Departement Sociaal-Agogisch Werk Afstudeerrichting Maatschappelijk Werk
Is de No Blame-methode een goede manier om pesten op de lagere school aan te pakken? Toepassingen in de praktijk.
Door Ruben Vanhove
Eindwerk aangeboden tot het bekomen van het getuigschrift bachelor sociaal werk (maatschappelijk assistent)
Hasselt Academiejaar 2009 - 2010
Departement Sociaal-Agogisch Werk Afstudeerrichting Maatschappelijk Werk
Is de No Blame-methode een goede manier om pesten op de lagere school aan te pakken? Toepassingen in de praktijk.
Door Ruben Vanhove
Eindwerk aangeboden tot het bekomen van het getuigschrift bachelor sociaal werk (maatschappelijk assistent)
Hasselt Academiejaar 2009 - 2010
Woord vooraf
In het onderwijstijdschrift Klasse, stond in de septembereditie van dit schooljaar te lezen dat drieëntachtig procent van de kinderen in de hogere klassen van het Basisonderwijs, zich goed voelt op school. Dit is een positief cijfer, maar dit wil zeggen dat zeventien procent van de leerlingen in het Basisonderwijs zich minder of niet goed voelt op school. Één van de redenen waarom deze kinderen niet graag naar school komen of niet graag in de klas zitten, kan pesten zijn. De No Blame-methode is een manier om dergelijke pestgevallen aan te pakken.
De No Blame-methode wordt sinds vorig schooljaar regelmatig toegepast in het team Basisonderwijs van het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg in Peer. Als scholen kiezen om de No Blame-methode te laten uitvoeren door het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg in Peer, zal dit altijd gebeuren door de maatschappelijk assistent die verbonden is met de lagere school waar een pestprobleem is vastgesteld. Leerkrachten kunnen er ook voor kiezen om zelf de No Blame-methode toe te passen in hun klas. Omdat ik voor aanvang van mijn stage nog nooit heb gehoord over de No Blame-methode, leek het mij een leuke uitdaging om over deze pestmethodiek een eindwerk te schrijven.
In dit eindwerk ga ik onderzoeken of de No Blame-methode wel een goede manier is om pesten op de lagere school aan te pakken. Of kunnen leerkrachten beter kiezen voor de traditionele manier van straffen zoals extra huiswerk of even apart staan? Misschien is de No Blame-methode te zachtaardig om leerlingen te doen beseffen dat pesten in een klas een groot probleem is. Bij de No Blame-methode worden er nooit straffen uitgedeeld. Letterlijk vertaald betekent No Blame “geen schuld”. Het is een niet bestraffende en probleemoplossende methode om in groep met pestsituaties om te gaan. De No Blamemethode bestaat uit een stappenplan dat is onderverdeeld in zeven stappen. Deze stappen zijn: een gesprek met het slachtoffer, organiseer een eerste bijeenkomst, leg het probleem uit, deel de verantwoordelijkheid, vraag naar ideeën van elk groepslid, laat het aan de groep over en een gesprek met elk afzonderlijk.
Mijn onderzoek voer ik aan de hand van drie pestcasussen. In iedere casus zal een leerling uit het vierde of vijfde leerjaar gepest worden door de klas. Ik zal het pestprobleem trachten op te lossen door de No Blame-methode toe te passen. In elke pestcasus zal de pestsituatie en de klassituatie geschetst worden. Daarna zal ik als No Blamebegeleider de zeven stappen doorlopen. Tot slot zal de conclusie van de leerkracht
gegeven worden over het effect van de No Blame-methode en zal ik mijn conclusie als No Blamebegeleider formuleren. Voor het onderzoek komen alleen lagere scholen in aanmerking,
omdat
ik
gedurende
mijn
stage
in
het
Vrij
Centrum
voor
Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg in Peer, toegewezen ben aan het team Basisonderwijs. Alle betrokken lagere scholen zijn verbonden aan het desbetreffende Centrum voor Leerlingenbegeleiding.
Om mijn taak als No Blamebegeleider op een goede manier te vervullen, ben ik op 2 maart 2010 een vormingsdag gaan bijwonen op het provinciale domein van Bokrijk. Deze vormingsdag werd georganiseerd door Leefsleutels.
Het theoretisch gedeelte van dit eindwerk is het resultaat van een literatuurstudie. De rode draad doorheen het theoretisch gedeelte, is het verhaal van Leendert. Leendert zit in het vierde leerjaar en wordt gepest door Dries en Matthias. Aan het begin van elk hoofdstuk, zal je zijn verhaal kunnen lezen. In het praktijkgedeelte zul je eerst kennismaken met mijn stageplaats, het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg in Peer. Daarna worden drie pestcasussen aan de hand van de No Blame-methode behandeld. Tot slot volgen mijn conclusies en aanbevelingen.
In hoofdstuk één zal ik het begrip pesten uitgebreid bespreken. Het verschil tussen plagen en pesten zal uitgelegd worden. Er zal dieper ingegaan worden op de hoofdrolspelers van een pestproces: de gepeste, de pester en de meelopers. Kinderen worden om verschillende redenen en op verschillende manieren gepest op school. Dit zal besproken worden. Tot slot zal aangegeven worden dat jongens en meisjes op een verschillende manier pesten.
In hoofdstuk twee zal de preventie van pesten aan bod komen. Je zult lezen dat scholen kunnen kiezen voor een algemene preventie en een specifieke preventie. De algemene preventie bestaat uit een goed schoolklimaat, een open communicatie, een goed systeem van belonen en aanmoedigen, positief omgaan met ruzie en werken aan de sociale vaardigheden van leerlingen. Specifieke preventie-initiatieven zoals het bekijken van een film of theaterstuk over pesten, een pestvrije week of het taboe rond klikken doorbreken, behoren tot de specifieke preventie. Als de preventieve aanpak rond pesten niet werkt, kan de school kiezen voor interventie. Hierin zal de No Blame-methode toegepast worden. Algemene preventie, specifieke preventie en interventie worden samengebundeld in een pestbeleid.
Omdat de No Blame-methode in dit eindwerk enkel wordt toegepast op kinderen uit de lagere school, zal in hoofdstuk drie hun sociale en emotionele ontwikkeling besproken worden. Kinderen die onderwijs volgen op de lagere school, hebben een groeiende interesse in leeftijdsgenoten. Kinderen tussen de zes en twaalf jaar zullen rekening houden met persoonlijkheids- of karaktereigenschapen van andere leerlingen. In dit hoofdstuk, zal je lezen dat jongens en meisjes niet vaak samen spelen op de speelplaats. Verder zul je in dit hoofdstuk kunnen lezen dat vriendschap met het ouder worden, anders zal ingevuld worden en dat kinderen die behoren tot deze leeftijdscategorie, een beeld van zichzelf kunnen vormen. Het zelfbeeld wordt voor een groot deel bepaald door reacties van de omgeving.
In het vierde hoofdstuk zal je kennismaken met de No Blame-methode. Deze methode om pesten oplossingsgericht en niet bestraffend op te lossen, is van Engelse oorsprong. De No Blame-methode bestaat uit vier uitgangspunten: groepsprobleem, vergroten van empathie, probleemoplossend en schaamte. Deze uitgangspunten zullen de basis vormen voor het uitvoeren van het zevenstappenplan dat deze methode heeft. De zeven stappen zijn: een gesprek met het slachtoffer, organiseer een eerste bijeenkomst, leg het probleem uit, deel de verantwoordelijkheid, vraag naar ideeën van elk groepslid, laat het aan de groep over en een gesprek met elk afzonderlijk. Op het einde van dit hoofdstuk zal je te weten komen of de No Blame-methode op elke leeftijd kan toegepast worden en of het geschikt is voor leerlingen uit het Buitengewoon Onderwijs.
Het laatste hoofdstuk van het theoriegedeelte handelt over de No Blamebegeleider. De No Blame-methode kan door twee personen uitgevoerd worden: de betrokken leerkracht of een medewerker van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding. Het is belangrijk dat de gekozen No Blamebegeleider een open houding heeft. Daarnaast moet hij over een actieve luisterhouding beschikken, niet oordelend handelen, een gesprek kunnen afblokken, iemand aanmoedigen, doorvragen, een vertrouwensrol vervullen en een ikboodschap hanteren. No Blamebegeleiders kunnen zich altijd inschrijven om een vormingsdag of vaardigheidstraining te gaan volgen die worden georganiseerd door Leefsleutels.
Het praktijkgedeelte begint met een korte voorstelling van mijn stageplaats, het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg in Peer. Meer informatie over het multidisciplinaire team, de vier domeinen, de doelgroep en de werkingsprincipes, kan je lezen in hoofdstuk zes.
In hoofdstuk zeven, geef ik meer uitleg over het opzet van mijn onderzoek. Ik zal de reden en de werkwijze toelichten. Verder zal je kunnen lezen dat de leerlingenpopulatie waarmee ik gewerkt heb, afgebakend is.
In hoofdstuk acht, negen en tien, zul je de No Blame-methode toegepast zien op drie gepeste leerlingen uit het vierde of vijfde leerjaar. In elke pestcasus zal de pestsituatie en de klassituatie toegelicht worden. Daarna zal ik overgaan tot het uitvoeren van de zeven stappen van de No Blame-methode op de betrokken klas. Op het einde van elke pestcasus, zal je de conclusie van de leerkracht en van mijzelf als No Blamebegeleider terugvinden.
Dit eindwerk was niet tot stand gekomen zonder de hulp en de steun van enkele personen. Als eerste wil ik mijn stagementor Anick Geerdens bedanken, omdat ze altijd bereid was om mij te helpen bij het maken van mijn eindwerk en omdat ze mij de kans geboden heeft om een vorming te gaan volgen over de No Blame-methode. Daarnaast richt ik een dankwoordje aan mijn stagebegeleidster Annemie Kenis. Zij was steeds bereid om al mijn vragen te beantwoorden en om mij suggesties te geven tijdens het maken van dit eindwerk. Tot slot wil ik mijn ouders bedanken voor de kans die zij mij hebben gegeven om verder te studeren.
Inhoudsopgave
Woord vooraf
2
Inhoudsopgave
6
Theorie
12
Hoofdstuk 1: pesten
13
1.1
Plagen of pesten?
13
1.1.1
Plagen
13
1.1.2
Pesten
13
1.1.3
Verschil tussen plagen en pesten
14
1.2
Hoofdrolspelers van het pesten
14
1.2.1 Gepeste
14
1.2.2 Pester
15
1.2.3
Meelopers
15
1.3
Oorzaken van pesten
15
1.3.1 Uiterlijk
15
1.3.2 Jaloersheid
16
1.3.3
Gedrag
16
1.4
Soorten pesten
16
1.4.1 Verbaal
16
1.4.2 Lichamelijk
16
1.4.3 Psychisch
17
1.4.3.1 Achtervolging
17
1.4.3.2 Afpersing
17
1.4.3.3 Uitsluiting
17
1.4.4 Verschil tussen jongens en meisjes
18
Hoofdstuk 2: preventie van pesten
19
2.1
19
Algemene preventie
2.1.1 Schoolklimaat
20
2.1.2 Communicatie
20
2.1.3 Belonen en aanmoedigen
21
2.1.4 Positief omgaan met ruzie
21
2.1.5 Werken aan sociale vaardigheden
22
2.2
22
Specifieke preventie
2.2.1 Specifieke preventie-initiatieven
22
2.2.2 Het taboe rond klikken doorbreken
23
2.3
23
Interventie
Hoofdstuk 3: de sociale en emotionele ontwikkeling van het lagere schoolkind
25
3.1
25
Sociale en emotionele ontwikkeling
3.1.1 Groeiende interesse voor leeftijdsgenoten
25
3.1.2 Vriendschap
26
3.1.3 Zelfbeeld
27
Hoofdstuk 4: de No Blame-methode
28
4.1
Geschiedenis van de No Blame-methode
28
4.2
Definitie van de No Blame-methode
28
4.3
Uitgangspunten van de No Blame-methode
29
4.3.1 Groepsprobleem
29
4.3.2 Vergroten van empathie
29
4.3.3 Probleemoplossend
29
4.3.4 Schaamte
30
4.4
30
Stappenplan van de No Blame-methode
4.4.1 Stap 1: een gesprek met het slachtoffer
30
4.4.2 Stap 2: organiseer een eerste bijeenkomst
32
4.4.3 Stap 3: leg het probleem uit
33
4.4.4 Stap 4: deel de verantwoordelijkheid
33
4.4.5 Stap 5: vraag naar ideeën van elk groepslid
33
4.4.6 Stap 6: laat het aan de groep over
34
4.4.7 Stap 7: een gesprek met elk afzonderlijk
34
4.5
Leeftijd van de leerlingen waarop de No Blame-methode kan worden
36
toegepast 4.5.1 Kleuteronderwijs
36
4.5.2 Lager Onderwijs
37
4.5.3 Secundair Onderwijs
37
4.5.4 Buitengewoon Onderwijs
38
Hoofdstuk 5: de No Blamebegeleider
39
5.1
39
De No Blamebegeleider
5.1.1 De leerkracht
39
5.1.2 De CLB-medewerker
40
5.2
41
Eigenschappen van de No Blamebegeleider
5.2.1 Open houding
41
5.2.2 Actief luisteren
41
5.2.3 Vertrouwen
42
5.2.4 Niet oordelen
42
5.2.5 Gesprek kunnen afblokken
42
5.2.6 Aanmoedigen
42
5.2.7 Doorvragen
43
5.2.8 Ik-boodschap
43
5.3
43
Vorming rond de No Blame-methode
5.3.1 Leefsleutels
43
5.3.2 Vormingsaanbod
44
Praktijk
45
Hoofdstuk 6: voorstelling Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost
46
Limburg, afdeling Peer
6.1
Mission Statement van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding
46
(netoverschrijdend)
6.2
Mission Statement van het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding
47
6.3
Werkingsprincipes van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding
48
6.3.1 Belang van de leerling staat centraal
48
6.3.2 Begeleiding is vraaggestuurd
48
6.3.3 Subsidiair
48
6.3.4 Begeleiding is preventief en remediërend
48
6.3.5 Emancipatorisch
49
6.3.6 Gratis en discrete begeleiding
49
6.3.7 Multidisciplinair team
49
6.3.8 CLB-begeleiding is ingebed in een netwerk
49
6.3.9 Specifieke aandacht voor kansengroepen
49
6.4
50
Vier domeinen van een Centrum voor Leerlingenbegeleiding
6.4.1 Leren en Studeren
50
6.4.2 Preventieve Gezondheidszorg
50
6.4.3 Psychisch en Sociaal functioneren
50
6.4.4 Schoolloopbaanbegeleiding
51
6.5
51
Doelgroep van het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg, afdeling Peer
6.5.1 Leerlingen
51
6.5.2 Ouders
52
6.5.3 Scholen
52
6.6
Personeelsleden van het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord- 52 Oost Limburg, afdeling Peer
6.6.1 Directie
53
6.6.2 Sociaal verpleegkundige
53
6.6.3 Psychopedagogisch consulent en Psychopedagogisch werker
53
6.6.4 Schoolarts
54
6.6.5 Maatschappelijk werker
54
6.6.6 Administratief medewerker
54
Hoofdstuk 7: opzet van het onderzoek
56
7.1
Reden van het onderzoek
56
7.2
Werkwijze van het onderzoek
57
7.3
Afbakening van de leerlingenpopulatie
58
Hoofdstuk 8: de No Blame-methode toegepast op een gepeste leerling uit het
60
vierde leerjaar
8.1
Pestsituatie van Louise
60
8.2
Klassituatie van Louise
61
8.3
Stappenplan in de praktijk
62
8.3.1 Stap 1: een gesprek met het slachtoffer
62
8.3.2 Stap 2: organiseer een eerste bijeenkomst
62
8.3.3 Stap 3: leg het probleem uit
63
8.3.4 Stap 4: deel de verantwoordelijkheid
63
8.3.5 Stap 5: vraag naar ideeën van elk groepslid
63
8.3.6 Stap 6: laat het aan de groep over
63
8.3.7 Stap 7: een gesprek met elk afzonderlijk
63
8.4
Conclusie van de leerkracht
66
8.5
Conclusie van de No Blamebegeleider
66
Hoofdstuk 9: de No Blame-methode toegepast op een gepeste leerling uit het
68
vijfde leerjaar
9.1
Pestsituatie van Milo
68
9.2
Klassituatie van Milo
69
9.3
Stappenplan in de praktijk
69
9.3.1 Stap 1: een gesprek met het slachtoffer
69
9.3.2 Stap 2: organiseer een eerste bijeenkomst
70
9.3.3 Stap 3: leg het probleem uit
71
9.3.4 Stap 4: deel de verantwoordelijkheid
71
9.3.5 Stap 5: vraag naar ideeën van elk groepslid
71
9.3.6 Stap 6: laat het aan de groep over
72
9.3.7 Stap 7: een gesprek met elk afzonderlijk
72
9.4
75
Conclusie van de leerkracht
9.5
Conclusie van de No Blamebegeleider
Hoofdstuk 10: de No Blame-methode toegepast op een gepeste leerling uit het
76
78
vijfde leerjaar
10.1
Pestsituatie van Emma
78
10.2
Klassituatie van Emma
79
10.3
Stappenplan in de praktijk
80
10.3.1 Stap 1: een gesprek met het slachtoffer
80
10.3.2 Stap 2: organiseer een eerste bijeenkomst
81
10.3.3 Stap 3: leg het probleem uit
81
10.3.4 Stap 4: deel de verantwoordelijkheid
82
10.3.5 Stap 5: vraag naar ideeën van elk groepslid
82
10.3.6 Stap 6: laat het aan de groep over
83
10.3.7 Stap 7: een gesprek met elk afzonderlijk
83
10.4
Conclusie van de leerkracht
87
10.5
Conclusie van de No Blamebegeleider
88
Conclusies en aanbevelingen
89
Algemeen besluit
94
Literatuurlijst
95
Bijlagen
97
Bijlage 1: brief voor ouders Bijlage 2: tekening Louise Bijlage 3: tekening Milo Bijlage 4: tekening Emma
Theorie ik kan spelen met mijn vrienden: lachen, fikfakken en zo, mijn geheimpjes met hen delen en mijn snoepjes evenzo.
als ik denk aan al die kinderen die alleen zijn zonder maat, voel ik mij toch wel gelukkig als ik met mijn vrienden praat.
ik wil ze met niemand ruilen: basje, yitse en de rest. ik hoop dat alle kinderen zulke vriendjes krijgen, dat is best
Wannes Dankers 9 jaar, Nijlen (Leefsleutels, 2006)
Hoofdstuk 1: pesten
In het eerste hoofdstuk van dit eindwerk, zal alle aandacht gaan naar het begrip pesten. Eerst zal er een uiteenzetting gegeven worden over het verschil tussen plagen en pesten. Daarna worden de hoofdrolspelers van het pestproces besproken. Tot slot zal je kunnen lezen dat kinderen om verschillende redenen gepest worden op school en dat dit op verschillende manieren kan gebeuren. Het is essentieel om goed op de hoogte te zijn van de betekenis van pesten en alles wat ermee te maken heeft, omdat in dit eindwerk zal aangetoond worden of de No Blame-methode een goede manier is om pesten op een lagere school aan te pakken.
Leendert is een leerling uit het vierde leerjaar en zit in de klas van juffrouw Els. Hij krijgt al enkele weken opmerkingen te horen van enkele medeleerlingen: Dries en Matthias. Ze zeggen dat zijn broek lijkt op een gevangenisoutfit, omdat er strepen op zijn broek staan afgebeeld. Dries en Matthias zeggen dit wel op een grappige manier, maar Leendert is de opmerkingen beu. Hij vindt dat hij niet meer geplaagd, maar gepest wordt. Hij durft echter niet tegen Dries en Matthias zeggen dat ze moeten stoppen met hem belachelijk te maken. Zij staan namelijk sterker dan Leendert, aangezien zij met twee personen zijn.
1.1
Plagen of pesten?
Er bestaat een verschil tussen een leerling plagen of een leerling pesten. Wat dit verschil inhoudt, kan je nu ontdekken. 1.1.1
Plagen
Als leerlingen elkaar plagen, gebeurt dit onbezonnen, spontaan en onschuldig. Ze hebben niet de bedoeling om iemand te kwetsen. Vaak is plagen grappig bedoeld. Als de geplaagde leerling aangeeft dat hij het niet meer leuk vindt, zal het plagen onmiddellijk stoppen. Het is van korte duur. Plagen speelt zich af tussen gelijken, omdat het niet in groep gebeurt. Er is een machtsevenwicht aanwezig. Plagen speelt zich af tussen twee personen. Zo kan het gebeuren dat wie vandaag de geplaagde is, morgen de plager kan zijn. De rollen wisselen regelmatig om. Iedereen wordt in zijn leven geplaagd. Voorbeelden van plagen: een grappige opmerking maken tegen een leerling, omdat hij een trui draagt met een rare tekening op, tegen iemand zeggen dat hij bij de volgende turnles een paar langere benen moet meenemen bij het hoogspringen, … (Deboutte, 1995)
1.1.2
Pesten
Kinderen die worden gepest door hun klasgenoten, zijn vaak bewust uitgekozen door de pester. Bij pesten zal men iemand bewust willen kwetsen of kleineren. Dit kan op verschillende vlakken: verbaal, lichamelijk of psychisch. De soorten pesten worden later in dit hoofdstuk uitgediept. De gepeste zal langdurig, systematisch en herhaaldelijk gepest worden door een groep. Deze groep kan bestaan uit pesters en meelopers. Deze twee actoren zullen besproken worden bij de hoofdrolspelers van het pesten. Bij pesten spreekt men van een ongelijke strijd, omdat een groep een geïsoleerd slachtoffer zal pesten. Er is geen machtsevenwicht, omdat de groep door hun omvang altijd sterker in zijn schoenen zal staan dan de gepeste leerling. Voorbeelden van pesten: iemand bruusk van zijn fiets duwen, iemand herhaaldelijk uitschelden voor verklikker, … (Deboutte, 1995) 1.1.3
Verschil tussen plagen en pesten Plagen
Pesten
Onschuldig, grappig bedoeld
Verbaal, lichamelijk of psychisch kwetsen
Kortstondig
Duurzaam
Geen machtsverschil tussen geplaagde en Machtsverschil tussen gepeste en pester plager
Slachtoffer is bewust uitgekozen
Slachtoffer is spontaan uitgekozen
Plager kan morgen de geplaagde zijn en Pester en gepeste zullen dezelfde rol omgekeerd
blijven innemen
(Deboutte, 1995) 1.2 Hoofdrolspelers van het pesten Pesten is zoals al geschreven een groepsprobleem. Daarom zijn bij pestfeiten altijd drie partijen betrokken: de gepeste leerling, de pester en de meelopers. 1.2.1
Gepeste
De leerling die gepest wordt, wijkt soms af van de groepsnorm die gehanteerd wordt binnen een klasgroep. Toch kunnen ook leerlingen die wel beantwoorden aan de groepsnorm gepest worden. Gepeste leerlingen zijn vaak verlegen, kampen met faalangst, staan fysiek zwakker, zijn onzeker en gevoelig, komen niet voor zichzelf op,
hebben weinig vrienden waardoor ze zich eenzaam kunnen gaan voelen, … Als men al deze dingen samentelt, kan men concluderen dat kinderen die gepest worden vaak een aantal sociale vaardigheden missen. Dit maakt dat deze leerlingen een gemakkelijk slachtoffer zijn om gepest te worden. (Leefsleutels, 2006) 1.2.2
Pester
Pesters kunnen medeleerlingen pesten, omdat ze hun eigen onzekerheid en angst willen verbergen. Daarom zal het de zwakkeren in de klas neerbuigend behandelen. Pesters zijn meestal fysiek en/of verbaal sterker dan hun tegenstanders. Ze houden ervan om macht uit te oefenen op de gepeste leerling. Ze zoeken naar waardering van de groep. De groep moet naar de pester opkijken. Met de groep worden de meelopers bedoeld. Zij worden besproken in 1.2.3 Verder hebben pesters een onderontwikkeld empatisch vermogen. Ze beseffen niet welke gevoelens het pestgedrag kan veroorzaken bij de gepeste leerling. Ze voelen zich dan ook niet slecht bij hun pestgedrag. Het vergroten van de empathie is een uitgangspunt van de No Blame-methode dat uitgebreid wordt behandeld in 4.3.2 (Leefsleutels, 2006) 1.2.3
Meelopers
Het pesten van een leerling, gebeurt zoals in 1.1.2 staat geschreven in groep. Naast de pester zijn er ook meelopers. Meelopers zijn kinderen die de pester gaan ondersteunen bij het pesten van een klasgenoot. Zij bevestigen met hun houding dat het gestelde pestgedrag goedgekeurd wordt. De pester zal zich stoer voelen. Leerlingen die tot de categorie van de meelopers behoren, durven de pester vaak niet tegenspreken. Als ze dit wel doen, is de kans groot dat ze uit de groep gezet worden en zo ook zelf gepest kunnen worden. (Leefsleutels, 2006) 1.3 Oorzaken van pesten Er zijn in de literatuur rond het onderwerp pesten, tientallen oorzaken terug te vinden waarom iemand gepest wordt op school. Dit eindwerk zal zich beperken tot drie oorzaken.
1.3.1
Uiterlijk
Kinderen kunnen omwille van een afwijkend uiterlijk gepest worden. Het uiterlijk is iets wat men als eerste waarneemt bij een medeleerling. Leerlingen die om hun uiterlijk worden gepest, dragen vaak een beugel, hebben rood haar, kijken scheel, dragen niet de „juiste‟ kleding, hebben een andere huidskleur, … (Deboutte, 1995), (Bleukx, 2010 - mondelinge mededeling)
1.3.2 Jaloersheid Kinderen kunnen jaloers op elkaar reageren. Een leerling kan gepest worden, omdat hij iets heeft wat de gepeste niet in zijn bezit heeft, maar wel graag zou willen hebben. Bijvoorbeeld: Wouter wil graag dezelfde GSM als Frank, maar Wouter krijgt geen nieuwe GSM van zijn ouders. Daarom heeft hij besloten om Frank te gaan pesten. Als men jaloers is om materiële dingen, zal de pester proberen om deze spullen af te nemen. Jaloersheid moet niet altijd een materiële oorzaak hebben. Kinderen kunnen ook jaloers zijn, omdat een medeleerling meer aandacht krijgt van bijvoorbeeld de leerkracht dan zijzelf. Ook kunnen betere klasresultaten aanleiding geven tot pestgedrag. (Deboutte, 1995), (Bleukx, 2010 - mondelinge mededeling)
1.3.3 Gedrag Leerlingen worden het meest gepest, omdat ze een gedrag vertonen dat niet strookt met het gedrag dat de groep vooropstelt. De groep gaat de geviseerde leerling als raar bestempelen, omdat hij niet veel praat in de klas, zich graag even afzondert van de groep, vaak boos wordt als hij zijn zin niet krijgt, een speciale hobby heeft, regelmatig liegt, … In de pestcasussen die worden behandeld in dit eindwerk, zal je lezen dat alle leerlingen gepest worden, omdat ze een gedrag vertonen dat afwijkt van het klaspatroon. (Deboutte, 1995), (Bleukx, 2010 - mondelinge mededeling)
1.4 Soorten pesten We weten ondertussen waarom iemand gepest kan worden in de klas. Pesten kan echter op verschillende manieren gebeuren. Jongens en meisjes pesten ook anders. 1.4.1
Verbaal
Kinderen die op deze manier worden gepest, krijgen voortdurend scheldwoorden, dreigementen en vernederende opmerkingen te horen. Gepeste kinderen krijgen vaak een niet prettige bijnaam toegewezen. Door deze bijnaam, worden ze uitgelachen en belachelijk gemaakt. Alsook kunnen over gepeste kinderen roddels worden verspreid. Verbaal pesten laat geen bewijzen na en is gemakkelijk en overal te gebruiken. Samengevat zijn woorden een sterk wapen om iemand te pesten. (Deboutte, 1995)
1.4.2
Lichamelijk
Naast het verbaal pesten van kinderen, kan men ook lichamelijk pesten. Dit uit zich in het slaan, het duwen en het bijten van de gepeste leerling. Verder kunnen pesters aan de kleding en aan de haren van de gepeste gaan trekken. In tegenstelling tot verbaal pesten, laat lichamelijk pesten wel sporen na die gecontroleerd kunnen worden door leerkrachten,
ouders, …. Blauwe plekken, kneuzingen of gescheurde kleding zijn bewijzen van pestgedrag. (Deboutte, 1995)
1.4.3
Psychisch
Kinderen kunnen ook het slachtoffer worden van psychisch pesten. Psychisch pesten is een sluwe manier om iemand te kwetsen, omdat deze manier van pesten niet echt controleerbaar is. Bij deze manier van pesten zal de pester zich concentreren om zijn doelwit sociaal en emotioneel aan te pakken. Dit kan op drie manieren gebeuren.
1.4.3.1 Achtervolging Kinderen zullen bij het naar school komen of het naar huis rijden, achtervolgd worden door de pester en zijn meelopers. Hierbij kan het gebeuren dat de gepeste leerling klemgereden wordt. Als de gepeste leerling niet meer weg kan geraken, bestaat de mogelijkheid dat hij afgeperst wordt. Dit wordt zo dadelijk besproken. Iemand achtervolgen moet men niet altijd letterlijk nemen. De gepeste leerling kan ook achtervolgd worden bij zijn thuis door middel van het krijgen van vervelende tekstberichten op de GSM, beledigende e-mails of Facebookberichten. (http:// www.pestenopschool.web-log.nl, z.j.)
