ISSN-0-772-9464
Bulletin van de Belgische Vereniging voor Geologie
Bulletin de la Societe beige de Geologie
Ministry of Economic Affairs - Belgian Geological Survey Driemaandelijks tijdschrift Volume 99 Deel 2, 1990 Verschenen in maart 1991
Periodique trimestriel Tome 99 Fascicule 2, 1990 Edit& en mars 1991
-
-
30C[ETE BELGE DE GEOLOCriE s-
-
1887 — 1937
L
___. _____ ____
BELCINCHE VE- RENIGNG VOOR GEOLOGtE
,_itwiri, ",10.1mitrIcilillill(lillici:ilw
Bulletin de la SociCté beige de GOologie Bulletin van de Belgische Vereniging voor Geologic
99-2 99-2
pp. I 31-151 pp. 131-151
Bruxelles 1990 Brussel 1990
IJZERZANDSTEEN ALS BOUWSTEEN IN EN ROND HET HAGELAND door Karel DOS 1 & Frans CULLEN7.OPS2
SAMENVA TTING lizerzandsteen word vooral in de late \liddeleeuwen intensief lokaal gebruikt in kcrkclijke bunzerlijke architectuur. Fen inventaris van herkenbarc onteinningsplaatsen word opgemaakt. Ontstaan en eigenschappen van de verschillende soorten bouwsteen vvorden onderzocht.
A BSTRA CT Ferruginous sandstone has locally been used extensively in mostly late-medieval religious and civilian architecture. An inventory of recognizable exploitation sites is presented. Genesis and related characteristics of the different types of building stones are discussed.
RESUME Les gth.s ferrugincux ont localement etc tres utilises dans !"architecture religieuse et civile surtout du moven-ace final. Un inventaire des sites La &exploitation reconnaissables est presenté. genesc et les proprietes des differents types de pierres de construction sont discutes,
SLEUTELW OORDEN Ijzerzandstcen, bouwstcen, Belgic .
KEY W ORDS Ferruginous sandstone, building stone, Belgium.
MOTS CLE Gres fcrrugincux, pierre dc construction, Belgique.
In en rond het lIageland wordt het architectuurbeeld weer stork hepaald door het gebruik van de zo typisch bruins ijzerzandstecn. Dok voor ecn leek valt het op dat vooral oude bouwwerken hierrnee geheel of gedeeltelijk werden opgctrokkcn. Dit intens vroeger gebruik contrasteert scherp tnet de volledige afwezigheid van ontginningen nu zodat bij restauraties grondstofproblemen rijzen en aan gebruik bij nieuwbouvv holemaal niet gedacht wordt. Welke zijn hiervan de oorzaken 7
1.0E ARCHITECTURALE BETEKENIS VAN IJZERZANDSTEEN Op kaart I werden de belangrijkste bouwwerken aangeduid Nvaarin ijzerzandsteen gebruikt word in en rond hot I lagetand. lie werden gegroepeerd per gemecnte (oude indeling). De aard van de gebouwen (religieus of civic!), en de bouwperiode (eeuw) werd naast do nummerine vermeld. Het soort hronnen, gebruikt your het opstellen van de kaart, werd weergegeven door a, indict' litcratuurverwijzingen (archicf, artikel) over de gebruikte steensoort werden gevonden ; door h, indien gaan werd van eigen terrcinwaarne- mingen. kunnen uiteraard sarnen voorkomen. Verder wordt door verschillende arceringen de geologische oursprung van de ijzerzandsteen aangeduid. Ilet oudste gekende gebruik van ijzerzandsteen is zeker als slijp- en maalsteen. Archeologische opgavin - gen in I Iaspengouw hebben enkcle van doze voonverpen aan het licht gebracht die zouden datum van 5300 BC (Lodewijckx, 1987, biz. 159). Als bouwsteen stammen de oudste overblijfscls uit de 3de eeuw. Tussen 1979 en 1983 werd op het "Stenen Kruis" to Bierbeck de kelder van con Romeinse villa blootgclegd, volledig opgetrokken in regelmatig gekapte ijzerzandsteen blokkcn (Deweerdt, 1980, blz.40) (plaat 3, foto 1).
Centrum voor NIonumentenzorg, KULeuven, Kasteel Arenberg, 13-3030 Heverlee 2
Laboratonurn voor Sediment°logic, KULeuven, Redingenstraat 16, B-3000 Leuven
- 131 -
®® 1.0 0 X cc, oZ U_a 0U-Cr Z
tal- WO W z z .,.-i Z - Z of 0 -,,, '-' 0 .7)
tr til X
00 11 P i Z ...- E Z) I .4 L141
Ln '''' crI 4 U1 to VI ° '2,
D Z J cC D W oW OW ot,l1, Z ° Z 0 W
6o 3q 3
I
n p. 71- x m I Er I IC cr Li cc 1,1 x w x La x wi L.= 1ILc 1-IA.1a-.
37na
- 132 -
1E
- 133 -
Aangezien de incest gebruikte houwmaterialen uit de Vroege Middeleeuwen hoot en kern waren, dateren de oudsic Romaanse bouwwerken uit ijzersteen dan oak van de 10de en 1 lde eeuw. Enkele merkwaardige voorbeelden uit deze vroegromaanse rurale en religieuze architectuur zijn de torens van de Onze-Lieve-Vrouw-Geboortckerk te Oostham, de Sinte-CatharinAerk in Kortrijk-Dutsel en de Sint-Martimiskerk in Beek. Deze torens zijn opgetrokkcn in ruwe onbewerkte brokken ijzersteen, dikwijls in visgraatverband venverkt (plaat 1, foto I en plaat 4, foto 1).
Door de teloorgang van het gebruik van plaatselijke bouwsteen ging een belangijk aspect van de regionals economic en de daarmee gepaard gaande traditie volledig verloren. Dit kwam bijvoorbeeld duidclijk naar voor hij de bouw van het fort to Diest rand 1845. Rij de gaafwerken werden massa's ijzersteen uit de heuvelflank gehaald (Bidaut, 1847, blz. 503-507). Iliervan werd niets als bouwsteen benut. De traditie om lokale natuurlijke steen te vet- wcrken als bouwmatcriaal was Coen reeds volledig zoek.
De krocht van de Sint-Picterskerk in Leuven werd in de 1 ide eeuw reeds uit regelmatig vhouwen blokken opgetrokken (Niertens, 1958). Zo oak de ccrste stadswallen van Leuven (12de eeuw) en Aarschot (13de eeuw) die als oudste civiele bouwwerken deels uit ijzersteen bestaan (plaat 3, foto 2).
Tom, na 1850, grate restauratieprojecten op touw gezet werden in de streek, ging men zandsteen uit de Vogezen invoeren om de plaatselijkc ijzerzandSteen to vcrvangen (plaat 3, foto 3). Ook vandaag nog stelt dc beschikbaarhcid van lokale ijzerzandsteen voor restauraticwerken de nodigc problemen, hetgeen zeker niet stiinuleert tot gcbruik iti nienwbouw.
