Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Academiejaar 2011 – 2012
Invloed van merk, emotie en sensorische aspecten op het consumeren van melkdranken bij kinderen.
Joachim Schouteten Promotor: Prof. dr. Xavier Gellynck Tutor: ir. Sara De Pelsmaeker
Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master in de bio-ingenieurswetenschappen: Levensmiddelenwetenschappen en voeding
“De auteur en de promotor geven de toelating deze thesis voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van de thesis te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze thesis.” “The author and the promoter give the permission to use this thesis for consultation and to copy parts of it for personal use. Every other use is in subject to the copyright laws, more specifically the source must be extensively specified when using results from this thesis.”
Woord vooraf
Gent, 8 juni 2012
Woord vooraf Een thesis groeit organisch doorheen het jaar, maar zonder de steun van verschillende personen zou dit niet mogelijk geweest zijn. Deze thesis had nooit zijn huidige invulling gekregen zonder de uitmuntende begeleiding van ir. Sara De Pelsmaeker die mij de vrijheid heeft gegeven om het onderwerp zelf mee in te vullen. Ik wil haar daarvoor bedanken, net als voor de vele tijd en moeite die ze gestoken heeft in de begeleiding van deze thesis. Daarnaast gaat mijn dank uit naar Prof. dr. Xavier Gellynck voor het opnemen van het promotorschap van deze thesis. Dankzij enkele waardevolle suggesties en een luisterend oor heeft ook hij een onmiskenbare invloed in de totstandkoming van deze thesis. Voor één keer is er een vervolg gebreid aan het zomers speelpleinwerk aangezien kinderen zeer belangrijk waren voor deze thesis. Ik wens alvast alle kinderen te bedanken voor het grondig invullen van de vragenlijst en de betrokken ouders voor hun toestemming voor deelname van hun kind aan het onderzoek. Het werken met scholen kon niet zonder het vertrouwen die de directeurs in mij hebben gesteld. Bij deze wens ik de zes betrokken directeurs en directrices, met name Tom Smets, Bart Pepermans, Tom Resseler, Stefaan Breughe, Martine Clarysse en Christine Clarysse te bedanken. Speciale dank gaat ook uit naar Sabe De Graef en haar moeder Romy Roelants om mij in contact te brengen met directeurs van basisscholen in de regio Mechelen. Daarnaast wil ik ook nog vier mensen in het speciaal bedanken voor hun steun in het afgelopen jaar: Evy Bauwens, Arne Deprez, Gertjan Dewaele en Maxime Vervaet. Verder dient ook nog An-Sofie Alderweireldt bedankt te worden voor het nalezen van deze thesis. En als allerlaatste wil ik ook nog mijn ouders bedanken voor hun steun gedurende mijn studies. Joachim Schouteten
Woord vooraf
Juni 2012
Inhoudsopgave Woord vooraf ................................................................................................................... II Inhoudsopgave ................................................................................................................. III Samenvatting ................................................................................................................... V Lijst van afkortingen ..........................................................................................................VI Lijst van afbeeldingen ........................................................................................................ VII Lijst met tabellen ............................................................................................................. VII 1
Inleiding ................................................................................................................... 1
2
Literatuurstudie .......................................................................................................... 3 2.1
Eetgedrag van kinderen .......................................................................................... 3
2.2
Gekozen voedingsproduct: melkdranken ..................................................................... 5
2.2.1
Inleiding ...................................................................................................... 5
2.2.2
Melk en gezondheid ........................................................................................ 5
2.2.3
Nutritionele eigenschappen melkdranken .............................................................. 7
2.3
2.3.1
Algemeen .................................................................................................... 9
2.3.2
Sensorische eigenschappen .............................................................................. 10
2.3.3
Invloed van advertentie en merken op het eetpatroon van kinderen ............................ 12
2.3.4
Emoties bij voedingsproducten ......................................................................... 15
2.4
Hypothesen en framework .................................................................................... 17
2.4.1
Hypothesen ................................................................................................ 17
2.4.2
Framework ................................................................................................ 18
Onderzoek .............................................................................................................. 19 3.1
Doel ............................................................................................................... 19
3.2
Methode .......................................................................................................... 19
3.2.1
Doelgroep.................................................................................................. 19
3.2.2
Participatie ................................................................................................. 19
3.2.3
Statistische analyse ........................................................................................ 19
3.3
Onderzoek deel 1 ............................................................................................... 22
3.4
Onderzoek deel 2 ............................................................................................... 23
3.5
Beschrijving van de steekproef ................................................................................ 24 Inhoudsopgave
3
Invloedsfactoren melkinname ................................................................................... 9
3.6
Resultaten ........................................................................................................ 26
3.6.1
Consumptie van melk en melkdranken ............................................................... 26
3.6.2 Hypothese 1: Er is een gelijkenis tussen wat kinderen belangrijk vinden voor de voedingskeuze en de consumptie van melk en melkdranken ................................................... 31 3.6.3 Hypothese 2: Hoe hoger het aantal merken van melkdranken dat kinderen kennen, hoe hoger de consumptie van melkdranken. ................................................................................... 36 3.6.4
Hypothese 3: De verschillende merken hebben allen een verschillend emotioneel profiel .. 39
3.6.5
Hypothese 4: De verschillende producten hebben een verschillend sensorisch profiel ....... 43
3.6.6 Hypothese 5: Een gekend merk zorgt voor een betere algemene mening bij de sensorische testen…………… ................................................................................................... 47 4
Discussie................................................................................................................. 50 4.1
Interpretatie van de resultaten ................................................................................ 50
4.2
Sterktes van het huidige onderzoek .......................................................................... 54
4.3
Beperkingen van het huidige onderzoek..................................................................... 55
5
Conclusie ................................................................................................................ 56
6
Ideeën voor verder onderzoek....................................................................................... 57
Referenties .................................................................................................................... 58 Appendix ................................................................................................................ 66 Bijlage 1: Toestemmingsformulier ..................................................................................... 66 Bijlage 2: Bevraging onderzoek deel 1................................................................................. 67 Bijlage 3: Bevraging onderzoek deel 2................................................................................. 79 Bijlage 4: Grafische weergave invloed ouders. ....................................................................... 86 Bijlage 5: Biplot van de emoties en merken opgedeeld per soort emoties ...................................... 87
Inhoudsopgave
7
Samenvatting ACHTERGROND: Steeds meer studies wijzen op het gebrekkige voedingspatroon van kinderen. Veel onderzoeken gaan daarom in op de consumptie van ongezonde producten of gezonde producten. Toch zijn er nog maar weinig onderzoeken gebeurd over de inname van melk, nochtans onontbeerlijk volgens verschillende voedingsaanbevelingen zoals de actieve voedingsdriehoek. Daarom tracht deze studie als eerste de melkconsumptie bij kinderen in kaart te brengen door te onderzoeken waar, door wie en waarom kinderen melk consumeren. Omdat kinderen ook veel belang hechten aan keuzemogelijkheden en smaak, wordt er tevens dieper ingegaan op het alternatief van melkdranken. De invloed van emoties, sensorische karakteristieken en het merk op de consumptie van melkdranken wordt onderzocht. METHODE: Het onderzoek werd uitgevoerd bij iets meer dan 500 kinderen uit het 4de, 5de en 6de leerjaar. In totaal hebben 6 basisscholen deelgenomen aan deze studie. Omwille van praktische en organisatorische redenen werd het onderzoek in twee delen uitgevoerd. De kinderen hebben 2 bevragingen ingevuld op school in de periode tussen begin december 2011 en eind maart 2012. Voor de verwerking van alle gegevens werd het statistisch programma IBM SPSS Statistics 19 (predictive analytics software) gebruikt. RESULTATEN: Uit het onderzoek blijkt dat de inname van melk (zelfs met inbegrip van melkdranken) bij kinderen verre van voldoet aan de aanbevelingen. De helft van de kinderen verkiest chocolademelk, ongeveer 20% prefereert melkdrank met fruitsmaak en 20% van de kinderen drinkt het liefst melk. Kinderen drinken meer melkdranken dan melk en jongens drinken significant meer porties melk dan meisjes per dag. Het drinken van melk en melkdranken is vooral de keuze van de kinderen zelf en gebeurt voornamelijk in familiale sfeer (thuis en bij familie). Hoewel kinderen bij de beweegredenen achter hun voedingskeuze aangeven dat gezondheid het belangrijkst is, blijkt dat ze toch melkdranken verkiezen die door henzelf als ongezonder worden gepercipieerd. Er is geen verband tussen het aantal merken van melkdranken dat kinderen herkennen en hoeveel melkdranken kinderen consumeren. De verschillende merken hebben allen een verschillend emotioneel profiel en de merken kunnen in verschillende categorieën ingedeeld worden op basis van de soort emoties waarmee ze geassocieerd worden. In totaal zijn de emoties op te delen in drie categorieën: positieve emoties (onder andere blij, gelukkig, plezier), negatieve emoties (onder andere droevig, slecht en walging) en neutrale emoties (kalm en verbaasd). Op het vlak van sensorische eigenschappen valt vooral op dat er tussen twee melkdranken met fruitsmaak, op basis van een verschillende melksoort, geen verschil is bij de karakteristieken van smaak. Bij de drie stalen chocolademelk, wordt vooral de smaak van de chocolademelk op basis van gewone melk beter gevonden dan die op basis van sojamelk en rijstmelk. Reeds op jonge leeftijd valt op dat de invloed van een merk niet te onderschatten is. Kinderen geven een melkdrank, ook al is het niet de juiste, een significant hogere waardering wanneer een bekend merk wordt aangegeven als merknaam voor het product.
Samenvatting
CONCLUSIES: Kinderen maken vooral zelf de keuze of ze al dan niet melk en melkdranken drinken. Daarom dient er bij campagnes voldoende aandacht naar hen te gaan indien men de melkconsumptie wenst te doen stijgen. De rol van de smaak zal hierin cruciaal zijn, gezien kinderen meer belang hechten aan smaak dan aan het gezondheidsaspect. Daarnaast mag ook de invloed van het merk niet onderschat worden. Merken scheppen een positief beeld rond zichzelf, getuige de associatie met positievere emoties, en zorgen ook voor een betere waardering van het product.
Lijst van afkortingen BMI: Body Mass Index DASH: Dietary Approaches to Stop Hypertension EAT: Eating Among Teens E.U.: Europese Unie FAO: Food and Agriculture Organisation, organisatie van de Verenigde Naties IDEFICS: Identification and Prevention of Dietary –and lifestyle – induced health effect on children and infants IOTF: International Obesity Taskforce SCT: Social Cognitive Theory TBP: Theory of Planned Behaviour VIGeZ: Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie VLAM: Vlaams Centrum voor Agro – en Visserijmarketing
Lijst van afkortingen
WHO: World Health Organisation, organisatie van de Verenigde Naties.
Lijst van afbeeldingen Figuur 1: Trends in het voorkomen van overgewicht, 1970–2000.. .................................................. 3 Figuur 2: Actieve voedingsdriehoek ........................................................................................ 6 Figuur 3: Plaats consumptie melk en melkdranken .................................................................... 28 Figuur 4: Consumptie drank tijdens speeltijd ........................................................................... 29 Figuur 5: Door wie drink je melk(dranken) ............................................................................. 29 Figuur 6: Boxplot attitudes melk en melkdranken ..................................................................... 33 Figuur 7: Herkennen verpakking van een merk......................................................................... 38 Figuur 8: Emoties per merk ................................................................................................ 39 Figuur 9: Emotioneel profiel per merk ................................................................................... 40 Figuur 10: Biplot emoties en merk ........................................................................................ 41 Figuur 11: Biplot sensorische attributen en merk ...................................................................... 46
Lijst met tabellen
Lijst van afbeeldingen
Tabel 1: Nutritionele informatie melk, Rice Dream Chocolate flavour, Alpro Soya Choco en Cécémel....... 8 Tabel 2: Nutritionele informatie Fristi, Alpro Soya Rode vruchten, Alpro Soya Nature en Rice DreamOriginal + Calcium ................................................................................................... 8 Tabel 3: Nutritionele informatie water, fruitsap, frisdrank en yoghurtdrink ........................................ 8 Tabel 4: Subsidies voor schoolmelk voor schooljaar 1994-1995, 1996-1997, 1998-1999, 1999-2000,20002001, 2001-2002, 2002-2003 in Vlaanderen............................................................................ 13 Tabel 5: Melksubsidies per categorie voor schooljaar 2008-2009 en 2009-2010 in Vlaanderen ............... 14 Tabel 6: Vijf categorieën van bronnen voor voedselemoties (Desmet and Schifferstein 2008). ................ 16 Tabel 7: Beschrijving steekproef eerste onderzoek ..................................................................... 25 Tabel 8: Voorkeur soort melk en smaak ................................................................................. 26 Tabel 9: Hoeveelheid melk -en melkdrankenconsumptie ............................................................. 27 Tabel 10: Vragenlijst Food Choice Questionnaire ...................................................................... 31 Tabel 11: Factoranalyse FCQ .............................................................................................. 32 Tabel 12: Attitudes tegenover melk en melkdranken .................................................................. 34 Tabel 13: Associatie soort melk per merk ............................................................................... 36 Tabel 14: Associatie smaak per merk ..................................................................................... 38 Tabel 15: Significant verschil tussen sensorische karakteristieken voor vijf melkdranken ....................... 43 Tabel 16: Gemiddelde score voor de drie stalen voor de drie geëvalueerde condities: blind, verwacht en geïnformeerd .................................................................................................................. 47 Tabel 17: Tijdstip inname producten ..................................................................................... 48 Tabel 18: Vergelijking tussen scores van blind, verwachting en geïnformeerd testen bij chocolademelk op basis van gewone melk (n = 167), sojamelk (n = 153) en rijstmelk (n = 164)................................... 49
1 Inleiding Het voedingspatroon van kinderen laat vandaag vooral in de Westerse Wereld vaak te wensen over. Er zijn reeds tal van studies die het eetgedrag van kinderen nader onderzoeken en met de regelmaat van de klok berichten de media ook over het voedingsgedrag van kinderen. Meer en meer studies richten zich op een specifieke voedingsgroep, al betreft dat veelal enerzijds zeer gezonde voedingsproducten (zoals groenten en fruit) of anderzijds producten die als zeer ongezond worden gepercipieerd zoals fastfood, frisdranken,… Producten die ook deel uitmaken van het gezondheidspatroon, zijn melk en calciumverrijkte sojaproducten. Melk wordt immers geroemd om zijn unieke samenstelling met een hoge aanwezigheid van calcium en verschillende vitamines zoals vitamine A, B, B12 en D. Daarnaast speelt melk ook een rol in de sterkte van de beenderen en bij het voorkomen van osteoporose. Melk maakt tevens deel uit van het Dietary Approaches to Stop Hypertension (DASH) dieet om de bloeddruk te verlagen. Wetenschappelijk onderzoek over de consumptie van melk, zeker bij kinderen, is echter eerder beperkt. In deze thesis wordt ervoor gekozen om allereerst de consumptie van melk in kaart te brengen. Omdat kinderen ook graag afwisseling en variatie hebben in hun voedingsproducten, wordt tevens dieper ingegaan op de consumptie van melkdranken die een groter aanbod hebben qua smaak. In het eerste deel van deze masterproef wordt door middel van een literatuurstudie een stand van zaken gegeven van de kennis over het eetgedrag bij kinderen en de gekozen voedingsproducten. Daarnaast wordt ook gezocht naar de beïnvloedende factoren op de consumptie van melk en melkdranken. In het tweede deel van deze masterproef komt het onderzoek aan bod. Allereerst wordt de consumptie van melk en melkdranken in kaart gebracht. Welke hoeveelheid melk en melkdranken kinderen consumeren, en hoe dit beïnvloed wordt zijn de cruciale vragen die een antwoord krijgen in dit deel. Daarnaast wordt verder nog gepeild welke voorkeur kinderen hebben bij melkdranken, zowel op vlak van de soort melk als smaak. Ook de verschillende plaatsen waar kinderen melk en melkdranken drinken worden onderzocht, net als de drank die kinderen gewoonlijk drinken tijdens de speeltijd. Verschillende factoren spelen een rol in het dagelijks keuzepatroon van kinderen voor hun voeding. Via een aangepaste versie van de Food Choice Questionnaire (FCQ) wordt gepoogd om enkele factoren uit te lichten die van toepassing zijn op Vlaamse kinderen. Deze factoren worden in de tweede bevraging van dit onderzoek verder onderzocht om na te gaan in welke mate ze effectief een rol spelen in de consumptie van melk en melkdranken. In de literatuur zijn verschillende factoren terug te vinden die een mogelijke invloed hebben op het eetpatroon van kinderen. Deze zijn voornamelijk in te delen in persoonlijke, socio-demografische, sociale en omgevingsdeterminanten. Voor dit onderzoek zijn er drie determinanten uitgekozen om hun invloed op de consumptie van melkdranken nader te bekijken.
Inleiding
De invloed van de sensorische eigenschappen is een eerste invloedfactor die wordt onderzocht. De smaak, kleur en andere sensorische karakteristieken spelen zeker bij kinderen een rol bij de keuze van wat ze willen eten. De smaakvoorkeur van kinderen evolueert daarnaast als ze ouder worden. Doordat er gewerkt wordt met verschillende smaken van melkdranken, is er sowieso sprake van verschillen qua sensorische eigenschappen. Hoe sterk de kinderen deze verschillen percipiëren, zal in deze masterproef verder onderzocht worden.
