Jaar van de historische buitenplaats 2012 Eindverslag
www.buitenplaatsen2012.nl
Ten geleide
Aan het einde van het Themajaar Historische Buitenplaats 2012
Huis ten Bosch, Maarssen
Met de uitgave van dit eindverslag komt een definitief einde aan het succesvolle Jaar van en voor de Historische Buitenplaats 2012. Deze publicatie bevat een beknopte samenvatting van de hoogtepunten, die zich tijdens het Themajaar hebben voorgedaan. Het is indrukwekkend en bemoedigend te lezen wat er allemaal is gebeurd of wat werd georganiseerd om deze groenhistorische culturele erfgoederen ‘voor het voetlicht’ te krijgen. De buitenplaatsen zelf betoverden vele mediavertegenwoordigers waardoor dit type erfgoed terecht veelvuldig in het nieuws kwamen. Hiermee is een belangrijke doelstelling van het Themajaar ruimschoots gehaald. Deze erfgoederen zijn mede door alle activiteiten in 2012 iets minder onbekend en wat meer bemind geraakt. Dat is een hoopvolle ontwikkeling, die zeker ook in de toekomst moet worden vastgehouden. Verder treft u in deze uitgave samenvattingen aan van de door onze Stichting georganiseerde evenementen alsmede een financiële verantwoording. In dit laatste onderdeel leest u dat het Jaar vooral dankzij een grote hoeveelheid onbetaalde uren door gedreven bestuursleden en meerdere vrijwillige professionals is gerealiseerd. Onze gewaardeerde sponsoren leverden ook een belangrijke financiële bijdrage aan de verwezenlijking van het Themajaar. Zonder die stichtingen, fondsen en bedrijven en mede dankzij de waardevolle hulp van meerdere provinciale besturen zou dit Jaar er niet zijn geweest. In dit verband past ook een woord van dank aan zowel particuliere als institutionele eigenaren van historische buitenplaatsen. Vaak mochten wij om niet gebruikmaken van hun faciliteiten of organiseerde men evenementen in het kader van het Themajaar. Ook leest u in deze eindverantwoording de resultaten van de onlangs gehouden enquête, die onlangs door honderden deelnemers werd ingevuld. Al deze uiteenlopende vormen van positieve betrokkenheid bij de uitvoering van dit Themajaar hebben er voor gezorgd dat wij u ook dit eindverslag met een zekere trots overhandigen. Uit de columns die alle bestuursleden voor dit verslag schreven, blijkt duidelijk hoe waardevol zij onze historische buitenplaatsen vinden, voor zichzelf maar vooral ook voor de Nederlandse samenleving. Hopelijk stimuleert dit eindverslag u om ook in de toekomst bij te dragen aan het complexe vraagstuk rond de instandhouding en het beheer van onze waardevolle kastelen, historische buitenplaatsen en landgoederen. René W.Chr. Dessing Voorzitter Stichting Themajaar Historische Buitenplaats 2012
-1-
-2-
Kasteel Hillenraad, Swalmen ©René W.Chr. Dessing
1 Voorbij het Jaar van de Historische Buitenplaats 2012 Het Jaar van de Historische Buitenplaats 2012 is al weer enige tijd voorbij. Op donderdag 29 maart 2012 opende de commissaris van de Koningin in Utrecht, Roel C. Robbertsen, samen met onze voorzitter René W.Chr. Dessing het Themajaar op Kasteel Amerongen. Op vrijdag 30 november 2012 werd het afgesloten met een grote slotmanifestatie op Kasteel Geldrop door Wim B.H.J. van de Donk, commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Nu is ook de tijd gekomen dat de Stichting Themajaar Historische Buitenplaats 2012 als initiatiefnemer en organisator van dit bijzondere Themajaar haar werkzaamheden afrondt en verantwoording aflegt.
Opening van het Themajaar
Bij de opening werd het boek De Buitenplaatsen en het Nederlandse Landschap gepresenteerd, in opdracht van de Stichting geschreven door Marina Laméris en voorzien van prachtige foto’s, gemaakt door Roel van Norel. Deze uitgave, die mede mogelijk werd gemaakt door het vroegere Ministerie van VROM en de Stichting Sluyterman van Loo, heeft inmiddels een tweede druk beleefd. Ook de door Wim Dröge en Hans Bouhuijs gemaakte documentaire Levende Buitenplaatsen kende op dat moment zijn première. En aan het slot van het Themajaar konden de aanbevelingen die uit de rondetafelgesprekken en vele andere formele en informele bijeenkomsten zijn gedestilleerd, worden gepresenteerd. Deze aanbevelingen zijn gericht op de instandhouding en het beheer van de unieke historische buitenplaatsen in ons land.
De Stichting Themajaar Historische Buitenplaats 2012 werd in 2010 opgericht. René W.Chr. Dessing, initiatiefnemer en promotor van het Themajaar, is bestuursvoorzitter en Paul Schnabel is vice-voorzitter. Verder bestaat het bestuur uit Søren Ludvig Movig (penningmeester), Herma de Heer (lid), Jeanine Perryck (lid), Martin van Bleek (lid), Jan Groeneveld (communicatie) Marleen Barth (secretaris). Een ‘raad van adviseurs’ ondersteunde het bestuur en vervulde een zeer nuttige rol bij het aanscherpen van de ideeën over invulling van het Themajaar. Een landelijke ‘klankbordgroep’ van ter zake deskundigen hielp met name in de beginfase bij de gedachtevorming en uitwerking van vorm en inhoud, wat leidde tot de oprichting van de Stichting Themajaar Historische Buitenplaats 2012. Onmisbaar was ook de steun van de twaalf commissarissen van de Koningin, die het Comité van Aanbeveling vormden.
Tussen de opening op Amerongen in maart 2012 en het slot op Kasteel Geldrop in november 2012 is er landelijk veel gebeurd en is er veel en uiteenlopende aandacht geweest voor de historische buitenplaatsen. De effecten van het Themajaar zijn nog steeds merkbaar. Uit een enquête onder circa 3700 personen die bij cultureel erfgoed en buitenplaatsen betrokken zijn of hun interesse hebben getoond, komt duidelijk naar voren dat men hoopt en verwacht dat de door het Themajaar geïnitieerde activiteiten en publieke belangstelling zich voortzet en leidt tot een blijvende communicatieve aandacht voor dit erfgoed.
Binnen de Stichting Themajaar Historische Buitenplaats 2012 kwamen geen betaalde functies voor. Daartoe waren de financiële middelen ontoereikend. De hele organisatie (zowel bestuur als alle betrokken vrijwilligers) verrichten hun medewerking om niet. Er was sprake van een professionele organisatie, gedragen door vakmensen die zich vrijwillig voor het Themajaar inzetten. De website en de vele digitale nieuwsbrieven werden verzorgd door een ervaren redactie. Ook de werkgroep Communicatie en Organisatie, die die vele activiteiten mede voorbereidde en ondersteunde bestond uit vrijwilligers.
-3-
-4-
Tentoonstelling Kasteel Groeneveld, Baarn ©Jan Groeneveld
2 Veel publiciteit, veel activiteiten
De essentie van het Jaar van de Historische Buitenplaats 2012 vormden twee doelstellingen: • Grotere bekendheid creëren van en rondom het fenomeen historische buitenplaats • Het belang benadrukken van en het vergroten van het draagvlak voor het behoud van dit belangrijk cultuur historische erfgoed. Met de eerste doelstelling richtte de Stichting zich tot een breed publiek, waar de historische buitenplaats vrijwel on bekend is. Onbekend maakt onbemind! Dit wilde de stichting met het Themajaar veranderen en dat is goed gelukt. Het Themajaar heeft veel aandacht getrokken. Dankzij de door de stichting bevorderde publiciteit, georganiseerde bijeenkomsten en evenementen, maar zeker ook dankzij de activiteiten die door talrijke historische buitenplaatsen in het hele land zelf zijn georganiseerd. Dit genereerde veel regionale en lokale publiciteit. In het kader van het Themajaar zijn er honderden activiteiten georganiseerd. Dit waren tentoonstellingen, wandelingen, fiets- en boottochten, lezingen, open tuindagen, excursies, vakinhoudelijke bijeenkomsten en bezoeken aan particuliere buitenplaatsen. Zo waren er in het kader van het Themajaar talrijke exposities in Nederlandse musea of op buitenplaatsen. Het Keramiek museum Prinsessehof Leeuwarden organiseerde de zeer succesvolle expositie Groen Geluk. Museum Flehite te Amersfoort wijdde een tentoonstelling aan de buitenplaatsen rond Amersfoort. Ook het Streekmuseum Hoeksche Waard een bood een soortgelijke expositie rond verdwenen buiten plaatsen in die regio. De historische buitenplaats Akerendam te Beverwijk organiseerde een succesvolle overzichts tentoonstelling rond de geschiedenis van bloemperken op Nederlandse buitenplaatsen. Op Kasteel Groeneveld te Baarn werd de drukbezochte expositie Amsterdammers en hun buitenplaatsen georganiseerd. De Stichting was ook blij met het initiatief van Museum Geelvinck te Amsterdam waar men de expositie Naar Buiten organiseerde. Deze tentoonstelling
Open Monumentendag 2012 ©Helene Blaak
kwam tot stand in samenwerking met Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en de 12 Landschappen en had betrekking op de Amsterdammers die vroeger tijdens de zomer de stank van de stad wilden ontvluchten en rust en plezier zochten op hun buitenplaatsen. Het Nationaal Glasmuseum Leerdam organiseerde de expositie Toast op de Buitenplaats. Verder boden ondermeer Kasteel Heeswijk, Kasteel-museum Sypestein, de Dekema State, de Fraeylemaborg en de Menkemaborg exposities of activiteiten in het kader van het Themajaar. Meerdere historische verenigingen richtten lokaal exposities in met als thema buitenplaatsen. Al deze gebeurtenissen werden door vele tienduizenden mensen bezocht. Belangrijk was ook de keuze van de Stichting Open Monumentendag voor het door ons Themajaar ingegeven thema Groen van toen. Deze landelijke manifestatie trok ruim 900.000 deelnemers naar groenhistorische objecten waaronder vele buitenplaatsen. Tijdens het Themajaar gaven meerdere aan de stichting verbonden personen bijna honderd lezingen over historische buitenplaatsen in heel het land.
-5-
Historische Buitenplaatsen In heel Nederland zijn nog honderden prachtige buitenplaatsen te bewonderen. Deze parels in ons culturele erfgoed vormen een levende herinnering aan een rijk verleden.
www.buitenplaatsen2012.nl
Website www.buitenplaatsen2012.nl, poster en brochure van de Stichting Themajaar Historische Buitenplaats 2012
Vermeldenswaard is ook dat in het Themajaar Yme Kuiper is benoemd tot bijzonder hoogleraar Historische Buiten plaatsen en Landgoederen aan de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen. Deze nieuwe leerstoel is ingesteld door de Stichting Van der Wyck-de Kempenaer. De leerstoel kent een sterk interdisciplinair karakter: zowel de geschiedenis van de bewoners van de buitenplaatsen, als ook de architectuur en interieurs van de huizen en het landschap van de bijbehorende tuinen, parken en landgoederen krijgen aandacht. Hiermee is het wetenschappelijke fundament onder historische buitenplaatsen als belangrijk deel van het Nederlands erfgoed verstevigd.
Ter ondersteuning van alle activiteiten heeft de stichting een algemene brochure en een poster laten vervaardigen. Deze werden gebruikt bij de vele activiteiten en zijn ook aan alle eigenaren, beheerders en bewoners van buitenplaatsen toegezonden.
Mediabereik Het mediabereik is bijzonder groot geweest. Vele miljoenen Nederlanders zijn door de verschillende vormen van media bereikt en met het begrip buitenplaats in contact gekomen. Landelijke en regionale dagbladen, tijdschriften, de nationale zenders en regionale televisiestations hebben ieder op eigen wijze in meer of mindere mate aandacht besteed aan het Jaar van de Historische Buitenplaats 2012.
Communicatie Om de doelstellingen te bereiken was communicatie met de beoogde doelgroepen van het grootste belang. De website www.buitenplaatsen2012.nl is gedurende het Themajaar 132.681 keer bezocht. Er waren 92.864 unieke bezoekers, een derde daarvan raadpleegde de website meerdere keren. Maar ook na afsluiting van het Jaar van de Historische Buitenplaats wordt de website nog regelmatig bezocht. Nog dagelijks bezoeken tussen de 100 en 150 personen de website. Het overzicht van alle complex historische buitenplaatsen in Nederland weergegeven in een kaartbeeld werd het meest bekeken. Daarnaast bleek er vooral belangstelling te zijn voor de activiteitenagenda. De inhoudelijke artikelen over buitenplaatsen werden zeer regelmatig gelezen en hoog gewaardeerd. Gedurende het Themajaar werd gemiddeld twee keer per maand een digitale nieuwsbrief uitgebracht, die werd ver zonden naar bijna 3700 emailadressen. Ook nadat het Thema jaar was afgelopen, zijn vele abonnees de nieuwsbrief trouw gebleven. Op dit moment ontvangen 3300 personen onze digitale nieuwsbrief. Sinds juli 2011 tot augustus 2013 zijn er in totaal 37 nieuwsbrieven verschenen, waarvan 23 in 2012.
Bijna alle landelijke dagbladen hebben aandacht aan het Themajaar besteed. Een aantal met grote artikelen (De Volkskrant, Trouw, het Nederlands Dagblad, de Telegraaf, het Algemeen Dagblad, de Daklozenkrant en het Reformatorisch Dagblad). Regionale dagbladen zoals ondermeer het Friesch Dagblad, het Haarlems Dagblad, het Leidsch Dablad, de Gooien Eemlander en het Noord-Hollands Dagblad, hebben over het algemeen uitgebreid aandacht besteed met bijvoorbeeld een serie artikelen over buitenplaatsen in de eigen regio. Ook het Dagblad van het Noorden schreef een artikel over buitenplaatsen in de regio naar aanleiding van het jaar. De Gooi- en Eemlander gaf zelfs nog een special uit over regionale buitenplaatsen. Elsevier gaf in januari 2012 een speciaal themanummer uit dat geheel aan de Nederlandse buiten plaatsen is gewijd. Overigens deed ook de Stichting Staten & Stinzen in Friesland een speciale uitgave verschijnen over alle activiteiten in Friesland tijdens het Themajaar. Veel lokale huis-aan-huis-bladen besteedden uitgebreid aan dacht aan het Themajaar. Vaak was hun publiciteit gerelateerd aan activiteiten die op regionale buitenplaatsen werden gehouden.
