Jaarverslag 2014 Stichting
Pensioenfonds
KPN
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Inhoudsopgave Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen
4
Bestuursverslag
6
1.
Woord van de voorzitter 1.1. Voorwoord
7 7
2.
2014 in hoofdlijnen
9
3.
Verslag Intern Toezicht
13
4.
Verslag verantwoordingsorgaan
15
5.
Algemene 5.1. 5.2. 5.3.
informatie Juridische structuur Missie, visie en doelstellingen van het pensioenfonds Personalia
18 18 18 19
6.
Financiële 6.1. 6.2. 6.2.1. 6.2.2. 6.2.3. 6.2.4. 6.3.
positie en beleid in 2014 Financiële opzet en positie Beleid en beleidskeuzes Financieringsbeleid Pensioenregeling KPN Toeslagbeleid Beleggingsbeleid Samenstelling beleggingsportefeuille Integraal risicomanagement
22 22 24 24 26 27 28 31
7.
Beleggingen 7.1. Resultaten beleggingen lange termijn 7.2. Resultaten beleggingen 2014 7.2.1. Toelichting rendement aandelen 7.2.2. Toelichting rendement vastrentende waarden 7.2.3. Toelichting rendement vastgoedbeleggingen 7.2.4. Toelichting rendement alternatieve beleggingen 7.2.5. Toelichting renterisico 7.3. Premiedepot 7.4. Beleggingsdepots voor rekening deelnemers KPN en KPN Contact 7.5. Maatschappelijk verantwoord beleggen
37 37 40 42 43 45 46 46 48
8.
Pensioenen 8.1. Pensioencommunicatie 8.2. Pensioenadministratie 8.3. Pensioenregeling 8.4. Wet- en regelgeving, relevante ontwikkelingen
55 55 58 59 61
9.
Actuariële analyse
64
10.
Besturing en naleving wet- en regelgeving 10.1. Wet Versterking bestuur pensioenfondsen 10.2. Bestuursmodel 10.3. Bestuursaangelegenheden 10.4. Rooster van aftreden 10.5. Bestuurscommissies 10.6. Gedragscode 10.7. Code Pensioenfondsen
66 66 66 67 68 69 69 69
2
48 51
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
10.8. 10.9. 10.10. 10.11. 10.12. 10.13. 10.14. 11.
Nevenfuncties Honoreringsbeleid Diversiteitsbeleid Toezicht door DNB en AFM Organisatie en uitvoering Uitvoeringskosten Statutenwijziging
Verwachte gang van zaken
70 70 70 70 71 71 74 75
JAARREKENING
78
12.
JAARREKENING 12.1. Balans per 31 december 2014 12.2. Staat van baten en lasten 12.3. Kasstroomoverzicht 12.4. Toelichting op de jaarrekening 12.4.1. Algemeen 12.4.2. Grondslagen 12.4.3. Toelichting op de balans per 31 december 2014 12.4.4. Niet in de balans opgenomen verplichtingen 12.4.5. Verbonden partijen 12.4.6. Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014
79 79 80 81 82 82 82 89 108 108 109
13.
Overige gegevens 13.1. Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 13.2. Gebeurtenissen na balansdatum 13.3. Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten 13.4. Actuariële verklaring 13.5. Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
116
Bijlagen
116 116 116 118 120 123
Bijlage 1
Deelnemersbestand
124
Bijlage 2
Begrippenlijst
125
Bijlage 3
Nevenfuncties
137
3
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bedragen x € 1,0 miljoen
2014
2013
2012
2011
2010
Aantal verzekerden (per eind van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Ingegane pensioenen Totaal aantal verzekerden
13.140 26.889 18.220 58.249
13.872 26.560 17.280 57.712
13.277 23.260 15.570 52.107
14.496 22.657 14.403 51.556
15.749 22.386 13.273 51.408
90 65
104 70
102 64
105 78
91 66
118 0 5 188
148 37 5 167
128 76 6 142
95 38 5 121
116 41 5 108
0,72%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,97%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
684
490
215
9
188
268
225
233
205
181
1.003 6.399 110,7%
782 5.368 109,1%
728 5.556 103,9%
600 5.069 100,2%
634 4.403 104,3%
Gemiddelde duratie Voorziening
17,3
15,5
16,2
16,9
16,4
Gemiddelde marktrente (interne rekenrente)
1,9%
2,7%
2,4%
2,7%
3,5%
Pensioenen Kostendekkende premie Gedempte premie
1
Feitelijke premie - jaarpremie 1 - bijstortingsverplichting Uitvoeringskosten2 Uitkeringen Toeslagverlening3 Actieve deelnemers Gewezen deelnemers en ingegane pensioenen Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen (Pensioenwet art. 131) Vereist eigen vermogen (Pensioenwet art. 132) Technische voorzieningen 4 Dekkingsgraad 4
1
2
3
4
Met ingang van 2012 is het VUT/Prepensioen/Levensloop (VPL)-component buiten de (gedempte) kostendekkende premie gehouden. In de feitelijke jaarpremie is de VPL-component wel meegenomen. De pensioenuitvoeringskosten 2013 en 2014 zijn weergegeven exclusief de algemene pensioenuitvoeringskosten die op aanbeveling van de Pensioenfederatie pro rata zijn toegerekend aan de kosten vermogensbeheer. Voor 2014 betreft dit de toeslagverlening per 01 april 2014 en 01 januari 2015, omdat deze beide toeslagen in de financiële cijfers van 2014 zijn verwerkt. De technische voorzieningen en de dekkingsgraad zijn weergegeven exclusief deelvermogens (voorziening voor risico deelnemers). Met ingang van 2010 is de overige technische voorziening inbegrepen in de technische voorzieningen en in de berekening van de dekkingsgraad.
4
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Bedragen x € 1,0 miljoen
2014
Beleggingen Balanswaarde 5 Beleggingsopbrengsten Samenstelling beleggingsportefeuille Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Overige beleggingen (grondstoffen en hedgefondsen) Derivaten Liquide middelen Beleggingsrendement (exclusief deelvermogens) Jaarrendement portefeuille 6 Afgelopen 5 jaar in % 7 Afgelopen 10 jaar in % 5
2013
2012
2011
2010
7.499 1.328
6.043 84
5.874 655
5.168 489
4.668 428
39,3% 34,2% 5,5% 3,5%
46,7% 34,6% 7,2% 3,4%
39,3% 35,9% 8,3% 3,9%
32,0% 34,3% 11,1% 5,3%
39,1% 34,8% 12,0% 6,0%
14,1% 3,5%
7,1% 1,0%
12,2% 0,4%
16,8% 0,5%
8,1% 0,0%
22,6% 11,6% 8,0%
1,3% 10,0% 6,6%
12,8% 6,9% 7,2%
11,0% 4,8% 5,3%
10,2% 4,1% 3,8%
Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode. In verband met de fusie tussen Pensioenfonds KPN en STPS zijn de cijfers met ingang van 2013 geconsolideerd opgenomen. In geheel 2014 is er sprake van één administratie. De cijfers tot en met 2012 zijn, gezien de afwijkende weergave tussen beide fondsen, exclusief de STPS-cijfers.
5
6
7
De balanswaarde van de beleggingen bestaat uit de beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers en de negatieve derivaten die zijn gepresenteerd onder de schulden op de balans. Inclusief derivaten en inclusief het rendement op het premiedepot. Is berekend aan de hand van een rekenkundig gemiddelde.
5
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Bestuursverslag
6
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
1.
Woord van de voorzitter
1.1.
Voorwoord
Voor u ligt het jaarverslag van Stichting Pensioenfonds KPN. In dit jaarverslag leest u meer over de financiële positie van het pensioenfonds en de belangrijkste gebeurtenissen die in 2014 hebben plaatsgevonden. Aanpassing pensioenregeling en nieuw bestuursmodel Voor pensioenfondsen was 2014 een druk jaar. Dit gold ook voor Pensioenfonds KPN. Het eerste halfjaar stond in het teken van de aanpassing van de pensioenadministratie door de aanpassing van de fiscale pensioenwetgeving 2014. Eveneens speelde de invoering van het nieuwe bestuursmodel als gevolg van de Wet Versterking Pensioenfondsbestuur een prominente rol in onze werkzaamheden. Daarnaast heeft het bestuur in deze periode ingestemd met de uitvoering van de nieuwe pensioenregeling per 2015 én heeft het pensioenfonds met de werkgever nieuwe afspraken gemaakt over de financiering van de pensioenregeling. Nieuw Financieel Toetsingskader De tweede helft van 2014 stond in het kader van de voorbereidingen op het nFTK en de verkennende gesprekken met het zusterfonds, Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN, over verdere samenwerking tussen beide pensioenfondsen. Dekkingsgraad: lichte verbetering Ondanks een sterk dalende marktrente is de dekkingsgraad van Pensioenfonds KPN licht verbeterd ten opzichte van 2013. Deze stijging heeft met name te maken met de rendementen op de beleggingen en het risicobeleid van Pensioenfonds KPN. De dekkingsgraad was eind 2014 110,7%; er is dus nog steeds sprake van een reservetekort. Het pensioenfonds blijft zich inzetten voor een verder herstel van de financiële positie door een adequaat en verantwoord beleggings- en risicobeleid te voeren. Blik op 2015 Vooruitkijkend naar 2015 zien we een aantal belangrijke ontwikkelingen die bestuurlijke aandacht vragen. Pensioenfondsen moeten de richtlijnen van het nFTK verwerken in het beleggings-, risico- en toeslagbeleid. Daarnaast komt er nieuwe wetgeving over pensioencommunicatie. Pensioenfonds KPN heeft, vooruitlopend op die nieuwe wetgeving, het Digitale Pensioenfonds ingevoerd en daarmee al een belangrijke stap gezet om de deelnemers meer inzicht te geven in hun financiële positie op de pensioendatum. Een andere belangrijke ontwikkeling voor 2015 is de beoogde fusie met Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN per 30 juni 2015. Nieuw bestuursmodel Pensioenfonds KPN heeft per 1 juli 2014 het nieuwe bestuursmodel ingevoerd: een paritair gemengd model. De kern van dit model is dat het intern toezicht wordt uitgevoerd door de niet-uitvoerende bestuursleden. Deze drie bestuursleden zijn onafhankelijke beroepsbestuurders. De acht uitvoerende bestuursleden zijn benoemd vanuit pariteit, zij vertegenwoordigen de werkgever, de deelnemers en de pensioengerechtigden. Met het nieuwe bestuursmodel heeft het bestuur op passende wijze afscheid genomen van acht bestuursleden: Lia Belilos, Anselma Zwaagstra, Rudi Nieuwenhoven, Ron Harmsen, Roel Blomsma, Cees Boogaerdt, Johannes van Dijk en Wim Wallet. Het bestuur dankt de aftredende bestuursleden voor hun inzet en persoonlijke bijdragen aan het pensioenfonds.
7
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Doelstellingen De doelstellingen van het pensioenfonds zijn het behoud van de nominale pensioenaanspraak en het zoveel mogelijk waardevast houden van de pensioenaanspraken. Aan deze doelstellingen is invulling gegeven door het besluit om de pensioenaanspraken per 1 april 2014 en per 1 januari 2015 te verhogen met een beperkte voorwaardelijke toeslag. Mede als gevolg van de invoering van het nFTK zal in 2015 de missie, visie en doelstellingen van het pensioenfonds worden herijkt. Het bestuur zal zich in 2015 wederom inzetten voor een pensioenregeling die recht doet aan de belangen van alle betrokkenen bij het pensioenfonds. Het bestuur ziet het komende jaar met vertrouwen tegemoet. Groningen,
Peter van Gameren RA, voorzitter
8
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
2.
2014 in hoofdlijnen
Financiële positie Over geheel 2014 is de dekkingsgraad van het fonds boven de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,2% gebleven. Dit was conform de in het herstelplan opgenomen verwachting. In 2014 bevindt het fonds zich in een situatie van reservetekort en geldt formeel nog steeds een langetermijnherstelplan. Het jaar 2014 is echter in FTK termen een overgangsjaar. Met de invoering van de aanpassingen op het FTK per 1 januari 2015 is het herstelplan formeel op 31 december 2014 geëindigd. De dekkingsgraad is ten opzichte van ultimo 2013 met 1,6%-punt gestegen tot 110,7% ultimo 2014. Deze stijging is te danken aan het beleggingsrendement en het risicobeleid van het pensioenfonds. Door de daling van de marktrente hebben de rentederivaten die door het pensioenfonds worden ingezet om het pensioenfonds te beschermen tegen een rentedaling een positieve invloed op de dekkingsgraad. In de onderstaande grafiek is de ontwikkeling van de dekkingsgraad over 2014 opgenomen.
Ontwikkeling dekkingsgraad 2014 105% Dekkingsgraad primo
115%
125%
135%
109,1%
Effect beleggingsresultaat (incl. renteafdekking)
24,0%
Effect aanpassing RTS
-22,1%
Effect incidentele mutaties op de voorziening
0,6%
Effect uitkering
0,3%
Effect toeslagverlening
-1,1%
Effect overige oorzaken Dekkingsgraad ultimo
-0,1% 110,7%
Beleidsdekkingsgraad Met de introductie van het nFTK per 1 januari 2015 zal ook het begrip beleidsdekkingsgraad worden geïntroduceerd. Deze beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de over de afgelopen 12 maanden bij DNB ingediende dekkingsgraden, gebaseerd op de door DNB gepubliceerde rentestructuur. Per 1 januari 2015 bedraagt de beleidsdekkingsgraad 111,1%. Rendement beleggingen De stemming op de financiële markten werden in 2014 vooral beïnvloed door het beleid van de centrale banken en de wisselende economische groeicijfers wereldwijd. De Europese Centrale Bank heeft in 2014 een aantal steunmaatregelen getroffen waardoor door de marktrente in Nederland en Duitsland scherp is gedaald. De beleggingen behaalden in 2014 een positief resultaat. Het totaalrendement (inclusief dat op derivaten) bedroeg 22,6% (2013 1,3%). Het positieve rendement werd veroorzaakt door fysieke beleggingen en de inzet van derivaten. De fysieke beleggingen droegen met 8,0% positief bij aan het rendement. De enige categorie fysieke beleggingen die negatief bijdroeg was de beleggingen in grondstoffen. Vooral de daling van de olieprijs in de tweede helft van het jaar was hiervan de oorzaak.
9
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
De afdekking van het renterisico door middel van derivaten droeg met 18,6% positief bij aan het rendement. Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Het pensioenfonds vindt Maatschappelijk Verantwoord Beleggen belangrijk en heeft dit vastgelegd in het beleggingsbeleid. Het Verantwoord Beleggen beleid is vastgelegd en de uitvoering is uitbesteed aan TKPI. Het beleid bestaat uit de periodieke screening op duurzaamheid van de ondernemingen waarin wordt belegd, het voeren van een dialoog met bedrijven, uitsluiting van bepaalde bedrijven en landen en een actief stembeleid. In 2014 is het beleid vastgelegd in de fondsvoorwaarden van de beleggingsfondsen. Eveneens is TKPI voor de onroerend goed beleggingen aangesloten bij GRESB (Global Real Estate Sustainability Benchmark). Dit is een wereldwijd initiatief voor het meten van de duurzaamheid van vastgoedportefeuilles en het verbeteren van deze duurzaamheid. Evaluatie herstelplan Het kortetermijnherstelplan eindigde op 31 december 2013. In de evaluatie van het herstelplan van 2013 heeft het pensioenfonds een dekkingsgraad gerapporteerd van 109,1%. Het bestuur heeft van DNB bericht ontvangen dat de evaluatie is goedgekeurd. Het kortetermijnherstelplan is hiermee beëindigd. Doordat het pensioenfonds nog niet voldoet aan het vereist eigen vermogen (circa 15%) gold voor 2014 nog wel een langetermijnherstelplan. In 2015 wordt een nieuw herstelplan opgesteld dat voldoet aan het Nieuw Financieel Toetsingskader. Risicomanagement Het pensioenfonds voert een actief risicobeleid, waardoor de gevolgen van financiële en nietfinanciële risico’s zoveel mogelijk worden beperkt. Het pensioenfonds heeft de afgelopen jaren gekozen voor een beleggingsbeleid, waarbij de kans op een lage dekkingsgraad wordt verkleind. Wel geldt als randvoorwaarde dat er voldoende opwaarts potentieel behouden blijft ten aanzien van beleggingsresultaten. Met het beleggingsbeleid speelt het bestuur in op de actuele ontwikkelingen. Toeslagverlening De toeslagverlening van het Pensioenfonds KPN is voorwaardelijk. Dit betekent dat het pensioenfonds de ambitie heeft om de pensioenen aan te passen aan de prijsontwikkeling, maar dat dit niet kan worden gegarandeerd. Per 1 april 2014 heeft Pensioenfonds KPN de pensioenen van de deelnemers en de pensioengerechtigden verhoogd met een toeslag van 0,34%. De ingegane pensioen en opgebouwde pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers worden verhoogd met 0,42%. Eind december 2014 heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2015 de pensioenen, op basis van het voorwaardelijke toeslagbeleid, te verhogen met een toeslag van 0,38% voor opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers en pensioengerechtigden. De ingegane pensioen en opgebouwde pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers worden verhoogd met 0,55%. Beide indexaties zijn in de cijfers over boekjaar 2014 verantwoord. Communicatie Een belangrijke taak van het Pensioenfonds KPN is het verzorgen van een goede communicatie met alle belanghebbenden. De communicatie moet begrijpelijk en helder zijn. Het pensioenfonds heeft in 2012 het Communicatiebeleidsplan 2012-2015 vastgesteld. In dit plan is de visie op pensioencommunicatie opgenomen en de doelstellingen op langere termijn. In het Actiejaarplan wordt dit concreet omgezet naar communicatieactiviteiten voor het betreffende jaar. Vooruitlopend op de Wet Pensioencommunicatie heeft het pensioenfonds de website in 2014 opnieuw vormgegeven. Onderdeel hiervan is het Digitaal Pensioenfonds. Op de eigen omgeving hebben de deelnemers toegang tot de pensioenpost en het pensioendashboard. Deelnemers kunnen dit dashboard gebruiken om meer inzicht te krijgen in hun (pensioen)inkomen en uitgaven op de pensioendatum.
10
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Aanpassing pensioenregeling Per 1 januari 2015 is de fiscale pensioenwetgeving aangepast. Als gevolg hiervan hebben werkgever en de vakorganisaties de pensioenregeling gewijzigd. De pensioenregeling wordt per 1 januari 2015 als volgt aangepast: • Het opbouwpercentage van de middelloonregeling is verlaagd van 2,15% naar 1,875%; • De leeftijdsafhankelijke premiestaffel van beschikbare premieregeling is nagenoeg gelijk gebleven; • Invoering van de maximaal grens voor het pensioengevend salaris op € 100.000; • Invoering van het partnerpensioen ter grootte van 50% van het jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen op opbouwbasis. Premiedepot Daarnaast hebben de werkgever en het pensioenfonds nieuwe afspraken gemaakt over de financiering van de pensioenregeling. Vanaf 1 januari 2015 betaalt KPN voor de periode van vijf jaar een vaste pensioenpremie van 23% van de pensioengrondslag (inclusief werknemersbijdrage). Deze premie wordt gestort in een premiedepot. In dit premiedepot is in 2014 door KPN eenmalig een bedrag gestort ter grootte van € 30 miljoen. Met ingang van 1 januari 2015 participeren de deelnemers van Stichting Voorzieningenfonds Getronics ook in Pensioenfonds KPN, hiervoor heeft de werkgever Getronics € 5 miljoen overgemaakt ten behoeve van het premiedepot. Het verschil tussen de kostendekkende premie en de feitelijke premie komt gedurende de komende 5 jaar op maandbasis ten goede aan of wordt ten laste geboekt van het premiedepot. Dit geldt tevens voor het beleggingsrendement dat op het depot behaald wordt. Het premiedepot wordt niet meegenomen in de berekening van de dekkingsgraad en de beleggingen die hier tegenover staan worden separaat aangehouden bij TKPI. Mochten onverhoopt de middelen in dit premiedepot onvoldoende zijn voor de financiering van de pensioenregeling dan wordt de ambitie van de pensioenregeling aangepast. Solvabiliteitsdepot Tevens is het pensioenfonds met de werkgever overeengekomen om de verplichting van de werkgever tot de huidige gemaximeerde bijstorting bij onderdekking te vervangen door een eenmalige betaling van € 170 miljoen. Deze eenmalige betaling wordt gestort in het solvabiliteitsdepot. Het solvabiliteitsdepot wordt belegd binnen de reguliere beleggingen van het pensioenfonds en wordt met ingang van 1 januari 2015 meegenomen in de berekening van de dekkingsgraad. Beide bedragen van € 30 miljoen en € 170 míljoen zijn door de werkgever KPN verschuldigd per 2 januari 2015, maar zijn reeds eind 2014 overgemaakt en als vooruitontvangen post op de balans opgenomen. Fusie Pensioenfonds KPN met OPF KPN De besturen van Stichting Pensioenfonds KPN en Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN hebben in oktober 2014 een stuurgroep samengesteld om een mogelijk fusie tussen de beide pensioenfondsen voor te bereiden. De beoogde fusiedatum is uiterlijk eind tweede kwartaal 2015. Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan is van oordeel dat het bestuur in 2014 als goed bestuur heeft gehandeld. Ze heeft daarbij taakbewust de belangen van betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever gediend. Werkgroep nFTK In verband met de invoering van het nieuw Financieel Toetsingskader (nFTK) per 1 januari 2015 is de werkgroep nFTK gevormd. De werkgroep nFTK heeft als opdracht de gevolgen van het nFTK in kaart te brengen en de uitwerking van het nFTK over de verschillende commissies coördineren ten behoeve van de uiteindelijke besluitvorming in het bestuur. Bestuur Op 1 juli 2014 heeft Pensioenfonds KPN het nieuwe bestuursmodel ingevoerd. Het bestuur heeft gekozen voor het paritair gemengd model. De keuze voor dit bestuursmodel met onafhankelijke beroepsbestuurders is een afweging geweest tussen enerzijds de wens de deskundigheid binnen het bestuur op deze specifieke wijze te versterken en anderzijds de behoefte om sociale partners een sterke rol te laten houden bij de uitvoering van de pensioenregeling.
11
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Door de invoering van het nieuwe bestuursmodel is de samenstelling van het bestuur veranderd en zijn afgetreden: Mevrouw Belilos De heer Blomsma De heer Boogaerdt De heer Van Dijk De heer Harmsen De heer Nieuwenhoven De heer Wallet Mevrouw Zwaagstra Het bestuur is deze bestuursleden zeer erkentelijk voor hun jarenlange inzet voor het pensioenfonds.
12
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
3.
Verslag Intern Toezicht
Algemeen Pensioenfonds KPN heeft per 1 juli 2014 het nieuwe bestuursmodel ingevoerd: een paritair gemengd model. De kern van dit model is dat het Intern Toezicht wordt uitgevoerd door de nietuitvoerende bestuursleden. Het Intern Toezicht functioneert vanaf 1 juli 2014. Het Intern Toezicht heeft ingevolge de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen (WVBP) als minimum taak het houden van toezicht op het beleid, de algemene zaken, adequate risicobeheersing en op de evenwichtige belangenafweging. De Code Pensioenfondsen voegt daar nog aan toe: dat het intern toezicht bijdraagt aan het effectief en slagvaardig functioneren van het pensioenfonds en aan een beheerste en integere bedrijfsvoering. Naast deze algemene opdracht kan het Intern Toezicht in afstemming met het bestuur specifieke aspecten in haar opdracht meenemen. In de bestuursvergadering van 13 oktober 2014 heeft het Intern Toezicht haar programma voor het 2e halfjaar 2014 toegelicht en afgestemd. Tevens is daarbij aangegeven dat naast de minimum opdracht het Intern Toezicht specifiek aandacht zal schenken in 2014 aan de opzet en werking van de governance en adequate risicobeheersing en in Q1 2015 aan de financiële opzet van het fonds mede in het licht van het nieuwe pensioencontract en de invoering van het nFTK. Het Intern Toezicht hanteert een normenkader dat is gebaseerd op de pensioenwet, de code pensioenfondsen en de VITP code. Aanbevelingen Het is van belang te onderkennen dat de toegevoegde waarde van het gekozen bestuursmodel is dat de niet-uitvoerende bestuurders in de vergaderingen van het bestuur, de commissies, werk- of projectgroepen hun eigen waarneming uit hoofde van hun toezichtrol of externe deskundigheid direct met de aanwezige uitvoerende bestuurders kunnen delen en op die manier bijdragen aan een slagvaardiger bestuur. Gezien de agenda voor 2015 van het bestuur, bijvoorbeeld in het kader van implementatie van het nFTK, is het van belang de aanbevelingen van het intern toezicht, zoals hieronder verwoord in een integrale planning op te nemen. Het Intern Toezicht doet het bestuur de volgende aanbevelingen. Functioneren van de Governance 1. Evalueer de huidige taakbeschrijvingen/rolverdeling tussen Bestuur, Dagelijks Bestuur, Commissies en de Uitvoerders in 2015 en scherp deze daar waar nodig aan. 2. Bepaal bij specifieke onderwerpen, zoals het nFTK, vooraf of een aparte werkgroep naast de bestaande commissies nodig is. Daarnaast moet er vooraf een duidelijke taakstelling voor de werkgroep worden vastgesteld. 3. Er wordt aanbevolen om het diversiteitsbeleid op korte termijn nader uit werken. Functioneren van het bestuur 4. Het Dagelijks Bestuur heeft vanaf 1 juli 2014 de regiefunctie van de planning van de activiteiten. Om deze regiefunctie goed uit te kunnen voeren wordt aanbevolen om een jaarplanning op te stellen. 5. Voor efficiënte discussie en effectieve besluitvorming is het van belang om te zorgen dat elk bestuurslid over voldoende kennisniveau ten aanzien van de belangrijke fonds specifieke dossiers beschikt.
13
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Adequate Risicobeheersing 6. Er wordt aanbevolen om de policy beliefs op korte termijn te herijken. Deze beliefs dienen als input voor de risicohouding van het pensioenfonds en de vertaling daarvan via een ALM-studie naar een strategisch beleggingsbeleid en het renterisicobeleid. 7. Actualiseer het handboek risicomanagement na vaststelling van de policy beliefs en risicohouding. 8. Er wordt aanbevolen om in het jaarplan van het Dagelijks Bestuur de jaarlijkse evaluatie van de opzet en werking van het Compliance en Integriteitsbeleid als vast agendapunt op te nemen. 9. Er wordt aanbevolen om in het jaarplan van de AFC de jaarlijkse evaluatie van de opzet en werking van het Integraal Risico Management als vast agendapunt op te nemen. Evenwichtige belangenafweging 10. Er wordt aanbevolen om bij de (voorbereiding van de) besluitvorming het aspect “evenwichtige belangen behartiging“ zodanig mee te nemen dat alle belangen helder in kaart worden gebracht. Dit kan worden geborgd door bijvoorbeeld standaard in ieder voorstel een verplichte check op te nemen over de gevolgen voor belangen van verschillende betrokken partijen. Oordeel Intern Toezicht Het Intern Toezicht is van mening dat het bestuur in de nieuwe structuur voortvarend van start is gegaan. Dat hierbij op grond van de eerste ervaringen met het nieuwe bestuursmodel verbeterpunten zijn te onderkennen, is naar de mening van het Intern Toezicht zeer te begrijpen. Overall is het Intern Toezicht van mening dat er sprake is van een professioneel ingericht pensioenfonds en een goed functionerend bestuur met een realiseerbaar verbeterpotentieel. Het Intern Toezicht ervaart de samenwerking in het bestuur als zeer constructief. Het rapport van het Intern Toezicht, met daarin een aantal opgenomen aanbevelingen, is tijdens de bestuursvergadering op 26 maart 2015 besproken. Reactie bestuur Het bestuur is de leden van het Intern Toezicht erkentelijk voor de gemaakte opmerkingen en neemt de aanbevelingen ter harte. De aanbevelingen zullen in 2015 worden opgevolgd door het bestuur en zijn geagendeerd voor de bestuurs- en commissievergaderingen.
14
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
4.
Verslag verantwoordingsorgaan
Taak en werkwijze Het Verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de principes van goed pensioenbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever rekening heeft gehouden. Het Verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over: het vaststellen en wijzigingen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden, het wijzigen van het beleid ten aanzien van het Verantwoordingsorgaan, de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht, het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure, liquidatie, fusie, splitsing of samenvoeging van het fonds, het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst, premiewaarborging, het vaststellen en wijzigingen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid het waarborgen van interne beheersing. Het Verantwoordingsorgaan heeft in 2014 deelgenomen aan informatiebijeenkomsten, de themabijeenkomst “Vrouwen aan het Woord” en de bestuursvergaderingen over het jaarverslag 2013 en het communicatiebeleid. Het Verantwoordingsorgaan is bijeengekomen ter voorbereiding van diverse informatieve besprekingen met het (dagelijks) bestuur, zoals de informatieve sessies over het nieuwe besturingsmodel, de gewijzigde rol van de werkgever en de op handen zijnde fusie van het KPN PF met het KPN OPF. In december is een studiedag bij TKP(I) georganiseerd, waarbij is gesproken over nFTK, governance, vermogensbeheer, communicatieplan en actuele onderwerpen op pensioengebied. Het Verantwoordingsorgaan kan beschikken over de notulen van de bestuursvergaderingen, kwartaalverslagen, rapporten en kan deelnemen aan informatiebijeenkomsten. Het Verantwoordingsorgaan heeft in 2014 afscheid genomen van Ed Engelschman met dank voor zijn bijdragen in de afgelopen jaren. Hij is opgevolgd door Anne Dijkstra–Sta van Uiter. Bevindingen 2014 Het Verantwoordingsorgaan is van oordeel dat het bestuur in 2014 als goed bestuur heeft gehandeld en met grote deskundigheid en inzet haar werk heeft uitgevoerd. Het nieuwe besturingsmodel De conclusie van het Verantwoordingsorgaan, op basis van de kennis van dit moment, is dat het nieuwe besturingsmodel aantoonbaar voordelen heeft boven het oude model en dat de huidige bestuursleden daar professioneel invulling aan geven. De belangrijkste voordelen zijn: De real time werking van intern toezicht in de constructie van de one-tier-board; Een cultuur van zakelijke betrokkenheid die de gekozen bestuursconstructie vanzelf met zich meebrengt. Natuurlijk zijn het de mensen die het model succesvol maken: Bestuursleden die hun werk uiterst serieus oppakken en met hoogste professionaliteit flink ambitieus zijn; Niet uitvoerende bestuursleden die hun rol weloverwogen en gedreven invulling geven. Maar toch zijn er succesfactoren waarop nu en in de toekomst actief kan worden gestuurd, met name: De selectie externe professionals voor de niet uitvoerende bestuursfuncties, niet alleen op deskundigheid, maar vooral ook op de wijze van rolinvulling; De selectie van de “paritaire” bestuursleden primair op deskundigheid; Het beschikbaar hebben en strak sturen op een deskundigheidsmatrix; Sturen op de cultuur van zakelijke betrokkenheid;
15
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Zorgen dat de niet uitvoerend bestuursleden niet naast de rol van intern toezicht gelijktijdig de drie zwaarste bestuursfuncties vervullen, waarbij het Verantwoordingsorgaan met genoegen constateert dat op dit punt het bestuur positief heeft geacteerd op het mondeling uitgebrachte advies over het nieuwe besturingsmodel; Actief sturen op continuïteit, waarbij het Verantwoordingsorgaan met genoegen constateert dat het rooster van aftreden zo is aangepast dat de huidige drie ’niet uitvoerend bestuursleden / leden van het Intern Toezicht wel gelijktijdig zijn begonnen maar niet gelijktijdig aftredend zijn.
Allemaal succesfactoren die bij verwaarlozing kunnen omslaan in faalfactoren. Om die reden zal ook het Verantwoordingsorgaan dit de komende jaren zorgvuldig volgen. Communicatieplan Het Verantwoordingsorgaan heeft een positief advies uitgebracht over het communicatiebeleid 2015. Het VO heeft aandacht gevraagd voor de effectiviteit van communicatie vooral richting jonge / nieuwe deelnemers. Fusie pensioenfondsen KPN PF en KPN OPF In 2014 is een stevige basis gelegd voor de op handen zijnde fusie van het KPN PF en het KPN OPF. Het Verantwoordingsorgaan heeft onlangs een positief advies gegeven over de doelstelling en de aanpak van de voorgenomen fusie. Voor de korte termijn heeft het Verantwoordingsorgaan het bestuur gevraagd betrokken te worden mochten tussen nu en 1 juli fusie-gedreven besluiten worden genomen met inhoudelijke impact anders dan ter wille van de terecht noodzakelijk geachte uniformiteit per 1 juli 2015. Verder zal het Verantwoordingsorgaan omwille van continuïteit per 1 juli en uiterlijk tot 31 december 2015 de voorzitter van het VO OPF betrekken als adviseur bij haar werkzaamheden. Overige bevindingen Evenwichtige belangenbehartiging Het Verantwoordingsorgaan constateert dat het bestuur van het Pensioenfonds de evenwichtige belangenbehartiging niet alleen uiterst serieus neemt, maar er ook als hoge prioriteit naar handelt. Bij deze constatering is ook gelet op gebeurtenissen als de IFRS gedreven vrijval van voorzieningen op de balans van de werkgever, de bij de CAO onderhandelingen vastgestelde premie voor de komende vijf jaren en de beperkte indexering die leidde tot feitelijke koopkrachtdaling bij de gepensioneerden en lagere pensioenopbouw bij de actieven. Informatieve rol Pensioenfonds ter ondersteuning van CAO onderhandelingen Het Verantwoordingsorgaan heeft met genoegen kennis genomen van het feit dat het pensioenfonds een actief informatief ondersteunende rol heeft vervuld bij de CAO onderhandelingen in 2014. Jaarverslag Het jaarverslag heeft een zakelijke toon welke prima past bij de nieuwe cultuur in het bestuur. Een verkort jaarverslag, bestemd voor grotere verspreiding onder deelnemers, mag de betrokkenheid wat meer accentueren. Basis van bevindingen Het Verantwoordingsorgaan kan niet meer beschikken over de rapporten van de Visitatiecommissie. Het Intern Toezicht wordt in het nieuwe besturingsmodel uitgeoefend door de Niet Uitvoerende Bestuursleden. Hiervan komt een eerste rapportage beschikbaar in april 2015. Omdat het Verantwoordingsorgaan een eigen oordeel wilde vormen over de werking van het nieuwe besturingsmodel (paritair gemengd model), dat per 1 juli 2014 is ingevoerd, heeft het Verantwoordingsorgaan begin 2015 gesprekken gevoerd met bestuursleden en daarbij succes- en faalfactoren uitgebreid aan de orde gesteld.
16
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Het Verantwoordingsorgaan rekent er op vanaf nu periodiek te worden geïnformeerd over de bevindingen en aanbevelingen van Intern Toezicht. Het Verantwoordingsorgaan vraagt voortaan inhoudelijk geïnformeerd te worden over de behandeling - en afhandeling van klachten - en geschillen. Verder is afgesproken dat met ingang van heden er elk kwartaal een overleg van het Verantwoordingsorgaan met het Dagelijks Bestuur zal plaatsvinden. De eerstkomende overleggen zijn reeds gepland. Houten, 10 april 2015 Verantwoordingsorgaan mw. drs. P.M.J. Corstens, namens de werkgever mr. E. Engelschman, namens de deelnemers (tot 30 juni 2014) drs. C.J. van Kempen, namens de werkgever, voorzitter mw. M.C. Kmieciak-van den Heuvel, namens de pensioengerechtigden mw. A. Dijkstra-Sta van Uiter, namens de deelnemers (vanaf 30 juni 2014) P.A.A.M. de Steur, namens de pensioengerechtigden (secretaris) dr. R.J. Wijbrands, namens de deelnemers
Reactie bestuur Het bestuur heeft in de vergadering van 10 april 2015 met genoegen kennis genomen van het oordeel van het Verantwoordingsorgaan over het verslagjaar 2014. Het bestuur waardeert de inzet en gedegen aanpak van het Verantwoordingsorgaan om zijn rol in te vullen. Daarnaast heeft het bestuur goede nota genomen van de door het Verantwoordingsorgaan genoemde bevindingen en aandachtspunten. Onderstaand wordt per bevinding/aandachtspunt een korte reactie gegeven. Communicatieplan Het bestuur zal invulling geven aan het advies om de effectiviteit van de communicatie richting de jonge /nieuwe deelnemers te meten. Nieuw bestuursmodel Het bestuur onderschrijft , met inachtneming van de conclusie van het Verantwoordingsorgaan dat het nieuwe bestuursmodel aantoonbare voordelen heeft, het belang dat het Verantwoordingsorgaan de komende jaren de ‘succesfactoren’ zorgvuldig gaat volgen. Fusie (O)PF KPN Het bestuur dankt het Verantwoordingsorgaan voor het positieve advies aangaande de fusie tussen Stichting Pensioenfonds KPN en Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN. Ten aanzien van de overige bevindingen zal in het verkort jaarverslag de betrokkenheid richting de deelnemers en pensioengerechtigden meer worden geaccentueerd.
17
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
5.
Algemene informatie
5.1.
Juridische structuur
Stichting Pensioenfonds KPN (Pensioenfonds KPN), statutair gevestigd te Groningen, is opgericht op 26 juni 1998. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 02063809. Pensioenfonds KPN is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit voor het cao-personeel van Koninklijke KPN NV (‘KPN NV’) en/of aan KPN gelieerde ondernemingen. De pensioenregeling van het pensioenfonds is een combinatieregeling (middelloon/beschikbare-premieregeling). De regeling op basis van het middelloonsysteem wordt in de Pensioenwet gekarakteriseerd als uitkeringsovereenkomst. De beschikbare-premieregeling wordt gekarakteriseerd als premieovereenkomst. De premies worden ingebracht door de werkgever KPN NV en de werknemers. Deelnemers aan de pensioenregeling zijn alle werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de CAO van KPN NV. Ultimo boekjaar had het pensioenfonds 58.249 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden met een belegd vermogen van bijna € 7,5 miljard. Dit betreffen beleggingen voor rekening en risico pensioenfonds en risico deelnemers.
5.2.