1.4.3.2 Afpersing Als men spreekt over afpersing, zal de gepeste leerling iets moeten doen voor de pester. Dit kan resulteren in het maken van zijn huiswerk, hem snoep of geld geven, … Als de gepeste leerling weigert om de bevelen van de pester op te volgen, zal er gedreigd worden met nog hardere pestacties. (http:// www.pestenopschool.web-log.nl, z.j.) 1.4.3.3 Uitsluiting Uitsluiting of afwijzing is volgens vormingsmedewerkster van Leefsleutels Geertje Bleukx (2010 - mondelinge mededeling) de ergste variant van pesten. De mens is een wezen dat niet
graag
afgewezen
of
geïsoleerd
wordt.
Bij
uitsluiting
wordt
een leerling
doodgezwegen. Er wordt gedaan alsof deze leerling er niet is. De betrokken leerling is lucht geworden. Er wordt niet meer met hem gepraat, anderen reageren niet op wat de leerling doet of zegt, hij wordt niet meer uitgenodigd op verjaardagsfeestjes, mag niet meedoen met spelletjes. In de pestcasussen die je kan terugvinden in het praktijkgedeelte, zal je merken dat alle kinderen door hun klas op één of andere manier worden uitgesloten. (Deboutte, 1995), (http:// www.pestenopschool.web-log.nl, z.j.)
1.4.4
Verschil tussen jongens en meisjes
Het grootste verschil tussen jongens en meisjes op het vlak van pesten, is dat jongens opteren voor lichamelijk pesten zoals iemand pijn doen of iets stuk maken. Meisjes kiezen er eerder voor om anderen uit te gaan sluiten, te negeren of om iemand venijnige opmerkingen te geven. Jongens willen door lichamelijk geweld te gebruiken, laten zien wie de sterkste is. Meisjes pakken het sluwer aan, omdat iemand uitsluiten en negeren moeilijk te controleren is. Samengevat kan men besluiten dat jongens eerder kiezen voor een directe confrontatie en dat meisjes indirect pesten hanteren. (Deboutte, 1995)
Besluit In dit hoofdstuk is gebleken dat er een verschil is tussen plagen en pesten. Plagen is onschuldig bedoeld, terwijl men bij pesten iemand bewust wil kwetsen. Gepeste leerlingen wijken af van de groepsnorm die gehanteerd wordt. Ze zijn verlegen, onzekere en gevoelige kinderen die vaak het mikpunt zijn van pesterijen door een pester. Zij houden ervan om macht uit te oefenen op de gepeste leerling en houden ervan dat de groep, de meelopers, naar hem opkijkt. Kinderen kunnen omwille van hun uiterlijk, jaloerse reacties of een ander gedrag, verbaal, lichamelijk of psychisch gepest worden. Jongens kiezen in tegenstelling tot meisjes, voor een directe aanpak. In het volgende hoofdstuk zal aan bod komen hoe een school pesten preventief kan voorkomen.
Hoofdstuk 2: preventie van pesten
Dit hoofdstuk is volledig gewijd aan het preventieve karakter van pesten. Je zult lezen dat een school zowel algemeen als specifiek aan pestpreventie kan doen. Bij de algemene preventie is een goed schoolklimaat, een open communicatie, een goed systeem om te belonen en aan te moedigen, het positief omgaan met ruzie en het werken aan sociale vaardigheden belangrijk. Bij de specifieke preventie zal men concreet rond pesten gaan werken door het organiseren van allerlei activiteiten rond dit onderwerp en door het taboe rond klikken te doorbreken. Als deze preventie maatregelen niet helpen, kan men opteren om de No Blame-methode toe te passen. Vanaf dan spreekt men over interventie. De drie pijlers vormen een pestbeleid. In dit hoofdstuk zal je ontdekken dat veel aandachtspunten die beschreven worden in beide types van preventie, noodzakelijk zullen zijn om de No Blame-methode goed te kunnen uitvoeren.
Leendert krijgt nog steeds opmerkingen te horen van Dries en Matthias. Hij is er nu echt van overtuigd dat hij niet meer geplaagd wordt, maar gepest. Ondanks een goed schoolklimaat en de open communicatie op school, heeft Leendert toch schrik om tegen zijn juffrouw te gaan vertellen dat hij gepest wordt. Leendert heeft schrik dat de juffrouw zal denken dat hij vorige week niet goed heeft opgelet tijdens de les sociale vaardigheden waarin werd besproken hoe kinderen een ruzie moesten oplossen. Dries en Matthias gaan misschien denken dat Leendert een klikker is?
Een school moet er met haar volledige team voor zorgen dat pesten zo veel mogelijk wordt voorkomen. Dit kan ze doen door te werken aan haar algemene en specifieke preventie. Als deze maatregelen niet het gewenste resultaat hebben, kan de school overschakelen naar interventie. Hierin zal het pestgedrag aangepakt worden door de No Blame-methode. De twee soorten preventies en de interventie resulteren in een pestbeleid. Dit pestbeleid wordt in een draaiboek of handleiding neergeschreven en elk schooljaar aangevuld of bijgestuurd. Het pestbeleid kan de school ook ruimer kaderen rond bijvoorbeeld het algemeen welbevinden van leerlingen. (Leefsleutels, 2006)
2.1
Algemene preventie
Een goede algemene preventie is belangrijk om de sfeer die er heerst binnen de schoolmuren te bepalen. Door preventief te gaan werken, gaat men het welbevinden van de kinderen verhogen. Dit zal een effect op lange termijn hebben. Een goede algemene preventie is noodzakelijk voor een specifieke preventie. De specifieke preventie wordt besproken in 2.2 Algemene preventie kan opgesplitst worden in vijf onderdelen.
2.1.1 Schoolklimaat Het schoolklimaat kan men omschrijven als de sfeer waarin kinderen en leerkrachten samenleven op school. Regels, afspraken en de relaties tussen leerlingen, leerkrachten, directie, secretariaatspersoneel en ouders bepalen het schoolklimaat. Een positief schoolklimaat heeft een aangename studie- en werkomgeving tot gevolg.
Om pesten tegen te gaan, is het aangewezen dat een school een positief schoolklimaat ontwikkelt. Om een positief schoolklimaat te realiseren moet de school o.a. haalbare verwachtingen stellen aan de leerlingen. Als een leerkracht te hoge intellectuele, sportieve of creatieve eisen gaat stellen, gaat de leerling zich niet meer goed voelen op school en gaat hij niet meer graag naar school komen. Als een leerling zich niet goed voelt op school, moet de leerkracht tijd vrijmaken om met de leerling te praten over zijn emoties. Verder hebben kinderen eerder nood aan ondersteuning dan aan een straf. De leerkracht moet er op toezien dat hij positief gedrag gaat aanmoedigen en belonen. Hier wordt in 2.1.3 verder op ingegaan. Ook het schoolgebouw speelt een grote rol in een positief schoolklimaat. Kinderen hebben behoefte aan ruimte op de speelplaats om te kunnen spelen, kinderen willen gekleurde speeltuigen, willen geen betonnen speelplaats, maar een speelplaats met veel bomen, … Aan dit aandachtspunt, kan de directie werken. Zoals je kunt lezen is het creëren van een positief schoolklimaat een taak van het hele schoolteam: leerkrachten, directie, klusjesman, … Het is belangrijk dat leerlingen en leerkrachten af en toe nadenken over de positieve en de negatieve punten van hun school. (Leefsleutels, 2006) 2.1.2 Communicatie Hoe leerkrachten, directies, leerlingen, … met elkaar communiceren op school, bepaald het eerder vermelde schoolklimaat. Een open communicatie tussen alle partijen is belangrijk. Een persoonlijk contact tussen leerlingen, leerkrachten, directie, … zorgt voor een open sfeer. Open communicatie zorgt ervoor dat kinderen zich gelijkwaardig gaan voelen tijdens het voeren van een gesprek. Er is wederzijds vertrouwen en respect aanwezig. Macht mag niet overheersen. Humor is ook belangrijk. Door een goede communicatie gaat men leerlingen aansporen om samen te werken en om de individuele competitiedrang te verminderen.
Als er een open communicatie heerst in de school, gaan de leerlingen geen schroom hebben om tegen de leerkracht te gaan zeggen dat ze gepest worden. De leerlingen die in het steungroepje van de No Blame-methode zijn opgenomen, zullen een opener communicatie hanteren. De werkwijze van de No Blame-methode wordt uitgebreid besproken in hoofdstuk vier. (Leefsleutels, 2006)
2.1.3 Belonen en aanmoedigen Leerkrachten hebben de neiging om gewenst gedrag aan te leren door het bestraffen van ongewenst gedrag. Dit is echter geen goede methode. Leerkrachten gebruiken beter de methodiek van het belonen en aanmoedigen. Kinderen hebben immers nood aan positieve aandacht. Omdat kinderen deze positieve benadering vaak moeten missen, gaan ze negatieve aandacht opzoeken. Om dit te verhinderen, moet de leerkracht de leerlingen in de klas voldoende positief stimuleren. Dit kan de leerkracht verbaal en nonverbaal doen. Hij kan iets positiefs zeggen tegen de leerling, maar kan ook door een schouderklopje duidelijk maken dat hij blij is met het gestelde gedrag van een leerling.
In sommige gevallen zal de leerkracht toch een leerling moeten straffen. Zolang dit niet te vaak voorkomt in de klas, is dit niet erg. De leerkracht moet er wel rekening mee houden dat de straf gelijkwaardig is met de overtreding. Als de straf zwaarder is dan de overtreding, zal de straf niet helpen. De straf moet zo snel mogelijk gegeven na de overtreding.
In het kader van de No Blame-methode, is het belangrijk dat de school ondersteunend en niet bestraffend werkt. De leerlingen moeten vertrouwd zijn met het systeem van belonen en aanmoedigen, omdat de No Blame-methode probleemoplossend werkt en geen straffen uitdeelt. Dit kan je in 4.2 terugvinden in de definitie van de No Blame-methode. (Leefsleutels, 2006) 2.1.4 Positief omgaan met ruzie School is een omgeving waar veel kinderen met elkaar samenleven. Het is bijgevolg onvermijdelijk dat kinderen ruzie met elkaar gaan maken. Kinderen mogen soms ruzie maken met elkaar, omdat ze zo voor zichzelf leren opkomen, een eigen mening leren ontwikkelen, ondervinden dat elk kind een ander karakter heeft en dat je hier mee moet leren omgaan. Om positief om te gaan met ruzies, moeten kinderen beschikken over een aantal sociale vaardigheden. Deze sociale vaardigheden worden behandeld in 2.1.5 Als kinderen ruzie met elkaar hebben, is het de taak van de school om tijd en ruimte ter beschikking te stellen om deze problemen in groep te bespreken. Door in groep de problemen aan te pakken, ondervinden de kinderen dat ze zelf een grote verantwoordelijkheid dragen om bijvoorbeeld een goede klassfeer te krijgen. Ze zullen zelf de ruzie moeten oplossen. Op deze manier wordt het empatisch vermogen van de kinderen aangescherpt.
Als men op school positief omgaat met ruzies, zal de No Blame-methode vlot verlopen. Het vergroten van de empathie is één van de uitgangspunten van de No Blame-methode
en in het zevenstappenplan dat bij deze methode hoort, wordt in de vierde stap de verantwoordelijkheid onder de leden van het steungroepje verdeeld. Meer uitleg hierover kan je terugvinden in het vierde hoofdstuk. (Leefsleutels, 2006) 2.1.5 Werken aan sociale vaardigheden Om ruzies op te lossen, door bijvoorbeeld de No Blame-methode toe te passen, hebben kinderen enkele sociale vaardigheden nodig. Tijdens deze sessies kan de leerkracht de kinderen leren hoe ze op een respectvolle en aanvaardbare manier duidelijk moeten maken als ze iets niet leuk vinden, liever even alleen willen zijn, hun eigen mening uiten, reageren op opmerkingen, vlot met elkaar leren omgaan, emoties kunnen plaatsen, … Er wordt de kinderen ook aangeleerd hoe ze het best een probleem kunnen oplossen. De kinderen zullen ontdekken dat ruzies opgelost moeten worden met woorden en niet met daden.
Sociale vaardigheden moeten niet altijd aangeleerd worden via georganiseerde lessen. Doordat kinderen veelvuldig met elkaar spelen, zullen ze vaak op een natuurlijke manier deze sociale vaardigheden aanleren.
Kinderen
met
goede
ontwikkelde
sociale
vaardigheden,
kunnen
in
moeilijke
omstandigheden beter omgaan met opmerkingen, gewijzigde situaties, pestgedrag, … Deze kinderen kunnen zich soms ook droevig, bang of boos voelen, maar door hun sociale vaardigheden hebben zij de kracht om zichzelf moed in te praten, gerust te stellen, hulp te zoeken, … Het bezitten van sociale vaardigheden staat dus niet synoniem voor niet gepest worden. Door pestgedrag te ondergaan, kunnen de sociale vaardigheden, waaronder het zelfvertrouwen, verminderen. (Leefsleutels, 2006) 2.2
Specifieke preventie
Naast een algemene preventie, spreekt men ook over een specifieke preventie. Bij specifieke preventie gaat de school initiatieven organiseren om het pesten op school bespreekbaar te maken en het te voorkomen.
2.2.1 Specifieke preventie-initiatieven Kinderen kunnen tijdens het schooljaar werken rond het onderwerp pesten. Op de meeste scholen, wordt er één maal per jaar een pestvrije week georganiseerd. Tijdens deze week kunnen leerlingen een film of theatervoorstelling over pesten gaan bijwonen, de leerkracht kan tijdens een boekbespreking enkel boeken op de keuzelijst zetten over pesten, hij kan pestwerkboekjes maken, … Tijdens deze week worden kinderen aangespoord om na te denken over hun pestgedrag en de gevolgen die dat met zich meebrengt. De meelopers,
die zijn besproken in 1.2.3, kunnen tijdens deze week beseffen dat ze fout bezig zijn. Aan het einde van de pestvrije week, hebben zij de moed om tegen de pester te zeggen dat ze niet meer deelnemen aan de pesterijen. Ook pesters zien in dat hun pestgedrag niet langer wordt aanvaard en gepeste kinderen merken dat het pestprobleem ernstig wordt genomen en dat ze kunnen rekenen op de hulp van de leerkracht. De begrippen pester en gepeste zijn uitgelegd bij respectievelijk 1.2.2 en 1.2.1 (Leefsleutels, 2006)
Volgens vormingsmedewerkster van Leefsleutels Geertje Bleukx (2010 - mondelinge mededeling) is het niet voldoende dat scholen één maal per schooljaar werken rond pesten. Kinderen worden tijdens deze week overstelpt met informatie over pesten. Dit zou misschien pesten onrechtstreeks kunnen uitlokken. Éénmalige activiteiten rond pesten hebben volgens haar weinig effect. Werken rond pesten moet een duurzaam karakter hebben. 2.2.2 Het taboe rond klikken doorbreken Het is belangrijk dat pestfeiten worden aangegeven, omdat dergelijk gedrag niet getolereerd kan worden op school. Dit kan gebeuren door de gepeste leerling zelf of door een klasgenoot. Helaas wordt het melden van pesten vaak gelijkgeschakeld met klikken.
Kinderen kunnen om diverse redenen pestfeiten gaan melden tegen de leerkracht. Sommige kinderen hebben een groot rechtvaardigheidsgevoel. Zij kunnen het niet verdragen dat zijzelf of andere kinderen onrechtvaardig worden behandeld door medeleerlingen. Door pestgedrag te melden, zoeken ze steun bij de leerkracht. Ze willen hulp bieden. Daarnaast zijn er kinderen die door het melden van pesten, andere kinderen bewust willen kwetsen. Ze zijn jaloers op een bepaalde leerling en willen wraak nemen. Ze willen dat de andere leerling een straf krijgt. Alsook zijn er kinderen die aandacht willen hebben van de leerkracht. Zij willen dat hun eigen „perfect en voorbeeldig‟ gedrag zichtbaarder wordt voor de leerkracht. Alles wat niet strookt met hun denkwijze, gaan ze melden tegen de leerkracht. Hun eigen gedrag wordt meer in de kijker gezet. Deze kinderen kunnen dit ook doen omwille van onzekerheid. Sommige kinderen hebben meer nood aan regels en afspraken om zich veilig te voelen. Zij vertellen geen dingen tegen de leerkracht met de intentie om te klikken, maar omdat ze van de leerkracht willen weten of het gestelde gedrag dat iemand stelt wel mag. (Leefsleutels, 2006) 2.3
Interventie
Als de algemene en specifieke preventieve maatregelen niet voldoende zijn om het pesten te voorkomen of te doen stoppen, kan de school ervoor opteren om de No Blame-
methode op te starten. De No Blame-methode wordt zoals eerder al is aangehaald, besproken in het vierde hoofdstuk. (Leefsleutels, 2006)
Besluit Het toepassen van de No Blame-methode kan voorkomen worden als scholen veel aandacht schenken aan een pestbeleid waarin algemene preventie, specifieke preventie en interventie in voor komen. Scholen hebben als taak om een goed schoolklimaat te creëren. Hierin spelen het positief omgaan met ruzie, een goed beloningssysteem, een open communicatie en goed ontwikkelde sociale vaardigheden een grote en belangrijke rol. Als deze aandachtspunten niet het gewenste effect hebben, kunnen leerlingen gaan kijken naar een film of theaterstuk over pesten. Het taboe rond klikken kan ook doorbroken worden. In hoofdstuk drie zal de sociale en emotionele ontwikkeling van het lagere schoolkind besproken worden.
Hoofdstuk 3: de sociale en emotionele ontwikkeling van het lagere schoolkind
Het lagere schoolkind ( 6-12 jaar) heeft een centrale rol in dit eindwerk, omdat met deze leeftijdsgroep in het praktijkgedeelte wordt gewerkt, om te bepalen of de No Blamemethode een goede manier is om pesten aan te pakken. Daarom is het belangrijk dat er dieper wordt ingegaan op het lagere schoolkind. Dit hoofdstuk beperkt zich tot de sociale en emotionele ontwikkeling van het lagere schoolkind. Je zult lezen dat er meer interesse is voor leeftijdsgenoten, dat het begrip vriendschap naargelang de leeftijd anders zal ingevuld worden en dat lagere schoolkinderen een goed besef hebben van hun zelfbeeld.
Omdat Leendert gepest wordt door Dries en Matthias, wil hij graag opgenomen worden in het groepje van William en Jan. Hij weet echter dat zij bepaalde intredingscodes hanteren. Leendert twijfelt of hij zal toegelaten worden. William en Jan voetballen graag en hij speelt liever tennis. Leendert vraagt zich af of het wel gaat klikken, aangezien ze andere interesses hebben. Desondanks hebben William en Jan laten blijken dat ze Leendert een grappig en tof persoon vinden, maar die af en toe iets te stil is. In deze commentaar herkent Leendert zichzelf. Leendert is door Julie gevraagd om bij haar in het groepje te komen, maar dat ziet hij niet zitten. Een jongen dat met een meisje speelt, vindt Leendert een beetje raar.
3.1
Sociale en emotionele ontwikkeling
3.1.1 Groeiende interesse voor leeftijdsgenoten Kinderen die in de lagere school onderwijs volgen zijn op een leeftijd gekomen dat ze liever met leeftijdsgenoten omgaan dan met volwassenen. Ze creëren een eigen wereld die bestaat uit avontuur en spel. Het is belangrijk dat een kind uit de lagere school goede relaties ontwikkelt met leeftijdsgenoten, omdat dit op een positieve manier het zelfvertrouwen en het zelfbeeld kan beïnvloeden. Kinderen die gepest worden door klasgenoten hebben door de zwakke of het ontbreken van relaties met leeftijdsgenoten dan ook meestal weinig zelfvertrouwen en een laag zelfbeeld.
In 3.1.3 zal dieper
ingegaan worden op het zelfbeeld.
Struyven et al. (2003) beschrijft het omgaan in groep met leeftijdsgenoten als een sociale leerschool, omdat bepaalde sociale vaardigheden in groep worden aangeleerd. Ze leren van elkaar hoe men zich sociaal moet gedragen. Het kind zal leren omgaan met verschillende karakters, zal leren om samen te werken met andere kinderen en zal leren hoe conflicten ontstaan en opgelost moeten worden. Dit zal een grote rol spelen in de verdere sociale ontwikkeling. In een groep zal een kind veel feedback ontvangen over zijn
gedrag.
Kinderen
op
de
lagere
school
hebben
vlug
elkaars
kwaliteiten
en
eigenaardigheden ontdekt. Door hun spontaniteit, hebben ze geen moeite om deze aan elkaar te melden. Het kind zal horen van zijn vrienden wat zijn positieve en negatieve eigenschappen zijn. Men kan bijvoorbeeld als heel sportief en sociaal ervaren worden, maar ook als iemand die niet kan delen en koppig is.
Om tot een groep toegelaten te worden, zal men kijken naar de persoonlijkheids- of karaktereigenschappen en de interesses van de klasgenoot. Dit is niet enkel om opgenomen te worden in de groep, maar ook om de positie die de klasgenoot gaat innemen in de groep te bepalen. Ieder lid van een groep zal onbewust een rol toegewezen krijgen. In vele groepen zie je dat er een initiatiefnemer of een durver, een verzoener, een grapjas, een meeloper en een stille leerling is. Passen de karakters niet bij elkaar of is er een te groot verschil in beide interessewerelden, wordt men niet aanvaard en opgenomen in de groep. In sommige groepen zullen leerlingen die willen intreden tot een bestaande vriendengroep een toetredingsritueel moeten ondergaan of zal er gewerkt worden met bepaalde codetekens die bedacht zijn door de groep. Zo kan bijvoorbeeld afgesproken zijn dat elke leerling eerst een wachtwoord of code moet zeggen vooraleer hij de groep mag betreden en iets mag zeggen.
In het praktijkgedeelte van het eindwerk, zal je lezen dat jongens en meisjes in de lagere school dikwijls niet samen spelen op de speelplaats. Meisjesgroepen en jongensgroepen zijn duidelijk gescheiden van elkaar. Jongensgroepen zijn groter dan meisjesgroepen. Door alleen te spelen en op te trekken met seksegenoten, zal men het gedrag kunnen oefenen dat past bij de eigen sekse. Jongens gaan bijvoorbeeld van elkaar leren hoe ze hun fysieke kracht kunnen doen toenemen en hoe ze zich stoer en assertief kunnen gedragen. Meisjes gaan eerder leren hoe ze goede resultaten moeten halen, hoe ze graag gezien kunnen worden of gaan meer de klemtoon leggen op een verzorgd uiterlijk. Op het einde van het Lager Onderwijs, zullen jongens en meisjes meer met elkaar gaan spelen, omdat ze het andere geslacht beginnen te ontdekken. (Struyven et al., 2003), (Craeynest, 2006)
3.1.2 Vriendschap Hoe kinderen die in het Lager Onderwijs les volgen vriendschap invullen, is leeftijdsgebonden. Kinderen van het eerste, tweede en derde leerjaar zullen een klasgenoot als een vriend beschouwen als ze beiden dezelfde dingen graag doen en vaak met elkaar spelen. Kinderen van deze leeftijdscategorie gaan bij elkaar slapen in het weekend, zullen regelmatig na school afspreken bij iemand zijn thuis of op een speelplein, … Er is een wederzijdse bewondering.
Vanaf het vierde leerjaar, merken kinderen dat ze vrienden nodig hebben bij het geven van advies bij problemen, het aanreiken van een troostende schouder, om mee te kunnen lachen, … Rond deze leeftijd zullen vrienden elkaar een geheim toevertrouwen.
Het is niet normaal dat een leerling uit de lagere school geen vriendjes heeft. De andere kinderen kunnen iemand wel leuk vinden, maar door het lage zelfbeeld en de onderschatting die ze zichzelf inprenten, kan iemand geen vriendschappen toelaten en is er bijgevolg een moeilijke aansluiting bij de groep. Leerlingen kunnen ook bewust uitgesloten worden uit de groep. Zij worden gepest. (Struyven et al., 2003)
3.1.3 Zelfbeeld Een leerling uit de lagere school kan een beeld van zichzelf vormen. Het zal bepaalde innerlijke persoonlijkheidseigenschappen van zichzelf kunnen opsommen. Dit vertaalt zich in een goed beeld over het eigen karakter. Een leerling beseft goed of hij een koppig of een toegeeflijk en volgzaam persoon is. Daarnaast kan een leerling van de lagere school goed inschatten met welke mensen hij goed kan opschieten en met welke niet, of welke vaardigheden en interesses hij heeft. Naarmate de leerling ouder wordt, zal het zelfbeeld nog beter ingeschat kunnen worden.
Het zelfbeeld wordt voor een groot deel bepaald door de omgeving. Sociale reacties van leeftijdsgenoten of leerkrachten spelen een grote rol. Zoals eerder in dit hoofdstuk al geschreven is, gaan kinderen elkaar feedback geven over hun gedrag. Kinderen gaan hierbij niets verbloemen. Kinderen die uitgesloten of gepest worden, krijgen vaak negatieve en kwetsende opmerkingen van hun klasgenoten. Dit kan ervoor zorgen dat ze een laag zelfbeeld ontwikkelen dat gepaard gaat met een lage zelfwaardering. (Craeynest, 2006)
Besluit In dit hoofdstuk heb je kunnen lezen dat goede sociale relaties tussen leerlingen belangrijk zijn om een goed zelfbeeld en zelfvertrouwen te krijgen. Kinderen die gepest worden hebben vaak geen goed zelfbeeld en zelfvertrouwen, omwille van de negatieve feedback die ze telkens te horen krijgen van hun klasgenoten. Vriendengroepen worden tijdens deze leeftijd gevormd op basis van persoonlijkheids- of karaktereigenschappen. Past een leerling niet in het opgelegde plaatje, zal hij niet toegelaten worden tot een bepaalde groep. In het volgende hoofdstuk zal je kennismaken met de No Blamemethode in al haar facetten.
Hoofdstuk 4: de No Blame-methode
Om te kunnen bepalen of de No Blame-methode een goede manier is om pesten op de lagere school aan te pakken, is het noodzakelijk om te weten wat deze methode precies inhoudt. Vooraleer de definitie en de uitgangspunten van de No Blame-methode uitgelegd worden, zal eerst de geschiedenis gekaderd worden. Je zult merken dat de No Blamemethode niet van Vlaamse oorsprong is. Daarna zal het stappenplan, dat bestaat uit zeven componenten, toegelicht worden. Tot slot zal een overzicht gegeven worden van de leeftijden en de onderwijsvormen die in aanmerking komen, om de No Blame-methode op uit te voeren.
Leendert heeft na lang aarzelen dan toch tegen zijn juffrouw gezegd dat hij al een tijdje gepest wordt door twee klasgenoten: Dries en Matthias. De juffrouw vindt het heel erg dat in haar klas gepest wordt. Ze besluit om onmiddellijk in te grijpen. Heel even denkt ze eraan om Dries en Matthias straf te geven. Ze wil hun het schoolreglement laten overschrijven. Plots denkt ze eraan dat er ook een andere manier is om pesten op te lossen: de No Blame-methode.
4.1
Geschiedenis van de No Blame-methode
De No Blame-methode werd in 1991 bedacht door George Robinson en Barbara Maines. Zij waren tewerkgesteld bij de Engelse organisatie Lucky Duck. Lucky Duck kan je vergelijken met een Centrum voor Leerlingenbegeleiding in Vlaanderen. Beide organisaties zijn bekommerd over het welbevinden van leerlingen en bieden psychologische, pedagogische en sociale ondersteuning aan. Uitgangspunt tot het bedenken van de No Blame-methode was de hulpvraag van Andrew, een Engelse jongen die zwaar gepest werd op school. Voor het eerst ging men de pestsituatie niet aanpakken door middel van zogenaamde pestrechtbanken. In deze pestrechtbanken moest de pester plaatsnemen in de beklaagdenbank en zich verantwoorden tegenover de klas. Na het proces mochten de leerlingen van de klas een strafmaat bepalen. Pestrechtbanken waren sensationeel, omdat de pester publiekelijk werd gestraft. Het staat in schril contrast met de No Blame-methode (Leefsleutels, 2006), (Bleukx, 2010 – mondelinge mededeling) 4.2
Definitie van de No Blame-methode
Letterlijk vertaald betekent No Blame “geen schuld”. Het is een niet bestraffende en probleemoplossende methode om in groep met pestsituaties om te gaan. De No Blamemethode bestaat uit een stappenplan dat is onderverdeeld in zeven stappen. Deze stappen zijn: gesprek met het slachtoffer, organiseer een eerste bijeenkomst, leg het probleem uit, deel de verantwoordelijkheid, vraag naar ideeën van elk groepslid, laat het
aan de groep over en een gesprek met elk leerling afzonderlijk. Verder in dit hoofdstuk vind je meer informatie over dit stappenplan en de deelnemers.