-6-
Vele lifestyle magazines hebben met (series) artikelen ruim aandacht aan het jaar en de buitenplaatsen gegeven. More Than Classic, Herenhuis, Buitenleven, Wonen Landelijke Stijl, Art of Living, Seasons en Flow hebben met reportages (soms als serie) en dikwijls met vele foto’s aandacht geschonken aan individuele buitenplaatsen en daarmee aan het Themajaar. In Libelle kreeg het Themajaar aandacht in de jaarlijkse Tuinenspecial met een aantal evenementen in de agenda. Terdege (een reformatorisch familiemagazine) besteedde zes artikelen aan buitenplaatsen.
Sinds de start van het jaar op 29 maart 2012 is het Jaar van de Historische Buitenplaats (gemeten via Google Alerts) 260 keer genoemd op internet; als we alleen op ‘buitenplaats’ selecteren komen daar nog 140 vermeldingen bij.
Vakbladen als het tijdschrift Monumenten, Bouwen aan Monumenten, Tuin & Landschap, Immaterieel Erfgoed, PML Magazine en het Vakblad Natuur, Bos en Landschap hebben met inhoudelijke artikelen de aandacht kunnen vestigen op historische buitenplaatsen en de kennis erover kunnen vergroten. Tijdschrift Monumenten heeft in meerdere edities artikelen gepubliceerd.
Een aantal regionale televisiezenders heeft aandacht besteed aan het jaar, zoals RTV Noord-Holland, RTV Drenthe, RTV Utrecht en RTV Brabant door ondermeer het uitzenden van onze eigen documentaire Levende buitenplaatsen. Nostalgie Net heeft deze documentaire zelfs veelvuldig herhaald tijdens een weekend waarop kastelen en buitenplaatsen het centrale thema vormden. Omroep Brabant zond in het najaar een zesdelige serie uit over landgoederen in Noord-Brabant Brabants Landgoed. RTV Utrecht besteedde op de dag van de opening uitgebreid aandacht aan het Themajaar en zond in de maanden daarna een herhaling uit van de serie over kastelen en buitenplaatsen in de provincie Utrecht. Ook in de serie het Verleden van Utrecht kwamen regelmatig buiten plaats gerelateerde onderwerpen aan bod. Bijzonder was de uitzending van Met het Oog op Morgen op 3 januari waar het jaar geïntroduceerd werd door een interview met René W.Chr. Dessing. In maart besteedde het radioprogramma Casa Luna van de NCRV een hele uitzending van twee uur aan buitenplaatsen en het Themajaar, door René W.Chr. Dessing als gast te hebben. Tijdens Open Monumentendag was op het NOS achtuurjournaal een item over het thema Groen van Toen opgenomen op een buitenplaats.
De NTR-jeugdprogramma Klokhuis zond in de week van de opening van het jaar een aflevering uit over buitenplaatsen, als onderdeel van de serie over de Canon van de Nederlandse geschiedenis. De uitzending is mede tot stand gekomen met inbreng van de stichting.
Special interest bladen besteedden ook vaak uitgebreider aandacht aan buitenplaatsen. Voorbeelden zijn onder meer Groei en Bloei, Fiets Actief, Vernis, Vitruvius en Collect. De Nederlandsche Leeuw en Op Lemen Voeten hebben beide een special over buitenplaats(gerelateerde) onderwerpen uitgegeven. Waardevol was ook de uigave van GRNVLD, dat een themanummer over de Nederlandse buitenplaatsen uitgaf. Meerdere historische verenigingen hebben uitgaven gewijd aan specifieke of regionale buitenplaatsen. Ledenmagazines van verenigingen en stichtingen van ge relateerde organisaties, zoals Natuurmonumenten, Staats bosbeheer, Tuinjournaal van de Nederlandse Tuinenstichting, Utrechts Landschap en Noord-Hollands Landschap hebben een of meerdere keren in het jaar aandacht besteed aan buitenplaatsen in eigen bezit of beheer met artikelen over buitenplaatsen en vermeldingen van het jaar en activiteiten op buitenplaatsen. Zinvol was ook de berichtgeving over buiten plaatsen in de geregelde nieuwsoverzichten van Erfgoedstem. nl, waar bovendien het herkenbare logo van het Themajaar een jaar lang prominent was opgenomen. Het op buitenplaatsen gerichte blad Arcadië heeft gedurende twee jaar uitgebreid aandacht besteed aan het Themajaar en de actualiteit eromheen. In de relatiemagazines van meerdere buitenplaatsen is geregeld aandacht aan het jaar geschonken.
Kasteel Keukenhof, Lisse; onderdeel van de uitgifte van serie van 50 buitenplaatsen door PostNL
-7-
Jeanine Perryck
Verhalen rond de buitenplaats of Voor elk wat wils Lange lanen in het landschap, hekken, weiden met Laken velders, hoge heggen en daken omgeven door bomen, een zichtlijn op een tuin met struiken en bloemen. Het zijn elementen in het landschap, die duiden op een historische aanleg met vaak een buitenplaats als centrum. Vanuit de lucht zijn deze structuren nog beter te herkennen, en vanaf opeenvolgende kaarten kan de ontwikkeling vanaf de ontstaansgeschiedenis worden herleid. Het lineaire verhaal.
zien. Landbouwpolitiek, ruilverkaveling, waterhuishouding, maar ook (inter)nationale politiek en successiewetten laten hun sporen na. Het politieke en bestuurlijke verhaal.
Soms vormt een verdedigbaar huis of een kasteel de oorsprong van een buitenplaats, maar nog vaker een ontginning van het buiten de stad gelegen gebied, dat tot diep in de zeventiende eeuw door strijdende landeigenaren of vorsten te onveilig was om onbeschermd in te wonen. Stedelingen imiteerden met hun trek naar buiten de adellijke families, die al eeuwen hun bezit beheerden en verfraaiden dankzij de inkomsten uit hun landgoederen. Sterker nog, de nieuwkomers overtroffen deze door in een keer een ensemble van huis, tuin en park aan te (laten) leggen, niet zelden dankzij de door (internationale) handel verkregen rijkdom. Het feodale buitenleven was de inspiratie, maar ook spiegelden zij zich aan de grootstedelijke en internationale (hof-)cultuur. En zij toonden ongeremd hun welstand, veelzijdige kennis en elegante smaak bij de bouw van huizen, aanleg van tuinen en parken, zodat veel disciplines samenkwamen bij de totstandkoming van de buitenplaats als ‘Gesamtkunstwerk’. Wat maakte dat zij dit zich konden veroorloven en wat dreef hen dat ook werkelijk te doen? Het sociologische en (cultuur)historische verhaal.
De resultante van al deze verhalen vermengd met de geschiedenis van de eigenaren kristalliseert in de nog 600 overgebleven buitenplaatsen. Vele verhalen zijn in het Jaar van de Buitenplaats 2012 aan de orde gekomen. Een breed spectrum aan deskundigen en belangstellenden hebben een bijdrage geleverd om aspecten van de buitenplaatsen onder de aandacht te brengen. De historici, de sociologen, de historisch geografen, de kunsthistorici, de tuinhistorici, de restauratiedeskundigen. En er blijft nog zo veel te onder zoeken en over te dragen. En het intrigerende is dat het verhaal niet eindigt. De huidige eigenaren houden hun bezit op hun eigen wijze in stand, waarbij nog steeds, en misschien wel meer dan vroeger, de invloeden van buitenaf een prominente rol spelen. En dat betrekt ons allen bij het behoud van dit intrigerende erfgoed. Zegt het voort, en vertel vooral de verhalen!
In de loop van de tijd raken veranderingen en stromingen, van politiek, economie, techniek en mode, natuurlijk ook de buitenplaatsen, soms met ingrijpende gevolgen. Vooral vinden aanpassingen plaats wanneer een nieuwe eigenaar het goed verwerft. Door vererving of verkoop krijgt de geschiedenis van een buitenplaats een nieuwe laag. Welke motieven brachten een nieuwe eigenaar ertoe iets te wijzigen. En waar vond deze zijn inspiratie. En welke invloeden van buitenaf bepaalden en bepalen wat we nu nog van die oude buitenplaatsen kunnen
-8-
©Helene Blaak
René W.Chr. Dessing
En wat stellen de buitenplaatsen nu eigenlijk nog voor? Zeven jaar geleden betrokken mijn partner en ik als nieuwe bewoners het uit 1632 daterende Huis te Manpad te Heem stede. Op deze buitenplaats, via waterwegen verbonden met Amsterdam, werden wij een levensvorm gewaar, die ons tot dan toe in haar betekenis en historische omvang onbekend was. Midden in de Randstad streken wij neer op een 19 hectare tellend lustoord, dat de tijd deed uitgroeien tot een mooi en onbedorven natuurlijk geheel. Nietsvermoedend, haast naïef, ving toen een leven aan dat vele nieuwe ervaringen zou inhouden. Op Het Manpad, mij intensief verdiepend in de geschiedenis van onze Nederlandse buitens en hun vroegere eigenaren, had ik een sensationele ervaring. Door de juist verworven kennis en inzichten kreeg ik een andere, nieuwe kijk op aspecten uit onze vaderlandse geschiedenis. Ik kan mij nu invoelbaar voorstellen hoe betekenisvol natuur voor buitenplaatsbewoners moet zijn geweest, hoe blij men zal zijn geweest als ieder voorjaar de huizen werden klaargemaakt voor een nieuw seizoen buiten. Vermoedelijk verlieten de meesten opgelucht de benauwende stad om buiten te kunnen gaan genieten van een meer ongedwongen, door de natuur bepaald, leven. Ik realiseerde mij hoe gewoon het voor sommige van onze voorouders moet zijn geweest om in een monumentaal huis te leven, hoe zij in grote volumes en afmetingen dachten en handelden en hoe de wisseling der seizoenen hun levens heel natuurlijk bepaalden. Dit leefpatroon herhaalde zich overal in ons land jaar in, jaar uit en maakte dat de steden ’s zomers wat verweesd achterbleven. Ik ben mij gaan realiseren wat het moet hebben betekend om het leven in twee monumentale huizen te leiden en welke energie en geld het kostte om voor hun onderhoud te zorgen. Velen bezaten een voornaam grachtenpand en een buitenplaats, waar men Amsterdamse aannemers en kunstenaars ook hun werk lieten doen. Ik kwam erachter hoe omvangrijk en betekenisvol het Amsterdamse grondbezit ooit moet zijn geweest. Het verklaart mede waarom Amsterdam
in de 17de eeuw zo’n grote invloed kon uitoefenen op onze landspolitiek. Niet alleen geld maar ook het landbezit lag hieraan ten grondslag. Vele Amsterdammers investeerden in de wording van ons land en droegen bij aan de vorming van ons landschap. Ook realiseerde ik mij dat tijdens de 18de eeuw het rustige leven op buitenplaatsen tot talrijke liefhebberijen moet hebben geleid. De ruime hoeveelheid vrije tijd maakten van dat velen uitgroeiden tot meer dan enkel een amateur! Hoeveel buitenplaatsen zullen het ontwerp van hun eigenaar zijn? Verklaart dit wellicht het ontbreken van architecten van naam uit de 18de eeuw? Vele historische disciplines hebben de draagwijdte en betekenis van de buitenplaatsen niet of nauwelijks onderzocht. Dit is des te opmerkelijker gezien de vele buitenplaatsen die er waren en die het leven van menig voorouder, rijk of arm, bepaalden. Maar bovenal ben ik mij gaan realiseren dat er in het verleden een haast organische verbintenis met de stad was. Buitenplaatseigenaren domineerden ook het leven in de steden. In hen kwam het stads- en het buitenleven samen. Vanuit de stad werd het buitenleven gefinancierd en beleefd. Werd een buitenplaats te duur, dan kocht een andere rijkaard het object en besteedde opnieuw energie en geld aan verdere verfraaiing. Ergens in de loop van de vorige eeuw is dit proces tot stilstand gekomen en gingen de resterende buitenplaatsen tot een obscure geschiedenis behoren. Ooit waren het huizen van de elite maar door de tijd zijn ze inmiddels verworden tot waardevolle groenhistorische dragers van formaat, die het verdienen om in onze overvolle samenleving te worden gekoesterd en op verantwoorde wijze te worden gebruikt. Het zijn de restanten van een voorbije levensvorm maar bezitten nog steeds schatten aan natuurlijke schoonheid. Hun toekomst ligt in een hervinden van het aloude contact met stedelingen. Mijn energie voor het behoud van de resterende buiten plaatsen wordt dagelijks gevoed door een van deze Amster damse buitenplaatsen, waar ik het ‘rijke’ leven leid van een Amsterdammer buitengaats.
