VOORWOORD
Het veelzijdige begrip complex historische buitenplaats
Een vuist tot behoud! De historische buitenplaats wordt in Nederland op verschillende wijzen uitstekend beschermd. Althans zo lijkt het. Waakzaamheid blijft geboden, want bedreigingen, dikwijls van planologische aard, zijn daarmee niet per definitie van de baan. 6
arcadië
DOOR Heimerick Tromp
I
n de decennia ná de Tweede Wereldoorlog werd het steeds moeilijker een historische buitenplaats met zijn kostbare park- en tuinaanleg actief in stand te houden. Belastingdruk was daarvoor een belangrijke reden, evenals het sterk teruglopen van de opbrengsten van de economische pijlers, de agrarische bestanddelen. Minstens zo ingrijpend waren de hoog oplopende loonkosten, waardoor bijvoorbeeld het tuin- en parkonderhoud voor veel particuliere eigenaren onbetaalbaar werd. De buitenplaats leek als het ware vogelvrij geworden. In de jaren zeventig van de vorige eeuw leidde dat zowel tot particulier initiatief als tot ingrijpen van staatswege. Algemeen was men tot de overtuiging gekomen, dat men met het behoud van de buitenplaatsen een groot maatschappelijk belang diende; het ging daarbij niet alleen om gemeenschappelijk erfgoed maar ook om eminente recreatieve kwaliteiten, die de buitenplaatsen bij uitstek vertegenwoordigden. Over het particulier initiatief, het ontstaan van de unieke stichting PHB (Particulier Historische Buitenplaatsen) en de jammerlijke teloorgang daarvan is ook in voorgaande uitgaven van Arcadië uitvoerig geschreven. De stichting werkte nauw samen met de overheid om de bescherming en het behoud veilig te stellen. Het belangrijkste gevolg daarvan was dat men de buitenplaats voor het eerst ging zien als een onverbrekelijk geheel van huis, bijgebouwen en omliggend, aangelegd terrein, dat als eenheid onder de Monumentenwet gebracht moest worden. Hoe vanzelfsprekend dit nu ook lijkt, zo was het toen nog niet want vele monumentenbeschrijvingen spraken alleen maar over het huis en (soms) de bijgebouwen. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg kreeg de schone taak om alle beschermingswaardige buitenplaatsen met hun parken in kaart te brengen. Aan die pioniersfase zijn onverbrekelijk de namen van jonkheer Henri van der Wijck en Gérard Roosegaarde Bisschop verbonden. Henri van der Wijck speelde daarnaast een actieve rol in de discussie rond de restauratie en heraanleg van de tuinen van Paleis het Loo, die een extra impuls gaven aan de groeiende belangstelling voor historische tuinen en parken. Het was al snel duidelijk dat er ook historisch onderzoek gedaan moest worden om tot een juiste waardestelling te komen; dat onderzoek leidde tot een reeks publicaties die onder de naam De Groene Reeks bekend werd. Overigens was het aanvankelijk helemaal niet de bedoeling dat de bewuste onderzoeken gepubliceerd zouden worden. De talrijke vondsten die door Heimerick Tromp en later Ulbe Martijn Mehrtens aan het daglicht werden gebracht, overtuigden Rob de Jong, het toenmalige hoofd van de Kunsthistorische Afdeling van de Rijksdienst, ervan dat het de moeite waard zou zijn om de meest interessante gegevens op bescheiden wijze voor een groter publiek toegankelijk te maken. Vergeelde
kas- en rekeningenboeken, in het vergeetboek geraakte oude beschrijvingen, op zolders of logeerkamers bewaarde ontwerpen of overzichtskaarten en oude foto’s en kadastergegevens gaven beetje bij beetje hun geheimen prijs. Gewapend met deze kennis toog vanaf het eind van de jaren zeventig de Commissie Buitenplaatsen op pad en deed voorstellen voor eventuele opname in het Monumentenregister. Deze commissie heeft jarenlang gefunctioneerd en reisde naar alle delen van het land om bekende en onbekende buitenplaatsen te onderwerpen aan een grondig onderzoek tijdens een descente sur les lieux, zoals het zo mooi heette. Een nobele en zinvolle onderneming… Bescherming volgens de wet was één kant van de medaille, het inroepen van een wettelijke subsidiemogelijkheid voor de onrendabele onderdelen van de buitenplaats, een andere, minstens zo belangrijke kant. Het ging daarbij om de parken en tuinen met hun kleine kwetsbare onderdelen als koepels, oranjerieën, bruggetjes etcetera. Ook daar maakte de stichting PHB zich voortdurend sterk voor.