Vanaf de 13de eeuw en de opkomst van de Gotiek in de regio stijgt de rol van deze bouwsteen in alle vorrnen van de architectuur in Brabant en de Kempen. Ais bouwsteen is hij onafscheidelijk verbonden met Demergotiek, een lokale variante van de Brabantse Gotiek, waarvan cnkele mooie voorbeelden te zien zijn in \Verchter (16de)„.Narsehot (14de) (plaat 1, foto 2), Lichem (14a1c) en Tessenderlo (15dc eeuw). Lit deze Brabantse bloeiperiode, gekenmerkt door cen enorme bou•activiteit, blijft slechts een deel van de belangrijke gebouwen over. Fen aantal kerken (Weerde, Linden, Rillaar, enz.), abdijen (Rotselaar, Gempe, enz.), kastelen (Rotselaar, Haacht, Keizersberg, Kesselberg, enz.) gebouwd uit ijzerzandsteen. zijn erotendeels verdwenen. Van anderen is slechts een gedeelte van het oorspronkclijkc gebouw bewaard gebleven na 18- 1 9de eeuwse verhouwingen, zoals dc kerken van Langdorp. Messelbrock, Betckorn, Sint-Picters-Rode en andercn. Vanaf de l5de eeuw hcgint nochtans een geleidelijke stagnatie van het Hageland. De econoniische groei in de Nederlanden van de 16de eeuw lief het gebied Leuven-Diest-Tienen in de schaduw liggen zodat het niet inner de kracht kon opbrengen om de godsdicnstoorlogen van de 16de en de Franse invallen van de 17de eeuw te boven te komen (van Uytven, 1974, hlz. 171). Gedurende de periode van verval en extreme armoede van de 17de en 18de eeuw- en de daaruitvolgende bouwstop is het gebruik van do lokale ijzerzandstecn als bouwmatcriaal volledig verloren gcgaan. Iiitzonderingen hierop zijn de basiliek van Scherpenheuvel en de sluizen en kademuren waarin deze steam toch nog gebniikt word gedurende doze periode. Docutnenten uit het Arenbergarchief vermelden bijvoorbeeld te Rotselaar in 1732 een roof van stenen die ldaar lagen voor de bouw van een nicuw sluishoofd aan de watemaolen to Wijgniaal (MR4 A°1732). In 1751 stelt Francis van Calsteren vast dat de ondernemers van de vaart steen kappen zonder toelating. Dezelfde groeverneester uit Rotselaar wordt in 1760 belast met leveringhe van grauwen steen uit de derde goeve tot repareren van de rnueren te ens de Dyle" (MA \Ibis 59 A'1760).
- 134 -
In het zuiden van Brabant lag de gootste bouwactiviteit, om historisehe redenen, antlers gositucerd. Het gebruik van plainselijkc ijzerzandsteen kent er zijn hoogtepunt vanaf dc 15de tot de 19 de eeuw met als meest kenmerkende voorbeelden de kerken van Wavre. Hasse-Wavrc (plain 1, foto 3)_ en Ottenburg. Oak cen gout aantal woningen, kastelen en boerderijen zijn hier uit dit materiaal opuetrolak en. Fen tvpisch kenmerk van de I lagelandse rurale arehiteetuur is het gebruik van de ijzerzandsteen in onregelmatigc plane stukken soar de bouw van bocrdcrijen. Deze "auwe schollen" werden nog tot aan W.O. II gebruikt als bouwmateriaal on in de dorpen Tielt-Winge, Rillaar, Mcsselbrock, Schaffen en Gelrode bestaan nag enkcle woningen gedechelijk uit dit materiaal opgetrokkcn (plaat 1,
foto 4 ^ .
2. DE VERSCHILLENDE SOORTEN IJZERZANDSTEEN EN HUN VINDPLAATSEN Op kaart 11 warden de ontainningsplaaatsen van de verschillendo soortcn iizeraandstecn weergegeven. De acrd van doze plaatscn (alluviale vlaktc, holle wog, g-oe.v::t) word naast de nummering vetmeld en de bronnen die gebruikt werden voor hot opstellen van doze kaart werden aangeduid door a, indien er cen literatuurverwijzing (archiefstul«)f artikcl) over de ontginningsplaats word gevonden ; door a, indicn dit oak bevcstigd werd door cigen observatie ; door b, indien allecn door terrcinwaarnemingen cen vermaedelijke ontgiming word vastgeseld ; door b, indicn door waamemingen een zekcrc ontginningsplaats van ijzerzandsteen wend gclokaliscerd.
2.1. DE IJZERZA NDSTEEN UIT DE FORMA TIE V A N DIEST Diestiaan ijzerzandsteen is duidelijk de belangijkste en worth onder drie vormen gebruikt :
geerocieerde A - horizonten
C=7
fossiel relief
/ /
/
r .7 ----
7--
r ---/
/ —
,r---„Z___ --.
!
, /
,,,
G=.
es"
e7.
Figuur I : Genetiselt model van megaprofiel door Diestiaanheuvel.
- ijzcrschollen : tot 2-3 cm dikke, hruinzwarte, zuivete limonietlagen, die geconcentreerd voorkomen op de toppen van de Ilagelandse heuvels, waar zc op de veld geraapt kunnen warden. 1)e schollen zijn zeer hard en schier onverweerbaar. Ze warden slechts gebruikt in zeer vroege rustieke bouu zoals de toren van Kortrijk-Dutsel, veel in funderingen en muren in hoeven, los gestapeld in de bekende \vijngaardmuur van Wezernaal (plaat 2, foto 1) en nu nog in tuinmuurtjes. - grauwe schollen : alle oude ontsluitingen van het Diestiaan, bijvoorbeeld de holle \vegen door de heuveltoppen, tonen deze ijzcrlaaejcs in een min cif meer aaneengekit limonietzand. 13rakken kunnen hicrvan gemakkelijk gesloken warden en warden gebruikt in hocvebauw en oak in gedeelten an do torens van Oostharn en Kortrijk-Dutsel (plaat 1, foto 1 en plaat 4, foto 1). Nicnegenstaande vcrzanding houdt het geraamte van ijzerlaagjes de steen aanccn. In de wand van nieuwe ontsluitingen (wegen, gocv en) komen deze verhardingen op een paar decaden tot stand door uitdroging en kristallisatie van dc ijzerhydraateollorden. Na uitbating regencreert dus een nieuwe korst. In hone wegen kon dus een wand periodisch warden uitgebaat, wat talrijke abnormaal brede holle wegen kan verklaren. - erauwe arduin : zijn de meest waardevolle homogene ijzerzandsteenbanken waarin de limonictlaagjes ontbreken of althans voldoende onbelangrijk zijn am toe te laten dat de steen in regelmatige hlokken wordt gekapt of gezaagd en zelfs gebruikt wordt voor ornamented werk. Blokken van 30 cm zijn gewoon, van 50 cm zijn geen zeldzaarnhcid. wat het voorkomen in dikke banken veronderstelt. Nu zijn slechts enkete antsluitin . gen zichtbaar met dergelijk materiaz-d. De Demergotiek, gesitueerd rand de as RatselaarAarschot-Diest-Berim2en, heeft hiervan enorme hoeveclheden gebruikt, waarbij vervoer kings de Demer zonder twijfel zeer bclangrijk was.
GENESE I let genetisch model van fig. 1, resumcert onze opvattingen over ontstaan en voorkomen van de ijzerzandstencn van het IIageland. Uit de oorspronkelijkc getijdezandbanken van de Diestiaanzee antwikkelde zich verder cen zwak relief tijdens het Plioccen (Gullentops, 1957, 1963, 19S3). In die tijdspanne van zeker miljoen jaren under een hoofdzakelijk wane gcmatigd klimaat (Reuvcr-flora) ontstonden seniele zure bodems met totale verwering van het glauconiet aan de oppervlakte. Ilierhij kwam 10 gewichtspercent ijzer vrij (geniiddeld 50 (.() glauconiet met minimum 20 I e), dat word ungeloogd. Misschien was slit cen chcluviatie maar in talrijke DTA-analysen kon geen spoor van organische zuren warden aanuctoond. Vermoedelijk volstond do lage pII voor de uitloging. Dc ijzeraplossingen diffundeerden vertikaal met cen sterke laterale componente tengevolge van de overheersende schuine gclaaudheden in het zand, met dunne kleitussenlaagjes. Vanuit onverkittc voorkeurbanen gaat de diffusic volgcns Liesegangringen (1913, 1945). In de 131e-horizon[ slaat het ijzer neer in cornpacte bruin-zwarte platen met eat heel grillig verloop dat buizen. gordijnen en golvende platen vorrnt, uit practisch zuiver goethiet (de ijzerschollen). Naar beneden vermindert de dikte en het aantal van deze platen en wordt de vcrkitting diffuus. In nieuwe ontsluitingen is het verijzerde glauconietzand plakkerig door de ijzerhydraatgels. Enkele decaden volstaan am cen oppervlakkigc verharding te veroorzaken door veroudering en kristallisatie tot goethiet en sporen Ferrihydraat (D TA en X-stralen3) (bv. 10 jaar de oprit van een woning op de Nleesberg te Ilolsbeek, 30 jaar voor de baanbocht insnijding door de Eikelberg te Gelrode).