4.3
Uitgangspunten van de No Blame-methode
De No Blame-methode heeft enkele typische kenmerken of uitgangspunten. Deze worden kort toegelicht. 4.3.1 Groepsprobleem Een pester handelt zelden of nooit alleen. Pesten is een groepsgebeuren. De groep kan bestaan uit pesters en meelopers. Als groep sta je sterker tegenover de gepeste leerling. Daarom kiest de No Blame-methode om met de groep te gaan werken om het pestprobleem op te lossen. Het is de groep die het pesten toestaat en ondersteunt. Als de pester geen steun meer krijgt van de groep, zal het pesten vaak stoppen. Voor de pester zal het moeilijker worden om het kwetsende gedrag verder te zetten. Er is namelijk een groot contrast met de ondersteuning die de rest van de groep wil bieden aan de gepeste leerling. In stap vier van het stappenplan, zal je lezen dat de groep een gedeelde verantwoordelijkheid krijgt toegewezen om het pesten te stoppen. (Leefsleutels, 2006), (Robinson & Maines, 2003)
4.3.2 Vergroten van empathie In de No Blame-methode werkt men met gevoelens en niet met feiten, maar pesters vinden het vaak moeilijk om zich in te leven in de gevoelswereld van anderen. Ze hebben een te klein ontwikkeld empatisch vermogen. Door hen te confronteren met de gevoelens van de gepeste leerling, beseffen ze welke gevolgen het pestgedrag kan veroorzaken. Vaak zijn ze zich hiervan niet bewust en zijn ze geschokt. De rol van de groep is uitermate belangrijk als de pester zich toch niet kan inleven in de gevoelens van de gepeste leerling. Als enkele groepsleden wel een goed inlevingsvermogen hebben, kan dit geprojecteerd worden op de pesters. De groep vervult hierbij een stimulerende en ondersteunende rol. Het kan het empatisch vermogen van de pesters aanwakkeren. (Leefsleutels, 2006), (Robinson & Maines, 2003)
4.3.3 Probleemoplossend Andere manieren van straffen brengen geen oplossing met zich mee. Iemand het schoolreglement laten overschrijven of iemand mondeling berispen, heeft vaak maar een positief effect op korte termijn. De No Blame-methode betrekt de leerlingen actief in het stappenplan. Dit zorgt voor een positieve atmosfeer. Niet het gestelde pestgedrag staat centraal, maar de oplossing om dergelijk gedrag weg te nemen. Doordat de leerlingen zelf
oplossingen mogen aangeven, zullen ze vlugger bereid zijn om deze opdrachten uit te voeren. (Leefsleutels, 2006), (Robinson & Maines, 2003)
4.3.4 Schaamte Als men kiest voor de No Blame-methode om een pestprobleem op te lossen, zullen de pesters niet publiekelijk worden geïdentificeerd, geviseerd en gestigmatiseerd. Natuurlijk weten de pesters dat zij verantwoordelijk zijn voor het slecht welbevinden van een klasgenoot. Dit zorgt ervoor dat ze geen wraak gaan nemen tegen de gepeste leerling, omdat hij of zij de pestfeiten is gaan melden aan de leerkracht. De wraakgevoelens maken plaats voor innerlijke schaamte die hen zal helpen om hun gedrag te veranderen. (Leefsleutels, 2006), (Robinson & Maines, 2003)
4.4
Stappenplan van de No Blame-methode
De No Blame-methode bestaat uit zeven stappen die de No Blamebegeleider zal moeten toepassen. Je zult lezen dat er met twee partijen wordt gewerkt om het pestprobleem op te lossen: de gepeste en het steungroepje dat de gepeste leerling zelf mag selecteren. Het profiel van een No Blamebegeleider, wordt gegeven in het vijfde hoofdstuk.
4.4.1 Stap 1: een gesprek met het slachtoffer De No Blamebegeleider zal in deze stap een eerste gesprek hebben met de gepeste. Wie de rol van No Blamebegeleider op zich kan nemen, kan je lezen in het vijfde hoofdstuk. Tijdens deze eerste stap zal de No Blamebegeleider stil blijven staan bij de negatieve gevoelens van de gepeste. Dit kan hij doen door aan de gepeste te vragen om een tekening te maken of een gedicht te schrijven. Als de gepeste leerling hier geen zin in heeft, moet hij dit niet doen. Meestal wordt aan de gepeste leerling gevraagd om te tekenen of te omschrijven hoe hij zich voelt op school. In de casussen die behandeld worden in het praktijkgedeelte van dit eindwerk, zal je merken dat iedereen gekozen heeft om een tekening te maken. Kinderen vinden het vaak moeilijk om hun gevoelens neer te schrijven in een gedicht. Een tekening is een prima alternatief. Soms wordt er bij de tekening iets kort bijgeschreven. Door middel van de tekening of het gedicht, kan de No Blamebegeleider de impact en het gevolg van het pesten bevragen. Hoe voelt de gepeste zich? Hoe gaat de gepeste om met de pestfeiten? Bij wie voelt de gepeste zich wel nog goed? Heeft de gepeste al eerder hulp ingeroepen?... In de literatuur die over de No Blame-methode verschenen is, wordt pas op het einde van stap één aan de gepeste leerling gevraagd om een tekening te maken. Bij de maatschappelijk assistent van het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg in Peer, is het maken van een tekening of gedicht, het vertrekpunt van het gesprek.
Het is tijdens dit gesprek niet de bedoeling dat de No Blamebegeleider gaat vragen naar concrete pestfeiten om zo bewijsmateriaal te verzamelen die hij kan gebruiken in de volgende stappen. Als de gepeste toch pestsituaties vertelt, moet de begeleider hier naar luisteren. In de pestcasussen zal je kunnen lezen dat de gepeste leerlingen toch concrete pestsituaties geven aan de No Blamebegeleider. Het is hierbij belangrijk dat de aangehaalde feiten, gekaderd worden in gevoelens en effecten die deze feiten teweegbrengen.
De No Blamebegeleider zal de gepeste het opzet van de No Blame-methode uitleggen en wat de rol is van de gepeste leerling in het stappenplan. Je zult in de verdere stappen kunnen lezen dat de rol van de gepeste beperkt is. De gepeste komt enkel op de voorgrond in stap één en stap zeven. De gepeste wordt dus niet betrokken in stap twee, drie, vier, vijf en zes. De kans dat de gepeste en het steungroepje elkaar gaan beschuldigen is te groot. Dit zou ontkenning en rechtvaardiging kunnen uitlokken. De probleemoplossende aanpak, die is besproken in 4.3.3, zou verloren gaan. De gepeste zal de No Blamebegeleider moeten vertrouwen. Meestal komt het vertrouwen en de opluchting als er is uitgelegd dat er geen straffen worden uitgedeeld en dat niemand in de problemen zal komen. Nadat de werkwijze van de No Blame-methode is uitgelegd, zal de gepeste leerling toestemming moeten geven om deze methode op te starten. Geeft de gepeste leerling geen toestemming om de No Blame-methode op te starten, kan de No Blamebegeleider op regelmatige tijdstippen met de gepeste leerling gaan praten over de pestsituatie. Als hij eindelijk het vertrouwen heeft van de gepeste leerling, zal hij de No Blame-methode toch nog kunnen opstarten.
Aan het einde van de eerste stap, zal de No Blamebegeleider aan de gepeste leerling vragen om een steungroepje samen te stellen. De kracht van de groepsleden gaat de begeleider gebruiken om een goed resultaat te bereiken. Dit steungroepje bestaat uit minstens twee pesters, twee meelopers en twee vriendjes. Het steungroepje mag maximum acht leerlingen tellen. Vaak worden de namen van de pesters direct gegeven. Namen van meelopers en vriendjes komen soms aarzelend. De No Blamebegeleider kan de gepeste leerling hierbij helpen door te zeggen welke leerlingen empathisch, behulpzaam, betrouwbaar en communicatief zijn. In dit opzicht is het een voordeel als de betrokken leerkracht zelf de No Blame-methode toepast in plaats van een medeweker van een Centrum voor Leerlingenbegeleiding. Een leerkracht heeft een goed zicht op de klas, terwijl een medewerker van een Centrum voor Leerlingenbegeleiding de pestklas meestal niet kent.
Tot slot vraagt de No Blamebegeleider aan de gepeste leerling of er tijdens het gesprek vertrouwelijke informatie is verteld die niet tegen het steungroepje mag verteld worden. Ook moet de No Blamebegeleider vragen of de tekening of het gedicht mag worden getoond aan het steungroepje. De No Blamebegeleider rond het gesprek af door te zeggen dat de gepeste leerling hem altijd mag contacteren als er zich problemen moesten voordoen. (Leefsleutels, 2006), (Maines & Robinson, 2003) 4.4.2 Stap 2: organiseer een eerste bijeenkomst Direct na het gesprek met de gepeste leerling, moet de No Blamebegeleider een bijeenkomst organiseren met het door de gepeste gekozen steungroepje. Je zegt tegen de leerlingen dat ze op een bepaald moment verwacht worden voor een gesprek. De No Blamebegeleider vertelt dat het gesprek zal gaan over een probleem dat hij niet kan oplossen zonder de hulp van het steungroepje. Uiteraard wordt er niet gezegd over welk probleem het gaat en over wie het gaat. Tussen de uitnodiging en het eigenlijke gesprek, laat de No Blamebegeleider best niet te veel tijd tussen. Als er te veel tijd tussen is, kan dit voor angst en speculaties zorgen bij de leden van het steungroepje. In de praktijk worden de leerlingen van het steungroepje direct na het gesprek met de gepeste leerling uit de klas gehaald. De No Blamebegeleider moet zorgen dat het gesprek in een gezellige en warme atmosfeer kan plaatsvinden. Dit zorgt ervoor dat de leerlingen rustig, open en ongedwongen hun verhaal kunnen vertellen. Een lokaal dat geassocieerd wordt met straf, is uitgesloten. Meestal vindt het gesprek plaats in de eetzaal of in het klaslokaal van de zorgcoördinator of leerlingenbegeleider.
In de casus van Emma, zal je lezen dat sommige ouders graag op de hoogte worden gebracht als hun zoon of dochter opgenomen wordt in een steungroepje. In principe is dit niet verplicht volgens de spelregels van de No Blame-methode. Omdat de school deze vraag gesteld heeft, heeft de No Blamebegeleider die verbonden is met het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg van Peer, de ouders telefonisch gecontacteerd. Een Centrum voor Leerlingenbegeleiding heeft een vraaggestuurde werking. Dit wordt uitgelegd in hoofdstuk zes. Toch kan dit pas gebeuren nadat de zesde stap is afgelopen. Er mag zoals aangehaald geen tijd verloren gaan tussen stap één en stap twee. Een andere manier waarop scholen duidelijk kunnen maken tegenover ouders dat hun kind in de loop van het schooljaar uit de klas kan worden gehaald om een pestprobleem op te lossen via de No Blame-methode, is met een brief die in het begin van het schooljaar wordt meegegeven. In deze brief (zie bijlage 1) wordt het principe van de No Blame-methode uitgelegd. Een andere mogelijkheid is het geven van een informatiesessie aan de ouders over de No Blame-methode of deze methode opnemen in het schoolreglement. (Leefsleutels, 2006), (Robinson & Maines, 2003)
4.4.3 Stap 3: leg het probleem uit Nu alle leerlingen van het steungroepje samen zijn geroepen, kan de No Blamebegeleider overgaan naar stap drie. De No Blamebegeleider vertelt dat een leerling uit de klas zich erg ongelukkig voelt en dat hij zich zorgen maakt over deze leerling. Het woord pesten wordt niet uitgesproken. In de casussen die worden besproken, zal je merken dat het steungroepje onmiddellijk weet over wie het gaat. Zonder dat de No Blamebegeleider de naam heeft uitgesproken. Een hulpmiddel om de slechte gevoelens van de gepeste leerling duidelijk te maken, is het tonen van de tekening of het gedicht. Op deze manier wordt het steungroepje geconfronteerd met de negatieve gevoelens en de pijn van degene die gepest wordt. De No Blamebegeleider vertelt het verhaal wat de gepeste leerling in stap één heeft verteld. Het is niet de bedoeling dat de No Blamebegeleider details van gebeurtenissen gaat vertellen of iemand gaat beschuldigen of etiketteren. (Leefsleutels, 2006), (Robinson & Maines, 2003) 4.4.4 Stap 4: deel de verantwoordelijkheid Nadat de No Blamebegeleider het verhaal van de gepeste heeft verteld, kan het zijn dat enkele leerlingen een terneergeslagen en ongemakkelijk gevoel hebben. Sommige leerlingen kunnen schrikken van de impact die het pesten heeft gehad. Ze gaan zich schuldig voelen. Het ongemakkelijk gevoel is ook te verklaren, omdat de kinderen goed weten bij welke categorie zij horen. Een pester heeft zeer vlug in de gaten dat hij door de gepeste leerling is aangeduid als pester.
Sommige leerlingen zijn tijdens deze stap ongerust over de mogelijke straffen die gaan volgen. Op dat moment is het de taak van de No Blamebegeleider om hen gerust te stellen. Hij zal het steungroepje duidelijk maken dat er geen straffen zullen worden uitgedeeld. De No Blamebegeleider zal er wel aan toevoegen dat de groep het probleem zal moeten oplossen. Elk lid zal een gedeelde verantwoordelijkheid krijgen om de gepeste leerling terug een goed, veilig en gelukkig gevoel te geven in de klasgroep. De No Blamebegeleider rondt deze stap af met te zeggen dat hij op de groep rekent en vertrouwt. (Leefsleutels, 2006), (Robinson & Maines, 2003)
4.4.5 Stap 5: vraag naar ideeën van elk groepslid In stap vier krijgt het steungroepje de verantwoordelijkheid om het pestprobleem op te lossen. Dit sluit aan bij de vijfde stap, waarin elk lid van het steungroepje een concrete opdracht zal moeten bedenken om de gepeste leerling te helpen. Kinderen moeten hier even over kunnen nadenken. De No Blamebegeleider moet hun even de tijd geven om hier rustig over na te denken. Als bepaalde leerlingen zeggen dat de gepeste het pesten uitlokt, moet de No Blamebegeleider hier naar luisteren, maar tegelijkertijd ook vermelden
dat concrete pestfeiten niet belangrijk zijn. Het welbevinden van de gepeste leerling staat centraal. Het is belangrijk dat de kinderen hun voorstel formuleren in de ik-vorm. Zo kan men zich niet verstoppen achter de groep. Als er toch voorstellen in de wij-vorm geformuleerd worden, zal de No Blamebegeleider het steungroepje moeten bijsturen. Het is niet de bedoeling dat de No Blamebegeleider het steungroepje bepaalde voorstellen gaat opleggen. Hij kan ze wel sturen in het formuleren van haalbare voorstellen. In de pestcasussen zal je lezen dat dikwijls dezelfde voorstellen terugkomen. Zo gaan de kinderen meer met de gepeste spelen, de gepeste meer helpen, iets knutselen, meer mee praten, … Elk voorstel moet de appreciatie krijgen van de No Blamebegeleider. Kinderen kunnen ook geen voorstellen doen. Als dit voorvalt, zal de No Blamebegeleider de desbetreffende leerling duidelijk maken dat dit niet erg is, zolang het pesten maar stopt. Om vertrouwen op te wekken, zullen de voorstellen niet opgeschreven worden. (Leefsleutels, 2006), (Robinson & Maines, 2003) 4.4.6 Stap 6: laat het aan de groep over In de vorige stap heb je kunnen lezen dat de leerlingen van het steungroepje, een voorstel geformuleerd hebben om de gepeste klasgenoot te helpen. De No Blamebegeleider deelt het groepje mee dat hij na één week terug een bezoek zal brengen aan de klas. Dit gesprek dient om te kijken hoe de afgelopen week is verlopen en om te kijken of iedereen zijn opdracht heeft uitgevoerd en of er een positieve evolutie merkbaar is. Tijdens dit gesprek zal de No Blamebegeleider eerst een afzonderlijk gesprek hebben met de leerlingen die het steungroepje zitten en daarna met de gepeste leerling. De gepeste wordt als laatste aan het woord gelaten, omdat de No Blamebegeleider op deze manier feedback kan geven op hetgeen de leden van het steungroepje gezegd hebben. Tot slot bedankt de No Blamebegeleider het steungroepje voor hun medewerking en herhaalt hij dat de verantwoordelijkheid bij de groep ligt. Hij vertrouwt hen. (Leefsleutels, 2006), (Robinson & Maines, 2003)
4.4.7 Stap 7: een gesprek met elk afzonderlijk Na één week heeft de No Blamebegeleider zoals eerder aangehaald, opnieuw een gesprek met de leerlingen die in het steungroepje zitten en met de gepeste leerling. De No Blamebegeleider vraagt aan de leerlingen afzonderlijk of ze hun opgegeven opdracht hebben kunnen uitvoeren. Hierbij is het belangrijk dat de No Blamebegeleider vraagt naar de gevoelens die dit teweegbracht. De gevoelens van de gepeste én die van de leerling die in het steungroepje zit. Je hebt bij stap zes al kunnen lezen dat dit gesprek individueel is. Door afzonderlijk met de groepsleden te spreken, gaan de leerlingen zich niet achter de groep verstoppen. De competitiesfeer valt hierdoor weg. In de casussen die gaan besproken worden, zal je merken dat de meeste leerlingen hun opdracht goed onthouden
en uitgevoerd hebben. Toch is het niet erg als een leerling zijn opgeven opdracht niet heeft uitgevoerd. De No Blamebegeleider zal hier wel naar vragen, maar duidelijk maken dat dit niet erg is. Soms kan niets doen, ook al een goed voornemen zijn. Dit valt het meest voor bij de pesters. Het belangrijkste is dat de pesterijen gestopt zijn. De gepeste moet zich terug veilig en gelukkig voelen in de klas. Men kan niet verwachten dat de gepeste leerling na één week plots de populairste van de klas is geworden.
Bij de casus van Emma, zal je lezen dat enkele leerlingen van het steungroepje bang zijn dat de pesterijen terug gaan beginnen als het Centrum voor Leerlingenbegeleiding stopt met de begeleiding. De No Blamebegeleider moet deze kinderen geruststellen door te zeggen dat hij de situatie in de toekomst blijft opvolgen. De leerlingen blijven op deze manier betrokken bij het proces om het pesten op te lossen. In de pestsituatie van Emma wordt er gekozen om maandelijks een gesprek te hebben met Emma en het steungroepje. Bij de andere casussen vindt er één maand na het afronden van de No Blame-methode nog één gesprek plaats met zowel de gepeste als het steungroepje.
Aan het einde van stap zeven, wordt de gepeste leerling uit de klas gehaald. De No Blamebegeleider moet vragen naar de beleving van de afgelopen week. Heeft de gepeste leerlingen veranderingen waargenomen in het gedrag van zijn klasgenoten en hoe is hij hiermee omgegaan? Alsook vraagt de No Blamebegeleider naar de verwachtingen die de gepeste leerling voor de toekomst heeft. Als de No Blamebegeleider merkt dat de gepeste leerling bang en onzeker is tijdens het gesprek, moet hij net zoals bij het steungroepje duidelijk maken dat hij de situatie blijft opvolgen.
Als het pestprobleem opnieuw opduikt, kan de No Blamebegeleider een nieuwe groepsbijeenkomst organiseren. De samenstelling van het steungroepje verandert. Deze beslissing zal de No Blamebegeleider in samenspraak met de gepeste leerling nemen. De kinderen die gekozen worden om in het steungroepje te zitten, moeten zich daar ook goed bij voelen. De No Blamebegeleider moet rekening houden met hun draagkracht. De kinderen van het steungroepje moeten de tijd en de ruimte krijgen om alles te verwerken en een plaats te geven. Niet alle vrije tijd mag opgeslorpt worden aan het vervullen van de zelf opgegeven opdracht. Onbezorgd spelen is ook belangrijk. De No Blame-methode wordt liefst maar twee keer opgestart. Als aan het einde van de tweede poging de pestsituatie niet is opgelost, moet men zoeken naar andere manieren om de gepeste leerling te helpen. (Leefsleutels, 2006), (Robinson & Maines, 2003)
4.5
Leeftijd van de leerlingen waarop de No Blame-methode kan worden
toegepast In dit onderdeel zal ingegaan worden op de leeftijden waarop de No Blame-methode kan toegepast worden. Alsook wordt vermeld of deze methode geschikt is voor het Buitengewoon Onderwijs. 4.5.1 Kleuteronderwijs Peuters en kleuters kunnen verbale en fysieke agressie vertonen. Dit uit zich in het roepen van scheldwoorden, iets stuk slaan of iets afpakken. Het uitspreken van scheldwoorden heeft te maken met de uitbreiding van de woordenkennis. Peuters en kleuters vinden het spannend om lelijke woorden te gebruiken. Vaak weten ze niet wat de betekenis van deze woorden inhoudt. Daarenboven willen ze aan hun opvoeders (ouders, leerkrachten, …) laten zien dat hun fysieke kracht is toegenomen. Het negatieve gedrag is een manier om zich te manifesteren. Vaak is agressie tegenover andere kinderen een signaal van onveiligheid.
Peuters en kleuters doen dit niet om iemand te kwetsen. Ze hebben een directe impulsen emotie-uiting. Deze kinderen tonen aan hun omgeving wat ze willen of wat ze voelen. Volgens Pol Craeynest (2006) houden peuters elkaar tijdens het spelen in de gaten en zullen ze hun eigen speelgoed met geweld verdedigen. Als een peuter bijvoorbeeld wil spelen met de legoblokjes of de puzzel waarmee een andere peuter mee aan het spelen is, zal hij alles doen om zijn doel te bereiken. Kleuters maken zich hier minder schuldig aan, omdat zij meer met elkaar spelen.
Peuters en kleuters kunnen stevig ruzie maken en hard zijn voor elkaar. Toch spreken we niet over pestgedrag, omdat deze leeftijdsgroep niet de intentie heeft om anderen pijn te doen. Hiervoor is hun empatisch vermogen nog onvoldoende ontwikkeld en kunnen ze nog niet stilstaan bij hun eigen gedrag.
Ondanks men in het Kleuteronderwijs nog niet spreekt over pesten, kan de leerkracht toch de No Blame-methode gaan toepassen in de klas, mits een kleine aanpassing. In het Lager en het Secundair Onderwijs, die zo dadelijk worden besproken, moeten de leerlingen van het steungroepje zelf een opdracht bedenken en worden de gepeste leerling en het steungroepje niet samen bijeengeroepen om een gesprek te hebben. In de derde kleuterklas kan de kleuterjuffrouw een gesprek met de volledige klas hebben. Hier werkt men niet met een steungroepje. Tijdens dit gesprek kan zij aan de klasgroep vertellen dat een bepaalde kleuter zich niet goed voelt in de klas en daarom soms dingen afneemt, zich afzondert of een woede-uitbarsting heeft. De kleuterjuffrouw kan zelf kleine
opdrachtjes geven aan haar kleuters, zodat de andere kleuter zich terug goed voelt in de klas. Men kan bijvoorbeeld als opdracht krijgen om meer te spelen met de droevige kleuter of om naast hem te gaan zitten in de eetzaal. De kleuterjuffrouw heeft een begeleidende rol. De No Blame-methode wordt in het Kleuteronderwijs afgerond na één dag. Als men er één week tussenlaat, zoals de No Blame-methode traditioneel voorschrijft, is de kans groot dat de kleuters niet meer weten waarom ze iemand moeten helpen. In de eerste en tweede kleuterklas is het niet aan te raden om de No Blamemethode toe te passen. (Leefsleutels, 2006), (Bleukx, 2010 – mondelinge mededeling)
4.5.2 Lager Onderwijs Vanaf de leeftijd van zes jaar gaan kinderen beseffen dat hun gedrag gevolgen heeft of kan hebben voor andere kinderen. Ze ontdekken dat ze deel uitmaken van een grotere sociale
context.
Hun
empatisch
vermogen
groeit.
Net
zoals
het
verantwoordelijkheidsbesef en zelfreflectie, het denken over het eigen gedrag. In het eerste en tweede leerjaar past men beter niet de klassieke No Blame-methode toe. Deze leerlingen hebben nog een minimaal inlevingsvermogen, verantwoordelijkheidsgevoel en zelfreflectie. Als er een pestgeval voorvalt bij deze leeftijdscategorie, doet de betrokken leerkracht dit volgens de zelfde visie van de No Blame-methode die bij kleuters wordt toegepast. Vanaf het derde leerjaar ziet men dat lagere schoolkinderen elkaar gaan uitsluiten en pesten. Hier kan men de No Blame-methode op een doeltreffende manier uitvoeren. (Leefsleutels, 2006), (Bleukx, 2010 – mondelinge mededeling) 4.5.3 Secundair Onderwijs In het Secundair Onderwijs zit de leerling in zijn puberteit. Tijdens deze periode gaat de leerling zijn eigen identiteit ontwikkelen. Vaak ten koste van iemand anders. Dit gebeurt zowel lichamelijk als emotioneel. Als iemand zich niet gedraagt zoals het in de denkwijze van de leerling moet, zal hij beginnen pesten. Als iemand zich niet wil aanpassen, zal hij gepest worden. Deze theorie kan ook al voorkomen in het vijfde en zesde leerjaar van het Lager Onderwijs, omdat tegenwoordig kinderen vlugger aan hun puberteit beginnen. Volgens Leefsleutels (2006) blijkt dat pesten het meest voorkomt tussen tien en veertien jaar.
Alles wat anderen zeggen, zal men willen omdraaien. Men wil uniek zijn, anders dan de anderen. Soms haken hierdoor bepaalde vrienden af, omdat een leerling zich plots anders gaat gedragen. Vrienden worden plots vijanden. Ook in het Secundair Onderwijs wordt op een klassieke manier de No Blame-methode toegepast. (Bleukx, 2010 – mondelinge mededeling)
4.5.4 Buitengewoon Onderwijs De vorige drie leeftijdsgroepen hadden betrekking op het gewoon onderwijs. Toch kan de No Blame-methode ook toegepast worden in het Buitengewoon Onderwijs. Net zoals in het Kleuteronderwijs, zal hier een aanpassing dienen te gebeuren. Deze aanpassing is noodzakelijk, omdat leerlingen die naar een school voor Buitengewoon Onderwijs gaan, zich minder goed kunnen inleven in de gevoelens van anderen en mindere intelligente kwaliteiten hebben. Hierbij denken we aan kinderen met een mentale achterstand en emotionele- en gedragsproblemen. Bij leerlingen met autisme, is de slaagkans van de No Blame-methode irreëel. De hoofdreden is het gebrek aan empathie. Toch is de No Blamemethode toegepast bij een jongen met autistische kenmerken. Of de No Blamebegeleider hierin geslaagd is, kan je lezen in hoofdstuk negen.
De begeleider die de No Blame-methode toepast in het Buitengewoon Onderwijs, moet bij deze doelgroep zijn taal aanpassen aan het niveau van het kind en suggesties doen aan het steungroepje als ze een opdracht moeten bedenken om de gepeste leerling te helpen. Kinderen uit het Buitengewoon Onderwijs, zullen vaak moeite hebben om zelf een opdracht voor te stellen. Verder moet de No Blamebegeleider, zoals in het Kleuteronderwijs, alle stappen op één dag doorlopen in plaats van op zeven dagen. Ook hier is de kans reëel dat de kinderen na zeven dagen niet meer weten waarom ze iemand moeten helpen. Bij kinderen met een fysische, visuele of auditieve handicap, kan de No Blame-methode zonder aanpassing uitgevoerd worden. Bij visueel gehandicapten zal de No Blamebegeleider wel goed moeten letten op zijn uitspraak en bij kinderen die slecht horen, kan de No Blamebegeleider zich laten bijstaan door een doventolk of kan hij de zeven stappen van de No Blame-methode illustreren door middel van pictogrammen. Ook bij kinderen die kampen met een leerstoornis, kan men zonder problemen deze methode toepassen. (Bleukx, 2010 – mondelinge mededeling)
Besluit De No Blame-methode is een niet bestraffende en probleemoplossende methode om pesten aan te pakken. Deze methode kan samengevat worden in vier woorden: schaamte, probleemoplossend, vergroten van de empathie en groepsprobleem. Na het lezen van dit hoofdstuk, kan bevestigd worden dat het zevenstappenplan van de No Blame-methode bij elke leeftijdscategorie en onderwijsvorm kan toegepast worden. Wel zal de No Blamebegeleider in bijvoorbeeld de kleuterklas of bij sommige doelgroepen van het Buitengewoon Onderwijs aanpassingen moeten doen. In hoofdstuk vijf zal het profiel van de No Blamebegeleider geschetst worden.
Hoofdstuk 5: de No Blamebegeleider
In hoofdstuk vier hebben we kennisgemaakt met de No Blame-methode. In dit hoofdstuk wordt er dieper ingegaan op de persoon die de No Blame-methode gaat begeleiden. Als men eenmaal weet wie deze taak op zich gaat nemen, moet men nagaan of deze persoon de vaardigheden bezit die vereist zijn om de No Blame-methode op een kwaliteitsvolle manier te doen. Als blijkt dat deze vaardigheden of eigenschappen ontbreken, zal je kunnen lezen dat Leefsleutels talrijke vormingen en vaardigheidstrainingen organiseert.
De juffrouw van Leendert heeft besloten dat de No Blame-methode zal opgestart worden. Uit ervaring blijkt dat een traditionele straf zoals het schoolreglement overschrijven, vaak maar een kortstondig effect heeft. De juffrouw heeft echter een beetje schrik om eraan te beginnen. Zij wil Leendert heel graag helpen, maar denkt dat ze het niet goed gaat doen. Ze denkt in zichzelf dat ze misschien toch beter had deelgenomen aan de vorming over de No Blame-methode die vorige maand werd georganiseerd door Leefsleutels. Ze besluit om contact op te nemen met het Centrum voor Leerlingenbegeleiding. Zij hebben misschien enkele tips.
5.1
De No Blamebegeleider
In het vorige hoofdstuk is de werkwijze van de No Blame-methode uitgebreid toegelicht. Natuurlijk moet één persoon aangeduid worden om het stappenplan die bij deze methode hoort, toe te passen in een klas waar iemand gepest wordt. Er zijn twee opties: de klasleerkracht (Lager Onderwijs) en de klastitularis (Secundair Onderwijs) of een medewerker van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding. 5.1.1 De leerkracht Als er een leerling gepest wordt in de klas, kan de betrokken leerkracht in het Lager Onderwijs of klastitularis in het Secundair Onderwijs de rol van begeleider op zich nemen om de No Blame-methode op te starten. De leerkracht heeft een nauwe band met de leerlingen, is het meest betrokken en heeft een goed zicht op de relaties in de klas, waardoor bepaalde uitspraken die de gepeste of het steungroepje doen in de juiste context kunnen worden geplaatst. Er is een vertrouwensband tussen leerlingen en leerkracht aanwezig.