Een tweede invloed die onderzocht wordt is deze van het merk. Van jongs af aan komen kinderen in contact met advertenties die trachten hun eetpatroon te beïnvloeden. Tegenwoordig worden kinderen overspoeld met promotie van voedingsmiddelen via verschillende media zoals internet, TV en tijdschriften, maar ook in het straatbeeld. Dat voedselpromotie een invloed heeft op kinderen, heeft wetenschappelijk onderzoek ondertussen uitgewezen. De grootte van de invloed en de toepasbaarheid op gezonde producten is echter nog maar beperkt wetenschappelijk onderzocht. Ook voor melk en melkdranken vindt voedselpromotie plaats. Daarvoor doet zelfs de Europese Commissie haar duit in het zakje, met name door subsidies voor schoolmelk. Emoties zijn een derde invloedfactor die aan bod komen in deze studie. De voedingsindustrie tracht via voedselpromotie emoties op te wekken bij de consumenten. Consumenten kopen immers producten om hun behoeften te bevredigen, en soms zijn deze nu eenmaal van emotionele aard. Zo zijn er mensen die bij verdriet zweren bij een stuk chocolade om zichzelf op te beuren en wordt een suikerspin geassocieerd met de vreugde die men als kind heeft beleefd op de kermis. Het onderzoek over emoties is echter nogal beperkt, zeker bij kinderen, en daarom is ervoor gekozen om ook hieraan aandacht te besteden in deze studie. Om alles overzichtelijk te houden, werd ervoor geopteerd om te werken met een vijftal hypothesen in deze masterproef. Als eerste hypothese wordt onderzocht of er een gelijkenis is tussen wat kinderen zeggen dat belangrijk is voor hun dagdagelijkse voedingskeuze en de effectieve consumptie van melk en melkdranken. In de tweede hypothese wordt de correlatie tussen het aantal gekende merken van melkdranken en de consumptie van die melkdranken bestudeerd. Met de derde hypothese wordt er gefocust op de mogelijke invloed van emoties. Of er sprake is van een verschillend emotioneel profiel bij de verschillende merken, is daarom de centrale vraag bij de derde onderzoekshypothese. Voor de vierde hypothese wordt er gekeken of de sensorische eigenschappen verschillend zijn bij de gekozen producten. In de vijfde en tevens laatste hypothese wordt onderzocht wat de invloed is van een merk op de beoordeling van enkele melkdranken door de kinderen.
Inleiding
Aan het onderzoek namen kinderen uit het 4de, 5de en 6de leerjaar deel van zes verschillende scholen. Er is gekozen voor kinderen aangezien het voedingspatroon dat zich bij een kind ontwikkelt, vaak ook als volwassene blijft bestaan. Daarnaast bezitten kinderen vanaf een leeftijd van 9 à 10 jaar al kennis over de werking van het lichaam en zijn zij al verder ontwikkeld op het vlak van lees – en schrijfvaardigheden. De kinderen krijgen omwille van praktische redenen twee enquêtes die ze zelfstandig in de vertrouwde schoolomgeving hebben ingevuld. Met behulp van deze enquêtes kan de consumptie van zowel melk als melkdranken worden onderzocht, net zoals de rol van de drie gekozen factoren. Voor het sensorisch luik werd er gewerkt met melkdranken op basis van verschillende melksoorten, met name gewone melk, sojamelk en rijstmelk.
2 Literatuurstudie 2.1 Eetgedrag van kinderen De laatste jaren komt het eetgedrag van kinderen vaak in de media naar aanleiding van verscheidene onderzoeken. De World Health Organisation (WHO) en de Food and Agriculture Organisation (FAO), beide organisaties van de Verenigde Naties, zien de stijgende trend van obesitas bij kinderen met lede ogen aan en stellen zelfs de daling van het aantal obese kinderen als één van de grootste uitdagingen voor de 21ste eeuw (WHO and FAO 2002). Het is immers zo dat kinderen die met overwicht of obesitas te kampen hebben een grote kans hebben om ook als volwassene overgewicht te hebben (Singh, Mulder et al. 2008). De eetpatronen van kinderen en adolescenten zijn minder vast en dus eenvoudiger aan te passen (Birch 1999). Daarom is het cruciaal dat er reeds bij kinderen voldoende aandacht is voor een gezond eetpatroon en voldoende fysieke activiteit. Uit een evaluatie van verschillende studies en onderzoeken van 1980 tot 2005 kan men concluderen dat het aantal kinderen met overgewicht in bijna alle landen is toegenomen. Deze stijging is duidelijker waarneembaar in economisch ontwikkelde landen en bij verstedelijkte populaties (Wang and Lobstein 2006). Figuur 1 geeft een overzicht van het voorkomen van overgewicht tussen 1970 en 2000 in zowel industrielanden als opkomende economieën bij kinderen.
In België tonen studies een trend aan waarbij meer en meer kinderen een ongezond eetpatroon vertonen. Hulens, Beunen et al. (2001) komen na een langdurige studie tussen 1969 en 1993 tot de vaststelling dat er een duidelijke stijging is in de graad van kinderen die overgewicht hebben in België. Recentere cijfers zijn terug te vinden bij het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid (WIV) dat sedert 1997 vierjaarlijks een grootschalige bevraging uitvoert over de gezondheid bij de Belgische bevolking. Deze cijfers duiden erop dat zowel overgewicht (18% gemiddeld in 2008) als obesitas (5% gemiddeld in 2008) geen uitzondering zijn bij kinderen van 2 tot en met 17 jaar (WIV 2010). Cijfers van ander onderzoek, waarbij kinderen ook daadwerkelijk zijn gemeten en gewogen, wijzen erop dat 21% van de kinderen overgewicht hebben (Brug, van Stralen et al. 2012). Het stemt tot nadenken dat ongeveer 1 kind op 5 in België kampt met overgewicht gezien de bewezen negatieve invloeden van overgewicht op de gezondheid van kinderen en de grotere kans op overgewicht als volwassene (Must and Strauss 1999).
Literatuurstudie
Figuur 1: Trends in het voorkomen van overgewicht, 1970–2000. Overgewicht gedefinieerd door de International Obesity Taskforce (IOTF) criteria. Leeftijd kinderen (in jaren) Australië: 2–18, Brazilië: 6–18, Canada: 7–13, China: 6–18, Spanje: 6–14, VK: 7–11, Verenigde Staten van Amerika: 6–18 (Lobstein, Baur et al. 2004).
De toename van overgewicht en obesitas bij kinderen heeft de Europese Commissie genoopt om een grootschalig onderzoek op te zetten over het eetgedrag van kinderen. De studie van ‘Identification and Prevention of Dietary –and lifestyle – induced health effect on children and infants’ (IDEFICS) is het eerste grootschalige onderzoek dat over verschillende culturen heen op zoek gaat naar enerzijds de oorzaken van overgewicht en obesitas bij kinderen en anderzijds de mogelijkheden om dit probleem te kenteren. Het uitgangspunt is dat de stijging van overgewicht en obesitas veroorzaakt wordt door invloeden die genetisch, gedrags - en omgevingsgebonden zijn. De focus dient te liggen op de sociale en omgevingsgebonden factoren (De Henauw, Verbestel et al. 2011). Swinburn, Egger et al. (1999) zien de huidige samenleving als een obesogenetische omgeving waarin mensen dagdagelijks te maken krijgen met een overvloed aan energierijk voedsel en een gebrek aan lichaamsbeweging. Niet enkel de toename van overgewicht en obesitas is problematisch bij kinderen. Vele kinderen hebben ook nog een eetpatroon dat, volgens voedingsaanbevelingen zoals de alom gekende actieve voedingsdriehoek, verre van gezond is. Een cohortstudie van Amerikaanse jongens en meisjes (gemiddeld 9.5 jaar) toont aan dat het eetpatroon van deze kinderen niet overeenkomt met de aanbevelingen van de actieve voedingsdriehoek wat betreft de inname van fruit en groenten. Een hoge inname van zout en gesatureerd vet komt ook naar voor in dit onderzoek, net als een te lage dagelijkse inname van voedingsvezels en calcium. Vele voorgerechten en snackgerechten die aangeboden worden op school zorgen voor een belangrijke bijdrage aan de te hoge inname van verzadigd vet. De zelfgerapporteerde fysieke activiteit ligt in de lijn met de aanbevelingen van de American Academy of Pediatrics. Enkel het gemiddeld aantal stappen per dag is te laag (Vadiveloo, Zhu et al. 2009). De studie van Yannakoulia, Ntalla et al. (2010) identificeert vijf verschillende levensstijl – en gedragspatronen voor voeding na een onderzoek van het eetpatroon bij 1138 kinderen (gemiddelde leeftijd 11.2 jaar). Het ‘avondmaal, gekookte maaltijden en groenten-patroon’ is het enige dat significant (negatief) geassocieerd is met alle indicatoren van obesitas.
Literatuurstudie
Uit de resultaten van de gezondheidsenquête 2008 blijkt dat ongeveer 70% van de kinderen tussen 0 en 14 jaar dagelijks fruit eet, maar slechts 20% eet minstens 2 porties fruit per dag. Het gemiddelde percentage kinderen van deze leeftijdsgroep dat dagelijks groenten (uitgezonderd aardappelen en sap) eet is 95%. Slechts 28% van de kinderen consumeert dagelijks de aanbevolen hoeveelheid van 200 gram fruit. Daarnaast is in de gezondheidsenquête ook nagegaan hoe groot de consumptie van gesuikerde frisdranken is. Zo’n 30% van de kinderen tussen 0 en 14 jaar drinkt dagelijks gesuikerde frisdrank. Door de aanwezigheid van jonge kinderen zal de werkelijke consumptie bij de oudere kinderen zelfs nog hoger liggen. Bij de leeftijdsgroep van 15 tot en met 24 jaar ligt de dagelijkse consumptie van gesuikerde frisdranken voor de jongens op een ruime 55%, terwijl bijna 40% van de meisjes dagelijks gesuikerde frisdranken drinkt (WIV 2010).
2.2 Gekozen voedingsproduct: melkdranken 2.2.1 Inleiding Het afgelopen decennium zijn er vele onderzoeken gevoerd over het veranderende eetgedrag van de kinderen. Deze onderzoeken zijn in twee grote soorten studies in te delen. Enerzijds zijn er studies die het volledige eetgedrag van de kinderen bestuderen, anderzijds zijn er die enkel het eetgedrag van kinderen bij een bepaalde product(groep) onderzoeken. Aangezien het eetgedrag van kinderen al het onderwerp was van verschillende onderzoeken in Vlaanderen, is ervoor gekozen om in deze thesis te focussen op één productgroep (Verraes 2010). De huidige onderzoeken naar bepaalde productgroepen focussen ofwel op gezonde groenten en / of fruit ofwel op ongezonde snacks en / of frisdranken. Uit een onderzoek door Janssen, Katzmarzyk et al. (2005) blijkt dat er geen correlatie is tussen overgewicht en de inname van groenten en fruit bij schoolgaande kinderen. Het drinken van frisdranken houdt eveneens geen verband met het overgewicht bij kinderen. Het project EAT (Eating Among Teens) onderzocht gedurende vijf jaar de eetpatronen van 2294 adolescenten. Een deelaspect daarvan lag op de consumptie van dranken. De gewichtstoename van adolescenten gedurende vijf jaar vertoont geen verband met de consumptie van suikergezoete dranken en fruitsap. Adolescenten die weinig of geen witte melk consumeren hebben wel te kampen met een significante gewichtstoename in vergelijking met adolescenten die regelmatig melk drinken (Vanselow, Pereira et al. 2009). De opmars van frisdranken en fruitdranken heeft ook zijn effect op de consumptie van melk en melkdranken bij kinderen. Laatstgenoemde dranken worden namelijk steeds minder gedronken. Kinderen kiezen vandaag de dag voor melk met een hoog vetpercentage die, volgens voedingsaanbevelingen, eigenlijk best maar tot de leeftijd van vier jaar geconsumeerd worden (Johnson, Frary et al. 2002; Nielsen and Popkin 2004; Kranz, Lin et al. 2007; Popkin 2010). Daarom zal in deze thesis de focus komen te liggen op melkdranken. Gewone melk is al het onderwerp geweest van allerlei studies, terwijl melkdranken (drank op basis van melk) slechts het onderwerp waren van enkele studies. Melkdranken zijn door hun verschillende smaken ook een aantrekkelijker product voor kinderen en hebben een positieve invloed op de totale inname van melk en bijgevolg ook belangrijke nutriënten als calcium, vitamine C,… (Johnson, Frary et al. 2002; Murphy, Douglass et al. 2008). 2.2.2 Melk en gezondheid
Literatuurstudie
Het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepromotie vzw (2012) (VIGeZ) gebruikt de actieve voedingsdriehoek (Figuur 2) als leidraad voor een dagelijkse evenwichtige voeding. Deze visuele voorstelling wordt reeds aan kinderen bijgebracht in de lagere school en maakt deel uit van hun lessenpakket. Melkproducten en calciumverrijkte sojaproducten zijn tevens in deze voedingsdriehoek vertegenwoordigd. De aanbeveling voor kinderen met een leeftijd tussen 6 en 12 jaar luidt om 3 glazen per dag te nuttigen.
Figuur 2: Actieve voedingsdriehoek
De klemtoon op het gezonde karakter van melk voor de mens ligt steevast op de aanwezigheid van calcium in melk. Calcium is uitermate belangrijk voor de stevigheid van beenderen. Het is cruciaal dat al tijdens de kindertijd de inname van calcium voldoende hoog is. Onderzoek heeft uitgewezen dat meisjes met een hogere calciuminname een grotere dichtheid van het heupbeen hebben (Nieves, Golden et al. 1995). Meisjes hebben bijgevolg meer kans op botbreuken als ze een melkvrij dieet volgen (Konstantynowicz, Nguyen et al. 2007). Een gebrek aan calcium wordt ook aanzien als één van de oorzaken van osteoporose. Omdat in de kinderjaren (en vooral in de adolescentie) de beendermassa wordt gevormd, is het cruciaal dat tijdens deze periode er een voldoende hoge inname is van calcium. Tijdens deze periode wordt de basis gelegd voor de piekbotmassa en dus ook de densiteit van de botten. Als deze te laag is, is men vatbaarder voor breuken en osteoporose op latere leeftijd. Daarom wordt osteoporose ook wel eens de pediatrische ziekte met geriatrische gevolgen genoemd (Nicklas 2003).
Literatuurstudie
Melk is een bron van vele nutriënten en vitamines zoals calcium, magnesium, fosfor, zink, vitamine A, vitamine B, vitamine B12 en vitamine D. Omdat kinderen en adolescenten nog volop moeten groeien, is het zeer belangrijk dat zij voldoende van deze nutriënten en vitamines via voeding verkrijgen. Personen die melk en melkdranken consumeren voldoen doorgaans ook beter aan de voedingsaanbevelingen voor verschillende nutriënten. Kinderen die melk drinken, onafhankelijk of het nu melk is of melkdranken zijn, hebben een hogere inname van calcium, fosfor, magnesium, kalium en vitamine A in vergelijking met kinderen die geen melk drinken (Johnson, Frary et al. 2002; Murphy, Douglass et al. 2008).
Zuivelproducten maken deel uit van het Dietary Approaches to Stop Hypertension of kortweg DASH dieet tegen hypertensie of een hoge bloeddruk. Het DASH dieet is rijk aan fruit en groenten en bevat ongeveer drie porties magere zuivelproducten per dag (Savica, Bellinghieri et al. 2010). Hypertensie komt in industrielanden voor bij ongeveer 20% van de bevolking en wordt aanzien als een stille doder. Een hoge bloeddruk zorgt ervoor dat een persoon meer kans heeft op hart - en vaatziekten (Belgische Cardiologische Liga 2011). Zuivelproducten spelen ook een rol in het voorkomen van nierstenen. Nierstenen bestaan nochtans voor een groot deel uit calcium. Een eenvoudige en logische oplossing hiertegen zou het schrappen van calciumrijke producten in het dieet kunnen zijn. Maar een dieet dat rijk is aan calcium verhindert juist de vorming van nierstenen (MacDonald 2008). 2.2.3 Nutritionele eigenschappen van melkdranken In Vlaanderen is er een breed gamma van melkdranken beschikbaar in de supermarkten. Het grootste aanbod van het gamma is in drie verschillende soorten in te delen volgens de herkomst van de melk: een reeks van melkdranken op basis van gewone (koe)melk, op basis van sojamelk en op basis van rijstmelk. Tabel 1 en Tabel 2 geven een overzicht van de verschillende nutritionele kenmerken van zowel enkele melkdranken als natuurlijke, witte melk. Daarnaast worden in Tabel 3 de nutritionele eigenschappen weergegeven van enkele mogelijke alternatieve dranken voor kinderen zoals water, frisdrank, fruitsap en yoghurtdrink per 100 ml. Enkel de informatie die terug te vinden is op de verpakking en de website is weergegeven. De meeste dranken bevatten 200 à 250 kJ per 100 ml, waarbij water eruit springt als een drank zonder enige energetische waarde en Cécémel als drank met meer dan 350 kJ per 100 ml. De melkdranken bevatten meer koolhydraten in vergelijking met de natuurlijke melk, op het vlak van eiwitten en vetten zijn de producten grotendeels vergelijkbaar. De producten van Rice Dream hebben ten opzichte van de andere melk en melkdranken wel een relatief laag eiwitgehalte.
