‘Sterke stijging aantal adviezen en onderzoeken kindermishandeling’ lees ik in het persbericht van Jeugdzorg Nederland over het jaarverslag 2010 van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Ten opzichte van 2009 is het aantal uitgebrachte adviezen gestegen met 2,5% en het aantal onderzoeken met 9%. Deze stijging betekent volgens het bericht niet dat er meer mishandeld wordt, maar dat er sneller en beter gesignaleerd wordt door alle betrokkenen. Hoera! Eindelijk! Nieuwsgierig geworden zoek ik het jaarverslag op en kijk snel naar de tabel ‘aard van de mishandeling’. Tot mijn grote verbazing zie ik dat het staafdiagram voor ‘Seksueel misbruik’ een lichte daling laat zien ten opzichte van 2009. Er worden geen exacte aantallen genoemd, maar het staafje 2010 staat duidelijk lager dan 2009 (onder de 5000). Volgens de logica van de opstellers van het jaarverslag betekent dit niet dat er minder kinderen seksueel misbruikt worden, maar dat er minder snel en minder goed seksueel misbruik gesignaleerd is in 2010! Daar word ik treurig van. In het jaarverslag staat verder te lezen dat het AMK steeds minder vaak een onderzoeksverzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming indient. ‘In plaats daarvan brengt het AMK juist veel vaker vrijwillige hulp op gang met instemming van de ouders. De gang naar de kinderrechter kan steeds vaker voorkomen worden omdat -dankzij het vrijwillige hulptraject- ingrijpende maatregelen als ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing niet nodig zijn. Voor kinderen is dat in veel gevallen de beste oplossing: hulp in de eigen thuissituatie, met steun van professionals, ouders, familie en vrienden.’ Denkend aan de kinderen die seksueel misbruikt worden stemt mij dit treurig. Er wordt niet voldoende gesignaleerd, de kinderen krijgen minder vaak extra toezicht thuis, het misbruik kan daardoor soms ongehinderd doorgaan.
Het casuïstiekoverleg van het Steunpunt waar vermoedens van seksueel misbruik van een kind worden besproken, het zogenaamde Twee- of Meersporen Team (TMT) draait momenteel op volle toeren. Steeds meer jeugdhulpverleners en jeugdbeschermers willen de soms vage signalen, hun niet-pluis gevoelens en hun vermoedens van seksueel misbruik bespreken met het expertiseteam. Bijna iedere week wordt er een casus besproken en soms wel twee. In 99% van deze casussen betreft het een probleemgezin. De (gescheiden) ouders hebben zoveel problemen, met hun relatie, met hun financiën, met hun (geestelijke) gezondheid en met hun huisvesting, dat ze door de bomen het kind niet meer zien. Voor het TMT zijn eigenlijk maar twee vragen van belang: Is het kind veilig? Zo niet of in geval van twijfel: Hoe zorgen we dat het kind veilig is? De bespreking van de casus leidt geregeld tot de conclusie: het kind is niet veilig en de vader/moeder/verzorger blijkt niet in staat het kind de vereiste veiligheid te bieden. Het advies van het TMT luidt dan: melden bij de Raad. Er is extern toezicht nodig om dit kind veiligheid te garanderen. Een dergelijk advies is ook een treurig advies. Er spreekt veel onmacht uit. De onmacht van de hulpverlening om de onmacht van de ouder(s) teniet te doen. In veel gevallen echter is deze harde duw tegen de ouders voor het kind van levensbelang. Er wordt onvoorwaardelijk partij voor het kind gekozen en het misbruik wordt gestopt. Het kind kan, met adequate hulp, de draad van zijn of haar leven weer oppakken. Laten we dus hopen dat in 2011 zowel alle professionals als particulieren die met kinderen te maken hebben ook seksueel misbruik sneller en beter signaleren en dat de hulpverlening niet schroomt het vrijwillige hulptraject te verlaten als dat nodig is. Karin van Erning
Wetenswaardigheden Nieuw Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam (SHGA) De gemeente Amsterdam (dienst Wonen, Zorg en Samenleven) heeft besloten een impuls te geven aan de aanpak huiselijk geweld door omvorming van de zes steunpunten huiselijk geweld naar één centraal stedelijk steunpunt. In het SHGA is de telefonische front-office
5
ondergebracht: T 020 611 6022. Het SGHA is 24 uur per dag telefonisch bereikbaar voor professioneel advies, screening en doorverwijzing. Ook worden een netwerkfunctie, preventie en voorlichtingsactiviteiten en registratie in het SHGA verzorgd. De hulpverleningstaken die waren onderbracht in de steunpunten zijn losgekoppeld van het SHGA
en worden samengevoegd tot één Blijf Groep Amsterdam Ambulant Centrum. Van daaruit zal de ambulante zorg, als het gaat om geweld in afhankelijkheidsrelaties, outreachend worden geboden. Het Ambulant Centrum is te bereiken via T 020 521 0950.
steunpunt seksueel geweld
Publicaties
Experts over ontwikkelingen en trends in seks en seksueel geweld. Meintser, Nonja met bijdragen van Ina van Beek, Lou Repetur, Annette van Delft, Ben Serkei, Jandirk Veenstra, Annemiek Goes, Nicole Doornink en Kees Hopstaken. Movisie, 2011. ISBN 978-90-8869-069-3. Gratis te downloaden via www.movisie.nl. In deze trendstudie sprak MOVISIE met 16 experts op het terrein van normen en waarden, invloed van internet en nieuwe media, preventie en behandeling van daders en slachtoffers en de ontwikkelingen in vervolging en strafrecht. Aan de hand van vijf actuele casussen werd met hen gepraat over vragen als : Wat verstaan we als samenleving onder seksueel geweld en wanneer is sprake van ‘onschuldig’ seksueel experimenteergedrag en waar gaat dit over in grensoverschrijdend gedrag? Variëren opvattingen binnen bevolkingsgroepen en subculturen? Het trendonderzoek geeft antwoord op deze vragen, op basis van interviews, beleidsstukken en aanvullende (onderzoeks)informatie.
Dat nare gevoel, over seksueel misbruik en wat je ertegen kunt doen. Delfos, Martine F. met tekeningen van Sjeng Schupp. Niño, 2011. ISBN 978-90-8560-593-5. Kosten € 12,50. Seksueel misbruik is een vervelend, maar belangrijk onderwerp. Misbruik betekent dat iemand iets doet tegen de zin van een ander, op een onplezierige manier macht uitoefent over een ander. Die ander vindt dat niet prettig, wil het niet, maar weet vaak niet goed hoe hij of zij het tegen moet houden. Op welke manieren seksueel misbruik kan plaatsvinden en wat je ertegen kan doen is te lezen in ‘Dat nare gevoel’. Het is bedoeld voor kinderen en jongeren in de hoogste groepen van het basisonderwijs en de brugklas van het voortgezet onderwijs.
TMT jaarverslag 2010. GGD Amsterdam, Steunpunt Seksueel Geweld 2010. Gratis te bestellen bij het Steunpunt Seksueel Geweld Amsterdam, T 020 555 5227 of te downloaden via www.gezond.amsterdam.nl.
6
Sinds juni 2005 werken vertegenwoordigers van diverse organisaties in Amsterdam samen in het Twee- of Meersporenteam (TMT). In dit multidisciplinaire team worden adviesvragen besproken van professionals die seksueel misbruik binnen een afhankelijkheidsrelatie vermoeden. De vermeende slachtoffers zijn kinderen of jongeren (onder de 18 jaar) of volwassenen met een verstandelijke beperking. Doel van de besprekingen is professionals te adviseren over de aanpak ten aanzien van het slachtoffer, de dader/pleger en eventueel andere betrokkenen.
Agenda Trauma: late gevolgen voor kinderen en volwassenen Stichting 1940–1945 en Stichting Centrum ’45 organiseren 12 oktober 2011 het symposium ‘Trauma: late gevolgen voor kinderen en volwassenen’. Traumatische ervaringen kunnen verregaande gevolgen hebben voor zowel kinderen als volwassenen. Binnen de wetenschappelijke wereld wordt algemeen aanvaard dat mensen die een schokkende gebeurtenis hebben meegemaakt daar ook op langere termijn gevolgen van kunnen ondervinden. Deze gevolgen kunnen zeer divers zijn, zoals klachten die passen bij een posttraumatische stressstoornis of een depressieve stoornis, maar bijvoorbeeld bij kinderen ook ontwikkelingsstoornissen. Centraal op dit symposium staat de vraag: wat zijn de gevolgen van het meemaken van een ernstige schokkende gebeurtenis, met name op langere termijn? Ook aan de orde komen kwesties als: wat zijn de gevolgen van trauma in de kindertijd; wat is de relatie tussen het trauma en de gevolgen en wat is hierover bekend vanuit de wetenschappelijke literatuur? Meer informatie en het volledige programma is te vinden op www.cogis.nl/lategevolgentrauma
Websites www.safeyousafeme.nl De website van het NIGZ programma Safe You Safe Me is nu in ontwikkeling. Dit is een
praktische aanpak van kindermishandeling voor basisscholen, geheel in lijn met de ‘Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’. De site geeft informatie aan scholieren en scholen die meer willen weten over het programma en is een verzamelpunt voor nuttige informatie voor het implementeren van de meldcode kindermishandeling voor de basisscholen die meedoen aan het programma.
InZicht
Column
Treurig
EEN UITGAVE VAN DE GENEESKUNDIGE EN GEZONDHEIDSDIENST AMSTERDAM
www.kindentrauma.nl Wie informatie zoekt over mensen die als kind in aanraking zijn gekomen met angstige situaties als gevolg van oorlog, rampen en geweld kan terecht bij deze nieuwe website. Kindentrauma. nl is een product van Cogis aangevuld met bijdragen van Centrum ’45 en het Landelijk Centrum voor Vroegkinderlijke Traumatisering. De site voorziet in de vraag van kinderen, ouders en opvoeders naar informatie over hoe ze het beste kunnen omgaan met akelige ervaringen in hun jonge leven.
Colofon InZicht juli 2011 verschijnt 2 maal per jaar oplage: 750 uitgave Steunpunt Seksueel Geweld Postbus 2200, 1000 CE Amsterdam E:
[email protected] redactie Sonja Neeft, Karin van Erning, Marianne van Staa, Marjolein Leguijt grafisch ontwerp DTP Yusuf Kho vormgever IA BNO verspreiding gratis onder hulpverleners in Amsterdam e.o.. Gebruik van teksten en artikelen uit de nieuwsbrief met bronvermelding is toegestaan. extra nummers Steunpunt Seksueel Geweld T: 020 555 5227 F: 020 555 5696 E:
[email protected] www.gezond.amsterdam.nl
steunpunt seksueel geweld
juli 2011 Thema: preventie seksueel misbruik in vrijwilligers werk
Vooraankondiging Bijeenkomst “Het Vlaggensysteem” Het Steunpunt Seksueel Geweld van de GGD Amsterdam organiseert op dinsdag 22 november een bijeenkomst met als onderwerp ‘Het Vlaggensysteem’. Dit is een praktische methodiek om seksueel gedrag van kinderen te duiden en bij te sturen, mede ontwikkeld door Movisie. Sonja Bakker, psychologe bij Spirit, zal deze methodiek aan de hand van praktijkvoorbeelden introduceren. Plaats: Concern Congres Centrum van de gemeente Amsterdam Kosten: € 15,00 Een uitnodiging, met daarbij een inschrijfformulier, wordt u later toegezonden. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met het Steunpunt Seksueel Geweld, T 020 555 5227, E
[email protected].