Missie, visie en doelstellingen van het pensioenfonds
Missie In de missie is beschreven waar het pensioenfonds voor staat, wat de bestaansgrond is en welke waarden en identiteit het fonds kenmerken. De missie van het pensioenfonds is als volgt: “Het pensioenfonds wil een adequate invulling geven aan de pensioenovereenkomst, rekening houdend met verwachtingen van (gewezen) deelnemers, gepensioneerden en werkgever door middel van een evenwichtige belangenafweging, waarbij de uitvoering van de pensioenovereenkomst solide, duurzaam en transparant dient plaats te vinden.” Visie In de visie wordt beschreven hoe het pensioenfonds inspeelt op (toekomstige) veranderingen en welke zienswijze en toekomstbeeld daarbij ten grondslag liggen aan het handelen van het pensioenfonds. De visie van het pensioenfonds is als volgt: “Verwachtingen bij belanghebbenden omtrent arbeidsvoorwaarde pensioen veranderen als gevolg van financiering, onzekerheid pensioenresultaat en intergenerationele verschuivingen. Vergroting betrokkenheid belanghebbenden is een noodzakelijke voorwaarde voor het goed beheersen van de verwachting van de belanghebbenden. Alleen een pensioenfonds met voldoende schaal, professionele governance en een efficiënte bedrijfsvoering heeft bestaansrecht.” Doelstellingen Op basis van de missie en de visie zijn de strategische doelstellingen bepaald. Deze strategische doelstellingen zijn als volgt verwoord: “Gegeven de voorwaardelijkheid wordt gestreefd naar het waarmaken van een 100% toeslagambitie (uit overrendement), rekening houdend met acceptabele risico aanpassing, nominale pensioenaanspraken (Defined Benefit (DB)) en aanpassing beoogd pensioenkapitaal (Defined Contribution (DC)). De realisatie van deze doelstelling wordt getoetst aan de minimale eisen die wet- en regelgeving hieraan stelt. Streven voor de uitvoering van de DB-regeling is gebaseerd op solidariteit. De op- en neerwaartse risico’s dienen evenwichtig verdeeld te worden over alle belanghebbende partijen.” De operationele doelstellingen ten aanzien van uitvoering DB-regeling zijn dekkingsgraadafhankelijk. Hierbij geldt dat het pensioenfonds onder andere met behulp van de integraal risicomanagementbenadering, beheersmaatregelen en beleidskaders heeft afgesproken, waarbij
18
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN het voor het doorvoeren van de (beheers)maatregelen uitmaakt of er bijvoorbeeld sprake is van hoge dan wel lage inflatie. Het gaat het pensioenfonds dus om zowel het behoud van de nominale pensioenaanspraak als om het zoveel mogelijk waardevast houden van de pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en dat het op de langere termijn niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Daarnaast stelt het pensioenfonds zich tot doel het pensioenbewustzijn onder (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden te vergroten. Het pensioenfonds heeft zijn beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen en communicatie om de genoemde doelstellingen te bereiken. Dit beleid is vastgelegd in de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). De ABTN is geactualiseerd in het vierde kwartaal van 2014.
5.3.
Personalia
Het pensioenfonds kent sinds 1 juli 2014 een paritair gemengd bestuur. Een nadere toelichting op de inrichting van dit bestuursmodel is opgenomen in hoofdstuk 10.2. In het onderstaande overzicht is al rekening gehouden met het rooster van aftreden (zie ook hoofdstuk 10.4). De samenstelling van het bestuur is vanaf 1 juli 2014 als volgt: Uitvoerende bestuursleden (benoemd namens de werkgever) Naam en geboortedatum J.D.A. Burcksen (17-04-1969) F.H.K. Ooms (09-03-1959) J.M. van Osch (13-01-1977)
Functie in bestuur
Aanvang termijn
lid
eerste
Aanvang volgende termijn
Maximale zitting tot
01-07-2014
01-07-2018
01-07-2026
plaats-vervangend voorzitter
01-01-2008
01-01-2016
01-01-2020
lid
01-07-2014
01-01-2017
01-01-2025
Uitvoerende bestuursleden (benoemd namens de werknemers) Naam
J.P.O.M. van Herpen (16-02-1953) C.A.M. Michielse (09-10-1948) Mw. E.L. Snoeij (17-07-1956)
Functie in bestuur
Aanvang termijn
plaats-vervangend voorzitter/ secretaris
eerste
Aanvang volgende termijn
Maximale zitting tot
01-07-2009
01-07-2018
01-07-2021
lid
01-01-2004
n.v.t.
01-01-2016
lid
18-12-2013
18-12-2017
18-12-2025
Uitvoerende bestuursleden (benoemd namens de pensioengerechtigden) Naam W.E. Velding (10-02-1950) A. van ’t Zelfde (10-10-1948)
Functie in bestuur
Aanvang termijn
lid lid
Aanvang volgende termijn
Maximale zitting tot
01-07-2014
01-07-2018
01-07-2026
01-07-2014
01-07-2018
01-07-2026
19
eerste
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Niet uitvoerende bestuursleden Naam B. le Blanc (04-11-1946) P. van Gameren (22-10-1965) C.C. van der Sluis (14-04-1948)
Functie in bestuur
Aanvang eerste termijn
Aanvang volgende termijn
Maximale zitting tot
lid
01-07-2014
01-01-2016
01-01-2024
Lid, voorzitter
01-07-2014
01-07-2018
01-07-2026
Lid
01-07-2014
01-01-2017
01-01-2025
Dagelijks Bestuur (DB) P. van Gameren RA (voorzitter DB) mr. J.P.O.M. van Herpen F.H.K. Ooms Intern Toezicht dr. L.J.C.M. le Blanc P. van Gameren RA C.C. van der Sluis RA CPC (voorzitter intern toezicht) De niet uitvoerende bestuursleden voeren binnen het gemengd paritair model (one-tier) het intern toezicht. Audit en Financiële Commissie (AFC) drs. J.D.A. Burcksen (voorzitter AFC) ing. J.A. van Dijk (namens OPF KPN) mr. J.P.O.M. van Herpen C.C. van der Sluis RA CPC drs. A. van ’t Zelfde Communicatie Commissie (CC) P. van Gameren RA (voorzitter CC) mr. A.W. Nauta (namens OPF KPN) mw. E.L. Snoeij drs. W.E. Velding Beleggingscommissie (BC) dr. L.J.C.M. le Blanc C.A.M. Michielse (voorzitter BC) F.H.K. Ooms ing. J.M. van Osch MScBA drs. S. van Schilfgaarde (namens OPF KPN) drs. A. van ’t Zelfde (namens OPF KPN) Geschillencommissie mr. J.P.O.M. van Herpen (voorzitter) F.H.K. Ooms mw. E.L. Snoeij Compliance officer B. Peters, Nederlands Compliance Instituut Verantwoordingsorgaan mw. drs. P.M.J. Corstens, namens de werkgever mr. E. Engelschman, namens de deelnemers (tot 30 juni 2014) drs. C.J. van Kempen, namens de werkgever, voorzitter mw. M.C. Kmieciak-van den Heuvel, namens de pensioengerechtigden mw. A. Dijkstra-Sta van Uiter, namens de deelnemers (vanaf 30 juni 2014) P.A.A.M. de Steur, namens de pensioengerechtigden (secretaris) dr. R.J. Wijbrands, namens de deelnemers
20
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Visitatiecommissie (tot 1 juli 2014) mr. P.J.M. Akkermans drs. R. van Leeuwen AAG drs. A.A. van Hienen Uitvoeringsorganisaties Het beheer van het pensioenfonds is opgedragen aan TKP Pensioen BV en TKP Investments BV. Certificeerders Deloitte Accountants BV, externe onafhankelijke accountant Towers Watson Netherlands BV, externe actuaris Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst; alle werkzaamheden (pensioenadministratie, vermogensbeheer, bestuursondersteuning, communicatie etc.) zijn uitbesteed. De samenhang van de genoemde organen en commissies wordt in het onderstaande schema visueel weergegeven.
21
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
6.
Financiële positie en beleid in 2014
6.1.
Financiële opzet en positie
Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een belangrijke maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de rentetermijnstructuur. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van Pensioenfonds KPN gedurende het jaar 2014 wordt hieronder weergegeven.
Dekkingsgraad 1 januari Effect premies Effect uitkeringen Effect beleggingsresultaat (inclusief renteafdekking) Effect wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Effect op overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen Effect toeslagverlening Effect overige oorzaken Dekkingsgraad 31 december
2014
2013
109,1% 0,0% 0,3% 24,0%
103,9% 0,6% 0,0% 0,8%
-22,1%
3,2%
0,6% -1,1% -0,1% 110,7%
0,0% 0,0% 0,6% 109,1%
Effect premies De pensioenpremie die KPN NV verschuldigd is aan het pensioenfonds is een doorsneepremie. De premie wordt vastgesteld middels het dynamisch financieringssysteem (DFS). Hierbij vindt een inschatting plaats van toekomstige baten en lasten voor de komende 15 jaar. Vanwege de financiële positie ultimo 2013 is in de premiestelling voor 2014 rekening gehouden met een herstelpremie. Op basis van addendum B bij de uitvoeringsovereenkomst is de werkgever een bijstorting verschuldigd indien de dekkingsgraad op een kwartaaleinde lager is dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen. In 2014 zat de dekkingsgraad boven de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen en was er geen aanvullende storting van de werkgever nodig. Voor een verdere toelichting op het premiebeleid wordt verwezen naar paragraaf 6.2.1 ‘Financieringsbeleid’. Effect beleggingsresultaat (inclusief renteafdekking) Het totale beleggingsrendement (inclusief derivaten) bedroeg in 2014 22,6%; rekening houdende met de benodigde rentetoevoeging aan de verplichtingen hebben de totale beleggingsresultaten een positief effect op de dekkingsgraad van 24,0%-punt. De benodigde interest toevoeging is circa 0,38%-punt. Het effect van de fysieke portefeuille op de dekkingsgraad is ongeveer 6,5%-punt. De renteafdekking via de obligatieportefeuille, swaps en swaptions hadden een positief effect van 18,6%-punt op de dekkingsgraad. Door de stijging van de aandelenkoersen van de ontwikkelde markten was het effect van de aandelenopties op de dekkingsgraad negatief (-0,5%-punt). De waardering van de verplichtingen stegen door de dalende rentetermijnstructuur, met als gevolg een negatief effect op de dekkingsgraad. Deze rentetermijnstructuur is vastgesteld op basis van de drie maands gemiddelde RTS (inclusief de UFR) en wordt per maand vastgesteld door DNB. Ook de marktrente daalde in 2014. Hierdoor leverde de rentederivaten die ingezet worden voor de
22
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN renteafdekking een positieve bijdrage aan het rendement. Deze rentederivaten zijn bedoeld om het pensioenfonds tegen een rentedaling te beschermen. Het pensioenfonds zet beschermingsconstructies in. Het renterisico wordt sinds 2010 afgedekt met een combinatie van de portefeuille vastrentende waarden, renteswaps en opties op renteswaps (swaptions). Hiermee is de dekkingsgraad in belangrijke mate beschermd tegen een grote rentedaling, terwijl de dekkingsgraad kan profiteren van een rentestijging. In 2014 droegen de renteafdekkinginstrumenten (renteswaps en opties op renteswaps) 14,7% positief bij aan de ontwikkeling van de dekkingsgraad. Daarnaast werd tot 15 december 2014 het aandelenrisico van de ontwikkelde landen grotendeels afgedekt met behulp van putopties op aandelen. In de paragrafen 6.2.3. ‘Beleggingsbeleid’, 7.2 ‘Resultaten beleggingen 2014’, 7.2.5. ‘Toelichting rentrisico’ wordt de renteafdekking en het resultaat ervan nader toegelicht. Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde op basis van de rentetermijnstructuur met driemaands middeling. Iedere maand wordt deze door DNB gepubliceerd. Een lagere (hogere) rentetermijnstructuur betekent een hogere (lagere) voorziening. De rentetermijnstructuur eind 2014 is aanzienlijk lager dan die van eind 2013. Dit heeft geleid tot een stijging van de technische voorzieningen. Dit heeft geresulteerd in een negatief effect op de dekkingsgraad per 31 december 2014 van 22,1%-punt. Effect overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen In september 2014 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe AG-prognosetafel 2014 gepubliceerd. Het pensioenfonds heeft besloten deze nieuwe prognosetafel te hanteren voor de vaststelling van de technische voorziening. De ervaringssterfte is ongewijzigd gebleven. Vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen eind 2014 is 15,7% (2013: 14,6%) van de voorziening en is gebaseerd op de risico’s van de feitelijke beleggingsportefeuille. Ten opzichte van de strategische portefeuille was de feitelijke portefeuille ultimo 2014 de meest risicovolle. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de strategische portefeuille per ultimo 2014, dan zou het vereist eigen vermogen lager zijn uitgekomen (15,4%). De stijging van het vereist eigen vermogen ten opzichte van vorig jaar wordt verklaard door het hogere zakelijke waardenrisico en door de verkoop van de aandelenputopties. Met ingang van 1 januari 2015 is het Nieuw Financieel Toetsingskader (nFTK) van toepassing. Onder het nFTK zijn er enkele wijzigingen die een impact hebben op de vermogenspositie, naast de introductie van de grootheid “beleidsdekkingsgraad”. Onder het nFTK stijgen de technische voorzieningen per 1 januari 2015 met € 279 miljoen ten opzichte van 31 december 2014 doordat de driemaand middeling komt te vervallen. Daarnaast stijgt het vereist eigen vermogen met 4,3 %-punt naar 120%. Deze stijging wordt grotendeels verklaard door de hogere vereiste solvabiliteitsbuffer voor zakelijke waarden en het kredietrisico. Met het nFTK is met de beleidsdekkingsgraad een nieuw begrip voor de beoordeling van de financiële positie, geïntroduceerd. De beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de laatste 12 maandeind dekkingsgraden en zou per eind 2014 111,1% bedragen. Status herstelplan Als gevolg van het in 2010 gewijzigde beleggingsbeleid is op 21 oktober 2010 een vernieuwde versie van het herstelplan ingediend. Dit herstelplan is op 2 februari 2011 goedgekeurd door de DNB. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: aanvullende vermogensdotaties van KPN NV indien er sprake is van een dekkingstekort; geen toeslagverlening zolang er sprake is van een dekkingstekort;
23
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
aanpassing van het beleggingsbeleid, waarbij beleggingsrisico’s worden verkleind.
Het herstelplan bestaat uit twee delen: een kortetermijn-herstelplan dat liep tot 31 augustus 2014 en een langetermijn-herstelplan dat loopt tot eind 2023. Als gevolg van de invoering van het nFTK per 1 januari 2015 zal in 2015 een nieuw herstelplan worden opgesteld ter vervanging van het huidige herstelplan.
6.2.
Beleid en beleidskeuzes
Het pensioenfonds heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig rekening gehouden. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de wettelijke kaders en de kaders van de pensioenovereenkomst zoals die in de CAO is vastgelegd.
6.2.1.
Financieringsbeleid Pensioenregeling KPN
Financieringssysteem en ABTN De pensioenpremie die KPN NV verschuldigd is aan het pensioenfonds is een doorsneepremie. De premie wordt vastgesteld middels het dynamisch financieringssysteem. Hierbij vindt een inschatting plaats van toekomstige lasten en baten voor de komende 15 jaar. Voor het premie- en toeslagbeleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen worden onderscheiden: -
-
minimaal vereist eigen vermogen: de ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is er sprake van een dekkingstekort; vereist eigen vermogen: het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen negatief wordt. Indien het pensioenfonds niet over het vereist eigen vermogen beschikt is er sprake van een reservetekort;
24
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN De gehanteerde premieberekeningssystematiek zorgt ervoor dat de actuele vermogenspositie direct tot uiting komt in het premiepercentage. Als het eigen vermogen beneden het minimaal vereist eigen vermogen komt, is er met KPN NV overeengekomen dat er een aanvullende vermogensdotatie wordt gestort. Het pensioenfonds kan in deze situatie geen toeslag verlenen. Een situatie waarbij het eigen vermogen ligt tussen het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen, leidt tot een hogere solvabiliteitspremie en in deze situatie kan het bestuur besluiten tot gedeeltelijke toeslagverlening. Kostendekkende premie De kostendekkende premie moet tenminste bestaan uit de volgende onderdelen: de actuarieel benodigde premie voor de pensioenverplichtingen (nominale premie); een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen (solvabiliteitsopslag); een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds (kostenopslag); de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling (toeslagpremie). Met betrekking tot de toeslagpremie kan worden opgemerkt dat deze niet volledig deel uit hoeft te maken van de kostendekkende premie aangezien de toeslagverlening deels uit overrendementen kan worden gefinancierd. De solvabiliteitsopslag wordt berekend over de actuariële- en risicopremies, waarin ook de inkoop van aanspraken vanuit spaarsaldi is opgenomen. Omdat het pensioenfonds gebruik maakt van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen zijn zowel de kostendekkende premie op basis van de RTS als de gedempte kostendekkende premie opgenomen. De gedempte premie is bepaald met behulp van het lange termijn rendement uit het Dynamisch Financieringsmodel (DFS), te weten 5,48%. Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Premiebeleid De bepaling van het doorsneepremiepercentage voor 2014 heeft plaatsgevonden in het najaar van 2013. De premie is berekend met een horizon van vijftien jaar en kent als belangrijkste grootheden: het verzekerdenbestand per 31 december 2013; een actueel personeelsscenario; een beleggingsrendement op de langere termijn van 5,48%; de algemene loonontwikkeling voor 2014 van 1,50% en daarna oplopend tot 3,0% op lange termijn; een prijsinflatie voor 2014 van 1,75% oplopend tot 2,0% op lange termijn; bruto beheerskosten van € 7,5 miljoen; geraamde dekkingsgraad: als geraamde dekkingsgraad per 1 januari wordt uitgegaan van de aanwezige dekkingsgraad per ultimo van het laatste kwartaal voorafgaand aan de premiestelling, met de restrictie dat indien deze dekkingsgraad onder het minimaal vereist eigen vermogen ligt de geraamde dekkingsgraad op 105,0% wordt gesteld. Deze afkapping wordt toegepast omdat een dekkingstekort door middel van bijstortverplichtingen wordt gefinancierd. Omdat de dekkingsgraad per ultimo 2013 zich boven 105,0% bevond is voor de premiestelling 2014 gerekend de dekkingsgraad per 1 januari 2014 van 109,1%; het toeslagbeleid. Met deze grootheden is de premie, op basis van het DFS, voor 2014 berekend en vastgesteld op 20,9%. Premies en grensbedragen Voor 2014 golden de volgende premies en grensbedragen: pensioenpremie: 20,9% over het pensioengevend salaris onder aftrek van de franchise van € 13.449 (€ 13.449 voor deelnemers aan pensioenreglement 2006 en € 14.337 voor deelnemers aan pensioenreglement 2000); beschikbare-premiegrens van € 45.378.
25
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Premies en grensbedragen KPN Contactregeling Voor 2014 golden de volgende premies en grensbedragen: franchise van € 13.449; de premie voor de beschikbare-premieregeling wordt aan de hand van een leeftijdsafhankelijke staffel bepaald. Voor het partnerpensioen op risicobasis wordt separaat een premie in rekening gebracht; de premie voor de aanvullende modules WIA-excedent en ANW-aanvulling worden per individu bepaald aan de hand van een leeftijdsafhankelijke staffel. Verloop pensioenpremie en overige premies De afgelopen vijf jaar hebben de premies zich als volgt ontwikkeld:
Pensioenpremie in % Pensioenpremie * € 1.000 Bijstorting * € 1.000
6.2.2.
2014 20,9 83.497 0
2013 21,9 88.891 36.528
2012 21,1 78.614 75.523
2011 20,0 76.354 37.630
2010 27,7 114.920 40.720
Toeslagbeleid
De toeslagverlening voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wordt gebaseerd op het afgeleide consumentenprijsindexcijfer (periode september – september). Indien het consumentenprijsindexcijfer minder is dan 2%, kan de toeslag voor pensioengerechtigden en slapers worden verhoogd met maximaal 0,25%-punt. Hierbij zal de totale toeslag het percentage van 2% niet overschrijden. De toeslagverlening van het pensioenfonds is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslagverlening en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre in de toekomst toeslagen zullen worden verleend. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en (premievrije) pensioenaanspraken worden aangepast. Het bestuur heeft een beleidsrichtlijn voor het toeslagbeleid opgesteld. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: als de dekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, vindt er geen toeslagverlening plaats; als de dekkingsgraad ligt tussen de minimaal vereiste dekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad, kan er een beperkte toeslagverlening plaats vinden. Dit is ook van toepassing op de bovengenoemde verhoging van 0,25%-punt; als de dekkingsgraad hoger is dan het vereist eigen vermogen, dan kan er een volledige toeslagverlening plaats vinden. Als het mogelijk is, kan de niet toegekende toeslag in de afgelopen vijf jaar, worden ingehaald; bij de vaststelling van toeslagen wordt uitgegaan van de gemiddelde dekkingsgraad in de twee voorafgaande kwartalen aan de datum waarop het bestuur het toeslagpercentage vaststelt. Het bestuur kan afwijken van zijn beleidsrichtlijn. In januari 2014 heeft het bestuur besloten om per 1 april 2014 een beperkte toeslag te verlenen van 0,34% voor de actieven en 0,42% voor de inactieven. De consumentenprijsindex over de periode september-september lag op 1,08%. De gemiddelde dekkingsgraad in de twee kwartalen voorafgaand aan het bestuursbesluit (derde en vierde kwartaal 2014) bedroeg 107,8%, en lag boven de minimaal vereiste dekkingsgraad, maar nog onder het vereist eigen vermogen. De beperking van de toeslag is in overeenstemming met het toeslagbeleid van het pensioenfonds. Daarnaast is in december 2014 besloten met ingang van 1 januari 2015 een beperkte toeslag van te verlenen van 0,38% voor actieven en 0,55% voor inactieven. Beide toeslagen zijn toegekend in boekjaar 2014 en zijn daarmee in de cijfers van het huidige boekjaar verwerkt.
26
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
6.2.3.
Beleggingsbeleid
Strategisch beleggingsbeleid Het bestuur bepaalt het beleggingsbeleid van het pensioenfonds op basis van de doelstellingen van het pensioenfonds. Het strategisch beleggingsbeleid geldt in principe voor langere tijd, maar het bestuur evalueert regulier het beleid met behulp van inzichten uit de ALM-studie. Deze studie gaat in op de samenhang tussen de verplichtingen (met een lange looptijd) en de beleggingen en integreert de drie belangrijkste beleidsterreinen van het pensioenfonds: het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid. De ALM-studie is een belangrijk hulpmiddel bij het vaststellen van het strategisch beleggingsbeleid, omdat het inzicht geeft in de rendements- en risicokarakteristieken van beleidskeuzes. Het bestuur besteedt mede via de ALM-studies veel aandacht aan risicomanagement. Op basis hiervan is het beleggingsbeleid ingericht op het beperken van de kans op zeer lage dekkingsgraden. Hierbij zijn de belangrijkste risico’s voor de dekkingsgraad, te weten een daling van de rente en een daling van de aandelenkoersen, deels afgedekt. Tegelijk geldt als randvoorwaarde dat voldoende opwaarts potentieel behouden blijft. Het beleggingsbeleid is daarom dynamisch en wordt continu gemonitord om het zo optimaal mogelijk te houden. Dit betekent dat het beleggingsbeleid rekening houdt met de actuele marktontwikkelingen en dat het wordt bijgestuurd als dat nodig is. Wijzigingen beleggingsbeleid 2014 In principe wordt de beleggingsportefeuille jaarlijks herijkt. Eind 2013 is besloten om begin 2014 een aantal wijzigingen uit te voeren. Binnen de categorie aandelen is de beleggingsmix gewijzigd door 5% minder te beleggen in de regio wereld en daarmee minder in de Verenigde staten en 5% extra in Europa. De reden hiervoor was dat Europese aandelen aantrekkelijker geprijsd waren dan aandelen uit de Verenigde Staten. Tevens zijn passieve grondstofbeleggingen verkocht ten gunste van actief beheerde grondstoffen. In 2014 heeft er besluitvorming plaatsgevonden met betrekking tot de afkoop van de bijstortverplichting, wat heeft geresulteerd in een Solvabiliteitsdepot. Een onderdeel van de nieuwe pensioenregeling is de premie inleg. Afgesproken is deze vaste premie te beleggen in een Premiedepot om hiermee mogelijke premietekorten af te dekken. De gelden in het Solvabiliteitsdepot zijn conform het hoofdvermogen belegd. Het premiedepot heeft een looptijd van 5 jaar en heeft als doelstelling “kapitaalbehoud”. De depots zijn 19 november 2014 gestart met een waarde van € 170 mln. in het Solvabiliteitsdepot en het Premiedepot met een waarde van € 30 mln. Inmiddels is ook de uitwerking van het nieuw Financieel Toetsingskader (nFTK) bekend. Samen met de succesvolle afronding van het korte termijn herstelplan en de afkoop van de bijstortingsverplichting gaf het bestuur in de zomer van 2014 de ruimte om meer nadruk te leggen op de lange termijn indexatie-doelstelling. Vanuit de relatieve aantrekkelijkheid van enkele beleggingscategorieën is (onder andere naar aanleiding van een studie over vastrentende waarden) in september besloten de vastrentende waarden categorieën en beleggingen in onroerend goed aan te passen (een hogere allocatie naar directe Nederlandse hypotheken en inflatie gerelateerde obligaties en een lagere allocatie naar de overige vastrentende waarden categorieën). Hierbij is het risicoprofiel van het pensioenfonds niet substantieel gewijzigd. Daarnaast is, gegeven de lange termijn focus, op hetzelfde moment besloten de putopties te verkopen. Om het risicoprofiel niet substantieel te laten stijgen is eveneens besloten minder te beleggen in aandelen, grondstoffen en onroerend goed. Door het moment van uitvoering van de verkoop van de putopties is het risicoprofiel van het pensioenfonds licht gestegen. Voor de afdekking van het renterisico geldt een rentestand-afhankelijk afdekkingsbeleid. Hiervoor zijn vooraf renteniveaus afgesproken waarbij het beleid besproken wordt. Door de gedaalde rente is één van deze niveaus geraakt en is de strategische afdekking van het renterisico in augustus verlaagd van 85% (in 2013) naar 75%.
27
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Uitkomsten ALM-studie 2014 Op basis van het nFTK (ingaande 1 januari 2015) is in het vierde kwartaal van 2014 de ALM studie uitgevoerd. De ALM-studie toont aan dat het huidige beleggingsbeleid robuust is. Het bestuur heeft binnen het kader van het nFTK de mogelijkheid de risicohouding tot 1 juli 2015 van het pensioenfonds opnieuw te overwegen. Dit zal begin 2015 plaatsvinden. Vanwege de doorgevoerde portefeuille wijzigingen in het derde kwartaal van 2014, waarbij zoveel mogelijk geherbalanceerd is naar de strategische gewichten, is besloten begin 2015 niet nogmaals te herijken. Het uitgangspunt van het pensioenfonds is het zo snel en verantwoord mogelijk de buffers te vullen en op te bouwen met het beleggingsresultaat. Vanuit de evenwichtssituatie zal het bestuur opnieuw de uitgangspunten formuleren zoals het kijken naar de realisatie van het toeslagbeleid als de dekkingsgraad weer boven het VEV ligt. De volgende tabel geeft de strategische beleggingsportefeuille weer, waarbij de strategische portefeuilles voor 2014 en 2015 is weergegeven. Eveneens zijn de werkelijke gewichten per beleggingscategorie (inclusief het solvabiliteitsdepot) per eind 2014 weergegeven. De werkelijke gewichten wijken gedurende het jaar af van de strategische gewichten door koersontwikkelingen. Categorie
Strategisch gewicht begin 2014 43,0% x (1 – A - S) 29,0% x (1 – A - S)
Strategisch gewicht eind 2014 41,0% x (1 – S) 30,0% x (1 – S)
Werkelijk gewicht eind 2014* 41,3% 27,6%
Aandelen Vastrentende waarden Inflatiegerelateerde 12,0% x (1 – A - S) 15,0% x (1 – S) 13,5% obligaties Grondstoffen 5,0% x (1 – A - S) 4,0% x (1 – S) 3,1% Vastgoed 11,0% x (1 – A - S) 10,0% x (1 – S) 5,6% Kas 0,3% Swaptions (S) S S 8,5% Aandelenopties (A) A Totaal 100,0% 100,0% 100,0% * De gewichten Aandelenopties (A) en Swaptions (S) zijn variabel. ** De gewichten zoals opgenomen in deze tabel zijn inclusief de futures en eventuele kasgelden die voor de betreffende beleggingscategorie van toepassing zijn. Deze futures en kasgelden worden in de jaarrekening (en de kerncijfers en –getallen) niet bij de afzonderlijke beleggingscategorieën opgenomen. Dit komt overeen met de grondslagen van de jaarrekening, waarbij futures onder derivaten worden gerapporteerd. De verdeling van deze beleggingen per eind 2014 over de verschillende categorieën, regio’s en sectoren wordt weergegeven in de jaarrekening.
6.2.4.
Samenstelling beleggingsportefeuille
Aandelen Het pensioenfonds belegt wereldwijd in aandelen. Hierbij werd het risico van dalende aandelenkoersen gedeeltelijk afgedekt door aandelenopties. Deze afdekking is 15 december beëindigd gegeven de focus op de lange termijn indexatie-doelstelling. Fysieke aandelenbeleggingen: De strategische regioverdeling van deze beleggingen is gebaseerd op een wereld aandelenportefeuille met extra gewichten naar Europa (15%) en opkomende markten (7%). Eind september is besloten het gewicht aandelen in de strategische portefeuille te verlagen van 43% naar 41%. Het valutarisico van het benchmarkgewicht van de beleggingen in de Amerikaanse dollar, Britse pond en Japanse yen worden afgedekt naar de euro. De aandelenbeleggingen kennen een actief beleggingsbeleid voor de wereldwijde beleggingen en de beleggingen in opkomende landen. Aandelenopties: Deze werden afgesloten op een portefeuille van goed verhandelbare (liquide) aandelenindices, waarbij het valutarisico volledig werd afgedekt. Deze beleggingen hadden een
28
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN passief beleggingsbeleid, zodat de benchmark gelijkgesteld is aan het rendement van de opties. Deze opties dekten het aandelenrisico van ontwikkelde markten af. Vastrentende waarden Naast een relatief stabiel couponrendement hebben de vastrentende beleggingen tot doel een deel van de rentegevoeligheid van de verplichtingen van het pensioenfonds af te dekken. De portefeuille streeft een zo breed mogelijke spreiding na. Daarnaast wordt beoogd om in te kunnen spelen op extra rendementskansen. Eind september 2014 is besloten het gewicht vastrentende waarden beleggingen binnen de strategische portefeuille te verhogen van 29% naar 30%. Daarnaast zijn binnen de vastrentende portefeuille beleggingen verkocht ten gunste van Nederlandse hypotheken. Hiermee is de strategische samenstelling van de vastrentende waarden portefeuille als volgt:
13,33% staatsleningen Euroland; 20,00% bedrijfsobligaties Euroland; 13,33% wereldwijde bedrijfsobligaties exclusief financiële waarden; 16,67% staatsleningen opkomende landen; 3,33% high yield obligaties; 33,33% Nederlandse hypotheken.
De beleggingen in inflatie-gerelateerde obligaties hebben mede tot doel om het inflatierisico gedeeltelijk af te dekken. Het gewicht van de inflatie gerelateerde obligaties is eind september verhoogd van 12% verhoogd naar 15% van de beleggingsportefeuille. De beleggingen in Europese bedrijfsobligaties, obligaties uitgegeven door opkomende landen, high yield obligaties en Nederlandse hypotheken hebben een actief beleggingsbeleid. De overige beleggingen hebben een passief beleggingsbeleid en volgen daarmee de relevante benchmarks. Vastgoed De vastgoedbeleggingen bestaan uit belangen in drie beleggingsfondsen en een aantal rechtstreekse beleggingen. De strategische normverdeling is als volgt: 75% Europees nietbeursgenoteerd vastgoed, 15% Aziatisch niet-beursgenoteerd vastgoed en het overige gewicht in beursgenoteerd vastgoed. De genoemde gewichten zijn streefgewichten, waarbij beursgenoteerd vastgoed beleggingen fungeren als buffer voor de niet-beursgenoteerde onroerend goed beleggingen. Bij de wijziging van de strategisch beleggingsportefeuille is het gewicht onroerend goed verlaagd van 11% naar 10%. De niet-beursgenoteerde beleggingen vinden plaats via beleggingsfondsen met een ‘fund of funds’structuur. De beleggingen zijn goed gespreid over niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen. Deze fondsen hanteren geen benchmark, omdat een geschikte benchmark ontbreekt. Het fonds met beursgenoteerd vastgoed belegt in ontwikkelde landen volgens een passieve beleggingsstrategie en volgt de benchmark. De werkelijke gewichten en de sectorverdeling worden weergegeven in de jaarrekening. Grondstoffen Het pensioenfonds belegt sinds het eind van het eerste kwartaal van 2014 alleen nog in grondstoffen via een actief beheerd fonds. Het gewicht van de beleggingen in grondstoffen in de strategische portefeuille is daarnaast eind van het derde kwartaal verlaagd van 5% naar 4%. Deze beleggingen vinden plaats via aan grondstoffen gerelateerde financiële instrumenten. Het grondstoffenfonds maakt gebruik van twee externe managers. Eén manager streeft naar een extra rendement ten opzichte van de benchmark door derivaten met een looptijd in te zetten, die afwijkt van de benchmark. Op basis van fundamentele en technische analyse van verschillende variabelen neemt deze manager een beslissing waar op de curve te beleggen. De andere beheerder voert ook deze strategie, maar combineert dit met actieve posities waarbij grondstoffen kunnen worden overen onderwogen ten opzichte van de benchmark gewichten. Het onderpand en de kasgelden
29
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN behorend bij de beleggingen worden belegd in korte termijn Amerikaans en Europees (Nederland en Duitsland) overheidspapier (Treasury bills), zodat het kredietrisico beperkt is. Hedge Funds Sinds eind 2011 is besloten strategisch niet meer te beleggen in hedgefondsen. Nadat een groot deel van de investeringen in 2009 is verkocht , resteerde in 2014 nog een kleine investering in hedgefonds. Vanwege de negatieve marktomstandigheden was de verhandelbaarheid van een deel van deze beleggingen slecht en kon een deel van de beleggingen niet in één keer worden verkocht. Deze beleggingen zijn in een aparte beleggingsportefeuille ondergebracht. De laatste verkoop vond 10 juli 2014 plaats. Premiedepot De beleggingen in het premiedepot zijn gestart op 19 november 2014. Dit depot belegt gelijk verdeeld in EMU Staatsobligaties, bedrijfsobligaties (EUR) en Nederlandse hypotheken. Beleggingsaanpak Het beheer van de beleggingen is een mengvorm van actief en passief beheer en vindt plaats volgens het multi manager principe via TKPI beleggingsfondsen en een aantal discretionaire portefeuilles. Voor de actief beheerde portefeuille houdt dit in dat verschillende vermogensbeheerders op een gestructureerde en gedisciplineerde wijze worden geselecteerd op basis van beleggingsstijl, deskundigheid en capaciteiten. Deze aanpak zorgt voor een spreiding over beleggingsstijlen van meerdere eersteklas beleggingsinstellingen wereldwijd. De kans op stabiele bovengemiddelde rendementen is hierdoor groter. Daarnaast heeft een actief beleggingsfonds als doel binnen vastgestelde risicokaders een hoger rendement te behalen dan de benchmark. De passief beheerde beleggingsfondsen volgen daarentegen de benchmark en maken in principe gebruik van één manager. Een passief beheerd fonds behaalt normaalgesproken een beperkt lager rendement dan de benchmark doordat de feitelijke belegging beheer- en transactiekosten met zich meebrengt. Deze worden niet meegenomen in het rendement van de benchmark. Toch kan het voorkomen dat ook een passief beheer beleggingsfonds een hoger rendement behaalt dan de benchmark. Dit kan onder andere komen door de terugvordering van dividendbelasting. In de berekening van de benchmark wordt de mogelijkheid om dividendbelasting terug te vragen niet meegenomen. Deze benchmark wordt wel de net benchmark genoemd. Door de fiscale status van de gehanteerde beleggingsfondsen (voor zowel de actief als passief beheerde fondsen) is het deels wel mogelijk om deze dividend terug te vorderen. Hierdoor zorgt de wel terugontvangen dividendbelasting voor een hoger rendement dan de benchmark.
30
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
6.3.
Integraal risicomanagement
Integraal risicomanagement (IRM) is het proces waarmee richting wordt gegeven aan de risicobeheersing en geldt als basis voor het besluitvormingsproces van het bestuur van het pensioenfonds. Voor het geheel van de risico’s waarmee een het pensioenfonds te maken krijgt (financieel en nietfinancieel), wordt continu een cyclus doorlopen van het opstellen van de doelstellingen en risicostrategie, het identificeren van de risico’s, de risicobeheersing, monitoring en terugkoppeling met betrekking tot de beheersing van deze risico’s.
FOCUS! FOCUS! is de toezichtaanpak van De Nederlandsche Bank (DNB). FOCUS! bouwt voort op Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) de risicomethodologie die de afgelopen jaren bij DNB in gebruik was en behelst een geïntegreerde methode voor de analyse van risico’s bij alle type instellingen die onder prudentieel toezicht van DNB vallen, dit geldt derhalve ook voor pensioenfondsen. In 2009 heeft het bestuur een eerste analyse uitgevoerd op basis van de FIRM methodiek. Het bestuur heeft afspraken gemaakt voor het monitoren van risico’s en tracht middels integraal risicomanagement de risico’s zo goed mogelijk te beheersen. Onderdeel van is een periodieke Risk Self Assesment waarbij de hoofdrisico’s nader worden geanalyseerd.
31
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Het pensioenfonds onderscheidt hierbij de volgende risicocategorieën en beheersingscategorieën:
Risicobeheer 2014 Het pensioenfonds voert een actief risicobeleid. Hierbij is het bestuur zich ervan bewust dat de diverse risico’s waar het pensioenfonds mee te maken kan krijgen en de beschikbare instrumenten om deze risico’s te mitigeren divers en complex zijn. Indien noodzakelijk laat het bestuur zich hierbij door deskundigen ondersteunen Het pensioenfonds heeft in 2014 tijdens de bestuursvergadering van eind 2014 een aantal vervolgstappen gezet op het gebied van integraal risicomanagement. Tijdens deze meeting zijn een aantal onderwerpen aan bod gekomen en gerealiseerd: Hernieuwde maturity gap analyse op het gebied van het volwassenheidsniveau IRM. DNB onderscheidt 4 volwassenheidsniveau ’s: Niveau 1: Niet bestaand of ad-hoc Niveau 2: Reproduceerbaar en informeel Niveau 3: Gestructureerd en geformaliseerd Niveau 4: Geïmplementeerd en periodiek geëvalueerd Op basis van het self-assessment van het bestuur is geconcludeerd dat het bestuur op niveau 3 zit; Het bestuur heeft zich gebogen over een te ontwikkelen risicoraamwerk aan de hand van de risicoruimte die het pensioenfonds heeft; Verder heeft het bestuur per hoofdrisico een aantal onderliggende risico-items geselecteerd en deze gekoppeld aan de doelstellingen van het pensioenfonds; Het bestuur heeft tot slot per geselecteerd risico-item normen en limieten vastgesteld. In 2015 zal de rapportage in het kader van IRM nog verder worden doorontwikkeld. Het pensioenfonds heeft zijn financieel risicobeleid, met betrekking tot uitsluitend de financiële risico’s, verwoord in de ABTN. Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico’s die door het bestuur zijn onderkend en het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s. Financiële risico’s Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico is dat een pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, zal het pensioenfonds de premie verhogen binnen de kaders van de uitvoeringsovereenkomst en is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds.