Toch moeten we volgens vormingsmedewerkster van Leefsleutels Geertje Bleukx (2010 mondelinge mededeling) realistisch zijn en vaststellen dat in sommige klassen, zowel in het Lager Onderwijs als in het Secundair Onderwijs, de vertrouwensband tussen leerkracht en leerlingen soms ontbreekt. Vaak hebben leerkrachten geen objectief beeld
meer over de gepeste en de pestsituatie. Dit kan gebeuren als leerkrachten al verschillende versies van verhalen hebben gehoord van zowel de gepeste als de pester, ze verschillende waarden en normen hanteren of een slechte ervaring in het verleden hebben meegemaakt met de betrokken leerling. Dit brengt met zich mee dat de leerkracht vooroordelen tegenover de gepeste of pester kan ontwikkelen en niet meer onpartijdig kan begeleiden. Leerlingen gaan dit aanvoelen bij hun leerkracht. Dit heeft als gevolg dat ze geen veilig gevoel meer hebben.
Hierdoor voelt de leerkracht zich minder geroepen om de No Blame-methode zelf uit te voeren. Het is niet gemakkelijk om als No Blamebegeleider je eigen gevoelens aan de kant te schuiven. Als de leerkracht deze gevoelens herkent, kan hij of zij gaan aankloppen bij de zorgcoördinator (Lager Onderwijs) of de leerlingenbegeleider (Secundair Onderwijs) van de school. Is deze ook niet bereid of niet in de mogelijkheid om de No Blamemethode toe te passen, kan men best een beroep doen op het Centrum voor Leerlingenbegeleiding waarbij de school is aangesloten. (Defranc, Van Baelen & Wetsels, 2005), (Leefsleutels, 2006) 5.1.2 De CLB-medewerker De CLB-medewerker kan ingeschakeld worden als de leerkracht geen uitweg meer ziet in het oplossen van een pestprobleem. Elke CLB-medewerker kan de No Blame-methode toepassen. In hoofdstuk zeven kan je lezen dat in het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg in Peer, de maatschappelijk assistent belast is met deze taak. De CLB-medewerker zal ter vervanging van de leerkracht de zeven stappen van de No Blame-methode doorlopen met de gepeste en het steungroepje. Tegen een medewerker van een Centrum voor Leerlingenbegeleiding kunnen leerlingen zonder een remming praten over wat ze denken en voelen. Ze moeten niet vrezen voor partijdigheid. Tot slot moeten ze geen schrik hebben dat ze slechtere resultaten gaan hebben als ze iets negatiefs zeggen over iemand. (Defranc, Van Baelen & Wetsels, 2005)
Daarnaast heeft het Centrum voor Leerlingenbegeleiding een ondersteunende rol. Het zal directies en leerkrachten motiveren om de No Blame-methode toe te passen als in hun school of klas een pestprobleem is. Het zal hun duidelijk maken dat ze niet te vlug voor een traditionele straf moeten kiezen zoals straf schrijven of niet mee gaan zwemmen. Verder zal het leerkrachten die daadwerkelijk de No Blame-methode aan het toepassen zijn, begeleiden en adviseren. De leerkrachten krijgen tips over waaraan ze in de toekomst aan moeten denken bij het toepassen van de No Blame-methode. Het Centrum voor Leerlingenbegeleiding kan o.a. het stappenplan nog eens uitleggen, tips geven over
de vaardigheden die ze moeten bezitten als ze de No Blame-methode goed willen uitvoeren, ...
Een Centrum voor Leerlingenbegeleiding kan scholen ook op de hoogte houden van de data waarop er vormingen en vaardigheidstrainingen georganiseerd worden door Leefsleutels. De organisatie Leefsleutels en de vaardigheden of eigenschappen die de No Blamebegeleider moet bezitten, worden net zoals de inhoud van de vormingsdagen en de vaardigheidstrainingen, in het volgende puntje besproken.
Het Centrum voor Leerlingenbegeleiding kan de leerkrachten ook duidelijk maken of de pestsituatie misschien een diepere achtergrond heeft (ADHD, agressie, autisme, …). In de pestcasus van Milo zal je lezen dat er een vermoeden van autisme is. Medewerkers van een Centrum voor Leerlingenbegeleiding zijn opgeleid om deze eventuele oorzaken te zien. Bij een diepgaandere oorzaak van het pesten, kan een Centrum voor Leerlingenbegeleiding een brugfiguur zijn tussen de school en een externe dienst zoals een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg of een kinder- en jeugdpsychiater. (Leefsleutels, 2006)
5.2
Eigenschappen van de No Blamebegeleider
Daarnet heb je kunnen lezen wie er allemaal in aanmerking komt om de No Blamemethode toe te passen. Van de leerkracht of de medewerker van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding wordt verwacht dat hij enkele basisvaardigheden bezit, vooraleer hij deze methode gaat toepassen op een gepeste leerling. 5.2.1 Open houding De No Blamebegeleider moet een rustige en open houding hebben tegenover de gepeste en het gekozen steungroepje. Een open houding staat synoniem voor wederzijds vertrouwen en geborgenheid tussen deze drie actoren. De No Blamebegeleider moet zich openstellen om naar het probleem te luisteren en het op te lossen. Een open houding houdt volgens van Marwijk (2008) in dat de No Blamebegeleider zijn armen niet kruist of geen voorwerp (bijvoorbeeld een laptop) voor zich heeft. Een open houding is dus nonverbaal gericht. (Leefsleutels, 2006) 5.2.2 Actief luisteren Naast het hebben van een open houding, is het belangrijk dat de No Blamebegeleider actief luistert naar de verhalen van de gepeste en het steungroepje. Je bent tijdens het gesprek alleen bezig met de informatie die je te horen krijgt van de leerlingen. Je toont zowel verbaal als non-verbaal aan dat je een actieve luisterhouding bezit en dat je
geïnteresseerd bent in het verhaal. Verbaal kan je dit bijvoorbeeld doen door het stellen van vragen om meer te weten te komen over de pestsituatie of door het stellen van vragen om erachter te komen of je alles goed begrepen hebt. Non-verbaal vertaalt een actieve luisterhouding zich in het voldoende tijd en ruimte voorzien tijdens het gesprek, door het toelaten van een stilte of door een simpel knikje. (Leefsleutels, 2006) 5.2.3 Vertrouwen De No Blamebegeleider heeft een vertrouwensrol te vervullen. Je hebt al kunnen lezen dat een open houding vertrouwen uitstraalt. De No Blamebegeleider moet vertrouwen geven en uitstralen tegenover de gepeste en het steungroepje. Vertrouwen wekken bij het slachtoffer is echter niet gemakkelijk, omdat de gepeste vaak erg bang heeft. Zowel de gepeste als het steungroepje kunnen bang zijn voor de negatieve gevolgen van hun uitspraken. De gepeste heeft schrik dat hij of zij nog meer gepest zal worden en de leden van het steungroepje denken dat ze nadien toch nog gestraft gaan worden. De No Blamebegeleider zal de gepeste en het steungroepje moeten geruststellen en overtuigen dat alles wat er verteld wordt, in vertrouwen zal gebeuren. (Leefsleutels, 2006) 5.2.4 Niet oordelen Sommige leden van het steungroepje kunnen schrik hebben om een straf te krijgen als ze hun verhaal hebben gedaan tegen de No Blamebegeleider. Het is de taak van de begeleider om duidelijk te maken dat hij niemand gaat veroordelen of bestraffen. Dit zal hij doen in de vierde stap, waarin hij de verantwoordelijkheid gaat delen met de groep. De No Blamebegeleider kan dit enkele keren herhalen doorheen het gesprek. Bijvoorbeeld als hij merkt dat een leerling iets wil vertellen, maar precies niet durft. (Leefsleutels, 2006) 5.2.5 Gesprek kunnen afblokken Tijdens het gesprek dat de No Blamebegeleider heeft met de leerlingen die in het steungroepje zitten, kan het zijn dat er bepaalde kinderen elkaar gaan beschuldigen of in discussie gaan over bepaalde pestfeiten. Niemand geeft graag toe dat hij fout gedrag heeft vertoond. Het is op dat moment belangrijk dat de No Blamebegeleider op tijd het gesprek kan afblokken. Zoals je al hebt kunnen lezen bij de uitleg over het zevenstappenplan van de No Blame-methode, staan niet de feiten, maar de gevoelens centraal. Doet de No Blamebegeleider dit niet, zal het gesprek niet meer rustig en vredevol kunnen verlopen. (Leefsleutels, 2006) 5.2.6 Aanmoedigen Bij de vijfde stap, gaat de No Blamebegeleider aan elke leerling van het steungroepje vragen om een idee te formuleren om de gepeste terug een goed gevoel te geven in de
klas en op de speelplaats. Sommige kinderen zullen hier geen zin in hebben, omdat ze vinden dat er niets aan de hand is. Deze kinderen zal de No Blamebegeleider moeten aanmoedigen.
Dit
kan
hij
doen
door
het
steungroepje
te
wijzen
op
hun
verantwoordelijkheid (stap vier) en dat je gelooft in de kracht van de groep. Elk voorstel dat wordt geformuleerd, verdient dan ook waardering. (Leefsleutels, 2006) 5.2.7 Doorvragen Kinderen zijn het vaak niet gewoon om te praten over een gevoelig onderwerp zoals pesten. Dit is zeker het geval wanneer ze hierover moeten praten tegenover een leerkracht of een medewerker van een Centrum voor Leerlingenbegeleiding. Door hun onwennigheid, kunnen ze soms erg kort, vaag en oppervlakkig reageren als er een vraag wordt gesteld. Als de No Blamebegeleider dit merkt, zal hij uiterst voorzichtig te werk moeten gaan. Anders bestaat de kans dat de leerlingen het vertrouwen in de No Blamebegeleider verliezen. Hij zal op een rustige toon de vragen moeten stellen. Dit kan een motivatie zijn voor de leerlingen om meer te vertellen over de pestfeiten. (Leefsleutels, 2006) 5.2.8 Ik-boodschap Het voorstel dat in de vijfde stap wordt geformuleerd door elk lid van het steungroepje om de gepeste terug een goed gevoel te geven in de klas, moet beginnen met „ik‟. Op deze manier gaan ze praten vanuit zichzelf. Men kan zich niet achter de groep gaan verstoppen. Als er toch een voorstel wordt geformuleerd vanuit de wij-vorm, moet de No Blamebegeleider dit corrigeren. (Leefsleutels, 2006) 5.3
Vorming over de No Blame-methode
Wie na het lezen van dit eindwerk nog vragen heeft over de No Blame-methode, kan één van de talrijke vormingsdagen of vaardigheidstrainingen volgen die georganiseerd worden door Leefsleutels. Er zal na een korte uiteenzetting over de organisatie Leefsleutels, een overzicht gegeven worden over de inhoud van deze vormings- en trainingsdagen rond de No Blame-methode.
5.3.1
Leefsleutels
Leefsleutels is opgericht in 1990. De Franstalige Leefsleutels heet Clefs pour la Jeunesse. Het is een organisatie die netoverschrijdend educatieve programma‟s ontwikkelt. Leefsleutels wil het sociaal en emotioneel welbevinden van kinderen en jongeren stimuleren. Men staat ook stil bij de ontwikkeling van hun sociale vaardigheden. Thema‟s die Leefsleutels behandelt zijn: vriendschap, de dood, samen spelen, agressie, drugs,
relaties en seksualiteit, faalangst en pesten. Rond deze onderwerpen zal Leefsleutels vormingen organiseren. (Robinson & Maines, 2003)
5.3.2 Vormingsaanbod Leefsleutels organiseert sinds 2002 regelmatig vormingen en vaardigheidstrainingen voor leerkrachten, zorgcoördinatoren, leerlingenbegeleiders, directies en CLB-medewerkers die kennis willen maken met de No Blame-methode of die hun kennis willen uitbreiden. Als men kiest voor een vorming, kan men kiezen voor een halve dag of een hele dag. Deze vormingen kunnen zowel op school als op verplaatsing georganiseerd worden. Kiest men voor een halve dag, zal men een theoretische uitleg krijgen over het zevenstappenplan van de No Blame-methode. Bij een volledige vormingsdag zal men in de namiddag het zevenstappenplan gaan toepassen door middel van rollenspelen.
De vaardigheidstraining neemt twee dagen in beslag. Na afloop van de eerste dag, gaan de deelnemers wel naar huis. Een overnachting is niet inbegrepen. Vooraleer men deelneemt aan de vaardigheidstraining, heeft men best een vormingsdag rond de No Blame-methode gevolgd. In de vaardigheidstraining ligt de nadruk op de praktijk. Men zal ook werken aan de begeleidersvaardigheden die in dit hoofdstuk zijn besproken. (Leefsleutels, z.j.)
Besluit In dit hoofdstuk zijn we even blijven stilstaan bij de persoon die de No Blame-methode in goede banen zal leiden. Er zijn twee keuzemogelijkheden: de leerkracht of zorgcoördinator als de gepeste in het Lager Onderwijs zit en de klastitularis of leerlingenbegeleider als de gepeste leerling les volgt in het Secundair Onderwijs. Deze personen moeten enkele eigenschappen bezitten om de kwaliteit van de No Blamemethode te waarborgen. Heeft de No Blame-begeleider deze vaardigheden niet of te weinig, kan men aankloppen bij het Centrum voor Leerlingenbegeleiding of een vorming of vaardigheidstraining gaan volgen bij Leefsleutels. Nu het theoretisch luik van de No Blame-methode is afgelopen, schakelen we over naar de praktijk. Eerst zal het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg in Peer voorgesteld worden. Daarna zal de No Blame-methode voor de eerste keer toegepast worden op een gepeste leerling uit het vierde leerjaar.
Praktijk zwarte kraaien om me heen ze pikten me overal
tot jij kwam je legde een arm om mijn schouder
en greep de kraaien naar hun keel
maar toen liet je me alleen je keerde me de rug
en de kraaien kwamen terug
Bert Van Cauter 12 jaar, Schepdaal (Leefsleutels, 2006)
Hoofdstuk 6: voorstelling Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg, afdeling Peer
Een eindwerk is onafscheidelijk verbonden met een stageplaats. In dit hoofdstuk zal mijn stageplaats, het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg, afdeling Peer voorgesteld worden. In de uitwerking van de pestcasussen die aan bod komen in hoofdstuk acht, negen en tien, zal mijn stageplaats een belangrijke plaats innemen. Het Vrij
Centrum
voor
Leerlingenbegeleiding
Noord-Oost
Limburg
heeft
twee
vestigingsplaatsen: Bree en Peer. Ik vervolledig mijn stage in Peer. Doordat deze stage in een Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding plaatsvindt, zal zowel het netoverschrijdende als het specifieke Missionstatement voor de Vrije Centra voor Leerlingenbegeleiding besproken worden.
Verder zul je als lezer ontdekken dat een Centrum voor Leerlingenbegeleiding werkt rond negen werkingsprincipes die de medewerkers steeds in het oog moeten houden om de kwaliteit van de hulpverlening te garanderen. Wie er allemaal in een Centrum voor Leerlingenbegeleiding tewerkgesteld is, kan je ontdekken in dit hoofdstuk. Alsook zul je merken dat er drie doelgroepen zijn waarmee een Centrum voor leerlingenbegeleiding werkt. Om op alle vragen die deze doelgroepen stellen, een antwoord te kunnen geven, werkt een Centrum voor Leerlingenbegeleiding rond vier domeinen.
6.1
Mission
Statement
van
het
Centrum
voor
Leerlingenbegeleiding
(netoverschrijdend) Een Centrum voor Leerlingenbegeleiding heeft als opdracht om leerlingen, ouders en scholen te ondersteunen. Dit moeten ze doen in alle Nederlandstalige scholen. Het doel is om het welbevinden van de leerlingen te verhogen. Hiervoor werken zij vraaggestuurd. Leerlingen,
ouders
of
scholen
moeten
dus
zelf
naar
het
Centrum
voor
Leerlingenbegeleiding toestappen om een vraag te stellen of een probleem te melden. Een Centrum voor Leerlingenbegeleiding zal de leerlingen begeleiden in hun ontwikkeling tot zelfstandige volwassenen. Dit zal het doen door het openen van nieuwe perspectieven en door de leerlingen systematisch of vraaggestuurd te volgen in hun gezondheid en welbevinden.
Een Centrum voor Leerlingenbegeleiding zal hiervoor samenwerken met leerlingen, ouders, scholen en andere betrokken instanties in vier domeinen. Deze domeinen worden later in dit hoofdstuk uitgelegd. Door te werken met deze vier domeinen, garandeert men teamwerking en een multidisciplinaire aanpak. Bijvoorbeeld: onderzoek, informatie en
advies geven, begeleiden als leerlingen, ouders of scholen een vraag stellen. Als het nodig is, zal men ook samenwerken met andere diensten. (Vrije-CLB-Koepel vzw, 2008)
6.2 De
Mission Statement van het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Vrije
Centra
voor
Leerlingenbegeleiding
houden
zich
uiteraard
aan
het
netoverschrijdende Mission Statement. Toch steunen zij op volgende netspecifieke basisbeginselen. In deze basisbeginselen moeten Centra voor Leerlingenbegeleiding respect opbrengen voor verschillende dingen.
Een Centrum voor Leerlingenbegeleiding moet de filosofische, ideologische en religieuze overtuiging, de sociale afkomst, het geslacht en de nationaliteit van elke leerling respecteren.
Dit
geldt
ook
voor
de
ouders
van
de
leerling. Ook
voor
de
levensbeschouwing en de opvoedingsverantwoordelijkheid van respectievelijk de school en de ouders, moeten zij respect opbrengen.
Voorafgaand het respect voor de religieuze overtuiging, moet een Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding respect hebben voor de christelijke en gelovige verankering, het geloofsaanbod en voor het pedagogische project van de Katholieke scholen waar zij mee samenwerken. Een school en een Centrum voor Leerlingenbegeleiding werken samen als beide partijen een beleidscontract of beleidsplan hebben afgesloten voor drie schooljaren. In deze contracten staan o.a. de rechten en de plichten van zowel de school als het Centrum voor Leerlingenbegeleiding en hoe men deze concreet gaat invullen. Een beleidscontract wordt opgesteld als de school en het Centrum voor Leerlingenbegeleiding tot een verschillende inrichtende macht behoren en een beleidsplan als de school en het Centrum voor Leerlingenbegeleiding tot dezelfde inrichtende macht behoren.
Vrije Centra voor Leerlingenbegeleiding moeten respect tonen voor het pedagogisch project van andere vrije scholen, scholen van andere onderwijsnetten en van instellingen voor erkende vorming waarmee zij een beleidscontract afsluiten. Aan de vrijwaring van het recht op vrij initiatief, hechten de Vrije Centra voor Leerlingenbegeleiding veel belang. Zij wensen van dit recht gebruik te maken om het Mission Statement van de sector van Centra voor Leerlingenbegeleiding te implementeren.
Vrije Centra voor Leerlingenbegeleiding begeleiden leerlingen in hun specifieke schoolcontext met als achtergrond een multireligieuze en multiculturele maatschappij. Er wordt aandacht gegeven aan de totale persoon van de leerling. Hoofd, hart en handen staan centraal. Tot slot nemen attitudevorming, leren leven met, door en voor anderen een belangrijke plaats in. (Vrije-CLB-Koepel vzw, 2008)
6.3
Werkingsprincipes van een Centrum voor Leerlingenbegeleiding
Leerlingenbegeleiding
is
een
ruim
begrip.
Daarom
werkt
men
met
negen
werkingsprincipes die gelden voor alle Centra voor Leerlingenbegeleiding in Vlaanderen. Door deze werkingsprincipes kunnen leerlingen, ouders en scholen zich een beeld vormen over de kenmerken en de werking van een Centrum voor Leerlingenbegeleiding. (VCLB Service, 2002) 6.3.1 Belang van de leerling staat centraal De medewerker van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding moet zich onafhankelijk van de school,ouders,… opstellen. Dit is vooral belangrijk bij conflictsituaties tussen school, leerlingen en ouders. Het Centrum voor Leerlingenbegeleiding moet dan als neutrale dienst een begeleiding starten. (VCLB Service, 2002) 6.3.2 Begeleiding is vraaggestuurd De vraag om hulp kan komen van een leerling, ouders of van de school zelf. Twee dingen zijn echter verplicht. Het gaat om de medische onderzoeken die gecombineerd worden met de profylactische maatregelen en de leerplichtbegeleiding. Deze kunnen leerlingen, ouders en scholen niet weigeren aan het Centrum voor Leerlingenbegeleiding. De leerlingen moeten deelnemen aan de medische onderzoeken die op bepaalde leeftijden worden gehouden en moeten zich laten begeleiden als iemand op school een besmettelijke ziekte heeft. Alsook moeten leerlingen zich houden aan de leerplicht tot aan hun achttiende verjaardag. Het Centrum voor Leerlingenbegeleiding zal de afwezigheden op regelmatige tijdstippen controleren. (VCLB Service, 2002) 6.3.3 Subsidiair Leerlingenbegeleiding is niet enkel een zaak van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding. Ouders en scholen krijgen een grotere begeleidingsverantwoordelijkheid. Ze kunnen wel steeds terugvallen op het Centrum voor Leerlingenbegeleiding om hun te helpen om deze taak zo goed mogelijk te vervullen. De eerste opvang gebeurt dus thuis of op school, in de vertrouwde omgeving van de leerling. (VCLB Service, 2002)
6.3.4 Begeleiding is preventief en remediërend Leerlingenbegeleiding mag zich niet enkel richten op het remediëren (herstellen, genezen) van de problemen waarmee de betrokken leerling op dat moment mee kampt. Het preventieve aspect is ook belangrijk. Men wil liever problemen voorkomen dan genezen. Als men op langere termijn wil werken, zal de CLB-medewerker proactief moeten gaan werken. Men moet positief en toekomstgericht gaan werken als men het welzijn van leerlingen wil verhogen op school. Bijvoorbeeld: pesten kan voorkomen
worden, als het Centrum voor Leerlingenbegeleiding in het begin van het schooljaar een voordracht komt geven over pesten en de gevolgen daarvan. (VCLB Service, 2002)
6.3.5 Emancipatorisch Een CLB-medewerker zal steeds in overleg met de leerling, ouders en de school op zoek gaan naar antwoorden op de vragen die deze drie actoren stellen. Ze worden dus betrokken bij het oplossen van het probleem. Het Centrum voor Leerlingenbegeleiding leert hen vaardigheden aan om in de toekomst zelf problemen, noden of vragen aan te pakken. Op deze manier worden ze minder hulpafhankelijk. (VCLB Service, 2002)
6.3.6 Gratis en discrete begeleiding Ouders, leerlingen of leerkrachten en hun directies moeten niets betalen als ze een beroep willen doen op het Centrum voor Leerlingenbegeleiding. Verder zijn de CLBmedewerkers gebonden aan hun beroepsgeheim. Alle informatie die zij te horen krijgen, mogen zij niet prijsgeven. Leerlingen mogen vanaf twaalf jaar hun dossier inkijken. Vanaf dan hebben de ouders toestemming van hun kind nodig als ze het dossier willen inkijken. (VCLB Service, 2002) 6.3.7 Multidisciplinair team In een Centrum voor Leerlingenbegeleiding werken artsen, maatschappelijk werkers, sociaal verpleegkundigen en psychologische en pedagogische consulenten en werkers. Zij zullen ervoor zorgen dat de leerling vanuit psychisch, fysisch en sociaal vlak wordt geholpen. Men wil de leerling in zijn totale persoonlijkheid benaderen. (VCLB Service, 2002)
6.3.8 CLB-begeleiding ingebed in een netwerk Een Centrum voor Leerlingenbegeleiding kan niet altijd alle problemen oplossen. Daarom is een samenwerking met diensten uit de welzijns- en gezondheidssector onontbeerlijk om aan goede leerlingenbegeleiding te kunnen doen. De samenwerking met o.a. een CGG (Centrum
Geestelijke
Gezondheidszorg),
OCMW
(Openbaar
Centrum
voor
Maatschappelijk Welzijn), DAGG (Dienst Ambulante en Geestelijke Gezondheidszorg) of een doorverwijzing naar een kinderpsychiater beklemtoont de draaischijffunctie of brugfunctie die het Centrum voor Leerlingenbegeleiding heeft tussen de school en de welzijns- en gezondheidsvoorzieningen. (VCLB Service, 2002) 6.3.9 Specifieke aandacht voor kansengroepen Leerlingen die sociaal bedreigd worden, moeten extra ondersteuning krijgen van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding. Centra voor Leerlingenbegeleiding die werken met scholen waar veel kansengroepen zich bevinden, kunnen rekenen op extra personeel.
Voorbeelden van kansengroepen zijn o.a. kansarmen, allochtonen, ouders die langdurig werkloos zijn, … (VCLB Service, 2002) 6.4
Vier domeinen van het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding
Alle vragen die gesteld worden door leerlingen, ouders of scholen kunnen ingedeeld worden in vier domeinen: Leren en Studeren, Preventieve Gezondheidszorg, Psychisch en Sociaal Functioneren en Schoolloopbaanbegeleiding. De inhoud van de domeinen wordt kort toegelicht.
6.4.1 Leren en Studeren Dit domein beslaat alles wat te maken heeft met het leren lezen, schrijven en rekenen en de problemen die zich hierbij kunnen voordoen. Als een ouder merkt dat zijn kind veel moeite heeft met het rekenen of dat het leesproces maar moeizaam verloopt, kunnen de ouders contact opnemen met de leerkracht. Als de leerkracht verder onderzoek noodzakelijk acht, zal hij mits toestemming van de ouders, het Centrum voor Leerlingenbegeleiding contacteren. Het zou kunnen dat een leesprobleem aan de basis van de problemen ligt. Voorbeelden: leerlingen begeleiden met taalproblemen, met de school zoeken naar de juiste aanpak van dyslexie of hoogbegaafdheid, kleuters die zich iets trager ontwikkelen, ADHD, autisme, aanreiken van een goede leerhouding, … (VCLB Service, 2002), (Geerdens, 2010 – mondelinge mededeling) 6.4.2 Preventieve Gezondheidszorg Gezondheid wordt ruim benaderd. Men gaat kijken naar het lichamelijke, psychische en sociale welzijn. Dit doet het Centrum voor Leerlingenbegeleiding zowel op lange als op korte termijn. Men gaat dus ook preventief werken aan de gezondheid van schoolgaande kinderen.
Dit
kan
men
doen
door
medische
onderzoeken
en
vaccinaties.
Gezondheidsvoorlichting en gezondheidsondersteuning behoren ook tot dit domein. Voorbeelden: luizenproblemen, problemen rond hygiëne, vragen rond motoriek, vragen rond slecht zien of horen, vragen rond overgewicht, gebit, … (VCLB Service, 2002), (Geerdens, 2010 – mondelinge mededeling) 6.4.3 Psychisch en Sociaal Functioneren Het Centrum voor Leerlingenbegeleiding kan net zoals het onderwijs, niet ongevoelig blijven voor heel wat maatschappelijke problemen die rechtstreeks of onrechtstreeks met opvoeding en school te maken hebben. Het welbevinden van een leerling heeft een rechtstreekse invloed op de schoolse beleving. Ook omgekeerd is dit het geval. Het gevoelsleven van het kind staat centraal binnen dit domein. Voorbeelden: zich niet goed voelen in de klas, niet aanvaard worden, opvoedingsproblemen, slaapproblemen,
gedragsproblemen zoals ADHD, pestproblemen, gesloten karakter, onvoldoende weerbaar
zijn,
faalangst,
depressie,
echtscheidingsproblemen,
rouw-
en
verliesverwerking, … (VCLB Service, 2002), (Geerdens, 2010 – mondelinge mededeling) 6.4.4 Schoolloopbaanbegeleiding Elk kind moet een schoolloopbaan doorlopen die de meeste ontplooiingskansen biedt. Een goede studiekeuzebegeleiding is dus belangrijk. Jongeren die om welke reden dan ook bedreigd zijn in hun leerkansen, door bijvoorbeeld een functionele beperking of sociaal-economische
factoren,
hebben
nood
aan
een
intensievere
schoolloopbaanbegeleiding. Voorbeelden: helpen bij studiekeuze bij scharniermomenten zoals de overstap van het Basisonderwijs naar het Secundair Onderwijs, de stap naar het Buitengewoon
Onderwijs
begeleiden,
informatie
geven
over
studierichtingen,
heroriënteringen, schoolveranderingen, …(VCLB Service, 2002), (Geerdens, 2010 – mondelinge mededeling) 6.5
Doelgroep van het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost
Limburg, afdeling Peer We
hebben
bij
de
werkingsprincipes
al
gezien
dat
het
Centrum
voor
Leerlingenbegeleiding pas een begeleiding opstart als leerlingen, ouders of scholen een vraag stellen. Hieronder worden deze drie doelgroepen besproken.
6.5.1 Leerlingen Leerlingen die onderwijs volgen in één van de scholen die onder de bevoegdheid van het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg, afdeling Peer vallen, kunnen een beroep op hen doen. Dit zijn alle katholieke scholen van het Basisonderwijs, het Buitengewoon Onderwijs en het Secundair Onderwijs van de gemeentes Bocholt (Lozen, Reppel en Kaulille), Peer (Grote Brogel, Kleine Brogel, Linde Peer en Wijchmaal), Houthalen, Overpelt, Bree en Lommel. Het Buitengewoon Onderwijs is integraal gevestigd in Peer. Verschillende scholen hebben ook nog vestigingsplaatsen.