‘En ouders zijn sowieso boos, maar ze zijn helemaal boos als je als organisatie nooit iets aan preventie hebt gedaan’ De Vrijwilligers Centrale Amsterdam (VCA) heeft van de Gemeente Amsterdam de opdracht gekregen om, in het kader van preventie van seksueel misbruik, (vrijwilligers)organisaties te ondersteunen bij het veilig maken van hun organisatie. Landelijk is hiervoor het project ‘In veilige handen’ ontwikkeld. Er wordt gebruik gemaakt van het stappenplan “Hoe maak ik mijn organisatie veilig” en het stappenplan “Help! Het is mis”. Dit laatste kan organisaties helpen om met een melding van seksueel misbruik om te gaan. We spreken met Marijke Altenburg, organisatieadviseur bij VCA.
steunpunt seksueel geweld
Kan je iets vertellen over de aanpak en jullie rol daarin? In 2009 zijn we door de Gemeente (Dienst Maatschappelijk Ontwikkeling) gevraagd om een aantal kleine organisaties te ondersteunen bij het implementeren van beleid rond het thema preventie van seksueel misbruik. Dat zou mogelijk kunnen leiden tot een uitrol over de hele stad. We hebben toen al snel gezegd ‘Dit moeten we niet alleen gaan doen. We moeten de deskundigheid gaan halen daar waar die ligt’. Toen hebben we de Zedenpolitie, jullie afdeling (SSGA), AMK, de Kindertelefoon en Scouting Nederland (die er al veel ervaring mee heeft) benaderd om te inventariseren wat een goede aanpak zou zijn.
Screenen jullie zelf ook alle vrijwilligers? In onze vacaturebank staan een paar duizend vacatures van zo’n 1700 organisaties en wij doen duizenden bemiddelingen per jaar. Wij screenen niet, daar zijn de organisaties zelf verantwoordelijk voor. Wel bieden we een tool aan. We vragen de organisaties of ze ervaring hebben in het werken met vrijwilligers en zo nodig adviseren wij hen daarin door middel van een adviesgesprek of een training. Daarnaast kijken we ook of er gewerkt wordt met een kwetsbare doelgroep. In dat geval vertellen we altijd over dit project: ‘hebben jullie omgangsregels, hebben jullie een gedragscode, wordt van de vrijwilligers altijd een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) gevraagd?’
Daarin hebben jullie dus veel ruimte gekregen van DMO? We kregen alleen het advies om met de Zedenpolitie en de GGD te praten. Verder zijn we de aanpak echt zelf gaan bedenken. In die periode werd ik toevallig óók gevraagd om mee te denken over het project ‘In Veilige Handen’. Dat stond helemaal los van dit project, dat startte landelijk en werd gedraaid door Movisie, het landelijke kennisinstituut op o.a. het gebied van vrijwilligerswerk, maar ook van huiselijk en seksueel geweld. Dus het materiaal lag al klaar. Fantastisch! Daar hoefden we niets meer aan te doen.
Wat betekent het voor een vereniging wanneer ze meedoen aan dit project? Is het verplicht? Wij kunnen niet tegen een organisatie zeggen: jullie zijn verplicht tot een goed ARBObeleid of tot een onkostenvergoeding, en ook niet tot dit. Wij kunnen mensen alleen aanspreken op hun verantwoordelijkheid. De gemeente wil preventief beleid in de subsidievoorwaarden gaan opnemen, dus vanuit de subsidiegever lijkt er meer druk te komen.
Over VCA De Vrijwilligers Centrale Amsterdam brengt vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties samen. De belangrijkste activiteiten van de VCA zijn bemiddeling van vrijwilligers, het adviseren van vrijwilligersorganisaties en de promotie van vrijwilligerswerk. VCA bemiddeld voor allerhande maatschappelijke organisaties (stichtingen, verenigingen, buurtinitiatieven en instellingen) in de sectoren natuur en milieu, kunst en cultuur, zorg en welzijn, sport en recreatie en onderwijs. VCA wordt deels door de centrale stad en deels door de stadsdelen gefinancierd.
2
Hoe rol je het uit bij organisaties? Het is altijd een én-én verhaal. Ik ga een korte training doen met de medewerkers hier: hoe bespreek je het met een organisatie? Dat is ook niet voor iedereen even makkelijk. Wij komen natuurlijk bij veel organisaties over de vloer. In maart hebben we een grote conferentie gehad en verder noemen we het vaak in alle andere contacten die we hebben middels trainingen, netwerkbijeenkomsten en workshops. Als het dan ook nog vanuit de ambtenarenhoek aan de orde wordt gesteld, dan moet het een sluitend net kunnen worden. Vrijwilligersorganisaties hebben altijd veel onderwerpen op hun bordje. In dit veld heb je te maken met hele grote organisaties, waar vrijwilligers een klein onderdeel van zijn en waar daarnaast betaalde krachten werken, en je hebt de pure vrijwilligersorganisaties. Dat zijn soms bestuursleden die aan de keukentafel vergaderen. Maar de noodzaak om dit goed geregeld te hebben, die is er. Seksueel misbruik kán gebeuren, dat weten we, ook al heb je alles goed geregeld. En ouders worden dan sowieso boos, maar ze zijn helemaal
‘Het is geen thema wat je er even infietst. Het haakt aan bij normen en waarden. Je wilt er liever niet mee bezig zijn.’
kinderen niet op schoot. Wij gaan naast de kinderen op de knieën zitten met een arm om hen heen.’ Dat soort dingen. Vervolgens moet het op papier worden gezet. Er moet over gepraat worden. De ouders moeten geïnformeerd worden. Het heeft dus ook een impact. Wat doe je als je een medevrijwilliger wél met een kind alleen naar het toilet ziet gaan terwijl er net is afgesproken om dat niet meer te doen.
boos als je als organisatie nooit iets aan preventie hebt gedaan. Dat zijn wel argumenten die wij gebruiken in gesprekken met organisaties. Iedereen is het altijd met je eens dat kinderen veilig moeten zijn. Als je het daarover gaat hebben dan geef je een andere invalshoek dan dat je zegt ‘je moet preventief beleid hebben’.
Dan wordt het heel concreet. Ja, en mensen worden zich er veel meer van bewust en hebben dan het idee dat ze alles vanuit wantrouwen moeten gaan bekijken. Je moet niet gaan handelen vanuit wantrouwen, maar het is wel prettig dat je weet wat wel en niet kan en mag. Hoe ga je dat invullen in deze
Het is niet vanzelfsprekend dat honderden organisaties naar ons toekomen en vragen ‘wil je ons even vertellen hoe het moet?’ Iedereen zei tegen mij toen ik begon met dit project: ‘Leg de lat laag, kleine stapjes’. Dat past ook heel erg bij mij gelukkig. Maar dat moet ook met dit thema, want het is geen thema wat je er even infietst. Het haakt aan bij normen en waarden. Je wilt er liever niet mee bezig zijn. Bestuursleden komen wel met de vraag hoe ze het dan met hun vrijwilligers kunnen bespreken. Soms werken vrijwilligers daar al 10-20 jaar en dan zouden ze nu plotseling om een VOG moeten gaan vragen. Volgens hen vatten de medewerkers dat vast op als een teken van wantrouwen. Je moet dus eerst met de bestuursleden gaan praten.
tijd? Mag een vrijwilliger bijvoorbeeld contact hebben via Hyves of Facebook met jongeren van de vereniging? Kun je zeggen hoeveel verenigingen/ instellingen jullie tot nu toe hebben kunnen bereiken? Wij hebben zo’n 1.700 organisaties in ons bestand staan. Daarvan heb ik de organisaties die met minderjarigen dan wel met mensen met een beperking werken geselecteerd. Dat zijn er ruim 300. We hebben alle ambtenaren in de stad benaderd en die hebben op hun beurt weer andere organisaties benaderd. Niet alle organisaties staan namelijk bij ons ingeschreven. Ik denk dat we op die manier wel behoorlijk dekkend bezig zijn geweest. De sportverenigingen worden door een andere gemeentelijke afdeling ondersteund. Wij zijn nu met hen in gesprek over hoe we dit project voor de sportverenigingen gaan uitrollen. Verder zijn er nog de zelfhulporganisaties en de allochtone organisaties. Een schatting over het aantal organisaties dat er nu echt mee bezig is vind ik lastig. Wat ik wel steeds meer hoor en zie is dat bij heel veel organisaties waar met kinderen wordt gewerkt vrijwilligers een VOG moeten aanvragen. Maar een
Vinden ze het een eng onderwerp? Ik denk dat het voor veel mensen misschien nog niet eens zo eng maar vooral lastig is. Hoe spreek je erover: ‘hé joh, hoe gaan we de kinderen die hier komen sporten of een buurtactiviteit komen doen, hoe gaan we die troosten?’ Want daar gaat het dan over. Bijvoorbeeld bij vakantiekampen: hoe troost je een kind? Neem je een kind op schoot? Er is een vakantiekamp dat zegt ‘nee wij troosten
3
‘Alleen al het feit dat we op deze manier samenwerken in een cirkel van gemeente, GGD, Zedenpolitie, AMK, VCA is uniek.’
VOG is natuurlijk maar een klein onderdeel van het beleid. Er zijn er niet zoveel die hun hele beleid op orde hebben. En hoe is dat bij de Scouting? Scouting Nederland is een landelijke koepel. Die heeft al heel lang preventief beleid, maar ook die hebben moeite het levend te houden. Die kleine afdelingen in het land functioneren allemaal zelfstandig. Het er aandacht voor blijven vragen is een heel belangrijk punt in dit project. Als het nu langzamerhand in de subsidievoorwaarden wordt opgenomen, dan kun je vanuit die hoek heel veel. Je kunt dan ambtenaren inschakelen en die kunnen organisaties met vragen weer naar ons toe verwijzen. Die lijn moet je gaan krijgen. Dat betekent veel informatie (blijven) sturen naar stadsdelen, ambtenaren, wethouders. Iedereen vindt het belangrijk, maar afgelopen maandag hadden we ruim 100 ambtenaren uitgenodigd voor onze conferentie, maar er zijn er maar 8 gekomen!