Literatuurstudie
Het gehalte aan calcium is in zowel melk als melkdranken vergelijkbaar, al dient opgemerkt te worden dat er van Cécémel geen gegevens beschikbaar zijn. Op het vlak van vitamines is het duidelijkst dat de producten van Alpro Soya de meeste vitamines vermelden op de verpakking. Alpro wenst zich dan ook een gezond imago aan te meten, dus dit ligt in de lijn van de marketingstrategie. Het is wel opvallend dat er bij de melk van Campina enkel vitamine B12 vermeld is, terwijl melk ook nog andere vitamines bevat.
Energie (kJ/kcal) Eiwitten (g) Koolhydraten (g) Vetten (g) Vezels (g) Natrium (g) Calcium(mg)
Gewone melk (Campina halfvolle melk) 201 / 48 3.5 4.8 1.6 0.0 0.05 120
Vitamine B2 (mg) B8 (µg) B12 (µg) D2 (µg)
Rice Dream Chocolate flavour
Alpro Soya Choco
248 / 59 0.3 12.5 0.9 0.5 0.04 120
263 / 63 3.0 8.3 1.8 0.8 0.06 120
Geen info beschikbaar
0.21
Cécémel 354 / 84 3.5 12.0 2.5 0.5 0.04 Geen info beschikbaar Geen info beschikbaar
7.5 0.38 0.75
Tabel 1: Nutritionele informatie melk, Rice Dream Chocolate flavour, Alpro Soya Choco en Cécémel (per 100 ml)
Fristi Energie (kJ/kcal) Eiwitten (g) Koolhydraten (g) Vetten (g) Vezels (g) Natrium (g) Calcium(mg) Vitamine B2 (mg) B12 (µg) D2 (µg)
197 / 47 2.0 8.0 0.0 0.0 0.04 125 Geen info beschikbaar
Alpro Soya Rode vruchten 235 / 56 2.6 7.3 1.5 0.4 0.10 120
Alpro Soya Nature 163 / 39 3.0 2.5 1.8 0.5 0.04 120
0.21 0.38 0.75
0.21 0.38 0.75
Rice Dream Original + Calcium 194 / 47 0.1 9.4 1.0 0.1 0.03 120 Geen info beschikbaar
Tabel 2: Nutritionele informatie Fristi, Alpro Soya Rode vruchten, Alpro Soya Nature en Rice DreamOriginal + Calcium (per 100 ml)
Energie (kJ/kcal) Eiwitten (g) Koolhydraten (g) Vetten (g) Vezels (g) Natrium (g) Calcium(mg) Vitamine C (mg)
0/0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0005 20.38 Geen info beschikbaar
Fruitsap (Minute Maid Tropical) 183 / 43 0.0 10.5 0.0 0.0 0.00 0.0 10.0
Frisdrank (Fanta Orange) 202 / 48 0.0 11.7 0.0 0.0 0.0025 0.0 Geen info beschikbaar
Tabel 3: Nutritionele informatie water, fruitsap, frisdrank en yoghurtdrink (per 100 ml)
Yoghurtdrink (Dan’up aardbei) 290 / 68 2.8 13.4 0.4 0.1 0.04 99.0 Geen info beschikbaar
Literatuurstudie
Water (Vittel)
2.3 Invloedfactoren melkinname 2.3.1 Algemeen De verschillende factoren die invloed hebben op het eetpatroon van kinderen kunnen voornamelijk opgedeeld worden in persoonlijke, socio-demografische, sociale en omgevingsdeterminanten. Er zijn al tal van studies die mogelijke invloedfactoren op het eetpatroon van kinderen hebben onderzocht. Een review van Taylor, Evers et al. (2005) bekijkt de literatuur tussen 1999 en 2005 over de verschillende determinanten die het gezond eetgedrag van kinderen beïnvloeden. Bij de gemeenschappelijke factoren over de onderzoeken heen wordt vastgesteld dat het belang van de familiale factoren en de beschikbaarheid van de voedingsproducten groot is. De rol van de media (voornamelijk televisie) wordt extra in de verf gezet door te stellen dat dit de familiale invloeden kan overschaduwen bij kinderen en jongeren. Persoonsgebonden invloeden die uit deze review naar voor komen zijn de kennis, attitude en individuele voorkeur voor voedingsproducten. Deze voorkeur is zowel bij kinderen als jongeren een voorname factor. Volgens het onderzoek van Neumark-Sztainer, Story et al. (1999) zijn de smaak, tijd en het gebruiksgemak de belangrijkste determinanten voor de voedingskeuze bij adolescenten, volgens 141 jongvolwassenen tijdens verschillende focusgesprekken. De beschikbaarheid, invloed van de ouders, de gepercipieerde voordelen (bijvoorbeeld. energie, vetgehalte…) en de situatie (zoals plaats, met wie,…) zijn van secundair belang bij de verklaring van het eetpatroon. Tenslotte spelen ook de gemoedstoestand, zelfbeeld van het lichaam, gewoontes, kosten, media en vegetarische levensstijl een rol in de keuze van voedingsmiddelen.. Bij twaalf focusgesprekken met groepen van enkel jongens of meisjes zijn verschillende barrières verkend om gezond te eten. De eerste barrière is persoonlijk van aard en hier komen smaak, emoties en zelfperceptie naar boven als belangrijke factoren. Een andere barrière van sociale aard is tegenstrijdig: enerzijds is er de drang naar het eten van energierijk eten maar anderzijds is er grote vrees om overgewicht of obesitas te hebben (Stevenson, Doherty et al. 2007). Hoewel kinderen vanaf jonge leeftijd reeds een goed begrip hebben van welke producten gezond zijn en wat een gezond eetpatroon is, speelt het gezondheidseffect geen voorname rol in hun voedingskeuze. Het is vooral de voedselvoorkeur die bij kinderen een rol speelt. In andere kwalitatieve studies komt hetzelfde naar voor, met name dat smaak, geur, textuur, voorkomen,… van belang zijn bij de voedingskeuze van kinderen. De invloed van de ouders neemt af naarmate de kinderen ouder worden en sommige kinderen (vooral tijdens de adolescentie) zien ongezonde voeding als een vorm van rebellie tegen ouders (Fitzgerald, Heary et al. 2010).
Literatuurstudie
Er zijn allerhande factoren geïdentificeerd die een invloed hebben op de inname van melk bij kinderen. Allereerst is er de beschikbaarheid van alternatieve dranken zoals frisdranken, water, fruitsap,… Daarnaast spelen ook het aantal maaltijden buitenshuis, bezorgdheid over het lichaamsgewicht, nutritionele bezorgdheden over producten met verminderd vet en lactose-intolerantie een rol. De consumptie van een ontbijt, gebrek aan nutritionele kennis, de ouders en de smaak zijn ook van belang bij de voedingskeuze voor melk (Nicklas 2003).
De consumptie van calciumrijke voeding zoals melk bij Aziatische adolescenten blijkt voornamelijk beïnvloed te worden door de aansporing van de ouders, media, smaak en het eten dat naast deze calciumrijke voeding wordt geserveerd. Bij jonge kinderen ligt de focus op smaak terwijl bij de oudere kinderen de kostprijs, plaats van consumptie, perceptie van de invloed op de gezondheid en het gebruiksgemak belangrijk zijn (Novotny, Han et al. 1999). Berg, Jonsson et al. (2000) heeft de Theory of Planned Behaviour (TBP) toegepast op onder meer de ontbijtkeuze van melk met een verschillend vetpercentage bij kinderen tussen 11 en 15 jaar. De Theory of Planned Behaviour is een model dat toegepast wordt om het keuzegedrag van de consumenten te verklaren. Daarnaast kan dit model gebruikt worden om het gedrag van consumenten te gaan voorspellen. Het TPB model wordt daarom vaak aangewend in onderzoekstudies omtrent zowel voeding als gezondheid. De perceptie die de kinderen hebben over de melkconsumptie van hun ouders is belangrijk voor de consumptie van kinderen. De sensorische karakteristieken en de gezondheidsaspecten bepalen de ingesteldheid van de kinderen over melk. Het geslacht en de leeftijd hebben een invloed op zowel de kennis over als de keuze van melk. Meisjes en oudere kinderen beseffen meer dat melk met een lager vetpercentage gezonder is. Zij kiezen ook vaker voor deze melk. Larson, Story et al. (2006) maakt gebruik van de Social Cognitive Theory (SCT) om de inname van calcium, zuivel en melk te verklaren bij 4079 kinderen tussen 11 en 18 jaar. De invloed van persoonlijke/demografische factoren, gedragsfactoren en socio-economische factoren op het eetpatroon voor calcium, zuivel en melk is onderzocht. Een eerste constatering is het feit dat jongens een significant hogere calcium, zuivel – en melkinname hebben dan meisjes. De toepassing van de Social Cognitive Theory gebeurde met een multiple regression model. De calciuminname is sterk gecorreleerd met zowel de inname van zuivel als melk. De mannelijke jongeren hebben een calciuminname die positief gecorreleerd is met de beschikbaarheid van melk bij de maaltijden, smaakvoorkeur voor melk, ontbijt, socio-economisch statuut en familiale omstandigheden. Negatieve correlatie is er bij de jongens met de consumptie van frisdranken en fastfood. Bij meisjes is de beschikbaarheid van melk, smaakvoorkeur voor melk, ontbijten, hogere socio-economische status, karakter om gezonde keuzes te maken en de persoonlijke gezondheid - en voedingsattitudes significant positief gecorreleerd met de calciuminname. De consumptie van fastfood is bij meisjes significant negatief gecorreleerd met de calciuminname. In deze thesis is ervoor gekozen om het onderzoek te beperken tot de invloed van sensorische aspecten, de het merk en de emoties bij de keuze van melkdranken. Daarnaast wordt de eventuele wisselwerking tussen deze drie factoren bestudeerd. 2.3.2 Sensorische eigenschappen
Literatuurstudie
De smaak en dus ook de sensorische eigenschappen zijn uitermate belangrijk bij de keuze van voedingsproducten door kinderen (Birch 1999). De smaakvoorkeuren van kinderen evolueren naarmate kinderen ouder worden. Verscheidene studies hebben reeds uitgewezen dat kinderen een voorkeur hebben voor de zoete en zoute smaak. Over een zure en bittere smaak wijzen de meeste onderzoeken op een negatieve invloed voor de voorkeur, maar hierover is geen consensus (Cornwell and McAlister 2011).
Een recente studie van Lanfer, Knof et al. (2011) wijst op de correlatie tussen een voorkeur voor zoete en vette smaak en het lichaamsgewicht bij kinderen. Het is van belang aan te geven dat deze correlatie onafhankelijk is van leeftijd, geslacht, onderwijsniveau ouders en de BMI van de ouders. Uit een ander onderzoek blijkt dat kinderen met overgewicht minder snoepgoed eten in vergelijking met kinderen zonder overgewicht. De onderzoekers hebben voor deze opmerkelijke vaststelling wel verschillende redenen geformuleerd. Zo kan het zijn dat kinderen met overgewicht letten op hun voeding en daarom minder snoepen. Daarnaast is al bewezen dat mensen met overgewicht bewust ongezonde voeding minder rapporteren (Janssen, Katzmarzyk et al. 2005). De invloed van sensorische karakteristieken bij fruit en groenten voor kinderen was al het onderwerp van verscheidene onderzoeken. De rol van de sensorische attributen bij appelen is bestudeerd bij Deense kinderen tussen 9 en 13 jaar oud. De appelsmaak, geparfumeerde smaak en de zoetheid zorgen voor een positieve beoordeling van de smaak (Kuhn and Thybo 2001). De voorkeur en perceptie van groenten is in Noord-Schotland onderzocht bij kinderen van 8 tot en met 10 jaar. Zowel de context van de consumptie als de sensorische eigenschappen (voornamelijk de textuur en het uitzicht) beïnvloeden de perceptie en de voorkeur voor bepaalde groenten (Baxter, Schroder et al. 2000). Smaakvoorkeuren en het lekker vinden van fruit en groenten is dus van groot belang voor de dagelijkse inname van deze categorie levensmiddelen bij kinderen. Naast deze voorkeuren spelen ook de socioculturele omstandigheden en fysische omgevingsomstandigheden een rol. Deze bepalen immers voor een deel de aanvaardbaarheid en de toegankelijkheid van fruit en groenten. Kennis van gezonde voeding en de invloed van ouders zorgen ook voor een grotere inname van fruit en groenten. De hogere inname van fruit en groenten door meisjes wordt verklaard doordat meisjes een grotere smaakvoorkeur hebben voor deze producten in vergelijking met jongens (Brug, Tak et al. 2008).
Om kinderen aan te moedigen om meer gezonde producten te eten, probeert men de perceptie van voedingsproducten te veranderen door verschillende maskerende technieken. Er is onderzocht hoe een variatie in het fruitgehalte en vetgehalte een invloed heeft op de perceptie van de zure smaak en de voorkeur voor melkproducten bij kinderen. Hoe hoger het fruitgehalte, hoe groter de appreciatie van de smaak voor het product bij kinderen. Het verhogen van de fruitsmaak is dus blijkbaar een optie om de inname van gezondere producten te verhogen of bestaande producten gezonder te maken (bijvoorbeeld om het vetgehalte in de melkdranken verlagen) (Kildegaard, Lokke et al. 2011). Daarnaast is de invloed van de bereidingswijze en kleur van groenten onderzocht bij kinderen. Een te sterke geurintensiteit en een bruine kleur leiden tot een lagere aanvaardbaarheid bij kinderen. Er is geen verschil in aanvaardbaarheid door (kleine) verschillen in textuur en smaak ten gevolge van de verschillende kooktijdstippen. De kleur is een uitermate interessant attribuut want een atypische kleur zorgt ervoor dat kinderen meer bereid zijn om de groenten te proeven (Poelman and Delahunty 2011). De invloed van de bereidingswijze van wortels en
Literatuurstudie
Palacios, Badran et al. (2010) hebben lactose-intolerante kinderen van 8 tot 16 jaar verschillende melkproducten laten evalueren. Zowel varianten met natuurlijke melksmaak of chocoladesmaak van lactosevrije koemelk en sojamelk werden beoordeeld. De kinderen waren niet op de hoogte van de melksoort per staal en oordelen over sensorische attributen en hun intensiteit tijdens deze test. Daarnaast wordt er over elk product een algemeen oordeel geveld door de kinderen met een puntenscore tussen 0 en 100. De kinderen verkiezen de chocoladesmaak boven de natuurlijke melksmaak en hebben voor de melksoort een voorkeur voor de lactosevrije koemelk. Daarnaast vertonen de oudere kinderen een meer uitgesproken mening over de producten. Zij maken immers gebruik van een groter bereik van de puntenschaal en dan vooral bij het toekennen van de lagere punten.
bonen is tevens bestudeerd voor verschillende sensorische attributen bij kinderen. Hier luidt de conclusie dat een uniform oppervlak en de typische, gekende smaak van positief belang was. Een bruine kleur en een granulaire textuur hebben daarentegen een negatieve invloed op de aanvaardbaarheid (Zeinstra, Koelen et al. 2010). Lavin and Lawless (1998) verkennen de invloed van kleur en geur op de gepercipieerde zoetheid bij kinderen. Hieruit blijkt dat andere attributen ervoor kunnen zorgen dat een sensorisch attribuut anders ervaren wordt. Het toevoegen van een vanillegeur aan melk leidt ertoe dat kinderen de melk als veel zoeter ervaren. De invloed van kleuren op de gepercipieerde zoetheid was minder duidelijk. 2.3.3 Invloed van advertentie en merken op het eetpatroon van kinderen 2.3.3.1 Invloed van advertenties op het eetpatroon van kinderen We kunnen, uitgaande van literatuur, stellen dat voedingsadvertentie ertoe leidt dat kinderen meer eten en dit zowel van het geadverteerde product als van de desbetreffende productcategorie. Reeds in 2002 formuleerde de WHO samen met de FAO in een rapport over het eetpatroon, voeding en de preventie van chronische ziekten dat advertenties en marketing waarschijnlijk één van de voorname redenen zijn die leiden tot de wereldwijde toename van obesitas bij kinderen (WHO and FAO 2002). Een rapport in opdracht van de Food Standards Agency stelt dat er een significante invloed is van advertenties op het eetpatroon van kinderen. Deze zorgen er niet enkel ervoor dat een bepaald merk gekend wordt, maar hebben ook een effect voor de desbetreffende productcategorie waartoe het product behoord. Dit was het geval voor bijvoorbeeld fastfood, frisdrank,… (Hastings, Stead et al. 2003). Advertenties leiden ertoe dat kinderen meer snacks eten. Kinderen eten gemiddeld 45% meer als ze blootgesteld zijn aan reclame op televisie. Dit is onafhankelijk van het merk en toont aan dat reclame niet enkel een bepaald merk promoot, maar ook leidt tot een stijging van het eten van snacks tijdens het televisiekijken bij kinderen (Harris, Bargh et al. 2009). Daarnaast blijkt dat zowel jongere kinderen (onder 9 jaar) als iets oudere kinderen van 9 tot en met 11 jaar meer eten na het zien van voedingsreclame op TV. Dit geldt zowel voor kinderen met overgewicht als kinderen zonder overgewicht (Halford, Gillespie et al. 2004; Halford, Boyland et al. 2007). Per blootstelling aan honderd advertenties met frisdranken, stijgt de inname van frisdrank bij kinderen met ongeveer 10%. Fastfood kent een significante 1.1% stijging van de consumptie per 100 advertenties (Andreyeva, Kelly et al. 2011).