32
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Beleggingsrisico’s Binnen het strategische beleggingsbeleid houdt het bestuur rekening met de verschillende beleggingsrisico’s. De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. Ook kan er sprake zijn van herfinancieringsrisico’s bij onder andere onroerend goed. De beheersing van deze risico’s is geïntegreerd in het beleggingsproces. Renterisico Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun beleggingen. Vanwege deze ‘mismatch’ ondervindt een pensioenfonds renterisico. Het renterisico is het risico dat de waarden van de beleggingen en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duratie. Dit is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Het renterisico wordt afgedekt door een combinatie van vastrentende waarden, renteswaps en renteswaptions. Hiermee is de dekkingsgraad (gedeeltelijk) beschermd tegen een rentedaling, terwijl de dekkingsgraad toch deels kan profiteren van een rentestijging. De mate van afdekking is afhankelijk van onder andere de nog resterende looptijd van de swaptions en de actuele rentebewegingen en is dus dynamisch en rentestand afhankelijk. De feitelijke afdekking van het renterisico is lager dan de strategische renteafdekking, omdat gebruik gemaakt wordt van opties. Zolang deze optierechten nog niet zijn uitgeoefend, is de renteafdekking in het algemeen niet gelijk aan de strategische renteafdekking. Het gebruik van receiver swaptions maakt de feitelijke renteafdekking onder andere afhankelijk van de (toekomstige) rentestand. Bij een rentedaling neemt de renteafdekking toe, bij een rentestijging neemt deze af. De feitelijke renteafdekking staat hierdoor niet op voorhand vast. Hierdoor is de dekkingsgraad (gedeeltelijk) beschermd tegen een rentedaling, terwijl de dekkingsgraad daarnaast profiteert van een rentestijging. Door de gedaalde rente is één van deze niveaus geraakt en is de strategische afdekking van het renterisico in augustus verlaagd van 85% (in 2013) naar 75%. Per eind 2014 bedraagt de feitelijke renteafdekking 61%. Bij de bepaling van de mate van renteafdekking worden de verplichtingen gewaardeerd op basis van de marktrente en dus niet op basis van de driemaands gemiddelde UFR rentecurve. In paragraaf 7.2.5 en in de risicoparagraaf in de jaarrekening wordt nader ingegaan op het (afdekken van het) renterisico. Aandelenrisico De beleggingen in aandelen vinden wereldwijd plaats. Het aandelenrisico van ontwikkelde landen werd voor een groot deel van 2014 gedeeltelijk afgedekt door aandelenputopties. Hiermee werd wel voor een groot deel geprofiteerd van koersstijgingen, maar het effect op de dekkingsgraad van forse koersdalingen was beperkt. Omdat het bestuur besloten heeft een grotere focus op de lange termijn indexatie-ambitie te leggen, is deze afdekking opgeheven. Inflatierisico Om de gevolgen van een stijgende inflatie op de beleggingen van het pensioenfonds te beperken, belegt het pensioenfonds wel een deel van de portefeuille vastrentende waarden in inflatie gerelateerde obligaties. Ook bij de keuze van instrumenten voor het afdekken van het renterisico wordt rekening gehouden met het inflatierisico. Met het gebruik van opties op renteswaps neemt de renteafdekking af als de rente stijgt. De rente stijgt als gevolg van bijvoorbeeld de stijging van de (verwachte) inflatie. Hierdoor kan de dekkingsgraad stijgen, ook in marktsituaties met een stijgende rente en inflatie. Valutarisico Binnen het strategisch beleggingsbeleid wordt rekening gehouden met het valutarisico. Door wisselkoersveranderingen loopt het pensioenfonds het risico dat beleggingen minder waard worden. Om dit risico te beperken dekt het pensioenfonds de valuta’s af. De beleggingen in vastrentende waarden luiden hoofdzakelijk in euro (of dat de valutarisico’s voor het grootste gedeelte worden afgedekt). De valuta van obligaties uit opkomende landen wordt minimaal voor
33
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN 80% afgedekt. De inflatiegerelateerde obligaties luiden in euro’s. Binnen de categorie aandelen wordt het valutarisico op basis van de benchmarkgewichten van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen met valutatermijncontracten afgedekt naar euro. De valutaexposure van aandelen uit opkomende landen wordt niet afgedekt. Bij onroerend goed en grondstoffen worden de valutarisico’s afgedekt. Bij de beleggen in aandelenopties was geen sprake van valutarisico omdat de valuta’s van de onderliggende aandelenportefeuille werden afgedekt (‘quanto’ opties). Prijsrisico Dit is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardeveranderingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde waarbij waardeveranderingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Daarnaast werd tot 15 december het risico van dalende aandelenkoersen beperkt door gebruik te maken van putopties. Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico’s is het afwikkelingsrisico (‘settlementrisico’). Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen kan lijden. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand bij renteswaps en het uitlenen van effecten (‘securities lending’). Het gevoerde tegenpartij beleid houdt rekening met de risicopremies waardoor het inspeelt op de actualiteit. Ter afdekking van het afwikkelingsrisico wordt door het pensioenfonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het pensioenfonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Herfinancieringsrisico Onder andere vastgoedfondsen maken in veel gevallen gebruik van leningen. Deze leningen hebben een bepaalde looptijd. Het risico dat een lening aan het einde van de looptijd niet door de dezelfde of een andere financiële instelling kan worden geherfinancierd is het herfinancieringsrisico. Op kwartaalbasis vragen de TKPI onroerend goed beleggingsfondsen gegevens op bij de managers van de onderliggende vastgoedfondsen om dit risico te monitoren. De gevraagde informatie heeft betrekking op de mate waarin binnen 12 maanden geherfinancierd dient te worden. Deze informatie wordt kritisch beoordeeld, bijvoorbeeld of de leningen (nog) voldoen aan de voorwaarden die gesteld zijn door de financier Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen, is de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. Zo belegt de obligatieportefeuille in EMU staatsobligaties van landen met een hoge kredietwaardigheid en in andere obligatiecategorieën, zoals bedrijfsobligaties (exclusief financiële dienstverlening) en Nederlandse hypotheken.
34
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het pensioenfonds, wordt het verzekeringstechnisch risico niet herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico’s zijn het langlevenrisico, het overlijdensrisico (kortleven) en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Door toepassing van de AG-prognosetafel 2014 (gecorrigeerd voor de fonds specifieke sterfte), is bij het pensioenfonds het langlevenrisico voor een belangrijk deel gewaardeerd in de voorziening pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële invloed hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationeel risico, het uitbestedingsrisico, het IT-risico en het juridische risico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP) en TKP Investments BV (TKPI). Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitbestedingsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Per 1 januari 2013 zijn er nieuwe uitbestedingscontracten overeengekomen met TKP en TKPI. De contracten zijn modulair opgezet, waarbij per module Key Performance Indicators
35
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN zijn opgenomen. Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van TKP over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP en TKPI een ISAE 3402 type II-rapport. Deze rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoeringsorganisatie ‘in control’ is. PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. certificeert de ISAE 3402-rapportage. Door PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. is verklaard dat in de periode vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 de beheersmaatregelen voldoende effectief hebben gefunctioneerd. Het pensioenfonds besteedt aandacht aan risicobeleid en beheersing van risico’s. De Audit en Financiële Commissie draagt zorg voor de borging van de risicobeheersing en voert een uitgebreide analyse uit op de ISAE 3402 rapportage. Zo nodig worden met de uitbestedingspartijen afspraken gemaakt over verbeteringen. IT-risico’s Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continue of onvoldoende beveiligd worden, ondersteund door IT. De meeste IT-risico’s liggen bij de uitbestedingspartijen en de beheersingsmaatregelen zijn opgenomen in de ISAE 3402 type II rapportages. Juridische risico’s Het risico samenhangend met wet- en regelgeving en de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. Bij de overgang op een eventueel nieuw pensioencontract kan dit risico een rol gaan spelen. Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf van de jaarrekening.
36
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
7.
Beleggingen
7.1.
Resultaten beleggingen lange termijn
Bijgaande grafiek geeft ten opzichte van de langere termijn verwachting volgens de ALM-studie het verloop weer van het gerealiseerde cumulatieve beleggingsrendement ten opzichte van de 700 verwachting vanaf 1988 (1988 = 100). Over deze langjarige 600 periode is het behaalde rendement hoger dan het verwachte rendement. Deze 500 analyse geeft aan dat bij het maken van beleid sprake is 400 geweest van realistische verwachtingen voor het 300 beleggingsrendement. 200 De volgende grafiek geeft het waarde verloop op (marktwaarde) weer van de 100 beleggingen en de verplichtingen, Feitelijk beleggingsrendement Verwachting ALM bepalend voor de hoogte van de 0 dekkingsgraad. Deze grafiek geeft 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 weer dat de marktwaarde van de beleggingen is gestegen door het positieve behaalde rendement. De waarde van de verplichtingen is sterk gestegen, mede veroorzaakt door de sterk gedaalde rente in combinatie met de stijgende levensverwachtingen.
Beleggingen (marktwaarde)en verplichtingen (DNB curve) 2009-2014 8.000
7.000
6.000
5.000
4.000
3.000
verplichtingen 2.000 dec-08
dec-09
dec-10
beleggingen
dec-11
37
dec-12
dec-13
dec-14
2014
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Scenario’s dekkingsgraad voor rente- en aandelenrisico per eind 2014 De volgende grafiek geeft de gevoeligheid van de dekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad weer voor het rente- en aandelenrisico waarbij beide risico’s zich gecombineerd voordoen. Hierbij wordt verondersteld dat de andere beleggingen onveranderd blijven. Hierbij variëren de aandelenkoersen tussen -20% en +20%. De rente varieert tussen -1,0% en 1,5%. De effecten van deze bandbreedtes op de dekkingsgraad worden grafisch weergegeven. Uit de grafiek blijkt duidelijk binnen de ‘scheve verdeling’ van de verwachte (vereiste) dekkingsgraden als gevolg van de gekozen strategie van de renteafdekking. De daling naar de worstcase dekkingsgraad (linksonder) is veel beperkter dan de stijging naar de best case dekkingsgraad (rechtsboven).
Evaluatie strategische beslissingen Naast de evaluatie via de ALM-studie worden de strategische beslissingen jaarlijks geëvalueerd om inzicht te krijgen in de effectiviteit van de strategische beslissingen op basis van risico en rendement. Dit wordt gedaan omdat deze beslissingen niet tot uitdrukking komen in het rendement van de portefeuille ten opzichte van de benchmark. Strategische beslissingen worden namelijk direct verwerkt in de samenstelling van de benchmark. De jaarlijkse evaluatie vindt plaats vanaf het moment van implementatie van een bepaalde keuze. Daarnaast is het extra rendement van het jaar waarin de evaluatie plaatsvindt ook meegenomen in de evaluatie. In totaal zijn in 2014 tien strategische beslissingen geëvalueerd. Uit deze evaluatie kwam naar voren dat de strategische beslissingen positief hebben gewerkt. Het risicoprofiel is niet materieel gewijzigd en naast een positief extra rendement in 2014, heeft het merendeel van de beslissingen geleid tot een positief effect op het rendement vanaf het moment van implementatie. In onderstaande tabel zijn de resultaten met een toelichting samengevat. Hierbij geeft een ‘+’ weer dat de beslissing een positief effect had op het rendement of een verlagend effect op het risico, waarbij ‘++’ een zeer groot effect weergeeft. De ‘=’ geeft weer dat er geen extra effect op het rendement of risico was, terwijl een ‘–’ weergeeft dat de beslissing een negatief effect had op het rendement of geen verlagend effect op het risico. De effecten zijn weergegeven vanaf het moment van opname van de beslissing t/m eind 2014.
38
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Strategische beslissingen
Extra rendement
Regio-allocatie aandelen
=
Risicoprofiel +
Toelichting Doel: risicospreiding en inspelen op extra rendementskansen. De home bias naar Europa is begin 2008 afgebouwd ten gunste van wereldwijd aandelen en Emerging Markets. Vanaf 2008 opkomende markten bepalend voor rendement, waarbij 2008 en 2011 en 2013 minder goed waren voor opkomende landen. 2012 voor zowel ontwikkelde als opkomende markten positief. In 2014 behaalde de VS een hoger rendement. Op basis van rendement sprake van toegevoegde waarde.
Opname grondstoffen
-
+
Doel: Risicospreiding en verbetering van het risico rendementsprofiel. Tot 2008 hadden grondstoffen een lage correlatie met andere beleggingscategorieën, waardoor deze beslissing zeer goed uitpakte. Tijdens de financiële crisis werd deze correlatie echter hoog. Vanaf 2009 stegen aandelenkoersen, waarbij de rendementen op grondstoffen achterbleven. Wel risicospreiding, maar geen positief effect op het rendement.
Allocatie binnen vastrentende waarden
+
+
Doel: risico zo breed mogelijk spreiden en inspelen op extra rendement via beleggen in bedrijfsobligaties, staatsobligaties opkomende landen en sinds 2013 in Nederlandse hypotheken. De obligaties met een hogere rente kenden een hogere volatiliteit en zorgden in 2008 voor een forse koersdaling, maar vanaf 2009 weer sterk herstel. In 2014 hoge rendementen op staatsobligaties door sterk gedaalde rente
Opname inflatiegerelateerde obligaties
-
-
Doel: afdekken van het inflatierisico en verbetering van het risico en rendementsprofiel. Geen positief effect wat betreft rendement. In de jaren dat de inflatieverwachtingen stijgen, hadden deze beleggingen toegevoegde waarde, zoals in 2012. Het afgelopen jaar namen de inflatieverwachtingen echter af.
Allocatie binnen staatsobligaties
+
+
Doel: risicospreiding (verlaging concentratierisico): wijziging verhouding staatsobligaties EMU (meer in meest kredietwaardige landen). Positief effect op zowel rendement als risico.
Opname onroerend goed beleggingen
=
+
Doel: diversificatie binnen de portefeuille. Het rendement was in het eerste decennium positief, in het tweede decennium bleef het rendement achter ten opzichte van aandelen. Lage correlatie met aandelen; verlaging van portefeuillerisico.
Allocatie binnen onroerend goed beleggingen
=
=
Doel: opname Aziatisch onroerend goed en beursgenoteerd onroerend goed vanwege risicospreiding en inspelen op extra rendementskansen. Zowel beursgenoteerd als niet beursgenoteerd Aziatisch onroerend goed hebben niet bijgedragen aan een lagere volatiliteit ten opzichte van niet beursgenoteerd
39
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Europees onroerend goed. Vergelijkbaar rendement. Sinds 2013 in wereldwijd beursgenoteerd onroerend goed. Rendement sinds beslissing lager dan Europees beursgenoteerd onroerend goed. Afdekking valutarisico aandelen
+
++
Doel: risicoverlaging; de ALM aanname is dat het rendement op lange termijn nul zou zijn. Uit oogpunt van kosten is gekozen om voornamelijk de grote valuta’s af te dekken (USD, GBP, JPY). Zowel de rendements- als risicodoelstelling is behaald.
Afdekking renterisico
++
++
Bij de toepassing van het FTK in 2005 is stapsgewijs de renteafdekking ingevoerd. Vanaf 2012 renteafhankelijk beleid. Dit leverde over de gehele periode vanwege de rentedaling een rendementsbijdrage op van 28,9% voor de renteswaps en 9,6% voor de swaptions.
Afdekking aandelenrisico
-
++
Per eind 2011 aandelenputopties gekocht om aandelenrisico te beperken. Gegeven de grotere focus op de lange termijn indexatie-ambitie zijn de aandelenputopties in het vierde kwartaal 2014 verkocht Het afdekken van het aandelenrisico heeft geen toegevoegde waarde voor het rendement als de aandelenkoersen stijgen. Hoewel de beslissing om het aandelenrisico van ontwikkelde landen af te dekken positief is voor het risicoprofiel, had het zoals verwacht, bij stijgende aandelenkoersen geen bijdrage.
7.2.
Resultaten beleggingen 2014
Algemene marktontwikkelingen In 2014 daalde de rente scherp door lage inflatie, geopolitieke onrust en het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). De ECB nam in de eerste maanden van het jaar nog een afwachtende houding aan, maar dit veranderde vanaf in mei. De ECB uitte bezorgdheid over de dure euro en de lage inflatie. Daarom nam de ECB zowel in juni als in september verschillende maatregelen, zoals een renteverlaging en het opkopen van obligaties, ter voorkoming van deflatie. Ondertussen was de markt vrij onzeker over de wisselende economische groeicijfers wereldwijd. In de Verenigde Staten viel de economische groei in het begin van het jaar nog tegen door met name de lange en strenge winter. De arbeidsmarkt trok daarentegen aan en economische cijfers verbeterden dan ook verder in de tweede helft van het jaar. De Amerikaanse centrale bank bouwde tegelijkertijd de kwantitatieve verruiming steeds verder af. In Europa was het beeld tegengesteld. Het economische nieuws vanuit met name Duitsland bleef in de eerste helft van het jaar redelijk positief. Gedurende het jaar bleek echter dat Europa moeite had de crisis achter zich te laten. In veel Europese landen bleef de werkloosheid hoog. Het economische nieuws uit China bleef ondertussen duiden op een verdere vertraging van de economische groei. Rendementen beleggingsportefeuille Het totale rendement van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds inclusief het solvabiliteitsdepot bedroeg in 2014 22,5%. Het premiedepot behaalde een rendement van 1,6% (zie ook hoofdstuk 5.3). Het rendement inclusief het premiedepot bedroeg 22,6%. In 2014 droegen vooral de specifieke beleggingen die ingezet worden om het risico van een daling van de marktrente op te vangen positief bij doordat de marktrente in 2014 daalde. Door deze dalende marktrente behaalden ook de beleggingen in vastrentende waarden een positief rendement. Aandelen beleggingen droegen ook positief bij. De beleggingen in fysieke aandelen behaalden in 2014 een positief rendement. In 2014 stegen de aandelenkoersen van ontwikkelde landen waardoor de aandelenopties niet bijdroegen aan het rendement. De bijdrage van de onroerende goed beleggingen leverde eveneens een positieve bijdrage. De enige categorie fysieke
40
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN beleggingen die negatief bijdroeg was de beleggingen in grondstoffen. Vooral de daling van de olieprijs in de tweede helft van het jaar was hiervan de oorzaak. De volgende tabel geeft zowel de absolute als de rendementen van de beleggingen inclusief het Solvabiliteit- en Premiedepot ten opzichte van de benchmark van de verschillende beleggingen in % weer. Toelichting rendement en kosten De weergegeven rendementen van de beleggingen in de TKPI beleggingsfondsen zijn exclusief kosten (bruto). Hierdoor is duidelijk weer te geven wat de werkelijke toegevoegde waarde is van de beleggingen ten opzichte van de benchmark. Daarom is het totaal van het rendement van de beleggingen in beleggingsfondsen en het rendement ten opzichte van de benchmark nog apart weergegeven. Het totaal van de kosten dat gepaard gaat met het vermogensbeheer en de transactiekosten zijn apart weergegeven. Deze kosten zijn in mindering gebracht van het rendement van het pensioenfonds. Hierdoor is het totale rendement van het pensioenfonds netto. In het hoofdstuk kosten worden de kosten in detail toegelicht. Actueel gewicht per eind 2014
Rendement
Aandelen
41,4
9,5
Fondsen
39,3
10,7
9,7
34,1
11,7
10,6
5,1
5,1
4,4
- actief - passief
Benchmark
Relatief
Bijdrage aan totaal rendement
Bijdrage aan relatief rendement
4,3
0,4
4,7
0,4
1,0
4,4
0,4
0,7
0,3
0,0
0,9
-Bijdrage aandelenopties
0,0
-0,5
-Bijdrage futures
2,1
0,1
Vastrentende waarden*
41,4
10,1
Fondsen/mandaten
34,2
9,6
9,7
- actief
15,3
7,8
- passief
19,0
11,1
-Bijdrage futures Onroerend goed fondsen
4,0
-0,1
-0,1
3,6
-0,1
8,1
-0,3
1,4
-0,1
11,1
0,0
2,2
0,0
7,1
0,4
5,5
8,7
8,7
0,1
0,6
0,0
- actief
4,5
5,5
5,5
0,0
0,3
0,0
- passief
1,1
26,2
25,7
0,4
0,3
0,0
3,5
-20,5
-21,1
0,7
-0,9
0,0
-actief
3,5
-20,0
-19,8
-0,3
-1,0
0,0
-passief
0,0
1,5
1,5
0,0
0,1
0,0
Alternatieve beleggingen fondsen
Renterisico afdekking
14,1
14,7
-5,9
0,1
Vermogensbeheerkosten
0,0
-0,3
Kosten
0,0
0,2
Kas**
Totaal (incl. overlays)
100,0
22,6
22,6
0,4
Beleggingsfondsen
82,5
8,5
8,0
0,5
8,1
0,4
- Actief
57,4
7,7
7,1
0,6
5,2
0,3
- Passief
25,1
10,3
10,1
0,2
2,9
0,0
*) Inclusief de inflatiegerelateerde beleggingen en beleggingen in Nederlandse Hypotheken. **) Hieronder vallen o.a. de volgende categorieën: deposito’s en kas bij Stichting TKP Pensioen Treasury, kas en margin rekeningen bij de futuresbroker en diverse valutaeffecten. In bovenstaande tabel zijn de futuresposities verdeeld over de assetcategorieën waar ze betrekking op hebben.
41
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Resultaten actief/passief beheer De beleggingen zijn een mengvorm van actief beheerde beleggingen en passief beheerde beleggingen die de benchmark volgen. Het rendement van de totale fysieke portefeuille was 0,5%punt hoger dan de benchmark. De actief beheerde portefeuille behaalde een rendement van 7,7%, 0,6% beter dan de benchmark. Dit kwam voornamelijk door de beleggingscategorie aandelen. De samenstelling van de actieve beleggingen is niet te vergelijken met de samenstelling van de passieve beleggingen. Denk hierbij aan de gewichten van beleggingen in Europa en wereldwijde beleggingen of het wel of niet beleggen in opkomende markten. Daarom kunnen de rendementen van de actieve en passieve beheerde beleggingen uit de vorige tabel niet met elkaar worden vergeleken. Om deze vergelijking wel te kunnen maken is een berekening gemaakt wat het rendement van de actieve beleggingen zou zijn geweest als deze passief belegd zouden zijn. Dit is te benaderen door de benchmarkrendementen van de actieve beleggingen te corrigeren voor de kosten die doorgaans een passieve portefeuille maakt. Als de actief beheerde portefeuille passief beheerd zou zijn, zou het rendement 7,3% bedragen. De passief beheerde portefeuille behaalde een rendement dat nagenoeg gelijk was aan de benchmark. De volgende paragrafen geven de achterliggende oorzaken voor het rendement ten opzichte van de benchmark per beleggingscategorie en de toelichting op de rente afdekking en de afdekking van het aandelenrisico weer. In de jaarrekening wordt daarnaast nader ingegaan op de specificaties van de renteafdekking en de afdekking van het aandelenrisico, zie hiervoor paragraaf 12.4.3.1.
7.2.1.
Toelichting rendement aandelen
Macro-economische Stijgende aandelenkoersen in 2014 factoren hadden dit jaar 120 een sterke invloed op de aandelenrendementen. De 115 dalende rentes en de stimulerende maatregelen 110 van de centrale banken in onder andere Japan en 105 Europa zorgden voor stijgende koersen. De 100 oplopende geopolitieke spanningen in Rusland en 95 het Midden-Oosten zorgden Aandelen wereldwijd (GBP, USD, JPY afgedekt naar euro) daarentegen een aantal MSCI Emerging Markets 90 keer voor een correctie. dec-13 mrt-14 jun-14 sep-14 dec-14 Omdat de markt al uit ging van een afbouw van de stimuleringsmaatregelen van de Amerikaanse centrale bank, had de werkelijke afbouw geen grote effecten op de markt. Vanaf september corrigeerden de aandelenmarkten sterk, met name door tegenvallende economische cijfers en de angst voor deflatie vooral in Europa. Dit had een relatief sterk effect op de euro. De euro daalde in waarde ten opzichte van vrijwel alle andere valuta en vooral ten opzichte van de Amerikaanse dollar. In het laatste kwartaal herstelden de aandelenkoersen weer, ondanks de volatiliteit veroorzaakt door politieke spanningen en een daling van de olieprijs. Aandelenbeleggingen eindigden het jaar 2014 dan ook positief. Aandelen uit opkomende landen behaalden eveneens positieve rendementen en was het valutarendement positief. Vooral de rendementen in de regio Azië vielen positief op. Dit gold echter niet voor de aandelenkoersen in Rusland. Hier daalden de koersen scherp na de politieke onrust omtrent de Krim en het oostelijke deel van Oekraïne en de sterke daling van de olieprijs. Daarnaast stond de Russische roebel onder druk. Brazilië had ook te maken met een aantal negatieve factoren. Zo behaalde de zittende president een overwinning in de verkiezingen en de markt beoordeelde dit als negatief. De dalende grondstofprijzen leidden tot dalende aandelenkoersen van de grote Braziliaanse bedrijven in de grondstoffensector. De Amerikaanse dollar steeg in waarde ten opzichte van veel valuta van opkomende landen. De euro daalde echter ook in waarde ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Gemeten in euro’s was het valutarendement van opkomende landen daardoor positief. Het bruto rendement op de fysieke aandelenbeleggingen was positief met 10,7% in 2014 door de koersstijging van aandelen wereldwijd. De bijdrage aan het totale rendement is 4,7%. Het totale rendement op aandelen is lager door het gedeeltelijk afdekken van het aandelenrisico van
42
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN ontwikkelde markten door putopties. Deze strategie levert een positieve bijdrage als aandelenkoersen dalen. De bijdrage van de aandelenopties aan het totale rendement was -0,5%. Het bruto rendement op de actief beheerde aandelenbeleggingen was met 11,7% hoger dan het rendement van de benchmark (10,6%). Het actieve beheerde fonds TKPI MM World Equity Afdekking Fund behaalde een rendement van 11,4% en dit was 0,8% hoger dan de benchmark. Dit kwam vooral door een goede aandelen- en landenselectie in de opkomende landen. Daarnaast droegen de market neutral managers positief bij door positieve aandelenselectie. Het fonds dat in opkomende markten belegt, het TKPI MM Emerging Markets Fund, behaalde in 2014 een rendement 14,5% van 2,8% meer dan dat van de benchmark. Het grootste deel hiervan werd behaald in de tweede helft van het jaar en vooral in Azië door een goede aandelen- en landenselectie. De passief beheerde beleggingen in Europa via het TKPI MM European Equity Afdekking Fund behaalden in 2014 een rendement van 5,1%, 0,7% meer dan de benchmark. Dit kwam naast de reguliere afwijking voornamelijk door een eenmalige uitkering van het alsnog terug ontvangen van dividendbelasting over de periode van 2008 en 2009. Deze uitkering was het gevolg van een procedure die namens de participanten werd gevoerd voor gelijke behandeling van de participanten van het fonds ten opzichte van Spaanse pensioenfondsen. Het ontving naar aanleiding hiervan een eenmalige uitkering is nu vrijgesteld van dividendbelasting in Spanje. Afdekken van valuta Het afdekken van het valutarisico had in 2014 een negatief effect op het absoluut rendement. Dit kwam vooral omdat de Amerikaanse dollar werd sterker werd ten opzichte van de euro. Dit gold ook voor het Britse pond, terwijl de Japanse yen ongeveer gelijk bleef.
7.2.2.
Toelichting rendement vastrentende waarden
Door de daling van de rente stegen staatsobligaties en renteswaps sterk in waarde. De 10 jaars euroswaprente werd nog steeds als veilige haven beschouwd en daalde van 2,2% eind 2013 naar 0,8% eind 2014. Door de lage rente bleven beleggers zoeken naar hogere rendementen door bijvoorbeeld te beleggen in bedrijfsobligaties. De fysieke beleggingen vastrentende waarden behaalden een positief bruto rendement van 9,6%. De bijdrage tot het totale rendement was 3,6% EMU Staatsobligaties De fondsen die in EMU staatsobligaties beleggen (het TKPI MM AAA Fixed Income Fund en het TKPI MM Fixed Income Extra Long Fund) profiteerden van de sterk dalende rente en behaalden ruim positieve rendementen. Het rendement van het TKPI MM AAA Fixed Income Fund was 11,1%. Het TKPI MM Fixed Income Extra Long Fund behaalde met 27,4% een hoger rendement. Door de langere looptijd reageren langlopende staatsobligaties extra op renteveranderingen, waardoor het rendement hoger was dan op staatsobligaties met een kortere looptijd. De fondsen hebben een passief beleggingsbeleid en volgen de benchmark. Van beide fondsen was het rendement lager dan dat van de benchmark. Een deel van de staatsobligaties zijn belegd in een discretionaire portefeuille. De portefeuille belegt mede vanwege de lange pensioenverplichtingen vooral in langlopende obligaties van Nederland en Duitsland. Door een verder dalende rente was er sprake van een positief rendement (32,8%). Omdat de duration van deze obligaties langer is dan het gemiddelde binnen TKPI MM Fixed Income Extra Long Fund is het rendement van deze portefeuille hoger. Inflatiegerelateerde beleggingen Inflatiegerelateerde obligaties doen het normaliter goed als de inflatieverwachtingen stijgen. Een hogere inflatie betekent dat de couponrente en aflossing op een inflatiegerelateerde obligatie stijgen, terwijl deze bij een reguliere nominale staatsobligatie niet met de inflatie aangepast worden. De inflatie en de inflatievooruitzichten stegen echter niet in 2014. De sterke daling van de olieprijs aan het eind van het jaar droeg hieraan bij. Door de lage inflatieverwachtingen was het rendement van inflatiegerelateerde obligaties in 2014 lager dan dat van vergelijkbare nominale obligaties.
43
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Inflatiegerelateerde obligaties worden (binnen de Eurozone) door een beperkt aantal landen uitgegeven: Italië, Frankrijk, Duitsland. Het Europese inflatiegerelateerde fonds belegt in alle drie landen en behaalde een positief rendement van 10,8%. Veranderende risico-opslagen voor de diverse landen speelden ook dit jaar een belangrijke rol in het rendement van inflatiegerelateerde obligaties. De dalende risicopremie van obligaties uit Italië en Frankrijk ten opzichte van Duitsland zorgde dat het rendement van het TKPI MM Inflation Index Linked Bond hoger was dan het rendement van het fonds dat alleen in Duitse inflatiegerelateerde obligaties belegt. Het rendement van dit fonds (TKPI MM Inflation Index Linked Bond Fund – Germany) was in 2014 (3,9%). De beleggingen in de discretionaire portefeuille behaalden een hoger rendement (4,9%). Bedrijfsobligaties Bedrijfsobligaties profiteerden in 2014 van de zoektocht van beleggers naar extra rendement. De beleggingen via het TKPI MM Credit Fund behaalde daarom een ruim positief rendement van 9,1%. Dit was 0,8% meer dan dat van de benchmark. Dit positieve relatieve rendement kwam met name door een succesvolle obligatie- en sectorselectie. Daarnaast was het risicoprofiel van het fonds hoger dan dat van de benchmark en hierdoor profiteerde het fonds van de gedaalde risicopremie. Managers anticipeerden op de verwachting dat 2014 een sterk jaar zou zijn voor bedrijfsobligaties. Het passieve fonds dat belegt in bedrijfsobligaties exclusief de financiële sector, TKPI MM Global Credits ex Financials Fund behaalde eveneens een positief rendement, 8,4%. Dit was licht hoger dan het rendement van de benchmark. In tegenstelling tot bedrijfsobligaties, was 2014 voor Global High Yield een minder goed jaar. Hoewel het ruime beleid van de centrale banken positief was, waren geopolitieke spanningen en de fors dalende olieprijs negatief voor de high yield markt. Door het relatief hoge gewicht van de energiesector (15%) was de negatieve prijsontwikkeling van ruwe olie zeer negatief voor de index als geheel. Het TKPI MM Global High Yield Fund heeft een actief beleggingsbeleid en presteerde met 3,6% rendement in 2014 1,3% beter dan de benchmark door een voorzichtige positionering in de energiesector en een dynamisch gebruik van het risicobudget. Het rendement van staatsobligaties uit opkomende landen was in 2014 positief. Het positieve rendement van het TKPI MM Emerging Market Debt Fund (5,7%) werd voornamelijk behaald in de eerste helft van het jaar door de daling van de risicopremie en de rente in de Verenigde Staten. In de tweede helft van het jaar liep de risicopremie op staatsobligaties uit opkomende landen echter weer op. Eén van de landen die daarbij opviel was Venezuela. De overheidsfinanciën van dit land zijn sterk afhankelijk van de olie-inkomsten. Met de scherpe daling van de olieprijs wordt het daarom veel moeilijker om aan de betalingsverplichtingen te voldoen. Daarnaast behaalden de obligaties van Oekraïne en Rusland negatieve rendementen door de politieke spanningen, economische sancties en de daling van de olieprijs. Ten opzichte van de benchmark behaalde het fonds een negatief relatief rendement (-1,3%). Dit werd veroorzaakt doordat het fonds, ten opzichte van de benchmark, overwogen was in Venezuela. Dit had een negatief effect omdat de koersen van obligaties uitgegeven door Venezuela daalden. Daarbij was het fonds aan het begin van het jaar gepositioneerd om te profiteren van een stijging van de rente in de Verenigde Staten en een daling van de risicopremie van Emerging Market Debt. Deze positionering droeg negatief bij. Nederlandse hypotheken Eind 2013 is gestart met de beleggingen in Nederlandse hypotheken en in 2014 is het strategisch gewicht verhoogd. Deze beleggingen via het MM Dutch Mortgage Fund behaalden een rendement van 9,1%. Omdat een goede benchmark ontbreekt, wordt het rendement van het fonds op de lange termijn vergeleken met het rendement van de BofA Merrill Lynch Netherlands Government Index total return index. Op kwartaalbasis kunnen de resultaten ten opzichte van de benchmark fluctueren door periodieke aanpassingen van de hypotheekrente, wijzigingen in het renteverschil tussen hypotheken en staatsobligaties en kredietverliezen. Het rendement van het fonds lag 2,1% lager dan deze index. In 2014 was dit vooral het gevolg van de zeer snelle daling van de rente op staatsobligaties.
44
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
7.2.3.
Toelichting rendement vastgoedbeleggingen
De vastgoedbeleggingen behaalden een positief rendement van 8,7%. Zowel de rendementen van niet-beursgenoteerde beleggingen als beursgenoteerde beleggingen waren in 2014 positief. Het rendement van niet beursgenoteerd onroerend goed in Europa was met 6,5% hoger dan het rendement van niet beursgenoteerd onroerend goed in Azië (3,2%). De beleggingen in het beursgenoteerd vastgoed in ontwikkelde landen was in 2014 26,2%. Door de sterke daling van de rente stegen de koersen van beursgenoteerd onroerend goed. Vastgoedbedrijven maken meer dan andere bedrijven gebruik van vreemd vermogen. Hierdoor zijn ze gevoeliger voor rente schommelingen. Daarnaast wordt het dividend rendement op vastgoed aandelen aantrekkelijker als de rente daalt. Het fonds heeft een passief beleggingsbeleid. Een passief beheerd fonds behaalt normaliter een beperkt lager rendement dan de benchmark. Dit komt doordat de feitelijke belegging beheer- en transactiekosten met zich meebrengt die niet worden meegenomen in het rendement van de benchmark. Ondanks deze gemaakte kosten was het rendement ten opzichte van de benchmark positief. Dit positieve relatieve rendement kwam voort uit de terugontvangen dividendbelastingen. Door de fiscale status van het fonds kan dividendbelasting teruggevraagd worden. Deze teruggave wordt niet in de berekening van de benchmark meegenomen. Daarnaast leverde het uitlenen van aandelen (securities lending) extra rendement op. De interesse van beleggers in niet beursgenoteerd onroerend goed in Europa was in 2014 onverminderd sterk. Door de ‘search for yield’ nam het beleggingsvolume in commercieel onroerend goed met 21% toe. Daarnaast beperkte de interesse van beleggers zich niet meer uitsluitend tot het topsegment. Ook buiten het topsegment herstelde de liquiditeit en waarderingen. De toegenomen interesse was bij de TREF fondsen zichtbaar in de liquiditeit en in waardestijgingen. Het positieve rendement werd onder andere veroorzaakt door beleggingen in het Verenigd Koninkrijk waarbij geprofiteerd werd van de gunstige macro economische ontwikkelingen. Ook de Spaanse vastgoedmarkt herstelde zich snel. Het doorvoeren van economische hervormingen en de relatief aantrekkelijke waarderingsniveaus resulteerden met name in de tweede helft van het jaar in gunstige waardeontwikkelingen. De rendementen werden mede ondersteund door gerealiseerde verkopen, waarbij de opbrengst hoger was dan de boekwaarde. Door de belangstelling voor beleggingen in vastgoed met een hoog direct rendement op locaties met relatieve schaarste droegen deze beleggingen met positieve herwaarderingen bij aan het positieve rendement. Door de gevolgen van het matige economische herstel en structurele gedragsveranderingen bij het winkelend publiek (o.a. meer aankopen via internet) behaalden beleggingen in de Nederlandse winkelmarkt een negatief rendement. Daarnaast behaalde Q-Park een negatief rendement van 12% vooral door een afwaardering als gevolg van een fundamentele herziening van de verwachte omzetontwikkeling op lange termijn. Deze herziening kwam vooral voort uit de aanhoudend zwakke economie in continentaal Europa. Daarnaast vond een afschrijving van de ‘goodwill’ plaats door een verschil van inzicht tussen de nieuwe en de vorige accountant. Deze goodwill betreft vooral activiteiten in Zweden, zoals parkeerhandhaving, kortlopende contracten. De economische groei van de regio Azië herstelde en de tweede helft van 2014 na een afnemende exportgroei en binnenlandse vraag in China aan het begin van het jaar. De beleggingen van niet beursgenoteerd onroerend goed in de Azië vinden plaats via het TKPI MM Asian Real Estate Fund. Dit fonds volgt sinds enkele jaren een strategie waarbij zo veel mogelijk liquide middelen worden vrijgemaakt. Dit betekent dat terugontvangen kapitaal van de fondsbeheerders terugvloeien naar de participanten. In 2014 stortte in 2014 ruim EUR 23 miljoen terug naar het pensioenfonds. Voor de waardering van niet beursgenoteerd onroerend goed is in eerste instantie de waardering van de onderliggende fondsmanagers bepalend, gebaseerd op externe taxaties. Wanneer de fondsmanager TKP Investments een waardering niet representatief voor de marktwaarde vindt, kan zij besluiten om hier vanaf te wijken. De aldus resulterende waarderingen zijn opgenomen in de jaarrekeningen van de betreffende beleggingsfondsen, en deze jaarrekeningen zijn voorzien van een goedkeurende controleverklaring van een externe accountant.
45
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
7.2.4.
Toelichting rendement alternatieve beleggingen
Het rendement van de alternatieve beleggingen in 2014 was -20,5%. Het absolute en relatieve rendement van de categorie is lager dan die van de onderliggende actieve en passieve beleggingen. Dit is het gevolg van gewichtswijzigingen door transacties gedurende de meetperiode in combinatie met volatiele rendementen. De beleggingscategorie alternatieve beleggingen bestaat uit beleggingen in grondstoffen en hedge funds.
7.2.4.1.
Grondstoffen
Grondstofprijzen daalden fors in 2014, vooral veroorzaakt door de daling van de olieprijs in de tweede helft van het jaar. Een dalende vraag naar olie in combinatie met goede productiecijfers (onder andere vanwege schalie olie), en de sterke Amerikaanse dollar zorgde voor een daling van de prijs. Deze negatieve trend werd versterkt nadat de OPEC eind november besloot haar productie niet terug te schroeven. De beleggingen in het passieve beleggingsfonds MM Commodity Index Fund behaalde tot aan de verkoop in het eerste kwartaal nog een positief rendement (1,5%). De beleggingen in het MM Acitve Commodities Fund behaalde in 2014 een rendement dat -20,0% en was 0,3% lager dan dat van de benchmark. Dit kwam vooral door een positionering in de grondstof aardgas in het eerste kwartaal. Deze ging uit van een daling van de prijs, terwijl de prijs van aardgas sterk opliep. Per 1 april 2011 is de benchmark gewijzigd door aardgas uit de benchmark te verwijderen. Op 1 maart 2014 is de benchmark wederom aangepast door ook tarwe, veeteelt en aluminium uit te sluiten. De uitgesloten grondstoffen deden het in 2014 in zijn algemeenheid beter dan andere grondstoffen, waardoor de uitsluiting een negatief effect had van ongeveer 3,2%. Indien deze beslissingen niet genomen waren, zou het rendement van de actief beheerde grondstoffen beleggingen sinds 1 april 2011 2,4% lager zijn geweest.