Voelen jullie je gesteund vanuit de gemeente? We willen er naartoe dat het opgenomen wordt in de subsidievoorwaarden en die kant lijkt het op te gaan. Volgens mij is het zelfs in de bespreking van het rapport Gunning genoemd. Voor vakantiekampen is het al een subsidievoorwaarde. De gemeente is natuurlijk onze opdrachtgever dus in die zin worden we gesteund. Maar ook vanuit mijn eigen professie zeg ik: ‘ja organisaties, zorg dat je dit op orde hebt’. We wisten natuurlijk al lang dat het moest, maar door de zedenzaak zijn we ons er extra bewust van geworden. Er zijn ook steeds meer gemeenten mee bezig. Ook al zou het project niet verlengd worden, het zit nu in ieder geval tussen onze oren. We nemen het altijd mee in onze contacten en de diensten die we aanbieden. In die zin is het heel goed om het thema uit te diepen. Ik stem veel af met het landelijke project, omdat een aantal dingen nog in ontwikkeling zijn. Ik krijg van hen soms ook weer vragen van ‘joh, hoe zullen we dit doen of geef eens advies over dat’. Gisteren werd ik hierover nog geïnterviewd voor een landelijk blad. In die zin zijn we voorloper en is het ook nog heel erg zoeken. We kunnen goed met hen afstemmen en dat is prettig. Voor je gevoel boeken jullie wel resultaten? Alleen al het feit dat we op deze manier samenwerken in een cirkel van gemeente, GGD, Zedenpolitie, AMK, VCA is uniek. Dat wordt nu ook allemaal opgevolgd in het land. We stemmen steeds met elkaar af: wat hebben we tot nu toe gedaan? Wat worden de volgende stappen? Wie gaat wat daarin doen? Dat alleen al vind ik een enorme winst.
Maakt zo’n zedenzaak mensen wakker? Natuurlijk, er worden nu door het landelijke project ‘In Veilige Handen’ op meerdere plekken informatiebijeenkomsten georganiseerd. De gemeente Breda was laatst op onze conferentie om te kijken hoe wij het deden. Maar de drempel is gewoon hoog. Vorige week hadden we een netwerkbijeenkomst over geld en dan zit het hier bomvol. Iedereen wil geld. Je moet iets vinden waardoor mensen zich genoodzaakt voelen: hé het levert mij ook iets op. Maar het levert in principe niet zoveel op, want bij de meeste organisaties zal het ook nooit voorkomen.
Over Marijke Altenburg Marijke Altenburg werkt sinds 2002 bij VCA als organisatieadviseur. “Het is een erg interessante functie door de diversiteit van het netwerk en de veelomvattendheid van de inhoud. Vrijwilligerswerk raakt aan de essentie van de samenleving. Nog steeds willen mensen vrijwilligerswerk blijven doen (het aantal neemt niet af) maar de vraag naar vrijwilligers neemt steeds meer toe.”
4
Kun je iets zeggen over specifieke risicofactoren binnen vrijwilligersorganisaties? Een risico is bijvoorbeeld een sterke relatie tussen een vrijwilliger en een kind. Zijn er bijvoorbeeld vrijwilligers die ook met de kinderen buiten het werk om optrekken? De dagkampen kunnen een risico vormen doordat die in de duinen of in de bossen plaatsvinden. Vrijwilligers kunnen zo makkelijk alleen met een kind op pad. Overal waar met kinderen wordt gewerkt, zijn risico’s. Dat zit ook in de inrichting van een gebouw. Kunnen vrijwilligers makkelijk alleen zijn met kinderen? Is er sprake van enorme hiërarchie? Zijn het kwetsbare kinderen? Kinderen die al uit een moeilijk gezin komen, zijn kwetsbaarder voor potentiële daders. Hebben jullie al vragen gekregen van organisaties die er in de praktijk mee te maken hadden? We hebben een paar keer van coördinatoren de vraag gehad: ‘Goh ik heb iemand op sollicitatiegesprek gehad en ik weet niet wat ik moet doen’. In dat geval kunnen we nu heel goed met die coördinator even kijken: Wat heb je gevraagd? Wat is je indruk? Laatst vroeg een coördinator: ‘Ik twijfel maar hoe bespreek ik dat?’ Wat wij ook merken is dat coördinatoren het lastig vinden om eerlijk te zijn tegen een sollicitant. Eigenlijk wist ze al dat ze hem wilde afwijzen. Ik zei: ‘Gewoon doen’. Hij solliciteerde voor de tussenschoolse opvang en had gezegd dat hij het wel leuk vond om foto’s te maken van de kinderen, want dan kon hij de namen oefenen van de kinderen als hij thuis was. Bij zo’n opmerking denk je al … Natuurlijk moet je kijken naar het kader, maar als coördinator moet je toch wel even vragen van ‘Goh realiseer je je wel dat dit een hele rare opmerking is?’ Daarin zijn we bijvoorbeeld ondersteunend. Laatst was er iemand van Sportservice die belde van ‘We moeten binnenkort een voorlichting geven vanwege een zedenzaak. Wie kan dat doen?’ Wij geven het telefoonnummer van de GGD en het wordt geregeld. Dat is natuurlijk fantastisch. Of een bestuurslid zegt ‘Ja ik vind het onderwerp belangrijk maar mijn medebestuursleden zien geen risico.’ Of een organisatie zegt: ‘Ik ben preventief beleid aan het ontwikkelen, wil je meelezen?’ Er zijn ook organisaties die bijvoorbeeld vragen om een interne training.
is van hun beleid om te vragen naar een VOG. Dat zeggen we ook. Vrijwilligers vinden het niet meer zo raar dat je er naar vraagt.
Heb je enig idee hoe dat internationaal ligt? Toevallig sprak ik vorige week iemand die jarenlang in de opvang in Amerika heeft gewerkt. Daar is zo duidelijk hoe je troost en dat je nooit alleen bent met een kind. Daar zijn ze al veel verder. Misschien wel alweer te ver. Vorig jaar las ik ook een artikeltje over Engeland. Daar mogen volwassenen niet meer alleen met een kind in de auto en dat had er in geresulteerd dat een kind na een voetbalwedstrijd ergens was achtergebleven, omdat hij niet met iemand mee mocht rijden. Dat is natuurlijk een absurde casus waarvan je ook niet weet of het waar is. Ik las ook dat je niet meer zomaar structureel op elkaars kinderen mag passen, want dan moet je ook voldoen aan bepaalde voorwaarden. Het is ook lastig hoor. Ik had vorige week het vriendinnetje van mijn zoontje te logeren. En toen zei ik tegen die moeder ‘oh dan gaan ze straks even lekker in bad samen’. Ik zeg van ‘oh vind je dat eigenlijk wel goed?’ Ze zegt: natuurlijk. En ik zeg: oh ja, mijn zoontje komt vaak ’s nachts bij ons in bed, maar dan liggen ze niet meer samen op de kamer. Mocht dat nou zo zijn, kan zij er dan bij? Hoe vind jij dat? Maar toen dacht ik ook van ‘oh wat heerlijk dat ik dat even kan vragen.’ Wat is daar nou mis mee? Maar ik kan me ook voorstellen dat het voor heel veel ouders ook lastig is. En ik ben er nu natuurlijk helemaal op Het lijkt me voor een vereniging prettig gespitst! om te kunnen zeggen dat het onderdeel
steunpunt seksueel geweld
Kan je iets vertellen over de aanpak en jullie rol daarin? In 2009 zijn we door de Gemeente (Dienst Maatschappelijk Ontwikkeling) gevraagd om een aantal kleine organisaties te ondersteunen bij het implementeren van beleid rond het thema preventie van seksueel misbruik. Dat zou mogelijk kunnen leiden tot een uitrol over de hele stad. We hebben toen al snel gezegd ‘Dit moeten we niet alleen gaan doen. We moeten de deskundigheid gaan halen daar waar die ligt’. Toen hebben we de Zedenpolitie, jullie afdeling (SSGA), AMK, de Kindertelefoon en Scouting Nederland (die er al veel ervaring mee heeft) benaderd om te inventariseren wat een goede aanpak zou zijn.
Screenen jullie zelf ook alle vrijwilligers? In onze vacaturebank staan een paar duizend vacatures van zo’n 1700 organisaties en wij doen duizenden bemiddelingen per jaar. Wij screenen niet, daar zijn de organisaties zelf verantwoordelijk voor. Wel bieden we een tool aan. We vragen de organisaties of ze ervaring hebben in het werken met vrijwilligers en zo nodig adviseren wij hen daarin door middel van een adviesgesprek of een training. Daarnaast kijken we ook of er gewerkt wordt met een kwetsbare doelgroep. In dat geval vertellen we altijd over dit project: ‘hebben jullie omgangsregels, hebben jullie een gedragscode, wordt van de vrijwilligers altijd een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) gevraagd?’
Daarin hebben jullie dus veel ruimte gekregen van DMO? We kregen alleen het advies om met de Zedenpolitie en de GGD te praten. Verder zijn we de aanpak echt zelf gaan bedenken. In die periode werd ik toevallig óók gevraagd om mee te denken over het project ‘In Veilige Handen’. Dat stond helemaal los van dit project, dat startte landelijk en werd gedraaid door Movisie, het landelijke kennisinstituut op o.a. het gebied van vrijwilligerswerk, maar ook van huiselijk en seksueel geweld. Dus het materiaal lag al klaar. Fantastisch! Daar hoefden we niets meer aan te doen.
Wat betekent het voor een vereniging wanneer ze meedoen aan dit project? Is het verplicht? Wij kunnen niet tegen een organisatie zeggen: jullie zijn verplicht tot een goed ARBObeleid of tot een onkostenvergoeding, en ook niet tot dit. Wij kunnen mensen alleen aanspreken op hun verantwoordelijkheid. De gemeente wil preventief beleid in de subsidievoorwaarden gaan opnemen, dus vanuit de subsidiegever lijkt er meer druk te komen.
Over VCA De Vrijwilligers Centrale Amsterdam brengt vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties samen. De belangrijkste activiteiten van de VCA zijn bemiddeling van vrijwilligers, het adviseren van vrijwilligersorganisaties en de promotie van vrijwilligerswerk. VCA bemiddeld voor allerhande maatschappelijke organisaties (stichtingen, verenigingen, buurtinitiatieven en instellingen) in de sectoren natuur en milieu, kunst en cultuur, zorg en welzijn, sport en recreatie en onderwijs. VCA wordt deels door de centrale stad en deels door de stadsdelen gefinancierd.