De vragen die de leerlingen hebben, situeren zich in de vier domeinen van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding. Je kan een hulpvraag stellen als je niet weet wat je moet gaan studeren (Schoolloopbaanbegeleiding), als je je niet goed voelt in de klas, omdat je gepest wordt (Psychisch en Sociaal Functioneren), als je vragen hebt over relaties en seksualiteit (Preventieve Gezondheidszorg) of als je een goede studiehouding wilt ontwikkelen, omdat je merkt dat je studieresultaten niet zo goed zijn (Leren en Studeren). In
het
Secundair
Onderwijs
zal
de
medewerker
van
het
Centrum
voor
Leerlingenbegeleiding elke week een spreekuurtje hebben in de school. In het Lager
Onderwijs, gaat de leerling meestal eerst naar de leerkracht of de zorgcoördinator. Toch kan de leerling ook rechtstreeks naar het Centrum voor Leerlingenbegeleiding stappen. Als de leerling jonger is dan twaalf jaar, zal het Centrum voor Leerlingenbegeleiding altijd de ouders op de hoogte brengen. Is de leerling ouder dan twaalf jaar en bekwaam genoeg om zelf een beslissing te nemen, worden de ouders normaal niet op de hoogte gebracht. Toch zal in de praktijk het Centrum voor Leerlingenbegeleiding de ouders verwittigen. Buiten de leerlingen, kunnen ook ouders een vraag stellen. (Geerdens, 2010 – mondelinge mededeling)
6.5.2 Ouders Ook ouders kunnen een beroep doen op het Centrum voor Leerlingenbegeleiding. Deze vragen kunnen o.a. gaan over wat hun zoon of dochter kan gaan studeren volgend schooljaar, als ouders merken dat hun kind gepest wordt, als het kind veel last heeft van faalangst, niet sociaal vaardig genoeg is, bij een vermoeden van dyslexie, … Ouders kunnen steeds een afspraak maken met het Centrum voor Leerlingenbegeleiding. Zij zullen de ouders binnen de tien werkdagen uitnodigen voor een gesprek. Hoe het verder afloopt, hangt af van de ernst van het probleem. Ouders kunnen het probleem ook eerst bespreken met de leerkracht en daarna pas het Centrum voor Leerlingenbegeleiding contacteren. Als de leerling of de ouders het probleem niet zien of willen zien, kan de school ook nog altijd ingrijpen. (Geerdens, 2010 – mondelinge mededeling) 5.5.3
Scholen
Naast leerlingen en ouders kunnen ook scholen een beroep doen op de diensten van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding. Deze vragen worden meestal gesteld tijdens de verschillende
overlegmomenten
tussen
de
school
en
het
Centrum
voor
Leerlingenbegeleiding. Hierbij denken we aan een MDO (Multidisciplinair Overleg) dat driemaal per jaar plaatsvindt. Hier zullen de zorgkinderen worden besproken. Scholen kunnen ook rekenen op ondersteuning van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding bij de organisatie van projecten. Een voorbeeld hiervan is een project over gezonde voeding. Een leerling of ouder kan ook via de school een afspraak regelen met het Centrum voor Leerlingenbegeleiding. (Geerdens, 2010 – mondelinge mededeling) 6.6
Personeelsleden van het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-
Oost Limburg, afdeling Peer Een Centrum voor Leerlingenbegeleiding heeft een multidisciplinaire werking. Dit wil zeggen dat er verschillende disciplines tewerkgesteld zijn. Door de verscheidenheid van personeel, kan elke vraag die gesteld wordt kwaliteitsvol en vanuit verschillende inzichten behandeld worden. Samenwerking is zeer belangrijk.
6.6.1 Directie Zij voert het algemeen beleid en is de eindverantwoordelijke. In de praktijk komt het er op neer dat de directrice officiële documenten ondertekent zoals dossiers van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, attesten en inschrijvingsverslagen om in het Buitengewoon Onderwijs les te mogen volgen, contracten en bijzondere bepalingen met scholen,… Voor de afdelingen Peer en Bree is dezelfde directrice aangesteld. (VCLB Service, 2002), (Lambrechts, 2010 – mondelinge mededeling) 6.6.2 Sociaal verpleegkundige Samen met de schoolarts staat de sociaal verpleegkundige in voor de preventieve gezondheidszorg van de leerlingen en de medische onderzoeken. Zij zal er o.a. voor zorgen dat de leerlingen de nodige vaccinaties toegediend krijgen. Alsook zal zij regelmatig
de
hoofdhuid
controleren
op
de
aanwezigheid
van
luizen
en
gezondheidsvoorlichting geven rond allerlei thema‟s. Dit kan individueel of in groep gebeuren. Deze kunnen zijn: seksuele voorlichting, hygiëne, gezonde voeding, eetstoornissen, … Verder zal zij aan vraagverheldering doen bij eventuele motorische problemen. Als de zorgvraag gegrond is, zal men een motorische test doen. Als deze een slecht resultaat heeft, zal de sociaal verpleegkundige doorverwijzen naar een kinesist, … Tot slot zal de sociaal verpleegkundige de leerlingen doorverwijzen naar de schoolarts als zij ernstige medische problemen constateert. ( VCLB Service, 2002), (Adamczak, 2010 – mondelinge mededeling) 6.6.3 Psychopedagogisch consulent en psychopedagogisch werker Het verschil tussen beiden is dat een psychopedagogisch consulent een universitair diploma heeft en een psychopedagogisch werker in het bezit is van een diploma dat afgeleverd is door een Hogeschool. Deze medewerkers houden zich bezig met diagnostiek en leerlingenbegeleiding. In het kader van deze opdrachten gaan zij emotionele, gedrags- en persoonlijkheidsstoornissen diagnosticeren. Ook leerstoornissen komen aan bod. Alsook geven zij advies over opvoedingsproblemen. Hierbij sluit aan dat zij de betrokken leerlingen, leerkrachten en ouders hierover gaan informeren en sensibiliseren. Verder behoort de verwijzing naar het Buitengewoon Onderwijs en het begeleiden bij het opstellen van handelingsplannen in het Buitengewoon Onderwijs tot hun takenpakket. Tot slot bieden zij kortdurende begeleiding aan rond thema‟s zoals pesten, faalangst en echtscheiding. Bij te ernstige situaties, zal men doorverwijzen naar externe diensten. (VCLB Service, 2002), (Wertelaers, 2010 – mondelinge mededeling)
6.6.4 Schoolarts Zij
houdt
zich
net
zoals de
sociaal
verpleegkundige
bezig
met
preventieve
gezondheidszorg. Zij heeft bijzondere aandacht voor de lichamelijke ontwikkeling en de algemene gezondheidstoestand van de leerlingen. De schoolarts zal vaccinaties geven en zich bezighouden met thema‟s zoals veiligheid en hygiëne. Bij het medisch schoolonderzoek zal zij eventuele fysieke tekortkomingen zoals slecht zien, slecht horen, groeistoornissen, problemen met de groei van de tanden of een onderontwikkelde motoriek ontdekken. Indien nodig zal zij doorverwijzen naar de eigen huisdokter of een specialist. (VCLB Service, 2002), (Miguet, 2010 – mondelinge mededeling)
6.6.5 Maatschappelijk werker De maatschappelijk werker zal trachten de leerlingen een juiste studiemethode bij te brengen en hen begeleiden bij de keuze van een studierichting. Ook zal zij schoolmoeheid en demotivatie aankaarten met de leerling en oplossen. Dit zal zij doen door
persoonlijke
consultaties
met
leerlingen
of
ouders,
maar
ook
door
groepsbijeenkomsten te organiseren voor eerder vermelde doelgroep. Zij zal problemen (emotionele
problemen,
gedragsmoeilijkheden,
gezinsproblemen
en
opvoedingsproblemen) opsporen aan de hand van een sociaal onderzoek. Dit doet zij via het afnemen van een intakegesprek, het afleggen van huisbezoeken (enkel als ouders niet langs kunnen komen), gesprekken met leerlingen, vragenlijsten, observaties, overleg met leerkrachten,… Het is belangrijk dat de maatschappelijk werker een grondige kennis heeft van de sociale kaart. Zo weet zij naar welke welzijnsdiensten zij de leerling en/of de ouders moet doorverwijzen. Verder houdt de maatschappelijk werker zich bezig met de opvolging van de leerplicht. Zij zal regelmatig de afwezigheden opvragen bij de scholen. Tot slot behoort opvoedingsondersteuning ook tot haar takenpakket. (VCLB Service, 2002), (Geerdens, 2010 – mondelinge mededeling)
6.6.6 Administratieve medewerker Het takenpakket van een administratieve medewerker bestaat uit algemene administratie (rapporten en verslagen typen, klasseerwerk, formulieren bezorgen aan scholen, kopieën maken, post sorteren en verdelen, telefoon opnemen en doorverbinden ….) en leerlingenadministratie ( nieuwe leerlingen ingeven en wijzigingen in het leerlingendossier verbeteren,
resultaten
van
een
medisch
onderzoek
doorsturen
naar
scholen,
dossieroverdracht tussen andere Centra voor Leerlingenbegeleiding,…). (VCLB Service, 2002), (Lauwers, 2010 – mondelinge mededeling)
Besluit In dit hoofdstuk heb je kunnen lezen dat een Centrum voor Leerlingenbegeleiding werkt met negen werkingsprincipes om hun werking duidelijk over te brengen naar leerlingen, ouders en scholen. Samenwerking tussen leerlingen, ouders, scholen en het Centrum voor Leerlingenbegeleiding is het sleutelwoord. Elke vraag die deze actoren stellen, kan men categoriseren in de vier domeinen. Samenwerking is ook belangrijk tussen de medewerkers van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding. In het volgende hoofdstuk maak ik duidelijk hoe ik de efficiëntie van de No Blame-methode ga aantonen en wat de rol van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding hierin is.
Hoofdstuk 7: opzet van het onderzoek
Dit hoofdstuk staat in het teken van het opzet van mijn onderzoek. De reden wordt verklaard waarom er is gekozen om drie pestcasussen, die worden aangepakt met de No Blame-methode, te gaan analyseren om zo te weten te komen of deze methode ook in de praktijk werkt. Verder wordt de werkwijze van dit onderzoek meegedeeld. Tot slot zal je lezen dat de leerlingenpopulatie waarmee gewerkt is geweest, beperkt is tot bepaalde scholen in het Noord-Oosten van Limburg.
7.1
Reden van het onderzoek
In het voorwoord van dit eindwerk kan je lezen dat drieëntachtig procent van de kinderen van de hogere klassen van de Basisschool, zich goed voelt op school (Klasse, 2009). Dit is een positief cijfer, maar dit wil zeggen dat zeventien procent van de leerlingen zich minder of niet goed voelt op school. Één van de redenen waarom deze kinderen niet graag naar school komen of niet graag in de klas zitten, kan pesten zijn. De No Blamemethode is een manier om dergelijke pestgevallen aan te pakken.
Door het maken van dit eindwerk, wil ik te weten komen of de No Blame-methode een goede manier is om pesten op de lagere school op te lossen. Of dat men toch beter kan kiezen voor de traditionele manier van straffen zoals extra huiswerk of even apart staan. Misschien is de No Blame-methode te zachtaardig om leerlingen te doen beseffen dat pesten in de klas een groot probleem is. Bij de No Blame-methode worden er nooit straffen uitgedeeld.
Een onderzoek naar de werking van de No Blame-methode sluit naadloos aan bij mijn stageplaats, het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg in Peer, omdat zij bij pestgevallen regelmatig de No Blame-methode opstarten. Het wel of niet opstarten van de No Blame-methode, hangt van de situatie af. Kan de leerkracht het zelf oplossen door een gesprek? Is het een eenmalig pestincident of komt het vaker voor?, …
Dit zal altijd gebeuren door de maatschappelijk assistent van het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg in Peer, die verbonden is met de school waar een pestprobleem is vastgesteld.
In het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg in Peer, werkt men in het team Basisonderwijs sinds vorig schooljaar met de No Blame-methode. In dat schooljaar wordt er één keer de No Blame-methode in een lagere school opgestart. Dit schooljaar wordt de No Blame-methode vier keer uitgevoerd. Alle pestsituaties, dus ook
No Blame‟s, moeten sinds 1 januari 2009 verplicht ingevoerd worden in LARS. LARS staat voor Leerlingenbegeleiding Administratie en Registratiesysteem. Door pestgevallen elektronisch te registeren, heeft het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming een concreter beeld over het aantal kinderen dat gepest wordt in de lagere school. Met de verkregen cijfers kan Vlaams Minister van Onderwijs en Vorming, Pascal Smet, rekening houden bij het opstellen van een efficiënt pestbeleid in Vlaamse Basisscholen.
Als scholen de No Blame-methode zonder de hulp van de maatschappelijk assistent van het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg uitvoeren, moet dit normaal ook gemeld worden. In de praktijk is dit echter niet altijd het geval. Hierdoor zijn er geen concrete cijfers over hoe vaak leerkrachten zelf de No Blame-methode toepassen. 7.2
Werkwijze van het onderzoek
Er is geopteerd om drie pestcasussen te onderzoeken op de efficiëntie van de No Blamemethode. Door te werken met casussen die men zelf begeleid, kan men de No Blamemethode proeven in de praktijk. Alle casussen die in dit eindwerk voorkomen, zal ik als No Blamebegeleider zelf leiden. Mijn stagementor is wel aanwezig tijdens de gesprekken. Enkel bij de casus van Milo is zij er niet bij. De reden van haar afwezigheid, kan je lezen in het negende hoofdstuk. In het vorige hoofdstuk heb je bij de werkingsprincipes kunnen lezen dat een Centrum voor Leerlingenbegeleiding vraaggestuurd werkt. De No Blamebegeleider moet dus roeien met de riemen die hij heeft. De No Blame-methode kan enkel opgestart worden als er een vraag wordt gesteld vanuit de school of de ouders. Tijdens de stage komen er drie pestmeldingen binnen die we gaan behandelen met de No Blame-methode. In de eerste casus, die van Louise, zal je merken dat de ouders aanmelding hebben gedaan op het Vrij Centrum voor Leerlingbegeleiding Noord-Oost Limburg in Peer. In de casussen van Milo en Emma zal de vraag worden gesteld vanuit de school.
Elke casus zal starten met het weergeven van de pestsituatie en de klassituatie. Zo heeft de lezer een duidelijk beeld over het pestprobleem en het klasbeeld. In de eerste casus wordt de pestsituatie gegeven door de ouders van de gepeste. In de andere twee casussen, zullen de leerkrachten van degene die gepest wordt, het woord voeren. De leerkrachten
zullen
ook
telkens
het
klasbeeld
schetsen.
Hierna
zal
de
No
Blamebegeleider overgaan tot het uitvoeren van de No Blame-methode. Hij zal met de gepeste en het geselecteerde steungroepje de zeven stappen doorlopen. Deze stappen zijn: een gesprek met het slachtoffer, het organiseren van een eerste bijeenkomst, het
probleem uitleggen, de verantwoordelijkheid delen, naar ideeën van elk groepslid vragen, het aan de groep over laten en tot slot een gesprek met elk afzonderlijk.
Daarna is aan de betrokken leerkrachten gevraagd of zij merken dat er iets in hun klas is veranderd ten aanzien van het eerdere pestgedrag ten opzichte van een leerling. Elk hoofdstuk wordt afgerond met de conclusies van de No Blamebegeleider. Hierin zal weergegeven worden of de No Blame-methode gewerkt heeft en of er in de nabije toekomst nazorg moet worden voorzien. Nadat dit allemaal gebeurd is, hoop ik dat een antwoord zal krijgen op mijn centrale vraag en tevens titel van dit eindwerk: is de No Blame-methode een goede manier om pesten op de lagere school aan te pakken? In het totaal zal elke No Blame-methode die wordt besproken, één of twee weken duren. De casus van Louise duurt twee weken, omwille van agendaproblemen.
Om de privacy van de kinderen en de ouders niet te schenden, zijn alle namen die in de casussen voorkomen fictief. Verder wordt niet vermeld in welke school het pestprobleem zich voorgedaan heeft. 7.3
Afbakening van de leerlingenpopulatie
Omdat mijn stage plaatsvindt op het Vrij Centrum Voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg in Peer, zullen enkel de pestsituaties behandeld worden die voorkomen in de lagere scholen die aangesloten zijn bij het desbetreffende Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding. Mijn leerlingenpopulatie is beperkt tot de scholen van Bocholt, Lozen, Reppel, Kaulille, Peer, Grote Brogel, Kleine Brogel, Linde Peer, Wauberg en Wijchmaal. Enkele van deze scholen hebben ook nog vestigigsplaatsen.
De No Blame-methode wordt enkel in lagere scholen uitgevoerd, omdat mijn stage is gesitueerd in het team Basisonderwijs van het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg in Peer. Het Secundair Onderwijs en het Buitengewoon Lager- en Secundair Onderwijs worden niet meegerekend.
Besluit In dit hoofdstuk is de reden van het onderzoek aangeven. Via dit onderzoek wil men te weten komen of de No Blame-methode ook effectief werkt in de Basisscholen die aangesloten zijn bij het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg in Peer. Helaas zijn er tijdens mijn stageperiode maar drie pestgevallen gemeld die in aanmerking komen voor de No Blame-methode. Ook de werkwijze van het onderzoek is bekendgemaakt. In elke casus zal je de pestsituatie, de klassituatie, het stappenplan en de conclusies van de leerkracht en de No Blamebegeleider terugvinden. In het volgende
hoofdstuk, maak je kennis met de eerste pestcasus. Deze casus draait rond Louise, een meisje uit het vierde leerjaar dat volgens haar ouders gepest wordt.
Hoofdstuk 8: de No Blame-Methode toegepast op een gepeste leerling uit het vierde leerjaar
In dit hoofdstuk wordt voor de eerste keer de No Blame-methode toegepast in de praktijk. Dit om te weten te komen of de No Blame-methode een goede manier is om pesten op de lagere school aan te pakken. De eerste pestcasus is die van Louise, een meisje uit het vierde leerjaar. Louise wordt sinds dit jaar gepest, nadat ze vorig schooljaar in deze klas is terechtgekomen. Louise heeft namelijk het derde leerjaar moeten overdoen, omdat ze hartproblemen heeft en daardoor veel leerstof gemist heeft. In het derde leerjaar dat ze gedubbeld heeft, zijn er geen problemen gemeld. Nu hun dochter in het vierde leerjaar zit, merken haar ouders dat het welbevinden van hun dochter achteruitgaat. Louise komt niet meer graag naar school. Ze willen een gesprek met het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg in Peer. Om het pestprobleem op te lossen, zullen de zeven stappen van de No Blame-methode doorlopen worden, maar eerst krijg je een beeld over de pestsituatie en klassituatie van Louise. Verder in dit hoofdstuk zal de conclusie van de betrokken leerkracht worden weergeven. Tot slot zal de No Blamebegeleider zijn conclusie formuleren.
8.1
Pestsituatie van Louise
Louise, een meisje van Nederlandse afkomst, heeft al vanaf haar geboorte hartproblemen. Daarom wordt bij haar een pacemaker geplaatst. Deze pacemaker heeft spijtig genoeg niet het gewenste resultaat. Daarom moet zij in het derde leerjaar nog een operatie ondergaan die gekoppeld wordt met enkele onderzoeken in het ziekenhuis. Dit brengt echter met zich mee dat Louise veel afwezig is op school. Zij heeft dan ook veel leerstof gemist. Er wordt in overleg met Louise haar ouders en de school, besloten om haar het derde leerjaar te laten overdoen. De overstap naar het vierde leerjaar zou anders te overweldigend overkomen. Door het derde leerjaar over te doen, kan ze de leerstof beter beheersen.
Het gevolg is dat Louise in september 2008 in een nieuwe klas terecht komt. Deze klas staat bekend als een probleemklas. In het eerste jaar dat Louise in haar nieuwe klas zit, zijn er geen problemen. In het daaropvolgende schooljaar (2009), merken de ouders van Louise na een paar maanden dat ze de klassfeer niet fijn vindt. Zij vindt dat er een vijandige sfeer hangt in de klas en dat iedereen op de tippen van de tenen moet lopen om niemand te kwetsen of iets verkeerd te zeggen. Dit is Louise niet gewend. Zij is het altijd gewoon geweest om in een leuke, grappige en fijne klas te zitten. In de loop van het schooljaar, rond de kerstvakantie, worden de kwetsende opmerkingen persoonlijk. Vanaf dit moment is Louise vaak het mikpunt van de pesterijen. De ouders van Louise hebben
dit gemeld aan de directie, de betrokken juffrouw en de zorgcoördinator van de school. De kinderen van Louise haar klas worden hier op aangesproken. Dit heeft echter maar een tijdelijk positief effect. Louise haar ouders hebben niet echt het gevoel dat er veel veranderd is. Zelfs een vriendinnetje van Louise doet mee aan de pesterijen. Na een telefoongesprek met de vader van het vriendinnetje, blijkt dat zijn dochter enkel meedoet met de pesterijen, omdat ze zelf schrik heeft om gepest te worden.
Vele kleine opmerkingen stapelen zich na verloop van tijd op tot één grote ergernis. Zo mag Louise enkel de sneeuwslee trekken, maar niet zelf erop rijden en mag ze, omdat ze niet mooi geschminkt is, van de meisjes van haar klas niet meedoen aan het schoolcarnaval. Alsook mag ze nooit zelf beslissen welk spelletje ze wil spelen. Als ze zich niet aan de regels houdt, mag ze vertrekken van haar klasgenoten. Verder is er een incident, omdat ze een te excentrieke paraplu heeft. Deze is volgens haar klasgenoten te opvallend. Ze lachen Louise uit. Tot slot voelen de klasgenoten zich vlug aangesproken wanneer Louise door het raam naar buiten kijkt. Zij denken dat Louise naar hen zit te kijken.
Al deze dingen slorpen veel energie op van Louise. Dit zowel op fysisch en psychisch vlak. En door haar hartproblemen, heeft Louise al minder energie dan een doorsnee kind. Louise heeft veel verdriet en huilt veel. Haar ouders zien het welbevinden en zelfbeeld van hun dochter achteruitgaan. Nochtans was Louise vroeger een sociaal kind dat aangesloten was bij enkele jeugdverenigingen. Dit is echter verleden tijd. Louise wil zelfs niet meer naar de computerles gaan. 8.2
Klassituatie van Louise
De klas van Louise (vierde leerjaar) telt twaalf kinderen, waaronder vijf jongens en zeven meisjes. Het is dus een kleine klas. De juffrouw vertelt mij dat het een zwakke klas is op het vlak van resultaten op toetsen. Ondanks de mindere resultaten, hebben de leerlingen toch een goede werkhouding.
Zij geeft ook aan dat enkele kinderen een grote mond hebben en kinderachtig kunnen reageren. Tegen de juffrouw zijn alle kinderen wel vriendelijk. In het verleden hebben er zich al enkele incidentjes voorgedaan, zoals een ruzie over het niet terugbrengen van een bal. Echte pesterijen heeft de jufrouw nog niet meegemaakt.
Louise zit in een graadklas. Dit wel zeggen dat het derde en vierde leerjaar voor bepaalde vakken samen in de klas zitten om les te volgen. Hierbij denken we aan Wereldoriëntatie (WO), Godsdienst en de Teken- en Muziekles. Het vierde leerjaar, de klas waarin Louise
zit, heeft twee juffrouwen die de oorspronkelijke leerkracht vervangen. Zij is momenteel in bevallingsverlof.
8.3
Stappenplan in de praktijk
In het vierde hoofdstuk van dit eindwerk, zijn de zeven stappen van de No Blamemethode uitgebreid besproken. In dit onderdeel worden de zeven stappen toegepast op Louise en haar klas. 8.3.1 Stap 1: een gesprek met het slachtoffer Tijdens de eerste stap, vindt er een gesprek met Louise plaats. Louise krijgt de opdracht om een tekening of een gedicht te maken over hoe ze zich voelt op school. Louise kiest ervoor om een tekening te maken. Het duurt een tijdje vooraleer Louise de eerste lijnen op het blad zet. Uiteindelijk tekent ze een meisje met een triestig gezicht (zie bijlage 2). De tekening mag getoond worden aan het steungroepje. Langs de tekening schrijft Louise dat ze niet meer weet waarom ze zo veel moet huilen. Vanuit deze tekening wordt naar de gevoelens gevraagd die zij associeert met het naar school gaan. Louise geeft aan dat ze de laatste tijd niet meer graag naar school komt, omdat ze gepest wordt door enkele van haar klasgenoten. ‟s Morgens moet ze al haar moed bij elkaar rapen om de dag goed door te komen. Zij haalt aan dat de anderen vaak de baas spelen over haar. Vooral de meisjes maken zich schuldig aan het pesten. Zij bepalen bijvoorbeeld hoe Louise en de andere klasgenoten moeten zitten en mogen kijken. Louise vertelt ook over het incident met de sneeuwslee. Zo mag zij nooit op de sneeuwslee zitten, maar moet zij hem altijd vooruittrekken. Dit vergt echter een vermoeiende fysische inspanning, omwille van haar hartprobleem. Nadat de procedure van de No Blame-methode is uitgelegd, geeft Louise haar goedkeuring om het pesten te doen stoppen door de No Blame-methode toe te passen. Zij geeft zeven namen van leerlingen die in het steungroepje zullen zitten. Zij kiest voor Leen en Josefien (pesters), Hannelore, Ann en Silke (meelopers) en voor Famke (zit in het derde leerjaar) en Jef (vrienden). Tot slot vertelt Louise dat ze geen schrik heeft om terug naar de klas te gaan. Alle verkregen informatie mag dan ook doorgegeven worden aan het steungroepje.
8.3.2 Stap 2: organiseer een eerste bijeenkomst In de tweede stap wordt er gewerkt met het steungroepje. De No Blamebegeleider vertelt de groep dat hij met een probleem zit. Een leerling voelt zich namelijk niet goed in de klas. Er wordt hen duidelijk gemaakt dat hun hulp onontbeerlijk is. Al vlug hebben de leden van het steungroepje door dat het om Louise gaat.
8.3.3 Stap 3: leg het probleem uit Tijdens de derde stap vertelt de No Blamebegeleider het steungroepje dat Louise niet meer graag naar school komt, dat ze zich ongelukkig voelt en soms thuis weent. De No Blamebegeleider vertelt het steungroepje dat hij zich zorgen maakt om Louise en dat enkel zij voor een oplossing kunnen zorgen. 8.3.4 Stap 4: deel de verantwoordelijk Het steungroepje wordt gewezen op hun verantwoordelijkheid om het probleem op te lossen en er wordt vermeld dat de No Blamebegeleider op hen rekent. Hij verduidelijkt dat hij niemand een straf gaat geven of met de vinger gaat wijzen.
8.3.5 Stap 5: vraag naar ideeën van elk groepslid In de vijfde stap, wordt aan elk lid van het steungroepje gevraagd om een opdracht te bedenken die zij kunnen uitvoeren om Louise terug een goed gevoel te bezorgen. Leen kiest ervoor om Louise meer te gaan helpen als haar iets niet lukt, Josefien gaat haar troosten door het geven van een knuffel als ze verdrietig is, Hannelore gaat haar niet uitstoten en ervoor zorgen dat ze met alle spelletje kan meespelen, Ann gaat Louise meer bij het spel betrekken en spelletjes kiezen die zij ook leuk vindt, Silke gaat niet meer te hard met de bal stampen, Famke gaat Louise helpen als ze iets moet dragen en haar voortaan laten meespelen en Jef gaat Louise helpen als ze iets niet weet.
8.3.6 Stap 6: laat het aan de groep over In de voorlaatste stap krijgt het steungroepje één week de tijd om hun opdrachten uit te voeren. De No Blamebegeleider waarschuwt hen dat hij binnen één week terug een gesprekje met hen afzonderlijk zal hebben om de opgegeven taken te evalueren. Tot slot bedankt de No Blamebegeleider het steungroepje voor hun medewerking.
8.3.7 Stap 7: een gesprek met elk afzonderlijk Na twee weken de zaak hebben te laten rusten, gaat de No Blamebegeleider terug langs op de school van Louise. De zevende stap is bereikt. Als eerste komt Leen aan de beurt. Zij had beloofd om Louise te gaan helpen als iets haar niet lukte. Ze is niet geslaagd in haar opdracht. Niet omdat ze van slechte wil is, maar omdat Louise niet wil dat men haar helpt. Leen geeft aan dat Louise vaak hulp van anderen weigert. Toch heeft Leen een goed gevoel als ze Louise probeert te helpen. Ze merkt dat Louise niet meer droevig is en terug een blij gezicht heeft. Leen heeft thuis verteld dat ze opgenomen is in een steungroepje. Haar ouders hadden hier niets op tegen.
Josefien is de tweede leerling die even apart genomen wordt. Josefien ging Louise troosten als ze droevig was. Zij heeft Louise dan ook getroost toen ze alleen op een bankje zat. Ook hier aanvaardde Louise geen schouder om op te huilen. Desondanks heeft Josefien er een goed gevoel aan overgehouden. Ze merkt overigens ook op dat Louise gelukkiger is. Zij heeft thuis niet verteld dat ze in een steungroepje zit om een gepeste leerling te helpen. Hier heeft ze gewoon niet aan gedacht.
Als derde is Hannelore aan de beurt. Zij ging Louise niet uitstoten en spelletjes spelen die Louise ook leuk vindt. Hannelore heeft deze taak perfect uitgevoerd. Zij heeft Louise talrijke keren gevraagd of ze mee wou spelen. Soms met een positieve reactie, soms een negatieve reactie. Als Louise niet wou meespelen, vroeg Hannelore niet naar de reden waarom ze niet wou meedoen. Hannelore had gehoord dat Louise tegen de juffrouw had gezegd dat ze zich vrolijk voelde. Ze merkt wel op dat de jongens Louise niet echt helpen. Enkel de meisjes doen volgens haar moeite. Thuis heeft ze gemeld dat ze in een steungroepje zit. Haar ouders vonden het een goed initiatief dat hun dochter betrokken was in een groepje om niemand uit te sluiten. Tot slot vertelt Hannelore over een incident bij het trefbal. Louise was uit en mocht dus niet meer meedoen met het spelletje. Er werd vriendelijk gevraagd of ze aan de kant wou gaan. Dit wou Louise echter niet doen. Even later kwam er toevallig een bal hard terecht op de schouder van Louise. Zij zag dit als een vorm van pesten en moest wenen.