Literatuurstudie
Naast het feit dat voedselpromotie een invloed heeft op het eetpatroon bij kinderen, is het ook van belang om te weten met welke advertenties kinderen in contact komen en voor welk(e) product(categorie) zij reclame maken. Een recent, internationaal onderzoek besluit dat kinderen dagdagelijks in aanraking komen met een overvloed van advertenties voor ongezonde producten op televisie (Kelly, Halford et al. 2010). In de Verenigde Staten van Amerika, waar er de laatste decennia een sterke toename is van overgewicht bij kinderen, is er gemiddeld 4 minuten en 25 seconden reclame voor voedingsproducten per uur kindertelevisie. Het grootste deel van deze reclame is voor energierijke en nutriëntarme levensmiddelen zoals fastfood (Stitt and Kunkel 2008).
De laatste jaren is de advertentiemarkt voor kinderen wel grondig veranderd. Zo is er in vele landen, door een toenemende beschikbaarheid van internet, een wijziging opgetreden naar online promotie en wordt er ook meer en meer gebruik gemaakt van product placement. Bij product placement wordt een bepaald product getoond of vernoemd in een televisieprogramma tegen betaling. Zo kan het zijn dat een personage in een serie steevast een bepaald merk van frisdrank drinkt of een bepaalde groep vrienden elk weekend naar een fastfoodrestaurant gaat. De stijging van product placement is het gevolg van een toegenomen wereldwijde reglementering betreffende de advertenties op kinderzenders en na uitzending van kinderprogramma’s. Kinderen komen vandaag de dag dus op vele verschillende manieren in contact met promotie voor voedingsproducten (Story and French 2004; Sandberg 2011). Eén van de nieuwe vormen zijn advertenties in tijdschriften voor kinderen. Deze zorgen ervoor dat kinderen tussen 5 en 12 jaar een voorkeur hebben voor geadverteerde producten (Jones and Kervin 2011). 2.3.3.2 Advertenties over melk De Europese Unie (E.U.) steunt in al haar lidstaten reeds jarenlang melkcampagnes om de consumptie van melk te verhogen. Om de consumptie van melk op scholen te bevorderen, voorziet de E.U. sedert 1977 ook subsidies in de lidstaten om melk op school goedkoop aan te bieden. De E.U. haalt vier redenen aan voor dit programma: de hoge nutritionele waarde van het product, de positieve effecten voor de volksgezondheid en de veranderende leef – en eetpatronen hebben allen te maken met de gezondheid van de kinderen. Daarnaast spelen ook de economische belangen een rol: het in stand houden van de afzetmarkt van melk en melkproducten is ook een reden (Vlaamse Overheid - Landbouw en Visserij 2007; E.U. 2008). In Tabel 4 zijn er cijfers terug te vinden over de subsidies voor schoolmelk, voor de steun hervormd werd in 2008. De cijfers laten een dalende trend zien van de aanvragen voor gesubsidieerde schoolmelk over de jaren heen. Deze trend wordt ook na de hervorming van het subsidiesysteem (met een uitbreiding van de verschillende categorieën) waargenomen bij de cijfers in Tabel 5. De categorie 1a bestaat uit subsidies voor warmte-behandelde melk (zowel magere, halfvolle als volle melk). Warmte-behandelde melk waaraan chocolade of vruchtensap is toegevoegd of die gearomatiseerd is waarbij minstens 90 gewichtsprocent melk uit categorie 1a is gebruikt en die maximaal 7% toegevoegde suikers / honing bevat valt onder categorie 1b. Categorie 1c bevat de gefermenteerde zuivelproducten (mager, halfvol en vol) waaraan al dan niet vruchtensap is toegevoegd of gearomatiseerd waarbij terug de beperking geldt dat het gewichtsprocent minimaal 90% van 1a moet zijn en het product niet meer dan 7% toegevoegde suikers / honing mag bevatten. Gefermenteerde zuivelproducten (mager, halfvol en vol) waaraan vruchten zijn toegevoegd, die al dan niet gearomatiseerd zijn, tenminste 80 gewichtsprocenten van categorie 1a bevatten en maximaal 7% toegevoegde suikers/honing maken vormen de categorie 2. Er dient opgemerkt te worden dat de Nederlandstalige scholen uit Brussel niet opgenomen zijn in de statistieken (Squire 2012).
Gesubsidieerde (miljoen liter) Steunbedrag (miljoen euro) Scholen die schoolmelksubsidies aanvragen en ontvangen Actieve leveranciers
2,48
1,99
1,68 2291
1,63 2207
1,29 2228
1,00 1953
0,80 1944
106
95
91
75
74
Tabel 4: Subsidies voor schoolmelk voor schooljaar 1994-1995, 1996-1997, 1998-1999, 1999-2000,2000-2001, 2001-2002, 2002-2003 in Vlaanderen
Literatuurstudie
1994- 19961998- 1999-2000 2000-2001 2001-2002 20021995 1997 1999 2003 hoeveelheid 9,81 8,18 6,96 6,88 6,00 5,52 4,39
Categorie 1a Categorie 1b Categorie 1c Categorie 2 Totaal
2008-2009 1,65 1,63 0,03 0,22 3,54
2009-2010 1,54 1,57 0,02 0,27 3,39
Tabel 5: Melksubsidies per categorie voor schooljaar 2008-2009 en 2009-2010 in Vlaanderen (in miljoen liter)
In Vlaanderen staat het Vlaams Centrum voor Agro –en Visserijmarketing (VLAM) in voor een jaarlijkse melkcampagne. In 2008 werd de campagne in een nieuw kleedje gestoken en kreeg ze de naam ‘Melk, en je kan tegen een stootje’. Deze campagne kende met een appreciatiescore van 8,7 op 10 een zeer goede waardering en er werd beslist om deze campagne te behouden maar jaarlijks wel een nieuwe inhoud eraan te geven. De editie uit 2009 was een uitermate geslaagde campagne die gericht was op de jeugd. Aan het begin van de reclamespot zijn oudere mensen aan het dansen op de muziek uit hun jeugd. Dit wordt vergezeld met de tekst ‘Iedereen danst het liefst op muziek uit z’n jeugd’. Daarna komen er beelden van de huidige jeugd met actieve dansstijlen. Er verschijnt nu: ‘U weet dus wat u later te wachten staat’ waarna er ‘Drink nu melk voor later’ verschijnt. Deze reclamespot werd bekroond met een Bronzen Leeuw in de categorie TV op het befaamde reclamefestival van Cannes waar elk jaar prijzen voor de beste reclamespots ter wereld worden uitgereikt. De melkcampagnes van 2007-2010 leidden tot een stijging van de consumptie met 4,8% per persoon terwijl Wallonië zonder melkcampagnes een daling van 8% liet optekenen tijdens dezelfde periode. De melkcampagne veroverde de gouden Effie award in de categorie bewustwordings-campagne (VLAM 2009; Landbouwleven 2011; VLAM 2011). 2.3.3.3 Specifieke onderzoeken naar invloed van merken op eetpatroon van kinderen Robinson, Borzekowski et al. (2007) heeft onderzoek verricht naar de invloed van het merk Mc Donalds bij kinderen van 3 tot 5 jaar. Er werd gekozen voor Mc Donalds omdat dit het grootste adverterende fastfoodbedrijf van de Verenigde Staten van Amerika ten tijde van de studie was. De kinderen kregen verschillende producten van Mc Donalds waar, onder andere via de verpakking, aangegeven werd dat deze van Mc Donalds waren. De kinderen mochten deze qua smaak vergelijken met identieke producten van Mc Donalds zonder een duidelijke vermelding van welk merk de producten afkomstig waren. Weinig verrassend luidt de conclusie dat kinderen de producten prefereren waarbij het merk Mc Donalds bij stond. Opvallend is ook dat er voor wortels, die toen niet verkocht of geadverteerd werden door Mc Donalds, ook een voorkeur was als deze zogezegd van Mc Donalds afkomstig waren.
Een onderzoek bij kinderen tussen 4 en 12 jaar komt tot de conclusie dat kinderen die meer blootgesteld zijn aan voedingsadvertenties, ook meer de merkproducten van deze advertenties eten. Deze kinderen hebben tevens een sterkere voorkeur voor energierijke en nutriëntarme voedingsproducten. Enkel bij kinderen uit lage inkomens is er sprake van een significante verhoging van de algemene voedselinname als de kinderen meer advertenties zien op TV (Buijzen, Schuurman et al. 2008).
Literatuurstudie
De logo’s van fastfoodrestaurants zoals Mc Donalds en Burger King zijn in de V.S. goed gekend bij kinderen, met percentages van respectievelijk 89 en 86%. In twee scholen liep er tijdens het onderzoek ook een gezondheidsprogramma om kinderen aan te sporen tot een gezonder eetpatroon. Het logo van Yoplait wordt herkend door 55 à 70% van de kinderen. Kinderen met overgewicht herkennen eerder de logo’s van ongezonde producten / fastfoodrestaurants. Een mogelijke verklaring is dat zij via onder andere advertenties op televisie meer in aanraking komen met deze logo’s (Arredondo, Castaneda et al. 2009).
Door advertenties op televisie wordt er bij kinderen een positieve houding en attitude gecreëerd tegenover de geadverteerde producten. Hoe meer kinderen naar televisie en de bijhorende advertenties op televisie kijken, hoe positiever ze staan tegenover het zogenaamde junkfood (voedingsmiddelen bestaande uit grote hoeveelheden vet, suikers,…) (Dixon, Scully et al. 2007). Forman, Halford et al. (2009) hebben onderzocht hoe de relatie is tussen de merken en het lichaamsgewicht bij kinderen. Kinderen met overgewicht consumeren gemiddeld 40 kcal extra in maaltijden van merken (bv. Mc Donalds, Pizza Hut) tegenover maaltijden zonder merken. De consumptie ligt gemiddeld 25 kcal lager in maaltijden van merken bij kinderen zonder overgewicht. Daarnaast is er een verband tussen de leeftijd van de kinderen en het kennen van de merken. Kinderen die veel televisie kijken hebben, na het kijken van voedingsreclame op TV, een hoger aantal voedingsproducten geselecteerd in vergelijking met kinderen die weinig TV kijken. De voorkeur voor merkproducten is ook groter bij kinderen die veel televisie kijken (Boyland, Harrold et al. 2011). Het onderzoek van Kopelman, Roberts et al. (2007) vindt geen verband tussen het herkennen van merken en het eetpatroon bij kinderen. De kinderen zijn wel in staat om een groot aantal, logo’s van hoofdzakelijk ongezonde merken te herkennen. Kinderen weten goed welke producten ongezond zijn, maar dit weerhield hen er niet van om toch een voorkeur te hebben voor deze producten. 2.3.4 Emoties bij voedingsproducten Emoties spelen ook een rol bij het eetpatroon van mensen. De voedingsindustrie tracht via advertenties ervoor te zorgen dat bepaalde emoties opgewekt worden bij het zien van een merk en hun desbetreffende producten. Consumenten kopen immers producten om hun behoeften te bevredigen, en een deel van deze behoeften zijn emotioneel van aard. De sensorische eigenschappen kunnen ook emoties opwekken. Zo kan men verrast worden door een onverwachte smaakcombinatie op het bord of herinnert een stukje opgevulde kalkoen aan de feestdagen als kind waardoor men vreugde en nostalgie ervaart (Desmet and Schifferstein 2008; King and Meiselman 2010). Het onderzoek naar het verband tussen emoties en het eetpatroon is relatief recent maar wint momenteel aan belang en kan ingedeeld worden in twee groepen. Enerzijds zijn er de studies die de invloed van emoties op het eetgedrag nagaan en anderzijds zijn er onderzoeken die de invloed van het eetgedrag op emoties behandelen. De eerste soort studies gaan na in hoeverre emoties als bijvoorbeeld vreugde, pijn, verdriet een invloed hebben op de voorkeur van mensen op hun voeding en eetpatroon. De tweede soort zijn voor deze masterproef relevanter aangezien de focus ligt op de invloed en effecten van bepaalde smaken en voedingsproducten op hoe mensen zich voelen (Desmet and Schifferstein 2008).
Literatuurstudie
De emoties die gepaard gaan met het eten van voedingsproducten zijn niet enkel het gevolg van het product zelf, maar ook van interne en externe factoren zoals een hongergevoel, dorst, sociale interactie, omgeving,… Desmet and Schifferstein (2008) onderzochten welke emoties gezonde mensen dagdagelijks ervaren bij het eten en proeven van voedingsmiddelen. Gezien verscheidene factoren de emoties beïnvloeden, hebben zij getracht om deze factoren te bepalen. Er worden door hen vijf categorieën gecreëerd die een bron zijn van emoties bij voeding.
Categorie 1. Sensorische attributen 2. 3. 4. 5.
Voorbeeld Ik was aangenaam verrast door de smaak van exotisch fruit. Ik walgde van de textuur van de geserveerde slakken. Ervaren gevolgen Ik was opgelucht na het drinken van een groot glas water. Ik was ontgoocheld omdat ik nog honger had na het eten van de maaltijd. Geanticipeerde gevolgen Ik ben bang om dik te worden na het eten van ongezonde voeding. Ik verlang naar chocolade want het doet mij goed voelen. Persoonlijke of culturele Ik hou van aardbeien want ze doen mij denken aan mijn vriendin. meningen Ik verlang naar de paasvakantie wanneer ik paaseieren zie. Acties of verbonden Ik was boos op de kok omdat hij een maaltijd kookte die ik niet graag at. beslissingen Ik veracht mensen die vlees eten.
Tabel 6: Vijf categorieën van bronnen voor voedselemoties (Desmet and Schifferstein 2008).
Er bestaat geen standaard voor het bepalen van welke emoties er geassocieerd zijn met een bepaald product of merk. Daarom hebben King and Meiselman (2010) een poging gedaan om een set van emoties op te stellen die gebruikt kunnen worden om emoties bij bepaalde producten te bepalen. In totaal werden er 80 termen voor emoties geëvalueerd waarvan er uiteindelijk 39 geselecteerd zijn op basis van onder andere frequentie van gebruik. Deze lijst kan gebruikt worden om een specifiek emotioneel profiel op te stellen bij een product. Op basis van deze geselecteerde termen is het mogelijk om op het vlak van emoties zowel verschillen tussen als binnen bepaalde productcategorieën te bepalen. De gebruikte emoties in de onderzoeken kunnen grofweg in drie categorieën ingedeeld worden: positief, negatief of neutraal. Het is wel zo dat consumenten vaker positieve dan negatieve emoties selecteren bij voedingsproducten. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat producten die op de markt zijn de bedoeling hebben om consumenten aan te spreken. Bij producten die mensen zelf kopen is het ook logisch dat deze positieve emoties opwekken. Mensen zullen immers vooral producten eten of proberen te eten waarvan ze verwachten dat ze deze lekker zullen vinden waardoor ze positieve ervaringen en emoties aan die producten koppelen (Desmet and Schifferstein 2008). Daarnaast is het van groot belang om een voldoende aantal emoties te testen. Het is immers zo dat de meeste producten een volledig scala van emoties oproepen bij mensen. Daarom is het aangewezen om er niet alleen voor te zorgen dat er een evenwicht is in het aantal positieve en negatieve emoties, maar ook dat er voldoende keuze is tussen verschillende emoties (Desmet and Schifferstein 2008; Schifferstein and Desmet 2010).
Literatuurstudie
Er is bestudeerd in hoeverre de sensorische eigenschappen een invloed hebben op de emoties bij verschillende soorten zwarte chocolade. De consumenten hebben geen weet van welk merk de chocolade is. Door te werken met eenzelfde productcategorie en soort chocolade tracht men de invloed te beperken tot enkel de sensorische attributen van de zwarte chocolade. Zo slaagt men erin om conceptuele profielen te maken van de link tussen de verschillende emoties en de chocolade (Thomson, Crocker et al. 2010).
2.4 Hypothesen en framework 2.4.1 Hypothesen De eerste hypothese onderzoekt of er een overeenkomst is tussen wat kinderen zeggen dat belangrijk is voor hun dagdagelijkse voedingskeuze en de uiteindelijke consumptie van melk en melkdranken. Om na te gaan wat kinderen belangrijk vinden, wordt er gebruik gemaakt van een aangepaste versie van de Food Choice Questionnaire (Steptoe, Pollard et al. 1995). Uit deze Food Choice Questionnaire zullen enkele factoren bepaald worden die van belang zijn voor de dagdagelijkse voedingsinname van kinderen. In het tweede onderzoeksdeel wordt dan onderzocht in hoeverre de voornaamste factoren ook van toepassing zijn op de consumptie van melk en melkdranken. In de tweede hypothese wordt gekeken of er een verband is tussen het aantal merken van melkdranken dat kinderen kennen en de consumptie van melkdranken. Er wordt in verschillende onderzoeken al uitgegaan dat advertenties een belangrijke rol spelen in het consumptiepatroon van kinderen (Sandberg 2011). Enkele andere onderzoeken beweren het tegendeel (Kopelman, Roberts et al. 2007). Een studie van Forman, Halford et al. (2009) besluit dat kinderen met overgewicht meer fastfood merkproducten eten dan gewone kinderen. De consumptie van de fastfood merkproducten was bij kinderen zonder overgewicht daarentegen lager, waarbij men de verklaring zocht in het feit dat sommige kinderen minder deze merken kenden. In deze thesis wordt de hypothese onderzocht of kinderen die meer merken kennen ook een hogere consumptie hebben van melkdranken. Daarvoor is gebruik gemaakt van 6 merken van melkdranken (Alpro Soya, Cécémel, Fristi, Inex, Milsa en Rice Dream), op basis van verschillenden melksoorten die in de supermarkten in Vlaanderen verkrijgbaar zijn. De derde hypothese luidt dat de verschillende merken een verschillend emotioneel profiel hebben. Merken trachten positieve emoties op te wekken door advertenties op televisie, internet, tijdschriften,… Er is echter nog geen onderzoek geweest of er eventueel een link is tussen emoties en merken bij kinderen. Voor deze hypothese wordt er uitgegaan dat merken zich willen differentiëren tegenover concurrentiële merken van melkdranken en daardoor over een ander emotioneel profiel beschikken (King and Meiselman 2010; Thomson, Crocker et al. 2010). In totaal kregen de kinderen een lijst van 20 emoties voorgeschoteld per merk, met een evenwicht tussen positieve (9) en negatieve (9) emoties. De kinderen hebben via een chooseall-that-apply aangegeven welke emoties ze associëren met elk merk.