3 We danken Dr. Ottenhurgs voor X-straalanalvse en discussie van de resulfaten
- 135 -
Sommige banken zijn veel meer aangerijkt aan cement, worden vast en leveren de grauwe arduin. Deze gesteenten zijn onmiddellijk te herkennen aan hun grofkorreligheid en hoog glauconietgehalte, eventueel met de typische boorgangen. Microscopisch valt het op hoe de glauconieten onverweerd zijn en het "Iirnoniet" slechts een deel van de poriM opvult (plaat 3, foto 4), met trouwens aanzierdijke variatie hinnen eenzelfde plaatje. Op de zwart-wit foto van Ledoux (1911) is het onderscheid tussen glauconiet en bindmiddel nog can de korrelvorm te herkennen. loch meende hij het cement door verwering in situ van glauconiet to marten vcrklaren. I let ondcrscheid tussen samengetrokken aaneenkitting in schollen haven en diffuse ccmentatie onder, kunnen we alleen verklaren door de periodieke uitdroging van de bovenste horizonten van dit mega-profiel. I liervoor volstaat de seizoenschommeling Nvaarhij door evaporatie en transpiratie het bodemprofiel in hereik van capillariteit en wortols kan nitdrogen tijdens de zomer. In voorkeurplaatsen trekken zich de gels samen en vormen zich irreversibele ijzerhydraat en goethiet kristallieten in een jaar]ijks weerkerend proces. Dieper hlijft het zand vochtig, en de oplossingen migreren verder, gedeeltelijk lateraal aangezogen en een pantser vormend kings de uitdrogende heuvclflanken. Later. in het. "Kwartair - , wordt door ophefting het relid verjongd. Door dating van de watertafel verlaagt het vadoos bereik waarin zich de verkitting afspeelt. De verijzering is bier echter nog zwak enerzijds omdat de tijdsduur veel korter is, anderzijds omdat de venveringsornstandigheden met lagere temperatures en hetere drainage minder ijzeroplossingen produceren. Tengevolge van de verjonging zijn de fossiele uitgeloogdc A. horizonten grotendeels weggespoeld. I her had normaal een concentratic yerwacht kunnen worden van yerweringsresidus met kaoliniet als nicuwvorming van de minder of niet heweeglijke Al en Si resten van de glauconietverwering, Door die erosie warden de diepere horizonten van het megaprofiel blootgelegd tot op de ijzerschollen. Deze breken door work+ en ijswerking in klcinere fragmenten om uiteindelijk een plaveisel to vormen die de erosie rent (Pede, 1966). Door onze geoloOsche samenwerking met Scheys was doze autcur (1955) reeds overtuigd van de paleopedologische processen. In tcgcnstelling hiermee sluiten Van Racist en Dc Coninck (1982) eenvoudig uit, zonder opgave van enige reden, dat de overmaat aan ijzer in de ijzerzandsteen door enig pedogenetisch proces kan ontstaan en keren terug naar d'Ornalius (1828) die het limoniet oak aan\veine dacht bij de oorspronkclijke Stoops (1989) opperde de mogelijkheid dat het limoniet vrijkwam door de verwering van norspronkelijk sideriet. In verschillende boringen hebben we in het onverweerde glauconietzand onder de watertafel sideriet kristallen gevonden Paris
- 136 -
& Van Catster, 1962). Hun gehalte overschrijdt
nooit een paar procenten. Zonder twijfel hebben zij vroeger kunnen voorkomen in het nu geoxideerde bereik. In vergelijking met de reusachtige hoeveelheid beschikbaar glauconiet is hun rol zeker miniem geweest. Daarbij is hun reactie anders. Het ijzercarbonaat wordt door koolzuurhoudend vadoos water gemakkelijk opgelost en naar het grondwater gevoerd. Het proces gaat nu nog door en is grotendeels verantwoordelijk voor het "get"-water van het Diestiaan gebied vrij kleurloos water met ferro-carhonaat, oxideert na oppompen aan de lucht tot troebel bruinig water. Dit proces is trouwens de belangrijkste weg your het ven-oer van oplosbaar ijzer naar de hronncn en alluviale vlakten. V ERIV ERING
Bovendien heeft deze steen het grate voordeel geen carbonaten te bevatten, hetgeen tot gevoig heal dat gipsvorming of zout-uit-bloeiingen zonder opstijgend water niet voorkomen. Nochtans kan schade veroorzaakt worden wanneer zouten aangeyoerd warden door de uitloging van andcre materialen. Afloop van nabijgelegen kalkzandsteen of kalkmortels kan de steen contamineren (plaat 4, foto 2). De ijzerzandsteenbanken hebben vcrschillencle densiteiten naargclang het gehalte aan cement : poreuze zijn gemakkelijk onderhevig can roestigc korstvorming. die afbladering vcroorzaakt en een verzandde steen blootgeeft die gemakkelijk verder uitplukt (plaat 3, foto 5). I let resultaat is vergelijkbaar met natuurlijkc korstvorming in een poreus kalkgesteente door indringen van zuur regenwater en neerslaan door uitdroging van het opgeloste carbonaat. In principe is de zuurtegraad van regenwater onvoldoende om migratie toe te laten. We sluiten nochtans niet uit zoals in de heuvels, het nog reversibele colloidale ijzerhydraat wordt verdund en naar buiten wordt gezogen door de verdamping en daar irreversibel tot limoniet'" deshydrateert. Len ander altematief zou chelaatvorming met liehenzuur vanuit groeiende korstmossen kunnen zijn. Vermits deze minder frequent voorkomen geven we de voorkeur aan colloidmigratie. Vcrder expositieonderzoek kan hieroyer uitsluitsel geven. V INDPLA A TSEN (lawn' 1.1) - Lit het "Steenkot" van de Kelbergen te Schaffen
(D22) werd nog ijzerzandsteen getrokken tot ca. 1950 (plaat 2, foto 2). Dit was de laatste groeve waar diestiaan bouwsteen ontgonnen werd, vooral voor gebruik in restauratiewerken (Raymackers, 1870, blz. 66 ; Gulinck & Tavernier, 1947, blz. 179 ; Gulinck, 1949, blz. 26). Steen uit de Kelbergen werd o.a. gebruikt voor de bouw van de SintSulpiciuskcrk en de Onze-Lieve-Vrouwkerk te Diest (plant 4. foto 2), zoals blijkt uit archieftekstendie teruggaan tot 1380 (Claes et al., 1989, blz. 90-911230-244). - Goed herkenbaar zijn oak alle ontginningen die nog gedurende de laatste eeuw steen leverden :
Op de Wijngaardberg in Wezemaal (D2) zijn de overblijfselen van drie groeven nog duidelijk zichtbaar : op de top van de heuvel in de worm van een gate kuil (plaat 2, foto 3) ; aan de S en NE kant als een insnijding in de heuvelflank (Dumont, 1882, IV, blz. 274). Deze laatste werd in 1965 heropend onder leiding van Pofessor Lemaire voor de herstellingswerken aan de Sint-Martinuskerk (plaat 3, foto 6).
De groove op de Eikelberg te Gelrode (D3) is duidelijk vermeld op de "Grote K.aart van het liertogdom Aarschot" uit 1775 (Rijksarchief Brussel, Arenbergfonds) (Plaat 2, foto 5).
Ook op de Wed-berg te Averbode (D8) werd stern getrokken voor de werken aan de abdij in 1945 (Gulinck & Tavernier, 1947, blz. 179).
Langdorp (05) bezat verschillende steengroeven waarvan de exploitatie haar hoogtepunt kende van de 15de tot de I7de ceuw. Ze leverden bouwmateriaal o.a. voor de Sint-Sulpiciuskerk te Diest, de abdij van Averbode en zelfs de Sint-Amandskerk te Geel (Rijksarchief, Kerkelijk archief 20060/20065 ; Dumont. 1882, IV, biz. 524 ; Raymaekers, 1870, blz. 66, 109, 112, enz. ; Gulinck, 1949, blz. 26 ; Scheys, 1966, blz. 43 ; Gerits, 1970, blz. 9).