2
Hoe rol je het uit bij organisaties? Het is altijd een én-én verhaal. Ik ga een korte training doen met de medewerkers hier: hoe bespreek je het met een organisatie? Dat is ook niet voor iedereen even makkelijk. Wij komen natuurlijk bij veel organisaties over de vloer. In maart hebben we een grote conferentie gehad en verder noemen we het vaak in alle andere contacten die we hebben middels trainingen, netwerkbijeenkomsten en workshops. Als het dan ook nog vanuit de ambtenarenhoek aan de orde wordt gesteld, dan moet het een sluitend net kunnen worden. Vrijwilligersorganisaties hebben altijd veel onderwerpen op hun bordje. In dit veld heb je te maken met hele grote organisaties, waar vrijwilligers een klein onderdeel van zijn en waar daarnaast betaalde krachten werken, en je hebt de pure vrijwilligersorganisaties. Dat zijn soms bestuursleden die aan de keukentafel vergaderen. Maar de noodzaak om dit goed geregeld te hebben, die is er. Seksueel misbruik kán gebeuren, dat weten we, ook al heb je alles goed geregeld. En ouders worden dan sowieso boos, maar ze zijn helemaal
‘Het is geen thema wat je er even infietst. Het haakt aan bij normen en waarden. Je wilt er liever niet mee bezig zijn.’
kinderen niet op schoot. Wij gaan naast de kinderen op de knieën zitten met een arm om hen heen.’ Dat soort dingen. Vervolgens moet het op papier worden gezet. Er moet over gepraat worden. De ouders moeten geïnformeerd worden. Het heeft dus ook een impact. Wat doe je als je een medevrijwilliger wél met een kind alleen naar het toilet ziet gaan terwijl er net is afgesproken om dat niet meer te doen.
boos als je als organisatie nooit iets aan preventie hebt gedaan. Dat zijn wel argumenten die wij gebruiken in gesprekken met organisaties. Iedereen is het altijd met je eens dat kinderen veilig moeten zijn. Als je het daarover gaat hebben dan geef je een andere invalshoek dan dat je zegt ‘je moet preventief beleid hebben’.
Dan wordt het heel concreet. Ja, en mensen worden zich er veel meer van bewust en hebben dan het idee dat ze alles vanuit wantrouwen moeten gaan bekijken. Je moet niet gaan handelen vanuit wantrouwen, maar het is wel prettig dat je weet wat wel en niet kan en mag. Hoe ga je dat invullen in
Het is niet vanzelfsprekend dat honderden organisaties naar ons toekomen en vragen ‘wil je ons even vertellen hoe het moet?’ Iedereen zei tegen mij toen ik begon met dit project: ‘Leg de lat laag, kleine stapjes’. Dat past ook heel erg bij mij gelukkig. Maar dat moet ook met dit thema, want het is geen thema wat je er even infietst. Het haakt aan bij normen en waarden. Je wilt er liever niet mee bezig zijn. Bestuursleden komen wel met de vraag hoe ze het dan met hun vrijwilligers kunnen bespreken. Soms werken vrijwilligers daar al 10-20 jaar en dan zouden ze nu plotseling om een VOG moeten gaan vragen. Volgens hen vatten de medewerkers dat vast op als een teken van wantrouwen. Je moet dus eerst met de bestuursleden gaan praten.
deze tijd? Mag een vrijwilliger bijvoorbeeld contact hebben via Hyves of Facebook met jongeren van de vereniging? Kun je zeggen hoeveel verenigingen/ instellingen jullie tot nu toe hebben kunnen bereiken? Wij hebben zo’n 1.700 organisaties in ons bestand staan. Daarvan heb ik de organisaties die met minderjarigen dan wel met mensen met een beperking werken geselecteerd. Dat zijn er ruim 300. We hebben alle ambtenaren in de stad benaderd en die hebben op hun beurt weer andere organisaties benaderd. Niet alle organisaties staan namelijk bij ons ingeschreven. Ik denk dat we op die manier wel behoorlijk dekkend bezig zijn geweest. De sportverenigingen worden door een andere gemeentelijke afdeling ondersteund. Wij zijn nu met hen in gesprek over hoe we dit project voor de sportverenigingen gaan uitrollen. Verder zijn er nog de zelfhulporganisaties en de allochtone organisaties. Een schatting over het aantal organisaties dat er nu echt mee bezig is vind ik lastig. Wat ik wel steeds meer hoor en zie is dat bij heel veel organisaties waar met kinderen wordt gewerkt vrijwilligers een VOG moeten aanvragen. Maar een
VOG is natuurlijk maar een klein
Vinden ze het een eng onderwerp? Ik denk dat het voor veel mensen misschien nog niet eens zo eng maar vooral lastig is. Hoe spreek je erover: ‘hé joh, hoe gaan we de kinderen die hier komen sporten of een buurtactiviteit komen doen, hoe gaan we die troosten?’ Want daar gaat het dan over. Bijvoorbeeld bij vakantiekampen: hoe troost je een kind? Neem je een kind op schoot? Er is een vakantiekamp dat zegt ‘nee wij troosten
3
‘Alleen al het feit dat we op deze manier samenwerken in een cirkel van gemeente, GGD, Zedenpolitie, AMK, VCA is uniek.’
onderdeel van het beleid. Er zijn er niet zoveel die hun hele beleid op orde hebben. En hoe is dat bij de Scouting? Scouting Nederland is een landelijke koepel. Die heeft al heel lang preventief beleid, maar ook die hebben moeite het levend te houden. Die kleine afdelingen in het land functioneren allemaal zelfstandig. Het er aandacht voor blijven vragen is een heel belangrijk punt in dit project. Als het nu langzamerhand in de subsidievoorwaarden wordt opgenomen, dan kun je vanuit die hoek heel veel. Je kunt dan ambtenaren inschakelen en die kunnen organisaties met vragen weer naar ons toe verwijzen. Die lijn moet je gaan krijgen. Dat betekent veel informatie (blijven) sturen naar stadsdelen, ambtenaren, wethouders. Iedereen vindt het belangrijk, maar afgelopen maandag hadden we ruim 100 ambtenaren uitgenodigd voor onze conferentie, maar er zijn er maar 8 gekomen!
Voelen jullie je gesteund vanuit de gemeente? We willen er naartoe dat het opgenomen wordt in de subsidievoorwaarden en die kant lijkt het op te gaan. Volgens mij is het zelfs in de bespreking van het rapport Gunning genoemd. Voor vakantiekampen is het al een subsidievoorwaarde. De gemeente is natuurlijk onze opdrachtgever dus in die zin worden we gesteund. Maar ook vanuit mijn eigen professie zeg ik: ‘ja organisaties, zorg dat je dit op orde hebt’. We wisten natuurlijk al lang dat het moest, maar door de zedenzaak zijn we ons er extra bewust van geworden. Er zijn ook steeds meer gemeenten mee bezig. Ook al zou het project niet verlengd worden, het zit nu in ieder geval tussen onze oren. We nemen het altijd mee in onze contacten en de diensten die we aanbieden. In die zin is het heel goed om het thema uit te diepen. Ik stem veel af met het landelijke project, omdat een aantal dingen nog in ontwikkeling zijn. Ik krijg van hen soms ook weer vragen van ‘joh, hoe zullen we dit doen of geef eens advies over dat’. Gisteren werd ik hierover nog geïnterviewd voor een landelijk blad. In die zin zijn we voorloper en is het ook nog heel erg zoeken. We kunnen goed met hen afstemmen en dat is prettig. Voor je gevoel boeken jullie wel resultaten? Alleen al het feit dat we op deze manier samenwerken in een cirkel van gemeente, GGD, Zedenpolitie, AMK, VCA is uniek. Dat wordt nu ook allemaal opgevolgd in het land. We stemmen steeds met elkaar af: wat hebben we tot nu toe gedaan? Wat worden de volgende stappen? Wie gaat wat daarin doen? Dat alleen al vind ik een enorme winst.
Maakt zo’n zedenzaak mensen wakker? Natuurlijk, er worden nu door het landelijke project ‘In Veilige Handen’ op meerdere plekken informatiebijeenkomsten georganiseerd. De gemeente Breda was laatst op onze conferentie om te kijken hoe wij het deden. Maar de drempel is gewoon hoog. Vorige week hadden we een netwerkbijeenkomst over geld en dan zit het hier bomvol. Iedereen wil geld. Je moet iets vinden waardoor mensen zich genoodzaakt voelen: hé het levert mij ook iets op. Maar het levert in principe niet zoveel op, want bij de meeste organisaties zal het ook nooit voorkomen.
Over Marijke Altenburg Marijke Altenburg werkt sinds 2002 bij VCA als organisatieadviseur. “Het is een erg interessante functie door de diversiteit van het netwerk en de veelomvattendheid van de inhoud. Vrijwilligerswerk raakt aan de essentie van de samenleving. Nog steeds willen mensen vrijwilligerswerk blijven doen (het aantal neemt niet af) maar de vraag naar vrijwilligers neemt steeds meer toe.”
4
Kun je iets zeggen over specifieke risicofactoren binnen vrijwilligersorganisaties? Een risico is bijvoorbeeld een sterke relatie tussen een vrijwilliger en een kind. Zijn er bijvoorbeeld vrijwilligers die ook met de kinderen buiten het werk om optrekken? De dagkampen kunnen een risico vormen doordat die in de duinen of in de bossen plaatsvinden. Vrijwilligers kunnen zo makkelijk alleen met een kind op pad. Overal waar met kinderen wordt gewerkt, zijn risico’s. Dat zit ook in de inrichting van een gebouw. Kunnen vrijwilligers makkelijk alleen zijn met kinderen? Is er sprake van enorme hiërarchie? Zijn het kwetsbare kinderen? Kinderen die al uit een moeilijk gezin komen, zijn kwetsbaarder voor potentiële daders. Hebben jullie al vragen gekregen van organisaties die er in de praktijk mee te maken hadden? We hebben een paar keer van coördinatoren de vraag gehad: ‘Goh ik heb iemand op sollicitatiegesprek gehad en ik weet niet wat ik moet doen’. In dat geval kunnen we nu heel goed met die coördinator even kijken: Wat heb je gevraagd? Wat is je indruk? Laatst vroeg een coördinator: ‘Ik twijfel maar hoe bespreek ik dat?’ Wat wij ook merken is dat coördinatoren het lastig vinden om eerlijk te zijn tegen een sollicitant. Eigenlijk wist ze al dat ze hem wilde afwijzen. Ik zei: ‘Gewoon doen’. Hij solliciteerde voor de tussenschoolse opvang en had gezegd dat hij het wel leuk vond om foto’s te maken van de kinderen, want dan kon hij de namen oefenen van de kinderen als hij thuis was. Bij zo’n opmerking denk je al … Natuurlijk moet je kijken naar het kader, maar als coördinator moet je toch wel even vragen van ‘Goh realiseer je je wel dat dit een hele rare opmerking is?’ Daarin zijn we bijvoorbeeld ondersteunend. Laatst was er iemand van Sportservice die belde van ‘We moeten binnenkort een voorlichting geven vanwege een zedenzaak. Wie kan dat doen?’ Wij geven het telefoonnummer van de GGD en het wordt geregeld. Dat is natuurlijk fantastisch. Of een bestuurslid zegt ‘Ja ik vind het onderwerp belangrijk maar mijn medebestuursleden zien geen risico.’ Of een organisatie zegt: ‘Ik ben preventief beleid aan het ontwikkelen, wil je meelezen?’ Er zijn ook organisaties die bijvoorbeeld vragen om een interne training.
is van hun beleid om te vragen naar een VOG. Dat zeggen we ook. Vrijwilligers vinden het niet meer zo raar dat je er naar vraagt.