In de laatste hypothese wordt onderzocht in hoeverre het merk een invloed heeft op het waardeoordeel van de kinderen op enkele melkdranken. Verscheidene studies hebben aangetoond dat de opgave van een merk bij kinderen reeds leidt tot een andere beoordeling van een product (Sosa and Hough 2006; Robinson, Borzekowski et al. 2007). Daarnaast heeft een onderzoek aangetoond dat bij volwassenen de vermelding van een sojalabel leidt tot een slechtere beoordeling van het product (Wansink and Park 2002). Enkele geselecteerde melkdranken zullen zowel blind getest worden als een verwachte waardering krijgen op basis van de verpakking. Daarnaast is er nog het geïnformeerd testen waarbij de beoordeling gebeurd met opgave van een merk, dat eventueel een verkeerd merk kan zijn zoals bij Wansink and Park (2002) het geval was.
Literatuurstudie
Voor de vierde hypothese wordt er onderzocht of de gekozen producten allen een verschillend sensorisch profiel hebben. Er wordt een selectie gemaakt uit verschillende melkdranken om te kijken in hoeverre de kinderen de producten verschillend beoordelen op het vlak van uitzicht, geur, textuur en smaak zonder dat de kinderen op de hoogte zijn van het merk. De producten zullen op basis van een verschillende melksoort (gewone melk, rijstmelk en sojamelk) zijn, dus is het de vraag of de kinderen de sensorische karakteristieken verschillend beoordelen.
2.4.2 Framework VOEDINGSPROBLEEM BIJ KINDEREN: vaker ongezond voedingspatroon
Hypothese 2: Hoe hoger het aantal merken van melkdranken dat kinderen kennen, hoe hoger de consumptie van melkdranken Invloed MERK
Hypothese 4: De verschillende producten hebben een verschillend sensorisch profiel Hypothese 5: Een gekend merk zorgt voor een betere algemene mening bij de sensorische testen
(door onder andere advertentie)
Invloed SENSORISCHE karakteristieken
Maar de focus ligt in het onderzoek normaal op ofwel ongezonde voedingswaren (fastfood, frisdranken,…) of het gezonder fruit en/of groenten. Kinderen hebben ook graag variatie. Daarom keuze voor melkdranken Hypothese 1: Er is een gelijkenis tussen wat kinderen belangrijk vinden voor de voedingskeuze en de consumptie van melk en melkdranken bij kinderen
Invloed EMOTIES
Literatuurstudie
Hypothese 3: De verschillende merken hebben allen een verschillend emotioneel profiel
3 Onderzoek 3.1 Doel Deze masterproef spitst zich toe op de consumptie van melk en melkdranken bij kinderen en stelt zich tot doel om deze consumptie in kaart te brengen en tevens te onderzoeken of de totale consumptie voldoet aan de Belgische voedingsaanbevelingen voor melk – en calciumverrijkte sojadranken. Met behulp van de een aangepaste versie van de Food Choice Questionnaire wordt onderzocht welke factoren het voedingspatroon van kinderen beïnvloeden en of deze factoren ook een invloed hebben op de consumptie van melk en melkdranken. Daarnaast wordt de invloed van drie gekozen factoren op de consumptie van melkdranken onderzocht: emoties, merk en de sensorische attributen. Het doel is om na te gaan in hoeverre deze drie factoren aan elkaar en aan de consumptie van melkdranken gelinkt kunnen worden. Om het overzicht in deze masterproef te bewaren is ervoor gekozen om te werken met enkele hypothesen omtrent de invloed van de verschillende factoren. Vanwege praktische en organisatorische redenen werd het onderzoek in twee delen opgesplitst.
3.2 Methode 3.2.1 Doelgroep De doelgroep voor dit onderzoek is het vierde tot en met zesde leerjaar van het lager onderwijs. Uit onderzoek is gebleken dat de leeftijd van 9 à 10 jaar een cruciale leeftijd is voor de psychologische en biochemische redenering van kinderen over voedsel (Slaughter and Ting 2010). Vanaf die leeftijd beginnen kinderen immers kennis van de werking van het menselijk lichaam te hebben en dus ook van de spijsvertering. Zo begrijpen kinderen de noodzaak van speciale voedingsstoffen (vitaminen) en leggen ze de link tussen een te hoge energie-inname en obesitas. Zowel jongens als meisjes maken deel uit van de doelgroep in dit onderzoek om een goed beeld te verkrijgen over de verschillen en gelijkenissen tussen de geslachten. 3.2.2 Participatie Het onderzoek vond plaats in Vlaanderen waarbij er in totaal zes scholen deelnamen: drie rurale scholen, één semi-urbane school en twee urbane scholen. Om voldoende geografische verspreiding te hebben vond het onderzoek in twee verschillende provincies plaats. De helft van de scholen behoren tot het gemeenschapsonderwijs, de andere helft behoren tot het vrije net. Voor de twee urbane scholen werd er, gezien de bepalingen in het schoolreglement, toestemming aan de ouders gevraagd voor deelname van hun kind aan het onderzoek via brief. De bevragingen werden tijdens de lesuren zelf ingevuld in aparte lokalen (op één school na telkens in een refter) zodat elk kind individueel kon werken. Aan de kinderen werd gevraagd om niet te praten tijdens de bevragingen.
De enquêtes werden verwerkt met behulp van het statistisch dataverwerkingsprogramma IBM SPSS Statistics 19 (predictive analytics software). Elke vraag werd toegewezen aan een kolom en de verschillende antwoordmogelijkheden kregen een code die ofwel een getalwaarde is ofwel een string. Er is gebruik gemaakt van de code 77 indien er, vanwege een antwoord op een vorige vraag, geen antwoord nodig was op de desbetreffende vraag. Bij een niet-ingevuld of onduidelijk antwoord werd 99 ingevoerd. Alle resultaten zijn gebaseerd op een betrouwbaarheidsinterval van 95% en een significantieniveau van 5%.
Onderzoek
3.2.3 Statistische analyse
3.2.3.1 Overzicht gebruikte statistische testen en termen Voor statistische testen is het uitermate belangrijk dat er rekening wordt gehouden met welke soort data men werkt. Nominale data betekent dat er slechts mogelijke antwoorden op een vraag niet gerangschikt kunnen worden bijvoorbeeld geslacht, woonplaats,… Ordinale / rankdata zijn opgemaakt uit data die gerangschikt zijn volgens grootte, maar het verschil tussen waarden heeft geen betekenis. Met andere woorden: 1 is bijvoorbeeld lager dan 2 en 3, maar het verschil tussen 1 en 2 is niet gelijk aan het verschil tussen 2 en 3. Bij een intervalschaal is er een gelijkheid van data, hier is het verschil tussen schaalpunten gelijk. Het nulpunt bij een intervalschaal is echter wel arbitrair. Bij de ratioschaal is er ook sprake van gelijkheid van schaalpunten, maar is het nulpunt absoluut (Ottoy and Thas 2009; Buysse, Verbeke et al. 2011). 3.2.3.1.1 Parametrische testen Parametrische testen gaan uit van een onderliggende normale verdeling van de steekproef. Dit wordt getest met behulp van de Kolmogorov-Smirnov Test of de Shapiro-Wilk Test. Laatstgenoemde test is vooral interessant bij steekproeven met minder dan 50 metingen. De afhankelijke variabele dient gemeten te zijn op ratio - of intervalbasis. Het voordeel van parametrische testen is dat ze efficiënter zijn in vergelijking met niet-parametrische testen (Wijnen, Janssens et al. 2002; Ottoy and Thas 2009). De onafhankelijke T-Test wordt gebruikt om te onderzoeken of de gemiddelden van twee onafhankelijke groepen verschillend zijn. De T-test veronderstelt dat de afhankelijke variabele normaal verdeeld is en dat de varianties van de twee groepen gelijk zijn. Gelijkheid van varianties of homogeniteit wordt onderzocht met de Levene Test (Wijnen, Janssens et al. 2002; Ottoy and Thas 2009; Buysse, Verbeke et al. 2011). De afhankelijke T-Test wordt uitgevoerd om te kijken of de gemiddelden van twee afhankelijke groepen gelijk zijn. De veronderstelling bij deze test is dat de verdeling van de verschillen tussen beide groepen normaal dient te zijn (Wijnen, Janssens et al. 2002; Ottoy and Thas 2009; Buysse, Verbeke et al. 2011).
Onderzoek
Analysis of Variance (ANOVA) is een statistische test die gebruikt wordt om te onderzoeken of er sprake is van significante verschillen tussen gemiddelden van drie of meer groepen. De onafhankelijke variabele bestaat daarom uit twee of meer categorische variabelen, terwijl de afhankelijke variabele van het interval of ratio type is. De afhankelijke variabele dient voor elke categorie van de onafhankelijke variabele normaal verdeeld te zijn. Bij een ANOVA zonder herhaalde metingen dienen de varianties gelijk te zijn tussen de onafhankelijke groepen. Als er gelijke varianties zijn, dan wordt er gebruik gemaakt van Scheffe post-hoc test om na te gaan waar de verschillen tussen de verschillende groepen zich precies situeren. Indien er geen sprake is van homogeniteit, dan wordt de Dunnett’s T3 post hoc test gebruikt om de verschillen tussen de gemiddelden te vergelijken. Indien de participanten bij de verschillende groepen steeds dezelfde zijn, kan ANOVA met herhaalde metingen gebruikt worden. Het gebruikte betrouwbaarheidsinterval voor de vergelijking van de gemiddelden wordt aangepast met de Bonferroni correctie. Indien er uit Mauchly’s Test blijkt dat er geen sprake is van sfericiteit, kan gebruik gemaakt worden van Greenhouse-Geisser om te onderzoeken of er significante verschillen zijn tussen de gemiddelden. Indien de p-waarde kleiner is dan 0.05, dan volgt een paarsgewijze vergelijking van de gemiddelden om de exacte verschillen te weten te komen (Wijnen, Janssens et al. 2002; Ottoy and Thas 2009; Buysse, Verbeke et al. 2011).
3.2.3.1.2 Niet-parametrische testen Niet-parametrische testen zijn statistische toetsen waarbij er geen veronderstellingen over de onderliggende verdeling zijn. Niet-parametrische testen kunnen ook gebruikt geworden als de steekproef niet normaal verdeeld is en er geen gelijkheid van varianties tussen variabelen van verschillende groepen is. Daarnaast kunnen niet-parametrische testen gebruikt worden indien de afhankelijke variabele gemeten is op ordinaal, interval of ratioschaal. Sommige niet-parametrische testen zijn tevens geschikt voor nominale waarden (Ottoy and Thas 2009). De McNemar Test is een test die gebruikt kan worden met nominale waarden die afkomstig zijn van dezelfde groepen. Met deze test kan onderzocht worden of er een significant verschil is tussen het aantal keer dat een waarde voorkomt (Wijnen, Janssens et al. 2002). Cochran’s Q Test kan gebruikt worden bij nominale variabelen, om na te gaan of er verschillen zijn tussen het aantal keer dat een waarde voorkomt. Deze test kan gebruikt worden bij metingen die uitgevoerd worden bij dezelfde groepen (Wijnen, Janssens et al. 2002). De Mann-Whitney Test is een niet-parametrische test die wordt gebruikt om de gemiddelden te vergelijken tussen twee onafhankelijke groepen waarbij de afhankelijke variabele ordinaal mag zijn (Ottoy and Thas 2009). Wilcoxon Signed Rank Test dient om de gemiddelden van twee afhankelijke groepen te vergelijken waarbij de afhankelijke variabele minstens op ordinale schaal is gemeten. Bij deze test kan de gemiddelde rank gebruikt worden om te concluderen waar de verschillen zich situeren en te weten te komen welke groep een significant hoger gemiddelde heeft dan de andere (Ottoy and Thas 2009). Kruskal-Wallis Test is een uitgebreidere niet-parametrische test dan de Mann-Whitney test, waarbij gemiddelden van meer dan twee groepen vergeleken worden. Indien de test-statistiek leidt tot een p-waarde kleiner dan 0.05, dan kan via de gemiddelde rank meer gezegd worden over waar de verschillen zich situeren (Ottoy and Thas 2009). De Spearman Rank Order Correlation wordt gebruikt om te onderzoeken of er sprake is van correlatie tussen twee variabelen, die op ordinaal, ratio of intervalschaal mogen zijn. Daarnaast dient er sprake te zijn van een monotone relatie tussen de twee variabelen. Deze correlatietest heeft tevens het voordeel dat ze weinig gevoelig is voor uitschieters (Ottoy and Thas 2009). 3.2.3.1.3 Andere testen en termen Chi-kwadraattoets is een statistische test die wordt gebruikt om na te gaan of er een verband is tussen twee categorische variabelen (Wijnen, Janssens et al. 2002; Ottoy and Thas 2009; Buysse, Verbeke et al. 2011).
Een boxplot is een grafische weergave van de spreiding van de antwoorden en is opgebouwd aan de hand van de verschillende kwartielen en de mediaan. Hoe groter een bepaald deel van de boxplot, hoe meer de spreiding van de antwoorden op een bepaalde vraag (Ottoy and Thas 2009).
Onderzoek
Een factoranalyse wordt uitgevoerd om verschillende variabelen te clusteren tot factoren. Hoe meer variantie een factor verklaart, des te waardevoller hij is. Als extractiemethode wordt gebruik gemaakt van de Principal Component Analysis (PCA). De Cronbach’s alpha geeft aan in welke mate een factor intern consistent is. Meestal gebruikt men als richtlijn dat een factor met een Cronbach alpha lager dan 0.60 niet wordt weerhouden (Wijnen, Janssens et al. 2002; Ottoy and Thas 2009; Buysse, Verbeke et al. 2011).
3.3 Onderzoek deel 1 Het eerste luik van het onderzoek is onder te delen in vijf verschillende delen en terug te vinden in Bijlage 2: Bevraging onderzoek deel 1. De bevraging vond plaats tussen midden december 2011 en midden januari 2012. Uit praktische overwegingen werden de bevragingen schriftelijk afgenomen. De resultaten zijn vervolgens manueel ingevoerd in het computerprogramma Microsoft Excel zodat deze geïmporteerd konden worden in IBM SPSS Statistics 19. Er werden steekproefsgewijs 20 enquêtes geselecteerd waarvan er werd gecontroleerd of de waarden overeen kwamen met deze ingegeven in Excel. In het eerste deel wordt de consumptie van melk en melkdranken nagegaan. Tevens wordt er gevraagd naar lactose-intolerantie of andere negatieve reacties ten opzichte van bepaalde melkproducten. In dit eerste deel wordt onder meer gevraagd naar hoe vaak en waar de kinderen melk en melkdranken consumeren. Daarnaast wordt ook gepeild door wie ze melk en melkdranken drinken. De kinderen mogen ook één smaak (melkdranken of natuurlijke melksmaak) kiezen waarnaar hun voorkeur uitgaat. Omdat het onderzoek over schoolgaande kinderen gaat, wordt ook informatie ingewonnen over welke drank elk kind drinkt tijdens de speeltijd.
Alpro Soya is marktleider in Europa voor sojaproducten en oorspronkelijk afkomstig uit België. Op 8 februari 2012 kwam de aankondiging dat het bedrijf zijn productgamma verder zal uitbreiden met andere plantaardige producten. Dit was een reden voor een naamswijziging tot Alpro (Alpro 2012).
Cécémel en Fristi zijn beide in handen van Friesland Campina en zijn de best verkopende melkdranken in België (FrieslandCampina 2012).
Milsa is afkomstig uit een hard discountketen waardoor er geen advertenties van dit merk zijn. Aangezien er geen promotie van dit merk is, is dit merk ideaal om mogelijke invloed van advertering te onderzoeken.
Inex bezit de licentie om producten te linken met Studio 100 figuren Samson en Plop. Daarnaast verkoopt Inex ook producten onder de eigen merknaam, zonder verwijzing naar de gelicentieerde figuren. Bij het herkennen van het merk is er daarom een opsplitsing gemaakt tussen Inex en de verpakking met de beeltenis van Plop erop (Inex 2012).