De groove op de Weigersberg/Kaienberg te I leusden-Zolder (I)17) waaruit geput werd voor de bouw van het molenhuis en kasteel NIeylandt, is nog goed te onderscheiden (Dumont, 1878, II, biz. 217 ; 1882, IV, blz. 531). Dc groeve in de Goren te Linkhout (D19) is nitzonderlijk daar ze zich in een laagte bevindt (Dumont, A. 1882, IV, blz. 532). In Kortenberg. (1)39) en Everberg (D41) waren de ontginningen van ijzerzandsteen nog in uitbating in het begin van deze ceuw. Ze werden heschreven en gefotografeerd in 1907 door Schouteden-Wery (1908, p1. 31). Rond Diest zelf (D24) zijn verschillende oude ontginningsplaatsen nog duidelijk te onderscheiden. Bijvoorbeeld 1e Warande is nu ungebouvvd tot een operducht-theater. In het Grasbos op de Kalcnberg bevindt zich de grootste nog herkenbare ijzerzandsteengoeve uit de Formatie van Diest (plaat 2. foto 4). Ook op de Langeberg, Kloosterberg, Lazarijhcrg en Allerheiligenberg werd steen getrokken voor de ]okale bouwaetiviteiten (Raymackers, 1870, blz. 66:109:112 ; Dumont, 1882, IV, blz. 273/2751276 ; Gulinck & Tavernier, 1947, blz. 179 ; Gulinck, 1949, biz. 26). - Dc groeven voor de massale bouwwerken uit de L ate Middeleeuwen zijn soms onzeker. In enkele gevallen zijn ze vrij gemakkelijk te lokaliseren aan de hand van archiefteksten en oude kaarten. Dc verloren traditie urn deze steen te ‘erwerken wordt hevestigd door bet onbreken van enige vermelding van zijn gebruik, of van actievc Diestiaan groeven, door de pioniers van de geoloOe Galeotti (1837) en d '0 main's di !alloy (1828). Ook Cauchy (1842) vermeldt alleen de groeven die gebruikt werden your de ontginning van ijzererts. Op de Middelbergiizerenberg te Rotselaar (D1) werden op verschillende plaatsen grote hoeveelheden stem getrokken, vooral fangs de N-flank van de heuvel (Archief abdij 'Tongerlo, n' II, 459, 111 van 1430, 119 van 1432, 122 van 1433 ; Arenherg-archief n` 93/98/211/780,1 1119. '1879 ; Rayrnaekers, 1870, biz. 66/112, enz. ; Gulinck & Tavernier, 1947, biz. 179 ; Scheys, 1966, blz. 41). In het midden van de 19de eeuw en opnicuw tussen 1931 en 1938 werd er op deze heuvels ijzersteen ontgonnen als erts (Bidaut, 1947, blz. 507 Tahon, 1933, blz. 8). Door deze activiteiten werden de sporen van de middeleeuwse stcengroeven definitief uitgewist.
De Ferraris (1777, blz. 142) vermeldt de Dorenberg in Aarschot (D4) als ontginningsplaats your ijzersteen, gebruikt voor de bouwwerken van de Leuvense vaart.
De groeve op de Voortberg in Tcstclt (D6) werd aangeduid in het "Caertboec' van 1650 uit de abdij van Averbode (Rijksarchief, Kerkelijk Archief n' 5009,-166 & pl. 16 ; Gulinck, 1949 , blz. 26 ; Clacs, 1986, Hz. 44). Verwijzingen naar de groeven in Ramsel (D10) en 1-lerselt (D11) zijn ook terug - te vinden in verschillende archiefteksten (Rijksarchief, Rekenkamer n' 46793 ; Oude gemeente archicvcn lierselt, wettelijke verkopingen 1/2/11 et II 2 ; Archief abdij Tongerlo, Cijnsboek van \Vesterlo en Ilerselt n' 13, 111). In Bcringcn (D16) vermeldt Dumont een undergrondse ontOnningsplaats van ijzerzandsteen (1878, II, blz. 217 ; 1882, IV, blz. 534). De Sinte-Catharinakerk van het beMnhof te Diest werd volledig gebouwd met steen uit Zelem (D21) (Raymaekers, 1870, blz. 460-465 ; Dumont, 1882, IV, blz. 532). Op de Rijnrodeberg te Waanrodc (D25) werd stem gehaald voor de verbouwingen aan de Onze-LieveVrouwkerk van Tielt-\Vinge (Rijksarchief, Kerkelijk archief Onze-Lieve-Vrouw-Tielt rekeningen 1761 ; Durriont, 1882, IV, biz. 2561262/272-273 ; Gulinck & Tavernier, 1947, blz. 179). De overgroeide groeve op de Rommelaar te Rillaar (D28) is nog steeds zichtbaar (Archief abdij Averbode n° 1.24 ; Gerits, 1969, blz. 50-52). Zo ook aan de Roesselbcrg in Herein (037) en de 1.1zerenberg in Winksele (D38) zijn do getuigen van oude groeven nog duidelijk te onderscheiden (Dc Man, 1956, biz. 94/105 ; Mann, 1785, biz. 38). - Met vrij uote zekerheid kunnen we dank zij de toponymie van de streek of aan de hand van persoonlijke terreinwaarnemingen en de studie van het archief van de Belgische Geologische Dienst, de volgende verrnoedelijke ontOnningsplaatsen van Diestiaan ijzersteen lokaliseren :
In Zichcm op de Keiberg (D7) ziet men enkele ontsluitingen van ijzersteen en vindt men ook
- 137 -
boerderijen gedeeltelijk uit "grauwe sehollen" opgetrokken (Dumont, 1882, IV, blz. 275 ; Gulinck & Tavernier, 1947, biz. 179). Ook Ileist-op-den-Berg (D9), Laakdal : Steenbergen (D12), Kwaadmechelen : Kuipkesberg (D14), Melded. Geeneinde (D23), Wersbeek : Galgenberg en NIuggenberg (D26), Scherpenheuvel Tannenberg en floensberg (D27), Veltern-Beisem 13ovenberg (D42), en Leuven : Keizersberg (D36), kunncn we als vermoodelijke ontginningsplaatsen aanduiden. Dumont (1882, IV) maakt verder vermeldingen your ijzerzandsteen in I feusden-Zolder : Boldcrberg (1)17) (blz. 520). I .utnmen : Willeken.sberg, (DIS) (biz. 532), Haien : I3okkenhcrg (D20) (blz. 273) Tessenderlo (D13) (blz. 535), Paal : Geenhuut (D15) (Hz. 533), Kessel-Lo : Chartreusenherg en I obergen ( D35) (blz. 78/215;224), Schaffen : kerkeberg (1)22) (blz. 533), en Pellenberg : Zavelstraat en Steenrots (1)34) (Hz. 225). - Zonder twijfel zijn vele abnormaal brede Ilagelandsc holle wegen teyens rustieke ont6nningen geweest van "grauwe schollen" voor gobruik in rurale architectuur. Duidelijke voorbeelden hiervan zijn to vinden op de Houwaartseberg (D30), do Benninksberg to Nieuwrode (D31), de Meesbcrg to Holsbcok (D32), Lubbock (D33), Pellcnberg (D34), de lizerenberg to Rotselaar (D1) en do Steenberg to Meerbeck (040). Op do Osseberg te Tielt-Winge (D29) werden do ijterschollen" no gestoken tot ± 1940 your de bouw van boerderijen on hun bijgebouwcn (plaat 1, foto 4). - !let tairijke voorkomen van verlaton ontginningsplaatsen in het Diestiaan massief van Everberg lot Beringen geeft con idee van do hoeveelheid ijzerzandsteen die er ooit verwerkt werd. Al dc gekende :-oeven zijn vandaag we] overgrocid, maar daarorn nog niet uitoeput. Tiidens het samenstellen van de kaart met vindplaatsen van ijzerzandsteen werden ook enkele werklicden gc-interyiewd die in do groove van SehaffenKolbo.rgen gcwerkt hebben. Zij bevestigden dat de groove nict gesloten werd bij gcbrek aan stem en dat nog zeer goods lagcn aan•ezig zijn. or vandaag grote vraag is naar stem mor restauratiewerken en aangezicn natuurlijke regionalc bouwstenen duidelijk terug gewaardeerd en zulfs aan nicuwbouw gebruikt worden, Lou het heropcncn van zulke groevon zeker verdedigbaar zijn.