Ann is de volgende die de No Blamebegeleider uit de klas gaat halen. Zij had zichzelf de opdracht toegekend om Louise meer bij het spel te gaan betrekken en spelletjes uit te kiezen die iedereen leuk zou vinden. Zij heeft dit gedaan, maar ook bij haar weigerde Louise dikwijls om mee te spelen. Verder vertelt zij hetzelfde verhaal over het spelletje trefbal als Hannelore. Ann heeft maar een kleine verandering opgemerkt in de gemoedstoestand van Louise. Ann heeft er dan ook geen goed gevoel aan overgehouden. Ann vertelt dat het toch geen zin heeft om Louise uit te nodigen om mee te spelen. Ze weigert toch! Ze zegt dat Louise dikwijls speelt met de leerlingen van het eerste leerjaar. Ann heeft thuis haar ouders ingelicht. Zij vinden het fijn dat Ann meedoet, maar vinden dat hun dochter ook haar mening mag geven.
Silke is de vijfde leerling die even apart genomen wordt om te spreken over de voorbije week. Silke ging niet meer te hard met de bal stampen. Zij heeft haar taak uitgevoerd. Silke ervaart een goed en gelukkig gevoel zowel bij zichzelf als bij Louise. Al is dit niet altijd het geval. Silke stelt zich vragen over de rol van Louise in de No Blame-methode. Zij begrijpt niet goed waarom Louise niets moet doen deze week en dat alleen het
steungroepje taken heeft moeten opgeven. Thuis heeft Silke laten doorschemeren dat ze betrokken was om een pestprobleem op te lossen.
Famke is de voorlaatste leerling die de No Blamebegeleider even alleen wil spreken. Famke ging Louise helpen bij het dragen van zware dingen en haar laten meespelen. Zij heeft de taak uitgevoerd door de zware boekentas van Louise te dragen. Louise wou dit zelf ook. Doordat ze Louise kon helpen, gaf het een goed gevoel. Famke merkt wel een verschil in het welbevinden van Louise en zegt dan ook dat ze meer lacht. Alsook komt Louise vaker naar Famke toegelopen op de speelplaats. Ook hier komt ter sprake dat de jongens zich op de achtergrond houden. Famke heeft niets aan haar ouders verteld. Ze houdt liever school en thuis gescheiden.
Jef is de laatste leerling die in het steungroepje zat, die uit de klas wordt gehaald. Jef ging Louise helpen als ze iets niet wist. Jef wist niet meer wat zijn taak was en heeft Louise dan maar geholpen als ze hulp nodig had. Zo heeft hij Louises potlood opgeraapt in de klas. Jef heeft er een goed gevoel aan overgehouden, omdat Louise dank je wel zei. Hij merkt een vooruitgang in de gemoedstoestand van Louise. Zo is ze vaker vrolijker. Ook Jef heeft thuis niets verteld over het steungroepje waarin hij zetelt. Gewoon vergeten. Tot slot heeft Jef ook niets verteld tegen de andere jongens van de klas over de bedoeling van het steungroepje. De jongens pesten Louise ook niet.
Om de No Blame-methode af te sluiten, heeft de No Blamebegeleider een gesprek gepland met Louise. Louise geeft aan dat haar klasgenoten liever zijn en haar meer helpen met taken. Dit brengt met zich mee dat ze terug graag naar school komt. De No Blamebegeleider haalt aan dat ze vaak weigert om deel te nemen aan een spelletje en dan alleen wegloopt. Louise zegt hierop dat niet alle spelletjes haar interesseren. Er wordt haar verteld dat de groep het moeilijk vindt om hierop te reageren en dat ze zich vragen stellen. De No Blamebegeleider maakt Louise duidelijk dat ze tegen de klas mag zeggen als ze een bepaald spelletje niet leuk vindt en dat ze aan hen mag vragen om een ander spelletje te spelen of als ze de behoefte heeft om even alleen te zijn. Zolang het maar op een rustige manier gebeurt. Dit wordt verduidelijkt met het trefbalincident. Blijkbaar had Louise niet door dat ze in de weg stond.
Verder zegt de No Blamebegeleider dat hij een vermoeden heeft dat Louise een zelfstandig persoon is en dus niet vlug hulp aanvaard van andere mensen. Volgens haar helpen de meisjes evenveel als de jongens.
8.4
Conclusie van de leerkracht
De juffrouw van Louise vertelt dat er een verbetering merkbaar is in de klas. Ze verduidelijkt dit aan de hand van dat de kinderen, dus ook Louise, minder gaan klikken tegen de leerkracht over iets wat ze gezien of gehoord hebben. Ze trachten om het probleem zelf op te lossen. Verder komen Louise en de kinderen ook meer vertellen over dingen die ze meegemaakt hebben in het dagdagelijkse leven. Denken we aan het vinden van een eitje, hun huisdier of een uitstapje. Er is dus een betere klassfeer dan vroeger. Toch heeft dit geen positief effect op de schoolresultaten.
Louises juffrouw heeft wel van de andere leerlingen gehoord dat zij het niet eerlijk vinden dat Louise niets moest doen om het pestprobleem op te lossen. Zij vinden dat Louise ook een aandeel heeft in de pestproblematiek. De leerlingen zeggen dat er aan het karakter van Louise ook gewerkt mag worden. De mama‟s van de klasgenoten van Louise, vinden ook dat Louise niet gevrijwaard is in de pestsituatie. Zij vinden dat Louise een geniepig karakter heeft. De mama‟s vinden dat zij ook moeite mag doen om aan het probleem te werken en misschien iets minder tegenstrijdig en koppig mag reageren. Deze informatie heeft de juffrouw van Louise doorgekregen van verschillende mama‟s. 8.5
Conclusie van de No Blamebegeleider
Het is duidelijk dat in de klas van Louise de No Blame-methode heeft gewerkt. Iedereen heeft zijn taak goed uitgevoerd. Dit geeft als resultaat dat Louise zich terug goed in haar vel voelt. Toch heeft de No Blamebegeleider tijdens de gesprekjes met het steungroepje, gemerkt dat sommige kinderen het moeilijk hebben als Louise zegt dat ze niet wil meedoen met een spelletje en vervolgens de groep verlaat. Terwijl het haar vriendelijk gevraagd is. De kinderen uit haar klas weten niet echt hoe ze hierop moeten reageren.
Louise zal moeten leren om dit positief te heretiketteren. Hiermee wordt bedoeld dat ze voortaan op een rustige manier moet zeggen dat ze liever niet deelneemt aan een bepaald spelletje. Belangrijk hierbij is dat Louise de reden van haar weigering vertelt. Zo weten de andere kinderen van haar klas, dat ze het niet negatief bedoelt. Het spelletje kan te zwaar zijn omwille van haar hartproblemen of het interesseert haar misschien niet. De No Blamebegeleider concludeert dat Louise een zelfstandig persoon is, dat soms iets meer rekening moet houden met haar klasgenoten en dat ze van hun hulp en kritiek moet aanvaarden. Hiermee refereer ik naar het trefbalincident, waarbij ze niet aan de kant wou gaan staan, terwijl ze niet meer meedoet met het spel. Midden mei, brengt de No
Blamebegeleider terug een bezoekje aan de school van Louise om te kijken of alles nog even vlot als nu verloopt. Verdere hulp of begeleiding is niet nodig.
Hij heeft ook gemerkt dat de rol van de gepeste in de No Blame-methode niet altijd even duidelijk is. Dit is begrijpelijk, maar dat is nu eenmaal het principe van de No Blamemethode. Hier kan de No Blamebegeleider niets aan veranderen. Hij kan het enkel uitleggen aan de leden van het steungroepje. Besluit In dit hoofdstuk blijkt duidelijk dat Louise uitgesloten wordt, omdat ze vaak zelf weigert om deel te nemen aan een spelletje. Daarbovenop komt het feit dat de klas niet goed weet hoe ze hier op moeten reageren. Louise heeft advies gekregen over hoe ze hier in de toekomst op moet reageren. De No Blame-aanpak heeft alleszins haar werk gedaan. In de volgende casus, maken we kennis met Milo en zijn klas. Milo zit in het vijfde leerjaar en wordt gepest en uitgesloten. Zijn juffrouw heeft echter twijfels over de pestverhalen.
Hoofdstuk 9: de No Blame-methode toegepast op een gepeste leerling uit het vijfde leerjaar
In het negende hoofdstuk gaat de No Blamebegeleider de pestsituatie in de klas van Milo aanpakken. De juffrouw en de zorgcoördinator van Milo hebben hiervan melding gedaan bij het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg in Peer. Milo‟s ouders willen dat er iets aan het pesten gedaan wordt. Nochtans merkt de juffrouw niet dat Milo wordt gepest in de klas. Zij omschrijft het liever als een neutrale houding die de leerlingen tegenover Milo hebben. Milo is een jaartje ouder dan zijn klasgenoten en heeft autistische kenmerken. Hierdoor loopt hij vaak alleen op de speelplaats en leeft hij in een wereld van films en computergames. Milo wordt regelmatig boos als anderen de regels niet volgen of als ze zich niet aan hun beloften houden. Dit brengt veel vragen met zich mee.
Voordat samen met Milo en zijn klas het stappenplan van de No Blame-methode wordt overlopen, wordt kort de pestsituatie en de klassituatie van Milo geschetst. Tot slot kan je de conclusie van de leerkracht en de No Blamebegeleider vinden. Hierin zal hij meegeven of de No Blame-methode krachtig genoeg is om het pesten op te lossen. Deze casus heeft de No Blamebegeleider alleen uitgevoerd, omdat de ouders van Milo liever niets te maken hebben met een Centrum voor Leerlingenbegeleiding. In het verleden hebben zij een slechte ervaring gehad met een ander Centrum voor Leerlingenbegeleiding. Dit had te maken met het niet op tijd krijgen van informatie. Tegen de aanwezigheid van een stagiair hebben ze geen bezwaar. Bij de eerste stap, is Milo‟s juffrouw aanwezig bij het gesprek. Dit geeft Milo een gevoel van veiligheid. 9.1
Pestsituatie van Milo
Milo is een jongen met een Nederlandse moeder en een Turkse vader. Hij zit in het vijfde leerjaar. Milo is een jongen met duidelijke waarneembare autistische kenmerken zoals weinig oogcontact maken, onduidelijk spreken, leven in fantasiewereld (Powerrangers, Playstation,…), … Toch is tot op dit moment de diagnose van autisme nog niet gesteld, omdat de ouders hier geen toestemming voor geven. Milo dubbelde een kleuterklas. Hierdoor is hij één jaartje ouder dan zijn klasgenoten. De juffrouw vertelt dat hij regelmatig in detail vertelt hoe hij gepest werd in het tweede en derde leerjaar. Milo draagt deze situaties nog steeds mee en kan ze niet loslaten. Ook dit jaar wordt Milo gepest. Toch kan hij dit moeilijk verwoorden tegenover de juffrouw. Concrete pestsituaties kan hij dan ook niet vertellen. De juffrouw vertelt dat Milo ook nooit pestfeiten van bijvoorbeeld op de speelplaats komt melden. Thuis vertelt Milo wel dat hij gepest wordt. De juffrouw vindt het moeilijk om in te schatten of Milo het over huidige pestsituaties heeft of over dingen die
gebeurd zijn in het verleden. Milo is een koppige leerling als een bepaalde situatie hem niet aanstaat. Hij wordt dan boos en weigert om nog een woord te zeggen. Milo kan er niet tegen als andere kinderen of volwassenen de regels niet volgen of hun belofte niet houden. Als men Milo iets beloofd heeft, dan rekent hij erop dat hij het ook zal krijgen of als men een afspraak met hem heeft gemaakt, verwacht hij van de anderen, dat zij zich ook aan de afspraak houden. Regels, regelmaat en structuur zijn belangrijk. Milo loopt ook vaak alleen op de speelplaats te ijsberen. Volgens de juffrouw heeft hij weinig tot geen vrienden in de klas.
Tegenover de andere kinderen komt Milo beangstigend over, waardoor ze Milo vaak links laten liggen. Toch kan men volgens de juffrouw niet echt spreken over pesten, omdat ze Milo gewoon neutraal behandelen. 9.2
Klassituatie van Milo
Milo zit in het vijfde leerjaar. In zijn klas zitten zeven jongens en tien meisjes. In totaal telt de klas zeventien kinderen. Alle kinderen zijn gezinsoudsten. Dit maakt dat ze zelfstandiger zijn, maar dat de ouders ook meer vragen hebben. Milo zijn klas, telt ook één tweeling. Voor sommige vakken zit de klas van Milo samen met de andere klas van het vijfde leerjaar. Hierbij denken we aan Wereldoriëntatie (WO), de muzische vakken en de knutselles.
De klas van Milo is een klas met een goede werkhouding. Dit vertaalt zich in goede klasresultaten. De juffrouw haalt aan dat het allemaal lieve en leuke kinderen zijn die weinig ruzie maken. De andere klas van het vijfde leerjaar, die bepaalde uren per week Milo zijn klas komen vervoegen, is een klas waarin leerlingen zitten met karakter en pit. Om die reden botst het soms tussen beide klassen. Zo dagen de leerlingen elkaar uit en stoken ze elkaar op. Toch is dit geen groot probleem.
9.3
Stappenplan in de praktijk
Net zoals bij Louise, zal de No Blamebegeleider samen met jou de zeven stappen van de No Blame-methode overlopen. Je zult merken dat bij deze casus de leerlingen van het steungroepje veel te vertellen hebben over Milo. Bij de casus van Louise was het steungroepje iets terughoudender. 9.3.1 Stap 1: een gesprek met het slachtoffer In de eerste stap wordt Milo uitgenodigd voor een gesprek. De No Blamebegeleider vraagt hem of hij een tekening wil maken over hoe hij zich voelt in de klas en op school. Voor Milo is dit geen gemakkelijke opdracht. Hij vertelt dat zijn concentratie te wensen
overlaat. Hij kijkt de No Blamebegeleider niet vaak recht in de ogen. In plaats van een tekening te maken, vertelt hij in geuren en kleuren over Powerrangers, spelletjes die hij op de Playstation speelt en over andere filmpersonagers die mij onbekend zijn. Milo zegt dat hij zich niet goed kan concentreren als hij aan die films denkt. Er zijn te veel vijanden in de film vertelt hij. Milo speelt in zijn fantasie de verschillende filmscènes na op de speelplaats. Milo is dan een Powerranger of een helper die de vijanden, de kinderen die hem pesten, moet straffen. Iedere leerling in de klas is een personage.
Na lang aandringen, schrijft Milo op zijn tekenblad dat hij het niet leuk vindt (zie bijlage 3). Hij komt niet altijd even graag naar school. Het hangt van dag tot dag af. Op woensdag komt hij wel graag naar school. Het is dan maar een halve dag school. Zo kan hij in de namiddag op de Playstation spelen. Milo vertelt dat hij niet veel contact heeft met de klas en vaak boos wordt en met stenen gooit. Waarom Milo dit doet, weet hij niet meer. Milo vertelt dat hij maar drie vrienden heeft in de klas. Één van die vrienden, zit in de andere klas van het vijfde leerjaar. Een andere vriend heeft hij niet zelf mogen kiezen. Zijn ouders hebben hem opgelegd om met deze jongen bevriend te zijn.
Milo voelt zich soms niet goed in zijn vel, omdat hij steeds door twee jongens wordt gepest. Hij vertelt dat hij in de bloembak was beland na een ruzie en dat ze zijn boekentas telkens van plaats veranderen. Het ergert hem vooral dat niemand toegeeft dat zijn boekentas van plaats is veranderd. Hij vindt het vreemd dat hij op school wel wordt gepest en op vakantie niet. Milo wil dat het pesten stopt en geeft dan ook toestemming om de No Blame-methode toe te passen. Vooraleer de No Blamebegeleider aan Milo vraagt om na te denken over twee pesters, twee meelopers en twee vriendjes, legt hij de No Blamemethode uit. Namen van de pesters komen vlug uit zijn mond: Wouter B en Wim. Ook de vriendjes zijn vlug gekozen: Steffen, Wouter M en Sep. De namen van de meelopers komen moeizaam. Na tien minuten komt dan toch één naam: Hanne. Een tweede meeloper kan hij na lang aandringen, nog steeds niet bedenken. De informatie en de tekening mag de No Blamebegeleider laten kijken aan het steungroepje.
9.3.2 Stap 2: organiseer een eerste bijeenkomst Nu de eerste stap is afgerond, kunnen we overgaan naar de tweede stap. De No Blamebegeleider haalt de opgegeven kinderen uit de klas en vertelt hen dat ze in een steungroepje zitten. Omdat hij ziet dat sommige kinderen overdonderd zijn, legt de No Blamebegeleider hun uit dat ze nergens bang voor moeten zijn. Als ze gerustgesteld zijn, krijgt het steungroepje van de No Blamebegeleider te horen dat hij met een probleem zit en dat enkel zij hulp kunnen bieden. De No Blamebegeleider zit namelijk niet in het vijfde
leerjaar. Hij legt hen uit dat er een leerling zich niet goed voelt in de klas. Al vlug wordt de naam van Milo uitgesproken.
9.3.3 Stap 3: Leg het probleem uit Tijdens de derde stap legt de No Blamebegeleider hen het probleem uit. Hij schotelt hen het blad voor waarop Milo heeft opgeschreven dat hij het niet meer leuk vindt, omdat hij gepest wordt. Verder vertelt de No Blamebegeleider dat Milo enkel op woensdag graag naar school komt, omdat het dan maar een halve dag school is. Dit vult hij dan op met het spelen op de Playstation of het bekijken van films. De No Blamebegeleider vertelt het steungroepje dat hij zich zorgen maakt over Milo en dat enkel zij voor een oplossing kunnen zorgen. Hier komt direct hevige reactie op. Het steungroepje meldt dat Milo vaak uitdaagt, kinderen uitscheldt in het Turks, kinderen zomaar slaat, koppig is, kinderen telkens aanraakt en zit te vervelen als men in de rij staat te wachten, zich niet kan beheersen, met stenen gooit, vaak alleen loopt, … Verder vertellen ze ook dat ze soms wel vragen aan Milo om mee te spelen, maar dat hij dan weigert en boos wordt. Waarom Milo boos wordt of weigert deel te nemen, hebben ze nog nooit aan hem gevraagd. Een andere leerling geeft aan dat Milo wisselende vriendschappen heeft. De ene week is Milo bevriend met leerling A en de andere week met leerling B. Ze hebben soms medelijden met Milo.
9.3.4 Stap 4: deel de verantwoordelijkheid De No Blamebegeleider vertelt het betrokken steungroepje dat hij hoopt dat ze hem toch gaan helpen om het welbevinden van Milo te verhogen. Het steungroepje wordt op hun verantwoordelijkheid gewezen om het probleem op te lossen. De No Blamebegeleider vertelt dat hij het gekozen steungroepje vertrouwt en hoopt dat hij op hen kan rekenen. Hij verduidelijkt dat hij niemand een straf gaat geven of met de vinger gaat wijzen. Dit is stap vier.
9.3.5 Stap 5: vraag naar ideeën van elk groepslid In de vijfde stap vraagt de No Blamebegeleider aan het steungroepje of ze elk een opdracht kunnen bedenken waarmee ze Milo de komende week gaan helpen. Het moet gaan over een persoonlijke opdracht die ze zelf moeten gaan uitvoeren. Ze hebben niet veel bedenktijd nodig. Wouter B gaat Milo troosten als hij kwaad is, Wim gaat met Milo praten over zijn leefwereld en interesses (Powerrangers, Pokémon, …) en zal kaarten over deze filmfiguren meebrengen en geven aan Milo. Hanne gaat Milo vaker vragen of hij mee wil spelen, Steffen gaat proberen om Milo in zijn groepje te vragen als ze in de klas een groepsopdracht moeten doen, Wouter M gaat Milo beschermen tegen ruzie en ervoor
zorgen dat hij zich kan beheersen en Sep gaat ook vaker met Milo spelen op de speelplaats.
9.3.6 Stap 6: Laat het aan de groep over In de zesde stap krijgt het steungroepje één week de tijd om hun opdrachten uit te voeren. De No Blamebegeleider zegt dat hij binnen één week terug een gesprekje met hen afzonderlijk zal hebben om de opgegeven taken te evalueren. Tot slot worden de leden van het steungroepje bedankt voor hun medewerking.
9.3.7 Stap 7: een gesprek met elk afzonderlijk Ondertussen zijn we precies één week verder. Tijd dus om een bezoekje te brengen aan de klas van Milo. Hiermee zijn we aanbeland bij de zevende stap. Als eerste wordt Wouter B uit de klas geroepen. Wouter heeft zijn taak goed onthouden. Hij ging Milo troosten als hij kwaad was. Toch heeft hij Milo niet veel moeten troosten. Wouter heeft wel het advies gegeven aan Milo dat hij niet moet terugslaan als andere kinderen hem pesten. Milo heeft deze raad opgevolgd. Wouter heeft een goed gevoel als hij Milo kan helpen. Hij vindt het merkwaardig dat Milo naar hem geluisterd heeft toen hij tegen hem zei dat iemand slaan niet helpt. Milo luistert namelijk niet zo vlug naar andere kinderen, verduidelijkt Wouter. Wouter heeft ook de leerlingen die niet in het steungroepje zitten op de hoogte gebracht van mijn bezoek. Sommigen deden spontaan mee om Milo te helpen, anderen dan weer niet. Deze samenwerking zorgt ervoor dat Milo soms meedoet met spelletjes op de speelplaats. Ook tijdens de voorbereidingen van de schoolmusical, wordt Milo niet meer uitgestoten. Wouter merkt een duidelijk verschil in het welbevinden van Milo. In de toekomst gaat hij Milo blijven helpen. Thuis heeft Wouter verteld dat hij opgenomen was in een steungroepje om een gepeste leerling te helpen. Zijn ouders vinden dat goed. Wouter weet niet meer of de juffrouw een klasgesprek heeft gehouden over het pestprobleem.
Wouter M is de tweede leerling die de No Blamebegeleider even apart neemt om de zaak te evalueren. Ook Wouter weet zijn taak nog. Hij ging ervoor zorgen dat Milo zich kan beheersen bij ruzie om hem zo te beschermen. Wouter begint direct te vertellen over een incident waarbij Milo met steentjes zou hebben gegooid. Wouter wou Milo kalmeren, maar dit lukte niet. Milo was te boos. Milo was boos geworden, omdat hij niet wou tikken bij een spelletje. Waarom Milo liever niet de tikker wil zijn, heeft Wouter niet gevraagd. Hij heeft er gewoon niet aan gedacht. Verder heeft Milo op de Nintendo van Wouter mogen meekijken. Wouter had zijn Nintendo meegenomen, omdat hij wist dat dit aansluit bij de leefwereld van Milo. Het bezorgt zowel Milo en Wouter een fijn gevoel. Met twee spelen is veel leuker dan alleen. Wouter haalt aan dat Milo ook soms weigert om deel te nemen
aan een spelletje. Het kan ook zijn dat Milo geen antwoord geeft als men hem uitnodigt om mee te spelen. Wouter vindt het moeilijk om hierop te reageren. Wouter vertelt dat veel kinderen zich vragen stelden rond de reden van mijn bezoek. Wouter heeft hen alles uitgelegd. De andere kinderen dragen nu ook hun steentje bij om Milo te helpen. Ook de juffrouw heeft een gesprekje gehad met de leden van het steungroepje. Zij wou weten welke taken ze moeten uitvoeren. Wouter belooft dat hij Milo dit schooljaar zal blijven helpen. Thuis heeft Wouter niets verteld over mijn bezoek in de klas. Hij heeft er niet aan gedacht.
Nadat Wouter terug heeft plaatsgenomen achter zijn schoolbank, is het de beurt aan Hanne. Hanne had zich zelf de taak toegewezen om Milo vaker te gaan vragen of hij mee wil spelen. Hanne heeft dit één keer gedaan. Milo wou wel meedoen, maar enkel als hij de ander kinderen niet moest aantikken. Verstoppertje wou hij niet meedoen, omdat hij dit een stom spel vindt. Toch is niet alles rozengeur en maneschijn. Bij de voorbereidingen van de schoolmusical heeft Milo het vlagje van Hanne in twee stukken gescheurd en haar daarna uitgescholden. Hanne heeft dit niet gemeld aan de betrokken leerkracht. De reden van deze plotse opwelling, weet Hanne niet. Volgens haar was er geen aanleiding. Ondanks dit incident, merkt Hanne een verbetering in de blijheid van Milo. Ze vertelt er wel bij dat het afhangt van de gemoedstoestand die Milo op dat ogenblik heeft. Milo wandelt ook nog regelmatig alleen op de speelplaats en pest en plaagt de andere kinderen ook. Hanne vindt dat Milo ook moeite mag doen om bij de groep te horen. Milo vraagt nooit zelf om mee te mogen spelen. Alsook geeft Hanne aan dat Milo op medelijden van de meisjes kan rekenen. Zij houden zich meer met emoties bezig dan de jongens. Toch doet de hele klas hun best om Milo te steunen. Hanne weet nog niet zeker of ze Milo in de toekomst gaat blijven steunen. Het geeft haar wel een goed gevoel, maar ze is het beu dat het altijd van één kant komt. Thuis heeft Hanne niets verteld over de pestsituatie. Dit vond ze niet nodig. Tot slot vertelt Hanne dat de juffrouw tijdens een gesprek met het steungroepje had verteld dat ze niet snapt dat Milo gepest wordt.
Wim is de vierde leerling die zijn verhaal mag doen tegen de No Blamebegeleider. Wim ging met Milo praten over zijn leefwereld en interesses. Wim heeft dit dan ook gedaan. Toch is er ook hier een incident gebeurd. Wim had gezegd dat hij Pokémonkaarten ging meebrengen, maar Milo heeft waarschijnlijk verstaan dat hij deze kaarten ook mee naar huis mocht nemen. Milo was dan ook boos. Deze ruzie is snel overgewaaid. Wim en Milo hebben veel tijd met elkaar en met de kaarten doorgebracht. Wim zag dat Milo dit heel leuk vond. Milo is zelfs uitgenodigd om bij Wim zijn thuis te gaan spelen. Toch stoort het Wim dat Milo nooit zelf komt vragen om mee te spelen. Wim zegt dat niemand van de andere leerlingen aan hem heeft gevraagd wat de bedoeling is van het steungroepje. De
jongens doen volgens Wim meer moeite om Milo te helpen dan de meisjes. Ook Wim bevestigt dat er een gesprek tussen de juffrouw en het steungroepje heeft plaatsgevonden. Hier heeft Wim gevraagd of hij de Pokémonkaarten mocht meenemen, want eigenlijk zijn deze kaarten verboden op school. Wim merkt een verbetering in de gemoedstoestand van Milo, maar vertelt dat het van dag tot dag afhangt. Wim vond het middelmatig fijn om in het steungroepje te zitten. Wims ouders merken dat hun zoon meer optrekt met Milo, maar stellen zich hier geen vragen bij.
Steffen is de voorlaatste die uit de klas wordt gehaald. Hij heeft zijn taak goed onthouden, namelijk met Milo in groepjes werken. Helaas wordt er deze week in de klas niet in groepjes gewerkt. Om dit te compenseren, heeft Steffen wel samen met Milo geholpen om de tafels te dragen die nodig waren voor de schoolmusical. Zo werd Milo niet eens als laatste gekozen. Milo vindt dit fijn, aldus Steffen. Alsook heeft Steffen Milo uitgenodigd op zijn verjaardagsfeestje. Ook Steffen vertelt dat Milo boos is geworden deze week, omdat hij niet de tikker wou zijn in een spelletje. Net zoals bij Wouter M wil Milo ook niet tegen Steffen vertellen waarom hij boos is geworden. Steffen vertelt dat je Milo op zo‟n momenten beter kan gerust laten. Anders wordt het alleen nog maar erger. Ook Steffen werd bevraagd door zijn klasgenoten na mijn bezoek. De andere kinderen vroegen spontaan of ze konden helpen, vooral de meisjes. Thuis heeft hij niets gezegd. Hij heeft er niet aan gedacht. Steffen heeft aan Milo gevraagd of hij blij is. Hierop krijg hij een positief antwoord. Dit gaf Steffen ook een goed gevoel. Steffen gaat Milo blijven helpen. De rest van het schooljaar kan Milo rekenen op de steun van Steffen. Dit heeft hij ook tegen de juffrouw gezegd tijdens een kort gesprekje.
Als laatste is Sep aan de beurt. Hij ging net zoals Hanne meer met Milo spelen. Dit heeft hij niet echt gedaan, maar wel geprobeerd. Milo weigerde telkens om mee te spelen. Net zoals Wouter M en Steffen, haalt ook Sep het tikkerincident en zijn gevolgen aan. Ook Sep weet niet hoe hij hier mee moet omgaan. Hij probeert Milo wel rustig te krijgen, maar dat lukt meestal niet. Sep heeft al zijn Pokémonkaarten cadeau gegeven aan Milo. Dit vond Milo uiteraard zeer fijn. Sep vertelt dat Milo enkel praat en actief betrokken is bij een spel als het aansluit bij zijn interesses en dat de juffrouw een kort gesprekje heeft gehad met het steungroepje. Thuis vonden ze het een uitstekend idee dat Sep was uitgekozen om in een steungroepje te zitten.