7.2.4.2.
Hedgefonds
De resterende hedge fonds beleggingen met een waarde van circa EUR 14.000 zijn per 10 juli 2014 verkocht. Tot moment van verkoop behaalden deze beleggingen een rendement van -4,3%.
7.2.5.
Toelichting renterisico
De marktrente daalde in 2014. Hierdoor is één van deze niveaus geraakt en is de strategische afdekking van het renterisico in augustus verlaagd van 85% (in 2013) naar 75%. Op basis van de rentegevoeligheid van de onderliggende waarde van de swaptions bedraagt de rentegevoeligheid van de beleggingen inclusief de renteswaps per eind 2014 73,4% van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV). Hiermee ligt de mate van afdekking binnen de bandbreedte van +/5% ten opzichte van de gewenste onderliggende afdekking van 75%. Bij de bepaling van de mate van renteafdekking worden de verplichtingen gewaardeerd op basis van de marktrente en dus niet op basis van de driemaands gemiddelde UFR rentecurve. Feitelijke renteafdekking De feitelijke renteafdekking is onder andere afhankelijk van de (toekomstige) renteniveaus. Doordat de rente-afdekking voor een deel met swaptions plaatsvindt, neemt de renteafdekking bij een rentedaling toe en bij een rentestijging neemt deze af. Hierdoor is de dekkingsgraad beschermd tegen een rentedaling, terwijl de dekkingsgraad ook kan profiteren van een rentestijging als de inflatie toeneemt. De feitelijke afdekking van het renterisico is lager dan 75%, omdat sprake is van het gebruik van optierechten. Zolang deze optierechten nog niet zijn uitgeoefend kan geen sprake zijn van een renteafdekking van 75%. Doordat deze optierechten vroegtijdig worden verruild voor nieuwe optierechten zal in de praktijk sprake zijn van een lagere feitelijke renteafdekking.
46
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN De feitelijke afdekking van het renterisico per eind 2014 bedraagt circa 61% (2013: 57%), het renterisico van het pensioenfonds bedraagt nog circa 39% (2013: 43%) van dat van de verplichtingen. De volgende figuur geeft de rentegevoeligheid van de beleggingen en de VPV grafisch weer.
100% 90% 80%
Resterend Renterisico op basis PV01 (39%)
70%
Rentegev. Swaptions obv onderliggende waarde (45%)
60% 50%
Rentegev. Swaptions (32%)
Rentegevoeligheid VPV
40% 30%
Rentegevoeligheid Swaps (18%)
20% 10%
Rentegevoeligheid VRW (11%)
0%
Effectiviteit van de renteafdekking bij verschillende renteschokken 100%
90% Onafgedekt renterisico bij rentedaling van 1,0%
80%
Onderliggende rentegevoeligheid Swaptions (Huidig 45%)
70%
Onafgedekt renterisico bij rentestijging van 1,5%
Huidige onderliggende afdekking 73%
Huidige feitelijke afdekking 61%
60%
50%
Rentegevoeligheid Swaptions (Huidig 32%)
40%
30%
20% Rentegevoeligheid VRW en Swaps (Huidig 29%) 10%
1.5%
1.4%
1.3%
1.2%
1.1%
1.0%
0.9%
0.8%
0.7%
0.6%
0.5%
0.4%
0.3%
0.2%
0.1%
0.0%
-0.1%
-0.2%
-0.3%
-0.4%
-0.5%
-0.6%
-0.7%
-0.8%
-0.9%
-1.0%
0%
Gerealiseerde renteafdekking Op basis van de werkelijke renteontwikkeling kan de gerealiseerde renteafdekking worden berekend. Deze kan afwijken van de feitelijke afdekking doordat in de feitelijke renteafdekking geen rekening wordt gehouden met niet parallelle verschuiving van de rentetermijnstructuur (de verandering van rentes met verschillende looptijden kunnen van elkaar verschillen). Daarnaast kan de renteverandering van een staats- of bedrijfsobligatie (risico opslagen) anders zijn dan van de swaprente. De gerealiseerde afdekking bedroeg voor geheel 2014 circa 65% (2013: circa 68%). Op maandbasis was de renteafdekking vrij stabiel. De bandbreedte was rond de 10% afwijking ten
47
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN opzichte van de renteafdekking over geheel 2014. Hierbij is bij de vastrentende beleggingen en verplichtingen alleen rekening gehouden met de waardeverandering als een gevolg van een verandering van de swaprente. Er is geen rekening gehouden met het effect van de driemaands gemiddelde RTS op basis van de UFR op de waarde van de verplichtingen. Indien de ontwikkeling van de risico opslagen op vastrentende beleggingen wordt meegenomen dan was de gerealiseerde mate van renteafdekking lager (62%).
7.3.
Premiedepot
De beleggingen in het premiedepot zijn gestart op 19 november 2014. De totale waarde van het depot per 31 december 2014 is € 35,5 miljoen. Hieronder een overzicht met de verdeling van het depot en de netto rendementen in %.
TKPI MM Credit Fund TKPI MM Dutch Mortgage Fund TKPI MM Fixed Income Fund Totaal
7.4.
Gewicht 33,1 33,5 33,4 100,0
Rendement 0,8 1,9 1,9 1,6
Benchmark 0,7 2,0 1,9 1,5
Relatief 0,1 0,0 0,0 0,0
Beleggingsdepots voor rekening deelnemers KPN en KPN Contact
Anders dan bij het hoofdvermogen zijn bij de fusie tussen Pensioenfonds KPN en STPS (KPN Contact) de beleggingen behorend bij de beschikbare premieregeling van STPS niet samengevoegd met die van de beschikbare premieregeling van Pensioenfonds KPN. De samenstelling van de beleggingsdepots van de Life Cycle en Vrij Beleggen van beide regelingen verschillen op een (beperkt) aantal onderdelen. Hierdoor bestaan de Life Cycles en Vrij Beleggen van beide regelingen naast elkaar. Het beleggingsrisico en het langlevenrisico van het Individueel Pensioensparen (IPS) - en de Beschikbare Premieregeling (BPR) is voor rekening van de (gewezen) deelnemer. De samenstelling van de beleggingsdepots wijkt hierdoor af van de samenstelling van de beleggingen van het reguliere vermogen. Bij de IPS en BPR beleggingsdepots is geen sprake van renterisico omdat de inkoopfactor op basis waarvan het opgebouwde vermogen wordt omgezet in pensioenaanspraken gebaseerd is op een vaste rekenrente van 4% voor de regeling van Pensioenfonds KPN en 3,4% voor de regeling van KPN Contact. Het afdekken van de rente zoals bij het reguliere vermogen is daarom niet van toepassing. Een ander verschil met het reguliere vermogen en daarmee het rendement, is dat de aandelenbeleggingen van het IPS en BPR vermogen het risico voor dalende aandelenkoersen niet afdekt. Door de stijgende aandelenkoersen in ontwikkelde landen had afdekken geen toegevoegde waarde. Het rendement op de aandelenbeleggingen voor de beleggingsdepots was hierdoor hoger dan het reguliere vermogen in 2014. Individueel Pensioensparen (IPS) en Beschikbare-Premieregeling (BPR) Stichting Pensioenfonds KPN Gewezen deelnemers in de BPR- en de IPS-regeling beleggen standaard via de Life Cycle-depots. Dit betekent dat naarmate de pensioendatum voor de individuele deelnemer dichterbij komt, de beleggingsmix automatisch minder risicovol wordt. Daarnaast wordt bij de samenstelling rekening gehouden met de inkoopfactor op basis waarvan het opgebouwde vermogen wordt omgezet in aanspraken. Ook kunnen deelnemers kiezen voor vrij beleggen in beleggingsdepots. Per 1 januari 2015 zullen de leeftijdscohorten uitgebreid worden en zal de samenstelling van de beleggingen eveneens wijzigen. Per eind 2014 bedroeg het in de Life Cycle depots belegd vermogen circa € 168,4 miljoen. In de Vrij beleggen depots bedroeg het belegd vermogen circa € 11,2 miljoen en het belegd vermogen prépensioen bedraagt € 0,9 miljoen.
48
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Netto resultaten Life Cycle en benchmark (%) in 2014
I II III IV V
Verhouding aandelen/obligaties/ geldmarkt (%)
Rendementen
Benchmark
Relatief
90/10/0 75/25/0 50/50/0 25/40/35 10/0/90
10,2 10,0 9,6 6,4 2,1
9,6 9,4 9,2 5,8 1,0
0,6 0,5 0,4 0,6 1,1
Netto resultaten Vrij beleggen en benchmark (%) in 2014 Beleggings depots A B C D E F G *
Verhouding aandelen/ obligaties/geldmarkt (%)
Rendementen
Benchmark
Relatief
100/0/0 75/25/0 50/50/0 25/75/0 0/100/0 50*/50/0 0/0/100
10,3 10,0 9,6 9,1 8,7 13,5 1,2
9,7 9,4 9,2 8,9 8,5 13,9 0,0
0,6 0,5 0,4 0,3 0,1 -0,4 1,2
50% wordt belegd in aandelen die voldoen aan duurzaamheidscriteria.
Samenstelling Voor de categorie aandelen wordt als volgt belegd: 78% wereldwijd met dollar, pond en yen afgedekt; via het TKPI MM World Equity Afdekking Fund; 15% Europa met pond afgedekt; via het TKPI MM European Equity Afdekking Fund; 7% opkomende landen: via het TKPI MM Emerging Markets Fund. Voor de categorie obligaties wordt als volgt belegd: 40% eurostaatsobligaties met minimaal de rating van AA van Standard & Poors en Fitch en Aa2 van Moody’s; via het TKPI MM AAA Fixed Income Fund. De minimale rating voor beleggingen van het beleggingsfonds zijn AA (S&P), Aa2 (Moody’s) en de AA rating van Fitch; 40% bedrijfsobligaties; via het TKPI Credit Fund; 20% inflatiegerelateerde obligaties Duitsland; via het TKPI MM Inflation Index Linked Bond Fund Germany. Het depot dat uit 100% geldmarkt bestaat, belegde tot en met 31 maart 2014 in kortlopende (1daagse) deposito’s, via het TKPI MM Short Term Money Market Fund. Vanaf deze datum vinden de geldmarktbeleggingen plaats via het TKPI Savings Fund. Deze beleggingen vinden plaats in Nederlandse spaarfondsen of op spaarrekeningen. Het verwacht rendement is op dit moment vergelijkbaar met een particuliere spaarrekening terwijl het risico van de beleggingen laag is. Het depot voor Prépensioensparen behaalde een netto rendement in 2014 van 9,2%. Dit depot belegt 50% in aandelen en 50% in obligaties. Beschikbare-Premieregeling (BPR) KPN Contact Het vermogen voor de BPR-regeling van KPN Contact kunnen (gewezen) deelnemers volgens de Life Cycle beleggen. Daarnaast kunnen (gewezen) deelnemers kiezen voor Vrij beleggen in beleggingsdepots met verschillende risicoprofielen. Zolang er nog geen omzetting in pensioen of premievrije aanspraken heeft plaatsgevonden, ligt het beleggingsrisico bij de (gewezen) deelnemer. Het pensioenfonds loopt geen risico over de verplichtingen die tegenover dit vermogen staan. Per eind 2014 was in totaal € 38,6 miljoen belegd via de beschikbare premieregeling, hierbij was. € 34,2 miljoen belegd via de Life Cycle en € 4,4 miljoen via Vrij beleggen depots.
49
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Netto resultaten Life Cycle en benchmark (%) in 2014
I II III IV V
Verhouding aandelen/obligaties/ geldmarkt (%)
Rendementen
Benchmark
Relatief
90/10/0 75/25/0 50/50/0 25/75/0 10/0/90
10,4 10,1 9,7 9,2 2,1
9,7 9,5 9,2 8,9 1,0
0,6 0,5 0,4 0,3 1,1
Netto resultaten Vrij beleggen en benchmark (%) in 2014 Beleggings depots A B C D E F G *
Verhouding aandelen/ obligaties/geldmarkt (%)
Rendementen
Benchmark
Relatief
100/0/0 75/25/0 50/50/0 25/75/0 0/100/0 50*/50/0 0/0/100
10,5 10,1 9,7 9,2 8,7 13,5 1,2
9,8 9,5 9,2 8,9 8,5 13,9 0,0
0,7 0,5 0,4 0,3 0,1 -0,3 1,2
50% wordt belegd in aandelen die voldoen aan duurzaamheidscriteria.
Samenstelling en omvang De aandelenmix wordt belegd volgens dezelfde verdeling als die van het regulier vermogen: 80% wereldwijd; 13% in Europa; 7% in opkomende markten; Daarnaast bestaat de mogelijkheid om 100% te beleggen in aandelen die voldoen aan duurzame criteria. Voor de categorie obligaties wordt als volgt belegd: 40% eurostaatsobligaties met minimaal de rating van AA van Standard & Poors en Fitch en Aa2 van Moody’s; 40% bedrijfsobligaties; 20% Duitse inflatiegerelateerde obligaties; De geldmarktbeleggingen beleggen vinden sinds 31 maart 2014 plaats via het TKPI Savings Fund. Deze beleggingen vinden plaats in Nederlandse spaarfondsen of op spaarrekeningen. Het verwacht rendement is op dit moment vergelijkbaar met een particuliere spaarrekening terwijl het risico van de beleggingen laag is. De rendementen van de onderliggende beleggingsfondsen waren positief door de stijging van de aandelenkoersen en de obligatiekoersen. Ook was het rendement van de actief beheerde aandelenbeleggingen hoger dan dat van de benchmark. Uitzondering was het aandelenfonds dat belegt volgens duurzaamheidscriteria. Het passief beheerde obligatiefonds behaalde een licht lager rendement dan de benchmark.
50
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
7.5.
Maatschappelijk verantwoord beleggen
Inleiding Het pensioenfonds heeft de overtuiging dat aandacht voor Environmental, Social en Governance (ESG)-aspecten in het beleggingsproces bijdraagt aan een beter risico/rendementsprofiel van de beleggingen. Het verantwoord beleggen beleid bestaat uit de periodieke screening op duurzaamheid van de ondernemingen waarin wordt belegd, het voeren van een dialoog met bedrijven, uitsluiting van bepaalde bedrijven en landen en een actief stembeleid. Ook is de integratie van ESG-criteria in het beleggingsproces een vast onderdeel van het multi manager selectieproces. Het beleid is geïmplementeerd in de TKPI beleggingsfondsen waarin het pensioenfonds belegt, beheerd door TKP Investments. Screening en engagement Het pensioenfonds streeft ernaar dat alle ondernemingen waarin ze belegt, zich gedragen volgens de Global Compact Principles (GCP), zoals opgesteld door de Verenigde Naties (VN), op het gebied van mensenrechten, arbeidsplaatsen, milieu en corruptie. Jaarlijks screent TKPI de beheerde portefeuilles op het naleven van deze principes. Een gespecialiseerde externe partij, Sustainalytics doet deze screening. Bij de screening van de aandelen en vastrentende waarden beleggingen per eind 2013 voldeden 27 bedrijven niet aan de Global Compact principes. Met elf van deze bedrijven is in 2014 een dialoog gevoerd op verschillende thema’s. Van deze bedrijven toonden drie bedrijven verbetering aan waardoor ze niet langer als non-compliant werden beoordeeld. Deze bedrijven zullen overigens nog wel nauwlettend gevolgd worden en zijn op de ‘watchlist’ geplaatst. De volgende toelichting geeft deze succesvolle engagement trajecten weer: BP: Dit bedrijf was betrokken bij verschillende incidenten met omvangrijke milieuschade. Een belangrijk incident betrof de explosie op het Deepwater Horizon platform. BP heeft zich bewust getoond van de milieurisico’s door maatregelen te treffen en wijzigingen in het management door te voeren. Het bedrijf heeft een intern onderzoek gedaan en 26 aanbevelingen geformuleerd (het Bly rapport). Met het implementeren van15 van deze aanbevelingen heeft BP laten zien goede vooruitgang te boeken in het adresseren van veiligheidsrisico’s. BP verwacht de resterende 11 aanbevelingen (meer reactief dan preventief) eind 2015 te hebben geïmplementeerd. Daarmee wordt BP niet langer als non-compliant beoordeeld. Transocean had een slechte historie op het gebied van veiligheid en was eveneens betrokken bij de ramp met het Deepwater horizon platform. Daarnaast was het de eigenaar en tevens de werkgever van de bemanning op het platform. Het bedrijf heeft zich inmiddels gecommitteerd om zogenaamde ‘best practices’ te hanteren voor haar offshore operaties en haar ‘safety record’ is verbeterd. Daarmee wordt Transocean niet langer als non-compliant beoordeeld. HSBC werd in verband gebracht met betrokkenheid bij witwaspraktijken (corruptie). Uit het engagement onderzoek bleek dat HSBC substantieel vooruitgang heeft geboekt in haar antimoney-laundering programma en tevens zeer bereid is om haar gedrag te verbeteren. Zo zijn o.a. management wisselingen doorgevoerd, interne richtlijnen aangepast en het toezicht verscherpt. Hierdoor is HSBC niet langer als non-compliant beoordeeld. Drie andere bedrijven zijn aan de uitsluitingenlijst toegevoegd omdat er onvoldoende voortgang in de dialoog werd geboekt. Dit zijn Barrick Gold (milieu), PetroChina (mensenrechten) en Wal-Mart Stores Inc (anti corruptie). Zes van de bedrijven die niet overeenkomstig de UN Global Compact principes handelden zijn staats(gerelateerde) bedrijven. Bij deze bedrijven zal naar verwachting niet worden meegewerkt aan een dialoog. De soevereine staten die eigenaar zijn van deze bedrijven kwalificeren op dit moment niet voor uitsluiting.
Naast de reguliere dialoog met 10 bedrijven is in 2014 met tien bedrijven een dialoog gevoerd rond het thema mensenrechten (waaronder vrijheid van vakbeweging) in combinatie met zakendoen. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij het ‘Protect, Respect and Remedy’ raamwerk van VN afgezant John Ruggie. Dit raamwerk spoort het bedrijfsleven aan verantwoordelijkheid op het gebied van mensenrechten te nemen en het bedrijf op de reputatie-, operationele en juridische risico’s aan te spreken.
51
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN De grafiek geeft weer in welke mate de verschillende onderwerpen in de gesprekken naar voren kwamen. 33%
24%
14% 29% Mensenrechten (Arbeid)
Mensenrechten (Algemeen)
Corporate Governance
Milieu
Uitsluitingen Op basis van universeel erkende veroordelingen sluit het pensioenfonds TKPI een aantal landen uit om in te beleggen. Het gaat hier om landen die betrokken zijn bij het schenden van mensenrechten. In 2014 stonden 12 landen op deze lijst. Hiervan zit alleen Wit Rusland in een benchmark van één van de TKPI beleggingsfondsen. Dit betreft het TKPI MM Emerging Market Debt Fund. Het gewicht van Wit Rusland is 0,21% per eind 2014 en leidt tot een (kleine) mismatch in de portefeuille. Daarnaast past het pensioenfonds een uitsluitingsbeleid toe op alle bedrijven die betrokken zijn bij controversiële wapens. Dit zijn de volgende soorten wapens, munitie en mijnen: biologische wapens, nucleaire wapens, chemische wapens, anti-persoonsmijnen, clusterbommen en munitie met verarmd uranium. Hiermee wordt ook voldaan ook aan het wettelijke verbod op investeren in bedrijven die betrokken zijn bij de productie van clustermunitie zoals dat sinds 1 januari 2013 van kracht is. Naast deze bedrijven kunnen ook bedrijven die non-compliant zijn met de VN Global Compact principes en onvoldoende voortgang in de dialoog tonen, worden opgenomen op de uitsluitingenlijst. In 2014 betrof dit twee bedrijven: Vedanta Resources Plc en Freeport-Mcmoran Copper and Gold Inc. Op de uitsluitingslijst van 2014 stonden in totaal 36 bedrijven. Deze bedrijven maken in totaal 1,22% uit van de aandelenbenchmark MSCI AC World Index. Stembeleid In 2014 is gestemd op 540 (2013: 456) vergaderingen op ruim 8.400 (2013: 6.600) onderwerpen. In ongeveer 10% van de onderwerpen is tegen het voorstel gestemd. Dit betrof dan met name voorstellen voor benoeming van bestuurders of toezichthouders en beloningsvoorstellen. De grafieken tonen enkele dwarsdoorsnedes van de uitgebrachte stemmen in 2014: Vergaderingen 2014 per land Zwitserland; 36 Nederland; 39 Zweden; 39
België; 31 Italië; 28 Spanje; 24 Finland; 17 Oostenrijk; 14 Denemarken; 12 Overig; 24
Duitsland; 60 Verenigd Koninkrijk; 140
Frankrijk; 76 Verenigd Koninkrijk Nederland Spanje
Frankrijk Zwitserland Finland
Duitsland België Oostenrijk
52
Zweden Italië Denemarken
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Overzicht uitgebrachte stemmen in 2014
10,0%
0,6%
89,5%
Stemmen "Voor"
Stemmen "Tegen"
Stemmen "Onthouden"
Overige activiteiten in 2014 CIO dialoog: TKPI participeert met andere vermogensbeheerders in de CIO dialoog een dialoog met een groep van Nederlandse Chief Investment Officers die met elkaar spreekt over een duurzaam financieel stelsel. Als onderdeel hiervan organiseerde TKPI samen met SPF Beheer, MN en Univest een persbijeenkomst. Door een aantal praktijkvoorbeelden te bespreken, gaven de vermogensbeheerders een indruk van de manier waarop maatschappelijk verantwoord wordt belegd door hun organisatie. Zo kwam duidelijk naar voren dat het voor institutionele beleggers niet ophoudt bij de vraag of er wel of niet moet worden geïnvesteerd in een bedrijf. Een belangrijker doel is juist het uitoefenen van invloed door middel van het voeren van een dialoog met het bedrijf in kwestie. Uitsluiting is een laatste redmiddel. De toekomst van maatschappelijk verantwoord beleggen ligt in positieve keuzes in plaats van in kritiek op ondernemingen. TKPI bracht daarbij de initiatieven die ontplooid worden om met Shell een dialoog aan te gaan over de aardbevingenproblematiek in Groningen naar voren. Qatar: De FNV bracht een rapport uit waarin vijf bedrijven in verband worden gebracht met slechte arbeidsomstandigheden in Qatar. Dit betreft met name de bouw van stadions voor het WK Voetbal in 2022. Deze bedrijven zijn Vinci, Hyundai Engineering & Construction, Hochtief, Boskalis en Arcadis. Het screenen op arbeidsomstandigheden bij bedrijven maakt integraal onderdeel uit van het TKPI beleggingsproces. De vijf genoemde bedrijven kwamen niet naar voren als non compliant met de UN Global Compact thema’s. Wel heeft research aanbieder Sustainalytics, waar TKPI gebruik van maakt, mede naar aanleiding van het FNV rapport en een eerder rapport van Amnesty aangegeven hier nader onderzoek naar te doen. Uiteraard zijn de vermeende controverses rond deze vijf bedrijven ook aan de orde gesteld in de gesprekken met de externe managers. ESG database en screening: Om het inzicht in het duurzaamheidsprofiel van de verschillende portefeuilles te vergroten, maakt TKPI gebruik van een ESG screening met de database van aanbieder MSCI. De namen van bedrijven die slecht scoren op ESG criteria worden gerapporteerd aan de externe manager. Deze scores worden vervolgens besproken in de periodieke overleggen tussen TKPI en de externe managers. Dialoog met Nederlandse beursgenoteerde bedrijven (opvolging Governance Platform) Nadat het Governance platform ophield te bestaan heeft het pensioenfonds in 2013 de dialoog met Nederlandse ondernemingen op een andere wijze vormgegeven. In februari 2014 werd ter afsluiting van het Governance Platform een symposium in het museum Beelden aan Zee gehouden. Met diverse deskundigen werd gesproken over het thema Engagement: Verleden en Toekomst. De engagement met Nederlandse ondernemingen vindt voor het tweede jaar plaats in een samenwerkingsverband met Pensioenfonds Vervoer en Robeco. Paul Frentrop vertegenwoordigt de deelnemers en Eumedion faciliteert deze dienstverlening door deelname aan de door de Investment Committee van Eumedion georganiseerde gesprekken met bedrijven mogelijk te maken. Robeco participeerde op tijdelijke basis en is zoals afgesproken in 2014 teruggetreden. Met mogelijk andere geïnteresseerde institutionele beleggers worden momenteel gesprekken gevoerd. In 2014 werden diverse engagement gesprekken gevoerd.
53
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN De onderwerpen per onderneming zijn weergegeven in het volgende overzicht: Onderneming Ahold Wolters Kluwer Shell Akzo Nobel DSM Heineken Philips Unilever
Strategie
governance
x
Onderwerp Milieu en sociaal x
x
beloning
overige
x x
x x
x x
x
x x x
x x
Hieronder volgt een korte impressie van een aantal gesprekken. In verband met de overtuiging dat met ‘diplomatie achter de schermen’ de beste resultaten kunnen worden bereikt is de beschrijving algemeen en beknopt. Ahold: Bij Ahold kwam de strategie uitgebreid aan de orde, met name de relatie tussen on-line activiteiten en de winkels. Daarnaast zijn de risico’s in de voedselketen besproken. De dividenduitkering in 2014 is verruimd nadat wij in 2013 aankaartte dat Ahold over veel kas beschikt, geen grote investerings-of overname plannen heeft en dat daarom een hoger dividendbeleid past. Wolters Kluwer: Bij Wolters Kluwer werd opnieuw aandacht gevraagd voor de samenstelling van het bestuur (nu twee leden) en het toezicht op het bestuur. Het verzoek om over dit onderwerp met de Raad van Commissarissen van gedachten te wisselen, werd afgewezen. Shell: Het thema is de zorg over het veiligstellen van de ‘license-to-operate’. Dit is ingegeven door de ontwikkelingen rond het Groninger gasveld (schade als gevolg van aardbevingen en het gevoel van onveiligheid bij de bevolking). Shell is de operator en mede eigenaar van de NAM. Shell staat niet erg open voor een gesprek over dit onderwerp en verwijst naar de NAM, die de communicatie over dit onderwerp verzorgt. Naar verwachting zal er begin 2015 een gesprek met de NAM plaats vinden. Bij deze dialoog nemen we het voortouw binnen het Eumedion verband. Akzo Nobel: De samenstelling van de Raad van Commissarissen is besproken. Hierbij is de zorg geuit dat de leden van de Raad van Commissarissen ten opzichte van elkaar niet onafhankelijk functioneren. Heineken: De dialoog richtte zich op de beloning (aanpassen criteria), aandacht voor de belangen van de minderheidsaandeelhouders en het beleid op gebied van duurzaamheid (milieu, bestrijding corruptie). Philips: De gesprekken gingen onder andere over het beleid op het gebied van integriteit en circulaire economie.
54
x x x x x x
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
8.
Pensioenen
8.1.
Pensioencommunicatie
Een belangrijke ontwikkeling in de pensioencommunicatie is dat de deelnemer centraal staat en niet het product pensioen. Dit is ook het uitgangspunt van de Wet Pensioencommunicatie die naar verwachting in de loop van 2015 wordt ingevoerd. Pensioenfonds KPN vindt dat deelnemers zelf medeverantwoordelijk zijn voor hun financiële situatie op de pensioendatum. Het pensioenfonds moet de deelnemers motiveren en activeren om de persoonlijke financiële situatie in kaart te brengen. Met relevante informatie op de juiste momenten en met de goede tools. In 2014 zijn in de pensioencommunicatie belangrijke stappen gezet om de deelnemer centraal te stellen. Digitaal pensioenfonds live In juli 2014 ging het digitaal pensioenfonds live voor Pensioenfonds KPN met een nieuw vormgegeven website en ‘Mijn KPN Pensioen’. Op ‘Mijn KPN Pensioen’ vinden (gewezen) deelnemers en gepensioneerden alle persoonlijke informatie over hun pensioen. Aansluiting bij DigiD heeft ervoor gezorgd dat inloggen een stuk laagdrempeliger is geworden. Voor iedereen is er de pensioenpost beschikbaar.
Deelnemers hebben daarnaast de beschikking over de profielwijzer, beleggingsoverzichten én het pensioendashboard. Met dit pensioendashboard krijgen deelnemers inzicht in hun (pensioen)inkomen en uitgaven op de pensioendatum en kunnen ze zien of ze op de pensioendatum te weinig of juist voldoende inkomen hebben. Door andere (pensioen)keuzes te maken kunnen deelnemers dit inkomensplaatje aanpassen. Het pensioendashboard is voor Pensioenfonds KPN een belangrijke tool om deelnemers te helpen de verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen oudedag inkomen. Communicatie aanpassingen pensioenregeling In juni 2014 kwamen de sociale partners tot een akkoord over een nieuwe cao voor KPN. Onderdeel daarvan waren ook afspraken over de financiering van de regeling. Daarnaast moest de regeling worden aangepast vanwege het Witteveenkader. In november startte de communicatie hierover. Pensioenfonds KPN zette diverse middelen in, zoals mailingen voor de actieve deelnemers van Pensioenfonds KPN en de regeling KPN Contact en een animatie om de regeling uit te leggen en draagvlak te creëren.
Communicatieonderzoek In juni 2014 voerde het pensioenfonds het jaarlijkse communicatieonderzoek uit onder deelnemers en gepensioneerden. Op deelonderwerpen zijn de scores hoger vergeleken met het onderzoek in 2013. Het eindcijfer voor de communicatie was voor actieve deelnemers met een 6,7 hetzelfde, gepensioneerden gaven met een 7,5 een iets hoger cijfer dan in 2013 (7,3).
55
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN De interessantste resultaten kwamen voort uit het onderscheid dat is gemaakt tussen de lichte, middelmatige en zware gebruikers van de pensioencommunicatie. De lichte gebruiker staat het minst open voor informatie. Uit de cijfers tussen de lichte en zware gebruikers komen grote verschillen naar voren. De scores onder de lichte gebruikers zijn lager dan de cijfers onder de zware gebruikers. Bij de lichte gebruikers is winst te behalen. Wanneer we erin slagen om deze groep gebruikers iets meer pensioeninformatie tot zich te laten nemen, zal de totale waardering en pensioenbewustzijn omhoog gaan. Voor de komende jaren gaan we dan ook op zoek naar deze KPN’ers om zo ons bereik te vergroten en de doelstellingen te behalen. Overmorgen: herkenbaarder karakter In februari en juli 2014 ontvingen deelnemers en pensioengerechtigden het pensioenblad ‘OverMorgen’. De Overmorgen heeft een kleine restyling ondergaan en de inhoud kreeg een persoonlijker karakter door interviews met en foto’s van echte KPN’ers. Op deze manier moet de Overmorgen herkenbaarder worden voor de lezer. Maandelijkse blog Iedere maand blogde een van de bestuursleden over een actueel onderwerp, zoals de aanpassingen in de regeling en het pensioendashboard. Digitaal jaarverslag Naast het uitgebreide jaarverslag bracht het pensioenfonds ook een verkort online jaarverslag uit.
Digitale nieuwsbrieven Iedere maand verstuurde Pensioenfonds KPN een digitale nieuwsbrief. Het aantal abonnees is gestegen van 1.530 in 2013 naar 2067 personen in 2014.
Mailing voor jongeren Hoe jonger de deelnemers, hoe minder interesse er is in pensioenen. Toch wil het pensioenfonds ook deze deelnemers interesseren voor de arbeidsvoorwaarde pensioen. Daarom verstuurden we in maart een mailing naar alle deelnemers jonger dan 30 jaar. De insteek was het geld dat ze zelf meebetalen aan hun pensioen.
56
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Uniform Pensioenoverzicht Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is verstuurd in september 2014. In de begeleidende brief hebben we de deelnemers geattendeerd op het pensioendashboard. Omdat de pensioenregeling per 1 januari 2014 veranderde, is ook voor gewezen deelnemers een UPO gemaakt en in ‘Mijn Post’ gezet. De gewezen deelnemers ontvingen hierover een brief. Deze aanpak scheelde een aanzienlijke berg papier. Overzicht partnerpensioen De pensioengerechtigden ontvingen in het najaar van 2014 het jaarlijkse overzicht van het partnerpensioen. Beleggingsoverzichten Deelnemers aan de beschikbare-premieregeling en/ of aan de regeling Individueel Pensioensparen hebben in 2014 een beleggingsoverzicht ontvangen. Januarimailing Ieder jaar in januari ontvangen pensioengerechtigden een specificatie van hun pensioen. Los daarvan ontvangen ze een brief met een toelichting op de pensioenuitkering. Hierin vinden ze ook informatie over de toeslagverlening.
57
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
8.2.
Pensioenadministratie
Beantwoording deelnemersvragen KPN In 2014 hebben deelnemers ruim 15.000 vragen gesteld aan het pensioenfonds (2013: ruim 16.000). Deelnemers stelden met name vragen over hun pensioentoekenningen/uitkeringen, het pensioenoverzicht en indicatieve berekeningen. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het aantal gestelde vragen per communicatiekanaal. Verloop communicatie per 'kanaal' 3500 3000
Aantallen
2500 Telefonische vragen
2000
Schriftelijke vragen
1500
E-mails
1000 500 0 Q4 2014
Q3 2014
Q2 2014
Q1 2014
Beantwoording deelnemersvragen KPN Contact In totaal hebben deelnemers 706 vragen in 2014 gesteld (2013: 1.006). Deelnemers stelden met name vragen over hun pensioentoekenningen/uitkeringen, het pensioenoverzicht en indicatieve berekeningen. De onderstaande grafiek geeft een overzicht van het aantal gestelde vragen per communicatiekanaal.
180 160 140 Aantallen
120
Telefonische vragen
100
Schriftelijke vragen
80
E-mails
60 40 20 0 Q4 2014
Q3 2014
Q2 2014
Q1 2014
58
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Klachten In 2014 heeft het pensioenfonds in totaal 29 klachten van deelnemers ontvangen en 24 klachten zijn afgehandeld (2013: 27 klachten). In totaal zijn zeven klachten volledig gegrond verklaard. Met betrekking tot KPN Contact heeft het pensioenfonds in 2014 twee klachten ontvangen en afgehandeld (2013: één klacht). Beide klachten zijn gegrond verklaard.
8.3.
Pensioenregeling
Per 1 september 2013 voert het pensioenfonds naast de pensioenregeling voor het cao-personeel van KPN ook de KPN Contact regeling uit. Pensioenregeling KPN (cao) De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen. De huidige pensioenregeling is van kracht vanaf 1 januari 2014. De belangrijkste kenmerken van deze pensioenregeling zijn: Pensioensysteem
Pensioenleeftijd Toetredingsleeftijd Franchise Pensioengevend salaris Opbouwpercentage middelloon Beschikbare premie regeling
Beschikbare premiestaffel
Nabestaandenpensioen
Tijdelijk nabestaandenpensioen Wezenpensioen Premievrijstelling bij AO WIA-excedent Toeslagverlening
Gecombineerde regeling: Tot salarisdeel € 45.378, middelloon (uitkeringsovereenkomst); vanaf € 45.378 beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt, waarbij uitstel en vervroeging mogelijk is. Er is geen toetredingsleeftijd. € 13.449 (2014), volgt de verhoging van het minimumloon. Vast maandsalaris verhoogd met 75% van het CAO-budget. Daarnaast zijn bepaalde variabele en vaste salariscomponenten pensioengevend. 2,15% De beschikbare-premieregeling heeft een leeftijdsafhankelijke staffel. Het saldo wordt voor (gewezen) deelnemers omgezet op de pensioendatum tegen de dan geldende omzettingsfactoren. Het bestuur is bevoegd om deze omzettingsfactoren aan te passen. Tot 25 jaar 4,4% 45-49 jaar 11,7% 25-29 jaar 5,3% 50-54 jaar 14,4% 30-34 jaar 6,5% 55-59 jaar 17,7% 35-39 jaar 7,9% 60-64 jaar 22,1% 40-44 jaar 9.6% 65-66 jaar 25,9% Verzekerd op risicobasis. Opbouwpercentage 1,25% per jaar over pensioengrondslag, vermenigvuldigd met de te bereiken deelnemingsjaren (vanaf 1 april 2000). Verzekerd op risicobasis. Opbouwpercentage 1,25% per jaar over de franchise, vermenigvuldigd met de te bereiken deelnemersjaren (incl. deelnemingsjaren voor 1 april 2000). 20% van het nabestaandenpensioen, max. 5 wezen. Bij arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. Onderdeel van de regeling: maximaal 70% van het salaris boven max. WIAloon: € 51.417 (2014). Als de middelen van het pensioenfonds het toelaten, kan het bestuur de ingegane pensioenen, de premievrije aanspraken van gewezen deelnemers en de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers aanpassen overeenkomstig de ontwikkeling van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens (afgeleid). Wanneer de prijsinflatie lager is dan 2%, kan de toeslagverlening voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden met maximaal 0,25% worden verhoogd. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslagverlening
59
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Financiering
Flexibele elementen
Beleggingsfondsen BPR/IPS-regeling
Garantie BPR/IPS-regeling
Overgangsregeling
en het is op de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd. Deze wordt gefinancierd uit de beleggingsrendementen. De deelnemersbijdrage in de regeling wordt in de CAO opgenomen. De bijdrage van de onderneming wordt geregeld in de uitvoeringsovereenkomst. De pensioenregeling heeft een aantal flexibele elementen: Individuele Pensioenspaarregeling (IPS) Flexibele ingangsdatum 60-67 jaar Flexibele aanwendingmogelijkheden Uitruilen ouderdomspensioen in partnerpensioen (vv) Het bestuur is bevoegd de flexibiliseringfactoren aan te passen. Bij deelname aan de BPR en/of IPS-regeling wordt het saldo belegd in de Life Cycle, tenzij de deelnemer kiest voor vrij beleggen. Bij vrij beleggen heeft de deelnemer de keuze uit één van de zeven beleggingsdepots met verschillende risicoprofielen. Het beleggingsrisico is voor rekening van de deelnemer. Voor (gewezen) deelnemers die vanaf 1 januari 2009 altijd hebben belegd in de Life Cycle is de 0%-garantieregeling van toepassing. De inkoop van de pensioenaanspraak op de pensioendatum wordt ten minste gebaseerd op het totaal van de ingelegde bedragen. Voor deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950 en die op 31 december 2005 deelnemer waren in de regeling, geldt een overgangsregeling.