Heb je enig idee hoe dat internationaal ligt? Toevallig sprak ik vorige week iemand die jarenlang in de opvang in Amerika heeft gewerkt. Daar is zo duidelijk hoe je troost en dat je nooit alleen bent met een kind. Daar zijn ze al veel verder. Misschien wel alweer te ver. Vorig jaar las ik ook een artikeltje over Engeland. Daar mogen volwassenen niet meer alleen met een kind in de auto en dat had er in geresulteerd dat een kind na een voetbalwedstrijd ergens was achtergebleven, omdat hij niet met iemand mee mocht rijden. Dat is natuurlijk een absurde casus waarvan je ook niet weet of het waar is. Ik las ook dat je niet meer zomaar structureel op elkaars kinderen mag passen, want dan moet je ook voldoen aan bepaalde voorwaarden. Het is ook lastig hoor. Ik had vorige week het vriendinnetje van mijn zoontje te logeren. En toen zei ik tegen die moeder ‘oh dan gaan ze straks even lekker in bad samen’. Ik zeg van ‘oh vind je dat eigenlijk wel goed?’ Ze zegt: natuurlijk. En ik zeg: oh ja, mijn zoontje komt vaak ’s nachts bij ons in bed, maar dan liggen ze niet meer samen op de kamer. Mocht dat nou zo zijn, kan zij er dan bij? Hoe vind jij dat? Maar toen dacht ik ook van ‘oh wat heerlijk dat ik dat even kan vragen.’ Wat is daar nou mis mee? Maar ik kan me ook voorstellen dat het voor heel veel ouders ook lastig is. En ik ben er nu natuurlijk helemaal op Het lijkt me voor een vereniging prettig gespitst! om te kunnen zeggen dat het onderdeel
steunpunt seksueel geweld
Kan je iets vertellen over de aanpak en jullie rol daarin? In 2009 zijn we door de Gemeente (Dienst Maatschappelijk Ontwikkeling) gevraagd om een aantal kleine organisaties te ondersteunen bij het implementeren van beleid rond het thema preventie van seksueel misbruik. Dat zou mogelijk kunnen leiden tot een uitrol over de hele stad. We hebben toen al snel gezegd ‘Dit moeten we niet alleen gaan doen. We moeten de deskundigheid gaan halen daar waar die ligt’. Toen hebben we de Zedenpolitie, jullie afdeling (SSGA), AMK, de Kindertelefoon en Scouting Nederland (die er al veel ervaring mee heeft) benaderd om te inventariseren wat een goede aanpak zou zijn.
Screenen jullie zelf ook alle vrijwilligers? In onze vacaturebank staan een paar duizend vacatures van zo’n 1700 organisaties en wij doen duizenden bemiddelingen per jaar. Wij screenen niet, daar zijn de organisaties zelf verantwoordelijk voor. Wel bieden we een tool aan. We vragen de organisaties of ze ervaring hebben in het werken met vrijwilligers en zo nodig adviseren wij hen daarin door middel van een adviesgesprek of een training. Daarnaast kijken we ook of er gewerkt wordt met een kwetsbare doelgroep. In dat geval vertellen we altijd over dit project: ‘hebben jullie omgangsregels, hebben jullie een gedragscode, wordt van de vrijwilligers altijd een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) gevraagd?’
Daarin hebben jullie dus veel ruimte gekregen van DMO? We kregen alleen het advies om met de Zedenpolitie en de GGD te praten. Verder zijn we de aanpak echt zelf gaan bedenken. In die periode werd ik toevallig óók gevraagd om mee te denken over het project ‘In Veilige Handen’. Dat stond helemaal los van dit project, dat startte landelijk en werd gedraaid door Movisie, het landelijke kennisinstituut op o.a. het gebied van vrijwilligerswerk, maar ook van huiselijk en seksueel geweld. Dus het materiaal lag al klaar. Fantastisch! Daar hoefden we niets meer aan te doen.
Wat betekent het voor een vereniging wanneer ze meedoen aan dit project? Is het verplicht? Wij kunnen niet tegen een organisatie zeggen: jullie zijn verplicht tot een goed ARBObeleid of tot een onkostenvergoeding, en ook niet tot dit. Wij kunnen mensen alleen aanspreken op hun verantwoordelijkheid. De gemeente wil preventief beleid in de subsidievoorwaarden gaan opnemen, dus vanuit de subsidiegever lijkt er meer druk te komen.
Over VCA De Vrijwilligers Centrale Amsterdam brengt vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties samen. De belangrijkste activiteiten van de VCA zijn bemiddeling van vrijwilligers, het adviseren van vrijwilligersorganisaties en de promotie van vrijwilligerswerk. VCA bemiddeld voor allerhande maatschappelijke organisaties (stichtingen, verenigingen, buurtinitiatieven en instellingen) in de sectoren natuur en milieu, kunst en cultuur, zorg en welzijn, sport en recreatie en onderwijs. VCA wordt deels door de centrale stad en deels door de stadsdelen gefinancierd.
2
Hoe rol je het uit bij organisaties? Het is altijd een én-én verhaal. Ik ga een korte training doen met de medewerkers hier: hoe bespreek je het met een organisatie? Dat is ook niet voor iedereen even makkelijk. Wij komen natuurlijk bij veel organisaties over de vloer. In maart hebben we een grote conferentie gehad en verder noemen we het vaak in alle andere contacten die we hebben middels trainingen, netwerkbijeenkomsten en workshops. Als het dan ook nog vanuit de ambtenarenhoek aan de orde wordt gesteld, dan moet het een sluitend net kunnen worden. Vrijwilligersorganisaties hebben altijd veel onderwerpen op hun bordje. In dit veld heb je te maken met hele grote organisaties, waar vrijwilligers een klein onderdeel van zijn en waar daarnaast betaalde krachten werken, en je hebt de pure vrijwilligersorganisaties. Dat zijn soms bestuursleden die aan de keukentafel vergaderen. Maar de noodzaak om dit goed geregeld te hebben, die is er. Seksueel misbruik kán gebeuren, dat weten we, ook al heb je alles goed geregeld. En ouders worden dan sowieso boos, maar ze zijn helemaal
‘Het is geen thema wat je er even infietst. Het haakt aan bij normen en waarden. Je wilt er liever niet mee bezig zijn.’
kinderen niet op schoot. Wij gaan naast de kinderen op de knieën zitten met een arm om hen heen.’ Dat soort dingen. Vervolgens moet het op papier worden gezet. Er moet over gepraat worden. De ouders moeten geïnformeerd worden. Het heeft dus ook een impact. Wat doe je als je een medevrijwilliger wél met een kind alleen naar het toilet ziet gaan terwijl er net is afgesproken om dat niet meer te doen.
boos als je als organisatie nooit iets aan preventie hebt gedaan. Dat zijn wel argumenten die wij gebruiken in gesprekken met organisaties. Iedereen is het altijd met je eens dat kinderen veilig moeten zijn. Als je het daarover gaat hebben dan geef je een andere invalshoek dan dat je zegt ‘je moet preventief beleid hebben’.
Dan wordt het heel concreet. Ja, en mensen worden zich er veel meer van bewust en hebben dan het idee dat ze alles vanuit wantrouwen moeten gaan bekijken. Je moet niet gaan handelen vanuit wantrouwen, maar het is wel prettig dat je weet wat wel en niet kan en mag. Hoe ga je dat invullen in deze
Het is niet vanzelfsprekend dat honderden organisaties naar ons toekomen en vragen ‘wil je ons even vertellen hoe het moet?’ Iedereen zei tegen mij toen ik begon met dit project: ‘Leg de lat laag, kleine stapjes’. Dat past ook heel erg bij mij gelukkig. Maar dat moet ook met dit thema, want het is geen thema wat je er even infietst. Het haakt aan bij normen en waarden. Je wilt er liever niet mee bezig zijn. Bestuursleden komen wel met de vraag hoe ze het dan met hun vrijwilligers kunnen bespreken. Soms werken vrijwilligers daar al 10-20 jaar en dan zouden ze nu plotseling om een VOG moeten gaan vragen. Volgens hen vatten de medewerkers dat vast op als een teken van wantrouwen. Je moet dus eerst met de bestuursleden gaan praten.
tijd? Mag een vrijwilliger bijvoorbeeld contact hebben via Hyves of Facebook met jongeren van de vereniging? Kun je zeggen hoeveel verenigingen/ instellingen jullie tot nu toe hebben kunnen bereiken? Wij hebben zo’n 1.700 organisaties in ons bestand staan. Daarvan heb ik de organisaties die met minderjarigen dan wel met mensen met een beperking werken geselecteerd. Dat zijn er ruim 300. We hebben alle ambtenaren in de stad benaderd en die hebben op hun beurt weer andere organisaties benaderd. Niet alle organisaties staan namelijk bij ons ingeschreven. Ik denk dat we op die manier wel behoorlijk dekkend bezig zijn geweest. De sportverenigingen worden door een andere gemeentelijke afdeling ondersteund. Wij zijn nu met hen in gesprek over hoe we dit project voor de sportverenigingen gaan uitrollen. Verder zijn er nog de zelfhulporganisaties en de allochtone organisaties. Een schatting over het aantal organisaties dat er nu echt mee bezig is vind ik lastig. Wat ik wel steeds meer hoor en zie is dat bij heel veel organisaties waar met kinderen wordt gewerkt vrijwilligers een VOG moeten aanvragen. Maar een
Vinden ze het een eng onderwerp? Ik denk dat het voor veel mensen misschien nog niet eens zo eng maar vooral lastig is. Hoe spreek je erover: ‘hé joh, hoe gaan we de kinderen die hier komen sporten of een buurtactiviteit komen doen, hoe gaan we die troosten?’ Want daar gaat het dan over. Bijvoorbeeld bij vakantiekampen: hoe troost je een kind? Neem je een kind op schoot? Er is een vakantiekamp dat zegt ‘nee wij troosten
3
‘Alleen al het feit dat we op deze manier samenwerken in een cirkel van gemeente, GGD, Zedenpolitie, AMK, VCA is uniek.’