Nu de No Blamebegeleider alle leerlingen heeft gesproken die in het steungroepje zitten, haalt hij Milo even uit de klas. Hij weet nog precies wie ik ben en waar ik stage doe. Nog voor de No Blamebegeleider zijn eerste vraag kan stellen, vertelt Milo dat de andere kinderen hem altijd opzettelijk aantikken. Op de vraag waarom hij niet graag tikt, verklaart
hij dat hij dit niet graag doet, omdat de anderen te snel lopen. Hij begrijpt ook niet dat Wim zijn Pokémonkaarten niet wou afstaan aan hem. Wim had dit nochtans beloofd. Dit brengt Milo in de war. Sep is dan wel weer iemand die zich aan de afspraken houdt. Milo heeft van Sep wel de beloofde kaarten gekregen. Milo vindt het ook fijn dat hij is uitgenodigd om bij Wim zijn thuis te gaan spelen. Hij hoopt stiekem dat hij de kaarten nog zal krijgen. Milo wordt geconfronteerd met het feit dat hij soms weigert om deel te nemen aan een spelletje en ook vaak boos wordt. Milo verklaart dat hij soms even alleen wil zijn op de speelplaats. Zo heeft hij even de tijd om te dagdromen en na te denken over zijn Playstationgames. Milo vindt dit ook helemaal niet erg. Boos wordt Milo alleen als anderen zich niet aan de regels of beloften houden. Als dit voorvalt, krijgt hij slechte gedachten in zijn hoofd. Dit geeft een boze reactie. Milo zegt dat dit oplucht. De No Blamebegeleider geeft aan dat de andere kinderen hier niet altijd even goed mee om kunnen gaan. Ondank alles, voelt Milo zich terug een beetje beter in zijn vel. Er wordt Milo voorgesteld dat hij voortaan eerst tot twintig moet tellen, vooraleer hij boos of agressief wordt. Milo gaat proberen om deze tip toe te passen. 9.4
Conclusie van de leerkracht
In tegenstelling met de positievere gevoelens van Milo, heeft de juffrouw geen positieve verandering gemerkt aan Milo of aan de groep. Er is volgens haar nog steeds dezelfde neutrale houding tegenover Milo. De klas houdt een beetje afstand. De klasgroep doet wel moeite om Milo te helpen, maar het loopt vlug fout. Dit omdat Milo vaak niet geholpen wil worden of niet beseft dat hij anders is. De leerlingen worden dit ook beu, omdat de inspanning van twee kanten moet komen.
De klas moet zich vaak inhouden om niets verkeerd te zeggen tegen Milo. Zo wil men hem sparen. Toch vindt de juffrouw dit niet altijd een goede instelling van de klas. Op deze manier heeft Milo een beeld dat hij zich alles kan permitteren. Terwijl Milo zich ook aan de regels moet houden. Dit is belangrijk als Milo de overstap gaat maken naar het Secundair Onderwijs. Hier zal Milo in een nieuwe klas terechtkomen en deze zullen hem waarschijnlijk niet gaan sparen en met rust laten.
De juffrouw van Milo bevestigt dat hij boos en opstandig wordt als anderen zich niet aan de regels of hun beloften houden. Ze geeft als voorbeeld dat Milo er niet tegen kan dat de banken in de klas niet op één rij staan of dat niet alle fluovestjes zijn opgeruimd. Milo komt ook nog niets spontaan vertellen tegen de juffrouw. Milo praat nog steeds enkel over zijn interesses: o.a. Powerrangers.
Volgens de juffrouw heeft Milo geen kennis over het verschil tussen pesten en plagen. Volgens haar zou het al veel helpen als dit aan Milo werd duidelijk gemaakt. Milo ziet enkel de leuke dingen van het spel. Als de andere kinderen iets doen wat niet volgens zijn denkwijze dient te gebeuren, definieert hij dit als pesten.
Op korte termijn zal er volgens de juffrouw iets veranderen, maar zij vreest dat het niet lang zal blijven duren. De klas zal afhaken. Enkel dreigen om zijn papa op te bellen, is een hulpmiddel.
9.5
Conclusie van de No Blamebegeleider
In deze casus is het duidelijk dat de motivatie van de klasgroep en de energie die zij in Milo steken bijna het dieptepunt heeft bereikt. Zij zijn het eenrichtingsverkeer beu. Desondanks heeft de No Blame-methode vanuit de denkwijze van Milo geholpen. Zijn welbevinden is aangesterkt en dat is het voornaamste. De No Blamebegeleider deelt echter de vrees van de juffrouw dat het medelijden en de bezorgdheid van de klas na de paasvakantie zal gedaald zijn.
Toch moet in dit geval de pestsituatie genuanceerd worden, omdat Milo niet is zoals een ander kind in de klas, aangezien zijn autistische kenmerken. Milo kan zich misschien niet beter uitdrukken en leeft daarom in een fantasiewereld die wordt bewoond door filmpersonages. Milo inschrijven voor een cursus sociale vaardigheden of een assertiviteitstraining heeft geen zin.
Het zou positief zijn als zijn ouders de toestemming geven om Milo te onderwerpen aan een bezoek aan een kinder- en jeugdpsychiater om autisme op te sporen. Dit kan gebeuren aan de hand van observaties thuis en in de klas, gesprekjes met Milo en zijn ouders, vragenlijsten die moeten ingevuld worden door ouders en leerkrachten, … Dit zou een vertrekpunt kunnen zijn, waarmee men met Milo rond kan gaan werken. Hierbij denk ik aan enkele uren GON-begeleiding per week op school. GON staat voor geïntegreerd onderwijs en geeft extra ondersteuning aan o.a. leerlingen met gedragsmoeilijkheden waaronder autisme. Als er een diagnose van autisme zou zijn gesteld, valt Milo onder type 7 van het Buitengewoon Lager Onderwijs. Hierdoor zou hij elke week recht hebben op GON-begeleiding. Tijdens deze twee uren zou Milo met zijn GON-begeleider kunnen werken aan o.a. zijn anders zijn, zijn tekortkomingen op sociaal-emotioneel gebied, … Op deze manier zou de klas zich beter kunnen inleven in zijn situatie. De GON-begeleider is iemand die in het Buitengewoon Onderwijs is tewerkgesteld, maar geïntegreerd onderwijs aanbied in het gewoon onderwijs. Dit kan afhankelijk van het probleem een leerkracht, een logopedist, een kinesist of een psycholoog zijn. In het geval van Milo, zal
waarschijnlijk een psycholoog de GON-begeleiding op zich nemen. Doordat de resultaten van Milo altijd boven het klasgemiddelde zitten, raadt de No Blamebegeleider hem geen Buitengewoon Onderwijs aan. Het is dan ook jammer dat de ouders van Milo geen gesprek met het betrokken Centrum voor Leerlingenbegeleiding wensen om hieromtrent te praten. Zelfs de communicatie tussen de leerkracht en de ouders loopt moeilijk.
In tussentijd heeft de No Blamebegeleider de juffrouw van Milo aangeraden om in de lessen Wereldoriëntatie (WO) het verschil tussen pesten en plagen uit te leggen, omdat Milo dit onderscheid soms niet kan maken. Tot slot zou een goed uitgewekt pestbeleid in de school een stap in de goede richting zijn. Zowel Milo als de andere kinderen die worden gepest, zullen hier baat bij hebben. Volgende maand, brengt de No Blamebegeleider opnieuw een bezoek aan de klas van Milo. Besluit In dit hoofdstuk heeft de No Blame-aanpak voorlopig goed werk geleverd. Voorlopig, want de leden van het steungroepje en de klas in het algemeen zijn het eenrichtingsverkeer beu. Milo moet zelf de communicatie op gang brengen volgens hen. Dit is echter niet gemakkelijk, omdat Milo waarschijnlijk lijdt aan een vorm van autisme. Hierdoor wordt hij belemmerd om functioneel te communiceren met andere leerlingen en heeft hij zijn eigen regels en principes. Het stellen van een diagnose van autisme, zou een eerste stap in de goede richting zijn, maar hiervoor zijn de ouders niet te vinden. In de derde en laatste casus, maken we kennis met Emma en haar pestsituatie. Ook zij gedraagt zich volgens haar klasgenoten vreemd.
Hoofdstuk 10: de No Blame-methode toegepast op een gepeste leerling uit het vijfde leerjaar
De casus van Emma is de laatste in een rij van drie, die wordt besproken in dit eindwerk om te weten te komen of de No Blame-methode een goede manier is om pestproblemen aan te pakken in een lagere school. Ook met haar en het steungroepje gaat de No Blamebegeleider het stappenplan overlopen. Emma is een leerling die in het vijfde leerjaar zit en niet echt populair genoemd kan worden. Volgens haar klasgenoten is dit te wijten aan haar geniepige, rare en heimelijke gedrag. Wat de klas hieronder verstaat, kan je lezen in dit hoofdstuk. Emma volgt in nasleep van de pesterijen en de talrijke opmerkingen die ze te verduren krijgt, een cursus Sociale Vaardigheden op het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg in Peer. Zij hebben in overleg met de juffrouw aandrongen om de No Blame-methode toe te passen in de klas van Emma. Deze casus verschilt een klein beetje met de andere casussen die al zijn besproken. De No Blamebegeleider die verbonden is met het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg van Peer, heeft op vraag van de school van Emma, alle ouders van de leerlingen die in het steungroepje zitten, telefonisch moeten contacteren om hun toestemming te vragen en een woordje uitleg te geven bij de werkwijze van de No Blame-methode. Bij stap zeven zal je lezen dat de betrokken No Blamebegeleider niet altijd een vriendelijk antwoord kreeg te horen en dat niet alle kinderen op de hoogte zijn van het gevoerde telefoongesprek.
Net zoals in de vorige hoofdstukken zal gestart worden met het concretiseren van de peststituatie en de klassituatie van Emma. Vervolgens zal het zevenstappenplan van de No Blame-methode uitgeschreven worden. Tot slot krijg je de conclusie van de leerkracht van Emma en de conclusie van de No Blamebegeleider. Hierin zal hij concluderen of het pestgedrag wordt uitgelokt door het gedrag van Emma of als de klas een belangrijke rol heeft in de pestfeiten. In de conclusie zal de No Blamebegeleider even stilstaan om te kijken of er nood is aan verdere opvolging.
10.1
Peststituatie van Emma
Emma is een leerling van Duitse afkomst die al geruime tijd minder aanvaard wordt door haar klasgenoten van het vijfde leerjaar. Emma is vaak het zwarte schaap van de klasgroep. Als er iets mislukt of verdwijnt, is het altijd haar schuld. Dit zal ter sprake worden gebracht in het gesprek met het steungroepje. Volgens haar leerkracht is ze iemand die tegenstrijdig en geniepig kan doen. Zo lijkt het of ze het fijn vindt dat ze als laatste in de turnles wordt gekozen, maar tegelijkertijd komt ze toch melden dat ze dit niet fijn vindt. De leerkrachten illustreren dit met het voorbeeld dat Emma altijd een grijns op
haar gezicht heeft. Ook doet ze vaak andere leerlingen na. Zo tekent ze altijd wat de leerling die naast haar zit na. Door de pestfeiten, speelt Emma altijd met jongere kinderen op de speelplaats.
Sociaal kan je Emma niet noemen. Daarom volgt Emma sinds januari 2010 een cursus Sociale Vaardigheden op het Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Noord-Oost Limburg in Peer. Dit in de hoop om haar enkele sociale vaardigheden bij te brengen. Hierbij denken we aan het uitdrukken van haar gevoelens, sociaal contact leren maken, samenwerken met andere kinderen, … De cursus bevat negen sessies die op dinsdag na de schooluren plaatsvinden.
De leerkracht vertelt dat ze soms niet meer weet wat ze moet geloven als Emma iets vertelt in de klas of tegen haar persoonlijk. Emma heeft al zoveel leugens verteld in het verleden. De leerkrachten waar ze bij in de klas heeft gezeten, hebben vaak niet direct door dat Emma vaak liegt. Vaak vertelt ze dingen die haar een negatief imago geven. Hierbij haalt de juffrouw het voorbeeld aan van het meermaals niet willen toegeven dat ze een kauwgom in haar mond heeft. Terwijl ze er daadwerkelijk één in haar mond heeft steken. Daardoor hebben ze al vlug een negatief beeld over Emma. Het blijft dan ook een vraagteken of Emma dit bewust doet of niet.
10.2
Klassituatie van Emma
Emma zit in het vijfde leerjaar. In haar klas zitten achttien leerlingen. Het leerlingenaantal is evenredig verdeeld tussen jongens en meisjes. Zij zit in een rustige klas waar elke leerling zijn mening mag uiten. De leerkracht accentueert wel dat ze dit op een beleefde en respectvolle manier doen. Iemand kwetsen is uitgesloten. Verder is roddelen over andere leerlingen of leerkrachten niet gewenst.
Toch zijn er regelmatig ruzies en discussies in de klas of op de speelplaats. Deze gaan dan over bijvoorbeeld kleding, uiterlijk en het andere geslacht. De juffrouw vertrouwt mij toe dat dit ligt aan de prepuberteit. Tegenwoordig stappen kinderen steeds vroeger de wereld van de puberteit binnen. Het gevolg is dat de jongens en de meisjes zelden of niet samenspelen op de speelplaats. Verder is er vaak een meningsverschil met de andere klas van het vijfde leerjaar. De discussies gaan vaak over het feit dat de andere klas van het vijfde leerjaar meer mag dan hun eigen klas. Bijvoorbeeld: meer mogen schrijven in het schoolkrantje. Vooral de meisjes maken zich hier schuldig aan.
De juffrouw van Emma vertelt dat ze tevreden is over de resultaten die de leerlingen behalen op hun toetsen. Deze punten behalen de leerlingen, omdat ze doorheen hun schoolloopbaan een goede werkhouding hebben ontwikkeld. 10.3
Stappenplan in de praktijk
In deze laatste casus, gaat de No Blamebegeleider zoals bij de twee voorgaande pestsituaties, de zeven stappen van de No Blame-aanpak overlopen. 10.3.1 Stap 1: een gesprek met het slachtoffer Stap één begint, net zoals bij de andere casussen die zijn besproken in dit eindwerk, met een gesprek met de gepeste, Emma. Als de No Blamebegeleider haar uit de klas gaat halen, vindt ze het helemaal niet vreemd dat hij haar even wil spreken. Er wordt aan Emma gevraagd of ze een tekening wil maken over hoe zij zich voelt op school. Zij neemt hier uitgebreid de tijd voor. Als Emma aangeeft dat ze klaar is met haar tekening, vraagt de No Blamebegeleider of hij de tekening in derde stap mag gebruiken en of ze haar tekening kan uitleggen. Ze begint uitgebreid te vertellen. Ze vertelt dat ze een huis heeft getekend met een omgekeerde smiley (zie bijlage 4). Een omgekeerde smiley wil zeggen dat ze verdrietig is op school. Het huis refereert dan ook naar de school. Emma vertelt een beetje verlegen en met stille stem dat ze gepest, uitgescholden en uitgesloten wordt door haar klas. Dit gebeurt elke dag. De pesters zeggen dat ze een onaangename lijfgeur heeft en maken haar uit voor Duitser. Verder krijgt ze vaak kritiek, omdat ze niet goed kan lezen. Andere dingen kan ze zich niet herinneren. Emma voelt zich hier heel slecht bij. Ze haalt aan dat ze soms thuis wil blijven, maar uiteindelijk dan toch beslist om naar school te komen. Het pesten komt vooral voor op de speelplaats en in de turnles. Op de speelplaats staat ze altijd alleen en in de turnles of bij een groepswerk wordt ze altijd als laatste gekozen als er groepen gevormd moeten worden. Doordat ze vaak alleen staat op de speelplaats, heeft Emma beslist dat ze dan maar gaat spelen met kinderen uit de lagere jaren. Ze zegt dat ze regelmatig afwisselt tussen verschillende leeftijden. Zij willen wel met haar spelen. Het principe van de No Blame-methode wordt uitgelegd.
Tot slot stelt de No Blamebegeleider aan Emma de vraag of ze wil meewerken aan de No Blame-methode om het pesten te doen stoppen. Er wordt haar gevraagd of ze twee of drie namen kan geven van pesters, meelopers en vriendjes. Over de namen van de pesters moet ze niet lang nadenken. Ze vertelt dat John en Michel op het lijstje mogen gezet worden. Namen van de meelopers komen niet zo vlug. Rob en Katrien zijn de eerste meelopers die ze aanhaalt. Naar de derde naam van een meeloper, heeft de No Blamebegeleider moeten aandringen. Uiteindelijk komt ze met Ilse haar naam op de proppen. Celine en Fleur zijn de namen van de vriendjes. Net zoals bij Milo, mag de No
Blamebegeleider alles vertellen tegen de gekozen kinderen van het steungroepje. Nu mijn lijstje compleet is, kan stap twee uitgevoerd worden: een eerste bijeenkomst met het steungroepje organiseren. 10.3.2 Stap 2: organiseer een eerste bijeenkomst Nadat de No Blamebegeleider alle kinderen die in het steungroepje zetelen uit hun vertrouwde klas heeft gehaald, vertelt hij hen dat hij met een probleem zit betreffende een leerling in hun klas en dat zij alleen kunnen helpen. De verbazing is van de leerlingen hun gezicht af te lezen. De No Blamebegeleider heeft het gevoel dat ze een beetje overdonderd zijn door zijn bezoek. Hij zegt dat een leerling soms niet graag naar school komt en zich soms ongelukkig voelt. De naam van Emma wordt al gefluisterd. Op deze manier kan overgeschakeld worden naar de derde stap, waarin het probleem waarmee Emma worstelt, zal uitgelegd worden. 10.3.3 Stap 3: leg het probleem uit In deze derde stap, toont de No Blamebegeleider de leerlingen de tekening die Emma heeft getekend in het kader van haar gevoelens op school. Verder haalt hij aan dat ze vaak uitgesloten en uitgescholden wordt, omdat ze van Duitse afkomst is, niet goed kan lezen en dat ze altijd met de leerlingen van de lagere jaren speelt op de speelplaats wegens geen vriendjes in haar eigen klas. Alsook krijgt ze vaak de schuld als er bijvoorbeeld iets verloren gaat in de klas. Zo is er een incident geweest. Alle kneedgommen in de klas waren spoorloos verdwenen. Emma kreeg de schuld. Emma is vaak het zwarte schaap van de klas. Er wordt hen duidelijk gemaakt dat de No Blamebegeleider zich zorgen maakt over Emma en dat zij voor een oplossing moeten zorgen. Net zoals bij de casus van Milo, komen er al vlug enkele reacties. Het steungroepje vertelt eensgezind dat ze beamen dat ze Emma soms uitsluiten en rare gezichten naar haar trekken in de klas, maar dat Emma soms ook raar is in haar gedrag. Dit raar vertaalt zich in heimelijk en tegenstrijdig gedrag, het vertellen van leugens en het vragen van negatieve aandacht. Dit alles zorgt ervoor dat het wantrouwen in Emma groter en groter is aan het worden. Eén van de leden van het steungroepje, zegt dat sommigen leerlingen express de boeken of blaadjes van Emma laten vallen als die in de klas worden uitgedeeld. Ze zijn vies van de boeken van hun medeleerling. Terwijl er geen hygiëneprobleem is. Het lijkt soms alsof Emma het leuk vindt om gepest te worden, omdat ze op deze manier aandacht krijgt, weliswaar negatieve aandacht. Bij groepsopdrachten wordt ze altijd als laatste gekozen. Dit vindt ze naar de buitenwereld toe heel erg, maar het steungroepje vertelt dat ze dit eigenlijk helemaal niet jammer vindt, omdat de afspraak is dat diegene die als laatste wordt gekozen, zelf mag kiezen in welke groep hij gaat zitten. Emma doet ook geen moeite om erbij te horen, omdat ze altijd met de leerlingen
van het derde leerjaar speelt. Later in het gesprek blijkt dat de leerlingen van het derde leerjaar het ook niet meer leuk vinden om steeds met Emma te moeten spelen. En als ze dan eens met haar eigen klas meespeelt met een spelletje op de speelplaats, loopt het al vlug uit de hand door een banale ruzie. Buiten deze feiten irriteert het de klas dat Emma soms een scheidingslijn maakt op haar schoolbank die niemand mag overschrijden. Niemand mag haar of haar spullen aanraken of bekijken. De jongens in de klas pesten Emma minder, omdat jongens en meisjes meestal apart spelen op de speelplaats. Tot slot vertellen ze dat ze denken dat de leerkrachten ook een negatiever beeld over Emma hebben. Vooral in de turnles komt dit tot uiting. De leerlingen vertellen dat het lijkt alsof de turnjuffrouw Emma soms een steek onder water geeft.
10.3.4 Stap 4: deel de verantwoordelijkheid Nadat alle emoties zijn geventileerd, hoopt de No Blamebegeleider dat ze hem toch nog gaan helpen om Emma terug een goed gevoel te geven. Hij legt uit dat alles wat er gezegd is, niet zal worden doorverteld aan anderen zoals de juffrouw, directie, … Ze moeten niet vrezen voor een straf of een sanctie. Desondanks wordt er toch op hun verantwoordelijkheid gewezen. De No Blamebegeleider vertelt hen dat hij rekent op hun medewerking. De groep wil mij wel helpen, maar heeft een beetje schrik voor Mart. Mart is een jongen uit de klas die niet in het steungroepje zetelt. Hij kan omschreven worden als de leider van de klas. Het steungroepje vreest dan ook dat als ze Emma de volgende week gaan helpen, dat Mart commentaar zal hebben en dat ze misschien zelf geplaagd of gepest gaan worden. De No Blamebegeleider maakt hen duidelijk dat ze als groep sterker staan tegenover Mart en dat ze een groepsverantwoordelijkheid dragen ten aanzien van het welbevinden van Emma. Hiermee is de groep gerustgesteld. 10.3.5 Stap 5: vraag naar ideeën van elk groepslid Ondertussen zijn we aan stap vijf gekomen. Hierin wordt aan elk lid van het steungroepje gevraagd om een idee te formuleren zodat ze Emma terug gelukkig kunnen maken. De opdracht wordt concreter door te zeggen dat ze hier één week de tijd voor krijgen en dat het moet gaan over een persoonlijke opdracht. Omdat Emma volgende week jarig is, staan de opdrachten bijna allemaal in het teken van haar verjaardag. Bij het afgaan van de rij om te vragen naar hun voorstellen, wordt dit duidelijk. John gaat een verjaardagskaart maken en Emma veel complimentjes geven, Michel gaat tegen de andere leerlingen zeggen dat ze Emma en andere kinderen niet meer mogen pesten, Rob gaat met Emma praten over wat ze fijn vindt en haar iets geven voor haar verjaardag, Katrien gaat net zoals John een verjaardagskaart knutselen, Ruth gaat lief zijn en meer omgaan met Emma en haar proficiat wensen op de dag van haar verjaardag, Celine gaat
complimentjes geven en spelen met Emma en tot slot gaat Fleur tijdens de speeltijd met Emma spelen.
10.3.6 Stap 6: laat het aan de groep over Nu alle voorstellen zijn geformuleerd, herhaalt de No Blamebegeleider dat ze één week de tijd krijgen op hun opdrachten uit te voeren. Verder wordt meegedeeld dat binnen precies één week de No Blamebegeleider terug komt om te kijken om ze hun opdracht hebben uitgevoerd en dat dan elk van hun uit de klas zal worden gehaald om dit te bespreken. Tot slot worden ze bedankt voor hun medewerking.
10.3.7 Stap 7: een gesprek met elk afzonderlijk Net voor de welverdiende paasvakantie van start zal gaan, brengt de No Blamebegeleider opnieuw een bezoek aan de school van Emma. Vandaag gaat hij na of elk lid van het steungroepje zijn of haar opdracht goed heeft uitgevoerd. Later die voormiddag, is er een gesprek met Emma gepland. Als dit gesprek een positieve boodschap met zich meebrengt, is stap zeven afgerond.
Als eerste vraagt de No Blamebegeleider aan de juffrouw van het vijfde leerjaar of John even de klas mag verlaten. John ging Emma een verjaardagskaart maken en haar veel complimentjes geven. Hij heeft zijn taken goed uitgevoerd. Als kers op de taart, heeft John een CD meegebracht met allemaal verjaardagsliedjes. Enkele van deze liedjes zijn gedraaid naar aanleiding van Emma‟s haar verjaardag. John geeft aan dat ook sommige andere leerlingen een verjaardagskaart hebben gemaakt voor Emma. John vertelt over de spreekbeurt die Emma gegeven heeft de afgelopen week over haar pasgeboren kuikentjes. John vindt het fijn dat hij Emma heeft kunnen helpen om zich terug goed te voelen. Hij merkt dan ook dat zij vriendelijker is en meer durft te vragen om mee te spelen. De juffrouw heeft een klasgesprek gehad, vertrouwt John mij toe. Dit klasgesprek kaderde rond „lief zijn‟ voor elkaar. Volgens John deed Mart niet mee, omdat hij dit saai vond. Toch heeft hij, in tegenstelling tot anders, geen opmerking gemaakt. Omdat hij Emma aan het pesten was, heeft hij van de juffrouw straf gekregen. Mart was de hele tijd met de schoolbank van Emma aan het schuiven. Thuis maken ze er geen probleem van dat John in een steungroepje zit. Ze zijn dus niet boos geweest. Ze waren blij dat het Centrum voor Leerlingenbegeleiding contact had opgenomen. Tot slot zal John in de toekomst een neutrale houding aannemen tegenover Emma.
Nadat John is teruggekeerd, wandelt Katrien binnen. Katrien had haar de opdracht toebedeeld om een verjaardagskaart te knutselen voor Emma. De kaart in kwestie, heeft ze de dag van Emma haar verjaardag afgegeven. Hier is Emma heel blij mee. Ze is
Emma ook een paar keer gaan roepen om mee te doen met een spel. Dit is wel maar een paar gebeurd, omdat Katrien niet meer zo vaak spelletjes speelt op de speelplaats, maar het gezelliger vindt om met haar vriendinnen in een hoekje van de speelplaats te praten. Emma speelt dan weer liever een spelletje. Over het aandeel van de jongens in de strijd om Emma te helpen, weet Katrien niets te vertellen. Ze speelt namelijk nooit met de jongens. Alsook wordt Emma niet meer als laatste gekozen bij groepswerken. Emma vraagt ook zelf of ze mag deelnemen aan een groepswerk. Toch merkt Katrien dat de positieve energie die het steungroepje en de andere leerlingen, want die helpen Emma ook, aan het verslechteren is. Iedereen moet meer op te tippen van de tenen lopen om niets verkeerd te zeggen. Verder vindt Katrien het ook vervelend dat Emma aan het tekenen was tijdens de les en dat de juffrouw hier weinig over zei. Ze vertelt mij dat Emma altijd de andere leerlingen natekent en dat dit niet fijn is. Ook kijkt Emma geregeld in haar schoolboeken. Dit alles brengt met zich mee dat er wisselende reacties komen op Emma. Het ene moment zit iedereen haar te negeren en het andere moment vragen ze aan Emma of ze mee wil spelen. Op de vraag hoe ze thuis hebben gereageerd, lacht Katrien een beetje verlegen. Thuis waren ze er niet zo blij mee dat hun dochter in het steungroepje zit. Katrien weet echter niet dat het Centrum voor Leerlingenbegeleiding naar haar mama heeft gebeld om de bedoeling van de No Blame-methode uit te leggen. De No Blamebegeleider heeft hier dan ook niets over gezegd, omdat haar mama verteld heeft dat ze haar dochter niet ging inlichten over het telefoongesprek. Hun dochter zit al in diverse groepen waaronder het leerlingenparlement. Katrien zal Emma in de toekomst blijven steunen bij pestproblemen.
De No Blamebegeleider vertelt tegen Katrien dat Celine de volgende is die mag komen. Ze mag haar even gaan roepen. Celine ging met Emma spelen en haar complimentjes geven. Dit heeft ze ook gedaan. Ze heeft net zoals vele andere kinderen een verjaardagskaart gemaakt voor Emma en haar een foto van kuikentjes gegeven. Dit heeft als effect dat Emma vaker aan haar gaat vragen of ze mee mag spelen. Dit maakt Celine ook gelukkig. Net zoals haar voorgangster, Katrien, zit Celine met de angst dat als het Centrum voor Leerlingenbegeleiding stopt met de opvolging, de pestfeiten weer opnieuw gaan beginnen. Volgens haar pesten de jongens en sommige meisjes Emma nog steeds. De juffrouw zegt wel dat het moet stoppen, maar dat maakt weinig indruk. Na de paasvakantie zal Celine haar best blijven doen om Emma te helpen als ze het moeilijk heeft. Thuis maken ze er geen probleem van dat ze in een steungroepje zit. Katrien vindt het ook vervelend dat ze wist dat ze bij de categorie van de meelopers toebehoort. Emma heeft dit haar namelijk verteld. Ook de ouders van Celine zijn op de hoogte gebracht van mijn bezoek aan de klas van Celine. Zij hebben hier geen problemen mee.
Rob is de vierde leerling die de No Blamebegeleider gaat evalueren. Rob ging met Emma praten over wat ze fijn vindt en haar iets geven voor haar verjaardag. Rob weet niet meer precies wat zijn opdracht is, maar heeft als compensatie een verjaardagskaart gemaakt voor Emma en met haar gepraat over haar kuikentjes. Dit vindt Emma uitermate fijn. Ze is vrolijker en lacht veel meer dan vroeger. Verder heeft hij niet veel kunnen doen, omdat hij enkele dagen ziek is geweest. Rob vertelt dat de andere kinderen ook hun steentje bijdragen om Emma te helpen. De jongens wel iets minder, omdat die nooit met de meisjes spelen. Thuis heeft hij niet verteld dat hij in een steungroepje zit, maar door het telefoontje van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding wisten zijn ouders toch dat hij geselecteerd was door Emma. Zijn mama was eerder bang dan boos, dacht hij. Zijn mama dacht dat Rob bij de pesters hoorde.