2.2. DE IJZERZA NDSTEEN UIT DE FORMA TIE V A N POEDERLEE Poodcrliaan ijzerzandsteen komt plaatselijk Your in do heuvelrij van Ilerentals tot KasterIce.
onderscheidt zich door eon fijnere korrel en eon geringer glauconietgehalte. Ijzcrzandsteenbanken en concreties zijn duidelijk zichtbaar in do hone weg en zand4oeven aan de
- 138 -
I lukkelberg in Liehtaart (P1) (Dumont, 1882, IV, blz. 529-531/544-545 ; flacquaert & Tavernier, 1947, blz. 474 ; Gulirick, 1962, blz. 216) en werden oak verrneld op de Molenberg te Poederlee (P2) (Dumont, 1882, IV, blz. 542). De steen komt slechts in beperkte hoeveelheden voor en werd waarschijnlijk slechts gebruikt in de funderingen van lokale rurale gebouwen.
2.3. DE LIZERZA NDSTEEN LIT DE FORMA TIE V A N TONGEREN Arehiefstukken uit de Premonstratonzerabdij van het Park to Ileverlee (R VIII, 51/55/56 ; R IX, 244 ; R XI. 2471 von-ridden in 1660 hot Bovenbos in }Vanden (1 1) als ont6nningsplaats van "grauwe stem'. Op die heuvel hebben wij indcrdaad hot bestaan van ijzerzandsteenbanken in de Zanden van Ncerrepcn kunnen vaststcllen. De exakte plants waar de steer' your de bouwwerken van de abdij getrokken word is met duidelijk. Doze steen die vrij zacht van kwaliteit is word o.a. gebniikt aan hot \Viklorhof te Bierbeek en aan gebouwen in de abdij zelf. Op de Galgenberg to Breissom (T3) werden eveneons kleine hoeveclheden ijzerzatuNcen vernield (Dumont, 1882, IV, blz. 179 197.235). Ilct is nochtans onwaarschijnlijk dat doze ooit als homystem gebruikt werden. Op do Brernt to Bierbeek (T2) daarcntegen vindt men con massicvc ontsluiting ZetT hardc ijtersteen. Losse concreties van deze]fde kwaliteit zijn te vinden op do omliegende widen (Beneden-Ileide, Bowen-I beide en chottenshof) (Dumont, 1879, II, biz. 152 ; Glibert & de Heinzelin, 1954, Hz. 303-316). Deze steen is van zeer huge kwaliteit als bouwsteen. llij is or ongetwijield uitgebaat. ,tan de kerken van Bierbcck, Vertrijk en Ncervelp zijn klcine hoeveelheden Tongeriaanse ijzerzandsteen gebmikt. In de streek van Tongcrcn word sporadisch ook Tongeriaansc ijzerzandsteen als bouwmatcriaal benut. Do Onze-I ieve-Vrouwkerk in Tongeron, do Sint-Martinuskerk in Beck on de mine van het kastecl van Kotmont. in Overrepen bcvatten geringe hocycelheden van doze houwstccn. De Tongeriaan ijzerzandsteen onderschcidt zieh gemakkelijk van de andere door zijn uiterst fijne korrel, gcmiddeld minder dan 0,1 mm. De korrels zijn daarhij zcer hockig. lijn glauconictgehalte is goring en de korrels zijn lichtgrocn. Ilij bevat meestal meet- dan 10 %. veldspaat, on opmerkelijke muscovietplaatjes (plaat 4, foto 3). De vcrijzering kan met zekerheid door infiltratie uit hot vroegcr bovenliggende Zand van Diest wunkin vcrklaard. Eon dergclijk verijzcringsmassief is zichtbaar geweest in de Zanden van Kerkom in de groove van het A.Z. Pellonberg (T4). In hot Bovenbos te Blanden was de laag horizontaal en de "limonict" ncerslag mogelijk bevoordecld door con oorspronkelijk kalkgehalte, zoals enkele hohen naar mollusk-fragmenten doen vcrmocden. Deze invloed van kalk door neutralisatie van Lure
migrerende oplossingen, werd sprekend geniustreerd in een recente bouwput aan de l3russelsesteenweg te Leuven, aan km 24.9, op de hoogte van ongeveer 45 m. Onder een ravinerend Diestiaan kwam nog 4 m Zand van Grimmertingen voor met een dun rijstkorrelbasisgrint. In een fijn zand kwam hieronder 60 cm dieper een ijzerzandsteenplaat voor van 20-25 cm dik die zich horizontaal over zeker 200 m2 uitstrekte. Bij doorzagen bleek de bank vol te zitten met de zwevende grote kwartskorrels, typisch voor de onderste kalkzandsteenbank van het Lediaan. De kalkzandsteen heeft duidelijk de migrerende ijzeroplossingen gencutraliseerd en is tijdens dit proses ontkalkt.
oker 22,7 mg
- een licht wisselend asymmetrisch verloop met sneller opstijgende arm die het bijna synchroon einde van de deshydratie kan betekenen, maar ook opgetrokken kan zijn door een navolgende exotherm. - een sterke schouder met variabele ontwikkeling van een kleine exotherme bull tussen 295" en 307'. De lage piektemperatuur van de endotherm mocten we toeschrijven aan het overheersen van een amorf ijzerhydraat. Het hover endotherm tot 305° dat we vonden in Lotharingsc ijzcrkorsten (Stiers et al., 19S5) ontbreekt. Dus zal goethiet waarvan de Xstralen in bijna alle analysen zwakke en brede lijnen. geeft T10g slechts aanwczig zijn in relatief kleine hoeveelheden van fijne inikrolleten. In slijpplaatjes trouwens was het limoniet cement nooit dubbelbrekend. De zwakke onmiddellijk aansluitende endotherm lijkt te scherp gelokaliseerd om de verbranding van een organische stof te zijn by. het chelerende fulvus zuur. I Iet exotherm van lepidocrociet wordt steeds op hogere temperatuur gevonden, evenals maghemiet. Cit de Onze-1ieve-Vrouwkerk van Aarschot in herstelling werd nochtans emit Diestiaan steen, met dunne oppervlakkige rode verkleuring tengevolge van brand, onderzocht. Van het grout . g over endotherm blijft slechts een kleine inkeptri op 265° gevolgd door een duidelijk cxothenn op 290'. De X-stralen tonen zwakke aanwezigheid van hematiet, maar een duidelijke pick op 2,52 A die toch magherniet kanyijn, te verwachten bij dear brandschade. Vermits dc grote variatie in limoniet-gedrag in deze kleine DTA variaties tot uiting komt moet de betekenis ervan verder onderzocht worden. Merken we ook op dat aandacht moet gaan naar de zeer vcrschillende natuurlijke tinten van oker tot zwart die na verbrijzeling alien bruin worden (de streek !) en toch gebonden zijn aan een typisch voorkomen.
donker rood
7,5 YR 5/8
7,5 R 3/4
AT
bruin
288°
19mg
donker rood 10 R 3/6
7,5 YR 5/8 10 -
Van deze bank wcrdcn de verschillende limonietfazen met DTA onderzocht (fig. 2). Ze vertonen de typische constanten en variaties die we in andere analysen van de hier besproken zandsteam vondcn, nl. : - een enige sterke endotherme reactie waarvan de pick varieert tussen 257° en 276' en waarvan de deshydratie begint rond 190°.
.295°
307°
zwart
19 mg
7,5 YR 4/6
-4-
(banker rood
10 R 3/4
pop. 2,5mm/rnin
264°
Micro IDTA-E3DL , 10°C /min. , inert Al 2 0 3
Figuur 2 : IYIA analysen van lirnonietfazen in ijzertandsteenvervangins! van I.ediaan kalkzandsteen.