VOG is natuurlijk maar een klein onderdeel van het beleid. Er zijn er niet zoveel die hun hele beleid op orde hebben. En hoe is dat bij de Scouting? Scouting Nederland is een landelijke koepel. Die heeft al heel lang preventief beleid, maar ook die hebben moeite het levend te houden. Die kleine afdelingen in het land functioneren allemaal zelfstandig. Het er aandacht voor blijven vragen is een heel belangrijk punt in dit project. Als het nu langzamerhand in de subsidievoorwaarden wordt opgenomen, dan kun je vanuit die hoek heel veel. Je kunt dan ambtenaren inschakelen en die kunnen organisaties met vragen weer naar ons toe verwijzen. Die lijn moet je gaan krijgen. Dat betekent veel informatie (blijven) sturen naar stadsdelen, ambtenaren, wethouders. Iedereen vindt het belangrijk, maar afgelopen maandag hadden we ruim 100 ambtenaren uitgenodigd voor onze conferentie, maar er zijn er maar 8 gekomen!
Voelen jullie je gesteund vanuit de gemeente? We willen er naartoe dat het opgenomen wordt in de subsidievoorwaarden en die kant lijkt het op te gaan. Volgens mij is het zelfs in de bespreking van het rapport Gunning genoemd. Voor vakantiekampen is het al een subsidievoorwaarde. De gemeente is natuurlijk onze opdrachtgever dus in die zin worden we gesteund. Maar ook vanuit mijn eigen professie zeg ik: ‘ja organisaties, zorg dat je dit op orde hebt’. We wisten natuurlijk al lang dat het moest, maar door de zedenzaak zijn we ons er extra bewust van geworden. Er zijn ook steeds meer gemeenten mee bezig. Ook al zou het project niet verlengd worden, het zit nu in ieder geval tussen onze oren. We nemen het altijd mee in onze contacten en de diensten die we aanbieden. In die zin is het heel goed om het thema uit te diepen. Ik stem veel af met het landelijke project, omdat een aantal dingen nog in ontwikkeling zijn. Ik krijg van hen soms ook weer vragen van ‘joh, hoe zullen we dit doen of geef eens advies over dat’. Gisteren werd ik hierover nog geïnterviewd voor een landelijk blad. In die zin zijn we voorloper en is het ook nog heel erg zoeken. We kunnen goed met hen afstemmen en dat is prettig. Voor je gevoel boeken jullie wel resultaten? Alleen al het feit dat we op deze manier samenwerken in een cirkel van gemeente, GGD, Zedenpolitie, AMK, VCA is uniek. Dat wordt nu ook allemaal opgevolgd in het land. We stemmen steeds met elkaar af: wat hebben we tot nu toe gedaan? Wat worden de volgende stappen? Wie gaat wat daarin doen? Dat alleen al vind ik een enorme winst.
Maakt zo’n zedenzaak mensen wakker? Natuurlijk, er worden nu door het landelijke project ‘In Veilige Handen’ op meerdere plekken informatiebijeenkomsten georganiseerd. De gemeente Breda was laatst op onze conferentie om te kijken hoe wij het deden. Maar de drempel is gewoon hoog. Vorige week hadden we een netwerkbijeenkomst over geld en dan zit het hier bomvol. Iedereen wil geld. Je moet iets vinden waardoor mensen zich genoodzaakt voelen: hé het levert mij ook iets op. Maar het levert in principe niet zoveel op, want bij de meeste organisaties zal het ook nooit voorkomen.
Over Marijke Altenburg Marijke Altenburg werkt sinds 2002 bij VCA als organisatieadviseur. “Het is een erg interessante functie door de diversiteit van het netwerk en de veelomvattendheid van de inhoud. Vrijwilligerswerk raakt aan de essentie van de samenleving. Nog steeds willen mensen vrijwilligerswerk blijven doen (het aantal neemt niet af) maar de vraag naar vrijwilligers neemt steeds meer toe.”
4
Kun je iets zeggen over specifieke risicofactoren binnen vrijwilligersorganisaties? Een risico is bijvoorbeeld een sterke relatie tussen een vrijwilliger en een kind. Zijn er bijvoorbeeld vrijwilligers die ook met de kinderen buiten het werk om optrekken? De dagkampen kunnen een risico vormen doordat die in de duinen of in de bossen plaatsvinden. Vrijwilligers kunnen zo makkelijk alleen met een kind op pad. Overal waar met kinderen wordt gewerkt, zijn risico’s. Dat zit ook in de inrichting van een gebouw. Kunnen vrijwilligers makkelijk alleen zijn met kinderen? Is er sprake van enorme hiërarchie? Zijn het kwetsbare kinderen? Kinderen die al uit een moeilijk gezin komen, zijn kwetsbaarder voor potentiële daders. Hebben jullie al vragen gekregen van organisaties die er in de praktijk mee te maken hadden? We hebben een paar keer van coördinatoren de vraag gehad: ‘Goh ik heb iemand op sollicitatiegesprek gehad en ik weet niet wat ik moet doen’. In dat geval kunnen we nu heel goed met die coördinator even kijken: Wat heb je gevraagd? Wat is je indruk? Laatst vroeg een coördinator: ‘Ik twijfel maar hoe bespreek ik dat?’ Wat wij ook merken is dat coördinatoren het lastig vinden om eerlijk te zijn tegen een sollicitant. Eigenlijk wist ze al dat ze hem wilde afwijzen. Ik zei: ‘Gewoon doen’. Hij solliciteerde voor de tussenschoolse opvang en had gezegd dat hij het wel leuk vond om foto’s te maken van de kinderen, want dan kon hij de namen oefenen van de kinderen als hij thuis was. Bij zo’n opmerking denk je al … Natuurlijk moet je kijken naar het kader, maar als coördinator moet je toch wel even vragen van ‘Goh realiseer je je wel dat dit een hele rare opmerking is?’ Daarin zijn we bijvoorbeeld ondersteunend. Laatst was er iemand van Sportservice die belde van ‘We moeten binnenkort een voorlichting geven vanwege een zedenzaak. Wie kan dat doen?’ Wij geven het telefoonnummer van de GGD en het wordt geregeld. Dat is natuurlijk fantastisch. Of een bestuurslid zegt ‘Ja ik vind het onderwerp belangrijk maar mijn medebestuursleden zien geen risico.’ Of een organisatie zegt: ‘Ik ben preventief beleid aan het ontwikkelen, wil je meelezen?’ Er zijn ook organisaties die bijvoorbeeld vragen om een interne training.
is van hun beleid om te vragen naar een VOG. Dat zeggen we ook. Vrijwilligers vinden het niet meer zo raar dat je er naar vraagt.
Heb je enig idee hoe dat internationaal ligt? Toevallig sprak ik vorige week iemand die jarenlang in de opvang in Amerika heeft gewerkt. Daar is zo duidelijk hoe je troost en dat je nooit alleen bent met een kind. Daar zijn ze al veel verder. Misschien wel alweer te ver. Vorig jaar las ik ook een artikeltje over Engeland. Daar mogen volwassenen niet meer alleen met een kind in de auto en dat had er in geresulteerd dat een kind na een voetbalwedstrijd ergens was achtergebleven, omdat hij niet met iemand mee mocht rijden. Dat is natuurlijk een absurde casus waarvan je ook niet weet of het waar is. Ik las ook dat je niet meer zomaar structureel op elkaars kinderen mag passen, want dan moet je ook voldoen aan bepaalde voorwaarden. Het is ook lastig hoor. Ik had vorige week het vriendinnetje van mijn zoontje te logeren. En toen zei ik tegen die moeder ‘oh dan gaan ze straks even lekker in bad samen’. Ik zeg van ‘oh vind je dat eigenlijk wel goed?’ Ze zegt: natuurlijk. En ik zeg: oh ja, mijn zoontje komt vaak ’s nachts bij ons in bed, maar dan liggen ze niet meer samen op de kamer. Mocht dat nou zo zijn, kan zij er dan bij? Hoe vind jij dat? Maar toen dacht ik ook van ‘oh wat heerlijk dat ik dat even kan vragen.’ Wat is daar nou mis mee? Maar ik kan me ook voorstellen dat het voor heel veel ouders ook lastig is. En ik ben er nu natuurlijk helemaal op Het lijkt me voor een vereniging prettig gespitst! om te kunnen zeggen dat het onderdeel
steunpunt seksueel geweld
‘Sterke stijging aantal adviezen en onderzoeken kindermishandeling’ lees ik in het persbericht van Jeugdzorg Nederland over het jaarverslag 2010 van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Ten opzichte van 2009 is het aantal uitgebrachte adviezen gestegen met 2,5% en het aantal onderzoeken met 9%. Deze stijging betekent volgens het bericht niet dat er meer mishandeld wordt, maar dat er sneller en beter gesignaleerd wordt door alle betrokkenen. Hoera! Eindelijk! Nieuwsgierig geworden zoek ik het jaarverslag op en kijk snel naar de tabel ‘aard van de mishandeling’. Tot mijn grote verbazing zie ik dat het staafdiagram voor ‘Seksueel misbruik’ een lichte daling laat zien ten opzichte van 2009. Er worden geen exacte aantallen genoemd, maar het staafje 2010 staat duidelijk lager dan 2009 (onder de 5000). Volgens de logica van de opstellers van het jaarverslag betekent dit niet dat er minder kinderen seksueel misbruikt worden, maar dat er minder snel en minder goed seksueel misbruik gesignaleerd is in 2010! Daar word ik treurig van. In het jaarverslag staat verder te lezen dat het AMK steeds minder vaak een onderzoeksverzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming indient. ‘In plaats daarvan brengt het AMK juist veel vaker vrijwillige hulp op gang met instemming van de ouders. De gang naar de kinderrechter kan steeds vaker voorkomen worden omdat -dankzij het vrijwillige hulptraject- ingrijpende maatregelen als ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing niet nodig zijn. Voor kinderen is dat in veel gevallen de beste oplossing: hulp in de eigen thuissituatie, met steun van professionals, ouders, familie en vrienden.’ Denkend aan de kinderen die seksueel misbruikt worden stemt mij dit treurig. Er wordt niet voldoende gesignaleerd, de kinderen krijgen minder vaak extra toezicht thuis, het misbruik kan daardoor soms ongehinderd doorgaan.