Aanpassing pensioenregeling per 1 januari 2015 De pensioenregeling en de financiering van de pensioenregeling is per 1 januari 2015 aangepast. Het betreft de volgende wijzigingen: Pensioenregeling Het opbouwpercentage van de voorwaardelijke middelloonregeling is verlaagd van 2,15% naar 1,875%; De staffel van de beschikbare premieregeling is aangepast, zodat de staffel voldoet aan de gepubliceerde staffel voor ouderdomspensioen van de staatssecretaris van Financiën; Het partnerpensioen wordt vanaf 1 januari 2015 gedeeltelijk verzekerd op opbouwbasis. De hoogte van dit partnerpensioen 50% van het vanaf 1 januari 2015 op te bouwen partnerpensioen. Ook bij de vaststelling van de BPR-staffel wordt rekening gehouden met een partnerpensioen op de pensioendatum van 50% van het ouderdomspensioen; De staffels voor de modules van de individuele pensioenspaarregeling zijn ook aangepast aan de gepubliceerde staffels van de staatssecretaris van Financiën; Aanpassing afkoopfactoren. De afkoopfactoren zoals deze zijn opgenomen in de pensioenreglementen worden jaarlijks aangepast aan de actuele rentestand en sterfteontwikkelingen; De maximale grens voor pensioengevend salaris is vastgesteld op €100.000. Pensioenregeling KPN Contact De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen. De pensioenregeling van KPN Contact is van kracht sinds 1 januari 2003. De pensioenregeling wordt in de Pensioenwet gekarakteriseerd als een premieovereenkomst. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling zijn: Pensioensysteem Pensioenleeftijd Toetredingsleeftijd Franchise Pensioengevend salaris Beschikbare Premieregeling
Beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt, waarbij vervroeging mogelijk is (tot 60 jaar). De toetredingsleeftijd is 21 jaar. € 13.449 (2014), volgt de CAO verhogingen. 12 maal het pensioengevend maandsalaris zoals genoemd in de CAO verhoogd met de vakantietoeslag. De Beschikbare Premieregeling heeft een leeftijdsafhankelijke staffel. Het saldo wordt voor (gewezen) deelnemers omgezet op de pensioendatum tegen de dan geldende inkooptarieven. Het bestuur is bevoegd om deze inkooptarieven jaarlijks aan te passen. De inkooptarieven worden verhoogd
60
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Beschikbare premiestaffel
Partnerpensioen ANW-hiaatverzekering Wezenpensioen Premievrijstelling bij AO
WIA-excedent
Toeslagverlening
Financiering
Flexibele elementen
Beleggingsfondsen
met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitsopslag. In de beschikbare premie staffel is inbegrepen een opslag van 5% voor premievrijstelling bij invaliditeit. Tot 25 jaar 4,4% 45-49 jaar 11,7% 25-29 jaar 5,3% 50-54 jaar 14,4% 30-34 jaar 6,5% 55-59 jaar 17,7% 35-39 jaar 7,9% 60-64 jaar 22,1% 40-44 jaar 9.6% 65-66 jaar 25,9% Verzekerd op risicobasis. Opbouwpercentage 1,25% per jaar over pensioengrondslag vermenigvuldigd met de te bereiken deelnemingsjaren. ANW-hiaatverzekering is optioneel en de premies voor deze regelingen komen voor rekening van de deelnemer. 20% van het nabestaandenpensioen. Bij arbeidsongeschiktheid wordt het werkgeversdeel van de premie geheel of gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. Optioneel onderdeel van de regeling: maximaal 70% van het salaris boven max. WIA-loon: € 51.417 (2014). De premie voor deze regeling komt voor rekening van de deelnemer. Als de middelen van het pensioenfonds het toelaten, kan het bestuur de ingegane pensioenen aanpassen overeenkomstig de ontwikkeling van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens (afgeleid). De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslagverlening en het is op de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd. Deze wordt gefinancierd uit het beleggingsrendement. De eigen bijdrage voor de deelnemer is vastgelegd in de CAO. De werkgever is uitsluitend de jaarlijkse kosten van de regeling verschuldigd. De maximale werkgeverspremie bedraagt 7,3% van de totale loonsom van de deelnemers. De pensioenregeling heeft een aantal flexibele elementen: Flexibele ingangsdatum 60 tot 67 Flexibele aanwendingsmogelijkheden Vrijwillige bijspaarregelingen: Regeling aanvullend prepensioen (geboren voor 1950) en Regeling aanvullend partnerpensioen Het bestuur is bevoegd de flexibiliseringfactoren jaarlijks aan te passen. De BPR-premie moet worden ingelegd in de Life Cycle of in één van de zeven beleggingsdepots van STPS met verschillende risicoprofielen. De risico’s zijn voor rekening van de deelnemer. Wanneer de deelnemer geen keuze maakt, wordt belegd in de Life Cycle.
Aanpassing pensioenregeling per 1 januari 2015 De medewerkers van KPN Contact nemen vanaf 1 januari 2015 deel aan de pensioenregeling van het cao-personeel van KPN.
8.4.
Wet- en regelgeving, relevante ontwikkelingen
De pensioensector heeft te maken met een groot aantal wijzigingen op het gebied van wet- en regelgeving. In de volgende alinea’s is een korte toelichting op een aantal belangrijke wijzigingen opgenomen. Inperking fiscaal kader Door de overheid is een aantal maatregelen getroffen waardoor deelnemers beperkt worden in de nieuwe opbouw van pensioenrechten. Per 1 januari 2015 geldt voor middelloonregelingen een maximaal percentage van 1,875% per jaar met een pensioenleeftijd van 67 jaar. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd. Opbouwpercentages en maximale premies zijn ook aangepast voor eindloonregelingen en premieregelingen. Daarnaast zijn de grenzen van het nabestaandenpensioen zijn verlaagd. Alleen de grenzen voor wat betreft het
61
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN arbeidsongeschiktheidspensioen blijven onveranderd maar mogen niet uitgaan boven ‘hetgeen naar maatschappelijke opvattingen redelijk is’. Verder kan binnen het fiscaal kader alleen pensioen opgebouwd worden tot een salaris van maximaal € 100.000. Het is wel mogelijk voor het inkomen vanaf € 100.000 uit het nettoloon fiscaal vriendelijk pensioen te sparen via een vrijstelling in box III van de inkomstenbelasting (nettolijfrente). Een dergelijke vrijwillige netto-regeling kan ook door pensioenfondsen wordt uitgevoerd (in dat geval nettopensioen genoemd). In het verlengde van het nieuwe fiscale kader zijn zogenoemde premiewaarborgen ingevoerd. Zo moeten pensioenfondsen in hun jaarrekening aangeven hoe de hoogte van de premie tot stand is gekomen en heeft het verantwoordingsorgaan een adviesrecht ten aanzien van de hoogte en samenstelling van de premie. DNB kan onder meer een toets uitvoeren om na te gaan of de belangen van de verschillende generaties zijn meegenomen in de bepaling van de hoogte van de premie. De fiscale beperkingen kunnen ook gevolgen hebben voor individueel pensioensparen, omdat de fiscale ruimte om fiscaal vriendelijk ‘bij te sparen’ door de maatregelen is beperkt. Het wetsvoorstel (de verlaging van de maximale percentages) is op 1 januari 2015 in werking getreden. Een aantal samenhangende onderwerpen – onder meer het nettopensioen en de premiewaarborgen – is in separate wetgeving vastgelegd. Herziening financieel toetsingskader Op 1 januari 2015 is de wet ‘Aanpassing financieel toetsingskader’ in werking getreden. Dit heeft geleid tot een aanpassing van hoofdstuk 6 van de Pensioenwet. Het nieuwe kader bevat in de eerste plaats hogere buffereisen. Het vereist eigen vermogen (VEV) wordt als gevolg van een gewijzigde methode ter berekening hoger. In het toetsingskader dat gold tot 1 januari 2015 was de actuele dekkingsgraad leidend. Om de invloed van dagkoersen te beperken, moeten pensioenfondsen hun beleidsmaatregelen nu baseren op de zogenoemde beleidsdekkingsgraad. Deze beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele dekkingsgraad over 12 maanden. Er is dan dus sprake van een tekort als de beleidsdekkingsgraad onder het niveau van het vereist eigen vermogen komt. Bij een tekort dienen pensioenfondsen een herstelplan op te stellen. Ook hiervoor geldt dat de eisen die hieraan gesteld worden gewijzigd zijn. Het onderscheid tussen een korte- en langetermijnherstelplan is komen te vervallen. In de situatie dat als gevolg van financiële schokken of een stijging van de levensverwachting de beleidsdekkingsgraad onder het niveau behorend bij het vereist eigen vermogen terechtkomt, moeten direct maatregelen genomen worden. Er wordt niet langer gewacht met korten tot na een herstelperiode in de situatie dat er onvoldoende herstelkracht is en andere maatregelen niet afdoende effectief zijn. Wel mogen maatregelen worden gespreid over 10 jaar. Herstelplannen die in het verleden zijn opgesteld, zijn per 1 januari 2015 komen te vervallen. Daarnaast zijn er regels geïntroduceerd voor de toeslagverlening. Zo kan er alleen toeslag worden verleend vanaf een beleidsdekkingsgraad van 110%. De toeslag die verleend mag worden, is afhankelijk van hoever de dekkingsgraad boven 110% ligt. Zo mag er ca. 0,5% toeslag verleend worden bij een dekkingsgraad van 115%, ca. 1,0% toeslag bij een dekkingsgraad van 120%, etc. De toeslag wordt zodanig vastgesteld dat deze naar verwachting blijvend op hetzelfde niveau kan worden gegeven. De premie mag ten slotte worden gedempt op basis van 10-jaarsrentemiddeling of – onder voorwaarden - op basis van verwacht rendement. De wet ‘Aanpassing financieel toetsingskader’ is op 1 januari 2015 in werking getreden. Pensioenfondsen hoeven echter niet eerder dan op 1 juli 2015 te voldoen aan de nieuwe eisen ten aanzien van de abtn, het herstelplan, het beleggingsbeleid en het indexatiebeleid. Wetsvoorstel pensioencommunicatie Het wetsvoorstel leidt tot aanpassing van informatievoorschriften in de Pensioenwet. Doel is de huidige bezwaren (onvoldoende begrijpelijk, sluit niet aan bij perspectief deelnemer) te ondervangen door in de wetgeving onder meer ruimte te bieden voor maatwerk door pensioenuitvoerders en gelaagdheid in informatie. De mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking worden uitgebreid en de communicatie over koopkracht en risico’s worden geüniformeerd. Ook zal het pensioenregister stapsgewijs worden uitgebreid met functionaliteiten,
62
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN zodat het te verwachten pensioeninkomen in een oogopslag inzichtelijk wordt. De verwachte datum van inwerkingtreding is 1 juli 2015. Algemeen pensioenfonds (APF) Met name kleine pensioenfondsen beraden zich over hun toekomst, mede in het licht van de eisen ten aanzien van governance, risicomanagement en uitvoeringskosten. Sociale partners hebben daardoor in veel gevallen een reden de pensioenvoorziening bij een andere pensioenuitvoerder neer te leggen. Anderzijds is er veelal ook de behoefte de verbondenheid met het eigen pensioen en de solidariteit in eigen kring te behouden. Een algemeen pensioenfonds (APF) zou kunnen voorzien in deze behoefte. Een liquiderend pensioenfonds brengt dan de pensioenregeling onder bij een APF, waarbij de betrokkenheid van de belanghebbenden verloopt via het belanghebbendenorgaan. De vermogens die horen bij de afzonderlijke pensioenregelingen worden gescheiden geadministreerd (ringfencing). Er is een vergunning nodig om een APF op te richten. De dienstverlening van een APF staat (vooralsnog) niet open voor regelingen die nu zijn ondergebracht bij verplichte bedrijfstakpensioenfondsen. Voor derde partijen als uitvoeringsorganisaties en verzekeraars zal de mogelijkheid worden geboden een APF op te richten dat bij aanvang nog ‘leeg’ is. Pensioenfondsen die wensen te liquideren, kunnen zich vervolgens bij een dergelijk APF aansluiten. Het wetsvoorstel is op 19 december 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden. De beoogde datum van inwerkingtreding is waarschijnlijk 1 juli 2015. Nationale Pensioendialoog Mede door demografische, economische, arbeidsmarkt-gerelateerde en sociaal-culturele ontwikkelingen leven er fundamentele vragen over de inrichting van het pensioenstelsel en zijn maatschappelijke houdbaarheid op langere termijn. Het is volgens het kabinet van belang dat het gesprek hierover breed wordt gevoerd. Eventuele fundamentele wijzigingen van het pensioenstelsel treffen iedereen. Parallel aan de regelgeving voor de korte en middellange termijn is het kabinet daarom gestart met een brede dialoog over de fundamenten van het pensioenstelsel: de Nationale Pensioendialoog. Wat in die dialoog wordt opgehaald, kan als basis dienen voor politieke besluitvorming. De eerste twee fases van de Nationale Pensioendialoog, de oriëntatie en de dialoog, zijn inmiddels afgerond. In de oriëntatiefase heeft het kabinet knelpunten geïnventariseerd en een aantal onderzoeken en interviews georganiseerd. Op 19 januari 2015 heeft staatssecretaris Klijnsma ter afronding van de dialoogfase een voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer aangeboden. Uit de Nationale Pensioendialoog heeft het kabinet vijf ‘rode draden’ gedestilleerd: (1) Pensioenen moeten transparanter en minder complex worden gemaakt. (2) De veranderende arbeidsmarkt is een belangrijke reden op het aanvullend pensioenstelsel te veranderen. (3) Er is een roep om meer aansluiting bij individuele behoeftes. (4) Solidariteit wordt als positief ervaren, maar er is verschil van mening hoe deze moet worden vormgegeven. (5) Er is verschil van mening wie voor welk pensioenthema verantwoordelijk is: het individu, sociale partners of de overheid. De Sociaal Economische Raad (SER) zal in het kader van de Nationale Pensioendialoog binnenkort advies uitbrengen. Vervolgens zal het kabinet in een hoofdlijnennotitie een aantal mogelijke beleidsvarianten schetsen om het aanvullende pensioenstelsel aan te passen. De hoofdlijnennotitie wordt naar verwachting in mei 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden.
63
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
9.
Actuariële analyse
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van het pensioenfonds is naar mening van de certificerend actuaris onvoldoende, vanwege een reservetekort. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel gezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Analyse van het resultaat In onderstaand overzicht is de actuariële analyse van het saldo van baten en lasten opgenomen: Actuariële analyse van het resultaat Bedragen x € 1.000 Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat
wijziging rentetermijnstructuur (inc. UFR) beleggingsopbrengsten premie waardeoverdrachten kosten
Resultaat uitkeringen Resultaat kanssystemen inzake o.a. sterfte en arbeidsongeschiktheid Resultaat toeslagverlening Resultaat overige (incidentele) mutatie technische voorziening Resultaat andere (of overige) oorzaken Totaal resultaat
2014
2013
-1.076.871 1.292.007 4.970 435 1.890 -3.236
167.585 46.860 36.631 825 817 -1.260
-4.219 -54.096
10.693 -1.132
28.274 5.596
439 10.019
194.750
271.477
Het resultaat in 2014 wordt voornamelijk verklaard door de volgende oorzaken:
De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde met behulp van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De wijziging van de rentetermijnstructuur heeft in 2014 geleid tot een flinke stijging van de voorziening en dus tot een negatief resultaat van € 1.076,8 miljoen. Er is in 2014 een beleggingsrendement gerealiseerd van 22,6%, terwijl voor de voorziening pensioenverplichtingen een rendement van 0,379% (de 1-jaarsrente van de RTS-curve) nodig was. Dit heeft geleid tot een positief resultaat van € 1.292,0 miljoen; Het resultaat op premie bedraagt in 2014 ruim € 4,9 miljoen. Dit wordt veroorzaakt doordat de actuarieel benodigde premie lager is dan de feitelijke premie. De toekenning van een tweetal beperkte toeslagen in de boekjaar periode heeft geleid tot een negatief resultaat van € 54,1 miljoen. Aan actieve deelnemers werd in totaal een toeslag verleend van 0,72% en aan slapers en gepensioneerden een toeslag van 0,97%. De overige incidentele resultaten worden met name veroorzaakt door de wijziging van de pensioenregeling (eindleeftijd van 65 naar 67 jaar) en door toepassing van de nieuwe AGprognosetafels.
64
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling, een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling. De kostendekkende premie voor 2014 bedraagt € 90,2 miljoen (2013: € 103,7 miljoen). Het pensioenfonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De gedempte premie wordt berekend door de rente of het rendement te baseren op een voortschrijdend gemiddelde uit het verleden of het rendement op een verwachting voor de toekomst. Het pensioenfonds heeft voor dit laatste gekozen. Voor het verwachte rendement voor de toekomst wordt het langetermijnrendement uit het dynamisch financieringsmodel gehanteerd, te weten 5,48%. De gedempte kostendekkende premie voor 2014 bedraagt € 65,4 miljoen (2013: € 70,0 miljoen). De feitelijke premie voor het jaar 2014 bedraagt € 117,7 miljoen (2013: € 187,5 miljoen. De feitelijke premie is de premie voor de basisregeling, inclusief de bijstorting in verband met het dekkingstekort en inclusief koopsommen in verband met de inkoop van VPL-aanspraken en exclusief de afrekening van vorig boekjaar. In 2014 heeft de werkgever geen bijstorting hoeven doen in verband met dekkingstekort, omdat de dekkingsgraad gedurende het hele jaar toereikend was (2013: € 36,5 miljoen bijstorting). Het grootste deel van het verschil tussen de (gedempte) kostendekkende premie en de feitelijke premie betreft de VPL-premie (€ 34,2 miljoen). Het pensioenfonds voldoet evenals voorgaande jaren aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de meest risicovolle van de feitelijke en strategische portefeuilles. Het vereist eigen vermogen is derhalve bepaald op 15,7%. Indien het vereist eigen vermogen bepaald zou zijn op basis van de strategische portefeuille zou deze uitkomen op 15,4%.
65
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
10.
Besturing en naleving wet- en regelgeving
10.1.
Wet Versterking bestuur pensioenfondsen
De wet ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ is op 9 juli 2013 aangenomen door de Eerste Kamer en is op 7 augustus 2013 in werking getreden. De bepalingen in de wet die betrekking hebben op de inrichting van de fondsorganen zijn op 1 juli 2014 van kracht geworden. De wet heeft, naast de wijzigingen met betrekking tot de inrichting en bevoegdheden van de fondsorganen, ook andere wijzigingen en uitbreidingen met zich mee gebracht. Zo dienen de doelstellingen en beleidsuitgangspunten van het pensioenfonds vastgelegd te worden, zodat de fondsorganen deze kunnen gebruiken bij besluitvorming, advisering en toezicht. Er is daarnaast een verplichting in het jaarverslag te rapporteren over de samenstelling naar leeftijd en geslacht van de fondsorganen en er dient verantwoording te worden afgelegd over het gevoerde diversiteitsbeleid. Ook moet in het jaarverslag worden vermeld op welke wijze in het beleggingsbeleid rekening wordt gehouden met milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen.
10.2.
Bestuursmodel
Keuze bestuursmodel Het bestuur heeft uit de vijf verschillende bestuursmodellen gekozen voor een paritair gemengd model. In dit bestuursmodel hebben zowel bestuursleden namens de geledingen (werkgever, werknemers en pensioengerechtigden) zitting als onafhankelijke bestuursleden. De keuze voor een bestuursmodel met onafhankelijke beroepsbestuurders is een afweging geweest tussen enerzijds de wens de deskundigheid binnen het bestuur op deze specifieke wijze te versterken en anderzijds de behoefte om sociale partners een sterke rol te laten houden bij de uitvoering van de pensioenregeling. Het verantwoordingsorgaan is de keuze voor het paritair gemengd bestuursmodel voorgelegd en heeft hierover een positief advies afgegeven. De bestuursleden namens de geledingen vormen het uitvoerende deel van het bestuur. De niet uitvoerende bestuursleden (de onafhankelijke bestuurders) voeren het interne toezicht. De niet uitvoerende bestuurders zijn meer dan de leden van een Raad van Toezicht actief betrokken bij het algemene beleid van het pensioenfonds. Zij nemen deel aan de besluitvorming over de algemene beleidslijnen en zijn daarvoor ook rechtstreeks verantwoordelijk. De voorzittersfunctie wordt uitgeoefend door een onafhankelijk voorzitter, die behoort tot de groep van de niet uitvoerende bestuurders. Toevoeging specifieke deskundigheid op het gebied van beleggingen en risicomanagement Met name t.a.v. de deelonderwerpen beleggingsbeleid en risicobeheer is er behoefte aan een grote mate van deskundigheid binnen het bestuur. Hiertoe zijn externe deskundigen aangetrokken die voldoende tijd beschikbaar hebben om zich met deze specifieke deskundigheidsgebieden bezig te houden. Door deze deskundigheid binnen het bestuur te halen, wordt meer ‘countervailing power’ gecreëerd ten opzichte van de uitvoeringsorganisatie en de vermogensbeheerder en kan het bestuur meer ‘in control’ zijn op de onderwerpen waarvoor een grote mate van verwerkte detailkennis en ervaring vereist is. Inrichting bestuur Het aantal bestuursleden is per 1 juli 2014 teruggebracht van 12 naar 11. Ook is het intern toezicht binnen het bestuur geïncorporeerd en is er geen sprake meer van een Visitatiecommissie. De bestuurlijke indeling is als volgt: 3 zetels namens de werkgever 3 zetels namens de werknemers 2 zetels namens de pensioengerechtigden 1 onafhankelijk voorzitter 2 externe deskundigen o 1 met specifieke deskundigheid op het gebied van beleggingen o 1 met specifieke deskundigheid op het gebied van risicobeheer
66
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Binnen het bestuur is een aantal leden belast met het dagelijkse beleid. Dit Dagelijks Bestuur bestaat uit: o Onafhankelijk voorzitter o 1 bestuurder namens de werkgever o 1 bestuurder namens de werknemers Schematische weergave bestuursmodel vanaf 1 juli 2014: Bestuur
DB Onafhankelijk voorzitter
10.3.
Wg Breed profiel
Wn Breed profiel
Wg
Wg
Wn
Wn
Gep
Gep
Externe deskundige Beleggingen
Externe deskundige Risicobeheer
Bestuursaangelegenheden
Op 1 juli 2014 is het nieuwe bestuursmodel ingevoerd en is een groot aantal bestuursleden afgetreden. Dit zijn: Mevrouw Belilos De heer Blomsma De heer Boogaerdt De heer Van Dijk De heer Harmsen De heer Nieuwenhoven De heer Wallet Mevrouw Zwaagstra Het bestuur is de afgetreden bestuursleden zeer erkentelijk voor hun inzet voor het pensioenfonds. Statutair is bepaald dat de bestuursleden een zittingstermijn van vier jaar hebben. Na afloop van een zittingstermijn is er de mogelijkheid tot herbenoeming. De maximale totale zittingstermijn bedraagt twaalf jaar. Om automatische herbenoemingen te voorkomen, vindt - voordat een bestuurslid wordt voorgedragen voor herbenoeming - een evaluatie van het functioneren plaats. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur vindt het belangrijk inzicht te hebben in het eigen functioneren en het gevoerde beleid, evenals in de uitvoering van het reglement en het functioneren van de uitvoeringsorganisatie. Om inzicht te krijgen in het eigen functioneren, evalueert het bestuur eenmaal per jaar het individuele en collectieve functioneren. De individuele evaluatiegesprekken worden gevoerd door het Dagelijks Bestuur. Tijdens de evaluatie wordt onder andere nagegaan of de bestuursleden voldoende basiskennis hebben van alle activiteitengebieden binnen het pensioenfonds, wat hun bijdrage is tijdens de bestuurs- en commissievergaderingen en welke tijdsbesteding het bestuurslidmaatschap vergt. Aan de hand van het opgestelde geschiktheidsplan, de deskundigheidsmatrix, competentiematrix en gevolgde cursussen is beoordeeld in hoeverre het bestuur als geheel, maar ook de individuele bestuursleden, voldoen aan de eisen van Goed Pensioenfondsbestuur. Het bestuur is van mening dat de bestuursleden voldoende deskundig zijn om hun taak adequaat uit te voeren. In het verslagjaar 2014 zijn er, naast vergaderingen van het Dagelijks Bestuur en diverse commissievergaderingen, veertien bestuursvergaderingen geweest. Veel aandacht is besteed aan de financiële situatie, het beleggingsbeleid, het bestuursmodel en bestuurssamenstelling vanaf 1 juli 2014 en andere actuele ontwikkelingen op pensioengebied. In alle vergaderingen is het voor besluitvorming noodzakelijke quorum aanwezig geweest. Naast deze bestuursvergaderingen heeft het bestuur op 12 en 13 februari 2014 samen met het bestuur van Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN een strategiesessie georganiseerd. Deze
67
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN bijeenkomst stond onder andere in het teken van het integrale risicomanagement, het bestuursmodel vanaf 1 juli 2014, het pensioencontract en de ontwikkelingen m.b.t. het nFTK.
10.4.
Rooster van aftreden
Het bestuur heeft in 2014 een rooster van aftreden opgesteld om te voorkomen dat er op enig moment te veel bestuursleden in één keer zullen aftreden. Dit heeft als consequentie dat een bestuurslid die bijvoorbeeld op 1 juli 2014 is benoemd voor een eerste zittingsperiode van vier jaar, door een rooster van aftreden versnelt aan een volgende zittingsperiode begint. Voor de afvaardiging van de pensioengerechtigden is gekozen om de periode van aftreden gelijk te laten lopen. Dit houdt verband met het feit dat bij een vacante bestuurszetel namens de pensioengerechtigden er verkiezingen worden uitgeschreven en dus vanuit kostenoverweging te prefereren valt dat pensioengerechtigden maar eenmaal per vier jaar worden aangeschreven. In de onderstaande tabellen is het rooster van aftreden opgenomen: Uitvoerende bestuursleden (benoemd namens de werkgever) Naam Functie in Aanvang Aanvang bestuur eerste termijn volgende termijn
Afloop laatste termijn
J.D.A. Burcksen
lid
01-07-2014
01-07-2018
01-07-2026
F.H.K. Ooms
Plaatsvervangend voorzitter
01-01-2008
01-01-2016
01-01-2020
J.M. van Osch
lid
01-07-2014
01-01-2017
01-01-2025
Uitvoerende bestuursleden (benoemd namens de werknemers) Naam Functie in Aanvang Aanvang bestuur eerste termijn volgende termijn Plaatsvervangend J.P.O.M. van Herpen 01-07-2009 01-07-2018 voorzitter/ secretaris
Afloop laatste termijn
01-07-2021
C.A.M. Michielse
lid
01-01-2004
n.v.t.
01-01-2016
Mw. E.L. Snoeij
lid
18-12-2013
18-12-2017
18-12-2025
Uitvoerende bestuursleden (benoemd namens de pensioengerechtigden) Naam Functie in Aanvang Aanvang Afloop laatste bestuur eerste termijn volgende termijn termijn W.E. Velding
lid
01-07-2014
01-07-2018
01-07-2026
A. van ‘t Zelfde
lid
01-07-2014
01-07-2018
01-07-2026
Aanvang eerste termijn
Aanvang volgende termijn
Afloop laatste termijn
Niet uitvoerende bestuursleden Naam Functie in bestuur B. le Blanc
lid
01-07-2014
01-01-2016
01-01-2024
P. van Gameren
voorzitter
01-07-2014
01-07-2018
01-07-2026
C.C. van der Sluis
lid
01-07-2014
01-01-2017
01-01-2025
68
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
10.5.
Bestuurscommissies
Het pensioenfonds heeft naast een Dagelijks Bestuur ook een aantal bestuurscommissies. Het betreft de volgende commissies: Communicatie Commissie, Beleggingscommissie en de Audit en Financiële Commissie. Deze commissies zijn samengesteld uit een afvaardiging van bestuursleden van Stichting Pensioenfonds KPN en Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN. De Geschillencommissie is samengesteld uit uitsluitend bestuursleden van Stichting Pensioenfonds KPN en behandelt ook alleen geschillen die betrekking hebben op dit pensioenfonds. Belanghebbenden kunnen zich tot deze commissie wenden indien zij het niet eens zijn met een besluit van het pensioenfonds over de toepassing van het pensioenreglement. Voor de procedure gelden nadere voorwaarden die zijn vastgelegd in het reglement van de geschillencommissie. De geschillencommissie heeft in het verslagjaar geen uitspraken gedaan.
10.6.
Gedragscode
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al degenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. De uitvoeringsorganisaties hanteren een gelijkwaardige gedragscode. De taken van de compliance-officer zijn ondergebracht bij het Nederlands Compliance Instituut. De compliance officer is belast met het toezicht op de naleving van de op grond van de gedragscode geldende bepalingen. De compliance officer verstrekt jaarlijks een rapportage aan het pensioenfondsbestuur. Het pensioenfonds beschikt naast een gedragscode over een compliance program, een incidentenregeling en een klokkenluidersregeling.
10.7.
Code Pensioenfondsen
Naast de eerder genoemde wet ‘Versterking Bestuur Pensioenfondsen’ is, ter vervanging van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, een nieuwe code voor goed pensioenfondsbestuur vastgesteld, de Code Pensioenfondsen. Hierin is een aantal zaken met betrekking tot onder meer benoeming, deskundigheid/geschiktheid en diversiteit nader geregeld. De Code Pensioenfondsen is overigens geen doel op zich, maar een middel om pensioenfondsen beter te laten functioneren. Ook moet de Code Pensioenfondsen zorgen voor meer vertrouwen van de belanghebbenden in het bijzonder en van de maatschappij in het algemeen. Deskundigheid, betrokkenheid en goede samenwerking vormen de basis voor goed bestuur van een pensioenfonds. Goed pensioenfondsbestuur heeft overigens niet alleen betrekking op besturen, maar ziet op alle organen van het pensioenfonds. De Code Pensioenfondsen is wettelijk verankerd. De normen in de Code Pensioenfondsen zijn een aanvulling op wet- en regelgeving. De normen in de Code Pensioenfondsen zijn weliswaar leidend, maar de Code Pensioenfondsen laat ruimte voor de eigen verantwoordelijkheid van het pensioenfondsbestuur. De pensioenfondsen mogen de Code Pensioenfondsen daarom naleven volgens het ‘pas-toe-of-leg-uit’-beginsel. Afwijken van de norm is dus mogelijk, als daar een goede reden voor is. Het bestuur wil echter zoveel als mogelijk de Code volgen. Uit een inventarisatie is gebleken dat het pensioenfonds voor het merendeel al aan de Code voldoet. Onderstaand een opsomming waaraan nog niet (volledig) wordt voldaan:
Ten aanzien van norm 50 geldt dat het pensioenfonds een opleidingsplan heeft voor bestuursleden. Het programma voor permanente educatie moet nog nader worden geconcretiseerd. Ten aanzien van norm 51 (evaluatie bestuurlijk functioneren) is afgesproken dat in 2016 een externe partij hierbij wordt betrokken. In 2015 wordt zonder de tussenkomst van een
69
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
externe partij zowel de individuele als het collectieve bestuurlijke functioneren geëvalueerd. De individuele evaluatiegesprekken worden gevoerd door het Dagelijks Bestuur met de verschillende bestuursleden. Voor wat betreft de normen die betrekking hebben op het onderdeel diversiteit (norm 66, 69 en 71) geldt dat het bestuur in de loop van 2015 het diversiteitsbeleid nog nader zal uitschrijven. Het fonds voldoet al wel aan de bepalingen ten aanzien van de verdeling man/vrouw en de verdeling jonger dan 40 jaar en ouder dan 40 jaar, maar het bestuur zal nog meer concreet maken op welke wijze voor de toekomst gewaarborgd wordt dat aan deze norm wordt voldaan.
10.8.
Nevenfuncties
De nevenfuncties van de bestuursleden zijn opgenomen in Bijlage 3.
10.9.
Honoreringsbeleid
Het bestuur ontvangt sinds 1 juli 2014 een vaste vergoeding voor de bestuurlijke werkzaamheden. Voor 1 juli 2014 ontvingen bestuursleden naast een vaste vergoeding ook vacatiegeld per bijgewoonde vergadering. De vergoeding bedraagt vanaf 1 juli 2014 op jaarbasis € 30.000,uitgaande van een tijdsbesteding van één dag per week. Voor een aantal bestuursfuncties geldt een zwaarder tijdsbeslag. De honorering is daarop afgestemd. De vergoeding wordt uitbetaald aan de voordragende partijen dan wel aan de betrokken bestuursleden zelf. De gemaakte noodzakelijke onkosten worden vergoed op declaratiebasis.
10.10.
Diversiteitsbeleid
In de Code Pensioenfondsen is opgenomen dat het bestuur de diversiteit in de samenstelling krachtig dient na te streven. Het bestuur onderstreept dit belang, omdat als vertegenwoordigers van diverse groepen betrokken zijn bij het proces, er een meervoudig perspectief ontstaat. Dit laatste komt de besluitvorming ten goede. Daarnaast heeft het bestuur om optimaal te kunnen functioneren een verscheidenheid aan vaardigheden, culturen en zienswijzen nodig. Hieraan draagt een mix van mannen en vrouwen, jongeren en ouderen die zitting hebben in het bestuur en de fondsorganen positief bij. Anderzijds is het belangrijk dat bij de samenstelling rekening wordt gehouden met de opbouw van het deelnemersbestand. Het bestuur vindt het belangrijk dat deelnemers en pensioengerechtigden zich vertegenwoordigd (kunnen) voelen door het bestuur en andere fondsorganen. Daarvoor is het van belang dat zij zich in deze organen herkennen. Om de herkenbaarheid te vergroten streeft het bestuur er naar de samenstelling van de verschillende fondsorganen een weerspiegeling te laten zijn van de samenstelling van de deelnemers en pensioengerechtigden. In elk geval is de doelstelling om minimaal één man en één vrouw in het bestuur te hebben en minimaal één lid onder de 40 jaar en één lid boven de 40 jaar. De samenstelling van het bestuur is zodanig dat aan deze doelstelling is voldaan. Het bestuur evalueert periodiek het diversiteitsbeleid. Bij de evaluatie van het bestuursmodel eind 2015 zal ook het diversiteitsbeleid worden betrokken.
10.11.
Toezicht door DNB en AFM
De toezichthouders hebben geen sancties opgelegd aan het pensioenfonds In 2014 zijn aan het pensioenfonds door de toezichthouders geen dwangsommen of boetes opgelegd. Evenmin zijn door de toezichthouders aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is de bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouders. Evaluatie herstelplan 2013 Uit de evaluatie van het kortetermijnherstelplan is gebleken dat het pensioenfonds geen kortingen heeft hoeven doorvoeren omdat de financiële positie van het pensioenfonds zich bevond boven het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV). De toezichthouder heeft begin 2014 bevestigd dat het kortetermijnherstelplan is beëindigd.
70
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Statuten pensioenfonds De toezichthouder heeft de per 1 juli 2014 gewijzigde statuten goedgekeurd. De statuten zijn gewijzigd in verband met de invoering van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen en de wijzigingen in de governance die het bestuur heeft doorgevoerd. Onderzoek belangenverstrengeling Het pensioenfonds heeft meegewerkt aan het onderzoek van de toezichthouder inzake belangenverstrengeling. DNB heeft met dit self assessment willen bewerkstelligen dat pensioenfondsen zich bewust zijn van de risico’s van belangenverstrengeling en mitigerende maatregelen treffen ten aanzien van deze risico’s. Uit een eerste terugkoppeling door DNB is gebleken dat het fonds voldoet aan de te stellen eisen. Onderzoek evenwichtige belangenafweging bij besluit tot vaststellen van de pensioenpremie 2015 Het pensioenfonds heeft deelgenomen aan dit onderzoek. In de beantwoording van de vragen is onder andere aangegeven dat een vergelijking van de premiestelling zoals die gold tot 1 januari 2015 en de premiestelling per 1 januari 2015 moeilijk te maken is door de wijziging van het financieringssysteem. Onderzoek ontwikkelingen en trends samenstelling van de beleggingsportefeuille DNB heeft met dit onderzoek inzicht willen krijgen, omdat rendementen onder druk staan, of en hoe pensioenfondsen hierop hebben gereageerd. Het bestuur heeft aangegeven dat het pensioenfonds in de periode juli 2013 tot en met juni 2014 op hoofdlijnen het strategische beleggingsbeleid niet heeft gewijzigd. Onderzoek IT selfassessment Het door DNB ingestelde onderzoek had tot doel inzicht te verschaffen in de mate waarin de belangrijkste IT-risico’s worden beheerst en welke eventuele aandachtspunten er nog zijn. Het bestuur heeft de toezichthouder aangegeven dat het bestuur geen reden heeft zich zorgen te maken over het IT beleid van zijn uitvoeringsorganisaties. De IT risico’s worden goed en professioneel beheerst.
10.12.
Organisatie en uitvoering
De uitvoering ten behoeve van het pensioenfonds is uitbesteed aan TKP en TKPI, beide onderdeel van AEGON NV. De uitvoering omvat het administreren van pensioenen, vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Besluitvorming over het beleid vindt plaats door het bestuur. Het beleggingsbeleid wordt geëffectueerd door TKPI dat beleggingsfondsen onder beheer heeft waarin het pensioenfonds participeert. Het bestuur monitoort de uitvoering op basis van periodieke rapportages van de uitvoeringsorganisatie over de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de afgesloten Service Level Agreement. Tevens ontvangt het pensioenfonds jaarlijks een ISAE 3402 type II-rapport van de uitvoeringsorganisaties, die door een externe onafhankelijke accountant is gecertificeerd.
10.13.
Uitvoeringskosten
In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. Hiervan is door de Pensioenfederatie op 20 maart 2012 een nadere uitwerking gepubliceerd (‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer 2012’). In deze publicaties benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende stakeholders.