De buitenplaats leek
als het ware vogelvrij geworden
Het begrip ‘buitenplaats’
Het was dan ook erg belangrijk dat er een definitie van het begrip buitenplaats werd geformuleerd, die ook juridisch bruikbaar was. Deze definitie vinden we terug in het Besluit rijkssubsidiëring historische buitenplaatsen (Brhb) en hij is heel gedetailleerd: ‘Een historische buitenplaats is aangelegd. Zij kan deel vormen van een landgoed. Het geheel wordt met name gevormd door een, eventueel thans verdwenen, in oorsprong versterkt huis, kasteel, buitenhuis of landhuis, met bijgebouwen, omgeven door tuinen en/of park met één of meer van de volgende onderdelen, zoals grachten, waterpartijen, lanen, boomgroepen, parkbossen, (sier)weiden, moestuinen, ornamenten. De samenstellende onderdelen, een ensemble vormend, van terreinen (met beplanting), lanen, waterpartijen en -lopen, gebouwen, bouwwerken en ornamenten zijn door opzet of ontwerp van tuin en park en het (utilitair) gebruik historisch en architectonisch met elkaar verbonden en vormen zo een onlosmakelijk geheel. Onderdeel van de historische buitenplaats vormen die gebouwen, bouwwerken en tuinornamenten, die compositorisch deel uitmaken van het ontwerp of opzet en inrichting van de tuin-
arcadië
7
en /of parkaanleg dan wel dienen voor gebruik in samenhang met de oorspronkelijke bestemming.’ Binnen de Rijksdienst voor de Monumentenzorg ging men onvervaard aan de slag en in een periode van bijna drie decennia werden honderden complex-buitenplaats beschrijvingen gemaakt. Dat betekende voor heel wat monumentenbeschrijvingen een revolutionaire verandering. Een voorbeeld: in het register omvatte de oude monumentenbeschrijving van kasteel de Haar te Haarzuilens slechts enkele regels; over de omgeving werd nauwelijks iets gezegd en de tuinen en het park werden al helemaal niet als zodanig genoemd. Dat veranderde volledig, toen in 2006 de nieuwe omschrijving werd opgesteld; in plaats van één monumentennummer kreeg de Haar een uitgebreide omschrijving, die in 35 onderdelen uiteenviel met allemaal hun eigen nummer, de nrs.527891 tot en met 527921 en de nrs. 530011 tot en met 530014. De eerste twee nummers omvatten respectievelijk ‘het kasteel’ en de ‘historische aanleg’. De omschrijving van het kasteel begint als volgt: Middeleeuws geheel omgracht rode bakstenen kasteel op vijfhoekige grondslag, circa 1400, waarschijnlijk de opvolger van een ouder versterkt huis, in de periode 1892-1912 in neogotische en neorenaissance stijl gerestaureerd en gedeeltelijk herbouwd door Dr. P.J.H.Cuypers, waarbij van veel oorspronkelijk muurwerk gebruik werd gemaakt.’
