrijke telegrammen te herdateren, om het laten schijnen dat het toch echt de Duitsers waren die als eerste ten strijde trokken.
Christopher Clark’s ‘The Sleepwalkers: How Europe went to war in 1914’. De afgelopen honderd jaar is de verantwoordelijkheid voor de oorlog voornamelijk in het Duitse kamp gelegd. Clark laat echter zien dat deze conclusie wel erg eenzijdig is. Niet alleen het Duitse Rijk, ook Rusland, Frankrijk en Engeland hadden boter op hun hoofd. Maar de laatste drie wonnen nu eenmaal de oorlog en konden alle schuld dus op Duitsland schuiven. Clark weerlegt nog meer mythen die aan het ontstaan van de oorlog kleven. Zo zou Oostenrijk-Hongarije een rijk in verval zijn, dat ten onder ging aan de talrijke nationaliteiten die het land kende en bovendien aan de leiband van het Duitse Keizerrijk liep. Niets is minder waar. De economische groei was in de jaren 19061912 ongeremd geweest, terwijl de verschillende volkeren (met uitzondering wellicht van de Serviërs) geen van allen onafhankelijkheid wensten. Die wens kwam pas tijdens de oorlog, toen het land militair ineffectief bleek. In 1914 bestond hooguit de wens om zelfbeschikking onder de Habsburgse kroon, een wens die Franz Ferdinand graag wilde honoreren en waarvoor hij zelfs al jaren eerder een plan had laten ontwikkelen. En wat betreft het buitenlandbeleid: dat kwam inderdaad wat onhandig tot stand, maar van een Duitse dominantie was absoluut geen sprake.
34
Atlas - Maart 2014
Bovendien, zo laat Clark zien, gaat Servië ook niet vrijuit. De tentakels van de regering reikten ver en het is zo goed als zeker dat verscheidene belangrijke leden van die regering op de hoogte waren van het complot tegen Franz Ferdinand. Bovendien was het buitenlandbeleid van het kleine koninkrijk altijd gericht geweest op vereniging van alle Serviërs binnen één staat, inclusief Serviërs die dat nooit waren geweest, zoals de Kroaten. Dit streven heeft overigens nog lang in de Servische ziel gezeten, getuige de massamoorden in Srebrenica en de categorische weigering te erkennen dat Kosovo meer Albanees dan Servisch is. Het beeld van een arme, kleine natie die bedreigd werd door een grote buurman, begint zodoende behoorlijk te wankelen. Al bij al biedt The Sleepwalkers een grondige herziening van de geschiedenis. De belangrijkste les die Clark ons leert is dat een zekere mate van blindheid voor de belangen en drijfveren van de ander grote, zelfs catastrofale gevolgen kan hebben. Hij besluit dan ook met een beschouwing van de Eurocrisis, die in zijn ogen zeker vergelijkbaar is met de crisis van juli 1914, zeker waar het de mogelijke gevolgen betreft, maar die dankzij het optuigen van een aantal supranationale organen minder kans heeft om te escaleren. Gelukkig zijn we dus in honderd jaar toch iets wijzer geworden. Bronnen:
- Clark, C. 2013. The Sleepwalkers; How Europe Went to War in 1914. Londen: Penguin Books Ltd.
- Illies, F. 2013. 1913; het laatste gouden jaar van de twintigste eeuw. Amsterdam: Atlas Contact.
Column
Nationalisme en de Europese verkiezingen Dominic Frauenfelder
Z
e komen er weer aan! De befaamde Europese parlementsverkiezingen. In maart zal er door de hele Europese Unie voor de achtste keer gestemd worden op nationale afgevaardigden die de stemmer in het Europees Parlement moeten gaan vertegenwoordigen. Op het eerste oog weinig interessant, zeker gezien het tweederangs imago wat als sinds jaar en dag aan deze verkiezingen kleeft. De politici noch de onderwerpen spreken veel mensen aan, de campagnes en discussies richten zich eerder op binnenlandse aangelegenheden dan op de Europese stand van zaken, en als klap op de vuurpijl is de controlerende macht van het parlement zelfs na het Verdrag van Lissabon (2009) nog altijd gering en onbeduidend. Nieuw is echter de euroafwijzende nationalistische dynamiek die achter de verkiezingen van de Europese Unie schuilgaan. Met het uitbreken van de Europese staatsschuldencrisis en de daaropvolgende maatregelen begint een groei van ‘Europa-bewustzijn’. Het dreigende failliet van de ‘knoflooklanden’, de voorspelde ondergang van de Eurozone en toenemende werkeloosheid zijn Europese onderwerpen die nu al jaren de voorpagina’s van kranten en tijdschriften bezighouden. De economische ratio die het Europese project dreef, is daarmee in de wind komen te staan. Ook nieuw is de duidelijke euroafwijzende stellinginname van sommige politieke partijen, zoals in Nederland de Partij van de Vrijheid (PVV) van Geert Wilders. Waar in 2009 het Europees verkiezingsprogramma van één pagina de heersende