71
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Algemene kosten De algemene kosten betreffen kosten die niet direct toegerekend kunnen worden aan de pensioenuitvoering of vermogensbeheer. Deze kosten betreffen kosten voor bestuur en commissies, externe adviseurs en toezichthouders. De algemene kosten worden pro rato verdeeld over pensioenuitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten. Kosten van pensioenbeheer Dit betreft de integrale kosten voor pensioenbeheerdienstverlening van TKP en met name uit contributies en bijdragen toezichthouders, bestuurskosten, communicatiekosten, accountantskosten en actuariskosten. De pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro’s per deelnemer, waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. Er is geen sprake van kosten inzake herverzekering en van kosten die door de werkgever worden gedragen. In deze kosten zitten geen schattingselementen. Kosten van vermogensbeheer Het bedrag van € 22,1 miljoen dat in de staat van baten en lasten is opgenomen, betreft alle (direct en indirect) door het pensioenfonds betaalde vermogensbeheerkosten. Alle kosten zijn onderdeel van het rendement en bestaan uit de volgende onderdelen: Directe vermogensbeheerkosten De directe vermogensbeheerkosten bestaan uit de volgende posten: • Dienstverlening integraal balansbeheerder: Beheervergoeding: Dit is een vaste beheervergoeding voor het operationeel vermogensbeheer per tijdsperiode die onafhankelijk is van de prestatie. Indien van toepassing: performancefee: Dit is een prestatieafhankelijke vergoeding voor het verslaan van de benchmark Vergoeding advies, administratie en rapportage: Dit is de vergoeding voor de integrale dienstverlening conform de uitbestedingsovereenkomst. • Overige directe kosten: Dit betreft onder andere de kosten van dienstverlening derivaten en de kosten van het maatschappelijk verantwoord beleggen beleid. • Algemene kosten van het pensioenfondsbestuur, waaronder kosten van toezicht. Indirecte vermogensbeheerkosten De indirecte vermogensbeheerkosten bestaan uit kosten die worden gemaakt binnen de onderliggende beleggingsfondsen. Deze bestaan uit de volgende posten: • Beheervergoeding externe managers: Dit is een (basis) vergoeding per tijdsperiode die onafhankelijk is van de prestatie. • Performance fee externe managers: Dit is een prestatieafhankelijke vergoeding voor het verslaan van de benchmark door een manager. • Overige kosten: Dit betreft onder andere de vergoeding van de bewaarbank, administratiekosten, accountantskosten en juridische kosten. De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd in euro’s en als percentage van het gemiddelde van het totaal belegd vermogen. De volgende tabellen geven dit per beleggingscategorie weer. Het aandeel aan geschatte kosten is beperkt. De schattingen zijn gebaseerd op opgaven van externe managers van kosten in onderliggende beleggingsstructuren. Kosten vermogensbeheer (in euro)
Totaal kosten Vermogensbeheer
Aandelen
VRW
OG
Alternatieve beleggingen
Derivaten
Overig
Totaal
7.464.623
4.228.545
6.523.655
752.524
585.042
2.558.197
22.112.586
72
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Kosten vermogensbeheer (% gemiddeld belegd vermogen)
Totaal kosten vermogensbeheer
Aandelen
VRW
OG
Alternatieve beleggingen
Derivaten
Overig
Totaal
0,12%
0,07%
0,10%
0,01%
0,01%
0,04%
0,34%
De vermogensbeheerkosten in 2014 zijn lager dan die in 2013 (0,40%). Prestatie-gerelateerde vergoedingen van de externe managers zijn hiervan de belangrijkste oorzaak. Transactiekosten Deze kosten betreffen de toe- en uittredingsvergoedingen van de beleggingsfondsen, de transactiekosten van discretionaire portefeuilles en de derivatentransacties. Deze kosten zijn in het gerapporteerde rendement verwerkt. Transactiekosten in beleggingsfondsen zijn wel onderdeel van het rendement, maar worden niet apart gespecificeerd. Deze specificatie is met de huidige gegevens niet nader te bepalen. Hierover wordt momenteel door TKPI wel onderzoek naar gedaan zodat de transactiekosten mogelijk ook na doorkijk kunnen worden gerapporteerd. De (geschatte) transactiekosten worden gerapporteerd in euro’s als een percentage van het gemiddelde van het totaal belegd vermogen. Omdat bij transacties in vastrentende waarden en in derivaten de werkelijke transactiekosten niet bekend zijn, zijn deze vrijwel volledig geschat. Transactiekosten vermogensbeheer (in euro)
Transactiekosten
Aandelen
VRW
OG
Alternatieve Beleggingen
Derivaten
Totaal
580.722
992.883
12.606
54.729
461.270
2.102.210
Transactiekosten vermogensbeheer (% gemiddeld belegd vermogen)
Transactiekosten
Aandelen
VRW
OG
Alternatieve Beleggingen
Derivaten
Totaal
0,01%
0,02%
0,00%
0,00%
0,01%
0,03%
Totale uitvoeringskosten In onderstaande tabel worden de uitvoeringskosten weergegeven. 2014
2013
€ 163
€ 161
Vermogensbeheerkosten (in % van het gemiddeld belegd vermogen)
0,34%
0,40%
Transactiekosten (in % van het gemiddeld belegd vermogen)
0,03%
0,06%
Pensioenbeheerkosten* (in euro per deelnemer/pensioengerechtigde)
* De pensioenbeheerkosten wijken in 2013 op totaalniveau af van de pensioenbeheerskosten in de jaarrekening, omdat in de jaarrekening de algemene kosten (kosten bestuur en commissies, kosten externe adviseurs en kosten toezichthouders) niet worden verdeeld over pensioenuitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten. Met ingang van 2014 is deze aanbeveling van de Pensioenfederatie doorgevoerd in de jaarrekening.
73
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Kosten BPR- en IPS-regeling De deelnemer betaalt geen aankoop en/of verkoopkosten. De kosten van beleggen worden direct verrekend in het rendement. Deze beleggingskosten zijn afhankelijk van het depot waarin wordt belegd. De volgende tabel geeft hiervan een overzicht. Deze kosten zijn gebaseerd op de kosten per beleggingsdepot op basis van de samenstelling per eind 2014. Ter vergelijking zijn ook de kosten per eind 2013 weergegeven. De kosten zijn een indicatie voor de beleggingskosten voor het huidige beleggingsjaar. Stichting Pensioenfonds KPN Vrij beleggen
2014
2013
Life Cycle
2014
2013
Depot A
0,3%
0,4%
Life Cycle I
0,3%
0,3%
Depot B
0,2%
0,3%
Life Cycle II
0,2%
0,3%
Depot C
0,2%
0,3%
Life Cycle III
0,2%
0,3%
Depot D
0,2%
0,2%
Life Cycle IV
0,2%
0,2%
Depot E
0,1%
0,2%
Life Cycle V
0,1%
0,1%
Depot F
0,4%
0,3%
Depot G
0,1%
0,1%
Vrij beleggen
2014
2013
Life Cycle
2014
2013
Depot A
0,3%
0,4%
Life Cycle I
0,3%
0,4%
Depot B
0,3%
0,3%
Life Cycle II
0,3%
0,3%
Depot C
0,2%
0,3%
Life Cycle III
0,2%
0,3%
Depot D
0,2%
0,2%
Life Cycle IV
0,2%
0,2%
Depot E
0,1%
0,2%
Life Cycle V
0,1%
0,1%
Depot F
0,4%
0,4%
Depot G
0,1%
0,1%
10.14.
Statutenwijziging
KPN Contact
De statuten van het pensioenfonds zijn in 2014 aangepast m.b.t. de wijzigingen die voortvloeien uit de Wet versterking bestuur pensioenfondsen per 1 juli 2014. Er zijn voornamelijk wijzigingen doorgevoerd die betrekking hadden op de governance van het pensioenfonds (o.a. inrichting nieuwe bestuursmodel, inrichting intern toezicht en taken van het verantwoordingsorgaan).
74
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
11.
Verwachte gang van zaken
Financiering van de pensioenregeling Per 1 januari 2015 zijn er met de werkgever nieuwe afspraken overeengekomen ten aanzien van de financiering van de pensioenregeling. De volgende afspraken zijn vanaf 1 januari 2015 van toepassing: Voor de komende vijf jaar is de enige verplichting van KPN om per deelnemer een vaste premie van 23% van de pensioengrondslag (inclusief de werknemersbijdrage) af te dragen aan het pensioenfonds. Deze vaste premie wordt gestort in het premiedepot. Mochten de middelen in het depot in enig jaar onvoldoende zijn. KPN heeft eind 2014 eenmalig een extra bedrag van € 30 miljoen gestort in het premiedepot; KPN heeft eind 2014 door een eenmalige storting van een bedrag van € 170 miljoen de gelimiteerde bijstortverplichting afgekocht. Dit heeft ook tot gevolg dat het recht op premiekorting en/of premierestitutie per 1 januari 2015 komt te vervallen. Door de gewijzigde financieringsafspraken hoeft KPN in het kader van internationale boekhoudregels geen bedrag meer op de balans van de onderneming voor de pensioenregeling (IFRS-proof). Toetreding van nieuwe medewerkers Vanaf 1 januari 2015 zijn de cao-medewerkers van KPN ITS (voorheen Getronics) en de medewerkers van KPN Contact, Call2 en Telfort deelnemer geworden aan de pensioenregeling van Pensioenfonds KPN. Het betreft in totaal circa 5.000 deelnemers. Ten aanzien van de toetreding van de KPN ITS medewerkers is de werkgever met het pensioenfonds overeengekomen dat de werkgever een extra storting doet in het premiedepot ter grootte van € 5 miljoen. Aanpassing Life Cycles Met ingang van 1 januari 2015 is besloten het aantal cohorten van Life Cycle beleggen uit te breiden van 5 naar 10. Op deze manier is er een betere afstemming van het beleggingsrisico van de deelnemer, de leeftijd en de jaren van de deelnemer tot de pensioendatum. Daarnaast wijzigt per 1 januari 2015 de beleggingsmix van zowel Life Cycle als van Vrij Beleggen. De voorgestelde aanpassingen leiden over het algemeen tot een verbetering van de verwachte pensioenresultaten en het beleggingsbeleid sluit beter aan bij het beleid van het hoofd vermogen. Aangepast Financieel Toetsingskader (FTK) Vanaf 1 januari is het FTK aangepast. Deze aanpassing heeft grote gevolgen voor pensioenfondsen. Het wetsvoorstel is eind december 2014 door de Eerste Kamer gekomen en is daarmee van kracht geworden per 1 januari 2015. Voor pensioenfondsen is niet alleen door het late tijdstip, maar ook door de nog vele technische onduidelijkheden, de invoering van het aangepast FTK een uitdaging geworden voor 2015. Ook het door te lopen proces voor pensioenfondsen staat onder tijdsdruk, omdat het geheel voor 1 oktober 2015 afgerond moet worden, inclusief het bereiken van een opdrachtaanvaarding met de sociale partners. De belangrijkste wijzigingen worden onderstaand behandeld. Fiscale aanpassing van de pensioenregeling De fiscale veranderingen volgen elkaar in hoog tempo op. Naast vorig jaar al de eerste fiscale aanpassingen doorgevoerd te hebben, zoals een verlaagd opbouwpercentage (naar maximaal 2,15%) en een verhoging van de pensioenleeftijd (67 jaar), dient in 2015 het opbouwpercentage opnieuw verlaagd te worden tot 1,875% samen met een verplicht maximaal pensioengevend salaris van € 100.000. Deze fiscale veranderingen vallen in 2015 samen met het aangepast FTK. Premiestelling Het kabinet heeft in samenwerking met de Tweede Kamer, de wens uitgesproken dat de verdere versobering van de pensioenovereenkomst tot lagere pensioenpremies leidt. Dit zet fondsbesturen onder druk omdat in de meeste gevallen door de financiële situatie en de lage rekenrentes, weinig ruimte bestaat voor een structurele premieverlaging. Immers in het aangepast FTK is voorgeschreven dat het premiebeleid voldoende realistisch en haalbaar is. Overigens mogen pensioenfondsen, net als in het vorig kader, bij de vaststelling welke premie toereikend is ter financiering van de jaarlijks in te kopen verplichting, ervoor kiezen om voor de te hanteren rekenrente gebruik te maken van een demping. Deze demping mag zowel op een gemiddelde van de gepubliceerde RTS-en (maximaal 10jaarsmiddeling) of op fondsrendement.
75
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Risicoprofiel en opdrachtformulering PensioenWet (PW) artikel 102a Daarnaast dient het fondsbestuur bij de aanvaarding van de nieuwe pensioen-overeenkomst te komen tot een zogenaamd compleet contract. Dit betekent dat van te voren duidelijk wordt gemaakt hoe het pensioenfonds omgaat met tekorten en overschotten en op welke manier het pensioenbeleid is ingeregeld. Het pensioenfonds zal conform de PensioenWet (PW102a) haar risicoprofiel en risicohouding in de vorm van een opdrachtformulering ter toetsing voor moeten leggen aan de sociale partners. Hiermee moet het voor alle partijen duidelijk worden welke doelstellingen het pensioenfonds nastreeft gegeven de aangegane risico’s. Het pensioenfonds bepaalt daarmee welke beleggingsrisico’s worden gelopen om de doelstellingen van het pensioenfonds te realiseren en de mate waarin het pensioenfonds beleggingsrisico’s kan lopen gegeven de kenmerken van het pensioenfonds. Sociale partners moeten daarbij het beeld hebben dat dit aansluit bij de in uitvoering gegeven pensioenovereenkomst aan het pensioenfonds. Door dit vooraf aan elkaar voor te leggen, worden verrassingen achteraf voorkomen en wordt het helder binnen welke grenzen het fondsbestuur invulling geeft aan het nakomen van de gemaakte afspraken. Pensioenfondsen mogen in 2015 éénmalig hun risicoprofiel aanpassen aan de nieuwe situatie, ook als zij in een reservetekort zitten. Met het aanpassen van het risicoprofiel kan ook het beleggingsbeleid worden aangepast. Echter de feitelijke aanpassing van het risicoprofiel moet worden opgeschort zolang het pensioenfonds onder het minimum vereist eigen vermogen zit. Beleidsdekkingsgraad Om vast te stellen of het pensioenfonds in een reservetekort zit, wordt niet meer gekeken naar één meetmoment. Hiertoe is de zogenaamde beleidsdekkingsgraad geïntroduceerd. De beleidsdekkingsgraad is het 12-maandsgemiddelde van de vastgestelde maanddekkingsgraden. De dekkingsgraden moeten ook nog per maand worden vastgesteld; dit gebeurd op basis van de rentetermijnstructuur (RTS) zoals deze door DNB wordt gepubliceerd. Vanaf januari 2015 wordt de RTS niet meer gemiddeld (3-maands middeling) maar bepaald op basis van de werkelijke rentestand. Omdat de rente dalende is, zal de te rapporteren dekkingsgraad door het afschaffen van deze middeling dalen. Herstelplan en kortingen Als een pensioenfonds een beleidsdekkingsgraad heeft dat lager is dan het vereist eigen vermogen dan is er sprake van een reservetekort. Bepalend hiervoor is de beleidsdekkingsgraad aan het einde van elk kwartaal. In dat geval moet het pensioenfonds een herstelplan opstellen. Belangrijke wijzigingen in het aangepast FTK is dat er geen sprake meer is van een kortetermijn herstelplan en een langetermijn herstelplan. Voornamelijk het kortetermijn herstelplan kon bij afloop van de geldende duur tot hoge onvoorwaardelijke kortingen van pensioenuitkeringen leiden. In het aangepast FTK kader geldt dat een pensioenfonds binnen maximaal 10 jaar naar haar vereist eigen vermogen moet toegroeien. Dit gebeurd op basis van een vergelijkbaar herstelsjabloon zoals de pensioenfondsen dat ook gewend waren bij het indienen van de vorige langetermijn herstelplannen. Indien het niet lukt om binnen maximaal 10 jaar naar het vereist eigen vermogen toe te groeien, dan dient een kortingshoogte te worden vastgesteld. De regels voor het vaststellen van het vereist eigen vermogen zijn overigens ook aangepast met ingang van 1 januari 2015. Omdat het pensioenfonds hogere buffers moet aanhouden, wordt hiermee ook het vereist eigen vermogen verhoogd. Toekomstbestendig indexeren Ook een grote verandering in het aangepast FTK is dat het pensioenfonds niet meer op haar eigen toeslagstaffel haar voorwaardelijke indexatie mag vaststellen. De hoogte van een jaarlijks toe te kennen toeslag wordt bepaald door het beschikbare eigen vermogen boven de dekkingsgraad van 110%. Er moet dan zoveel beschikbaar eigen vermogen aanwezig zijn dat de jaarlijkse toeslag ook voor alle nog toekomstige jaren in principe toegekend kan worden. Aanvangshaalbaarheidstoets In het aangepast FTK wordt door middel van de aanvangshaalbaarheidstoets de samenhang, consistentie en de financiële robuustheid van het pensioenbeleid getoetst. De aanvangshaalbaarheidstoets vervangt daarmee de eerder geldende consistentietoets, maar draagt dezelfde kenmerken als de voorheen geldende consistentietoets. Er moet op stochastische basis aangetoond worden, dat het verwachte pensioenresultaat (een resultaat van 100% betekent dat het pensioenfonds ervoor zorgt dat er sprake is van koopkrachtbehoud) aansluit bij een vooraf door het pensioenfonds gekozen ondergrens en bij lage dekkingsgraden niet teveel afwijkt van de door het pensioenfonds afgegeven verwachtingen. Daarnaast dient aangetoond te worden dat het pensioenfonds over voldoende herstelcapaciteit
76
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN beschikt om binnen de gestelde termijnen aan en het vereist eigen vermogen kan voldoen. Ook geldt dat de premie voldoende realistisch en haalbaar is. De aanvangshaalbaarheidstoets dient op een vooraf gedefinieerde uniforme scenariosets vastgesteld te worden. Deze uniforme scenariosets gepubliceerd door DNB en zal naar verwachting begin april 2015 beschikbaar worden gesteld. Voor 1 oktober dient het gehele proces, dus ook het voorleggen van de opdrachtaanvaarding aan de sociale partner, afgerond en ingeleverd moeten worden aan DNB. Onder het nFTK zijn er enkele wijzigingen die een impact hebben op de vermogenspositie, naast de introductie van de grootheid “beleidsdekkingsgraad”. Onder het nFTK stijgen de technische voorzieningen per 1 januari 2015 met € 279 mln. ten opzichte van 31 december 2014 doordat de driemaand middeling komt te vervallen. Daarnaast stijgt het vereist eigen vermogen met 4,3 %punt naar 120%. Met het nFTK is de beleidsdekkingsgraad een nieuw begrip voor de beoordeling van de financiële positie, geïntroduceerd. De beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de laatste 12 maandeind dekkingsgraden en zou per eind 2014 111,1% bedragen. Fusie Stichting Pensioenfonds KPN en Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN De besturen van Stichting Pensioenfonds KPN en Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN hebben in oktober 2014 een stuurgroep samengesteld om de fusie tussen de beide pensioenfondsen voor te breiden. De afgelopen maanden heeft de stuurgroep fusie (O)PF KPN een overeenkomst tot fusie opgesteld. Het bestuur van PF KPN heeft in de bestuursvergadering van 5 februari 2015 een eerste besluit genomen over de voorgenomen fusie met OPF KPN. De beoogde fusiedatum is vooralsnog eind tweede kwartaal van 2015 of zoveel eerder als mogelijk. Groningen, 10 april 2015 P. van Gameren RA, voorzitter dr. B. le Blanc J.D.A. Burcksen mr. J.P.O.M. van Herpen, plaatsvervangend voorzitter / secretaris C.A.M. Michielse F.H.K. Ooms, plaatsvervangend voorzitter ing. J.M. van Osch MScBA C.C. van der Sluis RA CPC mw. E.L. Snoeij drs. W.E. Velding drs. A. van ’t Zelfde
77
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
JAARREKENING
78
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
12. 12.1.
JAARREKENING Balans per 31 december 2014
(na resultaatbestemming, bedragen x € 1.000)
31-12-2014
31-12-2013
€
€
ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds Beleggingen voor risico deelnemers Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Vorderingen en overlopende activa Overige activa
(1) (2) (3) (4) (5)
TOTAAL ACTIVA
7.279.713 219.022 1.234 6.979 12.123
5.855.614 194.211 1.213 11.325 1.520
7.519.071
6.063.883
684.420 6.399.296 219.022 216.333
489.670 5.367.981 194.211 12.021
7.519.071
6.063.883
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva
(6) (7) (8) (9)
TOTAAL PASSIVA
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 89.
79
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
12.2.
Staat van baten en lasten
(bedragen x € 1.000)
2014 €
2013 €
€
€
Baten Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premiebijdragen risico deelnemers Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Beleggingsresultaten risico deelnemers Baten uit herverzekering Overige baten
(10) (11) (12) (13) (14) (15)
Totaal baten
102.548 19.170 1.311.493 16.171 21 137
171.603 16.458 65.768 17.241 459 204
1.449.540
271.735
187.632 5.120
167.155 4.829
Lasten Pensioenuitkeringen (16) Pensioenuitvoeringskosten (17) Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (18) - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten - Wijziging marktrente - Wijziging actuariële uitgangspunten - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Inkoop VPL-regeling - Overige mutatie voorziening pensioenverplichting
58.382 54.096 20.177
84.734 349 19.424
-188.290 1.076.871 -26.612
-168.506 -167.585 0
-5.323 29.810
-10.218 37.503
13.822
3.435 1.032.933
-200.864
(19) (20)
21 -1.639
459 -439
(21) (22) (23) (24)
24.811 -76 5.885 104
18.547 -129 10.424 275
1.254.790
258
Saldo van baten en lasten
194.750
271.477
Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve
194.750
271.477
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Saldo herverzekering Saldo overdracht van derden Overige lasten Totaal lasten
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 109.
80
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
12.3.
Kasstroomoverzicht
(bedragen x € 1.000) Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. 2014 €
2013 €
€
€
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Ontvangen premies Ontvangen in verband met overdracht van rechten Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars Werkgeversbijdrage tbv solvabiliteitsdepot Werkgeversbijdrage tbv premiedepot Overig
132.097 3.467 76 170.000 35.000 137
204.841 1.811 1.096 0 0 204 340.777
Uitgaven Betaalde pensioenuitkeringen Betaald in verband met overdracht van rechten Betaalde premies herverzekering Betaalde pensioenuitvoeringskosten Overig
-187.264 -9.352 0 -6.190 -35
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
207.952 -166.150 -12.235 -495 -5.600 -328
-202.841
-184.808
137.936
23.144
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
14.186 1.294.131
14.309 355.522 1.308.317
Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer
-1.170.536 -7.873
369.831 -396.094 -7.740
-1.178.409
-403.834
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
129.908
-34.003
Netto kasstroom
267.844
-10.859
387
61
268.231
-10.798
Koers-/omrekenverschillen Mutatie liquide middelen Samenstelling geldmiddelen 2014
2013
€
€
Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
66.352 334.583
77.150 66.352
Waarvan: Voor risico pensioenfonds Voor risico deelnemers
300.510 34.073
25.836 40.516
81
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
12.4. 12.4.1.
Toelichting op de jaarrekening Algemeen
Activiteiten Het doel van Stichting Pensioenfonds KPN, statutair en feitelijk gevestigd te Groningen (hierna 'het pensioenfonds') is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het pensioenfonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregelingen van de onderneming KPN N.V. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 9 april 2015 de jaarrekening opgemaakt. Referenties In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
12.4.2. 12.4.2.1.
Grondslagen Algemene grondslagen
Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in Euro's x 1.000, mits anders is aangegeven. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post 'nog af te wikkelen transacties'. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
82
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro's, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. De koersen van de belangrijkste valuta zijn: 31 december 2014 USD GBP JPN CHF SEK
0,8264 1,2886 0,0069 0,8317 0,1056
Gemiddeld 2014 0,7542 1,2435 0,0071 0,8241 0,1100
31 december 2013
Gemiddeld 2013
0,7257 1,2019 0,0069 0,8160 0,1129
0,7535 1,1785 0,0077 0,8144 0,1155
Stelselwijziging De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Schattingswijziging In september 2014 is door het AG een actualisatie van de bestaande overlevingstafels gepubliceerd. Deze nieuwe AGprognosetafel is per ultimo 2014 overgenomen voor de waardering van de pensioenverplichtingen, waarbij de bestaande fonds specifieke correctiefactoren niet zijn gewijzigd. De toepassing van de nieuwe prognosetafel heeft een lichte daling van circa 0,5% (€ 33,1 miljoen) van de voorziening tot gevolg. De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Presentatiewijzigingen - In de jaarrekening van 2013 is in een aantal cijfermatige overzichten de splitsing tussen pensioenfonds KPN en stichting pensioenfonds SNT zichtbaar gemaakt. Nu de administratie volledig samengevoegd is, zijn ook de vergelijkende cijfers van 2013 samengevoegd. - In het kader van de Aanbevelingen Uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie zijn in deze jaarrekening de vermogensbeheerskosten en de transactiekosten vermogensbeheer onderverdeeld naar assetcategorie. Daarnaast is een deel van de algemene kosten op basis van de verhouding pensioenbeheerskosten: vermogensbeheerskosten toegerekend aan de vermogensbeheerkosten en in mindering gebracht op de pensioenuitvoeringskosten. - In de toelichting op de Staat van Baten en Lasten zijn de premiebijdragen van de werknemers, die in de totale premiebijdrage zit, verplaatst naar de premiebijdrage voor risico deelnemers. De cijfers van 2013 zijn ter vergelijking ook aangepast. Deze aanpassing heeft geen resultaat tot gevolg. Omwille van de vergelijking heeft er een presentatiewijziging in de cijfers van 2013 plaatsgevonden, met als gevolg dat het totaal van de pensioenuitvoeringskosten lager is gepresenteerd, omdat een deel van deze kosten zijn toegerekend aan de vermogensbeheerkosten. Het totale beleggingsresultaat wordt hierdoor lager. Anderzijds zijn de vermogensbeheerkosten en transactiekosten vermogensbeheer verdeeld naar assetcategorie en uit de indirecte beleggingsopbrengst gehaald. Dit heeft geen wijziging in het totale beleggingsresultaat tot gevolg. Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Hierbij worden zowel de beleggingen voor risico deelnemers als de voorzieningen voor risico deelnemers buiten beschouwing gelaten. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.
83
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
12.4.2.2.
Grondslagen voor waardering van activa en passiva
Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen geschiedt tegen actuele waarde. Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vastgoedbeleggingen Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de marktwaarde per balansdatum, gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichte taxaties. De gehele directe vastgoedportefeuille wordt jaarlijks door deze deskundigen getaxeerd. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Waardeveranderingen van op marktwaarde gewaardeerde vastgoedbeleggingen worden verwerkt in de staat van baten en lasten. Op vastgoedbeleggingen wordt niet afgeschreven en bij een aanschaf maximaal twaalf maanden voor de balansdatum wordt gewaardeerd op de aanschafprijs. Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van de niet-beursgenoteerde vastgoedbelegging per balansdatum. Vastgoed in ontwikkeling wordt gewaardeerd op basis van gedane uitgaven, inclusief bouwrente, waarbij wordt getoetst of die uitgaven tot waardewijzigingen leiden. Na oplevering worden (her)ontwikkelde objecten naar actuele waarde geherwaardeerd. Objecten in het boekjaar verkocht maar met levering in het volgende boekjaar zijn niet als verkoop in het boekjaar verantwoord. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het niet-beursgenoteerde aandeel per balansdatum. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen, zijnde taxaties uitgevoerd door gecertificeerde taxateurs. De overige beleggingen bestaan grondstoffen, hedgefondsen (niet in 2014, wel in 2013) en liquide middelen.
84
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden. Beleggingen vroegpensioen levensloop De grondslagen voor de waardering van de beleggingen VPL zijn gelijk aan die voor de beleggingen voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden. Securities lending Het pensioenfonds maakt via de beleggingsfondsen waarin het vermogen is belegd, gebruik van securities lending (uitlenen van effecten). Dit wordt gedaan omdat securities lending rendement oplevert. Het betreft het uitlenen van aandelen met kas of obligaties als onderpand. Alleen obligaties uitgegeven door OECD landen met een lange termijn rating van minimaal Standard & Poors AA+ en Moody's Aa1 zijn toegestaan als onderpand tot Organisation for Economic Coorporation and Development (OECD)-staatsobligaties met een kredietwaardigheid van minimaal AA. Ook wordt Het onderpand wordt niet herbelegd. Daarnaast wordt het onderpand op dagbasis aangevuld indien de waarde van het onderpand lager is dan de vereiste 105% van de uitgeleende stukken en is het onderpand meer dan 100% van de uitgeleende waarde wat dagelijks wordt gecontroleerd. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als kapitaalcontracten worden gewaardeerd voor de waarde van het verzekerde risico op basis van de grondslagen van het contract. Bij de waardering van de vorderingen wordt rekening gehouden met de kredietwaardigheid van de herverzekeraar (afslag voor kredietrisico). Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar. De waardering en presentatie van beleggingsdepots gekoppeld aan kapitaalcontracten is overeenkomstig de grondslagen voor beleggingen. De waarde van het aandeel herverzekeraar is gelijk aan de voorziening herverzekeringsdeel technische voorziening. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Vorderingen en overlopende activa worden onderscheiden van vorderingen in verband met beleggingstransacties conform RJ 610.208. Conform RJ 610.208 mogen overige vorderingen en schulden inzake vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden betreffende te vorderen respectievelijk te betalen posities of tijdelijke banksaldi in verband met beleggingstransacties onder de beleggingsrubrieken vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden worden geclassificeerd indien deze door het pensioenfonds niet kunnen worden aangewend voor andere doelen dan beleggingstransacties. Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen.
85
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: * Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur met 3-maandsmiddeling, op balansdatum zoals gepubliceerd door DNB. Vanaf september 2012 wordt de marktrente vastgesteld op basis van de zogenaamde ultimate forward rate benadering. Deze benadering houdt in dat de rente voor zeer lange looptijden naar een afgesproken niveau (4,2%) toe beweegt. * Prognosetafels: AG prognosetafels 2014 zonder leeftijdsterugstelling, rekening houdende met ervaringssterfte; * Geen leeftijdscorrectie voor zowel mannen als vrouwen, omdat op basis van de CVServaringssterfte rekening gehouden is met een leeftijdsafhankelijke afslag op sterfte kansen; * Een opslag van 2% voor toekomstige administratiekosten en 1% voor toekomstige excassokosten. * Gehuwdheidsfrequentie: * voor ingegane pensioenen op basis van werkelijkheid; * Iedereen wordt geacht een partner te hebben, wat betekent dat gerekend wordt met een partnerfrequentie van 100% op de pensioendatum; * Voor het in het verleden opgebouwde zogeheten ongehuwden ouderdomspensioen wordt aangenomen dat op de pensioendatum 85% van de deelnemers een partner zal hebben; * de vrouwelijke partner wordt 3 jaar jonger verondersteld dan de man. * Het nabestaandenpensioen is op risicobasis verzekerd. Er vindt geen opbouw plaats. * Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers is geen rekening gehouden met revalidatiekansen. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Het herverzekeringsdeel van de technische voorziening betreft de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend voor arbeidsongeschiktheid. De voorziening behoort bij de premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit. Voor de berekening van het herverzekerde deel van de voorziening worden dezelfde actuariële grondslagen gebruikt als voor de berekening van de voorziening voor risico pensioenfonds. Overige technische voorzieningen Deze voorziening betreft de voorziening voor ingegane ziektegevallen. Deze voorziening wordt getroffen voor de verwachte toekomstige schadelast voor zieke deelnemers die op de balansdatum korter dan 24 maanden ziek zijn en die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. Deze voorziening is gelijkgesteld aan tweemaal de risicopremie voor arbeidsongeschiktheid en premievrijstelling. Voorziening pensioenverplichting voor risico deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar.
86
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
12.4.2.3.
Grondslagen voor bepaling van het resultaat
Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. Premiebijdragen risico deelnemers Dit betreft ontvangen (vrijwillige spaar) bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbare-premieregeling. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. Beleggingsresultaten risico deelnemers De grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico deelnemers zijn gelijk aan de grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico pensioenfonds. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Indexering en overige toeslagen Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Wanneer de prijsinflatie lager is dan 2%, kan de toeslagverlening voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden met maximaal 0,25% worden verhoogd.
87
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Besloten is om per 1 januari 2015 een beperkte toeslag voor actieven vast te stellen van 0,38% en voor inactieven van 0,55%. Eerder is reeds besloten om per 1 april 2014 een beperkte toeslag toe te kennen van 0,34% voor actieven en 0,42% voor inactieven. Beide indexaties zijn verwerkt in de cijfers van 2014. Rentetoevoeging In 2014 zijn de pensioenverplichtingen opgerent met de 1-jaarsrente van de RTS-curve zijnde 0,38% (2013: 0,35%), wat overeenkomt met een bedrag van € 20,2 miljoen. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijzigingen actuariële uitgangspunten De actuariële grondslagen en/of methoden worden jaarlijks beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers betreft de wijzigingen in de waarde van de technische voorziening voor risico deelnemers. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
12.4.2.4.
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten. De aan- en verkopen in het kasstroomoverzicht zijn niet direct aan te sluiten met de aan- en verkopen in de toelichting op de balans. De aan- en verkopen in het kasstroomoverzicht hebben betrekking op alle beleggingen van het pensioenfonds, de toelichting op de balans is gesplitst in een deel beleggingen voor pensioenfonds en een deel beleggingen voor risico deelnemers. Daarnaast zijn in het kasstroomoverzicht de aan- en verkopen van derivaten gesaldeerd opgenomen, waar deze in de toelichting op de balans wel zijn uitgesplitst.
88
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
12.4.3.
Toelichting op de balans per 31 december 2014
ACTIVA 1. Beleggingen voor risico pensioenfonds
Stand per 1 januari 2014 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties Stand per 31 december 2014
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
€
€
€
€
€
€
437.761 0 -25.200 19.177
2.723.687 105.983 -261.921 270.509
2.031.431 1.093.761 -828.572 197.327
435.775 71.989 -342.680 889.115
226.961 226.341 -146.511 -57.419
5.855.614 1.498.074 -1.604.883 1.318.709
-23.028
0
0
0
235.227
212.199
408.710
2.838.258
2.493.947
1.054.199
484.599
7.279.713
Schuldpositie derivaten (credit)
0 7.279.713
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. In tegenstelling tot 2013 is er in 2014 geen sprake van een negatieve derivatenpositie.
Stand per 1 januari 2013 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties Stand per 31 december 2013
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
€
€
€
€
€
€
475.006 87.943 -87.943 -22.768
2.255.426 33.799 -55.572 490.034
2.067.963 182.337 -177.819 -41.224
698.685 198.554 -160.579 -307.827
244.364 2.690 -6.776 -15.657
5.741.443 505.323 -488.688 102.557
-14.476
0
174
6.942
2.340
-5.020
437.761
2.723.687
2.031.431
435.775
226.961
5.855.614
Schuldpositie derivaten (credit)
6.942 5.848.672
89
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Vastgoedbeleggingen Directe vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen, zijnde participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed
4.049
3.994
404.661
433.767
408.710
437.761
De verkrijgingsprijs van vastgoed bedraagt per balansdatum € 471 miljoen (2013: € 519 miljoen). Ultimo boekjaar bedragen de onderstaande posten meer dan 5,0% van de totale vastgoedbeleggingen: 2014
2013 %
€ CBRE Q-Park NV Vesteda
€
%
61.522 47.212 22.543
15,1 11,6 5,5
62.930 49.651 20.588
14,4 11,3 4,7
131.276
32,2
133.169
30,4
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Aandelen Beursgenoteerde en niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen
2.838.258
2.723.687
2.838.258
2.723.687
De verkrijgingsprijs van de aandelen per balansdatum is in totaal € 1.772 miljoen (2013: € 1.839 miljoen). Stichting Pensioenfonds KPN belegt voor € 0,55 miljoen of 0,01% (2013: € 4,4 miljoen of 0,07%) in KPN NV. Het pensioenfonds heeft in totaal € 52,7 miljoen (2013: € 87,1 miljoen) aan aandelen uitgeleend. Voor het risico van niet-teruglevering zijn zekerheden ontvangen tot een bedrag van € 56,1 miljoen (2013: € 92,7 miljoen). Er zijn geen aandelenposities met een belang groter dan 5% van de belegging in aandelen (2013: geen).
Beursgenoteerd
2014
€
Niet beursgenoteerd
Beursgenoteerd
€
€
2013
Niet beursgenoteerd €
Indirecte aandelenbeleggingen Aandelen
2.838.258
90
0
2.723.687
0
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
31-12-2014
31-12-2013
€
€
983.743
241.823
1.224.772 285.432
1.654.629 134.979
2.493.947
2.031.431
Vastrentende waarden Obligaties Niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in vastrentende waarden Niet beursgenoteerde instellingen die beleggen in hypothecaire leningen
De verkrijgingsprijs van de vastrentende waarden per balansdatum is totaal € 2.188 miljoen (2013: KPN € 1.737 miljoen). Het pensioenfonds heeft geen (2013: geen) vastrentende waarden uitgeleend. Derivaten Aandelenderivaten Rentederivaten Swaptions
0 436.037 618.162
110.591 129.876 195.308
1.054.199
435.775
0 225.758 258.841
72 203.275 23.614
484.599
226.961
Overige beleggingen Hedgefondsen Commodity's (grondstoffen, edele metalen) Liquide middelen
De verkrijgingsprijs van grondstoffen bedraagt € 293,4 miljoen (2013: € 202,0 miljoen). De liquide middelen zitten in het Savings Fund en niet meer in het Short Term Money Market Fund. Securities lending Op basis van het 'securities lending programma' waarin het pensioenfonds deelneemt, wordt een vergoeding voor het tijdelijk uitlenen van effecten ontvangen. Ultimo 2014 bedroeg de waarde van de uitgeleende effecten € 52,7 miljoen (2013: € 87,1 miljoen). Hiervoor zijn zekerheden ontvangen van € 56,1 miljoen (2013: € 92,7 miljoen). Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
91
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Direct marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
0 0 983.743 0 0
76.277 2.838.258 1.224.772 0 225.759
332.433 0 285.431 1.054.199 0
408.710 2.838.258 2.493.947 1.054.199 225.759
983.743
4.365.066
1.672.063
7.020.872
Per 31 december 2014 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
In het totaal saldo zijn de liquide middelen binnen het pensioenfonds niet opgenomen. Er is geen sprake van een negatieve derivatenpositie. Direct marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
0 0 241.823 0 0
85.276 2.723.687 1.654.629 0 203.347
352.483 0 134.980 428.833 0
437.759 2.723.687 2.031.432 428.833 203.347
241.823
4.666.938
916.296
5.825.057
Per 31 december 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
2. Beleggingen voor risico deelnemers
Stand per 1 januari 2013 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
Totaal
€
€
€
€
84.657 4.221 -9.831 17.423 0
55.659 8.973 -3.060 -281 0
35.349 0 0 0 1.101
175.665 13.194 -12.891 17.142 1.101
Stand per 31 december 2013 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties
96.470 15.765 -10.208 10.377 0
61.291 11.321 -5.513 5.446 0
36.450 0 0 0 -2.377
194.211 27.086 -15.721 15.823 -2.377
Stand per 31 december 2014
112.404
72.545
34.073
219.022
92
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Aandelen Beursgenoteerde en niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen
112.404
96.470
112.404
96.470
De verkrijgingsprijs van de aandelen per balansdatum is in totaal € 84,4 miljoen (2013: € 76,4 miljoen). Vastrentende waarden Beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in vastrentende waarden
72.545
61.291
72.545
61.291
De verkrijgingsprijs van de vastrentende waarden per balansdatum is totaal € 62,5 miljoen (2013: € 56,2 miljoen). Overige beleggingen Beleggingsfondsen
34.073
36.450
34.073
36.450
1.234
1.213
5.885 1.094
10.352 973
6.979
11.325
4.758 0 1.127
6.316 375 3.660
5.885
10.352
De overige beleggingen betreffen grotendeels participaties in het Savings Fund: € 33.738. 3. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 4. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen op de werkgever(s) Overige vorderingen en overlopende activa
Vordering op de werkgever(s) Pensioenpremies Koopsom CAO/sociaal plan Koopsom voorwaardelijk pensioen/extra opbouw
Alle overige vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De te vorderen pensioenpremie van € 5,9 miljoen bestaat uit de voorlopige premie-afrekening over 2014 van € 4,6 miljoen, de gefactureerde pensioenpremie over het eerste kwartaal van 2015 met betrekking tot SPIE van € 0,5 miljoen en een koopsom met betrekking tot voorwaardelijk pensioen van € 0,8 miljoen. 5. Overige activa Liquide middelen
12.123
1.520
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds. Ten opzichte van 2013 is de is het banktegoed hoog, omdat er door de werkgever KPN NV eind 2014 nog een bedrag van ruim € 12 miljoen is over gemaakt. Dit bedrag is bedoeld voor de koopsom zacht pensioen over de maanden november en december van in totaal € 6 miljoen en een voorschot betreffende de pensioenpremie voor januari 2015. De Stichting Pensioenfonds KPN kent een Intraday limiet van € 10,5 miljoen. Dit betekent dat een roodstand gedurende de dag toegestaan is, maar dat deze aan het eind van de dag aangezuiverd moet zijn tot € 0.