-9-
- 10 -
De Wiersse, Vorden ©Roel van Norel
3 Veelzijdigheid van de buitenplaats
Voor het bereiken van specifieke doelgroepen als eigenaren, overheden, specialisten op het gebied van natuur en recreatie, monumentenzorg en cultureel erfgoed is door de stichting een aantal thematische bijeenkomsten georganiseerd. Tevens bedoeld om een platform te creëren waarop een brede groep van belangstellenden in contact kon komen met deze betrokkenen. De veelzijdigheid van het fenomeen buitenplaatsen is niet te vatten in één bijeenkomst. De vele invalshoeken, instand houdings- en beheersaspecten vroegen om verbreding van de aandacht voor het onderwerp. Om alle aspecten helder in beeld te krijgen heeft de Stichting Themajaar Historische Buitenplaats 2012 in het Themajaar voor de spelers in het veld meerdere rondetafel-bijeenkomsten georganiseerd. Het doel van de bijeenkomsten was op tafel te krijgen welke uitdagingen de buitenplaats tegenkomt en hoe ermee om gegaan kan worden. Het scherpstellen van de problematiek van buitenplaatsen, het zoeken naar de mogelijkheden deze problematiek te ondervangen in de toekomst en de positie van buitenplaatsen binnen het Nederlands erfgoed te verbeteren, waren de uitgangspunten voor deze bijeenkomsten. De breedte van het onderwerp werd vertaald in het aantal bijeenkomsten met uiteenlopende onderwerpen. In totaal waren er acht bijeenkomsten: • 13 april 2012: Van Binnen naar Buiten(plaats) Symposium in samenwerking met het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC) Locatie: De Vanenburg - 150 deelnemers • 25 mei 2012: Wat is een buitenplaats? Besloten brainstorm Locatie: Kasteel Hoevelaken, Hoevelaken - 25 personen
Symposium 21 juni 2012 te Kasteel Groeneveld ©Jan Groeneveld
• 31 mei 2012: Buitenplaats in bedrijf Landelijk symposium in samenwerking met provincie Gelderland en gemeente Rheden Locatie: Middachten - 250 deelnemers • 6 juni 2012: Behoud en beheer van de buitenplaats, het interieur Locatie: Poptaslot, Marssum - 50 deelnemers • 12 juni 2012: Behoud en beheer van de buitenplaats, het gebouw Locatie: Kasteel Heeswijk, Heeswijk-Dinther - 80 deelnemers • 21 juni 2012: Behoud en beheer van de buitenplaats, het groen Locatie: Kasteel Groeneveld, Baarn - 100 deelnemers • 20 september 2012: De buitenplaats en het landschap Locatie: Beeckestijn, Velsen-Zuid - 100 deelnemers • 8 oktober 2012: Bewoning van de buitenplaats Locatie: ’t Loo, Apeldoorn - 100 deelnemers
- 11 -
Van Binnen naar Buiten(plaats)
voor Toerisme en Congressen wil deze natuurtoeristische kant van Nederland onder de term Holland Naturally verder ontwikkelen. De buitenplaatsen zouden daarin een aanzienlijke rol kunnen spelen.
Cultuurhistorisch toerisme Nederland telt jaarlijks 36 miljoen binnenlandse toeristen in de vorm van dagjesmensen en korte vakanties en trekt daarnaast nog eens 11 miljoen buitenlandse bezoekers. Dit biedt een groot potentieel aan bezoekers van het Nederlands erfgoed, evenementen en musea. Binnen deze sector zijn de buitenplaatsen een nog betrekkelijk onbekende, maar interessante groep. Interessant omdat de buitenplaats in al haar facetten van groen, gebouwen, interieurs en familie verhalen een breed aanbod kan aanbieden. Doordat iedere buitenplaats uniek is, biedt het de mogelijkheid van een bijzondere ervaring voor bezoekers. De Engelse National Trust is het grote voorbeeld van de manier hoe een organisatie op enthousiasmerende wijze gedifferentieerde doelgroepen een groot aantal aspecten van een buitenplaats kan laten beleven, rekening houdend met de mogelijkheden van verdienmodellen en het verstevigen van draagvlak. Alhoewel het Trustmodel geen panacee is, vanwege onder andere de eigendomssituatie van de buiten plaatsen in Nederland, biedt het boeiende voorbeelden van hoe de buitenplaatsen binnen de cultuurtoeristische sector een plaats kunnen gaan innemen. De wijze waarop verhalen verteld worden, vrijwilligers worden betrokken en samenhang tussen een buitenplaats en zijn omgeving wordt gezocht, zijn inspirerend. Vooral de verbinding met natuur in de biotoop van de buitenplaats is een aanpak die binnen het Nederlandse cultuurtoerisme onderbelicht is gebleven. Ondanks een hoeveelheid aan opengestelde parken van buitenplaatsen is er tot nu toe weinig of geen onderlinge samenhang te vinden tussen deze initiatieven. Het Nederlands Bureau
Deze visie werd door de verschillende sprekers van deze bijeenkomst onderschreven. Hierbij werd niet voorbij gegaan aan de bezwaren of overlast die meer bezoekers kunnen opleveren. Zulke bezwaren zijn ondermeer de inbreuk op de privacy van de bewoners en eventuele negatieve effecten op de natuurwaarden. Men is zich ook wel bewust van het feit dat de Nederlandse buitenplaatsen over het algemeen niet de maat en schaal hebben die uitnodigt tot het breed openstellen van een buitenplaats. Dat neemt niet weg dat vormen van cultuurtoerisme een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de toekomstige rol van de buitenplaatsen. Juist de kleinschalige vormen van toerisme kunnen de bezoekers de ervaring geven waar zij naar op zoek zijn. Denk hierbij aan het ontvangen van selecte gezelschappen of activiteit- of thema gerichte openstellingen. Om te bepalen of een buitenplaats hiervoor geschikt is, werden tijdens de bijeenkomst duidelijke handvatten aangereikt op basis waarvan een vooronderzoek naar de mogelijkheden kan worden ingesteld. De belangrijkste stappen hierin zijn het benoemen van individuele waarden van huis, tuin, park en wellicht de bewoningsgeschiedenis en daarmee het bepalen van de uniciteit van het aanbod. Het vraagt daarnaast ook om realistisch te kijken naar de eigen beperkingen en het programma hier op aan te passen. Een mogelijk format vraagt om praktische afwegingen, afspraken rondom een openstelling en personele begeleiding in het cultuurtoeristisch aanbod. Een belangrijk aspect is daarnaast het zoeken naar verbinding met collega- of belendende initiatieven. Het aanbod is in Nederland nu erg
Vijversburg, Tietjerk ©Roel van Norel
- 12 -
fragmentarisch. Dat betekent dat promotie erg moeizaam gaat en informatie daarover moeilijk te vinden is. Juist de samenwerking met andere aanbieders uit verschillende bedrijfstakken kan het aanbod toegankelijker en aantrekkelijker maken. Met onderlinge afstemming tussen buitenplaatsen en het gezamenlijk organiseren van aanbod en promotie bereikt men doelgroepen eenvoudiger. Eén van de conclusies was dat er misschien één organisatie zou moeten komen waaronder de buitenplaatsen zich kunnen scharen en die hun belangen behartigt binnen de toeristische sector. Een breder platform zou ook belangen in algemene zin kunnen behartigen. De realiteit is dat het in balans brengen van de baten en lasten van een buitenplaats als onderneming, geen sinecure voor de eigenaar is. Het meer zakelijk benaderen van de mogelijkheden van buitenplaatsen is relatief nieuw en succesvolle verdienmodellen zijn schaars, terwijl er juist wel veel behoefte aan is. In een publicatie van Gelders Arcadië wordt hieraan aandacht besteed. Het zou aan te bevelen zijn om universiteiten, samen met ondernemers die een werkend verdienmodel hebben gevonden, nader onderzoek te laten verrichten waar mogelijkheden liggen en wat deugdelijke ankerpunten zijn. Aan de hand van een algemeen verdienmodel zouden ideeën in de praktijk getoetst kunnen worden op realiteitsgehalte en haalbaarheid. Wanneer men hiermee begint, is het vooral belangrijk te kiezen voor een bescheiden pilot, dicht bij de eigenaar en de waarden van de buitenplaats. Daarbij is het aan te raden zoveel mogelijk samenwerking en partnerschap te zoeken met andere buitenplaatsen in de buurt en ook lokale overheden, plaatselijke ondernemers en de lokale bevolking erbij te betrekken. Op die wijze kan een gedragen onderneming ontstaan, die opnieuw betekenis kan geven aan de buitenplaats als waardevol Nederlands erfgoed. Als conclusie van deze bijeenkomst kunnen drie basisregels voor het ontwikkelen van cultuurtoerisme op buitenplaatsen worden opgesteld: • Gebruik de eigen identiteit en bijzonderheid om daarbinnen onderscheidend te kunnen zijn. Onderscheidend ten op zichte van andere buitenplaatsen, maar vooral ten opzichte van het al bestaande cultuuraanbod; • Probeer samenwerking met de omgeving en andere buiten plaatsen te realiseren om het type erfgoed, de buitenplaats, breder bekend te maken; • Start klein en zie wat de mogelijkheden zijn in de toekomst op basis van wat werkt en wat niet werkt.
Wat is een buitenplaats? Definitie en plaatsing buitenplaats binnen wet-, subsidie- en regelgeving Tijdens een kleine besloten bijeenkomst is er met een groep deskundigen nader gekeken naar de definitie van een buiten plaats. De aanleiding was dat er op de verschillende beleids velden die met buitenplaatsen te maken hebben anders gekeken wordt naar wat een buitenplaats nu eigenlijk is. In de praktijk komt het daardoor voor dat de buitenplaatsen niet allemaal op een gelijke manier worden behandeld. Juist dat leidt tot de kwetsbaarheid van het ensemble dat de buitenplaats kenmerkt. Om tot een eenduidiger definitie van de buitenplaats te komen, hebben de deskundigen gediscussieerd over welke bouwstenen een de buitenplaats vormen. In de discussie kwamen de meest bekende elementen naar voren zoals het gebouw, de tuin of het park en het interieur. Daarnaast heeft een buitenplaats een eigen biotoop waar ook ruimtelijke bouwstenen onderdeel van uit maken zoals zichtassen, de aansluitingen tussen tuin en park, park en landschap en de infrastructuur daaromheen. Tijdens de bijeenkomst kwam de groep al snel tot de conclusie dat een buitenplaats ook bepaald wordt door alle niet zichtbare bouwstenen, zoals de relatie tussen buitenplaats en gemeen schap, door de ruimtelijke ontwikkelingen gedurende eeuwen en vooral door de visie van generaties veelal particuliere eigenaren. Om vanuit verschillende achtergronden effectief over de buitenplaats te kunnen spreken zou de definitie flexibel moeten zijn. De definitie wordt echter gebruikt voor allerlei juridisch verankerde regelingen, waaronder het Besluit Rijkssubsidiering Instandhouding Monumenten (BRIM), binnenkort SIM (Subsidieregeling Instandhouding Monumenten) en de Natuurschoonwet (NSW). Een flexibele definitie voldoet dan niet omdat de juridische status van een dergelijke definitie moeilijk te garanderen is. De conclusie van deze bijeenkomst kwam er op neer dat eigenlijk gezocht zou moeten worden naar een beslisboom die door alle betrokkenen gebruikt kan worden en tevens ruimte biedt aan een zekere mate van flexibiliteit die juridisch toetsbaar is. Indien gekozen zou worden voor zo’n nieuwe definitie, is het nog wel zaak nader onderzoek te doen naar de gevolgen voor de reeds bestaande regelgeving en de verworven rechten van buitenplaatsen. Aanpassing van de definitie en daarmee bescherming van het fenomeen buitenplaatsen is niet geheel zonder juridisch risico.
- 13 -
Herma de Heer
Een persoonlijke vraag Mag ik u een persoonlijke vraag stellen? Ja? Wat doet u met uw gezin, vrienden, familie in het weekend? Als u in eigen land met vakantie bent? O, u geniet van de buitenlucht, van het natuurschoon, van het golfterrein, van dat koele bos, van dat prachtige, statige huis met zijn tuin en park. Ja, inderdaad, jammer dat u daar nu niet naar binnen mag. Zou zo spannend zijn om te zien hoe dat huis er van binnen uitzag. Mag ik u – nu wij toch zo vertrouwelijk met elkaar spreken – nog iets vragen? Weet u van wie dat prachtige groen is, waar u door heen loopt? Nee? Dat groen hoort bij een buitenplaats. Hoeveel mensen denkt u dat per jaar hetzelfde doen als u, namelijk naar buiten trekken en genieten van dat bos, dat park, dat kopje koffie op dat terras van dat cafeetje aan de bosrand? Ach, u heeft geen idee. Wel, het zijn miljoenen mensen. Of ik dat meen? Jazeker! Staatsbosbeheer heeft eens voor een van haar buitenplaatsen uitgerekend hoeveel mensen daar per jaar kwamen: wel 400.000. Op het terrein van één buitenplaats. En we hebben in Nederland ruim 550 buitenplaatsen.
verder gaat de betrokkenheid vaak niet, zeker niet als het op financiën aankomt. Met als gevolg dat de kosten van onderhoud en beheer van bos en huis op de schouders van een enkeling komen te rusten. En dat terwijl zoveel medemensen van die goede zorgen genieten, elke dag weer. Terwijl zoveel ondernemingen (en niet alleen de horeca!! Denkt u eens aan de zorg, aan de recreatie, aan internationale bedrijven die een groene omgeving belangrijk vinden als vestigingsfactor om er maar eens een paar te noemen) profiteren van de goede zorgen door die enkeling voor het onderhoud en beheer van groen en rood. Dat mag met recht een disbalans genoemd worden. We moeten nadenken over verdienmodellen, manieren voor buitenplaatsen om los van subsidies gelden te genereren. Om financiële stromen beter op elkaar aan te laten sluiten. Zodat niet meer een paar personen of instellingen moeten betalen voor iets waar wij allemaal, niemand uitgezonderd, zoveel plezier van hebben. Suggestie? Wat dacht u ervan als wij allemaal een stukje gaan bijdragen aan ons plezier. Bijvoorbeeld via de toeristenbelasting.
Eh … nog een laatste vraagje…. Wat betaalt u nu voor zo’n fijne dag? Niets? Vind u dat niet vreemd? Nee? Maar als u een dagje naar de Efteling gaat, betaalt u zo’n 30 euro per persoon. Of dat daar dan niet gebruikt wordt voor het onderhoud en de personeelskosten? Vast wel, maar het bos en het huis en de tuin en het park moeten ook onderhouden worden. Ja, dat wordt door mensen onderhouden en ja, dat kost geld. Veel geld. O, dat wist u niet?? Subsidie? Tja, die wordt steeds minder en moet met steeds meer monumenten gedeeld worden. Blijft dus niet veel over.
Wat een intrigerende gedachte…..
Zo maar even een gedachtewisseling. Een gedachtewisseling die mij de afgelopen jaren zeer bezig gehouden heeft. Wel met elkaar genieten van alle mooie zaken die buitenplaatsen kenmerken. Het ook belangrijk vinden dat al die prachtige plekken blijven. Goed voor ons welzijn, sterke vestigingsfactor, zowel voor bedrijven als voor woningzoekenden. Maar
- 14 -
Buitenplaats in bedrijf
middelen in te zetten, vooral voor de rode kant, de gebouwen. Gedeputeerde Annemieke Traag van de provincie Gelderland stelde: “Dat bevordert de zelfredzaamheid. Onderdelen subsidiëren op de huidige manier blijft nodig, vooral voor de groene kant, dus voor de parken, tuinen en lanen”.