2.4. DE LIZERZA NDSTEEN UIT DE FORMA T1E V A N BRUSSEL De Brusseliaan ijzerzandsteen kan op eerste zicht verward worden met het Diestiaan en ze worden trouwens door d'Omalius (I82S) en Galeotti (1837) eerst samengeveogd. I lij komt voor als grillige verijzcringcn maar vooral als massicve ienzcn in anders zuivcr zand (plaat 4, foto 5). IIij onderscheidt zich van de Diestiaansteen door zijn homogener uitcrlijk en duidelijk purpere tint die kan teruggevoerd worden tot emit licht mangaangehalte. Nlicrokopisch bevat hij weinig tot helemaal geen glauconiet. De grove kwartskorrels zijn zeer good afgerond en bevatten een opvallend hoog aantal kwartsiet en ehalcedonietkorrels (plaat 4, foto 4). zijn slechts plaatselijk maar massief voorkomen vereist ook lokale oorzaken voor zijn ncerslag. lIerhaaldelijk komen in Brusseliaan iizersteen tatrijke afdrukken van schelpen voor. Dergelijke concentraties kan het nccrslaan gcleid hebben. Andere alignaties hebben vermoedelijk te maken met vroegere drainagepatronen op de Brabantse Schiervlakte. Ze komen ook voor in het zuidelijk
- 139 -
gebied waar de Diestiaanhedekking afwezig is gewec.'st en zijn dus temg te voeren tot oudere PreDiestiane verweringen. Opvallend geven de Brusseliaan ijzerstenen de Neste goethictpieken bij X-stralen-analyse. Uit de zandgroeven van Chaumont-Gistoux (B2) en Sart-Moulin (136) wordt vandaag nog ijzerzandsteen geput voor restauratiewerken aan gebouwen in het Hageland en de Kempen (plaat 4, foto 5). Dezc steen, in vrij grate hoeveelheden beschikbaar, is door zijn wisselende hardheid net altijd hruikhaar als bouwsteen. Aangezien daze steen de enige beschikbare is met gelijkaardige kenmerken als de Diestiaan steen lijkt het een lagische keuze dat hij oak gebruikt werd voor de herstellingswerken aan het poortoehouw te Averbade en de kerken van Aarsehot, Haien, Kcrmt, Diest, Geel, Sint-Truiden en andere. Door zijit enigzins egalere structuur en paarsachtige tint is hij nochtans vrij duidelijk te ondcrsehciden van de oorspronkelijk Diestiaan bouwsteen. Door zijn varierend mancuangehalte vertoont de steen kleurverschillen die Met, zoals hij Diestiaan, evenredig zijn met de hardheid van het materiaal. Dit betekent dat een donkere Brusseliaan ijzerzandsteen Met noodzakelijk een goede bouwsteen is. Constnictief gezien is dit onderscheid van belang omdat de kwaliteit van de werken hicrdoor bepaald wordt, lictgecn in enkele restauraties reeds duidelijk merkbaar is. fat oneeveer 1950 was de oneve op de Kleine Langeheide te Ottenburg (131) nog in uitbating. Lowed voor restauratiewerken als voor Menwbouw werd hier steen getrokken (Dumont, 1878, II. blz. 360 ; Gulinck, 1949, blz. 27 ; Camerman, 1961, blz. 329). Oak in zandgroeven van Mont-Saint-Ciuibert. (133), Sint-Agatha-Rode (I34) en Buizingen (137) zijn ijzerzandsteenlagen zichibaar die verrnoedelijk ats bouwsteen aangewend werden. "le Wavre (138), Ottignies (139) en Ohain (B10) werden evencens limonietzandstenen aangetroffen en ats bouw-steen gebruikt (Gulinck, 1949, blz. 27 ; (7.amennan, 1961, blz. 329). In daze streek vindt men de grootste concentratie aan gebouwen opgetrokken in Brusseliaan ijzerzandsteen. Galeotti (1 837, blz. 74) vermeldt grate hoeveelheden ijzersteen te Beersel, Dworp en Alsemberg (B 12). In die streek bevinden zich inderdaad verschillende I8de en 19de ecuwse gebouwen die gedccltelijk uit dit materiaal zijn opgetrokken. In het Zonienwoud (135/1311) N.verden de limanietlagen sinds dc Romeinse periode hoofdzakelijk als arts gebruikt (Vincent, 1910, blz. 79-93). Vanaf de 18de ecuw is er melding van can aantal t.n-oeven in het Zonk.'nwoud waar "steen van Groenendaal" wordt. antgormen (Mann, 1785, III, blz. 38 ; Galeotti, 1837, blz. 69 ; d'Omalius-d'Halloy, s.d_, biz. 326 ; Dumont, 1878, II, blz. 116 ; 1879, Ill, biz. 298/344[360/381 ; Ledoux, 1911, blz. 172 ; Stainier, 1924, blz. 133 ;
- 140 -
Gulinck, 1949, biz. 27 ; Came.nrian, 1961, blz. 329). Daar zij reeds lang verlaten en overgroeid zijn, is het op een paar uitzonderingen na onmogelijk de juiste lokaties van deze gi-oeven terug te vinden. Verwa ^derlijk is dat de mine van de GalloRomeinse villa, die blootgelegd wend be Bierheek, ook gebouwd ward met ijzerzandsteen uit de Formatie van Brussel (plaat 3. foto 1). Nlogelijk werd deze gevonden in het Nleerdaalwoud waar oak verijzeringen van het Brusseliaan voorkomen.
2.5. MOERA SLIZERERTS (IJZFROER) Vloerasijzersteen ward ovcrvtocdig gevorrnd door mierobieke oxydatie van ijzerhoudend overstromingswater in de alluviale vlakten van alle waterlopcn die het Diestiaan en het Poederliaan gebied draineren. Zijn porcuze en pisolitische structuur maken hem gernakke1ijk herkenbaar. In het Schulens Brock komen nog harde banken voor, zoals bijvoorheld gebruikt aan de Lapel van Spalheek en de kerken van Kcrmt en Kuril-men. Oak lanes de Nete in de Antwerpse Kempen werd dit rnateriaal als bouwsteen gebruikt o.a. aan Lapel te Herenthout, de kerk te Westmeerbeek an het Pallieterhof te l3ooischot (plaat 4, foto 6) (Landuvt & Bos, 1990).
3. BESLUIT Cit. de vergelijking van het gebruiksareaal met het gcbied van voorkomen blijkt duidelijk het slechts lokaal belang van de ijzerzandsteen (zie kaart I en II). Lokaal gebruik van cm moelijk transporteerbaar produkt was vroeuer nonnaal. In tegenstelling echter met andere bou•stenen, steen van Gobertingen, van Balegem, hlauwe steen, werd hij omzc.•ggens niet gebruikt buiten het gebicd van voorkomen. Zijn reputatie moet dus wel gering geweest zijn. Voor export kwamen natuurlijk slechts de kaphare blokken, de grauwe arduin, in aanmerking. Had men gcen good oog in zijn bonwtechnische eigenschappen of vial zijn grandkleur niet de smaak ? We zijn geneigd de oorzaak te zoeken in zijn wispeEturig voorkomen en dus onzekere ontginrung. Andere gestccnten kwamcn in lagen voor waarvan do continuiteit verzekerd was en w-aarvan de kwaliteit steeds peter wend naarmate de ontginning vanuit de flank in de heuvel drong. De massieve ijzerzandsteen komt echter voor in lenzen, in pakken en men kan zeker stellen dat hij meestal best was nabij de oppervlakte en ninny en zandig werd hij voortschrijdende ontpt. "rung. Dit gedrag zal menige ontgoocheling veroorzaakt hehhcn en kan in grate mate hebben bijgedragen tot de geringe uitstraling en ook het lokaal in onbruik geraken van de ijzerzandsteen.