europragmatische stemming hard en populistisch verwoordt, komt het bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 met een uitgebreid programma waarbinnen de Europese Unie wordt afgepoeierd en verworpen. De Europese Unie hoeft zich niet te hervormen, nee. Nederland moet eruit! Hierbij is het nationalistische discours dat de PVV eigen is natuurlijk van belang. Waar de Europese Unie eerder vanuit een instrumenteel oogpunt zwaar bekritiseerd werd, wordt het nu direct verbonden aan de multiculti-problematiek waar Geert Wilders zich vanaf dag één actief tegen verzet. Door het Schengen- en visabeleid, wat het vrije verkeer tussen de 26 deelnemende landen regelt, zou de Nederlandse cultuur en identiteit worden bedreigd, aldus het programma. Het kosmopolitische ideaal van Europese eenwording was eerder al onder vuur komen te liggen toen prominente figuren, zoals VVD-politicus Frits Bolkestein, het ontstaan van een Europese identiteit in de jaren ‘90 tegenspraken. Deze euroscepsis was echter pragmatisch en instrumenteel, en van een complete afwijzing van het ‘Europese project’ was zeker geen sprake. Wilders tilt de heersende euroscepsis met zijn etnisch nationalistisch discours naar een hoger niveau. Alleen door het terughalen van nationale soevereiniteit zou Nederland zich kunnen verdedigen tegen de macht van de progressieven, de internationale organisaties en de Islam. Het beschermen en het versterken van de nationale identiteit en het nationale belang, die volgens de progressieve kosmopolieten in een samengroeiende wereld niet meer bestonden, vervullen daarbij een hoofdrol. Hiermee zet het zich af tegen de heersende elites die, volgens Wilders, het multiculturele verschijnsel stelselmatig hebben bejubeld en aangemoedigd. Toch is de PVV niet de enige die van een nationalistisch discours gebruikmaakt. Ook de Socialistische Partij (SP), die zich met haar maoïstische wortels altijd eurokritisch heeft opgesteld, grijpt de huidige situatie in Europa aan om een civiel nationalistisch Europa-standpunt in te nemen. Het neoliberale karakter dat door het bedrijfsleven in de EU is verwerkt, wordt op basis van dat discours als een gevaar voor bijvoorbeeld het Nederlandse strafrecht en sociale zorgsteslsel afgeschilderd. Net als de PVV verzet het zich tegen federale noties van een Europese superstaat en propageert het vooral intergouvernementele samenwerking in plaats van integratie. Terwijl de PVV hierbij een uittredingsstandpunt inneemt, richt de SP zich op hervorming van de huidige Unie. Hierdoor is het enerzijds een gematigd alternatief voor de euroafwijzende instelling van de PVV, maar gezien het verschil in ideologie, nationale standpunten en dus electoraat, anderzijds ook weer niet. Wel zetten beide partijen zich duidelijk af tegen de traditionele centrumpartijen, en wordt het interessant om te zien hoe dit zich in de verkiezingsuitslag zal uitdrukken. Atlas - Maart 2014
35
Cartoon-collage
Oekraïne in cartoonvorm Door Thijs Voets De ontwikkelingen in Oekraïne ontwikkelen zich razendsnel. Sinds de Olympische Winterspelen in Sotsji afgelopen lijkt het alleen nog maar sneller te gaan.
I
ets zinnigs schrijven over Oekraïne is daarom lastig; daar komt de Atlas de volgende keer op terug! Om deze reden heb ik het internet afgestruind voor politieke cartoons over de “Revolutie in Kiev”. Deze cartoons komen uit elke hoek van de wereld, en geven daarom een mooie weergave van de verschillende standpunten die in verschillende landen worden ingenomen
“In het EU-ziekenhuis.” (Cagle Cartoons)
“Oekraïne loopt twee kanten uit; links naar de Europese Unie, rechts naar de Douane-Unie met Rusland, Kazachstan en Wit-Rusland.” (Aleksandr Sajenko)
36
Atlas - Maart 2014
Cartoon-collage
Dan Wasserman: “Demonstraties stonden niet op de planning in Sotsji.” (Boston Globe)
Koreaanse afschildering van de Revolutie (Korean Times)
“Frankrijk, de VS en Duitsland leiden Oekraïne in de val.” (Igor Kolgarev)
“Wil Oekraïne uit het ravijn komen, dan moet het een kant kiezen.” (Lenta.ua)
Europese daadkracht door een Amerikaanse lens (International New York Post) Atlas - Maart 2014
37
Cartoon-collage
De strijd om de Oekra:ine, met de Europese Unie en Rusland als hoofdrolspelers (Martin Sutovec)
Marian Kamensky: “Oppositieleider Vitali Klitsjko probeert president Janoekovitsj te breken.” (Cagle Cartoons)
“Winny Poeh (premier Medvedev) en Knorretje (president Poetin) kijken naar het bijennest genaamd ‘de Krim’ (Sergej Jolkin) 38
Atlas - Maart 2014
“In het Oekraïens: “Het verenigen van de oppositie. Links: ‘verwachting’, rechts: ‘de realiteit’.” (Facebook van ‘Pornolitica’)