De buitenplaats als onderneming In samenwerking met de provincie Gelderland, gemeente Rheden en landgoed Middachten is het landelijk symposium ‘Buitenplaatsen in bedrijf’ georganiseerd op Middachten. Het symposium stond in het teken van het creëren van draagvlak voor het behoud en de ontwikkeling van de historische buitenplaatsen. Eric Luiten (TU Delft), Elisabeth Ruijgrok (Witteveen + Bos), Paul Schnabel (SCP) en Dame Fiona Reynolds DBE (National Trust) toonden de aanwezigen dat het investeren door overheden en particulieren in buitenplaats loont. Er werden vele verrassende voordelen benoemd als gevolg van het in stand houden van buitenplaatsen. Daarbij werd aandacht gevraagd voor de toekomstwaarde van buitenplaatsen door toevoeging van nieuwe elementen en transformatie. Maar niet zonder ook de waarde van het beleven van het erfgoed door middel van een open arms conservation te benadrukken.
Op uitnodiging van Geldersch Landschap en Kasteelen gaf Dame Fiona Reynolds, Director General van de National Trust, op het symposium een lezing over de instandhouding van interieur van landhuizen (good housekeeping). GrootBrittannië heeft veel ervaring met het beheer en behoud van de vele landgoederen. ‘We betrekken het publiek nu heel direct bij de instandhouding en bij het beheer van de landgoederen. Het publiek is gefascineerd wanneer ze alles mogen zien en aanraken, waardoor ze meer betrokken raken en soms zelfs meefinancieren. Dit is een gevolg van de open arms conservation policy van de National Trust. De landgoederen en buitenplaatsen worden beheerd en behouden ‘forever and for everyone’, aldus een bevlogen Dame Fiona Reynolds.
Elisabeth Ruijgrok presenteerde de resultaten van een onder zoek naar de economische betekenis van buitenplaatsen in Gelderland, Utrecht en Overijssel. Hieruit blijkt dat de aanwezigheid van buitenplaatsen en landgoederen van grote betekenis is voor de directe leefomgeving. In financiële zin komt dit vooral door de aantrekkende werking van buitenplaatsen voor de regionale economie (recreatie en toerisme), waarbij ook een positieve beleving van de bezoekers meespeelt. Daarnaast hebben woningen in de omgeving van buitenplaatsen een hogere waarde. In het voorbeeldgebied Veluwezoom overtreffen de baten de kosten met een factor 2,4 tot 4,2. Paul Schnabel, oud-directeur van het Sociaal Cultureel Planbureau en vice-voorzitter van Stichting Themajaar Historische Buitenplaats 2012 onder schrijft het belang van het onderzoek. Het liet namelijk zien dat het bij instandhouding van historische buitenplaatsen niet alleen om subsidies gaat, maar dat buitenplaatsen voor de samenleving als geheel van belang zijn. Het onderzoek leidt tot een advies aan provinciale overheden. Ten eerste om maatwerk bij de regelgeving te bevorderen om ondernemerschap te stimuleren, ten tweede om laagrentende leningen te verstrekken en ten derde om via subsidie te cofinancieren aan de groene onderdelen van buitenplaatsen. Ook zijn er op basis van het onderzoek kansen om revolverende
Open Monumentendag 2012 Bosbeek, Heemstede ©René W.Chr. Dessing
- 15 -
Kasteel Amerongen, Amerongen ©Jan Groeneveld
Behoud en beheer Praktische zaken en tips voor goud, rood en groen Alle buitenplaatsen lopen vroeg of laat tegen het beheer en het behoud van waarden aan. Het groenonderhoud, het gebouw en de vaak rijke historische interieurs vergen een speciale aanpak. Dit vraagt om investeringen die niet gering zijn. Zeker waar er over groen gesproken wordt en de instandhouding van een monumentaal, historisch park, zijn de bedragen die daarvoor nodig zijn buitenproportioneel hoog. Temeer daar het groen voornamelijk om investeringen lijkt te vragen, terwijl hieruit nauwelijks tot geen inkomsten zijn te genereren. Uit het eerder genoemde onderzoek van Elisabeth Ruijgrok blijkt dat 80% van de instandhoudingskosten naar het groen gaat. Maar ook bij, vaak inmiddels leegstaande, bijgebouwen kunnen de kosten voor instandhouding in verhouding hoog oplopen. Het financiële beheer van een buitenplaats is niet eenvoudig en er is een scala aan middelen beschikbaar. Deze zijn niet allemaal even makkelijk te bereiken en soms zijn ze gewoon weg niet bekend. Daar komt nog eens bij dat eigenaren en beheerders niet alleen te maken krijgen met financiering, maar ook met het verzekeren van hun eigendom. De behoud- en beheerbijeenkomsten waren bedoeld om alle kanten van dit aspect van de buitenplaats te belichten. Voor het onderhoud van zowel de gebouwen als het groen bestaan enkele hulpmiddelen die ondersteunend kunnen zijn aan het behoud en het beheer van de buitenplaatsen. Eén van deze hulpmiddelen is het Besluit Rijkssubsidiering Instandhouding Monumenten (BRIM). In de afgelopen jaren is er veel kritiek geweest op de regeling en de wijze van verdeling. Dat heeft ertoe geleid dat het groene erfgoed nu ook onder de BRIM valt. Ten tijde van de bijeenkomsten werd er door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) hard gewerkt om de regeling nog verder aan te passen. Dit was het resultaat van een onderzoek naar de huidige werkwijze van het BRIM en de klanttevredenheid. De belangrijkste wijzigingen die op handen zijn, zijn terug te vinden in de maximale subsidiabele kosten, de rekenwijze om te komen tot de economische waarde van het betreffende erfgoed en de verdeelsleutel van de subsidie. Het BRIM is alleen bedoeld voor de onderhoudsvragen. Alle restauratiesubsidies worden gedelegeerd naar de provincies die daar eigen criteria voor moeten opstellen, in samenspraak met de RCE. Wat ongewijzigd blijft, is de driedeling van de subsidiebudgetten voor de verschillende soorten erfgoed: groen, archeologie en gebouwd erfgoed.
De kritieken op het BRIM liepen tijdens alle drie de bijeen komsten hoog op. Vooral heerst er veel twijfel over de gevolgen voor de ‘kleine’ organisaties en particulieren die aanspraak willen maken op het BRIM. Dit houdt verband met de nieuwe verdeelsleutel waarbij particulieren pas na zogenaamde Werelderfgoederen en de grote monumentenorganisaties aan bod komen. Zij achten de kans groot dat ze daardoor enige financiële bijdrage in de instandhouding mislopen, simpelweg omdat ze niet aan bod komen. Ondanks de vele reacties van de gebruikers van het BRIM, is de RCE van mening dat daar geen sprake van zal zijn. De budgetten voor de komende periode zouden ruim voldoende moeten zijn om iedereen te voorzien. Maar dit is niet de enige vorm van subsidiering. Onder steuning bij projecten kan ook gevonden worden bij fondsen. Het Prins Bernard Cultuurfonds (PBCF) heeft heldere ideeën over hoe de buitenplaatsen beter gebruik kunnen maken van de beschikbare middelen. Er zijn fondsen in het beheer van PBCF die raakvlakken hebben met de buitenplaatsen en die bij projecten of restauraties een bijdrage zouden kunnen leveren. Er zijn ook zoektips gedeeld tijdens de bijeenkomsten die de slagingskans vergroten. Ook hierbij kwam naar voren dat met name in de samenwerking kansen liggen. Gedeelde projecten leveren ook voor de fondsen een beter resultaat op en dat weegt mee in de beoordeling. Daarnaast helpt het zoeken naar de maatschappelijke onderwerpen en aansluiten op bestaande initiatieven. Duidelijk werd daarbij wel dat het een zoektocht blijft om de juiste insteek te vinden om een subsidie binnen te halen. Aandacht wordt daarbij gevraagd voor de wederkerigheid van de subsidie. Vaak is er sprake van subsidieeisen waaraan de subsidieontvanger moet voldoen. Daar moet vooraf al rekening mee gehouden worden. De adviezen en tips waren in de bijeenkomsten over het ‘behoud en beheer’ terugkerende onderwerpen. Want ook over de mogelijkheden van een goede verzekering werden de aanwezigen ingelicht. Donatus stelde de wijze van verzekeren aan de kaak en sommige aanwezigen werden geconfronteerd met het nut van verzekeren. Meest verrassend was de stelling dat verzekeren alleen zinvol is voor partiële schades en niet zozeer voor calamiteiten waarbij het gehele monument verdwijnt. De waarde van het monument is niet in geld uit te drukken. Die is immers gebaseerd op immateriële waarden. Daar moet rekening mee gehouden worden bij verzekeringen. De conclusie was dat de meeste monumenten en dus ook buitenplaatsen onderverzekerd zijn. Te vaak wordt beoordeeld
- 16 -
- 17 -
Jan Groeneveld
Huizen gaan vertellen Als ‘jongen uit de grote stad’ (Amsterdam) ging ik in mijn jeugd wekelijks spelen op een boerderij aan de Amstel. Die boerderij bestaat niet meer. Opgeslokt door de stedelijke uitbreiding van Amstelveen. Wel bestaan de buitenplaatsen nog waar ik toen als jongentje langsreed met de bus van Maarse en Kroon. Of met mijn vader langs fietste. Die grote monumentale huizen met hun mooie tuinen intrigeerden me toen al. Het waren - in ieder geval voor mij - ontoegankelijke oorden. Maar ik zag de rijkdom die ze uitstraalden en fantaseerde over de ongetwijfeld rijke en machtige personen die daar moesten wonen. Verder dan fantasie kwam ik toen niet. Mijn vader kon er ook niets meer over vertellen. De huizen zelf vertelden weinig. De werkelijkheid bleef ver van mij. Pas vele jaren later kwam ik door mijn werk in contact met verschillende bezitters en bewoners van buitenplaatsen door het hele land. En ik hoorde de boeiende verhalen over hun rijke geschiedenis. Over hun plaats in de regio en het landschap. Maar ook zag ik de moeite die hun bewoners soms hadden om hun familiebezit te behouden. Het was zeker niet allemaal rozengeur en maneschijn. En ik vroeg me af waarom ik die boeiende verhalen niet eerder had vernomen. Want als je die hoort, dan wil je toch ook dat die huizen met hun verhalen behouden blijven. Toen ik me ging inzetten voor de Jaar van de Historische Buitenplaats 2012 verbaasde ik me erover dat de wereld van buitenplaatsen soms nog steeds zo gesloten is. Natuurlijk begrijp en respecteer ik de behoefte aan privacy van iemands huis en tuin. Maar als je in zo’n prachtige geschiedenis kan en mag wonen, dan wil je die toch ook delen? Tenminste met de mensen in je omgeving en serieus geïnteresseerden.
bewonderen. Maar dan moet de omgeving de waarde kennen en weet hebben van wat een rijkdom aan geschiedenis en cultuur men zo nabij heeft. Daarom is het zo belangrijk dat de buitenplaatsen naar buiten treden. Vertellen wat ze cultureel representeren en wat hun geschiedenis is. Natuurlijk gebeurt er wel een en ander. Diverse buitenplaatsen zijn toegankelijk voor het publiek, als museum of anderszins. En er zijn hier en daar open tuindagen, open monumentendagen waar sommigen aan mee doen, wandelingen en excursies, zelfs fietsroutes door streken waar veel buitenplaatsen zijn. Dat is goed. Maar toch! Ik heb het gevoel dat het beter kan. Het Themajaar liet zien dat er ook veel meer kan. Dat streken echt trots zijn op hun juweeltjes van buitenplaatsen, dat bewoners van buitenplaatsen ook echt bereid zijn hun verhaal te vertellen. Dat er door provincies en regio’s ook wat extra’s kon worden gedaan om hun buitenplaatsen te behouden. Waarom? Omdat hun gezamenlijke betekenis en waarde als cultureel erfgoed overal werd verteld. Men kon er over lezen, de televisie liet het zien en men kon op veel plaatsen komen kijken en genieten. Dat gezamenlijk naar buiten treden bleek belangrijk. Het toonde ook de gezamenlijke waarde. Die gezamenlijkheid moeten we op een of andere manier behouden. Zodat mijn kleinkinderen kunnen blijven fantaseren over de pracht en praal van die grote huizen. En ik en anderen hun kunnen vertellen hoe prachtig die geschiedenis is die ze vertegenwoordigen. Niet alleen van die afzonderlijke huizen, maar van heel Nederland.
En anderzijds, als je het geluk hebt zo’n prachtige buitenplaats in je naaste omgeving te hebben, dan wil je die toch koesteren. Het is de gestalte van de regionale en soms zelfs nationale geschiedenis en daar moet je als gemeente, regio en ook als land wat voor over hebben om het te behouden en te
- 18 -
aan de hand van ‘gewone’ indexen voor woonhuizen en niet monumentale gebouwen. Iets wat uiteindelijk leidt tot tekorten bij partiële schades en dus een tekort in het beheer. Een derde financieel kader waar aandacht voor werd gevraagd, was de fiscaliteit rondom buitenplaatsen en rijksmonumenten in het algemeen. Bij rijksmonumenten is er de nodige ruimte voor aftrek van onderhoudskosten, waarbij gesteld wordt dat dit voor het gehele object geldt en niet alleen de monu mentale onderdelen. Voor groen ligt dit anders. Ook daar mag het onderhoud afgetrokken worden van het inkomen, maar alleen indien deze waarden expliciet zijn opgenomen in de redengevende omschrijving. Daarentegen is er in de rangschikking in het kader van de Natuurschoonwet (NSW) wel een korting op de erfbelasting en de WOZ-heffing. Het kan daarmee gezien worden als een beloning voor het in stand houden van een buitenplaats, overeenkomstig de aanleiding voor het instellen van de NSW aan het begin van de 20e eeuw. Een van de criteria voor de NSW is dan ook dat de buitenplaats minimaal 25 jaar in stand blijft na de rang schikking. De teleurstelling bij deze fiscale regelingen is dat deze alleen gelden voor rijksmonumenten. Buitenplaatsen met een gemeentelijke status komen hier niet voor in aanmerking.