Nochtans is het zeker dat het ftageland nog aanzienlijke reserves bergt. Len betere kennis van ontstaan en voorkomen kan de prospectie nu orienteren 1. de diffuse cementatic door ijzerhydroxyden gebeurt tusscn venvenngswortels en water- tafel ; 2. de beweging van de oplossingen wordt gericht door secundaire gclaagdhedcn in het schuin gelaagd Land van Diest, vooral van dunne kleilaagjes ; 3. de veroudering tot kristallijne goethiet wordt in de hand gewerkt door verdamping in de houvelflanken ; 4. aaneengekitte lenzen worden zeer weerstandbiedend voor de erosie en kunnen gelokaliseerd worden door abnormaal sterke hellingen van de heuvelwanden en bastionvorrnige reliefs. Het ware wenselijk dat voorraden werden gelokaliseerd ten bate van toekomstige restauraties en wie weet van nieuwbouw.
d'ONIALIUS-d'IIALLOY, J.J. (s.d.) - Geologic de la Belgique. Encyclopedic populaire. Jamar, Bruxelles, 400 p. DE FERRARIS, J., 1777 - Carte de cabinet des Pays-Bas Autrichiens : memoires historiques, chronologiques et economiques. Edition 1965, Pro Civitate, Coll. Hist., serie in 4', 2. DE GEYTER, G., VANDENBERGIIE, R., VFRDONCK, L. & STOOPS, G.. 1985 Mineralogy of Holocene bog-iron ore in northern Belgium. N. Jb. A lin. A bh., 153: 1-17. de MAGNEE, I., 1931 - Note sur les minerais de fer des prairies de la Campine. A nn. Soc. gëol. Belg., 55: 71-83. DL MAN, L., 1956 - Bijdrage lot een systematisch glossarium van de Brabantse oorkondentaal : Leuvens archief van ca. 1300 tot 1550. In : Bouwstoffen en studien voor de geschiederns en de lexikografie van het Nederlands, 411, 776 p. DEWEERDT, T., 1980 - Gallo-Romeinse villa to Bierbeek. Ilona, 1513: 39-41.
BEDA NKINGEN We danken de talrijkc personen die bijgedragen hebben bij het samenstellen van deze inventaris, 11. Van I Iorebeek en G. Willems voor type- en tekenwerk en de lezers voor hun waardevolle suggesties.
BIBLIOGRA FIE BIDACT, F., 1847 - Etude des minerals de fer de la Campine. A nn. Tray. Pub., 5: 481-538. BUS, K., 1989 - The Saint Peter's Church of Langdorp, Brabant. The ferruginous sandstone of Northern Belgium. Eindwerk Centrum voor Monumentenzorg. KUL, 205 p. CALEN1BERT, L. & GULINCK, NI., 1954 In : Prodrome dune [,'Oligocene. description geologique de la Belgique ( I 'ourmarier et al.), 495-531. -
CAMER MAN, C.. 1961 - Les pierces naturelles de construction. A nn. Tray. Pub., 4: 325-372. CAL:CI IY, RP., 1842 - La carte administrative et industrielle comprenant les mines, carrieres, urines, etc.. de la Belgique (1:125.000).
DUMONT, A., 1878-1879-1882 - Nlémoires sur les terrains cretaces et tertiaires I (1878), II (1879), III (1879), IV (1882). la GALEOTTI, H.. 1837 Mernoire sur constitution geogiostique de la province de Brabant. In : Nlemoires couronnes par VAcadernie Royale des Sciences et BellesLcttres de Bruxelles, 12, Hayez, Bruxelles.
GERrrs,'F.J., 1969 - Archivalia II. /let code land van A arschot, 4: 49-52. GERITS, T.J., 1970 - Langdorp en zijn kerken. Kring voor Heemkunde A urschot, 80 p. CiLIBERT, NI. & de [IEINZELIN, J., 1954 I:Oligocene infâneur. Mem. Inst. roy. Sc. nat. Belg., vol. Jubilairc Van Straelen: 281-454. GULINCK, M., 1949 - Oude natuurlijke bouwmaterialen in Laag- en Nlidden-Belgie. Tech.-W etensch. Tijd., 1812: 25-32.
CLAES, F., 1986 - Cijnsbocken van de OnzeLieve-Vrouwenkerk van Diest (14de eeuw). Oostbrabantsc historische tcksten. 213.
carte GULINCK, M., 1962 Essai d'une geologique de la Campine. Etat de nos connaissances sur Ia nature des terrains recoupes par sondages. In : Symposium pour la stratigraphie du Neogene nordique. A rém. Soc. beige Geol., 6 : 30-39 & 190-221.
CLAES, F., HANFGREEES, G., LOIX, F. & REYNDERS, N., 1989 - Schaffen door de ecuwen heen. Oostbrabantse '.Verkgemeensehap, 275 p.
GULINCK, M. & TAVERNIER, R., 1947 - Les jp-es tertiaires exploites en Basse et Moyenne Belgique. Cent. A .I.Lg., Congrês, Sect. Gëol., 179-185.
d'ONIALICS-dlIALLOY, J.J., 1828 - Memoires pour servir a la description geologique des Pays-Bas, de la France et quelques contrees voisines. Gerard, Namur, 307 p.
GULINCK, M. & HACQUAERT, A.. 1954 L'Eocene. In : Prodrome d'une description geologique de Ia Belgique (Fourmarier et Vaillant-Carmanne, Liege, 451-491.
- 141 -
GULLENTOPS, F., 1957 - L'ori;.,,ine des collines du Ilageland. Bull. Soc. beige Geol., 66: 81-85.
pellen, klooslers, liefdadige gestichten, enz. welke in deze stad vroeger bestonden of thans nog hestaan. Peeters Ed., Leuven, 584 p.
GULLENTOPS, F., 1963 - Etude de divers facies quatcmaires et tertiaires dans le Nord et 1'Est de la Belgique. In : 6eme Congr. Intern. Sedim., Belg. et Pays-Bas, exc. 0-P, 20 p.
SCHEYS, G., 1955 - Bijdrage tot de kennis van de Hagclandse bodems en hun produktiekapacitelt. Doctoraatsthesis K.U.L., 321 p.
GULLENTOPS, F., 1983 Le Diestien, l'Oligoecene inferieur et le Bruxellien des environs de Leuven. In : Guides g,e.ologiques re6onaux : Belgique (Robaszynski & Dupuis), 164-167. HACQUAERT, A, & TAVERNIER, R. 1947 Excursions geoloLiques en Campine. In : Compte Rendu de la Session extraordinaire des Societes beiges de Geologe. Soc. Geol. Belg., 70: 452-478. Note JANS, 11. & VAN CALSTFR, P., 1962 sur la presence de siderose dans le Diestien de la Campine. so. Soc. beige Geol., 71: 545- 549. LAGA, P.G., 1972 - Een fossielhoudende zandSteen in de zanden van Diest te Olmun. LANDUYT, C. BOS, K., 1990 Een mocrasijzererts als houwsteen. curiosum Buil. Soc. beige Geol., 99, dit volume. Bull. Belg. V er. Geol., 81/3-4: 251-254. LE DOCX. A., 1911 - Etude sur les roches coherentes du Tertiaire Beige. A nn, Soc. geol. Belg., 38: 143-187. Exploitations fibres de "'BERT, J., 1901 minerals de fer dans la province d'Anvers. A nn. Mines Belt;., 6/1: 546-548. GeoloOsche LIFSEGANG, R.. 1913 Difffusionen. 'I heodor Stein.kopff, Dresden und Leipzig, 180 p. L1ESEGANG. R., 1945 - Geologische Minderung durch Diffusion und Kapillaritat. Chemie der Erde, /5: 420-423.