8
arcadië
Het was al snel duidelijk dat er ook historisch
onderzoek gedaan moest worden om tot een juiste
waardestelling te komen
VOORWOORD
Daarna volgt een uitgebreide beschrijving van het kasteel en het interieur, die ruim 2400 woorden omvat. Hetzelfde geldt voor de omschrijving van het onderdeel ‘historische aanleg’ of ‘Historische tuin- en parkaanleg’. Deze omvat zelfs ruim 3000 woorden! Vervolgens worden allerlei onderdelen als bijgebouwen, bruggen, beelden, vazen etc. met veel historische details onder hun eigen nummers beschreven. In feite hebben we te doen met een tekst, voldoende voor een klein boekwerk, boordevol historische informatie. En aangezien een en ander via de website van RCE (Rijksdienst Cultureel Erfgoed) direct te raadplegen is, heeft men zo van veel buitenplaatsen en kastelen de meest recente, wetenschappelijk correcte en compacte kennis direct bij de hand. Het is daarom iedereen aan te raden om vóór een bezoek aan kasteel of buitenplaats de website van de RCE te bezoeken; de afbeeldingen van het betreffende object vindt men op de eveneens digitaal toegankelijke RCE ‘beeldbank’. De kaart met de ‘bolletjeslijn’
Er is echter één onderdeel van de monumentenbeschrijving, dat via de RCE-zoekmachine (nog) niet te vinden is, maar zeer belangrijk is voor de bescherming, namelijk de kaart van de buitenplaats met de zgn. ‘bolletjeslijn’: de stippellijn, die de omgrenzing van het monument in het terrein aangeeft. Juist die kaart, gebaseerd op de kadastrale kaart, is van cruciaal belang voor de bescherming van de buitenplaats tegen allerlei ongewenste ontwikkelingen. Vriend en vijand kunnen in één opslag zien, welk terreingedeelte tot het monument behoort en waar het ophoudt. En juist op die grens liggen tegenwoordig de ernstigste bedreigingen. Het gebeurt namelijk nog steeds, dat men die ‘bolletjeslijn’ verontachtzaamt –en dus de beschermde buitenplaats- en bijvoorbeeld wegen bedenkt, die aan de buitenplaats raken of er half doorheen lopen. Een beangstigend voorbeeld vormen de plannen voor de zuidelijke rondweg bij Leiden, die de buitenplaats Berbice te Voorschoten ernstig aantasten. Deze zogenaamde Rijnlandroute is de beoogde verbinding tussen de A4 en A44. In de afgelopen jaren is naarstig gezocht naar een alternatief voor het ‘Berbice tracé’, maar het lijkt erop, dat de provincie toch haar zin gaat krijgen, ondanks breed gedragen kritiek vanuit de Voorschotense politiek, en ver daar buiten. Dat de provincie Zuid-Holland in deze kwestie zo’n doorslaggevende rol speelt is des te pikanter, omdat Zuid-Holland ook een van de provincies is met een beschermingsbeleid voor buitenplaatsen, dat de rijksbescherming in veel gevallen overstijgt!