Interieur Meer toegespitst op de instandhouding van het interieur zijn de methoden voor het conserveren besproken. Het interieur is door de gebruikte materialen en het mobiele karakter vaak zeer kwetsbaar. Soms verdwijnen de historische
interieurs als gevolg van moderniseringen door eigenaren. Maar een ander aspect is de slijtage door bezoeken, direct door de persoonsbewegingen en indirect vanwege de wisselende luchtkwaliteit door bezoekers. Aan het verdwijnen van interieurs is vaak weinig te doen, mits men er op tijd achter komt dat er activiteit plaatsvindt. Maar tegen slijtage kunnen oplossingen bedacht worden. Ter voorkoming kan gebruik gemaakt worden van kopieën, maar daar start precies de ethische discussie over het tonen van de oor spronkelijke materialen in de context of het vervangen van de oorspronkelijke materialen door kopieën ten behoeve van het behoud. Los daarvan speelt dat zowel bij het tonen van de authentieke materialen als bij het opslaan ervan in depots het klimaat een lastige opgave vormt. In de museale wereld is het gebruikelijk om klimaatbeheersing toe te passen door een optimale luchtkwaliteit. Toch verdragen het gebouw en het interieur dit niet altijd. Verschillende buitenplaatsen en bedrijven experimenteren momenteel met de effecten van het uitzetten van de klimaatbeheersing. Ook andere invloeden, zoals ongedierte als muizen, tapijtkever en dergelijken, hebben een negatieve invloed op een collectie. Vaak komt dit pas aan het licht als er reeds grote schade is aangericht. Sinds enkele jaren is er in enkele provincies ook de interieurwacht. Zij kunnen helpen schades te voorkomen door vroegtijdige inspecties uit te voeren. Zij kunnen in een vroeg stadium problemen oplossen of eerste hulp bieden bij een geconstateerd probleem. Bovenal vraagt het goede kennis van het gebouw en de interieurs om de instandhouding te begeleiden.
Interieur Akerendam, Beverwijk ©Jan Groeneveld
- 19 -
Vennebroek, Paterswolde ©Roel van Norel
Restauratie van gebouwen en groen Aan de hand van onderzoek door de Monumentenwacht in de provincie Gelderland is de restauratiebehoefte voor de komende 10 jaar voor de buitenplaatsen in de provincie in beeld gebracht. Het financiële plaatje dat daarbij wordt gepresenteerd geeft duidelijk aan dat er een groot verschil zit tussen het groen en de bebouwing. Met name het groen levert een enorme kostenpost. Zelfs als er gebruik wordt gemaakt van zelfwerkzaamheid en vrijwilligers is er nog steeds sprake van een hoge investering. Het onderzoek moet in zekere zin de noodklok luiden voor provincies en lokale overheden. Zij hebben met name nog een onvoldoende helder beeld van de echte behoefte. Monumentenwacht Gelderland is verontrust over uitkomst van het onderzoek. Het werven van vrijwilligers is, met name binnen het groen beheer, haast een must. De hoge kosten maken het onmogelijk om voor alles een bedrijf in te huren en ook zelfwerkzaamheid kent zijn grenzen. Het groen heeft echter twee lastige karakter eigenschappen. Ten eerste is het heel kwetsbaar. Ten tweede blijft het doorgroeien. Dat betekent dat aan de ene kant een vergissing in de omgang met het groen blijvende gevolgen kan hebben. Aan de andere kant betekent niets doen dat de structuur van een park verloren gaat en de kosten voor onderhoud en restauratie steeds hoger zullen worden. Het werven van vrijwilligers is daarom niet alleen een lastige taak vanwege de binding van deze mensen aan een plek, maar ook vanwege noodzakelijk kwalificaties van de vrijwilligers of het opleiden van vrijwilligers onder de hoede van een goede voorman. Nu zijn er binnen Nederland wel voorbeelden te
noemen van organisaties die al diensten op deze wijze aan bieden. Deze werken goed, maar zijn nog niet overal verkrijg baar. Ook daar in zouden nog stappen gemaakt kunnen worden. Voor groen geldt, net als voor de gebouwen, dat een functie die inkomsten kan genereren een steeds belangrijker aspect van de instandhouding wordt. Zowel het Nationaal Restauratiefonds als het Nationaal Groenfonds ondersteunen deze ontwikkeling en willen meedenken over uitvoering en financiering van plannen. Zij ondersteunen de ontwikkelingen van erfgoed, niet vanwege het type maar juist vanuit de ideeën van de eigenaar, de mogelijkheden van een ontwikkeling en de mogelijkheden om de financiering terug te verdienen. De door hun historie enigszins conventionele buitenplaatsen moeten daarom ook zoeken naar niet conventionele functies en oplossingen. Misschien kan een onvermijdelijk kwaad in de omgeving van de buitenplaats uiteindelijk ook bijdragen aan de financiering. Er zit dus een zekere mate van nuancering in de boodschap van de verschillende organisaties. Binnen de instandhouding van de buitenplaatsen is het steeds zoeken naar de middenweg tussen hoge kosten voor onderhoud, subsidies, fondsen en de openheid van geest van vele betrokken partijen om te zoeken naar manieren om inkomsten te genereren. Iets wat niet eigen is aan een buitenplaats, die puur als lustobject voor de eigenaar werd gebouwd en ook volledig werd gefinancierd vanuit het kapitaal van de eigenaar. En ondanks de verschillende mogelijkheden voor subsidiering, blijft het toch bovenal een opgave voor de eigenaar om steeds weer de begroting sluitend te krijgen en de noodzakelijke werkzaamheden uit te voeren. Een niet eenvoudige taak!
- 20 -
De buitenplaats en het landschap De buitenplaats is eigenlijk niet los te koppelen van het landschap. Al vanuit de historie is de buitenplaats, in ieder geval rondom het Amsterdamse, een vormgever van het landschap geweest. De ontwikkeling van de gebieden rondom Amsterdam hingen nauw samen met de aanleg van buitenplaatsen. Iets waar overigens nog onvoldoende onderzoek naar is gedaan. Maar ook nu hebben buitenplaatsen een belangrijke rol in het landschap. Vanaf het begin van de 20e eeuw heeft de NSW daar ook aan bijgedragen. Ooit ontstaan omdat onder andere de erfbelasting op buitenplaatsen zo hoog werd dat het een bedreiging vormde voor het voortbestaan ervan. Nu zorgt de NSW nog steeds voor het behoud van groene gebieden in Nederland. Alhoewel een nauwkeurige historische analyse aantoont dat de doelstellingen, intenties en uitvoering van NSW niet altijd helemaal op elkaar aangesloten hebben, dient het ook in onze tijd een doel. Opvallend is dat het nooit tot echt behoud heeft geleid door de dynamiek in de regeling, maar juist in de afgelopen decennia neigt de NSW steeds meer naar monumentenzorg en natuurbescherming. Dit strookt niet met de oorspronkelijke intenties van de wet die met name over het ‘schoon’ van de natuur ging. Daarbij is de regelgeving rondom de rangschikking nodeloos ingewikkeld, waardoor het aanvragen van een rangschikking ingewikkeld is en de eisen bij rangschikking hoog zijn. Toch heeft het samenvoegen van natuur en monumentenzorg ook zijn voordelen. De NSW beschermt op deze wijze het waardevolle cultuurlandschap van de gerangschikte buitenplaatsen en biedt de mogelijkheid bezoekers kennis te laten maken met deze gebieden. De historische structuur van buitenplaatsen biedt ook bronnen van inspiratie voor de nieuwe ontwikkelingen in het landschap. De pioniers van de Gouden Eeuw legden de tuinen en parken vaak aan binnen nog relatief onontgonnen gebieden. De gebieden waar nu nieuwe buitenplaatsen of landgoederen worden aangelegd zijn geen onontgonnen gebieden meer, maar net als in het verleden bieden de nieuwe buitenplaatsen / landgoederen een meerwaarde aan het gebied. Ze voegen een nieuwe waarde toe. Alhoewel hier wel kritisch naar gekeken moet worden in het kader van instandhouding. Nu ervaren we de gevolgen van de hoge onderhoudskosten van de historische buitenplaatsen. De nieuwe buitenplaatsen / landgoederen gaan in de toekomst tegen deze zelfde problematiek aan lopen. Over de invulling van inkomen genererende functies zal dus nu al goed nagedacht moeten worden. De vraag die
de aanwezigen bij de bijeenkomst bezighield was vooral waarom er nieuwe buitenplaatsen worden aangelegd en er niet meer geïnvesteerd wordt in het nieuw leven inblazen van de noodlijdende historische buitenplaatsen. Vanuit Staatsbosbeheer wordt daar wel aan gewerkt. De buitenplaatsen binnen hun bezit zijn, kort door de bocht gezegd, in de afgelopen decennia door het generaliseren van het beheer sterk vergrijsd. Ook zij realiseren zich nu dat dit niet ten goede komt van de gebieden. Juist het benadrukken van de eigenheid en de intrinsieke waarden zorgen voor een bijzonder en afwisselend Nederlands landschap. De buitenplaatsen met hun bijzondere landschappelijke elementen zoals lanen, zichtassen en waterwerken leveren daar actief een bijdrage aan. Door daarnaast ook samen met andere partijen te zoeken naar een gedeelde verantwoordelijkheid en goede invulling van de gebouwen op de buitenplaatsen ontstaat een interessant landschap van betekenis. Omwille van deze mooie symbiose tussen gebouwd en groen erfgoed is het noodzakelijk dat landschap beherende organisaties, particulieren en institutionele organisaties hun krachten bundelen tot een overkoepelende organisatie die zich inzet voor de gedeelde belangen van het erfgoed en het landschap.
Dekema State, Jelsum ©Jan Groeneveld
- 21 -
De buitenplaats en haar bewoning Het interieur van de buitenplaatsen is altijd gekoppeld geweest aan de visie en de belevingswereld van de eigenaren. De positie van de eigenaar was een derde aspect dat een directe weerslag had op de inrichting van de buitenplaatsen. Egodocumenten van eigenaren en reizigers vanaf de 17e eeuw geven op interessante wijze inzicht in eigentijdse interieurs. Er ontstaat een beeld dat vooral in de vroege periode het interieur een grote ontwikkeling lijkt te hebben doorgemaakt van eenvoudig en spartaans naar een (bescheiden) deftigheid in 18e eeuw. Bestudering van deze bronnen vraagt wel steeds om een helder beeld vanuit welk perspectief de schrijver kijkt. Er kan sprake zijn van kleuring van een verhaal. Toch bieden deze documenten een goede basis voor onderzoek naar historische bewoning van de buitenplaatsen. Bestudering van de ont wikkeling van het onderzoek naar bewoningsgeschiedenis toont namelijk aan dat het begrip voor de bewoning als integraal onderwerp pas relatief jong is. De aandacht con centreerde zich aanvankelijk vooral op de kunst- en cultuur historisch waardevolle onderdelen van een buitenplaatscomplex. Tot in de jaren ’90 van de 20e eeuw werd er vooral gekeken naar de losse objecten binnen een interieur en niet naar het interieur als samenhangend geheel. In de komende jaren is er daarom nog veel te onderzoeken op dat gebied.
In dat licht is het ook interessant om te kijken naar de ontwikkeling van interieurs zoals dat van Paleis ’t Loo. Door de eeuwen heen zijn interieurs verplaatst, hergebruikt en teruggebracht in de oude stijl. Ook bij dit paleis hebben geschreven bronnen, naast oude afbeeldingen, als handvatten gediend voor het begrip van het interieur en de inrichting van kamers. Maar ook nu nog kleuren persoonlijke meningen en ideeën de invulling van een reconstructie van het interieur. Bij omissies in de informatie wordt de invulling altijd bepaald door de conservator en deze drukt dus een stempel op de inrichting. Daar moet ook rekening mee gehouden worden in de benadering en bestudering van historische interieurs. Het is daarom extra belangrijk goed te documenteren indien er veranderingen worden doorgevoerd. Geldersch Landschap & Kasteelen liet dit tijdens de bijeenkomst nadrukkelijk de revue passeren. Na de overdracht van kastelen en buitenplaatsen aan deze stichting start allereerst een uitgebreide procedure om de stand van zaken bij overdracht in kaart te brengen. Dit is een belangrijke stap als basis bij de besluitvorming over het toekomstige beheer van een buitenplaats of kasteel. Het gehele bezit wordt in kaart gebracht. Daarbij hoort het interieur, maar ook het documenteren van verhalen (van oud bewoners), archivalia en afbeeldingen. Pas daarna wordt de vervolgstap gezet naar beheer, behoud en presentatie. De eerste stap in dat proces is het opstellen van een ruimteboek waarin de waarden van de onderdelen van een monument in kaart worden gebracht, om vervolgens mogelijkheden en wensen op elkaar af te stemmen in het licht van de beschikbare middelen en mogelijkheden. Vanuit die kennis wordt gezocht naar een harmonische nieuwe functie die passend is bij het monument, specifieke buitenplaats of kasteel. Hierbij wordt altijd gezocht naar manieren om de oorspronkelijke bewoningsgeschiedenis zichtbaar te houden. Een wijziging van de functie brengt onherroepelijk veranderingen met zich mee. De allereerste documentatie is dan een belangrijk document dat de basis biedt voor het afwegen van mogelijkheden, maar ook voor het in stand houden van het historische beeld. Eventueel om deze in een later stadium weer te kunnen oproepen. En alhoewel er voor de opbouw van kennis over de historische buitenplaatsen nog veel onderzoek nodig is, moet ook niet vergeten worden om nu om ons heen te kijken en de huidige bewoning van de buitenplaatsen vast te leggen. De over lange perioden ontstane interieurs vormen een bron van informatie, die bewoners als vanzelfsprekend ervaren.