93
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
PASSIVA 6. Stichtingskapitaal en reserves 2014
2013
€
€
489.670 194.750
218.193 271.477
684.420
489.670
Algemene reserve Stand per begin boekjaar Bestemming saldo van baten en lasten
Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het pensioenfonds gebruik van het standaard model. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico's van het pensioenfonds. Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist vermogen op 31 december:
Stichtingskapitaal en reserves Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
2014
2013
€
€
684.419 267.801 1.002.826
489.670 224.760 782.160
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als reservetekort. Herstelplan 2009 heeft het pensioenfonds een herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB). In 2010 heeft er een herziening van het oorspronkelijke herstelplan plaatsgevonden, onder andere als gevolg van het gewijzigde beleggingsbeleid. De " " "
belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: aanvullende vermogensdotaties van KPN NV indien er sprake is van een dekkingstekort; geen toeslagverlening zolang er sprake is van een dekkingstekort; aanpassing van het beleggingsbeleid, waarbij neerwaartse beleggingsrisico's worden verkleind.
Op basis van addendum B bij de uitvoeringsovereenkomst is de werkgever een bijstorting verschuldigd indien de dekkingsgraad op een kwartaaleinde lager is dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen. In 2014 was de dekkingsgraad van het pensioenfonds nooit lager dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen (104,2%). Hierdoor was er voor de werkgever KPN NV geen bijstorting verschuldigd. Feitelijk bestond het herstelplan uit twee delen: een kortetermijn-herstelplan en een langetermijn-herstelplan dat loopt tot eind 2023. Als gevolg van de invoering van het nieuwe FTK per 1 januari 2015 zal in 2015 een nieuw herstelplan worden opgesteld ter vervanging van het huidige plan. De werkgever heeft inmiddels als gevolg van de nieuwe pensioenregeling al wel een bedrag van € 170 mln overgemaakt als zijnde een solvabiliteitsdepot. Hiermee heeft de werkgever haar bijstortingsverplichting afgekocht. De € 170 mln, die verschuldigd was per 2 januari 2015 is reeds eind november 2014 overgemaakt en als vooruitontvangen post opgenomen op de balans. 31-12-2014
31-12-2013
€
€
7. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Overige technische voorzieningen
94
6.392.466 1.234 5.596
5.359.533 1.213 7.235
6.399.296
5.367.981
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
2014
2013
€
€
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Stand per begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Inkoop VPL-regeling Overige mutatie voorziening pensioenverplichting
5.359.533 58.382 54.096 20.177 -188.290 1.076.871 -26.612 -5.323 29.810 13.822
5.559.897 84.734 349 19.424 -168.506 -167.585 0 -10.218 37.503 3.435
6.392.466
5.359.033
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 1,9% (2013: 2,7%). Toeslagverlening De toeslagen op pensioenrechten en (premievrije) pensioenaanspraken worden jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Er bestaat een ambitie om jaarlijks de pensioenrechten en pensioenaanspraken aan te passen. De daadwerkelijke toeslag in een jaar is voorwaardelijk en is afhankelijk van de hoogte van de beschikbare middelen. De toeslag bedraagt maximaal [de stijging van de consumentenprijsindex (cpi), zoals vastgesteld door het CBS. Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst wordt geïndexeerd. Het pensioenfonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Toeslagen zijn afhankelijk van de middelen van het pensioenfonds, en daarvoor zijn beleggingsresultaten een belangrijk element (afhankelijk van ABTN). Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. De gemiddelde marktrente is per 31 december 2014 1,9% (2013: 2,7%) en daarmee 0,8%-punt lager dan per 31 december 2013. Als gevolg van deze stijging van de marktrente is € 1.076,9 miljoen toegevoegd aan de voorziening pensioenverplichtingen. Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen Onttrekking aan de technische voorzieningen
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op kanssystemen: Sterfte Arbeidsongeschiktheid Mutaties Overige technische grondslagen
95
2.502 -7.825
1.290 -11.508
-5.323
-10.218
-2.462 7 16.277 0
-3.729 -2.250 9.874 -460
13.822
3.435
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN De voorziening voor pensioenverplichtingen, inclusief het herverzekerde deel van de technische voorziening is naar categorieën als volgt samengesteld: 2014 2013 €
Aantallen
€
Aantallen
Actieven Gepensioneerden Slapers
1.456.261 2.985.915 1.951.524
13.140 18.220 26.889
1.331.633 2.546.673 1.482.440
13.872 17.280 26.560
Voorziening voor pensioenverplichtingen
6.393.700
58.249
5.360.746
57.712
Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling betreft een gecombineerde regeling. Tot het salarisdeel van € 45.378 betreft het een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling (artikel 10 Pensioenwet: uitkeringsovereenkomst). Vanaf € 45.378 betreft het een beschikbare-premieregeling (artikel 10 Pensioenwet: premieovereenkomst). De pensioenleeftijd bedraagt 67 jaar, uitstel en vervroeging is mogelijk. Er is geen sprake van een toetredingsleeftijd. Jaarlijks wordt in de middelloonregeling een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,15% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Het pensioengevend salaris betreft het vaste maandsalaris, verhoogd met 75% van het CAO-budget. Daarnaast zijn bepaalde variabele en vaste salariscomponenten pensioengevend. De franchise bedraagt voor 2014 € 13.449. De beschikbare-premieregeling heeft een leeftijdsafhankelijke staffel. Het saldo wordt voor (gewezen) deelnemers omgezet op de pensioendatum tegen de dan geldende omzettingsfactoren. Het bestuur is bevoegd om deze omzettingsfactoren aan te passen. Er is sprake van een recht op nabestaanden- en wezenpensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin over de opgebouwde aanspraken toeslag wordt verleend. De pensioenregeling van PF KPN wijkt af van de KPN-Contact pensioenregeling, die gehandhaafd zal worden voor de deelnemers in deze regeling. De KPN-Contact pensioenregeling betreft een beschikbare premieregeling. (artikel 10 Pensioenwet: premieovereenkomst). De pensioenleeftijd bedraagt 67 jaar, waarbij vervroeging mogelijk is (tot 60jr.). De toetredingsleeftijd is 21 jaar. Het pensioengevend salaris betreft 12 maal het pensioengevend maandsalaris, zoals genoemd in de CAO, verhoogd met de vakantietoeslag. De franchise bedraagt voor 2014 € 13.449. De beschikbare-premieregeling heeft een leeftijdsafhankelijke staffel. Het saldo wordt voor (gewezen) deelnemers omgezet op de pensioendatum tegen de dan geldende omzettingsfactoren. Het bestuur is bevoegd om deze omzettingsfactoren aan te passen. Er is sprake van een recht op nabestaanden- en wezenpensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin over de opgebouwde aanspraken toeslag wordt verleend. Toeslagverlening De toeslagen op pensioenrechten en pensioenaanspraken worden jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Er bestaat een ambitie om jaarlijks de pensioenrechten en pensioenaanspraken aan te passen. De daadwerkelijke toeslag in een jaar is voorwaardelijk en is afhankelijk van de hoogte van de beschikbare middelen. De toeslag bedraagt maximaal de stijging van de consumentenprijsindex (cpi), zoals vastgesteld door het CBS. Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst wordt geïndexeerd. Het pensioenfonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Toeslagen zijn afhankelijk van de middelen van het pensioenfonds, en daarvoor zijn beleggingsresultaten een belangrijk element (afhankelijk van ABTN). Indien het consumentenprijsindexcijfer minder is dan 2%, kan de toeslag voor pensioengerechtigden en slapers extra worden verhoogd met maximaal 0,25%. Hierbij zal de totale toeslag het percentage van 2% niet overschrijden. Per 1 april 2014 is een toeslag van 0,34% voor actieven en 0,42% voor inactieven verleend. Daarnaast is per 1 januari 2015 een beperkte toeslag van 0,38% voor actieven en 0,55% voor inactieven verleend. Beide toeslagen zijn toegekend in boekjaar 2014 en zijn daarmee in de cijfers van dit boekjaar verwerkt. Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Het bestuur van het pensioenfonds geeft in haar jaarrekening elk jaar een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen. Voor de premievrije deelnemers en de gepensioneerden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen. Het betreft hier tot en met 2013 uitsluitend de inhaaltoeslagen met betrekking tot PF KPN (exclusief KPN Contact) en de inhaaltoeslag uit 2010 is vanwege het 5-jaars verloop komen te vervallen.
96
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagen
Verschil
Cumulatief verschil
%
%
%
%
Actieven 2009 2011 2012 2013 2014 2015
1,35 2,47 2,13 1,08 0,57
0,34 0,38
1,35 2,47 2,13 0,74 0,19
1,35 3,85 6,07 6,85 7,05
Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagen
Verschil
Cumulatief verschil
%
%
%
%
Pensioengerechtigden en slapers 2009 2011 2012 2013 2014 2015
1,60 2,72 2,13 1,08 0,82
0,42 0,55
1,60 2,72 2,13 0,66 0,27
1,60 4,36 6,59 7,29 7,58
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Het pensioenfonds heeft herverzekeringscontracten afgesloten met betrekking tot het risico van arbeidsongeschiktheid. De mutatie van het herverzekeringsdeel technische voorzieningen wordt hieronder toegelicht. 2014
2013
€
€
Mutatieoverzicht herverzekeringsdeel technische voorziening Stand begin boekjaar Wijziging als gevolg van invalidering Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkering en opslag uitvoeringskosten Wijziging marktrente Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Toeslagverlening
1.213 0 0 0 0 21 0
754 492 3 -6 -40 10 0
Saldo einde boekjaar
1.234
1.213
7.235 -1.639
7.674 -439
5.596
7.235
Overige technische voorzieningen Voorziening voor arbeidsongeschiktheid Stand per begin boekjaar Mutatie boekjaar
Deze voorziening betreft de voorziening voor ingegane ziektegevallen. De voorziening heeft overwegend een langlopend karakter. 31-12-2014
31-12-2013
€
€
219.022
194.211
8. Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers
97
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
De pensioenregeling voor risico deelnemers is een beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De regeling is bedoeld voor deelnemers met een salaris boven de maximale pensioengrondslag in de middelloonregeling (excedentregeling). De premie is gebaseerd op een leeftijdsafhankelijke premiestaffel en wordt jaarlijks ingelegd in de door vermogensbeheerder TKPI uitgevoerde regeling. Het pensioenfonds ontvangt jaarlijks de premie van de werkgever en maakt deze over aan de vermogensbeheerder. De deelnemer betaalt geen aankoop en/of verkoopkosten. De kosten van beleggen (total expense ratio) worden direct verrekend in het rendement. Deze beleggingskosten zijn afhankelijk van het depot waarin wordt belegd. De hoogte van de beleggingsrendementen (en daarmee het te bereiken eindkapitaal) is naast de premie afhankelijk van het door de deelnemer geselecteerde beleggingsprofiel en de binnen dit profiel aangekochte beleggingen. Het uiteindelijk te bereiken kapitaal is hiermee onzeker en volledig voor risico van de deelnemer. Op 65-jarige leeftijd heeft de deelnemer de mogelijkheid (c.q. plicht) om op basis van het tot dan toe opgebouwde kapitaal (aanvullend) pensioen in te kopen bij het pensioenfonds of een zelf geselecteerde pensioenverzekeraar. Tussentijds opnemen van het kapitaal anders dan door middel van een waardeoverdracht is niet mogelijk. 2014
2013
€
€
194.211 19.192 -10.714 16.333
175.665 16.637 -15.514 17.423
219.022
194.211
Verloop voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Stand per begin boekjaar Inleg en stortingen Uitkeringen en onttrekkingen Beleggingsresultaten risico deelnemers
31-12-2014
31-12-2013
€
€
9. Overige schulden en overlopende passiva Schulden aan werkgever(s) Derivaten Vooruitontvangen posten Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden en overlopende passiva
0 0 211.507 4.342 484
46 6.942 428 4.032 573
216.333
12.021
De resterende looptijd van de schulden en overlopende passiva is korter dan één jaar. De post 'Belastingen en premie sociale verzekeringen' betreft de nog af te dragen loonheffing, die maandelijks achteraf overgemaakt wordt naar de Belastingdienst. Vooruitontvangen posten De vooruitontvangen post bestaat voor een groot gedeelte uit het premiedepot en het solvabiliteitsdepot dat de werkgever ten behoeve van de pensioenregeling 2015 reeds heeft overgemaakt. Omdat beide bedragen van respectievelijk € 30 miljoen en € 170 miljoen pas verschuldigd zijn per 2 januari 2015, zijn ze als vooruitontvangen post opgenomen op de balans. Per 1 januari 2015 nemen ook deelnemers van Stichting Voorzieningenfonds Getronics deel aan de pensioenregeling van PF KPN. Hiervoor heeft de werkgever een bedrag van € 5 miljoen overgemaakt ten behoeve van het premiedepot. Daarnaast is er een bedrag van € 6,5 miljoen opgenomen als vooruitbetaalde premie.
12.4.3.1.
Risicobeheer
In 2010 heeft het bestuur een uitgebreide risicoanalyse uitgevoerd. De uitkomsten hiervan vormen mede de basis voor het beleid van het pensioenfonds en toelichting hierna. Dit beleid is verwoord in de ABTN van het pensioenfonds. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico's. Deze beleidsinstrumenten betreffen: - Beleggingsbeleid; - Premiebeleid; - Herverzekeringsbeleid; - Toeslagbeleid.
98
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de continuïteitsanalyse en de Asset Liability Management-studie (ALM-Studie). Op basis van het nFTK (ingaande 1 januari 2015) is in het vierde kwartaal van 2014 de ALM studie uitgevoerd. De ALM-studie toont aan dat het huidige beleggingsbeleid robuust is. Het bestuur heeft binnen het kader van het nFTK de mogelijkheid de risicohouding tot 1 juli 2015 van het pensioenfonds opnieuw te overwegen. Dit zal begin 2015 worden gedaan. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De mandaten zijn gericht op actief/passief vermogensbeheer. Solvabiliteitsrisico's Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel algemeen geldende normen als specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 2014
2013
%
%
Dekkingsgraad per 1 januari Premie Uitkering Toeslagverlening Korting van aanspraken en rechten Beleggingsrendementen (exclusief renteafdekking) Renteafdekking Wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Wijziging Ultimate Forward Rate voorziening pensioenverplichtingen Aanpassing levensverwachting Overige oorzaken
109,1 0,3 -1,1 24,0 -22,1 0,6 -0,1
103,9 0,6 5,2 -4,4 3,2 0,6
Dekkingsgraad per 31 december
110,7
109,1
Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het pensioenfonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke restrisico's (na afdekking). In het verloop van de dekkingsgraad zijn de stortingen ten behoeve van het premiedepot (€ 35 mln) en het solvabiliteitsdepot (€ 170 mln) niet opgenomen. Met betrekking tot beide stortingen is afgesproken dat deze geen invloed mogen hebben op de dekkingsgraad in 2014. De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt: S1 Renterisico 2,0 3,1 S2 Risico zakelijke waarden 13,8 11,9 S3 Valutarisico 2,7 2,7 S4 Grondstoffenrisico 1,1 1,6 S5 Kredietrisico 1,1 1,2 S6 Verzekeringstechnisch risico 3,4 3,5 S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico S10 Actief risico 1,9 1,4 Diversificatie-effect -10,3 -10,8 15,7
Totaal
99
14,6
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Bovenstaande uitkomsten moeten geïnterpreteerd worden als bedragen op een schaal van €100: dit betekent dat het vereist eigen vermogen € 15,7 is per € 100,00 verplichting en gelijk staat aan een dekkingsgraad van 115,7%. Het vereist eigen vermogen is bepaald als de wortel van: S1²+S2²+(0,5x2xS1xS2)+S3²+S4²+S5²+S6²+S10². 2014
2013
€
€
Vereist pensioenvermogen
7.402.122
6.150.141
Voorziening pensioenverplichting
6.399.296
5.367.981
Vereist eigen vermogen (buffer) Aanwezig pensioenvermogen (Totaal activa -/- schulden)
1.002.826 684.419
782.160 489.670
318.407
292.490
Tekort
Het Vereist Eigen Vermogen (VEV) is de omvang van het eigen vermogen waarover een pensioenfonds minimaal moet beschikken. Indien een pensioenfonds niet over dit vermogen beschikt is er sprake van een reservetekort en moet het een langetermijnherstelplan indienen bij de toezichthouder. Het VEV is het vermogen dat hoort bij de evenwichtssituatie van een pensioenfonds. In deze situatie is het eigen vermogen zodanig dat het over 1 jaar met een zekerheid van 97,5% meer bezittingen heeft dan verplichtingen. Per ultimo december 2014 is met het standaardmodel per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven (wortel)formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit. Diversificatievoordeel ontstaat doordat in het standaardmodel met behulp van een (wortel)formule wordt verondersteld dat niet alle risico’s gelijktijdig optreden. In de formule wordt verondersteld dat een daling van de marktwaarde van zakelijke waarden samengaat met een daling van de rente. De samenhang (correlatie ) tussen het renterisico en het zakelijke waarden risico is 0.5. De correlatie tussen verschillende zakelijke waarde beleggingen wordt verondersteld 0.75 te zijn en voor de overige risicofactoren wordt geen samenhang verondersteld. Op deze wijze is er diversificatie tussen verschillende risicofactoren, d.w.z. dat niet alle risico's gelijktijdig opgetreden, meegenomen in de formule. Het vereist eigen vermogen is 15,7% is gebaseerd op de feitelijke portefeuille, indien dit op basis van de strategische portefeuille was gedaan, zou het vereist eigen vermogen 15,4% zijn geweest. Beleggingsrisico De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd. Renterisico (S1) Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Op balansdatum is de duratie van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde 'duratie-mismatch'. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt.
100
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Voor de afdekking van het renterisico wordt gebruik gemaakt van de vastrentende beleggingen aangevuld met swaps en swaptions. De specifieke invulling van de afdekking is in principe afhankelijk van de renteniveaus. Sinds begin augustus 2014 is de mate van renteafdekking 75% (berekend op basis van de onderliggende waarde van de swaptions). Evaluatie van het renteafdekkingsbeleid is een continue proces. Het huidige beleid is voor circa 25% ingevuld met behulp van de rentegevoeligheid van vastrentende waarden en swaps. De overige 50% is ingevuld met behulp van swaptions. Het gebruik van swaptions maakt de effectieve renteafdekking onder andere afhankelijk van de (toekomstige) rentestand. De effectieve gevoeligheid van de swaption naar de swaprente bedraagt op expiratie 100% (bij expiratie 'in the money') danwel 0% (bij expiratie 'out of the money'). Vóór de expiratie is de gevoeligheid van de swaption naar de swaprente (beduidend) lager dan 100%. De delta is de waardeverandering van de swaption (als gevolg van een renteverandering) ten opzichte van de waardeverandering van de aan de swaption onderliggende swaps. Op basis van de rentegevoeligheid van de onderliggende swaps behorend bij de swaptions bedraagt de rentegevoeligheid van de beleggingen per eind december 2014 circa 73% van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV). Hiermee ligt de mate van afdekking binnen de bandbreedte van +/- 5% ten opzichte van de gewenste onderliggende afdekking van 75%. De feitelijke mate van afdekking van het renterisico bedraagt ultimo 2014 circa 61%. Ofwel het resterende renterisico bedraagt nog circa 39% van de verplichtingen. De feitelijke mate van afdekking van het renterisico is zoals hierboven aangegeven door het gebruik van swaptions relatief volatiel en afhankelijk van de rentestand. Ook de bijdrage van de vastrentende portefeuille is niet constant en wordt door een aantal factoren beïnvloed: - de dekkingsgraad in combinatie met het gewicht van de vastrentende portefeuille; - de rentegevoeligheid (duratie) van de vastrentende portefeuille. Overigens kan bij het bepalen van de mate van renteafdekking op enig moment alleen rekening worden gehouden met de gevoeligheid van de waarde van de beleggingen naar veranderingen van de euro swaprente. Jaarlijks wordt geëvalueerd in hoeverre categorieën geschikt zijn om mee te nemen bij het bepalen van de mate van renteafdekking. De duratie en het effect van de renteafdekking wordt in de onderstaande tabel samengevat. 31-12-2014 € Vastrentende waarden (vóór derivaten) Vastrentende waarden (na derivaten) (Nominale) pensioenverplichtingen
31-12-2013
Duratie 1.287 2.341 6.399
€ 8,0 23,7 17,3
Duratie 1.148 1.447 5.368
7,4 35,2 15,5
Gerealiseerde renteafdekking Op basis van de werkelijke renteontwikkeling kan de gerealiseerde renteafdekking worden berekend. Deze kan afwijken van de feitelijke afdekking doordat in de feitelijke renteafdekking geen rekening wordt gehouden met niet parallelle verschuiving van de rentetermijnstructuur (de verandering van rentes met verschillende looptijden kunnen van elkaar verschillen). Daarnaast kan de renteverandering van een staats- of bedrijfsobligatie (risico opslagen) anders zijn dan van de swaprente. De gerealiseerde afdekking bedroeg voor geheel 2014 circa 65% (2013: circa 68%). Hierbij is bij de vastrentende beleggingen en verplichtingen alleen rekening gehouden met de waardeverandering als een gevolg van een verandering van de swaprente. Er is geen rekening gehouden met het effect van de driemaands gemiddelde RTS op basis van de UFR op de waarde van de verplichtingen. Indien de ontwikkeling van de risico opslagen op vastrentende beleggingen wordt meegenomen dan was de gerealiseerde mate van renteafdekking lager (62%). De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 31-12-2014 € Resterende Resterende Resterende Resterende Resterende
looptijd looptijd looptijd looptijd looptijd
< > > > >
1 jaar 1 jaar en < 5 jaar 5 en < 10 jaar 10 en < 20 jaar 20 jaar
31-12-2013 %
€
%
42.854 381.080 1.188.272 611.516 270.225
1,7 15,3 47,7 24,5 10,8
35.301 401.354 1.054.478 265.542 274.757
1,7 19,8 51,9 13,1 13,5
2.493.947
100,0
2.031.432
100,0
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen zoals in onderstaand overzicht weergegeven.
101
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
De resterende looptijd van de pensioenverplichtingen (exc.pensioenverplichtingen ten behoeve van herverzekering) kans als volgt worden weergegeven: 31-12-2014 € Resterende Resterende Resterende Resterende
looptijd looptijd looptijd looptijd
< > > >
5 jaar 5 en < 10 jaar 10 en < 20 jaar 20 jaar
31-12-2013 %
€
%
908.236 986.587 2.031.735 2.471.504
14,2 15,4 31,8 38,6
931.119 969.387 1.721.423 1.744.839
17,4 18,1 32,1 32,5
6.398.062
100,0
5.366.768
100,0
Risico zakelijke waarden (S2) Zakelijke waarden risico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, beursgenoteerd indirect vastgoed en converteerbare obligaties) verandert door veranderingen in de marktprijzen voor deze waarden. Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van de ALM-beleggingsmix. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt gebruik gemaakt van derivaten. Valutarisico (S3) Voor alle beleggingscategorieën wordt een actief valutabeleid gevoerd. Uitgangspositie is een volledige afdekking van de Amerikaanse Dollar, het Britse Pond en de Japanse Yen. Het valutarisico voor de aandelenportefeuille wordt in 2014 gemiddeld voor 71,9% afgedekt (2013: 74,1%). Het totaalbedrag dat ultimo jaar in euro's is belegd, bedraagt voor afdekking circa 51% (2013: 44%). Het bedrag dat ultimo jaar in euro's is belegd, bedraagt na afdekking 86% (2013: 87%). Per einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten nihil (2013: nihil). De valutapositie per 31 december 2014 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven. 2014 Totaal
Valutaderivaten
Netto positie
Voor afdekking
Afdekking
Na afdekking
€
€
€
EUR
4.229.154
2.213.285
6.442.499
GBP JPY USD Overige
327.673 172.967 1.712.869 837.050
-323.062 -179.951 -1.706.214 -4.058
4.611 -6.984 6.655 832.992
Totaal niet EUR
3.050.559
-2.213.285
837.274
7.279.713
0
7.279.713
De valutapositie per 31 december 2013 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2013 Totaal
Valutaderivaten
Netto positie
Voor afdekking
Afdekking
Na afdekking
€
€
€
EUR
2.437.870
2.290.850
5.125.720
GBP JPY USD
311.229 176.405 1.797.936
-298.136 -185.872 -1.778.675
13.093 -9.467 19.261
102
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Overige Totaal niet EUR
728.232
-28.167
700.065
3.013.802
-2.290.850
722.952
5.848.672
0
5.848.672
In de solvabiliteitstoets van het pensioefonds is in de buffers voor het valutarisico rekening gehouden met bovenstaande valutaposities en afdekkingen. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het pensioenfonds. In aanvulling hierop maakt het pensioenfonds voor afdekking van het prijsrisico gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Naast de strategische mix heeft het pensioenfonds in het mandaat aan de vermogensbeheerders richtlijnen gesteld aan het maximaal percentage dat namens het pensioenfonds in een sector, land of tegenpartij mag worden belegd. Naleving van deze richtlijnen vindt plaats door de beleggingscommissie op basis van onafhankelijke rapportages van custodian. De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar regio is als volgt: 2014 €
2013 %
€
%
Nederland en andere EU-landen Afrika Noord-Amerika Zuid-Amerika Azië Oceanië Overig
3.370.146 64.380 1.663.300 137.975 647.153 83.398 321
46,1 0,9 22,9 1,9 8,9 1,2 -
2.910.444 52.580 1.507.296 140.208 694.518 86.938 4.240
49,7 0,9 25,8 2,4 11,9 1,5 0,1
Subtotaal vastgoed, aandelen en vastr. waarden Derivaten Overige beleggingen
5.966.673 1.054.199 258.841
81,9 14,5 3,6
5.396.224 428.833 23.615
92,3 7,3 0,4
Totaal
7.279.713
100,0
5.848.672
100,0
De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt: 2014 €
2013 %
€
%
Energie Bouw- en grondstoffen Industrie Duurzame consumentengoederen Consumentengebruiksgoederen Gezondheidszorg Informatietechnologie Telecommunicatie Nutsbedrijven Overheid en overheidsinstellingen Niet-gespecificeerd binnen beleggingsfondsen Liquiditeiten Overige
275.203 430.521 276.813 342.829 540.687 358.340 408.297 209.814 149.861 1.404.203 855.704 408.710 305.691
3,8 5,9 3,8 4,7 7,4 4,9 5,6 2,9 2,1 19,3 11,8 5,6 4,2
345.078 405.888 329.011 333.595 489.615 309.343 344.372 214.830 148.980 1.039.325 840.888 0 595.299
5,9 6,9 5,6 5,7 8,4 5,3 5,9 3,7 2,6 17,8 14,4 10,2
Subtotaal vastgoed, aandelen en vastr. waarden Derivaten Overige beleggingen
5.966.673 1.054.199 258.841
82,0 14,5 3,6
5.396.224 428.833 23.615
92,3 7,3 0,4
Totaal
7.279.713
100,0
5.848.672
100,0
103
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Een nadere detaillering van de segmentatie van de vastgoedbeleggingen naar aard van het vastgoed is als volgt: 2014 €
2013 %
€
%
Kantoren Winkels Woningen Bedrijfsruimten Participaties in vastgoedmaatschappijen Overige Parkeren Hotels
65.624 130.915 80.835 0 22.695 31.458 59.573 17.610
16,1 32,0 19,8 5,6 7,7 14,6 4,2
83.303 145.575 71.835 23.778 0 113.270 0 0
19,0 33,3 16,4 5,4 25,9 -
Totaal
408.710
100,0
437.761
100,0
Het vastgoed bevindt zich voor 90% in Europa en voor 10% in Azië. In de solvabiliteitstoets wordt indirect vastgoed ook als aandelen ontwikkelde markten beschouwd. Vanwege het risico van leverage binnen de direct vastgoed portefeuille wordt de allocatie gekenmerkt als indirect vastgoed (conform voorschriften van DNB). Grondstoffenrisico (S4) Pensioenfondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico's is het afwikkelingsrisico ('settlementrisico'). Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen kan lijden. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand bij renteswaps en het uitlenen van effecten ('securities lending'). Het gevoerde tegenpartij beleid houdt rekening met de risicopremies waardoor het meer inspeelt op de actualiteit. Ter afdekking van het afwikkelingsrisico wordt door het pensioenfonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het pensioenfonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
De samenstelling van de vastrentende waarden naar regio's kan als volgt worden samengevat: 2014 €
2013 %
€
%
Zuid-Amerika Noord-Amerika Oceanië Europa Zuid-Oost Azië Afrika Overige
75.299 258.357 20.192 1.980.496 121.330 38.273 0
3,0 10,4 0,8 79,4 4,9 1,5 -
74.030 258.256 14.945 1.517.502 132.403 30.167 4.129
3,6 12,7 0,7 74,7 6,5 1,5 0,2
Totaal
2.493.947
100,0
2.031.432
100,0
104
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
De samenstelling van de vastrentende waarden naar sectoren is als volgt: 2014 €
2013 %
€
%
Energie Bouw en grondstoffen Industrie Duurzame consumentengoederen Consumentengebruiksgoederen Informatietechnologie Telecommunicatie Nutsbedrijven Overheid en overheidsinstellingen Financiële instellingen Overige
94.822 30.076 53.241 56.208 120.602 32.388 93.376 94.578 1.404.202 208.969 305.485
3,8 1,2 2,1 2,3 4,8 1,3 3,7 3,8 56,3 8,4 12,3
97.911 30.372 55.110 65.518 111.752 27.435 103.663 99.642 1.039.325 243.235 157.469
4,8 1,5 2,7 3,2 5,5 1,4 5,1 4,9 51,2 12,0 7,8
Totaal
2.493.947
100,0
2.031.432
100,0
De kredietwaardigheid van veel marktpartijen wordt ook door rating agencies beoordeeld. De samenvatting van de vastrentende waarden op basis van de ratings zoals eind 2014 gepubliceerd door Standard & Poors is als volgt: 2014 2013 € AAA AA A BBB BB B CCC CC Geen rating Totaal
%
€
%
835.433 519.865 373.172 530.261 108.512 75.158 33.348 0 18.198
33,5 20,9 15,0 21,3 4,4 3,0 1,3 0,6
464.695 232.728 377.742 565.309 104.886 76.109 17.827 2.050 190.086
22,9 11,5 18,6 27,8 5,2 3,8 0,9 0,1 9,4
2.493.947
100,0
2.031.432
100,0
De beleggingen met "Geen rating" betreffen met name cash en nog niet afgewikkelde transacties in aandelen en vastrentende waarden. In de solvabiliteitstoets is eind 2014 met het kredietrisico zoals blijkt uit bovenstaande gegevens rekening gehouden. Verzekeringstechnische risico's (actuariële risico's, S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico. Langlevenrisico Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van prognosetafels met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen ('schadereserve'). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien.
105
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Het pensioenfonds heeft het nabestaanden- en wezenpensioen op risicobasis herverzekerd bij een externe, onder toezicht van DNB staande verzekeringsmaatschappij. Daarnaast is eveneens het arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico herverzekerd. De herverzekeringsovereenkomsten zijn per 31 december 2013 geëxpireerd. Met de herverzekeraars zijn resultatendelingen overeengekomen die zijn toegelicht bij de post Herverzekeringsdeel technische voorzieningen. Toeslagrisico Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggings- en actuariële resultaten) echter, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft inzicht in de mate waarin toeslagen kunnen worden toegekend (ook wel aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van nominale, rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt gebruik gemaakt van een benaderingswijze. De nominale rente kan worden verminderd met een bepaald (vast) percentage dat de toeslagambitie op lange termijn weergeeft. Ook kan gebruik worden gemaakt van de verwachte loon- of prijsinflatie (afhankelijk van de bepalingen omtrent toeslagverlening in het reglement). Ultimo 2014 bedraagt de reële dekkingsgraad 81,2% (31 december 2013: 76,7%). Het pensioenfonds heeft deze risico's overwogen en verwerkt in de buffer voor het verzekeringstechnisch risico ultimo 2014. Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Concentratierisico (S8) Concentraties kunnen ertoe leiden dat het pensioenfonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico's kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio's of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. Om concentratierisico's in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio's, landen, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het pensioenfonds vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de vermogensbeheerders en het bestuur monitort op kwartaalbasis de naleving hiervan. De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Ultimo 2014 zijn de volgende posten met meer dan 2% van het balanstotaal aanwezig:
106
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
31-12-2014 €
%
31-12-2013 €
%
Vastrentende waarden Italiaanse staatsobligaties Duitse staatsobligaties Franse staatsobligaties Nederlandse staatsobligaties totaal
132.030 763.395 156.949 316.144
1,8 10,2 2,1 4,1
153.972 377.696 161.617 0
2,5 6,2 2,7 -
1.368.518
18,2
693.285
11,4
Het pensioenfonds is zich bewust van het gegeven dat bepaalde beleggingen groter zijn dan 2% van het balanstotaal en neemt dit mee in de analyse van het beleggingsbeleid. Het pensioenfonds is van mening dat de beleggingen in voldoende mate zijn gediversifieerd. Op grond hiervan heeft het bestuur geconcludeerd dat er geen sprake is van concentratie in de activa of verplichtingen en dat er daarom geen buffer voor concentratierisico wordt aangehouden. De belangrijkste vorm van concentratierisico in de verplichtingen van het pensioenfonds is de demografische opbouw van de deelnemers. Gegeven de aard is dit risico niet te beïnvloeden. Ultimo 2014 is de verhouding tussen mannen en vrouwen in het pensioenfonds: 70% - 30% (71% - 29%). Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico's worden door het pensioenfonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering zijn betrokken. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP en TKPI. Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoeringsorganisaties over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoeringsorganisaties TKP en TKPI een ISAE 3402 type II-rapport. De ISAE 3402-rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico's en geeft aan of de uitvoeringsorganisatie 'in control' is. Een externe onafhankelijke accountant certificeert de ISAE 3402-rapportage. Actief risico (S10) Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën af wordt geweken van het beleid volgens de benchmark. Een gedeelte van de portefeuille van het pensioenfonds wordt actief beheerd. De standaardtoets is gebaseerd op de risico's in de benchmark en indien daarvan wordt afgeweken, ontstaat derhalve een extra beleggingsrisico. Bij de bepaling van het vereist eigen vermogen is een opslag opgenomen voor het actief risico van de beleggingsportefeuille. Deze opslag is verwerkt in een aparte risicofactor S10 en heeft een omvang van twee maal de beoogde tracking error (0,8 ultimo 2013: 0,6) van de portefeuille (97,5% zekerheid). Actief risico wordt bepaald over de totale beleggingsportefeuille (dus incl. obligatieportefeuille). Er is verondersteld dat het actief risico ongecorreleerd is met de andere risicofactoren. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar. Het systeemrisico maakt geen onderdeel uit van de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets. Derivaten Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en door zoveel mogelijk te werken met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. Putopties op aandelen: dit betreft al dan niet beursgenoteerde opties waarmee het pensioenfonds het neerwaartse koersrisico van de aandelenportefeuille kan beperken. Voor deze opties wordt bij de verwerving een premie betaald die onder meer afhankelijk is van het actuele koersniveau van de
107
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
-
-
-
onderliggende index, de looptijd van de opties en de uitoefenprijs van de opties. Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico's afgedekt. Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. [exacte invulling fondsspecifiek zoals swaptions / equity options]
In dit jaarverslag is voor de presentatie van de posities in derivaten het bestuurlijk perspectief het uitgangspunt. Dat betekent dat de economische toedeling in aansluiting op het ALM-beleid wordt gegeven, waarbij derivaten aan de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, overige beleggingen en liquide middelen) worden toegekend. Dit leidt tot verschillen met de jaarrekeningpresentatie, waar volgens de RJ610 de derivaten apart in de balans gepresenteerd moeten worden.
12.4.4.
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft met ingang van 1 januari 2013 een nieuwe (modulair opgebouwde) Uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP voor onbepaalde tijd. Het betreft een langlopende overeenkomst inzake pensioenadministratie en bestuursondersteuning voor een periode van onbepaalde tijd met een opzegtermijn van één jaar. De vergoeding voor 2014 van TKP bedraagt € 4,4 miljoen (2013: € 4,4 miljoen). Het pensioenfonds heeft een overeenkomsten afgesloten met TKPI. Deze overeenkomst heeft een onbepaalde looptijd, maar is op elk gewenst moment opzegbaar.
12.4.5.
Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het pensioenfonds en de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Transacties met (voormalige) bestuurders De bezoldiging van de bestuurders wordt nader toegelicht in de toelichting op de staat van baten en lasten bij de pensioenuitvoeringskosten. Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst afgesloten met KPN NV ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. De belangrijkste onderdelen uit deze overeenkomst zijn: " KPN NV is verplicht al haar werknemers waarop de KPN-cao van toepassing is aan te melden voor deelneming in het pensioenfonds; " KPN NV is verplicht de deelnemers aanspraken op pensioen toe te kennen overeenkomstig de geldende statuten en pensioenreglementen; " KPN NV verplicht zich om het pensioenfonds alle gegevens inzake werknemers welke het bestuur van het pensioenfonds nodig acht voor de uitvoering van de pensioenregeling tijdig en op de overeengekomen wijze aan het pensioenfonds te verstrekken; " KPN NV verplicht zich jaarlijks premie aan het pensioenfonds te voldoen. De voorschotpremie bedraagt de geschatte som van de premiegrondslagen pensioenaanspraken van de deelnemers, vermenigvuldigd met het pensioenpremiepercentage. Het pensioenpremiepercentage zal jaarlijks voor aanvang van het kalenderjaar worden vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds aan de hand van de methode zoals omschreven in de ABTN, waarbij tevens de uitgangspunten volgens het dynamisch financieringsmodel in aanmerking worden genomen. Binnen 5 maanden na afloop van het kalenderjaar wordt de premie definitief vastgesteld; " indien de vermogenspositie van het pensioenfonds daartoe aanleiding geeft, kan het bestuur van het pensioenfonds besluiten tot een restitutie aan KPN NV of tot een verlaging van de premie, met inachtneming van de hierover opgenomen bepalingen in de ABTN en in overeenstemming met wettelijke regelingen. Het pensioenfonds kan niet eerder tot het verlenen van premierestitutie en verlaging van de premie overgaan, dan nadat eerst een eventuele achterstand in de toeslagverlening is ingelopen en vervolgens de vermogenspositie nog boven het gewenst eigen vermogen ligt; " indien de dekkingsgraad onder het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen ligt, is KPN NV een aanvullende vermogensdotatie verschuldigd. Een eventueel aanvullende vermogensdotatie wordt op kwartaalbasis in rekening gebracht en zal op de eerste dag van het daarop volgende kwartaal terstond verschuldigd zijn; " het pensioenfonds biedt de deelnemers de mogelijkheid om, zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt, door middel van individueel pensioensparen een spaarsaldo te verwerven. KPN NV draagt zorg voor periodieke of incidentele inhouding van de bijdragen op het salaris van de deelnemer en afdracht daarvan aan het pensioenfonds.
108
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
12.4.6.