Het casuïstiekoverleg van het Steunpunt waar vermoedens van seksueel misbruik van een kind worden besproken, het zogenaamde Twee- of Meersporen Team (TMT) draait momenteel op volle toeren. Steeds meer jeugdhulpverleners en jeugdbeschermers willen de soms vage signalen, hun niet-pluis gevoelens en hun vermoedens van seksueel misbruik bespreken met het expertiseteam. Bijna iedere week wordt er een casus besproken en soms wel twee. In 99% van deze casussen betreft het een probleemgezin. De (gescheiden) ouders hebben zoveel problemen, met hun relatie, met hun financiën, met hun (geestelijke) gezondheid en met hun huisvesting, dat ze door de bomen het kind niet meer zien. Voor het TMT zijn eigenlijk maar twee vragen van belang: Is het kind veilig? Zo niet of in geval van twijfel: Hoe zorgen we dat het kind veilig is? De bespreking van de casus leidt geregeld tot de conclusie: het kind is niet veilig en de vader/moeder/verzorger blijkt niet in staat het kind de vereiste veiligheid te bieden. Het advies van het TMT luidt dan: melden bij de Raad. Er is extern toezicht nodig om dit kind veiligheid te garanderen. Een dergelijk advies is ook een treurig advies. Er spreekt veel onmacht uit. De onmacht van de hulpverlening om de onmacht van de ouder(s) teniet te doen. In veel gevallen echter is deze harde duw tegen de ouders voor het kind van levensbelang. Er wordt onvoorwaardelijk partij voor het kind gekozen en het misbruik wordt gestopt. Het kind kan, met adequate hulp, de draad van zijn of haar leven weer oppakken. Laten we dus hopen dat in 2011 zowel alle professionals als particulieren die met kinderen te maken hebben ook seksueel misbruik sneller en beter signaleren en dat de hulpverlening niet schroomt het vrijwillige hulptraject te verlaten als dat nodig is. Karin van Erning
Wetenswaardigheden Nieuw Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam (SHGA) De gemeente Amsterdam (dienst Wonen, Zorg en Samenleven) heeft besloten een impuls te geven aan de aanpak huiselijk geweld door omvorming van de zes steunpunten huiselijk geweld naar één centraal stedelijk steunpunt. In het SHGA is de telefonische front-office
5
ondergebracht: T 020 611 6022. Het SGHA is 24 uur per dag telefonisch bereikbaar voor professioneel advies, screening en doorverwijzing. Ook worden een netwerkfunctie, preventie en voorlichtingsactiviteiten en registratie in het SHGA verzorgd. De hulpverleningstaken die waren onderbracht in de steunpunten zijn losgekoppeld van het SHGA
en worden samengevoegd tot één Blijf Groep Amsterdam Ambulant Centrum. Van daaruit zal de ambulante zorg, als het gaat om geweld in afhankelijkheidsrelaties, outreachend worden geboden. Het Ambulant Centrum is te bereiken via T 020 521 0950.
steunpunt seksueel geweld
Publicaties
Experts over ontwikkelingen en trends in seks en seksueel geweld. Meintser, Nonja met bijdragen van Ina van Beek, Lou Repetur, Annette van Delft, Ben Serkei, Jandirk Veenstra, Annemiek Goes, Nicole Doornink en Kees Hopstaken. Movisie, 2011. ISBN 978-90-8869-069-3. Gratis te downloaden via www.movisie.nl. In deze trendstudie sprak MOVISIE met 16 experts op het terrein van normen en waarden, invloed van internet en nieuwe media, preventie en behandeling van daders en slachtoffers en de ontwikkelingen in vervolging en strafrecht. Aan de hand van vijf actuele casussen werd met hen gepraat over vragen als : Wat verstaan we als samenleving onder seksueel geweld en wanneer is sprake van ‘onschuldig’ seksueel experimenteergedrag en waar gaat dit over in grensoverschrijdend gedrag? Variëren opvattingen binnen bevolkingsgroepen en subculturen? Het trendonderzoek geeft antwoord op deze vragen, op basis van interviews, beleidsstukken en aanvullende (onderzoeks)informatie.
Dat nare gevoel, over seksueel misbruik en wat je ertegen kunt doen. Delfos, Martine F. met tekeningen van Sjeng Schupp. Niño, 2011. ISBN 978-90-8560-593-5. Kosten € 12,50. Seksueel misbruik is een vervelend, maar belangrijk onderwerp. Misbruik betekent dat iemand iets doet tegen de zin van een ander, op een onplezierige manier macht uitoefent over een ander. Die ander vindt dat niet prettig, wil het niet, maar weet vaak niet goed hoe hij of zij het tegen moet houden. Op welke manieren seksueel misbruik kan plaatsvinden en wat je ertegen kan doen is te lezen in ‘Dat nare gevoel’. Het is bedoeld voor kinderen en jongeren in de hoogste groepen van het basisonderwijs en de brugklas van het voortgezet onderwijs.
TMT jaarverslag 2010. GGD Amsterdam, Steunpunt Seksueel Geweld 2010. Gratis te bestellen bij het Steunpunt Seksueel Geweld Amsterdam, T 020 555 5227 of te downloaden via www.gezond.amsterdam.nl.
6
Sinds juni 2005 werken vertegenwoordigers van diverse organisaties in Amsterdam samen in het Twee- of Meersporenteam (TMT). In dit multidisciplinaire team worden adviesvragen besproken van professionals die seksueel misbruik binnen een afhankelijkheidsrelatie vermoeden. De vermeende slachtoffers zijn kinderen of jongeren (onder de 18 jaar) of volwassenen met een verstandelijke beperking. Doel van de besprekingen is professionals te adviseren over de aanpak ten aanzien van het slachtoffer, de dader/pleger en eventueel andere betrokkenen.
Agenda Trauma: late gevolgen voor kinderen en volwassenen Stichting 1940–1945 en Stichting Centrum ’45 organiseren 12 oktober 2011 het symposium ‘Trauma: late gevolgen voor kinderen en volwassenen’. Traumatische ervaringen kunnen verregaande gevolgen hebben voor zowel kinderen als volwassenen. Binnen de wetenschappelijke wereld wordt algemeen aanvaard dat mensen die een schokkende gebeurtenis hebben meegemaakt daar ook op langere termijn gevolgen van kunnen ondervinden. Deze gevolgen kunnen zeer divers zijn, zoals klachten die passen bij een posttraumatische stressstoornis of een depressieve stoornis, maar bijvoorbeeld bij kinderen ook ontwikkelingsstoornissen. Centraal op dit symposium staat de vraag: wat zijn de gevolgen van het meemaken van een ernstige schokkende gebeurtenis, met name op langere termijn? Ook aan de orde komen kwesties als: wat zijn de gevolgen van trauma in de kindertijd; wat is de relatie tussen het trauma en de gevolgen en wat is hierover bekend vanuit de wetenschappelijke literatuur? Meer informatie en het volledige programma is te vinden op www.cogis.nl/lategevolgentrauma
Websites www.safeyousafeme.nl De website van het NIGZ programma Safe You Safe Me is nu in ontwikkeling. Dit is een
praktische aanpak van kindermishandeling voor basisscholen, geheel in lijn met de ‘Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’. De site geeft informatie aan scholieren en scholen die meer willen weten over het programma en is een verzamelpunt voor nuttige informatie voor het implementeren van de meldcode kindermishandeling voor de basisscholen die meedoen aan het programma.
InZicht
Column
Treurig
EEN UITGAVE VAN DE GENEESKUNDIGE EN GEZONDHEIDSDIENST AMSTERDAM
www.kindentrauma.nl Wie informatie zoekt over mensen die als kind in aanraking zijn gekomen met angstige situaties als gevolg van oorlog, rampen en geweld kan terecht bij deze nieuwe website. Kindentrauma. nl is een product van Cogis aangevuld met bijdragen van Centrum ’45 en het Landelijk Centrum voor Vroegkinderlijke Traumatisering. De site voorziet in de vraag van kinderen, ouders en opvoeders naar informatie over hoe ze het beste kunnen omgaan met akelige ervaringen in hun jonge leven.
Colofon InZicht juli 2011 verschijnt 2 maal per jaar oplage: 750 uitgave Steunpunt Seksueel Geweld Postbus 2200, 1000 CE Amsterdam E:
[email protected] redactie Sonja Neeft, Karin van Erning, Marianne van Staa, Marjolein Leguijt grafisch ontwerp DTP Yusuf Kho vormgever IA BNO verspreiding gratis onder hulpverleners in Amsterdam e.o.. Gebruik van teksten en artikelen uit de nieuwsbrief met bronvermelding is toegestaan. extra nummers Steunpunt Seksueel Geweld T: 020 555 5227 F: 020 555 5696 E:
[email protected] www.gezond.amsterdam.nl
steunpunt seksueel geweld
juli 2011 Thema: preventie seksueel misbruik in vrijwilligers werk
Vooraankondiging Bijeenkomst “Het Vlaggensysteem” Het Steunpunt Seksueel Geweld van de GGD Amsterdam organiseert op dinsdag 22 november een bijeenkomst met als onderwerp ‘Het Vlaggensysteem’. Dit is een praktische methodiek om seksueel gedrag van kinderen te duiden en bij te sturen, mede ontwikkeld door Movisie. Sonja Bakker, psychologe bij Spirit, zal deze methodiek aan de hand van praktijkvoorbeelden introduceren. Plaats: Concern Congres Centrum van de gemeente Amsterdam Kosten: € 15,00 Een uitnodiging, met daarbij een inschrijfformulier, wordt u later toegezonden. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met het Steunpunt Seksueel Geweld, T 020 555 5227, E
[email protected].
‘En ouders zijn sowieso boos, maar ze zijn helemaal boos als je als organisatie nooit iets aan preventie hebt gedaan’ De Vrijwilligers Centrale Amsterdam (VCA) heeft van de Gemeente Amsterdam de opdracht gekregen om, in het kader van preventie van seksueel misbruik, (vrijwilligers)organisaties te ondersteunen bij het veilig maken van hun organisatie. Landelijk is hiervoor het project ‘In veilige handen’ ontwikkeld. Er wordt gebruik gemaakt van het stappenplan “Hoe maak ik mijn organisatie veilig” en het stappenplan “Help! Het is mis”. Dit laatste kan organisaties helpen om met een melding van seksueel misbruik om te gaan. We spreken met Marijke Altenburg, organisatieadviseur bij VCA.
steunpunt seksueel geweld
‘Sterke stijging aantal adviezen en onderzoeken kindermishandeling’ lees ik in het persbericht van Jeugdzorg Nederland over het jaarverslag 2010 van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Ten opzichte van 2009 is het aantal uitgebrachte adviezen gestegen met 2,5% en het aantal onderzoeken met 9%. Deze stijging betekent volgens het bericht niet dat er meer mishandeld wordt, maar dat er sneller en beter gesignaleerd wordt door alle betrokkenen. Hoera! Eindelijk! Nieuwsgierig geworden zoek ik het jaarverslag op en kijk snel naar de tabel ‘aard van de mishandeling’. Tot mijn grote verbazing zie ik dat het staafdiagram voor ‘Seksueel misbruik’ een lichte daling laat zien ten opzichte van 2009. Er worden geen exacte aantallen genoemd, maar het staafje 2010 staat duidelijk lager dan 2009 (onder de 5000). Volgens de logica van de opstellers van het jaarverslag betekent dit niet dat er minder kinderen seksueel misbruikt worden, maar dat er minder snel en minder goed seksueel misbruik gesignaleerd is in 2010! Daar word ik treurig van. In het jaarverslag staat verder te lezen dat het AMK steeds minder vaak een onderzoeksverzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming indient. ‘In plaats daarvan brengt het AMK juist veel vaker vrijwillige hulp op gang met instemming van de ouders. De gang naar de kinderrechter kan steeds vaker voorkomen worden omdat -dankzij het vrijwillige hulptraject- ingrijpende maatregelen als ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing niet nodig zijn. Voor kinderen is dat in veel gevallen de beste oplossing: hulp in de eigen thuissituatie, met steun van professionals, ouders, familie en vrienden.’ Denkend aan de kinderen die seksueel misbruikt worden stemt mij dit treurig. Er wordt niet voldoende gesignaleerd, de kinderen krijgen minder vaak extra toezicht thuis, het misbruik kan daardoor soms ongehinderd doorgaan.