Kasteel Amerongen ©Jan Groeneveld
- 22 -
Paul Schnabel
Voorloper en voorbeeld tegelijk Mensen houden het meest van getemde natuur. Constantijn Huygens op weg van Groningen naar Den Haag vond de Veluwe veel te ruig en te woest. Hij was opgelucht toen hij aan de horizon de torens van Amersfoort weer zag. De tuinen rond zijn eigen buitenplaats Hofwijck werden niet alleen met grote zorg bijgehouden, maar waren door hem ook ontworpen in een strakke symmetrie en met de maten en verhoudingen van het menselijk lichaam als model voor de lanen, de perken en de vijvers. Pas meer dan een eeuw later, al ver in de achttiende eeuw, kwam de romantische landschapstuin in de mode. Nog altijd is de schilderachtige afwisseling van boomgroepen en gazons, meanderende lanen tussen struiken en langs vijvers favoriet bij wandelaars. De natuur is er niet minder getemd dan in Hofwijck, maar staat nu van de voor het oog meest decoratieve schikking. En juist die beleven wij als natuurlijk, in ieder geval als natuurlijker dan de formele tuinen van Hofwijck of op grotere schaal Paleis het Loo. Buitenplaatsen zijn altijd een huis in een tuin. Het huis is lang niet altijd groter dan het huis in de stad, de tuin uiteraard wel en daarom wordt het meestal een park genoemd. Lang voordat in de negentiende eeuw het eerste stadspark werd ingericht, had de buitenplaats daarvoor al het model geleverd. Door de groei van de steden zijn veel buitenplaatsen zelf stadsparken met een huis erin geworden, terwijl veel stadsparken een restaurant of café met terras als ‘huis’ op een centraal punt hebben. Als dat niet zo is, wordt het ook gemist. In een stad als Utrecht blijft het grote park Transwijk daardoor sfeerloos en ook sociaal onveilig, heel anders dan het oude en veel kleinere Wilhelminapark en ook het nieuwe Griftpark. Allebei met in het midden een restaurant.
blijft hetzelfde. Wie minder rijk en deftig was, maar toch al behoorlijk welvarend, veranderde ’s zomers zijn eigen huis in een buitenplaatsje. Een tuin voor en achter het huis, een serre en een veranda maakten het mogelijk ook in de stad en zonder zomerse verhuizing toch buiten te zijn. Inmiddels is de achtertuin al geëvolueerd tot een buitenhuiskamer. Het gras heeft plaats gemaakt voor tegels en de tuinstoel voor een weerbestendig bankstel. Naast de eettafel , groot genoeg om met ‘goede vrienden’ (de woorden zijn van Jan des Bouvrie) omheen te kunnen zitten, staat een compleet fornuis. In de zomer woont Nederland tegenwoordig in de tuin. Appartementen zijn alleen nog aantrekkelijk als ze ook een groot balkon of een dakterras hebben. Tot in de jaren zestig was het dakterras onbekend en het balkon een plek om de was uit te hangen en de vuilnisbak neer te zetten. Nu wil ook de etagebewoner met zijn ‘goede vrienden’ buiten kunnen zitten en eten. Een buitenplaats verhoogt de prijs van een verdieping aanzienlijk. Je zou zelfs kunnen zeggen dat ook de doorzonwoning een voorloper heeft gehad in de buitenplaats. Veel buitenplaatsen zijn anders dan de grote huizen in de steden opvallend ondiep. Paleis Soestdijk, het Huis ten Donk in Ridderkerk en het Slot Zeist zijn vooral in de breedte gebouwd en vangen dus zowel aan de voor- als aan de achterzijde veel licht. Oorspronkelijk stonden de eerste grote bomen ook vrij ver van het huis, zodat men weinig last van vocht en veel voordeel van de warmte van de zon had. Net als de doorzonwoning heeft de buitenplaats geen binnenplaats.
Vooral uit de achttiende eeuw zijn er veel prenten van een vrolijk gezelschap, dat met een bootje aanlegt bij een zonnige buitenplaats, een wandeling door de tuin maakt en neerstrijkt in de koepel. De ramen staan open, de kinderen spelen en de kleren zijn losser. In de negentiende eeuw maken de prenten plaats voor foto’s, maar het beeld van de buitenplaats
- 23 -
- 24 -
Warmelo, Diepenheim ©René W.Chr. Dessing
4 Financiële verantwoording
Uitgaven
De begroting 2010-2013 voor alle projecten omvatte uitgaven ter hoogte van 843.000 euro en dito inkomsten. Bij de sluiting van de boeken op 31/12/2013 verwacht de stichting totale inkomsten over de periode 2010-2013 van 301.000 euro en uitgaven van 262.000 euro. Dit resulteert in een batig saldo van ongeveer 39.000 euro.
De uitgavenstaat in tabel 1 geeft een overzicht van de begroteen gerealiseerde uitgaven over de periode 2010-2013. Bij de begroting is uitgegaan van de meerjarenbegroting opgenomen in het projectplan van december 2010 plus de begrote opstart kosten uit 2010. De kolom realisatie GELD geeft het netto bedrag aan die via de boeken van de stichting is gelopen. De kolom realisatie GELD +NATURA omvat ook de via derden lopende gelden, en geleverde, maar niet in rekening gebrachte diensten van sponsoren. Deze kolom is het meest geschikt voor een vergelijk tussen begroting en realisatie.
Tóch heeft de stichting haar geplande werkzaamheden en projecten grotendeels gerealiseerd. Het verschil tussen begroting en realisatie wordt verklaard door lager dan ver wachte kosten, geldstromen buiten de stichting om, sponsor bijdragen in natura en vooral de inzet van veel niet-betaalde professionals waar betaalde medewerkers waren voorzien. Het niet-geplande batig saldo is het gevolg van het vrijvallen van voorzieningen, meevallers aan de inkomstenkant door sponsor in natura bijdragen, en door een stringent kosten beheer. Het eindsaldo zal conform statuten worden gedoneerd aan één of meer algemeen nut beogende instellingen, met doelstellingen passend bij de thematiek van de stichting.
Toelichting op de uitgaven De programma- en projectmanagementkosten zijn aanzienlijk lager dan begroot. Er is afgezien van de inzet van een betaalde projectmanager vanaf 2011. De werkzaamheden zijn overge nomen door diverse vrijwilligers en bestuursleden met project managementervaring. De netto post fondsenwerving is lager uitgevallen dan begroot, dankzij een sterk gereduceerd tarief van de ingezette fondsen werver. De totale kosten besteed aan fondsenwerving zijn 7,4% van de verworven inkomsten in geld. Dit percentage zakt naar 4,7% wanneer de netto kosten door de totale inkomsten worden gedeeld. De reis- en overige kosten van bestuur en vrijwilligers zijn hoger uitgevallen dan geraamd. Dit komt door een groter dan geraamde bestuurs- en vrijwilligersinzet. Alle bestuursleden en vrijwilligers hebben hun werkzaamheden om niet verricht. Dankzij de medewerking van diverse buitenplaatsen zijn de bureaukosten, inclusief huisvesting en vergaderkosten, relatief laag gebleven. De post communicatie is substantieel lager uitgevallen dan geraamd. De taken van de betaalde communicatiemedewerker zijn om niet ingevuld door twee communicatie professionals.
- 25 -
tabel 1: Uitgaven
Begroting (som begroting 2010 + projectplan 912/2010 voor 2011 2013)
Organisatie
Realisatie in GELD + NATURA
Realisatie in GELD
(gerealiseerd 2010 - 2012 + 2013 budget)
(gerealiseerd 2010 - 2012 + 2013 budget)
Oprichtingskosten Programma en projectmanagement medewerker Fondsenwerving Burokosten
1.000
954
954
122.000
€ 42.280
€ 15.000
45.000
€ 38.475
€ 22.475
2.000
€ 2.309
€ 1.809
Reis- en overige kosten bestuur en vrijwilligers
12.000
€ 16.851
€ 16.851
Onvoorzien
12.030
€ 2.763
€ 2.763
€ 194.030
€ 103.632
€ 59.852
Subtotaal
Communicatie
€0
€0
Communicatie medewerker
90.000
Logo + huisstijl
5.600
€ 3.286
€ 1.416
Website + digitale nieuwsbrief
13.680
€ 19.344
€ 17.344
Brochure
15.000
€ 13.417
€ 13.417
Productie PR-materialen; inkoop tijd
75.000
€ 8.202
€ 8.202
5.000
€ 12.524
€ 12.524
€ 204.280
€ 56.773
€ 52.903
Eindverantwoording Subtotaal
Projecten
1. Openingspublicatie ‘De Buitenplaats en
70.000
€ 50.767
€ 39.006
100.000
€ 60.545
€ 60.545
3. Buitenplaatsconferenties en evenementen
55.000
€ 88.234
€ 28.064
4. Publicatie Eindresultaten
20.000
€ 16.145
€ 16.145
5. Publiekstoegankelijke database
100.000
€0
€0
6. Sluitingsevenement
100.000
€ 55.272
€ 5.272
het Nederlandse Landschap’ 2. Openingsmanifestatie, inclusief film
‘Levende buitenplaatsen’
€ 445.000
Subtotaal
Totaal
€ 843.310
- 26 -
€ 149.032
€ 270.963
€ 431.368
€ 261.787
Inkomsten
Geraamde budget voor advertentiemiddelen is niet uitge geven. In plaats hiervan is ingezet op het genereren van gratis publiciteit. De uitgaven voor de eindverantwoording zijn ver hoogd met uitgaven voor een enquête onder participanten en een extra conferentie in september 2013 voor de presentatie hiervan.
Tabel 2 beschrijft de verwachte inkomsten over de periode 2010-2013. De vermelde inkomsten zijn allemaal gerealiseerd. De stichting verwacht een totaal van 470.988 aan inkomsten. Dit is opgebouwd uit 301.418 euro aan directe financiële inkomsten, en 169.580 euro uit sponsoring in natura.
Het boek De Buitenplaats en het Nederlandse Landschap is gerealiseerd tegen lagere dan geraamde uitgeverskosten. Schrijf- en vormgevingsbureau TasT heeft tegen gereduceerd tarief gewerkt. De openingsmanifestatie is gerealiseerd in een soberder opzet dan gepland. De gerealiseerde kosten zijn inclusief 30.039 euro voor de oorspronkelijk niet voorziene documentaire Levende Buitenplaatsen. Deze videoproductie is na de openingsmanifestatie op diverse TV-zenders vertoond. Er zijn in totaal acht buitenplaatsconferenties en -evenementen gerealiseerd, naast een officiële openingsbijeenkomst met feestelijke receptie en de slotmanifestatie. Het symposium Buitenplaatsen in Bedrijf springt hieruit door haar groot schaligheid, en haar organisatie buiten de geldstroom van de stichting om. De overige conferenties zijn tegen lagere kosten dan gepland gerealiseerd, dankzij meer vrijwilligersinzet en sponsorbijdragen in natura. De publicatie van de eindresultaten is gerealiseerd conform planning. De besparing in de kosten komt door de lager dan geplande drukkosten. Het verslaggeving- en schrijfwerk is door Culthis voor een vriendenprijs verricht.
Van de directe financiële inkomsten is 104.900 afkomstig van overheden, exact 100.000 euro van het bedrijfsleven en 86.860 euro van fondsen. Het resterende bedrag is afkomstig uit ver koop van beeldrecht, boeken en rente-inkomsten. De inkomsten verkregen in natura hebben voor 105.170 euro betrekking op kosten die direct verrekend zijn door overheden met evenementenorganisators. De overige 64.410 euro heeft betrekking op kosten die bedrijven en zzp-ers niet in rekening hebben gebracht bij de stichting, en welke tegen economische waarde konden worden gewaardeerd. De start van de stichting in 2010 is mogelijk gemaakt door de bijdragen van het Nationaal Groenfonds, het Nationaal Restauratiefonds en Donatus Verzekeringen. Zonder hun financiële steun was het Themajaar niet van de grond gekomen. Het grote aantal partijen dat financieel heeft bijge dragen aan de realisatie van de activiteiten, geeft aan hoe breed gedragen het Themajaar is. Het bestuur is alle partijen zeer erkentelijk.
Voor het project publiekstoegankelijke database zijn in het geheel geen kosten gemaakt. De informatievergaring voor de publieksdatabase is geheel door vrijwilligers gedaan. De resultaten zijn in de website buitenplaatsen2012.nl geïntegreerd, de kosten hiervoor zijn opgenomen onder het hoofdstuk communicatie. De kosten voor het sluitingsevenement zijn grotendeels rechtstreeks verrekend tussen de provincie Noord-Brabant en de betrokken evenementenorganisatie. Ook hier heeft een versobering plaatsgevonden ten opzichte van de planning uit 2010.
- 27 -
tabel 2: Inkomsten
TOTAAL
GELD
Overheden
NATURA of direct
Provincie Utrecht
€ 60.000
€ 60.000
Ministerie VROM
€ 30.000
€ 30.000
Provincie Noord-Holland
€ 14.900
€ 14.900
Provincie Noord-Brabant
€ 50.000
€ 50.000
Provincie Gelderland
€ 30.170
€ 30.170
Gemeente Rheden
€ 25.000
€ 25.000
Subtotaal
€ 210.070
€ 104.900
€ 105.170
Bedrijven
Donatus Verzekeringen
€ 45.000
€ 45.000
ING
€ 40.000
40.000
Nationaal Bureau voor Toerisme
15.000
15.000
HO-Maatwerk
27.280
27.280
€ 16.000
€ 16.000
TasT publicaties
€ 6.760
€ 6.760
Uitgeverij Waanders
€ 5.000
€ 5.000
Kasteel De Vanenburg
€ 5.000
€ 5.000
TagNet B.V. ICT dienstverlening
€ 2.500
€ 2.500
Inpetto Grafisch Ontwerp
€ 1.870
€ 1.870
Arte Quattro
Subtotaal
€ 164.410
€ 100.000
Fondsen
€ 64.410
Nationaal Groenfonds
€ 12.500
€ 12.500
Nationaal Restauratiefonds
€ 12.500
€ 12.500
Prins Bernard Cultuurfonds
€ 28.360
€ 28.360
Prins Bernard Cultuurfonds
€ 5.000
€ 5.000
Sluyterman-Van Loo fonds
€ 9.500
€ 9.500
KF Heinfonds
€ 5.000
€ 5.000
Ridderschap Utrecht
€ 5.000
€ 5.000
Elise Matilde fonds
€ 1.000
€ 1.000
Old Burger Weeshuis
€ 1.000
€ 1.000
Juckema-Sideriusfonds
€ 1.000
€ 1.000
Gravin van Bylandt stichting
€ 2.500
€ 2.500
Van Heloma stichting
€ 1.500
€ 1.500
- 28 -
De Ottema-Kingma Stichting
€ 1.000
€ 1.000
Niet nader genoemd fonds
€ 1.000
€ 1.000
€ 86.860
€ 86.860
Subtotaal
€0
Overig
Particuliere giften
€ 1.200
€ 1.200
Rente-inkomsten
€ 2.864
€ 2.864
Verkoop boeken en kalenders
€ 5.594
€ 5.594
Subtotaal
€ 9.658
€ 9.658
€0
Totaal
€ 470.998
€ 301.418
€ 169.580
Bestuurs- en vrijwilligersinzet
Bestemming eindsaldo
De door de bestuursleden en vrijwilligers geleverde inzet is geïnventariseerd op 15.500 uur. Dit komt overeen met ongeveer 10 manjaar werk. Uren die door middel van een sponsorbijdrage in natura in de inkomstenopgave zijn verant woord, zijn buiten deze berekening gehouden.