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014 2014
2013
€
€
102.548
171.603
64.663 -394 2.610 34.154 0 1.515
72.840 1.722 838 45.153 36.529 14.521
102.548
171.603
90.167 65.389 117.651
103.736 70.160 185.094
10. Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premiebijdragen (werkgever en werknemer) De premiebijdragen kunnen als volgt worden gespecificeerd Pensioenpremie huidig jaar Afrekening vorig boekjaar Koopsommen FVP Koopsom VPL Extra stortingen werkgever ivm dekkingstekort Koopsom extra aanspraken 2012, 2013
Kostendekkende premie Gedempte premie Feitelijke premie
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Kostendekkende premie Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Opslag voor uitvoeringskosten
74.488 9.706 5.973
87.064 11.178 5.494
Totaal kostendekkende premie
90.167
103.736
De feitelijke premie is de premie voor de basisregeling (voor risico pensioenfonds € 64.663 en risico deelnemers € 18.835), de bijstorting in verband met het dekkingstekort en de koopsommen in verband met de inkoop van VPLaanspraken (€ 34.154). Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgevers ingehouden op het salaris van de werknemers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgeversen het werknemersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven. 11. Premiebijdragen risico deelnemers Premiebijdragen
19.170
109
16.458
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
12. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
2014
Directe beleggingsopbrengst
Indirecte beleggingsopbrengst
Kosten vermogensbeheer
Transactiekosten
Totaal
€
€
€
€
€
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Niet nader toe te rekenen kosten vermogensbeheer
10.471 0 3.780 37.286 59.403
24.403 276.398 200.853 -57.419 780.533
-6.524 -7.465 -4.229 -753 -584
-13 -581 -993 -55 -461
28.338 268.352 199.412 -20.941 838.891
-2.558 110.940
1.224.768
-2.558
-22.113
-2.102
1.311.493
In navolging op de aanbevelingen van de Pensioenfederatie zijn de kosten vermogensbeheer en transactiekosten op basis van volledige doorkijk per beleggingscategorie weergegeven. Daarnaast is een deel van de algemene kosten (kosten bestuur en commissies, advieskosten en kosten toezichthouders) opgenomen onder de vermogensbeheerkosten. Het gaat hierbij om een bedrag van € 853 duizend, dat bepaald is door deze algemene kosten, op basis van de totale verhouding tussen pensioenuitvoeringkosten en vermogensbeheerkosten, te verdelen. De kosten van vermogensbeheer die rechtstreeks bij Pensioenfonds KPN in rekening gebracht zijn, zitten tevens in het totaalbedrag en bedragen in 2014 € 7,8 miljoen (2013: € 7,5 miljoen). Deze kosten bestaan voor het grootste gedeelte uit de fee voor TKPI (€ 7,4 miljoen, inclusief custody fee), daarnaast uit kosten voor Cardano, die tot en met het derde kwartaal van 2014 werkzaamheden voor het pensioenfonds heeft uitgevoerd. Daarna zijn deze werkzaamheden overgenomen door TKPI. En tot slot kosten voor advies, lidmaatschappen en/of contributies die betrekking hebben op het vermogensbeheer. De (geschatte) transactiekosten worden gerapporteerd in euro's als een percentage van het gemiddelde van het totaal belegd vermogen. Omdat bij transacties in vastrentende waarden en in derivaten de werkelijke transactiekosten niet bekend zijn, zijn deze vrijwel volledig geschat. Deze schatting bedraagt € 461 duizend voor derivaten en € 398 duizend voor de discretionaire portefeuille en is 50% van de bid-ask spread bij transacties.
2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Niet nader toe te rekenen kosten vermogensbeheer
Directe beleggingsopbrengst
Indirecte beleggingsopbrengst
Kosten vermogensbeheer
Transactiekosten
Totaal
€
€
€
€
€
9.807 0 4.493 40 45.402
-16.364 496.766 -38.652 -11.616 -396.684
-7.737 -8.604 -3.827 -474 -510
-81 -214 -426 -1 -2.991
-2.559 59.742
33.450
-23.711
-14.375 487.948 -38.411 -12.051 -354.783 -2.559
-3.713
65.768
Voor de vergelijking met 2014 worden de kosten vermogensbeheer en transactiekosten op basis van een volledige doorkijk per beleggingscategorie weergegeven. Daarnaast is het deel van de algemene kosten dat toegerekend dient te worden aan de beleggingsopbrengsten meegenomen. Het gaat hierbij om een bedrag van € 668 duizend. De waardeveranderingen zoals opgenomen in de toelichting op de balans zijn niet direct aan te sluiten met de indirecte beleggingsopbrengsten zoals hierboven opgenomen. De indirecte beleggingsopbrengsten zijn verhoogd met het bedrag van de vermogensbeheerkosten. In de toelichting op de balans is dit niet het geval. Tevens bevat de herwaardering van de derivaten in de toelichting van de balans alleen de ongerealiseerde beleggingsresultaten en zijn zowel de ongerealiseerde als de gerealiseerde beleggingsresultaten in de indirecte beleggingsopbrengsten meegenomen.
110
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
13. Beleggingsresultaten risico deelnemers
2014
Directe beleggingsopbrengst
Indirecte beleggingsopbrengst
Kosten vermogensbeheer
Transactiekosten
€
€
€
€
Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Kosten vermogensbeheer
2013
€
0 0 510
10.377 5.446 0
0 0 0 -162
0 0 0
10.377 5.446 510 -162
510
15.823
-162
0
16.171
Directe beleggingsopbrengst €
Aandelen Vastrentende waarden Kosten vermogensbeheer
Totaal
Indirecte beleggingsopbrengst
Kosten vermogensbeheer
Transactiekosten
€
€
€
Totaal €
0 0
17.652 -262
0 0 -149
0 0
17.652 -262 -149
0
17.390
-149
0
17.241
2014
2013
€
€
14. Baten uit herverzekering Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
21
459
37 71 29
9 192 3
137
204
161.078 1.786 19.874 459 826 2.953 379 217 62
140.773 950 18.834 463 1.509 3.079 407 1.061 79
187.632
167.155
15. Overige baten Interest waardeoverdrachten Interest premies Andere baten
16. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Prepensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen WAO-aanvulling Anw-aanvulling Afkoop pensioenen en premierestitutie Overige uitkeringen
111
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
2014
2013
€
€
17. Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Kosten verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Administratiekostenvergoeding Controle- en advieskosten accountants Controle- en advieskosten actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Overige Algemene kosten toegerekend aan het beleggingsrendement
527 33 4.497 59 41 155 416 0 245 -853
245 41 4.410 63 53 28 415 0 242 -668
5.120
4.829
De administratiekosten bestaan, naast de kosten die voortvloeien uit de uitbestedingsovereenkomst tussen het pensioenfonds en TKP, uit kosten voor meerwerk (€ 219 duizend) en de definitieve afrekening over 2013 ad. € 62 duizend. Een deel van de pensioenuitvoeringskosten (€ 853 duizend) is toegerekend aan de vermogensbeheerkosten op basis van de procentuele verhouding tussen vermogensbeheerkosten en algemene kosten. De administratiekostenvergoeding voor TKP is in deze berekening buiten beschouwing gelaten. Bezoldiging bestuurders Op basis van het 'Huishoudelijk reglement honorering en vergoeding bestuur' ontvangen bestuurders een vaste vergoeding die varieert van € 30.000 per jaar (op basis van een gemiddelde tijdsbesteding van één dag per week) tot maximaal € 60.000 (op basis van een gemiddelde tijdsbesteding van twee dagen per week). De vergoeding wordt uitbetaald aan de werkgever (voor de bestuursleden namens de werkgever) dan wel aan de betrokken bestuursleden zelf (bestuursleden namens de werknemers en pensioengerechtigden). De gemaakte noodzakelijke onkosten (b.v. reiskosten) worden vergoed op declaratiebasis. Aan betrokkenen zijn geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt. De bezoldiging voor de bestuurders tezamen bedraagt € 408 duizend (2013: € 133 duizend). De stijging wordt veroorzaakt door de bovengenoemde nieuwe vergoedingenstructuur binnen het bestuur. Daarnaast zijn er kosten gemaakt voor opleiding (€ 21 duizend), vergaderkosten (€ 42 duizend) en een aantal overige bestuurskosten, waaronder de verkiezingen. Voor bestuurders die in dienst zijn van de werkgever en vakorganisaties, wordt de vacatievergoeding rechtstreeks aan de werkgever en vakorganisaties betaald. Verantwoordingsorgaan De vacatiegelden en kostenvergoedingen voor de leden van het verantwoordingsorgaan bedragen in 2014 € 6 duizend (2013: € 4 duizend). De leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen geen andere bezoldigingen van het pensioenfonds voor de uitvoering van hun functie als lid van het verantwoordingsorgaan. Accountantshonoraria In het boekjaar en vorig boekjaar zijn de volgende bedragen aan accountantshonorarie ten laste van het resultaat gebracht. 2014 2013
Controle van de jaarrekening
Accountant
Overig netwerk
Totaal
Accountant
Overig netwerk
Totaal
€
€
€
€
€
€
48
0
48
52
0
Aantal personeelsleden Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitbestedingsovereenkomst verricht door personeel werkzaam bij TKP Pensioen BV en TKP Investments BV.
112
52
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
2014
2013
€
€
18. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Inkoop VPL-regeling Overige mutatie voorziening pensioenverplichting
58.382 54.096 20.177 -188.290 1.076.871 -26.612 -5.323 29.810 13.822
84.734 349 19.424 -168.506 -167.585 0 -10.218 37.503 3.435
1.032.933
-200.864
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening De toeslag op pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds streeft ernaar de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer (afgeleid) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan worden ingehaald. Rentetoevoeging In 2014 zijn de pensioenverplichtingen opgerent met de 1-jaarsrente van de RTS-curve zijnde 0,379%, wat overeenkomt met een bedrag van € 20,2 miljoen. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. De gemiddelde marktrente is per 31 december 2014 1,9% (2013: 2,7%) en daarmee 0,8%-punt lager dan per 31 december 2013. Als gevolg van de daling van de marktrente is er in totaal € 1.076,8 miljoen toegevoegd aan de voorziening pensioenverplichtingen. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuarissen. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen pensioenfondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. 19. Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
21
113
459
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
2014
2013
€
€
20. Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie overige technische voorzieningen
-1.639
-439
24.811
18.547
0 -76
495 -624
-76
-129
21. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers 22. Saldo herverzekering Premie herverzekering Uitkeringen uit herverzekering
Bij pensioenfonds STPS was het arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico herverzekerd. Als gevolg van de fusie is daardoor bij pensioenfonds KPN een herverzekerde voorziening ter grootte van circa € 1 miljoen ontstaan. Het herverzekeringscontract is per 31 december 2013 opgezegd, de herverzekerde voorziening heeft alleen betrekking op huidige arbeidsongeschiktheidsgevallen. 23. Saldo overdracht van derden Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten
-3.467 9.352
-1.811 12.235
5.885
10.424
89 14
149 126
103
275
De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren. 24. Overige lasten Interest waardeoverdrachten Interest overig
Groningen, 10 april 2015
P. van Gameren RA, voorzitter dr. B. le Blanc J.D.A. Burcksen mr. J.P.O.M. van Herpen, plaatsvervangend voorzitter / secretaris C.A.M. Michielse F.H.K. Ooms, plaatsvervangend voorzitter ing. J.M. van Osch MScBA C.C. van der Sluis RA CPC mw. E.L. Snoeij drs. W.E. Velding drs. A. van 't Zelfde
114
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Overige gegevens
115
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
13.
Overige gegevens
13.1.
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over 2014 is toegevoegd aan de algemene reserve.
13.2.
Gebeurtenissen na balansdatum
Vanaf 1 januari is het FTK aangepast. Deze aanpassing heeft grote gevolgen voor pensioenfondsen. Het wetsvoorstel is eind december 2014 door de Eerste Kamer gekomen en is daarmee van kracht geworden per 1 januari 2015. Onder het nFTK zijn er enkele wijzigingen die een impact hebben op de vermogenspositie, naast de introductie van de grootheid “beleidsdekkingsgraad”. Onder het nFTK stijgen de technische voorzieningen per 1 januari 2015 met € 279 mln. ten opzichte van 31 december 2014 doordat de driemaand middeling komt te vervallen. Daarnaast stijgt het vereist eigen vermogen met 4,3 %-punt naar 120%. Met het nFTK is de beleidsdekkingsgraad een nieuw begrip voor de beoordeling van de financiële positie, geïntroduceerd. De beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de laatste 12 maandeind dekkingsgraden en zou per eind 2014 111,1% bedragen. De besturen van Stichting Pensioenfonds KPN en Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN hebben in oktober 2014 een stuurgroep samengesteld om de fusie tussen de beide pensioenfondsen voor te breiden. De afgelopen maanden heeft de stuurgroep fusie (O)PF KPN een overeenkomst tot fusie opgesteld. Het bestuur van PF KPN heeft in de bestuursvergadering van 5 februari 2015 een eerste besluit genomen over de voorgenomen fusie met OPF KPN. De beoogde fusiedatum is vooralsnog eind tweede kwartaal van 2015 of zoveel eerder als mogelijk.
13.3.
Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
Het pensioenfonds heeft een paritair gemengd bestuursmodel. Het bestuur bestaat uit elf bestuurders, onderverdeeld naar: acht uitvoerende bestuurders, waarvan: drie bestuurders als vertegenwoordiger van de werkgever, drie bestuurders als vertegenwoordiger van de werknemers en twee bestuurders als vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. Daarnaast bestaat het bestuur uit drie niet uitvoerende bestuurders. Eén van de niet uitvoerende bestuurders is deskundig op het gebied van beleggingen en één van hen is deskundig op het gebied van risicomanagement. De niet uitvoerende bestuurders zijn niet directe vertegenwoordigers van de belanghebbenden. De drie vertegenwoordigers namens de werknemers worden voorgedragen door de Centrale Ondernemingsraad (COR). Eén van de vertegenwoordigers wordt door de COR zelf voorgedragen en twee van de vertegenwoordigers worden via de COR voorgedragen door vakorganisaties betrokken bij het Cao-overleg van de vennootschap.
116
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
De twee vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden worden gekozen door de pensioengerechtigden, één en ander overeenkomstig het door het bestuur vastgestelde kiesreglement. De drie vertegenwoordigers namens de werkgever worden voorgedragen door de werkgever. De niet uitvoerende bestuurders worden, na niet bindende voordracht door de overige niet uitvoerende bestuurders, na toestemming van DNB, benoemd door de uitvoerende bestuurders. De benoeming van de uitvoerende bestuursleden geschiedt, na toestemming van DNB, door het bestuur. Het pensioenfonds maakt gebruik van gewogen stemverhouding. Dit betekent dat indien gestemd moet worden tijdens een bestuursvergadering de bestuurders namens de werkgever elk twee stemmen hebben, de bestuurders namens de werknemers elk één stem, de bestuurders namens de pensioengerechtigden elk anderhalve stem en de niet uitvoerende bestuurders elk één stem. Het bestuur heeft een voorzitter en twee plaatsvervangende voorzitters. De voorzitter is een niet uitvoerend bestuurder. De functie van de plaatsvervangende voorzitters wordt uitgeoefend door de uitvoerende bestuursleden die zitting hebben in het Dagelijks Bestuur. Een van de twee plaatsvervangende voorzitters vervult tevens de rol van secretaris.
117
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
13.4.
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds KPN te Groningen is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
118
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 132. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds KPN is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Mijn oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat tot en met 31 december 2014 van kracht was. Voor de volledigheid merk ik op dat, op basis van gegevens die door het pensioenfonds zijn aangeleverd en door mij op plausibiliteit gecontroleerd, mijn oordeel over de vermogenspositie per 1 januari 2015 op basis van het nieuw Financieel Toetsingskader niet zou zijn gewijzigd. Apeldoorn, 10 april 2015
Ruud Kruijff AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
119
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
13.5.
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds KPN
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2014 van Stichting Pensioenfonds KPN te Groningen gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting, waarin opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het Bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijking van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds KPN per 31 december 2014 en van het resultaat over 2014 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
120
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het Bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het Bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 10 april 2015 Deloitte Accountants B.V.
Was getekend: C.J. de Witt RA
121
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
122
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Bijlagen
123
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Bijlage 1
Deelnemersbestand
In zowel de ultimo als de primo stand zijn de deelnemers van PF KPN Stand ultimo vorig verslagjaar
Bij
Af
Stand ultimo verslagjaar
Actieven
13.872
1.231
1.965
13.138
Slapers
26.560
1.259
930
26.889
Pensioengerechtigden
17.280
1.487
536
18.231
waarvan: ouderdomspensioen
13.064
1.045
319
13.790
arbeidsongeschiktheidspensioen*
1.208
167
74
1.301
partnerpensioen
2.763
233
73
2.923
245
42
70
217
57.712
3.977
3.431
58.258
wezenpensioen Totaal: *)
Naast een arbeidsongeschiktheidsuitkering bouwen deze deelnemers ook pensioen op. Het aantal is eveneens opgenomen onder actieven.
124
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actief/Passief beheer De twee belangrijkste methodes van beleggen zijn actief en passief beleggen. De doelstelling van actief beleggen is om een hoger rendement te behalen dan de gehanteerde benchmark. Hiertoe gaat de belegger op zoek naar interessante beleggingen. Hij belegt ten opzichte van de benchmark extra in bedrijven of andere beleggingen waarvan de hoogste rendementen worden verwacht. Bij passief beleggen is de doelstelling het rendement van de benchmark te evenaren. Om dit te bereiken wordt de samenstelling van de beleggingen van de benchmark gevolgd. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Afkoopfactor De factor waarmee afhankelijk van de leeftijd de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken wordt bepaald. De afkoopfactor wordt gehanteerd bij het afkopen van kleine pensioenbedragen. Dit houdt in, dat de gewezen deelnemer in plaats van het kleine pensioen een bedrag ineens ontvangt. AFM Autoriteit Financiële Markten. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsportefeuille. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario's. Beleggingsdepot Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel Pensioensparen heeft een deelnemer de keuze uit diverse beleggingsdepots. Elk beleggingsdepot heeft een bepaald risicoprofiel en daarbij behorende samenstelling van aandelen, obligaties en geldmarktinstrumenten. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en overige beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. Beleidsdekkingsgraad De beleidsdekkingsgraad is de twaalf-maands gemiddelde dekkingsgraad. De beleidsdekkingsgraad geeft de financiële positie van het pensioenfonds weer. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index).
125
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Beschikbare-premieregeling (BPR) Pensioenregeling waarin de hoogte van de verzekerde pensioenen afhankelijk is van de krachtens de regeling beschikbare premie en de daarmee te behalen (en behaalde) beleggingsopbrengsten. Met behulp van actuariële grondslagen en methoden wordt bij pensioneren de precieze hoogte van het pensioen vastgesteld. Bij andere typen pensioenregelingen wordt eerst de pensioenhoogte en vervolgens de hoogte van de premies vastgesteld. Commodities Commodities is de Engelse term voor grondstoffen. Grondstoffen zijn één van de verschillende soorten financiële instrumenten waarin belegd kan worden. Voorbeelden zijn goud, olie en graan. Compliance Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat waaraan de in die instelling werkzame personen zich dienen te houden, alsmede voorschriften omtrent de wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële sector hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke informatie. Consumentenprijsindex alle huishoudens (afgeleid) Het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door alle huishoudens in Nederland. In de afgeleide index is het effect van veranderingen in de tarieven van product-gebonden belastingen en subsidies en van consumptie-gebonden belastingen geëlimineerd. Consistentietoets Op basis van deze toets kan worden vastgesteld of de verwachte toeslagverlening vanuit de evenwichtssituatie 'in voldoende mate' aansluit bij de toeslagambitie. Met de consistentietoets worden pensioenuitvoerders en sociale partners gedwongen om te toetsen of de eerdere eigen perceptie met betrekking tot het begrip 'consistentie' past bij de invulling die de overheid hieraan heeft gegeven. Dit kan leiden tot een noodzaak tot aanpassing van het ambitieniveau en/of het financiële beleid. Contante waarde De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. Continuïteitsanalyse Pensioenfondsen voeren minimaal eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen. Corporate Governance (voor pensioenfonds) Goed Pensioenfondsbestuur, waarbij integer en transparant handelen door het bestuur en het toezicht daarop zijn inbegrepen. Daarbij legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid. Credit rating Een rating is een risico-indicator. Een slechte rating betekent een hoog risico. Voor een hoog risico eisen beleggers en banken een hoge rente. Hoe slechter de rating dus is, hoe duurder het voor een onderneming wordt om geld te lenen. Een rating wordt toegekend door een daarin gespecialiseerd bedrijf. De grootste ratingbureaus zijn Moody's Investors Service en Standard & Poor's. Crisisplan (financieel) Een beschrijving van maatregelen die een pensioenfonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt.
126
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Custodian Organisatie verantwoordelijk voor de bewaarneming van financiële bezittingen. Dekkingsgraad Dit betreft de nominale dekkingsgraad. De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto-activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto-activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Dekkingstekort De Pensioenwet en het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen spreken van een situatie van dekkingstekort indien de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's te dekken. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. DNB De Nederlandsche Bank. Doorsneepremie Voor alle deelnemers aan de pensioenregeling van het pensioenfonds is de doorsneepremie een gelijk percentage van de pensioengrondslag. Bij de berekening van dit percentage wordt het totaal van individueel berekende pensioenkosten van de deelnemers uitgedrukt als een percentage van de som van alle pensioengrondslagen. Iedereen betaalt dit percentage als pensioenpremie, waardoor geslacht, leeftijd en burgerlijke staat geen rol meer spelen. Duratie De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Dynamisch financieringssysteem Bij het dynamisch financieringssysteem wordt de pensioenpremie berekend over een lange horizon, voortdurend aangepast aan nieuwe economische uitgangspunten. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Minimaal vereist eigen vermogen: De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort. Vereist eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels.
127
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Gewenst eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is ter dekking van de pensioenverplichtingen, verhoogd met het vermogen dat nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Emerging markets (opkomende markten) Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en Zuid-Amerika, Midden- en OostEuropa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte worden de sterfte kansen fondsspecifiek gemaakt. FED De Federal Reserve System of Federal Reserve of informeel ook wel The Fed is de federale, centrale bank van de Verenigde Staten van Amerika, vergelijkbaar met de Europese Centrale Bank. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Fiduciair Management Fiduciair management is te omschrijven als een integrale en objectieve oplossing voor pensioenfondsen met verschillende behoeften binnen vermogensbeheer. Bij fiduciair management worden oplossingen aangedragen voor strategische, tactische en operationele vraagstukken in combinatie met een op maat gesneden verslaglegging. Financieel Toetsingskader (FTK) De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. Met ingang van 1 januari 2015 is het FTK aangepast en de tenaamstelling gewijzigd in nFTK. FIRM Afkorting voor Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode. FIRM is een geïntegreerde methode voor de analyse van risico's bij alle typen ondernemingen waarop DNB toezicht houdt. Risicoanalyse wordt door de toezichthouder gebruikt om inzicht te krijgen in de risico's die samenhangen met de activiteiten die een onderneming uitvoert en de mate waarin deze een potentiële bedreiging kunnen vormen voor de toezichtdoelstellingen. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Futures Termijncontract, waarin toekomstige aankoop en verkoop van financiële waarden zijn vastgelegd. Futures worden gebruikt om beleggingsrisico’s af te dekken, maar ook voor de uitvoering van (global) tactische asset allocatie. Gedempte kostendekkende premie De gedempte premie wordt berekend door de rente of het rendement te baseren op een voortschrijdend gemiddelde uit het verleden of het rendement op een verwachting voor de toekomst. Het pensioenfonds heeft voor dit laatste gekozen.
128
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn olie, graan en metalen. Hedgefondsen Fondsen waarbij gebruik wordt gemaakt van een brede selectie van beleggingsstrategieën en beleggingsinstrumenten om onder alle (markt-)omstandigheden een positief (absoluut) rendement te halen. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijf jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. High yield Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel non-investment grade genoemd. Hypotheken Een hypotheek is een lening om een huis te kunnen kopen. Een lening waarover rente wordt betaald en waarbij de woning als onderpand dient. Als belegger in hypotheken investeer je geld, zodat hypotheken verstrekt kunnen worden. De ontvangen hypotheekrente is een belangrijk element van het rendement. Indexatie Zie toeslagverlening. Indexatieresultaat Het indexatieresultaat is gedefinieerd als de cumulatief verleende indexatie in een bepaalde periode afgezet tegen de (cumulatieve) indexatie indien die gehele periode sprake zou zijn geweest van volledige (ten opzichte van de 100% prijsindex) indexatie. Indexatieresultaat = Cumulatieve indexatie / Cumulatieve prijsinflatie Voorbeeld Het pensioen bij aanvang is 100. Stel dat de prijzen over een periode van 15 jaar met 50% zijn gestegen, indien de toeslagverlening in dezelfde periode in totaal 25% heeft bedragen bedraagt het indexatieresultaat 25/50 = 50%. Individueel Pensioensparen (IPS) Regeling voor deelnemers om naast het reguliere pensioen te beleggen voor aanvullend pensioen. Deelnemers kunnen vrijwillig deelnemen aan deze regeling. Inkoopfactoren Inkoopfactoren zijn de gehanteerde actuariële omzettingsfactoren waarbij het spaarsaldo op pensioeningangsmoment wordt omgezet naar een jaarlijkse uitkering op basis van het dan geldende inkooptarief c.q. inkoopfactor.
129
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Investment grade Obligaties met een credit rating van BBB of hoger. ISDA/CSA overeenkomst Een ISDA overeenkomst is een standaard contract dat OTC-transacties tussen institutionele financiële partijen mogelijk maakt. CSA is een bijlage bij het ISDA-contract waarin partijen afspraken maken over het wederzijds te leveren en te accepteren onderpand. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor de pensioenverplichtingen, een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling. Life Cycle Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel pensioensparen kan worden belegd in de Life Cycle. Het principe van Life Cyle-beleggen is dat er wordt belegd in een risicoprofiel waarbij de samenstelling van de beleggingsmix is afgestemd op het aantal jaren tot aan de pensioendatum. Leeftijdsterugstelling Leeftijdsterugstelling wil zeggen dat de verwachte levensduur van de deelnemers langer is – bijvoorbeeld één jaar – dan volgens de algemene sterftetafel wordt aangegeven. Bij toepassing van de leeftijdsterugstelling wordt de pensioenvoorziening hoger: er moeten dan meer pensioenjaren uitgekeerd worden. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Matching portefeuille/ Return portefeuille De matching portefeuille is het deel van de beleggingsportefeuille dat is ingericht om de rentegevoeligheid van de activa met de rentegevoeligheid van de passiva van een pensioenfonds af te stemmen. De return portefeuille is het deel van de beleggingsportefeuille dat is ingericht om extra rendement te genereren. Maturity GAP-analyse Methode voor berekening en beheersing van het renterisico. De GAP is het verschil tussen de contractuele rentetypische looptijden van activa en passiva gedurende een bepaalde periode. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Minimaal vereist eigen vermogen Zie eigen vermogen.
130
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Netto-risico Het restant aan risico dat overblijft na het nemen van beheersmaatregelen. Non-investment grade Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel high yield genoemd. Onderdekking (dekkingstekort) Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s te dekken. Opkomende markten Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en Zuid-Amerika, Midden- en OostEuropa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. OTC (Over the counter) Deze term heeft betrekking op financiële transacties die niet via de beurs verlopen, maar die direct tussen twee partijen afgesloten worden Overige beleggingen Beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder overige beleggingen vallen de categorieën grondstoffen en hedgefondsen. Partnerpensioen op kapitaalbasis/risicobasis Partnerpensioen op kapitaalbasis: er bestaat zowel aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming als bij overlijden na einde deelneming (als gewezen deelnemer of gepensioneerde). Partnerpensioen op risicobasis: er bestaat alleen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming. Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis en na pensioendatum op kapitaalbasis: er bestaat aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming of bij overlijden na ingang van het ouderdomspensioen; er bestaat geen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden als gewezen deelnemer. Pensioenaanspraak Een recht op toekomstige pensioenuitkeringen. De aanspraak op pensioen wordt onderscheiden van het ingegane pensioen. Pensioenfederatie In de Pensioenfederatie zijn drie instellingen gefuseerd: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). De Pensioenfederatie vertegenwoordigt via deze koepels de aangesloten pensioenfondsen. Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise.
131
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenrecht Een recht op ingegane pensioenuitkeringen. Pensioenresultaat Het pensioenresultaat is gedefinieerd als het (cumulatieve) niveau van de (toekomstige) pensioenuitkeringen na een bepaalde periode, afgezet tegen de (cumulatieve) hoogte van de (toekomstige) pensioenuitkeringen indien die gehele periode sprake zou zijn geweest van indexatie volgens de prijsinflatie. Het pensioenresultaat vergelijkt het nominale pensioen plus indexatie met het nominale pensioen plus prijsinflatie en geeft in feite de koopkracht van het pensioen weer. Pensioenresultaat = (1 + Cumulatieve indexatie) / (1 + Cumulatieve prijsinflatie) Voorbeeld Het pensioen bij aanvang is 100. Stel dat de prijzen over een periode van 15 jaar met 50% zijn gestegen, indien de toeslagverlening in dezelfde periode in totaal 25% heeft bedragen, bedraagt het pensioenresultaat 1,25/1,50 = 83,33% Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Premiedepot Dit is onderdeel van het eigen vermogen. De vaste premie van 23% wordt toegevoegd aan het premiedepot en de gedempte kostendekkende premie voor de jaarlijkse opbouw van pensioenaanspraken onttrokken. Dit depot kan alleen voor premiebetaling gebruikt worden en telt niet mee voor de bepaling van de hoogte van de toeslag. Premieovereenkomst De premieovereenkomst heeft betrekking op de pensioenregeling voor het salarisdeel boven € 45.378, waarvoor een beschikbare-premieregeling (BPR) geldt en voor de Individueel Pensioenspaarregeling (IPS). Prepensioen Het pensioen ter overbrugging van de periode tussen het moment van vervroegde pensionering en het moment waarop het levenslange ouderdomspensioen ingaat. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, bijvoorbeeld GBM en GBV 2012-2062. Quorum Het aantal bestuursleden dat aanwezig moet zijn in een vergadering om geldige besluiten te kunnen nemen.
132
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Raad van toezicht In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het intern toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een raad van toezicht die het functioneren van het bestuur toetst en jaarlijks daarover aan het bestuur rapporteert. Renterisico Het risico dat rentefluctuaties - als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige activa en passiva op het gebied van rentelooptijden en rentevoet - leiden tot ongewenste effecten op balans en resultaat. (Rente)swap Ruil van rendement op een vastgestelde lange rente tegen een variabele korte rente gedurende een vastgestelde looptijd. (Rente)swaption Een (rente)swaption is een optie op een renteswap. Een (rente)swaption kan worden vergeleken met een verzekering tegen rentedalingen. Het belangrijkste nadeel is de premie die voor dit instrument moet worden betaald. Rentetermijnstructuur (RTS) Maandelijks door DNB gepubliceerde marktrente met een looptijd van 1 tot 60 jaar, waarmee de toekomstige kasstromen van de verplichtingen worden verdisconteerd. Reservetekort De Pensioenwet en het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen spreken van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Risicomanagement Naar aanleiding van de negatieve marktontwikkelingen en de invloed daarvan op de dekkingsgraad heeft het bestuur het afgelopen jaar extra aandacht besteed aan het risicomanagement van de beleggingsportefeuille. Op basis hiervan is het beleggingsbeleid verder aangescherpt. De doelstelling van het gewijzigde beleggingsbeleid is het beschermen van de dekkingsgraad tegen extreme risico’s. Hierbij is er nadruk gelegd op de twee grootste risico’s voor de dekkingsgraad: het risico van dalende aandelenkoersen en het risico van een verder dalende rente. Daarnaast blijft het pensioenfonds toch deels profiteren van een eventueel oplopende rente en stijgende aandelenkoersen. Risicopremie Dit is de premie voor risicodekking. RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening. SBR Als een werknemer wordt ontslagen met toepassing van de ‘financiële regeling overcompleet 55 plus’ van de SBR-regeling, dan wordt de pensioenopbouw voor de helft voortgezet. Over de periode waarover de ontslagen werknemer ook in aanmerking komt voor een zogenoemde FVP-bijdrage vindt volledige opbouw plaats. Securities lending Security lending is het uitlenen van aandelen en obligaties voor een vastgestelde periode aan derden in ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er geen koersrisico gelopen.
133
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Shareblocking Wanneer een belegger zijn stemrecht wil uitoefenen, mag hij gedurende een bepaalde periode (rond de Algemene Vergadering van Aandeelhouders) niet handelen in het aandeel. Solvabiliteitsdepot Dit is onderdeel van het eigen vermogen en gevormd uit de afkoopsom voor afkoop van de bijstortverplichting van de werkgever per 1 januari 2015. Uit het depot kan in geval van een onderdekking gelden worden onttrokken en telt niet mee voor bepaling van de hoogte van de toeslag. SPO Stichting Pensioen Opleidingen. Spotmarkt Markt waarop grondstoffen en valuta worden verhandeld voor directe levering. Dit in tegenstelling tot de termijnmarkt waar prijsvorming nu plaatsvindt en levering op een later tijdstip. Spread Het renteverschil tussen bedrijfsobligaties en staatsobligaties. Sterftetafels Zie prognosetafels. Stichtingskapitaal en reserves Zie eigen vermogen. Strategische allocatie De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en derivaten. Ook wel beleggingsportefeuille. Strategische norm portefeuille De strategische normportefeuille is een schaduwportefeuille waarin het pensioengeld in theorie belegd zou kunnen worden. De normportefeuille is dan ook, net als de werkelijke portefeuille, omgeven met regels en afspraken. De normportefeuille bestaat uit meerdere beleggingscategorieën, bijvoorbeeld aandelen en vastrentende waarden. Elke categorie heeft een bepaalde weging. Verder wordt per categorie een 'belegbare' index afgesproken die als vergelijkingsmaatstaf geldt. Swap Een swap is een derivaat waarbij een partij een bepaalde kasstroom of risico wisselt tegen dat van een andere partij. Deze twee componenten worden ook wel de 'legs' van de transactie genoemd. Swaps zijn derivaten, dat wil zeggen dat ze afgeleide producten zijn. Technische voorziening (voorziening pensioenverplichtingen) Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere overeenkomsten voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen. Toeslagverlening (indexatie) Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van uw pensioenaanspraken. De toeslagverlening bij Stichting Pensioenfonds KPN is voorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen van het pensioenfonds dit toelaten.
134
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Toeslagenlabel Het Toeslagenlabel is een illustratie met bijbehorende tekst dat in één oogopslag laat zien hoe het opgebouwd pensioen naar verwachting meegroeit met de stijging van de prijzen. Het doel van het label is om op een toegankelijke wijze informatie te geven over de waardevastheid van het pensioen. Triple A Triple A is een classificatie van het kredietrisico van ondernemingen met behulp van een lettersysteem afkomstig van het Amerikaanse Standard & Poor's of Moody's Investor Service. Triple A, oftewel AAA, staat voor beste kwaliteit. Uitkeringsovereenkomst De uitkeringsovereenkomst heeft betrekking op de pensioenregeling voor het salarisdeel tot een bepaald bedrag, waarvoor een regeling op basis van het middelloonsysteem geldt. Uitvoeringsovereenkomst De overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenfonds over de uitvoering van één of meer pensioenregelingen. UFR (Ultimate Forward Rate) Een rentetermijnstructuur waarbij de rente voor lange looptijden beweegt richting 4,2%, waardoor de berekening van de verplichtingen minder gevoelig is voor schommelingen en mogelijk verstoorde marktomstandigheden op de financiële markten. UPO Uniform Pensioenoverzicht, een overzicht van de pensioenaanspraken dat jaarlijks aan de actieve deelnemers wordt gestuurd. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Verbonden personen Alle leden van de organen van het pensioenfonds en andere personen die werkzaamheden voor het pensioenfonds verrichten, onafhankelijk van de duur waarvoor of de juridische basis waarop zij werkzaam zijn. Vereist eigen vermogen Zie eigen vermogen. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een visitatiecommissie die tenminste één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Voorwaardelijk pensioen Een extra voorwaardelijk pensioen over dienstjaren uit het verleden als gevolg van een lagere pensioenopbouw dan mogelijk is volgens de fiscale regelgeving. Voortzettende deelnemers Deelnemers die wel pensioen opbouwen, maar niet meer in dienst zijn bij de werkgever. Dit geldt bijvoorbeeld voor medewerkers die gebruik hebben gemaakt van een VUT regeling of medewerkers die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn verklaard.
135
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
VPL De afkorting van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT / prepensioen en introductie Levensloopregeling. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. WIA Dit is de afkorting voor de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
136
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Bijlage 3
Nevenfuncties
L.C.J.M. le Blanc -
Directeur Andreas Capital NV Luxembourg Vice voorzitter RvC bij APG Groep Bestuurslid bij Stichting Instituut GAK Lid RvC bij Enrichment Technology Nederland
J.D.A. Burcksen -
Geen nevenfuncties
P. van Gameren -
Interim manager bij Result!managers Voorzitter bij PF PostNL Postbezorgers (in liquidatie) Lid Raad van Toezicht bij BPF Kappers Bestuurslid OPF TNT Toehoorder in afwachting van benoeming bij PF TNT Bestuurslid bij St. Algemeen Vliegers Belang Bestuurslid bij PCOAZ Voorzitter/bestuurslid bij PF PostNL
J.P.O.M. van Herpen -
Bestuurder bij FNV Fractievoorzitter, gemeenteraadslid en Presidiumvoorzitter van Gemeenteraad Leusden Bestuurslid Wachtgeldfonds AbvaKabo FNV Bestuurslid Stichting O&O Fonds KPN Bestuurslid Bedrijfscommissie Markt I, bij Sociaal Economische Raad
C.A.M. Michielse -
Bestuurslid Pensioenfonds ABP Bestuurslid Vutfonds ABP Bestuurslid Spaarfonds SCO Bestuurslid BPP Vereniging gepensioneerden PFZW Lid pensioencommissie KNVG
F.H.K. Ooms -
Dienstverband, VP Executive Rewards & Pensions bij KPN NV Bestuurder namens de werkgever bij Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN Bestuurder namens de werkgever (voorzitter) bij Stichting Voorzieningsfonds Getronics Lid RvC, E-Plus Mobilfunk Geschäftsführungs GmbH Trustee and chairman on behalf of the employer, Getronics Pensions UK Ltd
137
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
J.M. van Osch -
Treasurer bij KPN N.V.
C.C. van der Sluis -
Bestuurslid bij Pensioenfonds SABIC, Pensioenfonds KPN, Pensioenfonds Koopvaardij en Pensioenfonds Woningcorporaties Lid Visitatiecommissie bij Pensioenfonds Holland Casino, Pensioenfonds Ecolab, Pensioenfonds Heijmans en Pensioenfonds Provisium Adviseur bij diverse pensioenfondsen.
E.L. Snoeij -
Vice-voorzitter, Adviespunt Klokkenluiders Commissaris, APG Toezichthouder, COA Voorzitter, Stuurgroep Langdurige Zorg Voorzitter, RvT Pensioenfonds PNO Media Lid van een aantal rechtspositionele commissies
W.E. Velding -
Coordinator Thuisadministratie, Humanitas Bestuurslid afdeling Midden Limburg, Stichting Alzheimer Nederland Penningmeester, VvE Heere van Swalm
A. van ’t Zelfde -
Onafhankelijk bestuurder, Trustee Getronics Pensions UK Adviseur, Ondernemingspensioenfonds KPN Lid directie, Swisscom Belgium AG
138
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds KPN
Colofon Uitgegeven door Stichting Pensioenfonds KPN Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Bezoekadres: Europaweg 27, 9723 AS GRONINGEN Telefoon Fax internet emailadres
(050) 582 19 90 (050) 313 82 01
[email protected]
Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
139
bijlage bij rapport d.d.
Stichting Pensioenfonds KPN te Groningen
Stichting Pensioenfonds KPN Postbus 501 9700 AM Groningen www.kpnpensioen.nl
- 140
Geen accountantscontrole toegepast