SCIJF.YS, F., 1966 - Steengoeven in OostBrabant. Oust, 3/2: 40-43. SCIIEYS, F., 1981 - De kronijk door Adrien Carpentier en Charles Millet van 1597 over Baal, Betekom en Aarschot in het Hertogdom Aarschot. Bijdragen tot de geschiedenis van her Land van A arschot, 5, 111 P•
SCHOUTEDEN-WERY, J., 1908-1909 Excursions scientifiques dans le Brabant. In Revue de Ftniversite fibre de Bruxelles, 14. Bruxellien de STAINIER, X., 1924 Le Chaumont-Gistoux et les ges ferrugineux du Bruxellien. A nn. Soc. Sclera_ Brux., 43: 125-134. STIIRS, W., VANDENBERGHE, R., 11ES, J. & GULLENTOPS, F., 1985 - Variations of cristallinity in a tertiary ironcrust of Belgian Lorraine. In : Het laterisatieproccs, studiedag 22'05:84, Kon. .1k. Overzeese IV etens. (Alexandre. J. & Syr-louts, J.J.. eds), 47-62, STOOPS, G., 1989 - Hzeroxyde konkreties in bet Jong-Tertiair. ,V EIV O-kontaktgroep, verslag lezing 14.02.89. TAIION, V., 1933 - Les mines de fer a Cielrode one evolution dans 'Industrie du fer, le passe, lc present, Favenir. Lelaicur, Bruxelles, 16 p. sur le VAN DEN BROECK, E., 1882 des depOts phenoméne d'alteration superficiels par rintiltration des eaux mateoriques. Menr, :l e. Roy. Sc., I.et. Beaux-A rts Belg., 44, 180 p.
LODENVIICKS, M., 1987 - De vroegste landbouwgeschiedenis van liaspcngouw. Ons Ileem, 41/5: 154-162.
VAN RANST, E. & DI7,CONINCK, E., 1982 Composition and genesis of the ferruginous sandstones of the Diest and the Poederlee formations (Belgium). Bull. Soc. beige Geol., 91: 45-49.
MANN, T.A., 1785 - Essai de l'histoire naturclle de la vile de Bruxelles et de ses environs. In : Abrege de Ilistoire ecclesiastique, civile et naturelle de la ville de Bruxelles ct do ses environs, 3, Lemaire, Bruxelles, 104 p.
VAN INTVEN, R., 1974 - In de schadowcri van de Antwerpse groci : het Ilageland in de 16dc ecuw. Bijdragen tot de geschiedenis, 57/3-4: 171-188.
MERTENS, J., 1958 - Dc Romaanse krocht en de oudere Sint-Picterskerk te Leuven. In : VSP-rceks, 2, 23 p.
VINCENT, A. & G. , 1910 - Les anciens ateliers siderurgiques de la Forel de Soigies. A nn. Soc. Roy. A rcheol. Brux., 24: 79-83.
PEDE, C., 1966 - De typische Diestiaanhelling en haar evolutie. A cta Geographica Lovaniensia, 4:151-15S.
WILLEMS, A., 1979 - De kronijk van Adricn Carpentier en Charles Millet van 1597 over Langdorp, Messelbroek en Testclt in het Hertogdom Aarschot. Bijdragen tot de geschiedenis van het Land van A arschot, 3, 111
RAYMAEKERS, F.J., 1870 - Het kerkclijk en liefdadig Diest : geschiedenis der kerken, ka-
- 142 -
p.
WILI.F.MS, A., 1980 - Ontginning van grandstoffen in vroegere eeuwen to Testelt. OostBrabant, 7: 44-46.
Manuscript ontvangen op 22 mei 1990 en aanvaard voor publicatic op 3 johi 1990.
- 143 -
PLA A T 1
Foto 1 Sinte-Catharinakerk in Kortrijk-Dutscl. Detail van poort in 10dc eeuwe toren.
Foto 2 : Onze-Lieve-Vrouwkerk te 13asse-Wavre : 17de ccuw. lizerzandsteen uit de Formatie van Brussel, gehruikt aan toren en ornamented werk.
Foto 3 : Onze-Lieve-Vrouwkerk te Aarschot : 13-14dc ecuw. Kenmerkende kapiteelloze zuilcn uit de
Dcmergotick
Foto 4: Osscberg,
- 144 -
Gebruik van "gauwe schollen" in rurale gehouwen : 20ste ceuw.
- 145 -
PLA A T 2
Foto I : Wezemaal : Wijngaardmuur, 19de eeuwse construktie bestaande uit los gcstapclde ijzerschollen, als beschutting tegen Noorderwind.
Foto 2 : Schaffcn, Kelbergen. lizerzandsteengroeve 'Het Steenkot" ca. 1898.
Foto 3 : Vcrlatcn steengroeve op de top van de Wijngaardberg te Wezemaal.
Foto 4 : Gan* van belangrijke ijzcrzandsteenontginning aan het Grasbos te Molcnstede (Diest).
Foto 5 : "De Ciroef" op de Eikelberg te Geh -ode : uitkaart uit de "Grote kaart van het Ilertogdom Aarschot" 1775 (Rijksarchief, Arenbergfonds).
- 145 -
- 147 -
PLA A T 3
Foto 1 : Keldcr van Gallo-Romeinsc villa to Bierbeck, 2dc ecuw. In verband gemetselde, regelmatig gekapte
Brusscliaan ijzerzandstecn (foto : Piron, J. & Deweerdt, T.).
Foto 2 : Gedceltelijk opgcbouwd uit ijzerstecn : do 12de ccuwsc cerstc omwalling van Leuven.
Foto 3 : Zandstecn uit de Vogezen gebruikt voor de 19de eeuwse herstellingswerken aan do Sintllubertuskerk to Schaffen.
Foto 4 : Slijpplaatje : ijzerzandstecn uit do Formatic van Dicst (X 160).
Foto 5 : Korstvorming op "grauwe arduin".
Foto 6 : lizersteenrots aan het SE eindc van do Wijngaardberg tc Wezemaal. Groove hcropcnd ca. 1965 voor de herstcllingcn aan do Sint-Martinuskcrk.
- 148 -
- 149 -
PLA A T 4
Foto I : Onze-Lieve-Vrouw-Geboortekerk te Oostham : detail uit de 10de eeuwse toren, opgcbouwd uit "grauwc schollen", vcrwcrkt in visgaatverband (opus spicatum).
Foto 2 : Onze-Lieve-Vrouwkerk te Diest : 13de ecuw. Contaminatic door kalkhoudcndc bouwmaterialen vcroorzaaktc schade in ijzerzandsteen.
Foto 3 : Slijpplaatjc : ijzerzandsteen uit de Formatie van Tongeren, "Land van Necrrcpen (X 160).
Foto 4 : Slijpplaatjc : ijzcrzandsteen uit de Forrnatie van Brusscl met korrelig gocthietrijk cement (X 160),
Foto 5 : Zandgroeve te Chaumont-Gistoux, met massief van fossielrijke Brusseliaan ijzerzandsteen.
Foto 6 : Regelmatig gezaagde ijzerocrblokken aan het Pallieterhof te Booischot
- 150 -
re7ReferifetWoiroszwaidinipiY/VeNtigfe,//lifia, Aimettan7.„16 ,„„wagkigtom a Maga, ...1111031,614074311
5miralialtrAr,
effirdWA14/47004Vel WM Tagrilreker,f000 fkAANNAVOS.OWAs*NW'"'"\%\\NNNWO .'--4,t.,‘,Z -,47;,; vg47407w4;.?<4.1/f/eVit,
74
-'N'1/"14 ..._\": 4.2_1&4%---
,,,' : 1.-sii&ifk:1-6:LA17‘440,04
'—
ltiki:WST... NAN `S.N•Ws44..".V,VAi A W;tatAY,E*: ' . 3 * -14t74ti'llfie#4,crria ,fisat..eamms,
9(36:17 1—,34ariiii ,M ' i
..! •••17!23.!
aro
qapityikerNr_wcT.61.,
dalgSSEV.
Aohee,,Affeeiore,voi '
V'
-
%maw 0?-` 304 :=521 p.7ax. ,.tv? ,*.,74 ier051114103 TN4:;j19:= 0). swear WA. 5wasc.w. eeksvocr, I'Vfleartiast,
tWn VaitiSMA-14,;=.7
4
AeSefeegye 49,403 , ‘NN,
e-NANMKIW*Nt4N ,
. Wed:ca
.0,14P-sa" -it
o'a•
a$.11*w.igi
are, asea .lef...egete* 7:4
— 151 —