Rice Dream is een merk van rijstmelk dat in de grote drie distributiebedrijven in Vlaanderen (Colruyt, Delhaize en Carrefour) verkrijgbaar is (Rice Dream 2012). Onderzoek
In het daaropvolgende deel komen verschillende logo’s van merken aan bod. In totaal zijn er 6 logo’s van merken die gebruikt worden in dit onderzoek. Per merk werd de kennis nagegaan door te vragen naar de associatie met de soort melk, smaak en om aan te duiden bij welke afbeelding een logo past. Er is reeds in eerdere studies gebruik gemaakt van het linken van logo’s met voedingsmiddelen (Kopelman, Roberts et al. 2007; Arredondo, Castaneda et al. 2009). In dit deel wordt daarnaast ook gepeild naar welke emoties er gelinkt worden aan een merk. Er is een evenwicht gevonden met 9 positieve, 9 negatieve en 2 neutrale emoties. De emoties zijn afkomstig uit onderzoek van King and Meiselman (2010) en Desmet and Schifferstein (2008). In deze thesis is ervoor gekozen om ook te werken met verschillende melksoorten, daarom worden zowel producten op basis van gewone melk, rijstmelk en sojamelk getest. De volgende merken zijn gekozen voor dit deel:
In het derde deel worden de kinderen aan het proeven gezet om verschillende sensorische attributen te beoordelen van melkdranken. Voor de eenvoudigheid werd ervoor gekozen om te werken met een checkall-that-apply methode. Met deze methode vinken de kinderen gewoon het overeenkomstig vakje van een sensorisch attribuut aan als ze vinden dat het desbetreffende attribuut aanwezig is. Daarnaast is er het feit dat kinderen de mogelijkheid hadden om per deel (uitzicht, geur en smaak) ook een extra sensorische eigenschap op te schrijven. De smaak werd beperkt tot chocolade en fruit aangezien dit de voornaamste smaken van melkdranken zijn die momenteel commercieel beschikbaar zijn. Er werden in totaal vijf stalen geproefd: de chocoladesmaak van gewone melk, sojamelk en rijstmelk en de fruitvariant van gewone melk en sojamelk (van rijstmelk was dit gedurende het onderzoek niet commercieel beschikbaar). De stalen bevonden zich in plastieken bekers en werden genummerd met een code bestaande uit drie cijfers. Een aangepaste versie van de Food Choice Questionnaire (FCQ) is tevens opgenomen in de eerste bevraging. De Food Choice Questionnaire wordt gebruikt om de motieven voor de keuze voor voedingsmiddelen te bepalen (Steptoe, Pollard et al. 1995). Verder informatie over de Food Choice Questionnaire zoals welke vragen deze bevat en de gebruikte schaal is in 3.6.2.1 Food Choice Questionnaire terug te vinden. De enquête werd afgesloten met enkele vragen om de socio-demografische gegevens van de kinderen vast te leggen. De kinderen vinkten hun geslacht, leeftijd en woonplaats (stad of platteland) aan. Daarnaast is er ook informatie ingewonnen omtrent het lichaamsgewicht en de – lengte. Hieruit kan vervolgens de Body Mass Index (BMI) berekend worden.
3.4 Onderzoek deel 2 Het tweede luik van het onderzoek vond plaats in maart 2012. Door het feit dat er minstens twee maanden tussen de twee delen van het onderzoek zaten werd er getracht om de invloed van het eerste deel op het tweede deel zoveel mogelijk te beperken. Net als in het eerste deel is ervoor gekozen om de vragenlijst volledig op papier te laten invullen omwille van praktische en organisatorische redenen. De resultaten werden opnieuw manueel ingegeven in Excell. Er werden 20 enquêtes geselecteerd waarvan er werd gecontroleerd of de waarden in Excell overeenkwamen met deze in de bevraging. Deze enquête is terug te vinden in Bijlage 3: Bevraging onderzoek deel 2.
De invloed van het merk op de sensorische eigenschappen wordt onderzocht door een consumententest bij de kinderen. Dit wordt in drie delen nagegaan: eerst wordt er blind getest, daarna geven de kinderen de verwachte algemene mening op basis van de verpakking en tenslotte wordt gevraagd om geïnformeerd de stalen te beoordelen. De volgorde van de producten werd gerandomiseerd per vragenlijst. Deze driedelige opdeling om de invloed van een merk na te gaan wordt reeds toegepast door Varela, Ares et al. (2010). De kinderen geven hun algemene appreciatie op een hedonische 7-puntenschaal en rangschikken ook de melkdranken volgens hun persoonlijke voorkeur. Volgens Guinard (2000) en Popper and Kroll (2005)
Onderzoek
In het tweede deel van het onderzoek ligt de focus voornamelijk op de mogelijke invloed van een merk. De keuze van melkdranken wordt in deze test beperkt tot melkdranken met een chocoladesmaak omwille van twee redenen. Een eerste drijfveer hiervoor is het feit dat er in het eerste deel van het onderzoek een afgetekende voorkeur voor de chocoladesmaak is bij de kinderen. Daarnaast werden in het eerste onderzoek geen verschillen (op het 5% significantieniveau) bekomen in het smaakgedeelte tussen de twee fruitsmaken bij de blinde testen. Er werd ervoor gekozen om opnieuw te werken met de drie verschillende melksoorten die vlot verkrijgbaar zijn in de grootste Vlaamse supermarkten.
hebben de kinderen in deze consumententest al de leeftijd bereikt waarbij ze in staat zijn om het beoordelen van producten op een hedonische 7-puntenschaal tot een goed einde te brengen. Bij het geïnformeerd evalueren wordt een merk gelinkt aan een staal op basis van de verpakking van een brik. Om de invloed van een merk diepgaand te kunnen nagaan werd ervoor gekozen om bij sommige kinderen verkeerde informatie te geven over van welk merk een bepaald staal is bij het geïnformeerd testen. Het geven van valse informatie bij sensorische testen is reeds vroeger toegepast door onder meer Robinson, Borzekowski et al. (2007) en Wansink and Park (2002). In het tweede deel worden twee aanvullende vragen gesteld zodat er een goed beeld geschetst kan worden van de melk – en melkdrankenconsumptie bij de kinderen van 8 tot 13 jaar in Vlaanderen. De kinderen mochten de totale inname van zowel melk als melkdranken aangeven op een ordinale schaal gaande van minder dan 1 portie per dag tot meer dan 5 porties per dag. Als bijkomende vraag werd er gevraagd op welke plaatsen de kinderen melkdranken consumeren. De Food Choice Questionnaire in de eerste test duidt op het belang van het nutritioneel aspect in de keuze van voedingsmiddelen voor kinderen. Daarom zijn er 7 bipolaire stellingen (op een hedonische 7puntenschaal) opgenomen om de mening van kinderen over melk en melkdranken te weten te komen betreffende het gezondheidsaspect. De stellingen zijn zowel voor melk als melkdranken apart bevraagd, op deze wijze kunnen eventuele verschillen tussen beide onderzocht worden. Aan de kinderen is allereerst in het algemeen gevraagd in hoeverre ze het product gezond vinden. Andere stellingen peilen in welke mate de kinderen vinden dat melk(dranken) calcium, natuurlijke ingrediënten, vitamines en veel vet bevatten. Een andere aspect is de vraag of kinderen vinden dat melk en melkdranken goed zijn tegen de honger. Naast het nutritioneel aspect, is ook de smaak van belang volgens de Food Choice Questionnaire. Daarom is er ook een bipolaire stelling opgenomen over hoe lekker de melk en melkdranken zijn volgens de kinderen. Uit het eerste deel blijkt dat 40% van de kinderen door hun ouders melk drinken. In andere onderzoeken komt ook de invloed van ouders op het eetgedrag van kinderen naar boven (Berg, Jonsson et al. 2000; Taylor, Evers et al. 2005). Met enkele stellingen over zowel melk als melkdranken wordt daarom getracht om ook hun rol in kaart te brengen. De vragen zijn afkomstig uit het onderzoek van Berg, Jonsson et al. (2000) over de consumptie van melk bij kinderen met een leeftijd tussen 11 en 15 jaar. In de bevraging wordt enerzijds gepeild hoeveel de ouders melk / melkdranken drinken volgens de kinderen. Verder wordt ook de aanwezigheid en het aanbieden van melk / melkdranken door de ouders onderzocht. Daarnaast zijn er ook socio-demografische vragen (geslacht, leeftijd en woonplaats) in het tweede deel verwerkt om zo een beeld te kunnen schetsen van de kinderen die deelnemen aan het onderzoek en eventuele verschillen op basis van socio-demografische gegevens na te gaan.
3.5 Beschrijving van de steekproef
Onderzoek
In totaal namen 513 kinderen deel aan het eerste onderzoek. De gemiddelde leeftijd is 10.2 jaar met een standaardafwijking van 0.9 jaar. Gedetailleerde gegevens over het geslacht, woonplaats, leeftijd en de BMI categorie zijn terug te vinden in Tabel 7. In het tweede luik van het onderzoek hebben 507 kinderen de vragenlijst ingevuld. De karakteristieken van de steekproef komen overeen met deze uit het eerste onderzoek aangezien gewerkt werd met dezelfde kinderen. Enkele kinderen waren ziek, wat een verklaring is voor de geringere omvang van de steekproef.
Determinant
Categorie
Geslacht
Jongen Meisje Platteland Stad 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 13 jaar Extreem ondergewicht Ondergewicht Normaal gewicht Overgewicht Obesitas
Woonplaats Leeftijd
BMI categorie
% van respondenten 47.1 52.9 66.8 33.2 0.4 28.1 27.7 38.5 5.0 0.2 0.7 13.5 73.8 10.1 2.0
% missing values 3.1 4.9 2.3
13.1
Tabel 7: Beschrijving steekproef eerste onderzoek (in % van respondenten, n = 513)
Er namen vrijwel evenveel jongens als meisjes deel in het eerste onderzoek. Wanneer er gekeken wordt naar de woonplaats, dan valt op dat het grootste deel van de kinderen afkomstig is van het platteland. Dit kan deels verklaard worden doordat de ouders van kinderen uit de urbane scholen eerst toestemming dienden te geven voor deelname aan het onderzoek waardoor enkele kinderen in de stadscholen niet konden deelnemen. Daarnaast speelt het feit, dat het grootste deel van de kinderen uit de semi-urbane school blijkbaar op het platteland wonen, mogelijks een rol. Bij de leeftijd kan allereerst opgemerkt worden dat de gemiddelde leeftijd van 10.2 ± 0.9 jaar strookt met de verwachtingen als kinderen uit het vierde, vijfde en zesde leerjaar deelnemen aan het onderzoek. Enige discrepantie die opgemerkt kan worden uit het relatief hogere percentage van kinderen die 11 jaar zijn, is voornamelijk afkomstig uit het feit dat er toestemming dient gevraagd te worden aan de ouders in de urbane scholen. Bijna alle kinderen uit het zesde leerjaar mochten immers deelnemen aan het onderzoek.
Onderzoek
De BMI kan bepaald worden aan de hand van de lengte en het lichaamsgewicht van de kinderen. Op basis van het geslacht en de leeftijd kan men de BMI van een kind plaatsen in een BMI categorie waarbij de grenzen van een categorie bepaald zijn op basis van de Vlaamse groeicurven (Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid 2004) per geslacht. De lichaamslengte en – gewicht werden bij de urbane scholen gevraagd op het toestemmingsformulier voor de ouders, in de andere scholen hebben de leerkrachten gevraagd dat de kinderen hun lichaamslengte en – gewicht zouden opmeten. Het aantal ‘missing values’ is bij de BMI categorie een pak groter, maar dit kan (gedeeltelijk) verklaard worden gezien er daarvoor meerdere variabelen nodig zijn. Het overgrote deel van de kinderen heeft een normaal gewicht. Het hoge percentage (extreem) ondergewicht kan wellicht verklaard worden door kinderen die op het moment van de steekproef volop aan het groeien zijn. Het percentage van overgewicht en extreem overgewicht ligt een pak lager in vergelijking met de resultaten van de gezondheidsenquête. Mogelijk is onderrapportering, zoals vaak gebeurt voor vragen over lengte en lichaamsgewicht, hiervoor een reden (Fonseca, Gaspar de Matos et al. 2009).
3.6 Resultaten 3.6.1 Consumptie van melk en melkdranken 3.6.1.1 Algemeen In het eerste onderzoek geven 8 kinderen aan dat ze lactose-intolerant zijn of een voedselallergie hebben voor melk. Er is 1 ontbrekende waarde in het eerste onderzoek voor deze vraag. In het tweede deel van het onderzoek kruisen 5 kinderen aan dat ze allergisch zijn voor melk. In totaal hebben 7 kinderen deze vraag in de tweede bevraging niet beantwoord. Er zijn 10.6% kinderen die geen melkdranken drinken op een totaal van 508 ingevulde antwoorden op deze vraag. Het aantal kinderen dat geen melk drinkt ligt bijna dubbel zo hoog met 22.3% op 506 ingevulde waarden. Uit de Chi-kwadraattoets blijkt dat de verdeling van de geslachten voor het drinken van melk niet gelijk is. Ongeveer 26% van de meisjes drinkt geen melk, terwijl dit bij jongens slechts een ruime 16% is. Bij het drinken van melkdranken blijkt er uit de Chi-kwadraattoets wel een gelijke verdeling te zijn voor het geslacht. Het aantal kinderen dat melkdranken of melk drinkt is gelijk verdeeld voor de woonplaats volgens de Chi-kwadraattoets op het 5% significantieniveau. 3.6.1.2 Voorkeur Gewone melk geniet duidelijk de voorkeur van smaak bij het overgrote deel van kinderen wat betreft de smaak (Tabel 8). Sojamelk komt op een tweede plaats en rijstmelk is slechts bij een heel kleine groep de geprefereerde melksoort. Een kanttekening die hierbij gemaakt moet worden is dat wellicht veel kinderen rijstmelk niet kennen en dat ook mogelijkerwijs sojamelk een minder gekende melksoort is. Soort melk
Smaak
Categorie Gewone melk Sojamelk Rijstmelk Allergisch Natuurlijke melksmaak Chocolade Fruit Vanille Andere Allergisch
% van respondenten
% missing values 86.2 12.2 1.4 0.2 19.1 52.0 17.1 8.2 3.4 0.2
2.3
2.9
Tabel 8: Voorkeur soort melk en smaak (in % van respondenten, n = 513)
Onderzoek
De kinderen hebben een duidelijk afgetekende voorkeur voor chocoladesmaak als ze de smaak van melk/melkdranken mogen kiezen. Natuurlijke melksmaak komt op een tweede plaats en de fruitsmaak op de derde plaats. Vanillesmaak geniet slechts de voorkeur van 8.2% van de respondenten. Bij andere zijn het vooral meer specifieke fruitsmaken die genoemd worden (zoals aardbei) waardoor gesteld kan worden dat de voorkeur voor een fruitsmaak ongeveer hetzelfde is als deze voor natuurlijke melksmaak.
3.6.1.3 Hoeveelheid Om een beeld te schetsen van de consumptie van melk, melkdranken en totale consumptie van beide werd er gevraagd aan de kinderen hoe veel porties men van elk drinkt op een normale dag. De resultaten zijn terug te vinden in Tabel 9. Melk
Melkdranken
Totaal
Categorie Minder dan 1 portie per dag 1 portie per dag 2 porties per dag 3 porties per dag 4 porties per dag 5 porties per dag Meer dan 5 porties per dag Minder dan 1 portie per dag 1 portie per dag 2 porties per dag 3 porties per dag 4 porties per dag 5 porties per dag Meer dan 5 porties per dag Minder dan 1 portie per dag 1 portie per dag 2 porties per dag 3 porties per dag 4 porties per dag 5 porties per dag Meer dan 5 porties per dag
% van respondenten
% missing values 35.6 35.2 17.9 7.6 2.2 1.2 0.4 25.2 39.3 23.6 7.9 2.8 1.2 0.0 17.4 35.7 25.3 12.2 5.6 1.4 2.4
1.9
1.8
1.6
Tabel 9: Hoeveelheid melk -en melkdrankenconsumptie (in % van respondenten, n = 513 voor Melk en Melkdranken en n = 507 voor Totaal)
De Mann-Whithney test werd uitgevoerd op de data voor de melkconsumptie op een gewone dag voor het geslacht. Op basis van de p-waarde kan besloten worden dat er een verschil is in de gemiddelde melkinname tussen jongens en meisjes. Jongens drinken gemiddeld meer melk dan meisjes. De woonplaats blijkt geen rol te spelen in de melkinname afgaande op de Mann-Whitney test. Om een mogelijke invloed van de leeftijd op de melkconsumptie na te gaan werd de Kruskal-Wallis test uitgevoerd. Hierin kwam naar voor dat de gemiddelde melkinname per leeftijd niet dezelfde is. Als er gekeken wordt naar de gemiddelde rank dan kan men zien dat de gemiddelde melkinname afneemt naarmate kinderen ouder worden. De enige uitzondering daarop is de inname van 13-jarigen. Maar aangezien er voor deze leeftijd slechts één respondent deze leeftijd heeft, is deze waarde ook onvoldoende representatief en dient er weinig belang aan gehecht te worden.
De melkconsumptie en de consumptie van melkdranken per dag werd met de Wilcoxon Signed Rank Test vergeleken. Met de Wilcoson Signed Ranks Test kunnen immers de gemiddelden vergeleken worden die afkomstig zijn van dezelfde participanten. Hieruit kan besloten worden dat inname van melkdranken groter is in vergelijking met deze van melk op een 5% significantieniveau.
Onderzoek
De data voor de consumptie van melkdranken op een gewone dag werden eveneens statistisch verwerkt. De Mann-Whitney test werd uitgevoerd om de bekomen waarden van zowel het geslacht als de woonplaats te vergelijken. Op het 5% significantieniveau kan besloten worden dat de gemiddelden voor geslacht en woonplaats gelijk zijn. Door toepassing van de Kruskal-Wallis test werd er geen significant verschil gevonden tussen de gemiddelde consumptie van melkdranken per leeftijdsgroep.