Op basis van de resterende uitgaven voor 2013 wordt verwacht dat de stichting haar werkzaamheden afsluit met een batig saldo van 39.630 euro. De stichtingsstatuten schrijven voor dat dit saldo geschonken moeten worden aan een Algemeen Nut Beogende Instelling, dan wel aangewend moeten worden op een wijze waarmee het algemeen nut wordt gediend. Het stichtingsbestuur is van plan het eindsaldo te schenken aan één of meer instellingen die zich inzetten voor de instand houding van historische buitenplaatsen.
De 15.500 uren zijn gewaardeerd tegen uurtarieven voor over eenkomstige werkzaamheden in het bedrijfsleven. Hiervoor zijn uurtarieven benut, afkomstig van ZZP.net. Dit levert een gemiddeld uurtarief op van 97 euro. De totale waarde van de bestuurs-en vrijwilligersinzet komt op basis hiervan overeen met vereen met 1.5 miljoen euro, exclusief BTW.
Kascontroles Een kascommissie bestaande uit andere bestuursleden dan de penningmeester heeft de realisatie over 2010 en 2011 beoordeeld en akkoord bevonden. De inkomsten, uitgaven en eindbalans over 2012 zijn beoordeeld en akkoord bevonden door een externe controleur, de heer Mr. L.E.A.J van der Hoeven. Hij heeft hierover schriftelijk verslag gedaan aan het bestuur. Over de inkomsten en uitgaven van 2013, inclusief het resterende eindsaldo, dient in de liquidatie afrekening van de stichting nog verantwoording te worden afgelegd.
- 29 -
Søren Ludvig Movig
‘Met de blik van de rentmeester’ Voor mij was 2012 niet alléén het Jaar van de Buitenplaats. Het was ook het jaar waarin ´mijn´ buitenplaats haar 350 jarig bestaan vierde. Wester-Amstel is een 17e-eeuwse koopmansbuiten, gelegen onder de rook van Amsterdam. Sinds 1900 is zij in het bezit van mijn familie. Sedert jaar en dag ben ik hier rentmeester. Wat heeft het Themajaar Wester-Amstel nu opgeleverd? Cru gezegd: niets. Wij hebben er geen extra bezoekers door gekregen. Er is geen enkele boom door geplant, geen prachtig tuinornament door herstelt, of een dreigend bouwplan door afgewend. Ik kan niet de komende jaren door ons huis of park heenlopen en trots aanwijzen: ‘Kijk, dát hebben we aan het Themajaar te danken’! En toch heeft het Themajaar veel voor Wester-Amstel betekend.
Daarentegen is de erkenning van het belang van vrijwilligers wél een noviteit. Wester-Amstel heeft er een kleine 60. Van mij mogen het er nog veel meer worden. Niet alleen als nuttige helpers bij de instandhouding van wat anders onbetaalbaar is. Maar ook als ambassadeurs. En bovenal: door de binding en zingeving die onze vrijwilligers ervaren. Die bewijst hoe relevant onze buitenplaats is voor de hedendaagse samenleving. Wester-Amstel heeft in haar 350-jarig bestaan diverse bloei- en vervalperiodes gekend. Zij is meerdere malen ontsnapt aan de slopershamer. Zij bleef overeind door zich telkens aan te passen aan de veranderende tijdsgeest. Het Jaar van de Buitenplaats heeft mij geholpen bij het begrijpen van de nieuwe tijdsgeest. Daarmee kan ik richting geven aan de toekomst van Wester-Amstel. Zodat ik straks een opvolger zal hebben. Die rondloopt door huis en park. En dan met een breed handgebaar aan bezoekers vertelt: ‘Kíjk, dat Wester-Amstel nog steeds bestaat, is onder andere te danken aan het Jaar van de Buitenplaats’.
‘Wat dan?’ zult u vragen. Een direct antwoord kan ik u niet geven. Wel enkele gedachten en ideeën: Zo werd ik verrast door de enorme belangstelling voor buitenplaatsen uit eigen plaats of regio. De interesse voor het buitenplaats in zijn algemeenheid blijkt iets voor de fijnproever. Het publiek wil een emotionele band met de buitenplaats om de hoek. Ken je eigen verhaal en draag die uit naar je directe omgeving, is dus het devies. Het uitdragen van het algemene buitenplaatsbelang lijkt daar bijna haaks op te staan. Net als vele andere buitenplaatsbezitters, beperk ik mij graag tot mijn eigen aardse paradijs. Toch bleek het gezamenlijk optrekken in het Themajaar van buitenplaatsen van álle gezindtes nuttig. Samen bereik je meer. Het begrip ‘verdienmodel’ kwam het afgelopen jaar veel aan bod. Grappig dat het verdienmodel duurzame energie leidt tot het weer in gebruik nemen van onze eeuwenoude hakhoutpercelen. En dat recreatie als nieuw verdienmodel voor historische buitenplaatsen werd gepresenteerd.
- 30 -
Marleen Barth
Jonge generaties laten zien waar we vandaan komen Hoe zou het toch komen dat Nederland zo weinig trots op zijn eigen geschiedenis is? Is het ons beruchte Calvinisme, dat ondanks de vergaande ontkerkelijking zo diep in ons DNA verankerd zit? Of is het een vrees voor overtrokken nationalisme, gevoed door het –op zichzelf terechte– besef dat dit kleine land politiek en economisch al snel een speelbal van de internationale ontwikkelingen is? Het is vast een combinatie van beiden. Feit is, dat Nederlandse kinderen op school veel meer leren over de Amerikaanse vrijheidsoorlog dan over de Tachtigjarige oorlog, zoals ze ook vaak meer weten van de uitwassen van Nazi-Duitsland dan die van de (grotendeels door Nederlanders uitgevoerde) slavenhandel, en meer van de guillotine dan van Goejanverwellesluis. Dat is onwaarschijnlijk jammer. Immers, je moet weten waar je vandaan komt om te weten waar je heen gaat. Het is me een raadsel waarom we kinderen de toegang tot ons erfgoed niet veel meer gunnen. Historische buitenplaatsen tonen de grote rijkdom van dat erfgoed misschien wel als geen ander. En nee, dat woord rijkdom slaat niet op de kapitaalkracht van de –voormaligebewoners van buitenplaatsen, hoe onmiskenbaar die ook was of is. Wie buitenplaatsen slechts beschouwd als pronkstukken van graaiers uit –niet eens altijd– voorbije eeuwen, doet hen serieus tekort. Natuurlijk, de kunsthistorische en architectonische schoonheid van landhuizen kon alleen gerealiseerd worden omdat de eigenaars dat konden betalen. Maar wat bouwers en bewoners daarmee hebben achtergelaten, is een staalkaart van stromingen en stijlen in architectuur, schilderkunst, meubelbouw, tuinontwerp, stoffengebruik, edelsmederij en zelfs poëzie en muziek. Als buitenhuizen iets laten zien, dan is het dat de creativiteit van mensen ongekend is, als zij alle ruimte krijgen die te ontplooien. En dat al eeuwen lang. Ons respect voor dat erfgoed mag best wat breder. We zijn en masse en volkomen terecht trots op het werk van Rembrandt van Rijn, Frans Hals, Vincent van Gogh en Piet Mondriaan. Maar wie kent de
makers van de schitterend ingelegde bloemenkasten, die over de hele wereld toch echt beroemd zijn als ‘typisch Hollands’? Buitenplaatsen hebben kunsthistorisch dus veel te bieden. Maar er is meer. Want door de vaak zorgvuldige documentatie van het leven op de buitenplaats bieden zij een schat aan informatie over hoe mensen in voorbije tijden leefden en dachten, voelden en schreven, streden en stierven. Juist die verknoping van politieke -, sociologische - en kunstgeschiedenis maakt historische buitenplaatsen tot een zeldzaam rijk bezit voor ons allemaal, zelfs als dat bezit niet letterlijk ván ons allemaal is. Voor mij is het Themajaar Historische Buitenplaats 2012 daarom geslaagd als alle kinderen in Nederland vaker de kans zullen krijgen om kennis te maken met die rijkdom, omdat zij, of hun ouders, grootouders, leerkrachten en begeleiders van naschoolse opvang, door het Themajaar zich meer bewust geworden zijn van het bestaan en de betekenis van de historische buitenplaatsen. Niet voor niets wijdde de commissie-Van Oostrom, die in 2006 de Canon van de Nederlandse geschiedenis opstelde, een luikje aan de buitenplaatsen. De Canon is indertijd opgesteld om het besef van de Nederlandse geschiedenis en, zo u wilt, de Nederlandse identiteit te versterken. Niet om ons vaker met brallend Oranjegevoel op de borst te kunnen kloppen, maar om aan jonge generaties te kunnen laten zien waar we vandaan komen. Met alle successen, fouten, verworvenheden en tekortkomingen. Historische buitenplaatsen zijn onmisbaar als onderdeel van dat erfgoed. Daarom verdienen zij het gekoesterd te worden.
- 31 -
- 32 -
Roverestein ©Helene Blaak
5 Enquête over het Themajaar
In mei en juni 2013 enquêteerde de Stichting Themajaar Historische Buitenplaats 2012 ruim 3.600 bij het Themajaar betrokkenen en geïnteresseerden. Wij ontvingen van 611 personen een reactie. Dit komt neer op het (hoge) deelname percentage van 17%. Onder hen waren 118 personen als eigenaar (bewoner) of bestuurder direct betrokken bij het wel en wee van een Nederlandse buitenplaats. Ook vulden 55 ambtelijk betrokkenen de enquête in en 20 op buitenplaatsen werkende vrijwilligers. 209 personen gaven op louter geïnteresseerden te zijn. Van de ondervraagden geeft 12% of 74 personen aan voor de start van het Themajaar niet van het bestaan van buitenplaatsen te hebben geweten. Tegelijkertijd geeft 90% aan dat publieksbekendheid van vitaal belang is voor het voortbestaan van buitenplaatsen. Ruim 80% stemt in met de wijze waarop de Stichting de historische buiten plaatsen als cultureel erfgoed benaderde en de eigendoms verhoudingen van een ander belang achtte, slechts 2 procent vond dit niet, de overigen hadden geen uitgesproken mening hierover.
en communicatie rond buitenplaatsen te verbeteren, ant woorden 110 personen met een ja, 173 mensen met nee en 308 personen weten dit (nog) niet. In de enquête is geregeld opgemerkt dat meer samenwerking moet worden gezocht met historische verenigingen en dat ook cultuur- en erfgoed educatie van belang is, naast het interesseren en motiveren van de politiek.
De activiteiten van de Stichting
De toekomst
Van hen die hebben deelgenomen, scoorde de slotmanifestatie op Kasteel Geldrop te Geldrop gemiddeld het waarderingscijfer 8,3. Het betreft hier de deelname door 68 personen. 85% (494 personen) oordeelt over de website van de Stichting ruim voldoende tot zeer goed en 92% leest de nieuwsbrief geregeld tot altijd. Van hen oordelen 88% positief tot zeer positief over de inhoud en opzet. 545 personen geven aan dat zij het (zeer) positief vinden als de website en de verzending van nieuwsbrieven voort blijft gaan, al vinden 340 deel nemers dat dit niet per se in een nieuw initiatief vorm hoeft te krijgen. In dit kader merken 370 personen op het weer wel zinvol te vinden als de algemene belangen van kastelen, buitenplaatsen en landgoederen in een landelijk platform behartigd zouden worden, 63 personen vinden dit niet en 173 deelnemers onthouden hun mening. Op de vraag of men actief mee zal doen als er een initiatief komt om de marketing
Uitdrukkelijk werd naar suggesties en ideeën gevraagd voor na het Themajaar. Bijna 536 personen denken positief over een eventuele start van een landelijk platform waarin kennis en informatie wordt uitgewisseld en de promotie van dit type erfgoed verder ter hand wordt genomen. Tegelijkertijd merkt een klein deel (10%) op te vrezen dat een organisatie tot meer versplintering leidt in het toch al zo versnipperde erfgoedveld. Aansluiting zoeken bij organisaties zoals de Nederlandse Kastelen Stichting (NKS), de Vereniging Particulier Historische Buitenplaatsen (VPHB) of Federatie Particulier Grondbezit (FPG) wordt door sommigen aanbevolen terwijl ook wordt gewezen op het regionale en provinciale karakter dat met dit onderwerp samenhangt. In dit kader stelt 65% (388 personen) het als zinvol te ervaren als de samenwerking tussen particulieren en institutioneel beherende partijen wordt bevorderd. Opmerkelijk is dat slechts 135 personen
Performance tijdens slotmanifestatie 30 november 2012 op Kasteel Geldrop
- 33 -
wat zien in het verbeteren van de traditionele band tussen steden en buitenplaatsen maar tegelijkertijd vinden 371 personen het belangrijk dat meer wordt ingezet op grotere financiële zelfredzaamheid van de buitenplaatsen. Bij een andere vraag geven 560 personen aan dat de zelfredzaamheid van buitenplaats in de toekomst moet worden vergroot. 323 personen vinden dat kennisnetwerken ten behoeve van het behoud en beheer moeten worden opgezet.