Het casuïstiekoverleg van het Steunpunt waar vermoedens van seksueel misbruik van een kind worden besproken, het zogenaamde Twee- of Meersporen Team (TMT) draait momenteel op volle toeren. Steeds meer jeugdhulpverleners en jeugdbeschermers willen de soms vage signalen, hun niet-pluis gevoelens en hun vermoedens van seksueel misbruik bespreken met het expertiseteam. Bijna iedere week wordt er een casus besproken en soms wel twee. In 99% van deze casussen betreft het een probleemgezin. De (gescheiden) ouders hebben zoveel problemen, met hun relatie, met hun financiën, met hun (geestelijke) gezondheid en met hun huisvesting, dat ze door de bomen het kind niet meer zien. Voor het TMT zijn eigenlijk maar twee vragen van belang: Is het kind veilig? Zo niet of in geval van twijfel: Hoe zorgen we dat het kind veilig is? De bespreking van de casus leidt geregeld tot de conclusie: het kind is niet veilig en de vader/moeder/verzorger blijkt niet in staat het kind de vereiste veiligheid te bieden. Het advies van het TMT luidt dan: melden bij de Raad. Er is extern toezicht nodig om dit kind veiligheid te garanderen. Een dergelijk advies is ook een treurig advies. Er spreekt veel onmacht uit. De onmacht van de hulpverlening om de onmacht van de ouder(s) teniet te doen. In veel gevallen echter is deze harde duw tegen de ouders voor het kind van levensbelang. Er wordt onvoorwaardelijk partij voor het kind gekozen en het misbruik wordt gestopt. Het kind kan, met adequate hulp, de draad van zijn of haar leven weer oppakken. Laten we dus hopen dat in 2011 zowel alle professionals als particulieren die met kinderen te maken hebben ook seksueel misbruik sneller en beter signaleren en dat de hulpverlening niet schroomt het vrijwillige hulptraject te verlaten als dat nodig is. Karin van Erning
Wetenswaardigheden Nieuw Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam (SHGA) De gemeente Amsterdam (dienst Wonen, Zorg en Samenleven) heeft besloten een impuls te geven aan de aanpak huiselijk geweld door omvorming van de zes steunpunten huiselijk geweld naar één centraal stedelijk steunpunt. In het SHGA is de telefonische front-office
5
ondergebracht: T 020 611 6022. Het SGHA is 24 uur per dag telefonisch bereikbaar voor professioneel advies, screening en doorverwijzing. Ook worden een netwerkfunctie, preventie en voorlichtingsactiviteiten en registratie in het SHGA verzorgd. De hulpverleningstaken die waren onderbracht in de steunpunten zijn losgekoppeld van het SHGA
en worden samengevoegd tot één Blijf Groep Amsterdam Ambulant Centrum. Van daaruit zal de ambulante zorg, als het gaat om geweld in afhankelijkheidsrelaties, outreachend worden geboden. Het Ambulant Centrum is te bereiken via T 020 521 0950.
steunpunt seksueel geweld
Publicaties
Experts over ontwikkelingen en trends in seks en seksueel geweld. Meintser, Nonja met bijdragen van Ina van Beek, Lou Repetur, Annette van Delft, Ben Serkei, Jandirk Veenstra, Annemiek Goes, Nicole Doornink en Kees Hopstaken. Movisie, 2011. ISBN 978-90-8869-069-3. Gratis te downloaden via www.movisie.nl. In deze trendstudie sprak MOVISIE met 16 experts op het terrein van normen en waarden, invloed van internet en nieuwe media, preventie en behandeling van daders en slachtoffers en de ontwikkelingen in vervolging en strafrecht. Aan de hand van vijf actuele casussen werd met hen gepraat over vragen als : Wat verstaan we als samenleving onder seksueel geweld en wanneer is sprake van ‘onschuldig’ seksueel experimenteergedrag en waar gaat dit over in grensoverschrijdend gedrag? Variëren opvattingen binnen bevolkingsgroepen en subculturen? Het trendonderzoek geeft antwoord op deze vragen, op basis van interviews, beleidsstukken en aanvullende (onderzoeks)informatie.
Dat nare gevoel, over seksueel misbruik en wat je ertegen kunt doen. Delfos, Martine F. met tekeningen van Sjeng Schupp. Niño, 2011. ISBN 978-90-8560-593-5. Kosten € 12,50. Seksueel misbruik is een vervelend, maar belangrijk onderwerp. Misbruik betekent dat iemand iets doet tegen de zin van een ander, op een onplezierige manier macht uitoefent over een ander. Die ander vindt dat niet prettig, wil het niet, maar weet vaak niet goed hoe hij of zij het tegen moet houden. Op welke manieren seksueel misbruik kan plaatsvinden en wat je ertegen kan doen is te lezen in ‘Dat nare gevoel’. Het is bedoeld voor kinderen en jongeren in de hoogste groepen van het basisonderwijs en de brugklas van het voortgezet onderwijs.
TMT jaarverslag 2010. GGD Amsterdam, Steunpunt Seksueel Geweld 2010. Gratis te bestellen bij het Steunpunt Seksueel Geweld Amsterdam, T 020 555 5227 of te downloaden via www.gezond.amsterdam.nl.
6
Sinds juni 2005 werken vertegenwoordigers van diverse organisaties in Amsterdam samen in het Twee- of Meersporenteam (TMT). In dit multidisciplinaire team worden adviesvragen besproken van professionals die seksueel misbruik binnen een afhankelijkheidsrelatie vermoeden. De vermeende slachtoffers zijn kinderen of jongeren (onder de 18 jaar) of volwassenen met een verstandelijke beperking. Doel van de besprekingen is professionals te adviseren over de aanpak ten aanzien van het slachtoffer, de dader/pleger en eventueel andere betrokkenen.
Agenda Trauma: late gevolgen voor kinderen en volwassenen Stichting 1940–1945 en Stichting Centrum ’45 organiseren 12 oktober 2011 het symposium ‘Trauma: late gevolgen voor kinderen en volwassenen’. Traumatische ervaringen kunnen verregaande gevolgen hebben voor zowel kinderen als volwassenen. Binnen de wetenschappelijke wereld wordt algemeen aanvaard dat mensen die een schokkende gebeurtenis hebben meegemaakt daar ook op langere termijn gevolgen van kunnen ondervinden. Deze gevolgen kunnen zeer divers zijn, zoals klachten die passen bij een posttraumatische stressstoornis of een depressieve stoornis, maar bijvoorbeeld bij kinderen ook ontwikkelingsstoornissen. Centraal op dit symposium staat de vraag: wat zijn de gevolgen van het meemaken van een ernstige schokkende gebeurtenis, met name op langere termijn? Ook aan de orde komen kwesties als: wat zijn de gevolgen van trauma in de kindertijd; wat is de relatie tussen het trauma en de gevolgen en wat is hierover bekend vanuit de wetenschappelijke literatuur? Meer informatie en het volledige programma is te vinden op www.cogis.nl/lategevolgentrauma
Websites www.safeyousafeme.nl De website van het NIGZ programma Safe You Safe Me is nu in ontwikkeling. Dit is een
praktische aanpak van kindermishandeling voor basisscholen, geheel in lijn met de ‘Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’. De site geeft informatie aan scholieren en scholen die meer willen weten over het programma en is een verzamelpunt voor nuttige informatie voor het implementeren van de meldcode kindermishandeling voor de basisscholen die meedoen aan het programma.
InZicht
Column
Treurig
EEN UITGAVE VAN DE GENEESKUNDIGE EN GEZONDHEIDSDIENST AMSTERDAM
www.kindentrauma.nl Wie informatie zoekt over mensen die als kind in aanraking zijn gekomen met angstige situaties als gevolg van oorlog, rampen en geweld kan terecht bij deze nieuwe website. Kindentrauma. nl is een product van Cogis aangevuld met bijdragen van Centrum ’45 en het Landelijk Centrum voor Vroegkinderlijke Traumatisering. De site voorziet in de vraag van kinderen, ouders en opvoeders naar informatie over hoe ze het beste kunnen omgaan met akelige ervaringen in hun jonge leven.
Colofon InZicht juli 2011 verschijnt 2 maal per jaar oplage: 750 uitgave Steunpunt Seksueel Geweld Postbus 2200, 1000 CE Amsterdam E:
[email protected] redactie Sonja Neeft, Karin van Erning, Marianne van Staa, Marjolein Leguijt grafisch ontwerp DTP Yusuf Kho vormgever IA BNO verspreiding gratis onder hulpverleners in Amsterdam e.o.. Gebruik van teksten en artikelen uit de nieuwsbrief met bronvermelding is toegestaan. extra nummers Steunpunt Seksueel Geweld T: 020 555 5227 F: 020 555 5696 E:
[email protected] www.gezond.amsterdam.nl
steunpunt seksueel geweld
juli 2011 Thema: preventie seksueel misbruik in vrijwilligers werk
Vooraankondiging Bijeenkomst “Het Vlaggensysteem” Het Steunpunt Seksueel Geweld van de GGD Amsterdam organiseert op dinsdag 22 november een bijeenkomst met als onderwerp ‘Het Vlaggensysteem’. Dit is een praktische methodiek om seksueel gedrag van kinderen te duiden en bij te sturen, mede ontwikkeld door Movisie. Sonja Bakker, psychologe bij Spirit, zal deze methodiek aan de hand van praktijkvoorbeelden introduceren. Plaats: Concern Congres Centrum van de gemeente Amsterdam Kosten: € 15,00 Een uitnodiging, met daarbij een inschrijfformulier, wordt u later toegezonden. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met het Steunpunt Seksueel Geweld, T 020 555 5227, E
[email protected].
‘En ouders zijn sowieso boos, maar ze zijn helemaal boos als je als organisatie nooit iets aan preventie hebt gedaan’ De Vrijwilligers Centrale Amsterdam (VCA) heeft van de Gemeente Amsterdam de opdracht gekregen om, in het kader van preventie van seksueel misbruik, (vrijwilligers)organisaties te ondersteunen bij het veilig maken van hun organisatie. Landelijk is hiervoor het project ‘In veilige handen’ ontwikkeld. Er wordt gebruik gemaakt van het stappenplan “Hoe maak ik mijn organisatie veilig” en het stappenplan “Help! Het is mis”. Dit laatste kan organisaties helpen om met een melding van seksueel misbruik om te gaan. We spreken met Marijke Altenburg, organisatieadviseur bij VCA.
steunpunt seksueel geweld