De totale consumptie wordt eveneens onderzocht met behulp van niet-parametrische testen. Allereerst wordt de Mann-Whitney test gebruikt om te onderzoeken of er een invloed is van het geslacht. Op basis van de p-waarde, die 0.005 bedraagt, kan men besluiten dat er een significant verschil is bij de totale consumptie van melk en melkdranken tussen jongens en meisjes. De totale consumptie is bij jongens significant hoger dan die van meisjes. Er wordt opnieuw gebruik gemaakt van de Mann-Whitney Test om na te gaan of er een significant verschil is voor de totale consumptie op basis van de woonplaats. De p-waarde voor deze test is 0.275 waardoor er gesteld kan worden dat er voor de woonplaats geen significant verschil is op de totale consumptie. Tenslotte wordt er gekeken of er mogelijke verschillen zijn op de totale consumptie rekening houdend met de leeftijd van de kinderen. Om dit statistisch te testen wordt er gebruik gemaakt van de Kruskall-Wallis Test, die een p-waarde van 0.106 uitkomt. Er is dus geen sprake van een significant verschil voor de totale consumptie tussen de verschillende leeftijden. 3.6.1.4 Plaats Het overgrote deel van de kinderen drinkt thuis melk, zoals blijkt uit Figuur 3. Daarnaast wordt vooral bij de grootouders en in familieverband melk gedronken. Het valt op dat er slechts een heel klein percentage (10.30%) melk consumeren op school. Onder de categorie andere vallen vooral kinderen die geen melk drinken. Melkdranken worden vooral in familiale sfeer gedronken, met als voornaamste plaats thuis zoals af te lezen in Figuur 3. Maar ook bij de grootouders en bij andere familie consumeert ongeveer 40% van de kinderen een melkdrank. Bijna 15% van de kinderen drinkt soms een melkdrank op school, wat toch meer is in vergelijking met gewone melk. Onder ‘andere’ vinden we enerzijds kinderen terug die geen melkdranken drinken en anderzijds ook 11 kinderen die melkdranken drinken bij een jeugdbeweging.
Waar drink je melk/melkdranken? Melk
Melkdranken
100% 80% 60% 40% 20% 0%
In Figuur 4 wordt weergegeven welke drank kinderen meestal drinken tijdens de speeltijd. Hieruit blijkt dat een groot deel van de kinderen vaak water drinken tijdens de pauze. Ongeveer een vijfde van de kinderen drinkt niets tijdens de speeltijd. Fruitsap wordt regelmatig gedronken door ongeveer 19% van de kinderen en slechts 6% van de kinderen drinkt meestal melk of een melkdrank tijdens de speeltijd.
Onderzoek
Figuur 3: Plaats consumptie melk en melkdranken (in % van respondenten, n = 513 voor Melk en n = 507 voor Melkdranken)
Om deze cijfers beter te kunnen kaderen is het interessant om te kijken naar de regels die op de verschillende scholen gelden. In één school (54 kinderen) is er de mogelijkheid tot aankoop van ecologisch fruitsap, gewone melk en melkdranken (zowel fruit - als chocoladesmaak). De kinderen mogen alles behalve frisdranken drinken tijdens de speeltijd. Op 3 andere scholen (261 kinderen) kan men melk, melkdranken en fruitsap kopen en mag men enkel deze producten meenemen naar school. In 2 scholen (198 kinderen) mogen kinderen enkel water drinken. Water is trouwens in elke school gratis verkrijgbaar.
Welke drank drink je meestal tijdens de speeltijd? Geen drank Water Melk(drank) Fruitsap Frisdrank
Figuur 4: Consumptie drank tijdens speeltijd (in % van respondenten, n = 513)
3.6.1.5 Door wie De keuze voor melk en melkdranken gebeurt voor een groot deel door het kind zelf met een percentage van 78% zoals af te lezen valt uit Figuur 5. Daarnaast spelen ook de ouders een voorname rol en, in mindere mate, de grootouders. Er zijn weinig andere personen die een rol van betekenis spelen om kinderen melkdranken te laten drinken of de kinderen melk bezorgen.
Door wie drink je melk(dranken) of wie geeft jou melk(dranken)?
Figuur 5: Door wie drink je melk(dranken) (in % van respondenten, n = 513)
Onderzoek
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
3.6.1.6 Invloed ouders In de tweede bevraging wordt met drie stellingen (die zowel voor melk als meldranken worden gevraagd) gepeild naar de invloed van de ouders op de consumptie van melk en melkdranken. De vragen werden beantwoord op een 7-puntenschaal met als richtlijn dat 1 dagelijks voorstelt, 4 neutraal en 7 nooit. Een grafisch overzicht van de verdeling van de antwoorden is terug te vinden in Bijlage 4: Grafische weergave invloed ouders. De eerste vraag heeft betrekking op de consumptie van ouders en luidde als volgt: ‘Hoe vaak drinken jouw ouders melk/melkdranken?’ De grootste groep kinderen (30%) beantwoordt deze vraag voor de melkconsumptie met het cijfer 4 dat overeenkomt met neutraal. Dit weerspiegelt ook de mediaan van 4 op deze vraag. De ouders drinken iets minder melkdranken dan melk, en de grootste groep wordt gevormd door ouders die nooit melk drinken wat bij ongeveer 28% van de kinderen het geval is. In een volgende vraag werd gepeild naar de beschikbaarheid van melk en melkdranken bij de kinderen thuis. Ongeveer 75% van de kinderen geeft aan dat er thuis altijd melk beschikbaar is. Dit is, gezien melk ook frequent gebruikt wordt voor culinaire bereidingen, enigszins te verwachten. Voor melkdranken verklaart ongeveer 30% van de kinderen dat deze altijd thuis aanwezig zijn. In de laatste vraag om de invloed van de ouders te onderzoeken wordt er gekeken naar hoe vaak ouders melk of melkdranken aanbieden aan de kinderen. Ongeveer 40% van de kinderen krijgt min of meer altijd melk aangeboden thuis. Het op tafel zetten van melkdranken door de ouders is meer gespreid in vergelijking met melk, hetgeen weerspiegeld wordt in de mediaan die overeenkomt met neutraal. De invloed van de ouders wordt vervolgens vergeleken op basis van de verschillende socio-demografische gegevens om te kijken of er eventueel significante verschillen zijn. Er wordt gebruik gemaakt van nietparametrische testen omdat de data gemeten zijn op een ordinale schaal. Allereerst wordt er gekeken indien er significante verschillen zijn op basis van het geslacht. Hiervoor wordt er gebruik gemaakt van de Mann-Whitney Test. Enkel bij de aanwezigheid van melk thuis is er een significant verschil tussen jongens en meisjes op het 5% significantieniveau. Er kan, op basis van de gemiddelde rank, gesteld worden dat er thuis bij meisjes vaker melk aanwezig is in vergelijking met jongens. Ook eventuele verschillen over de invloed van ouders op basis van de woonplaats kunnen nagegaan worden met behulp van de Mann-Whitney Test. Enkel voor de vraag ‘Hoe vaak zetten jouw ouders melkdranken op tafel’ is er een significant verschil tussen kinderen uit het platteland en uit de stad. De resultaten tonen dat kinderen uit het platteland gemiddeld vaker melkdranken aangeboden krijgen door de ouders in vergelijking met kinderen die in de stad wonen.
Onderzoek
Daarnaast kan ook onderzocht worden of de invloed van de ouders verschilt naargelang de leeftijd van de kinderen. Als alle leeftijdscategorieën gebruikt worden, is er enkel een significant verschil bij de vraag ‘Hoe vaak zetten jouw ouders melkdranken op tafel?’ met een p-waarde van 0.009 bij de Kruskal-Wallis Test. Door de gelijke varianties wordt er gebruik gemaakt van Scheffe als post-hoc test om te kijken waar de verschillen zich precies situeren tussen de leeftijdsgroepen. Er is enkel een significant verschil tussen de leeftijd van 9 en 12 jaar bij de beperkte dataset. Voor kinderen van 12 jaar staat er vaker een melkdrank op tafel in vergelijking met kinderen van 9 jaar.
3.6.2 Hypothese 1: Er is een gelijkenis tussen wat kinderen belangrijk vinden voor de voedingskeuze en de consumptie van melk en melkdranken 3.6.2.1 Food Choice Questionnaire Steptoe, Pollard et al. (1995) ontwikkelden de Food Choice Questionnaire om de motieven voor de keuze van voeding te bepalen. In totaal wordt er in de oorspronkelijke vragenlijst uitgegaan van negen factoren die de voedingskeuze bepalen: gezondheid, gemoedstoestand, gebruiksgemak, sensorische eigenschappen, natuurlijke voedingsstoffen, prijs, gewichtscontrole, familiariteit en ethische bezorgdheden. De vragenlijst (Tabel 10: Vragenlijst Food Choice Questionnaire) bestaat in totaal uit 36 vragen waarbij de testpersonen op een puntenschaal dienen aan te geven in welke mate ze de items belangrijk vinden voor hun voedingskeuze op een gewone dag. Voor dit onderzoek is er, gezien de leeftijd van de doelgroep, gewerkt met een aangepaste versie van de Food Choice Questionnaire. Allereerst zijn de items uit de factoren gebruiksgemak, prijs, gewichtscontrole en ethische bezorgdheden weggelaten omdat er verwacht wordt dat deze slechts een geringe rol zullen spelen bij kinderen van het 4de tot en met 6de leerjaar. Daarnaast zijn er nog enkele items weggelaten omdat verwacht wordt dat deze weinig relevant zijn voor de leeftijdsgroep van 8 tot 13 jaar. Het is belangrijk voor mij dat voeding die ik op een gewone dag eet: Factor 1 — Gezondheid Factor 2 — Gemoedstoestand Veel vitaminen en mineralen bevat Mij met stress doet omgaan Mij gezond houdt Mij met mijn leven doet omgaan Voedzaam is Mij helpt relaxeren Een hoog proteïnegehalte bevat Mij wakker/alert houdt Goed is voor mijn huid/tanden/haar/nagels etc. Mij vrolijk maakt Veel vezels bevat Mij goed doet voelen Factor 3 — Gebruiksgemak Factor 4 — Sensorische aantrekkelijkheid Gemakkelijk te bereiden is Lekker ruikt Eenvoudig klaarte maken is Er goed uitziet Weinig bereidingstijd nodig heeft Een plezante textuur heeft Gekocht kan worden in winkels dicht waar ik woon of Lekker smaakt werk Het gemakkelijk beschikbaar is winkels en supermarkt Factor 5 — Natuurlijke ingrediënten Factor 6 — Prijs Geen additieven bevat Niet duur is Natuurlijke ingrediënten bevat Goedkoop is Geen kunstmatige ingrediënten bevat Waar voor zijn geld is Factor 7 — Gewichtscontrole Factor 8 — Familiariteit Weinig calorieën bevat Is wat ik normaal eet Mij helpt om mijn lichaamsgewicht te controleren Familiair is Weinig vet bevat Is zoals de voeding die ik als kind at Factor 9 — Ethische bezorgdheid Komt uit landen die ik politiek goedkeur Het land van herkomst duidelijk vermeld is Is verpakt op een milieuvriendelijke manier Onderzoek
Tabel 10: Vragenlijst Food Choice Questionnaire
Op basis van de items uit de Food Choice Questionnaire wordt een factoranalyse uitgevoerd. De gekozen extractiemethode is de Principal Component Analysis. Om factoranalyse te mogen uitvoeren dient aan twee voorwaarden voldaan te zijn. De Bartlett’s Test of Sphericity is kleiner dan 0.05 waaruit kan besloten worden dat de variabelen gecorreleerd zijn. De Kaiser-Meyer-Olkin measure bedraagt 0.83 en is dus groter dan 0.50. Beide voorwaarden zijn voldaan, dus de factoranalyse mag uitgevoerd worden. In totaal zijn er drie factoren waarvan de eigenwaarde hoger ligt dan 1 en dus worden deze weerhouden. De eerste factor kan bestempeld worden als het belang van nutritionele eigenschappen en de gezondheid. De klemtoon in de tweede factor ligt op de sensorische eigenschappen van de voedingsproducten. De laatste factor kan gezien worden als de invloed van kennis en de familiariteit hetgeen onder meer door advertentie beïnvloed wordt. Cronbach’s alpha van de derde factor is met 0.51 zeer laag. Als het item ‘Het mij wakker houdt’ verwijderd wordt, stijgt de Cronbach’s alpha tot een waarde van 0.56, hetgeen nog altijd laag is. Bovendien dient opgemerkt te worden dat de factor dan bepaald wordt door slechts twee items. Daarom wordt beslist om over te gaan tot twee factoren. Daarnaast worden ook enkele items verwijderd die te verdeeld zijn over beide factoren of slechts een geringe meerwaarde hebben. De uiteindelijk behouden items staan in Tabel 11. Deze tweefactoranalyse voldoet nog steeds aan beide voorwaarden: Bartlett’s Test of Sphericity is lager dan 0.05 en de Kaiser-Meyer-Olkin measure bedraagt met 0.74 meer dan 0.50. De eerste factor van de uiteindelijke factoranalyse kan gedefinieerd worden als een factor over nutritionele en gezondheidsinvloeden. De items uit de tweede factor duiden op het belang van de sensorische eigenschappen bij de dagdagelijkse keuze van voedingsproducten voor kinderen. De Cronbach’s alpha van de eerste en de tweede factor bedraagt respectievelijk 0.75 en 0.62. Beide waarden zijn hoger dan de richtwaarde van 0.6, dus de factoren kunnen behouden worden. De totale variantie die door beide factoren verklaard wordt is 58.24 %, hetgeen wel net onder de richtwaarde van 60% ligt.
Factor 1
Factor 2
Item Het voldoende vitamines en mineralen bevat Het voedzaam is Het mij gezond houdt Het natuurlijke ingrediënten bevat Het er goed uitziet Het lekker ruikt Het lekker smaakt
Geroteerde Factorlading 0.78 0.76 0.76 0.71 0.82 0.82 0.58
Tabel 11: Factoranalyse FCQ
Omdat de factor nutritionele en gezondheidsinvloeden naar voor kwam als belangrijk bij de keuze van kinderen van hun voedingsproducten, zijn er in het tweede deel van het onderzoek 7 bipolaire stellingen opgenomen over gezondheidsaspecten bij zowel melk als melkdranken. Deze stellingen zijn opgesteld op basis van enerzijds de Food Choice Questionnaire om rekening te houden met enkele algemene voedingskenmerken en komen anderzijds uit het onderzoek van Berg, Jonsson et al. (2000) waarin er meer aandacht is voor de eigenschappen van het product melk. Daarnaast is er ook een algemene bipolaire stelling over de smaak aangezien de tweede factor vooral sensorische karakteristieken betreft.
Onderzoek
3.6.2.2 Attitude kinderen tegenover nutritionele en gezondheidsinvloeden melk en melkdranken
Enkele vragen zijn gehercodeerd zodat ‘hoe hoger de score is, hoe positiever de houding van de kinderen over melk en melkdranken is’ geldt. Om een duidelijk beeld te scheppen van de verdeling van de antwoorden over de verschillende vragen is er een boxplot gemaakt (zie Figuur 6). In de figuur wordt de boxplot per specifiek kenmerk van de bipolaire stellingen uitgesplitst voor melk en melkdranken. Naast de grafische weergave zijn de exacte resultaten over hoe de kinderen denken over de gezondheidsaspecten van melk en melkdranken terug te vinden in Tabel 12.
Boxplot attitudes melk en melkdranken Natuurlijke ingrediënten - Melkdranken Natuurlijke ingrediënten - Melk Voedzaam - Melkdranken Voedzaam - Melk Veel vitamines - Melkdranken Veel vitamines - Melk Goed tegen honger - Melkdranken Goed tegen honger - Melk Laag vetpercentage - Melkdranken Laag vetpercentage - Melk Veel calcium - Melkdranken Veel calcium - Melk Lekker - Melkdranken Lekker - Melk Gezond - Melkdranken Gezond - Melk 0
1
2
3
4
5
6
7
8
Figuur 6: Boxplot attitudes melk en melkdranken
Om na te gaan of er significante verschillen zijn tussen de houdingen van de kinderen over melk en melkdranken werd er een gepaarde of afhankelijke T-test uitgevoerd. Deze is gepaard aangezien elk kind zijn of haar mening gaf over zowel melk als melkdranken. Hieruit blijkt dat alle gemiddelden significant verschillend zijn op het 5% significantieniveau. Kinderen vinden in het algemeen melk een stuk gezonder dan melkdranken. De gemiddelde waarde ligt op 6.11 bij melk terwijl die bij melkdranken ongeveer 4.64 is. In deze bipolaire stelling komt de waarde 7 overeen met heel gezond. Dat melk als gezonder wordt aanzien dan melkdranken, komt ook duidelijk naar voor in de andere stellingen over de gezondheid, zoals die over calcium, vetpercentage, vitamines, voedzaam en het bevatten van natuurlijke ingrediënten.
Onderzoek
Kinderen vinden melkdranken lekkerder in vergelijking met gewone melk, hetgeen reeds bleek uit de smaakvoorkeur van de eerste test en dat wordt nogmaals bevestigd in deze test. Op een schaal van 1 tot 7, waarbij 1 helemaal niet lekker en 7 staat voor heel lekker, vinden de kinderen melkdranken met een gemiddelde van 5.74 een stuk beter in vergelijking met melk. Melk krijgt een gemiddelde waardering van 4.98 van de kinderen.