•
•
• Aan het slot van de vragenlijst konden de respondenten algemene opmerkingen geven over het Themajaar. Naast enige kritiek op de enquête zelf (het zou een vooropgesteld doel dienen en/of te lang zijn), hierbij een greep uit de vele, overwegend positieve, reacties:
•
• • Als erfgoedmonumenten en monumentaal groen meer onder de aandacht wordt gebracht, word ik blij. • Het lijkt mij belangrijk dat er een goede balans wordt gevonden tussen cultuurhistorie en commercie, tussen behoud en publieke toegankelijkheid. • Veel lof voor de organisatie van het Themajaar, de kwaliteit van de bijeenkomsten, de communicatie en de toegankelijkheid. • Buitenplaatsen waren ooit oorden van zelfbewustzijn en klasse. Tegenwoordig lopen ze maar te bedelen. Alles moet van de overheid komen! • In het algemeen vind ik dat vaak veel aandacht wordt besteed aan de grote buitenplaatsen zoals Middachten, Vilsteren en een paar andere, terwijl buitenplaatsen in het Noorden en Zuiden van Nederland onderbelicht blijven. • Persoonlijk maar ook vanuit het werk (museumconservator) hebben de mogelijkheden van dit Themajaar ons bijzonder veel gebracht. Wij hebben nieuwe kennis en relaties opgedaan, zijn nieuwe inhoudelijke netwerken en samenwerkingsverbanden aangegaan, waarmee wij vanuit ons museum in de toekomst
•
•
zeker verder zullen gaan. Het begin is gemaakt en wij zullen dit niet loslaten. Ik vond het een zinvol initiatief, ben geënthousiasmeerd geraakt en zou mij, indien dit wordt gevraagd, bijvoorbeeld bestuurlijk voor een buitenplaats willen inzetten. Graag zou ik meer kennis willen delen op het gebied van duurzame exploitatie van een particuliere buitenplaats, waarmee de afhankelijkheid van subsidiëring minder wordt. Het initiatief om mensen op andere manieren kennis te laten maken met buitenplaatsen, bijvoorbeeld door de opzet van fietstochten en excursies, heeft een positief effect gehad. Mensen krijgen meer respect voor de inspanningen van de eigenaren en laten blijken dat men die inspanningen waardeert. Historische buitenplaatsen zijn bij uitstek geschikt om een bijdrage te leveren aan Open Monumentendag. Vaak is er veel ruimte om de in de tuinen ondersteunende activiteiten te kunnen organiseren. Het Themajaar is voor ons een groot succes geweest waarbij we veel publiciteit hebben gekregen en meer (enthousiaste) bezoekers hebben gehad. In alle goede bedoelde pogingen om eenduidigheid te bevorderen, juist de pluriformiteit ook heel goed in de gaten houden. Regelgeving en subsidiering mogen daarom nooit te rigide worden op basis van een gedefinieerde karakteristiek van wat een buitenplaats zou zijn. Daarmee valt afwijkend overeenkomend erfgoed buiten de boot.
Mede op basis van deze enquête wil de Stichting Themajaar Historische Buitenplaats 2012 nagaan of een uitbreiding dan wel omzetting van de huidige website van de stichting naar een zelfstandig digitaal platform mogelijk is. Een digitaal platform waar kennis en informatie wordt verzameld en gegenereerd voor zowel eigenaren, beheerders, besturen, wetenschappers en betrokken deskundigen als andere geïnteresseerden. Via een dergelijk platform kunnen kennis en andere zaken die de Nederlandse kastelen, buitenplaatsen en landgoederen aangaan worden verspreid. Zo zou een landelijk kennis-knooppunt kunnen ontstaan voor communicatie, marketing en public relations voor het beheer en behoud van dit groenhistorisch erfgoed collectief. Een digitaal platform dat ten diensten staat van bestaande en eventuele nieuwe netwerken en samenwerkingsverbanden op het gebied van historische buitenplaatsen, kastelen en landgoederen.
Anneville, Ulvenhout ©Roel van Norel
- 34 -
Martin van Bleek
A thing of beauty ……? In mijn jeugd ben ik gefascineerd geraakt door de buiten plaatsen en landgoederen die wij in Engeland tijdens de vakanties bij mijn Engelse familie bezochten. De combinatie van de gebouwen met hun fraaie interieurs en landschappelijke omgeving spraken mij toen al enorm aan. Later in mijn werk als adviseur cultuurhistorie bij het Gelders Genootschap kreeg ik direct te maken met de instandhouding van de buitenplaatsen in Gelderland. Opvallend hierbij waren de grote diversiteit en soms tegenstrijdigheid aan regelgeving waar eigenaren van buitenplaatsen mee te maken hebben, evenals de onbekendheid bij overheden en publiek over wat er allemaal komt kijken bij de instandhouding van dit cultuurgoed.
2003 was het Jaar van de Boerderij. In dat jaar hebben de boerderijen goed in de belangstelling gestaan. Na afloop van het jaar is de gang er echter uitgegaan en is de belangstelling bij het publiek verdwenen. Reden waarom men het nodig heeft gevonden tien jaar later in 2013 een tweede Jaar van de Boerderij te organiseren. De verworvenheden van het Themajaar moeten daarom de komende jaren verder worden uitgebouwd. Zonder vervolginitiatieven gaat dit echter niet lukken! Het is daarom van groot belang dat er vervolgacties komen die de belangstelling en het draagvlak voor de buitenplaatsen instandhouden en zorgen voor nieuwe impulsen. In het bestuur wordt hier hard over nagedacht en gelukkig wordt er ook in sommige provincies en gemeenten al gewerkt aan vervolgacties en nieuwe initiatieven.
Het instandhoudingsonderzoek Middachten was de eerste keer dat er systematisch werd onderzocht en weergegeven waar een eigenaar van een buitenplaats allemaal mee te maken krijgt bij onderhoud en restauratie van de gebouwen en de groene componenten, de bedrijfsvoering en mogelijke nieuwe economische dragers etc. De resultaten van dit rapport hebben onder andere hun weerslag gehad in artikelen van het BRIM voor zowel rood als groen.
Ik hoop dat deze als voorbeeld voor alle andere provincies en gemeenten met buitenplaatsen zullen dienen en navolging zullen krijgen. Op deze manier kan dit kwetsbare erfgoed zonder herhaling van een Themajaar ook in de verre toekomst in standgehouden worden.
Inmiddels zijn er al veel onderzoeken en rapporten over buiten plaatsen geweest die ook hebben bijgedragen aan de vergroting van de kennis over de instandhouding van buitenplaatsen en het wegnemen van misverstanden bij het overheden en publiek.
Zodat uiteindelijk voor elke buitenplaats kan gelden: ‘a thing of beauty is a joy for ever!’
Het Themajaar heeft heel duidelijk een impuls gegeven aan de algemene bekendheid met en de kennis over het reilen en zeilen van de buitenplaatsen. Ook heeft het Themajaar bijgedragen aan het vergroten van het draagvlak bij het publiek voor de instandhouding van dit fraaie cultuurgoed. De kunst is nu om het momentum dat het Themajaar heeft veroorzaakt vast te houden en door te zetten.
- 35 -
- 36 -
Overduin, Oostkapelle ©Roel van Norel
Bijlage 1
Bestuur René W.Chr. Dessing, (Heemst Advies), voorzitter Paul Schnabel, (oud-directeur Sociaal Cultureel Planbureau), vice-voorzitter Marleen Barth, (Fractievoorzitter PvdA Eerste Kamer), secretaris Søren Ludvig Movig, (voorzitter stichting J.Ph.J.F.Lissone), penningmeester Jeanine Perryck, (Geldersch Landschap en Kasteelen), lid Herma de Heer, (oud-zakelijk directeur Kasteel Groeneveld), lid Martin van Bleek, (senior beleidsmedewerker Gelders Genootschap), lid Jan Groeneveld, (zelfstandig communicatieadviseur), lid
Het bestuur is in zijn werkzaamheden ondersteund door: Hanneke Versluis-Olling, ambtelijk secretaris Helene Blaak, coördinator communicatie Danielle Ashton-Buwalda, coördinator Participanten en activiteiten Vincent van de Kerk, coördinator fondswerving Alexander Versluis (Tagnet), webhosting en digitaal netwerk
Redactie voor de website en nieuwsbrief Jan Groeneveld Helene Blaak René W.Chr. Dessing Linda Driesen-van der Male Juliëtte Jonker-Duynstee Jan Holwerda Hanneke Versluis Daniëlle Ashton-Buwalda
Raad van adviseurs Ab Welgraven, bestuur Themajaar Religieus Erfgoed Leo den Dulk, voorzitter Tuinhistorisch Genootschap Cascade Hein Krantz, oud-directeur Stichting tot behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen Rob van der Laarse, universitair hoofddocent Algemene Cultuurwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam Karel Loeff, directeur Erfgoedvereniging Heemschut Nelly Zuidam, zelfstandig projectadviseur Natuur- en Landschap
- 37 -
Comité van Aanbeveling Jan Franssen, commissaris van de Koningin in de provincie Zuid-Holland Theo Bovens, commissaris van de Koningin in de provincie Limburg Clemens Cornielje, commissaris van de Koningin in de provincie Gelderland Karla Peijs, commissaris van de Koningin in de provincie Zeeland Roel Robbersten, commissaris van de Koningin in de provincie Utrecht Max van den Berg, commissaris van de Koningin in de provincie Groningen John Jorritsma, commissaris van de Koningin in de provincie Fryslân Leen Verbeek, commissaris van de Koningin in de provincie Flevoland Jacques Tichelaar, commissaris van de Koningin in de provincie Drenthe Wim van de Donk, commissaris van de Koningin in de provincie Noord-Brabant Johan Remkes, commissaris van de Koningin in de provincie Noord-Holland Ank Bijleveld-Schouten, commissaris van de Koningin in de provincie Overijssel
Klankbordgroep Mickey de Rooij, hoofdredactrice Arcadië Herma de Heer, oud-zakelijk directeur Kasteel Groeneveld Steven de Clercq, Stichting Venster op de Vecht Juliëtte Jonker-Duynstee, Oudheidkundig Genootschap Niftarlake / St. Venster op de Vecht Jacqueline Kerkhoff, directeur Kasteel Heeswijk René W.Chr. Dessing, adviserend kunsthistoricus Henk Dijkstra, beleidsmedewerker Prins Bernhard Cultuurfonds Robert van Lit, conservator Haags Historisch Museum Carla Scheffer, beleidsadviseur Gemeente Wassenaar Ronald van Immerseel, wetenschappelijk medewerker Stichting In Arcadië Jeanine Perryck, Geldersch Landschap en Kasteelen Heimerick Tromp, oud-wetenschappelijk medewerker Stichting PHB Beline Geertsema, voorzitter Nederlandse Tuinenstichting Marjolein Sanderman, beleidsadviseur cultureel erfgoed Gemeente Rheden
De vrijwilligers die ons organisatorisch terzijde stonden, in het bijzonder: Sander Klint Rita Bakker Serge Calon Yolanda Felderhof Inge Nederpelt en anderen.
- 38 -
Bijlage 2 Als resultaat van het Themajaar zijn bij de slotmanifestatie de volgende aanbevelingen uitgebracht:
Samenvatting aanbevelingen
Samenwerking en draagvlak
Wet- en regelgeving en financiële aspecten
1 Ontwikkel een landelijk platform waar de verschillende betrokken partijen in heel Nederland aan deelnemen en dat een basis is voor uitwisseling van kennis en gemeenschappelijke promotie van buitenplaatsen en soortgelijke erfgoedobjecten. 2 Ga regionale samenwerking aan ter versterking van promotionele, financiële en educatieve activiteiten. 3 Provinciale en gemeentelijke overheid moeten hun organisatie en kennis versterken op het beleidsterrein cultureel erfgoed in het algemeen en buitenplaatsen in het bijzonder. 4 Laat je horen in het beleidsdebat.
11 Maak subsidieregelingen beter toegankelijk door de regelgeving te vereenvoudigen 12 Stem subsidies meer af op het ensemble van de buitenplaats. 13 Verbeter de balans tussen de maatschappelijke en economische opbrengsten voor de omgeving en de lasten van eigenaren (particulier en institutioneel).
Kennis en energie
5 Het begrip historische buitenplaats moet opnieuw worden gedefinieerd met het oog op eenduidige behandeling in wetgeving en subsidiëring van gelijksoortige objecten. 6 Stimuleer onderzoek naar specifieke wetenschappelijke kennis over buitenplaatsen in het kader van de algemene cultuurhistorie. 7 Versterk de erfgoededucatie in basisonderwijs en voort gezet onderwijs. 8 Besteed meer aandacht aan het documenteren en archiveren van de geschiedenis van buitenplaatsen. 9 Investeer in opleidingen en stageplaatsen voor restauratieen groenspecialisten. 10 Richt provinciale vrijwilligerspools op ter ondersteuning van de buitenplaatsen.
14 Ontwikkel activiteiten die de zelfredzaamheid van buitenplaatsen vergroten. 15 Gebruik cultuurtoerisme als inkomstenbron voor buitenplaatsen. 16 Bind bezoekers aan de plek om draagvlak en verbondenheid te creëren.
Buitenplaats als product
Meer informatie over de aanbevelingen met een toelichting zijn gepubliceerd in de uitgave Toekomst voor de historische buitenplaats.
- 39 -
Colofon Heemstede, september 2013 Teksten René W.Chr. Dessing, Linda Driesen-van der Male (Culthis), Jan Groeneveld Eindredactie Jan Groeneveld Communicatie Foto’s Helene Blaak, René W.Chr. Dessing, Jan Groeneveld, Roel van Norel Foto omslag: Duivenvoorde, Voorschoten ©Roel van Norel Ontwerp logo Themajaar Alexander Six (mistersix.nl) Vormgeving Inpetto-ontwerp Druk Drukkerij Badoux Uitgave © Stichting Themajaar Historische Buitenplaats 2012 Herenweg 9, 2105 MB HEEMSTEDE
[email protected]
HET JAAR VAN DE HISTORISCHE BUITENPLAATS 2012 IS MEDE MOGELIJK GEMAAKT DOOR:
Dé kerken- en monumentenverzekeraar van Nederland
- 40 -
Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen, Fonds Sluyterman van Loo, WBooks, Kasteel De Vanenburg, TasT projecten voor tastbaar erfgoed, Arte Quattro, Tagnet BV, KF Heinfonds, Ridderschap van Utrecht, Heemst Advies BV, Geldersch Landschap & Geldersche Kasteelen, Kasteel Middachten, Stichting Elise Mathilde Fonds, Vereniging het Gelders Genootschap, Inpetto-ontwerp, Helene’s Beeld, Groeneveld Webdesign. Met dank aan alle niet genoemde organisaties en personen die eveneens een bijdrage hebben geleverd.
www.buitenplaatsen2012.nl