arcadië
9
VOORWOORD
De ‘Landgoed- en kasteelbiotoop’
Dit provinciale beleid is namelijk vooral waar het de bescherming van de ruimtelijke kwaliteiten betreft aanzienlijk uitgebreider dan de bescherming van rijkswege (bescherming complex historische buitenplaats). In plaats van het begrip ‘historische buitenplaats’, op basis waarvan diverse onderzoeken in opdracht van de provincie zijn verricht, heeft men voor de verdere ontwikkeling van provinciaal beleid gekozen voor het ruimere begrip ‘historisch landgoed’. Er is vervolgens door de provincie een lijst samengesteld van 109 ‘landgoed-biotopen’, aangevuld met een dertigtal ‘kasteelbiotopen’. Binnen de lijst historische landgoederen is een tweetal categorieën onderscheiden, die uitgangspunt vormen voor de vaststelling van een provinciale ‘landgoed-biotoop’. Deze categorieën zijn aangevuld met een zogenaamde ‘kasteelbiotoop’. Hierbij geldt dat het begrip ‘biotoop’ ruimtelijk aanzienlijk meer kan omvatten dan de eventuele bescherming op rijksniveau, doch nooit minder. Het gaat om de volgende categorieën: 1. Van rijkswege beschermde complex-buitenplaatsen, opgenomen in de
10
arcadië
Juist die kaart is van cruciaal belang voor de bescherming van de buitenplaats tegen allerlei ongewenste ontwikkelingen
Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie ZuidHolland (CHS). 2. Buitenplaatsen, die geen beschermde complexen zijn, maar waarvan soms wel delen een beschermde status hebben, bijvoorbeeld het hoofdhuis, opgenomen in de CHS. Deze buitenplaatsen voldoen aan het criterium dat er historische groenaanleg (tuin/park) aanwezig is en er zoveel historische bebouwing bewaard is gebleven, dat het geheel als buitenplaats duidelijk herkenbaar is. Indien er alleen bijgebouwen staan dan moeten de gebouwen en tuin/park duidelijk een buitenplaatskarakter dragen. Bij deze tweede categorie is vooral het karakter van belang (portierswoning, koetshuis, tuinmanswoning). De provincie is zeer nauwkeurig te werk gegaan, met als uitkomst een gedetailleerd en nogal technisch verhaal. Het komt erop neer, dat de ‘landgoed/kasteelbiotoop’ per gekozen object is beschreven en vastgesteld en dat de mate van bescherming varieert per biotooptype. Net als bij de rijksbescherming speelt kaartmateriaal hier een cruciale rol: op deze kaarten is allereerst de eigenlijke buitenplaats (huis met tuin/park) aangegeven met een oranje vlak. De rode lijn daaromheen of daarbin-
nen geeft de grens aan van het rijksbeschermde deel. Het vlak binnen de rode lijn is dus het beschermd buitenplaatscomplex. De bruine lijn met aan beide uiteinden een pijl geeft de basisstructuur aan, de zwarte pijlen duiden de zichtlijnen aan. Een waaier van pijlen is een panorama. Het ‘blikveld’ wordt aangeduid met een raster. Het landhuis tenslotte wordt aangegeven met een huis-symbool. Men kan de Zuid-Hollandse landgoeden kasteelbiotopen gemakkelijk raadplegen via de website van de Provincie Zuid-Holland (via ‘landgoederen’). Op deze manier krijgt men niet alleen een goed inzicht in de opbouw van de buitenplaats maar ook in de samenhang met de omgeving en dat is voor de dichtst bevolkte provincie van ons land van niet te onderschatten waarde! Ook de andere provincies hebben cultuurhistorische waardenkaarten gemaakt en geven daarmee aan dat zij dit een goede manier vinden om de waarde van de buitenplaatsen te laten zien. Zo kan dit monumentaal groen duidelijk begrensd en omschreven in de planologie worden opgenomen, zoals in
arcadië
11
Canon van de Nederlandse Geschiedenis ‘Een buitenplaats, hofstede of landhuis is een (zomer)verblijf voor rijke stedelingen. Bekende buitenplaatsbezitters waren Constantijn Huygens, Cornelis de Graeff, admiraal Cornelis Tromp, Isaac de Pinto en Jan Gildemeester Jansz.’ Na deze inleidende woorden volgt een uitvoerig overzicht met aandacht voor de geschiedenis, bekende buitenplaatsen en hun bezitters.
lend voor de identiteit van het gebied. Stedelijke uitbreiding is echter onontkoombaar en de beperkte economische draagkracht van de huidige landgoederen en buitenplaatsen maakt het steeds moeilijker om deze kwaliteiten in stand te houden. In dit project werken partijen als gemeenten en eigenaren nauw samen. Daarbij wordt ook goed gekeken of er mogelijkheden voor nieuwe economische dragers zijn, zoals bijzondere bouwprojecten. Waakzaamheid blijft geboden!