“In het Russisch: “We mogen julle heel erg! Maar we laten jullie nog niet binnen.” (RIA Novosti)
Column
Denkend aan Oekraïne Jurgen Rinkel
V
an mijn eerste kennismaking met de kaart van Europa kan ik mij slechts vaag wat herinneren. Ten eerste dat dit op de basisschool heeft plaatsgevonden. Het tweede is dat er met een kinderlijke illusie van mij kon worden afgerekend: Frankrijk was niet het grootste land van Europa. In het oosten was namelijk Rusland zichtbaar, en je hoeft niet bijster intelligent te zijn om te zien dat dat land groter is dan Frankrijk. Maar niet alleen Rusland was groter dan Frankrijk. Ten westen van Rusland lag namelijk nog een land dat groter was, een land waarvan ik de naam nooit had gehoord en ook niet leek op iets wat ik al kende: Oekraïne. Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in landkaarten en volgens mij is die fascinatie bij Oekraïne begonnen. Want zoals anderen in wolken altijd allerlei vormen proberen te zien, zo deed ik dat met staten. Italië is daarbij natuurlijk een laars, net als Moldavië. Kroatië is een hoefijzer. Helaas houdt het daarna snel op. Er was nog één land dat mij in de verte aan iets deed denken, en dat was Oekraïne. Het zal de lezer wellicht verbazen, maar in Oekraïne zag ik een kikkervisje. Wie het ook wil zien moet het wat smallere, westelijke deel als de staart nemen, als kop het oostelijke deel en de Krim en het stukje waar Odessa ligt als twee net ontwikkelde pootjes. Bekijk vervolgens het geheel met de fantasie waar een tienjarige over kan beschikken en dan wordt het duidelijk. Wat ook nog bijgedragen zal hebben, is dat op die kaart de hoofdstad vermeld stond als “Kiew”, wat volgens mij als ‘kieuw’ diende te worden uitgesproken.
Het zal de lezer wellicht verbazen, maar in Oekraïne zag ik een kikkervisje
Essentieel is echter de richting waarop het kikkervisje loopt: naar het oosten. Of de geografische vorm van het land mijn blik gekleurd heeft, durf ik niet te zeggen, maar ik heb tot voor kort Oekraïne lange tijd gezien als een land waarvan de uiteindelijke bestemming bij Rusland ligt. Dat idee vindt ook zeker zijn oorsprong in de geschiedenis van Oekraïne. Zo is het huidige Rusland bijvoorbeeld ontstaan vanuit het Kievse Rijk, dat een (indirecte) voorloper was van het Grootvorstendom Moskovië, wat in 1547 werd omgedoopt in het Tsaardom Rusland. Daarnaast is het tekenend dat de Oekraïeners in de negentiende-eeuwse werken van Tolstoj, Dostojevski en Toergenjev nog vermeld worden als ‘Kleinrussen’. Ook na de val van de Sovjet-Unie leek het land in politiek opzicht dicht bij Rusland te blijven, tot in 2004, toen de pro-Russische Janoekovitsj op ‘poetiniaanse’ wijze tot president werd verkozen. Er volgde een Oranjerevolutie, en de pro-Westerse Joetsjenko kwam aan de macht. Oekraïne zou zich los gaan maken uit de Russische invloedssfeer, maar twisten tussen Joetsjenko en zijn bondgenoten hielpen Janoekovitsj in 2010 alsnog in het zadel. Oekraïne liep weer naar Rusland, en zou dat ook blijven lopen, was toen mijn gedachte. De ontwikkelingen van de afgelopen maanden hebben echter doen blijken dat ik er toen naast zat. Janoekovitsj is weer verdreven en een nieuwe prowesterse regering is geïnstalleerd. En nu is er de Krim. Poetin speelt het spel goed. Hij gaat precies zover als hij weet dat hij kan gaan. Met kleine stapjes weekt hij het schiereiland los van de rest van Oekraïne, wetende dat geen enkele stap groot genoeg is om serieuze consequenties te hebben. Oekraïne kan er niets aan doen en voor de rest van de wereld is de Krim gewoonweg niet belangrijk genoeg om het verlies van Rusland als handelspartner te riskeren. Het feit dat de Westerse landen nauwelijks een instrument hebben om de Russische agressie een halt toe te roepen, doet echter voor de langere termijn het ergste vrezen. Niet in het minst omdat er ook in sommige lidstaten van de Europese Unie grote Russische minderheden wonen. Wat als Poetin zijn oog daarop gaat richten? Het blijft natuurlijk koffiedik kijken, maar het ergste moet gevreesd worden. Voor Oekraïne lijkt het in ieder geval te laat; het raakt de Krim hoe dan ook kwijt. Het kikkervisje zal nooit meer naar het oosten lopen.
Atlas - Maart 2014
39
Leidse studentenvereniging voor i n t e r n at i o n a L e b e t r e k k i n g e n d u t c h u n i t e d n a t i o n s s t u d e n t a s s o c i a t i o n
Ledenweekend 2014!
Be there or be square Datum: Aanvang: Locatie:
28, 29 & 30 maart 2014 Vrijdagmiddag Hollandse Boerderij, Bodegraven