Nadat Rob naar zijn klas is teruggekeerd, is het de beurt aan Ilse om haar verhaal te vertellen over wat ze de afgelopen week heeft gedaan om Emma te helpen. Ilse ging proberen om meer met Emma om te gaan, lief tegen haar te zijn en haar proficiat wensen met haar verjaardag. Net zoals haar klasgenoten, weet ze haar taak nog en heeft ze dan ook perfect uitgevoerd. Ze heeft bijvoorbeeld met Emma gespeeld op de speelplaats. Dit geeft zowel Emma als Ilse een goed gevoel. Ze vertelt dat Emma een vrolijk humeur heeft en meer durft te vertellen. Ze is losser gekomen in de omgang met haar klasgenoten. Als voorbeeld geeft ze net zoals John de spreekbeurt van Emma over haar pasgeboren kuikentjes. Ook de rest van de klas doet moeite om Emma te helpen. Toch geeft ze toe dat het altijd de anderen zijn die Emma uitnodigen om mee te spelen en dat Emma bijna nooit zelf het initiatief neemt. Thuis vinden ze het een goed idee dat ze deelneemt aan de No Blame-methode om een klasgenoot te helpen bij een pestprobleem. Ook Ilse haalt de irritatie aan die ontstaat als Emma iets natekent dat haar klasgenoten ook hebben getekend. Dit vertelde Katrien ook al. Zelf vindt Ilse het fijn om in een steungroepje te zitten. Zo kan ze haar klasgenoot helpen.
De voorlaatste leerling die wordt geëvalueerd is Michel. Michel ging tegen de andere leerlingen zeggen dat ze Emma en de andere kinderen niet meer mogen pesten. Michel heeft zijn taak goed onthouden. Hij geeft onmiddellijk aan dat Mart soms een opmerking naar hem maakt, omdat hij met Emma speelt. Ook sommige andere leerlingen maken zich daar schuldig aan. Toch stoort dit Michel niet in de uitoefening van zijn opdracht. Hij heeft gewoon verder met Emma gespeeld. Dit bezorgt Michel een goed gevoel. Hij merkt ook dat Emma liever naar school komt en meer lacht. In tegenstelling tot wat de andere kinderen zeggen, vertelt Michel dat Emma wel vaak vraagt of ze mee mag doen met een spelletje. Daarentegen bevestigt hij wel dat de meisjes meer moeite doen dan de jongens om Emma te betrekken bij hun spelactiviteiten. Michel gaat Emma blijven helpen de
komende maanden. Thuis waren ze een beetje boos, omdat hun zoon in het steungroepje was betrokken. Ze vonden het wel fijn dat het Centrum voor Leerlingenbegeleiding hen heeft opgebeld, maar stelden zich vragen bij de rol van Emma. Waarom moet zij niets doen? Hier waren ze een beetje boos om. Zelf vindt Michel het fijn om in een het groepje te zitten.
Fleur is het laatste lid van het steungroepje aan wie de No Blamebegeleider enkele vragen gaat stellen. Fleur ging met Emma spelen tijdens de speeltijd. Dit heeft ze gedaan. Ze heeft zelfs meer gedaan. Ze heeft Emma een tekening gegeven en een knuffeldier overhandigd. Uiteraard vindt Emma dit leuk. Emma praat sindsdien de hele tijd over het knuffeldier. Ze merkt een merkwaardig verschil met vorige week. Emma lacht meer en speelt meer met leerlingen van haar eigen leeftijd. Ze gaat Emma blijven helpen in de toekomst. Net zoals Katrien en Celine is ze bang dat de vrolijkheid van Emma niet lang zal blijven duren. Fleur vreest dat na de paasvakantie alles opnieuw zal beginnen. Thuis vinden ze het een goed idee dat Fleur deelneemt aan de No Blame-methode. Ze zijn dan ook niet boos.
Nadat alle uitspraken van de leden van het steungroepje zijn samengevat, roept de No Blamebegeleider Emma uit de klas. Hij vraagt haar naar haar ervaringen en belevingen van de afgelopen week. Ze zegt dat ze niet meer is uitgescholden en niet meer als laatste wordt uitgekozen in de wekelijkse turnles. Wanneer Emma vertelt over het geschenk van Fleur, straalt ze. Ook vindt ze het fijn dat ze op haar verjaardag zoveel kaartjes heeft gekregen. Emma voelt zich opmerkelijk beter. Ze geeft ook aan dat ze meer zelf vraagt om mee te mogen spelen met een spel. Dit zal ze nog meer gaan doen. De jongens doen ook hun best.
Als de No Blamebegeleider haar confronteert met de uitspraken die de andere leerlingen hebben over het natekenen, kijkt ze een beetje verbaasd. Emma begrijpt dat haar klasgenoten dit storend en vervelend vinden, maar zij ziet dit echter als een compliment voor hun tekentalent. Ze zal hier in de toekomst rekening mee houden. Verder zal ze tegen haar medeleerlingen zeggen dat ze het niet slecht bedoelt. Ook met de kritiek dat ze altijd tekent tijdens de les, zegt ze dat de lessen altijd heel saai worden gegeven. Tekenen dient dan als ontspanning. Emma vindt het wel niet fijn dat de klas enkel commentaar levert als zij iets tekent. Als de andere leerlingen van de klas iets tekenen, merkt dit volgens haar niemand op.
10.4
Conclusie van de leerkracht
De juffrouw merkt een verschil in het sociaal gedrag van Emma. Ze vertelt dat Emma socialer en zelfzekerder is geworden sinds de No Blame-methode is toegepast in haar klas. Dit uit zich in het feit dat Emma een gesprekje vooraan in de klas heeft gevoerd rond haar pasgeboren kuikentjes en dat ze vaker haar vinger in de klas opsteekt. Dit zou ze vroeger nooit gedurfd hebben uit vrees voor negatieve reacties van haar medeleerlingen. Om discussies te vermijden bij de indeling van groepen, bij bijvoorbeeld een groepswerk, deelt de juffrouw voortaan zelf de groepen in. Dit doet ze door nummertjes te trekken uit een zak.
De juffrouw vindt dat Emma een positieve evolutie heeft ondergaan. Ook de mama bevestigt dit tijdens de oudercontacten die hebben plaatsgevonden naar aanleiding van de paasexamens. De mama van Emma vertelt dat haar dochter eindelijk terug vrolijk naar huis terugkeert. Emma‟s vrolijkheid en positivisme straalt zelfs af op de mama, aldus de juffrouw.
Toch stellen zowel mama als de juffrouw zich vragen bij de duur van het positivisme van hun dochter en leerling. Ook het steungroepje vreest dat het positieve effect van de No Blame-methode na de paasvakantie zal uitgewerkt zijn. Mama vertelt net zoals de juffrouw en het steungroepje, dat ook Emma moet werken aan haar gedrag en dat het niet altijd van anderen moet komen. Emma moet zelf ook moeite doen om iets te vragen aan haar medeleerlingen en niet altijd gelijk krijgen. Ook zal ze moeten werken aan het feit dat ze veelvuldig liegt tegen andere mensen. De mama van Emma zegt dat ze haar dochter duidelijk gemaakt heeft dat ze zich nu niet als een prinses moet gaan gedragen, omdat ze één hele week alle aandacht heeft gekregen. In de conclusie van de No Blamebegeleider zal kenbaar gemaakt worden hoe dit zal aangepakt worden.
De juffrouw vreest dat het effect van mijn bezoek aan de klas na de paasvakantie zal uitgedoofd zijn. Na twee weken vakantie, zouden de leerlingen hun beloftes die ze gemaakt hebben tijdens stap vijf wel eens vergeten kunnen zijn. Emma‟s juffrouw merkt ook op dat het vandaag (vrijdag voor de start van de paasvakantie) al wat minder gaat in de omgang met Emma. Toch dramatiseert de juffrouw dit niet, aangezien de leerlingen vandaag prikkelbaarder zijn en niets van elkaar kunnen verdragen, omdat ze hun langverwachte rapport krijgen.
Tot slot vertelt de juffrouw dat de gesprekjes in het kader van de No Blame-methode veel ophef hebben veroorzaakt in en buiten de school. Op de wekelijkse voetbaltraining waren
de gesprekjes het onderwerp bij uitstek. Sommige ouders hebben vragen bij de rol van Emma bij de No Blame-methode. Waarom moet zij niets doen?
10.5
Conclusie van de No Blamebegeleider
In de leefwereld van Emma is de No Blame-methode een succes geweest. Toch heeft de No Blamebegeleider in deze casus, net zoals de juffrouw en sommige leden van het steungroepje, zijn twijfels of de No Blame-methode een duurzaam effect zal hebben. De prikkelbare reacties, wijt hij aan het vol ongeduld wachten op het rapport. Toch zal het na de paasvakantie een kwestie van uren of dagen zijn, vooraleer de bom weer gaat barsten en alles weer opnieuw begint. Bij deze casus heeft de No Blamebegeleider het slechtste gevoel van alle casussen die hij geanalyseerd heeft.
Volgens hem ligt het in deze casus aan het gedrag van Emma zelf. Aan de reacties te horen van zowel de leerkracht als de leden van het steungroepje, heeft Emma ook een aandeel in de pestsituatie. Ook bij de No Blamebegeleider kwam Emma tijdens de gesprekjes soms heimelijk en geniepig over. De grijns op haar gezicht is vaak aanwezig. Ze geniet precies van de aandacht rond haar persoon. Verder moet het niet altijd eenrichtingsverkeer zijn in de omgang met andere leerlingen. Emma moet zelf ook de moeite doen om te vragen of ze mee mag spelen of bij iemand in de groep mag zitten. Ook het liegen zal moeten verminderen. Al deze werkpunten zullen worden besproken tijdens de volgende bezoekjes die de No Blamebegeleider gaat brengen aan de klas van Emma. Er staan al enkele datums opgeschreven in de agenda waarop hij met Emma en haar klas zal werken rond deze problemen.
In deze casus heeft de No Blamebegeleider uitzonderlijk alle ouders van leerlingen moeten contacteren die deelnemen aan het steungroepje. Dit op vraag van de school. De meeste ouders zijn enthousiast, sommige ouders stellen zich gewoon de vraag wat de No Blame-methode inhoudt en tot welke categorie (pesters, meelopers of vriendjes) hun zoon of dochter behoort en één mama is zeer boos als de No Blamebegeleider haar telefoneert. Zij vindt het niet kunnen dat hij haar pas telefoneert als de gesprekjes al gebeurt zijn. Hij kan zich inleven in haar situatie, maar het principe van de No Blamemethode zegt dat er zo weinig mogelijk tijd mag verloren gaan tussen stap één en de stappen die volgen. Op het oudercontact, geeft de mama toe dat ze een beetje overdreven heeft. De ouders die vragen tot welke categorie hun kind behoort, heeft de No Blamebegeleider moeten teleurstellen. Ook hier is het principe van de No Blame-methode zeer streng. Ouders moeten namelijk niet weten als hun kind een pester, een meeloper of een vriendje is.
Besluit In dit hoofdstuk kwam de pestsituatie van Emma ter sprake. Door haar geniepige, rare en heimelijke gedrag, werd ze uitgesloten en gepest door haar klas. Haar negatieve punten werden uitvoerig besproken in stap drie. Toch is het steungroepje bereid om haar te helpen. Dit lukt ook, maar lang zal het niet meer blijven duren, zeggen verschillende bronnen. In deze casus is het duidelijk dat Emma een groot aandeel heeft in de pestsituatie. Daarom zal de No Blamebegeleider op verschillende tijdstippen een bezoekje brengen aan Emma en aan de klas. Tijdens deze bezoekjes zal hij werken aan het gedrag van Emma. Nu volgen mijn conclusies en aanbevelingen over de dingen die de No Blamebegeleider heeft opgemerkt tijdens het werken met de No Blame-methode.
Conclusies en aanbevelingen Ik als „ervaren‟ No Blamebegeleider vind de No Blame-methode een methode die geen voorbereiding vraagt en gemakkelijk is toe te passen in de praktijk. Als mensen het zevenstappenplan nauwgezet volgen, kunnen er geen problemen opduiken. Ik zou wel graag weten hoe de No Blame-methode wordt aangepakt bij visueel en auditief gehandicapten. Dit kunnen scholen voor Buitengewoon Onderwijs misschien eens uittesten. Op dergelijke scholen worden leerlingen ook het slachtoffer van pesten. Bij leerlingen met autisme, zou ik de No Blame-methode niet meer toepassen. Het is namelijk heel moeilijk om vat te krijgen op de denkwereld van deze leerlingen. Toch ben ik blij dat ik de casus van Milo heb aangenomen en dat het geholpen heeft.
De No Blame-methode kan zelfs buiten een schoolse context gebruikt worden. Er zijn ook ruzies in jeugdbewegingen, rusthuizen, vrouwenverenigingen, … Het zevenstappenplan is zo opgesteld dat het ook voor deze doelgroepen kan dienen.
Verder vind ik het persoonlijk een snelle methodiek. Het pestprobleem kan na één week opgelost zijn. Ik opteer om een medewerker van een Centrum voor Leerlingenbegeleiding de No Blame-methode te laten uitvoeren. Ik vrees dat een leerkracht niet altijd een even neutrale houding kan aannemen. In het Lager Onderwijs, zal dit probleem zich niet echt stellen denk ik, maar in het Secundair Onderwijs wel vrees ik. Leerkrachten werken hier met pubers en zij zijn gekend om hun opstandigheid. Ik kan mij voorstellen dat sommige leerkrachten in het Secundair Onderwijs echt geen zin hebben om leerlingen te helpen die ze eigenlijk zelf niet zo graag in de klas hebben zitten.
De gepeste leerlingen die in dit praktijkonderzoek zijn behandeld met de No Blamemethode, zitten in het vierde en vijfde leerjaar, zijn vooral meisjes en hebben één of beide ouders met vreemd bloed door de aderen stromen. Louise is van Nederlandse afkomst,
Milo heeft een Turkse vader en Emma heeft een Duitse moeder. Deze drie leerlingen worden psychisch gepest door uitsluiting. In de denkwijze van de klas, vertonen zij afwijkend gedrag. Zo heb je kunnen lezen dat Louise geen hulp aanvaard, vaak niet wil meespelen met een spelletje en soms plots de groep verlaat zonder enige uitleg, Milo wordt als raar, agressief en niet sociaal bestempeld en Emma is een meisje dat veel leugens verteld, heimelijk en tegenstrijdig is. Ik had eerder verwacht dat ik de No Blamemethode zou moeten toepassen bij kinderen die om hun uiterlijk werden gepest. Bij pesten denk ik, net zoals veel mensen, direct aan pesterijen over een te hoog lichaamsgewicht, een afwijkende haar- of huidskleur, het dragen van een bril of beugel, … Verder dacht ik dat kinderen elkaar meer verbaal zouden pesten. Uit de behandelde pestcasussen, blijkt dit niet het geval. Omdat psychisch pesten vaak niet wordt opgemerkt door de leerkracht of door de persoon die op de speelplaats rondloopt, zou het goed zijn om hier in de toekomst meer op te gaan letten. Er zou ook meer controle moeten zijn van leerkrachten of andere personen tussen twee lestijden, in de kleedkamer van de turnzaal, … Hier worden volgens mij het meeste kinderen gepest, omdat er geen controle is.
Ik vind het heel moeilijk om uit te maken welke pestgevallen in aanmerking komen om de No Blame-methode op toe te passen en welke niet. Eigenlijk zouden leerkrachten en medewerkers van een Centrum voor Leerlingenbegeleiding bij elke melding van pestgedrag de No Blame-methode moeten toepassen. Het maakt niet uit hoeveel keer een gepeste leerling al is uitgescholden of geslagen is. Het kind is altijd emotioneel geraakt. Dit maakt elke pestanalyse of diagnose overbodig. Elk pestgeval is ernstig, hoe klein ook. Dit vergt wel een extra inspanning van scholen en Centra voor Leerlingenbegeleiding.
Hierbij sluit aan dat Centra voor Leerlingenbegeleiding meer pestgevallen moeten gaan registreren in LARS (Leerlingenbegeleiding Administratie en Registratiesysteem). Omdat dit computerprogramma regelmatig allerlei kinderziektes heeft, wordt het registeren van No Blame‟s en pestgevallen waar deze methodiek niet bij is toegepast, uitgesteld. Dit is als ik de verhalen hoor van andere Centra voor Leerlingenbegeleiding, overal in Vlaanderen het geval. Ook scholen moeten op dit vlak beter communiceren met hun Centrum voor Leerlingenbegeleiding. De No Blame‟s die door de school worden opgestart, moeten ook geregistreerd worden. Vaak wordt dit niet gemeld en dus ook niet geregistreerd. Dit geeft voor het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming een vertekend beeld van het aantal pestgevallen in Vlaanderen. Op deze manier denken zij dat het redelijk goed gesteld is met het pesten in Vlaamse scholen, terwijl er veel meer kinderen gepest worden dan de cijfers ons laten vermoeden. Ik raad Vlaams Minister van
Onderwijs en Vorming, Pascal Smet, dan ook aan om het gebruik van LARS te vereenvoudigen.
Tijdens het samenstellen van de steungroepjes in de eerste stap, heb ik gemerkt dat gepeste leerlingen dit erg seksegebonden doen. Enkel Emma doet dit niet. Zij kiest drie jongens in het steungroepje. Louise kiest maar één jongen en Milo kiest maar één meisje. Meisjes kiezen dus vaak voor meisjes en jongens voor jongens. Dit vind ik helemaal niet vreemd, omdat in de literatuur te lezen staat dat jongens en meisjes in de lagere school niet of zelden met elkaar spelen. Toch zou ik No Blamebegeleiders aanraden om de gepeste leerling een gemengd groepje te laten kiezen. Meisjes denken anders en bekijken problemen vanuit andere invalshoeken dan jongens en omgekeerd. Als het steungroepje enkel bestaat uit meisjes, is de kans groot dat de jongens van de klas niet betrokken worden bij het oplossen van het pestprobleem. Dit komt vooral tot uiting in de klas van Louise. In mindere komt dit verschijnsel voor in de klassen van Milo en Emma.
Kinderen reageren overdonderd en angstig als de No Blamebegeleider hen uit de klas komt halen om een probleem op te lossen. Volgens de literatuur, moet de No Blamebegeleider pas in stap vier duidelijk maken dat er niemand een straf gaat krijgen. Soms heb ik al in de tweede stap duidelijk gemaakt tegen de leden van het steungroepje dat ze niet moeten vrezen voor een sanctie. Als je wacht tot in de vierde stap, kan het gebeuren dat ze in de derde stap, waarin het probleem wordt uitgelegd, niet durven te reageren uit angst voor negatieve gevolgen. Als No Blamebegeleider herhaal je dit best een aantal keren doorheen het gesprek. In de vormingen en trainingen van Leefsleutels over de No Blame-methode mag hier meer aandacht aan gegeven worden.
Ik heb gemerkt dat de kinderen van de verschillende steungroepjes kiezen voor eenvoudige opdrachten om de gepeste leerling terug een goed welbevinden te geven. De meeste kinderen kiezen om meer samen te spelen en om elkaar te helpen. Ik had bij aanvang van de No Blame-methode gedacht dat kinderen in het Lager Onderwijs creatiever waren in het bedenken van opdrachten. Enkel in de klas van Emma, hebben enkele leden van het steungroepje een verjaardagskaart gemaakt. Toch moet ook hun opdrachtkeuze in de juiste context geplaatst worden, omdat Emma in de week dat de No Blame-methode werd toegepast, jarig was. Als dit niet het geval was, hadden ook deze leerlingen vaker gekozen om meer met Emma te gaan spelen of te helpen. Kinderen in het Lager Onderwijs zijn dan toch niet zo creatief. Of jongeren in het Secundair Onderwijs creatiever zijn, zal moeten uitgewezen worden in een volgend onderzoek.
Het merendeel van de leden die zijn geselecteerd door de gepeste leerling om in het steungroepje te zitten, vinden dit niet erg. Hier speelt het niet bestraffende aspect volgens mij een grote rol. Omdat ze een klasgenoot kunnen helpen, houden ze er zelf een goed gevoel aan over. Toch stellen sommigen zich vragen bij de rol van de gepeste leerling in de No Blame-methode. Hier kan ik niets aan veranderen, omdat het stappenplan voorschrijft dat de gepeste leerling enkel betrokken wordt in de eerste en de zevende stap. In de No Blame-methode wordt de gepeste leerling bijgevolg niet met het steungroepje geconfronteerd. Het verbaasde mij dat niemand van het steungroepje vroeg aan mij in welke categorie ze zaten. Geen enkele leerling heeft gevraagd of ze een pester, meeloper of vriendje waren. Ouders vragen hier wel naar. Ook zij mogen dit niet weten.
In de drie steungroepjes, zetelden twintig kinderen. Dertien kinderen hebben thuis verteld dat ze in een steungroepje zitten en zeven kinderen niet. Soms hebben ze hier niet aan gedacht of wilden ze school en thuis gescheiden houden. De meerderheid van de ouders vinden het leuk dat hun zoon of dochter een pestprobleem op school mee kan helpen oplossen. Sommige ouders willen echter wel op de hoogte worden gebracht door de No Blamebegeleider. In de pestcasus van Emma was dit het geval. In de literatuur staat nergens letterlijk geschreven dat ouders op de hoogte moeten worden gebracht na het opstarten van de No Blame-methode in een bepaalde klas. Scholen kunnen bij aanvang van het nieuwe schooljaar wel een brief meegeven waarin het principe van de No Blamemethode wordt uitgelegd. Ik vrees echter dat een brief niet lang genoeg in het geheugen van de ouders blijft zitten. Als een No Blame wordt opgestart in maart, weten volgens mij veel ouders niet meer waar de brief ligt of dat er ooit een brief is geweest. Dit geldt ook voor een verwijzing in het schoolreglement. De No Blamebegeleider zal misschien toch alle ouders moeten telefoneren vooraleer hij de leden van het steungroepje uit de klas gaat halen. Dit betekent wel dat er tijd verloren gaat tussen stap één en stap twee. Om de No Blame-methode bekend te maken bij het grote publiek, kan de media ingeschakeld worden. Kranten kunnen een artikel over deze methode schrijven, het jeugdjournaal „Karrewiet‟ op Ketnet kan een nieuwsitem over pesten koppelen aan de No Blamemethode, …
Tot slot ervaren gepeste leerlingen een goed gevoel als de No Blame-methode is afgerond. Ze zijn vrolijker, durven meer vragen, spelen vaker met de klas, komen liever naar school, … Niet alle kinderen van het steungroepje delen echter dit gevoel. Zij merken ook een stijging van het welbevinden van de gepeste leerling, maar hebben het vaak moeilijk als de gepeste leerling weigert om deel te nemen aan bijvoorbeeld een spelletje, plots wegloopt, zich anders blijft gedragen… De kinderen in de steungroepjes hebben
soms het gevoel dat de gepeste leerlingen niet geholpen willen worden en dat het eenrichtingsverkeer is. Om deze reden kunnen kinderen gaan afhaken om hun gepeste klasgenoot te helpen, omdat beide partijen moeten willen meewerken. Ook leerkrachten delen dit gevoel. Hieruit concludeer ik dat de gepeste leerlingen ook een aandeel hebben in het al dan niet slagen van de No Blame-methode.
Daarom is nazorg heel belangrijk. Een aantal weken nadat de No Blame-methode is afgerond, verwachten de kinderen dat het steungroepje nog een keer samengeroepen wordt. Het steungroepje kan schrik hebben dat het positieve effect zal verdwijnen als er geen aandacht meer aan het probleem gegeven wordt. Dit kwam vooral in de pestsituatie van Emma voor. Ik vrees dat de leerlingen gelijk hebben, want dit is volgens mij de grootste valkuil van de No Blame-methode. Zonder opvolging, is de kans reëel dat de positieve instelling van het steungroepje zal verwateren. De No Blamebegeleider zal de situatie goed moeten blijven opvolgen als hij een duurzaam effect wil.
Algemeen besluit In de inleiding heb ik al aangehaald dat drieëntachtig procent van de kinderen in de hogere klassen van het Basisonderwijs zich goed voelt op school. Zeventien procent voelt zich minder of niet goed op school. Hierdoor komen ze niet graag naar school of zitten ze niet graag in de klas. Één van de oorzaken kan pesten zijn. Kinderen kunnen om verschillende redenen en op verschillende manieren gepest worden. Voor deze kinderen kan de No Blame-methode opgestart worden door een No Blamebegeleider.
In de theorie heb je kunnen lezen dat kinderen in de lagere school interesse krijgen in leeftijdsgenoten. Zij baseren zich op de persoonlijkheids- of karaktereigeschappen van hun klasgenoten. Voldoet een bepaalde leerling niet aan het gewenste profiel, zal hij niet toegelaten worden tot de groep. Als leerlingen bewust worden uitgesloten uit een groep, worden ze gepest. In de besproken casussen worden de leerlingen ook niet aanvaard, omdat ze een afwijkend karakter hebben. Zij worden psychisch gepest door uitsluiting.
Uit mijn onderzoek, waarin ik zelf de drie pestcasussen heb begeleid, blijkt dat de No Blame-methode een goede manier is om pesten op de lagere school aan te pakken, maar er moet aandacht besteed worden aan een goede opvolging. Vooral het steungroepje heeft hier nood aan. Anders bestaat de kans dat het positieve effect van korte duur is. Zowel het steungroepje als de gepeste leerling hebben een belangrijk aandeel in het al dan niet slagen van de No Blame-methode. De inzet en de energie moet langs beide kanten komen.
Mijn aanbevelingen heb ik daarnet al gegeven. De belangrijkste zijn dat de No Blamebegeleider doorheen het volledige stappenplan het steungroepje duidelijk moet maken dat er niemand gestraft zal worden, de Centra voor Leerlingenbegeleiding moeten in samenwerking met de lagere scholen meer pestgevallen gaan behandelen met de No Blame-methode en vervolgens registreren in LARS en ouders worden best vooraf ingelicht over het principe van de No Blame-methode.
Literatuurlijst
Adamczak, M. (sociaal verpleegkundige VCLB Noord-Oost Limburg, afdeling Peer). (korte uitleg over het werk van een sociaal verpleegkundige). Mondelinge communicatie op 10 maart 2010. CLB-gebouw, Peer.
Bleukx, G. No Blame-aanpak bij pesten. Gepresenteerd op de methodiekendag van 2 maart 2010 in het provinciaal domein van Bokrijk.
Craeynest, P. (2006, tweede druk). Psychologie van de levensloop. Inleiding in de ontwikkelingspsychologie. Leuven: Acco.
Deboutte, G. (1995). Pesten. Gedaan ermee! Hoe omgaan met pesterijen? Tips voor ouders, leerkrachten en begeleiding. Brussel: BDJ Jeugd & Vrede. Defranc, B., Van Baelen, B. & Wetsels, T. (2005). De pest aan pesten: de ‘No Blame’aanpak, een efficiënte aanpak tegen pesten, z.p.
Geerdens, A. (maatschappelijk assistente VCLB Noord-Oost Limburg, afdeling Peer). (korte uitleg over het werk van een maatschappelijk werker en korte uitleg over de doelgroep en de domeinen van een CLB). Mondelinge communicatie op 9 maart 2010. CLB-gebouw, Peer.
http:// www.pestenopschool.web-log.nl.Geraadpleegd op 10 mei 2010.
Lambrechts, L. (directrice VCLB Noord-Oost Limburg). (korte uitleg over het werk van een directrice). Mondelinge communicatie op 5 maart 2010. CLB-gebouw, Peer.
Lauwers, M. (administratief bediende VCLB Noord-Oost Limburg, afdeling Peer). (korte uitleg over het werk van een administratief bediende). Mondelinge communicatie op 10 maart 2010. CLB-gebouw, Peer.
Leefsleutels. (2006). Pesten stoppen stap voor stap. De No Blame-aanpak in theorie en praktijk in de basisschool. Mechelen: Bakermat.
Leefsleutels. (z.j.). Vormingen op school. Geraadpleegd op 5 mei 2010 via http:// www.leefsleutels.be.
Marwijk, F. (2008). Manipuleren kun je leren. Controle over anderen en jezelf. z.p.
Miguet, N.(arts VCLB Noord-Oost Limburg, afdeling Peer). (korte uitleg over het werk van een arts). Mondelinge communicatie op 5 maart 2010. CLB-gebouw, Peer.
Robinson, G. & Maines, B. (1997). Een schreeuw om hulp: de No Blame-aanpak bij pesten (Vertaald door K. Douchar). Mechelen: Bakermat (2003).
Struyven, K., Sierens, E., Dochy, F. & Janssens, S. (2003). Groot worden. De ontwikkeling van baby tot adolescent. Handboek voor (toekomstige) leerkrachten en opvoeders. Tielt: Lannoo.
VCLB Service. (2002).
CLB-werking vandaag. Een introductie. Cursus, VCLB
vormingscentrum.
Vrije-CLB-Koepel vzw (2008). Missieverklaring. Geraadpleegd op 3 maart 2010 via http:// www.vclb.bmgroup.be.
Wertelaers, G. (psychopedagogisch consulent VCLB Noord-Oost Limburg, afdeling Peer). (korte uitleg over het werk van een psychopedagogisch consulent). Mondelinge communicatie op 10 maart 2010. CLB-gebouw, Peer. (2009). Vier op vijf kinderen voelen zich goed op school. ‟t Is plezant op de Basisschool. Klasse, nr.197, pp.10-13.
Bijlagen Bijlage 1: brief voor ouders Bijlage 2: tekening Louise Bijlage 3: tekening Milo Bijlage 4: tekening Emma