streekplannen en bestemmingsplannen. Het laatste is echter nog zelden het geval; destijds pleitte stichting PHB er al voor om de begrenzing van een buitenplaats juist op het bestemmingsplan nauwkeurig weer te geven, in ieder geval als rijksmonument/complex historische buitenplaats. In sommige provincies gaat men net als in Zuid-Holland verder. In Gelderland heeft het Gelders Genootschap het project ‘Gelders Arcadië’ geïnitieerd rond de kwetsbare landgoederenzone van de zuidelijke Veluwezoom. Dit gebied ligt op de grens van het Veluwemassief en de dalen van Rijn en IJssel, in de gemeenten Wageningen, Renkum, Arnhem, Rozendaal en Rheden. Het gebied wordt vanouds gekenmerkt door een samenhangende structuur van grootschalige, glooiende landschapsparken en formeel aangelegde lanenstelsels, met weidse panorama’s over de rivierdalen, gegraven sprengbeken en bijzondere waterwerken als cascades. Nog steeds zijn deze kwaliteiten in hoge mate bepa-
12
arcadië
In andere provincies wordt eveneens gezocht naar dergelijke mogelijkheden binnen de gestelde wettelijke grenzen. We kunnen daarom concluderen, dat de buitenplaats anno 2012 zeker niet in de vergetelheid raakt. Integendeel, het is een springlevend fenomeen, die voor veel mensen een deel van hun levensvreugde uitmaakt door de grote belevingswaarde. Dat geldt niet alleen voor de eigenaren, maar ook voor de miljoenen mensen die jaarlijks de buitenplaatsen met hun historische tuinen en parken bezoeken. Toch blijft, ondanks een wettelijk instrumentarium en talrijke positieve initiatieven, waakzaamheid geboden. Er wordt soms te gemakkelijk inbreuk gemaakt op de bescherming, die de Monumentenwet of andere verordeningen en dergelijke met veel pijn en moeite in het recente verleden hebben weten te realiseren, wanneer ‘hogere belangen’ daartoe aanleiding geven. Ook de essentiële subsidiemogelijkheden, die nu eenmaal inherent zijn aan de instandhouding van ons gemeenschappelijke cultuurgoed, zijn in de laatste jaren aanzienlijk verminderd. Met de opheffing van de stichting PHB per 1 januari 2011 verdween ook de gesubsidieerde hoveniershulp, die vele buitenplaatseigenaren net het belangrijke zetje in de rug gaf. De rijkssubsidiëring historische buitenplaatsen (Brhb) is vervallen. Vanaf 2012 is het eigenaren van particuliere buitenplaatsen alleen nog mogelijk een subsidieaanvraag op grond van het Brim 2012 te doen en de eerste ervaringen daarmee zijn niet hoopgevend. Het lijkt erop, dat heel wat buitenplaatsen – vooral de kleinere en extra kwetsbare - buiten de boot vallen. Kortom, het Jaar van de Buitenplaats is een ideale gelegenheid
Het lijkt erop, dat heel wat
buitenplaatsen -
vooral de kleinere
en extra kwetsbare -
buiten de boot vallen
om nog eens extra aandacht te vragen voor dit unieke en veelzijdige monumentale erfgoed, dat niet voor niets een plaats heeft gevonden in de Canon van de Nederlandse geschiedenis! Dr. Heimerick Tromp, auteur, cultuurhistoricus en buitenplaatsdeskundige, als adviseur verbonden aan Arcadis Nederland BV en Conserf Monumenten Adviesbureau te Leiden. Daarnaast leidt hij in voor- en najaar een Cultural Guesthouse in Marrakech, Les Trois Pilliers. Hij publiceert regelmatig in Arcadië.
Het Beschermd- stads en dorpsgezicht: Binnen het beschermde stads- en dorpsgezicht geldt een bescherming voor bijv. lanen en paden, die oorspronkelijk tot buitenplaatsen behoorden.
arcadië
13