1 2 3 4 5 6 7 Missing values
Ongezond (1) Gezond (7) Melk Melkdranken 0.6 4.6 0.4 4.4 0.8 13.7 6.2 22.9 14.4 24.3 32.2 14.9 45.4 15.1 1.4 2.0
Geen goede bron van calcium (1) Goede bron van calcium (7) Melk Melkdranken 1.4 2.8 0.8 2.2 1.0 8.0 30.8 39.6 13.3 21.5 19.5 13.9 33.2 11.9 2.0 2.0
Hoog vetpercentage (1) Laag vetpercentage (7) Melk Melkdranken 5.8 5.0 2.0 7.7 5.6 17.9 28.1 28.8 18.4 21.0 20.4 11.5 19.6 8.1 1.6 2.2
Niet goed tegen de honger (1) Goed tegen de honger (7) Melk Melkdranken 9.8 7.9 9.0 9.3 14.0 10.9 25.5 22.2 17.2 21.6 13.2 16.2 11.2 11.9 1.6 2.4
1 2 3 4 5 6 7 Missing values
Weinig vitamines (1) Veel vitamines (7) Melk Melkdranken 10.1 6.7 7.9 11.6 11.9 17.8 20.0 27.6 12.8 17.2 16.4 10.5 20.9 8.5 2.6 2.8
Niet voedzaam (1) Wel voedzaam (7) Melk Melkdranken 1.4 3.0 1.3 4.3 4.2 11.7 14.3 29.1 16.5 25.3 23.6 13.4 38.7 13.2 2.2 2.6
Geen natuurlijke ingrediënten (1) Wel natuurlijke ingrediënten (7) Melk Melkdranken 10.8 7.3 5.2 8.9 6.8 11.7 15.4 26.3 10.2 15.8 14.0 12.5 37.5 17.6 1.6 2.4
Helemaal niet lekker (1) Heel lekker (7) Melk Melkdranken 11.3 3.8 3.8 3.2 7.3 4.5 11.7 7.2 16.7 16.4 19.2 18.6 30.1 46.3 5.5 7.5
Onderzoek
Tabel 12: Attitudes tegenover melk en melkdranken (in % respondenten, n = 507)
Er zijn geen grote verschillen bij de vraag of melk / melkdranken goed is / zijn tegen de honger. In het algemeen komt naar voor dat beide wel zorgen voor een verzadigd gevoel bij de meeste kinderen, maar bij het ene kind is dit meer dan bij het andere. Getuige daarvan is de verscheidenheid aan scores tussen 1 en 4 voor deze vraag. Melkdranken scoren met een gemiddelde van 4.37 net iets beter dan melk dat gemiddeld 4.17 haalt op deze vraag. Op basis van de socio-demografische gegevens is het mogelijk om te onderzoeken of er significante verschillen zijn op basis van het geslacht, de woonplaats en de leeftijd voor de attitudes tegenover melk en melkdranken. Met de onafhankelijke T-test wordt als eerste bekeken of er significante verschillen zijn voor het geslacht. Er wordt verondersteld dat, gezien de omvang van de steekproef, het een normale verdeling betreft. Bij melk blijken er significante verschillen te zijn qua lekker, calcium en het vetpercentage tussen jongens en meisjes. Jongens geven gemiddeld aan dat ze met 5.23 melk een beetje lekker vinden, terwijl voor meisjes het gemiddelde met 4.70 richting neutraal gaat qua smaak. De gezondheidsaspecten van calcium en vetpercentage worden significant als minder goed ervaren door de meisjes met een gemiddelde van 5.24 voor calcium (5.68 bij jongens) en 4.77 voor vetpercentage (5.07 bij jongens) waarbij 7 staat voor respectievelijk een hoog calciumgehalte / laag vetpercentage. Bij melkdranken is er enkel een significant verschil tussen beide geslachten bij de algemene vraag over het gezondheidsaspect. Meisjes geven met een waarde van 4.49 meer een neutrale houding aan, tegenover jongens die gemiddeld 4.80 antwoorden op deze vraag en melkdranken dus als iets gezonder percipiëren. Om te onderzoeken of er verschillen zijn tussen de gemiddelde waarden op basis van de woonplaats, wordt er opnieuw gebruik gemaakt van de onafhankelijke T-test. Ook hier wordt gesteld dat er een normale verdeling is vanwege de grootte van de steekproef. Enkel voor de vraag of melkdranken een goede bron van calcium is, blijkt er een significant verschil te zijn tussen de woonplaats van kinderen. De kinderen die op het platteland wonen menen dat melkdranken een betere bron van calcium zijn in vergelijking met kinderen die in de stad wonen. De gemiddelde waarde voor plattelandskinderen is met 4.74 iets hoger, in vergelijking met de 4.46 voor kinderen uit de stad. De attitudes tegenover melk en melkdranken worden voor de verschillende leeftijdscategorieën vergeleken met behulp van een One-way ANOVA. Om deze vergelijking van attitudes te maken, is er gewerkt met een gereduceerde dataset met enkel de leeftijden 9, 10, 11 en 12 jaar aangezien er voor de overige leeftijden te weinig data beschikbaar zijn. Uit de ANOVA test komen er geen significante verschillen (op het 5% significantieniveau) naar voor op basis van de leeftijden voor de verschillende attitudes tegenover melk en melkdranken.
Onderzoek
Uit de factoranalyse van de Food Choice Questionnaire blijkt dat kinderen het grootste belang hechten aan het gezondheidsaspect als ze hun dagdagelijkse voedingskeuze maken. Daarnaast zijn ook de sensorische karakteristieken van belang. Kinderen percipiëren melkdranken overduidelijk als minder gezond dan melk, maar toch is de consumptie van melkdranken hoger. Dit is dus in tegenspraak gezien de resultaten uit de Food Choice Questionnaire, en mogelijks speelt de smaak een grotere rol aangezien kinderen melkdranken lekkerder dan melk vinden.
3.6.3 Hypothese 2: Hoe hoger het aantal merken van melkdranken dat kinderen kennen, hoe hoger de consumptie van melkdranken 3.6.3.1 Herkennen van merken Per logo van een merk werden drie vragen gesteld in het eerste deel van het onderzoek. Als eerste werd gevraagd met welke melksoort het merk overeenkomt, waarbij er slechts 1 melksoort aangeduid mocht worden. Vervolgens werd geïnformeerd met welke smaak de kinderen dit logo associëren. Tenslotte werd gepeild of het kind in staat is om het logo te herkennen op een afbeelding van een brikje van dat merk. Om de moeilijkheid te verhogen, werd de afbeelding van een brikje toegevoegd waarvan het merk niet aanwezig was en waren er van het merk Inex twee correcte afbeeldingen (één gewone en één van kabouter Plop). De afbeeldingen waren allemaal, op Milsa na, van de website van de producent afkomstig. 3.6.3.1.1 Soort melk De hoge cijfers van kinderen die Fristi en Cécémel verkeerdelijk associëren met sojamelk (respectievelijk 29.2 en 23.7%) vallen onmiddellijk op in Tabel 13. Het merendeel van de kinderen slaagt erin om Alpro Soya en Rice Dream correct te herkennen als respectievelijk soja – en rijstmelk. Wellicht speelt hierbij mee dat in de merknaam ook de melksoort verwerkt is. Milsa wordt bij de meeste kinderen geassocieerd met gewone melk en bij Inex zijn de kinderen eerder verdeeld over met welke melksoort dit merk overeenkomt. Fristi en Cécémel zijn de enige merken die enkel voorkomen als melkdranken. Een mogelijke verklaring voor het feit dat veel kinderen deze verkeerdelijk niet met gewone melk in verband brengen, kan zijn dat een deel van de kinderen gewone melk vooral aan natuurlijke melksmaak koppelen.
Merk Fristi Alpro Soya Rice Dream Milsa Cécémel Inex
Categorie Gewone melk Sojamelk Rijstmelk Gewone melk Sojamelk Rijstmelk Gewone melk Sojamelk Rijstmelk Gewone melk Sojamelk Rijstmelk Gewone melk Sojamelk Rijstmelk Gewone melk Sojamelk Rijstmelk
% van respondenten
% missing values 62.8 29.2 8.0 9.6 87.0 3.4 18,5 13,2 68.2 91.3 6.7 2.0 72.6 23.7 3.6 59.4 24.6 15.9
3.1 2.7 4.3 3.3 3.1 5.8
Onderzoek
Tabel 13: Associatie soort melk per merk (in % van respondenten, n = 513)
3.6.3.1.2 Smaak De associatie van een merk met een smaak is vooral van belang bij de merken Fristi en Cécémel aangezien beide merken slechts melkdranken met enkel 1 soort smaak op de markt hebben. Daarbij valt op dat een groot deel van de kinderen er wel in slagen om beide merken enkel met de correcte smaak te associëren. Het relatief groot aantal ‘Andere’ bij het merk Fristi wordt verklaard door het feit dat een aantal kinderen daar ook nog specifiek een fruitsmaak opgeven. Deze ‘Andere’ is vooral aardbeismaak bij Fristi. De kinderen hadden de mogelijkheid bij deze vraag om verschillende antwoorden te geven aangezien verschillende merken een breed gamma van melkdranken beschikbaar hebben. Alpro Soya wordt vooral gezien als een merk dat melk met natuurlijke melksmaak en melkdranken met vanillesmaak verkoopt. De ‘Andere’ bestaat grotendeels uit sojasmaak. Rice Dream wordt net als Alpro Soya vooral met natuurlijke melksmaak en vanillesmaak geassocieerd. Veel kinderen noteren rijstsmaak als ‘Andere’ smaak bij Rice Dream. Het overgrote deel van de kinderen associeert Milsa met natuurlijke melksmaak. Inex wordt ook vooral met natuurlijke melksmaak geassocieerd. Maar daarnaast denkt bijna 1 op de 4 kinderen ook aan een melkdrank met vanillesmaak bij het zien van het logo van Inex.
Alpro Soya
Rice Dream
Milsa
Cécémel
Inex
Categorie Natuurlijke melksmaak Chocolade Fruit Vanille Andere Andere, aardbei Natuurlijke melksmaak Chocolade Fruit Vanille Andere Andere, soja Natuurlijke melksmaak Chocolade Fruit Vanille Andere Andere, rijst Natuurlijke melksmaak Chocolade Fruit Vanille Andere Natuurlijke melksmaak Chocolade Fruit Vanille Andere Natuurlijke melksmaak Chocolade Fruit Vanille Andere
% van de respondenten 6.9 4.5 83.2 5.9 9.9 8.1 47.9 26.6 16.2 47.1 9.9 3.2 37.9 12.1 9.7 42.3 15.6 11.1 79.2 16.9 12.9 11.3 3.2 4.7 95.8 2.2 3.0 0.6 57.0 19.6 15.7 24.4 3.1
% missing values 1.2
3.9
3.7
3.3
1.4
5.7 Onderzoek
Merk Fristi
Tabel 14: Associatie smaak per merk (in % van respondenten, n = 513)
3.6.3.1.3 Verpakking Het aantal kinderen dat correct de verpakking van Cécémel kan herkennen is opvallend groot in vergelijking met de andere merken (Figuur 7). De verpakking van het merk Fristi wordt door bijna de helft van de kinderen correct herkend. De andere verpakkingen worden door grofweg 10 à 20% van de kinderen correct herkend. Slechts 1.5% van de kinderen duidde bij Inex correct zowel de gewone als de verpakking met kabouter Plop aan. Een mogelijke verklaring voor de relatief hoge percentages van herkenning van Fristi en Cécémel kan zijn dat beide merken zich toegespitst hebben op een specifieke smaak en dus ook een specifieke productcategorie binnen de melkdranken. Bovendien zijn beide producten marktleider in België in hun specifieke productcategorieën (FrieslandCampina 2012).
Herkennen verpakking van een merk 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Fristi
Alpro Soya
Rice Dream
Milsa
Cécémel
Inex
Inex Plop
Figuur 7: Herkennen verpakking van een merk (in % van respondenten, n = 513)
3.6.3.2 Verband tussen kennis merken en inname melkdranken Er is gebruik gemaakt van de gegevens uit het herkennen van de verpakking van een merk om te onderzoeken of er eventueel een verband is met hoeveel melkdranken de kinderen drinken. Het totaal aantal juiste afbeeldingen van de kinderen werd opgeteld zodat er een nieuwe variabele, genaamd ‘kennis’, wordt gecreëerd in SPSS. Elk kind krijgt bijgevolg een score die varieert van nul tot maximaal zeven.
Onderzoek
Met behulp van het statistisch dataverwerkingsprogramma SPSS kan er statistisch getest worden in hoeverre er een verband is tussen de variabele kennis en de inname van melkdranken. Doordat de inname van melkdranken een ordinale variabele is, wordt er gewerkt met de Spearman Rank Order Correlation. In de statistische test wordt een p-waarde van 0.193 bekomen. Het besluit luidt dat er geen significant verband kan gevonden worden tussen de kennis van de merken en de inname van melkdranken.
3.6.4 Hypothese 3: De verschillende merken hebben allen een verschillend emotioneel profiel Om een eerste beeld te schetsen in welke mate kinderen een emotie ervaren bij het zien van het logo worden in Figuur 8 grafisch de emoties per merk gegeven. 50% 45% 40% 35% 30%
Fristi
25%
Alpro Soya
20%
Rice Dream
15%
Milsa
10%
Cécémel
5%
Inex
0%
Figuur 8: Emoties per merk (in % van respondenten, n = 513)
Doordat we te maken hebben met nominale data dienen niet-parametrische testen gebruikt te worden voor het vergelijken van de emoties. Als eerste wordt er globaal onderzocht in welke mate er significante verschillen zijn tussen de gemeten emoties bij de verschillende merken. We hebben telkens te maken met dezelfde groep respondenten, dus kunnen we gebruik maken van een test met afhankelijke metingen. Daarom wordt ervoor gekozen om de Cochran’s Q test toe te passen per emotie. Uit deze testen blijkt dat er enkel bij de emotie ‘kalm’ geen significant verschil is tussen de verschillende merken op het 5% significantieniveau. Dit strookt met de grafische plot aangezien deze emotie op de plot bij alle merken nauw bij elkaar ligt. Het is mogelijk om op basis van de waarden per emotie een emotioneel profiel op te stellen per merk. Doordat er in de bevraging enkel gevraagd werd of een emotie al dan niet aanwezig is, kan het emotioneel profiel eenvoudig bepaald worden. Voor het maken van het emotioneel profiel wordt de volgende formule gebruikt: ∑ (1)
Onderzoek
Waarbij Ei de waarde van de ide emotie voorstelt en de sommatie betrekking heeft over alle emoties heen. De emotionele profielen van de verschillende merken worden visueel weergegeven in Figuur 9.
Walging
100%
Vriendelijk Verlangen Verbaasd Teleurstelling
80%
Slecht Saai Plezier Ontevredenheid
60%
Lelijk Kinderachtig Kalm 40%
Gezellig Gelukkig Energiek
Droevig
20%
Boos Blij Amusant
0%
Actief Fristi
Alpro Soya Rice Dream
Milsa
Cécémel
Inex
Figuur 9: Emotioneel profiel per merk (in % emotie per merk, n = 513)
Dat er een verschil is tussen de emoties bij het logo van een merk, is ook te merken bij het emotioneel profiel. Op basis van het emotioneel profiel kunnen de merken in twee groepen verdeeld worden. De eerste groep bestaat uit Fristi, Milsa en Cécémel, daarnaast is er een tweede groep die gevormd wordt door Alpro Soya, Rice Dream en Inex.
Een tweedimensionale oplossing verklaart 96% van de totale variantie en leidt dus tot het besluit dat de datamatrix goed wordt weergegeven in een tweedimensionale plot. Deze tweedimensionale plot is weergegeven in Figuur 10.
Onderzoek
Het clusteren van de emoties is, doordat er gebruik is gemaakt van nominale data, niet eenvoudig. Een eenvoudige manier om toch te kunnen overgaan tot het clusteren van gegevens en het onderzoeken van correlatie is het gebruik van een biplot (Gabriel 1971). We maken gebruik van het GH biplot waarbij de rijen de verschillende emoties zijn en de kolommen de merken. Dit is dezelfde methode zoals toegepast door Thomson, Crocker et al. (2010) voor het linken van karakteristieken van chocolade met merken.
Het belang van de emoties en de merken in een dimensie van de biplot kan bepaald worden door te kijken naar de bijdrage van het gewicht tot de verklaring van de as. Hiervoor dient men de contribution of point to inertia of dimension te vergelijken met het natuurlijk gewicht. Het natuurlijk gewicht van een emotie is 0.05 (1/20) en van een merk 0.17 (1/6). Voor de emoties komen we zo uit dat blij (0.07), droevig (0.07), lelijk (0.09), saai (0.15), verlangen (0.05) en walging (0.08) van belang zijn in de eerste dimensie. De tweede dimensie wordt voornamelijk bepaald door de emoties gezellig (0.12), kinderachtig (0.56) en verlangen (0.13). Bij de merken wordt vastgesteld dat Fristi (0.17), Rice Dream (0.30) en Cécémel (0.30) belangrijk zijn in de eerste dimensie. Fristi (0.50) en Cécémel (0.22) verdienen de meeste aandacht in de tweede dimensie
. Figuur 10: Biplot emoties en merk
Onderzoek
Op basis van de belangrijkste punten kunnen we de kwadranten specifieker indelen en benoemen. Het eerste kwadrant word bepaald door de emoties walging en droevig. In dit kwadrant vinden we het merk Inex terug, maar dit merk speelt geen voorname rol in de bepaling van de dimensies. In het tweede kwadrant vinden we Fristi terug en ligt de klemtoon op kinderachtig en blij. Het derde kwadrant kan bestempeld worden als gezellig en verlangen waarbij vooral het merk Cécémel en in mindere mate Milsa van belang zijn. Bij het vierde en laatste kwadrant ligt de focus op de emoties lelijk en saai. In dit laatste kwadrant liggen de merken Rice Dream en Alpro Soya. Hier dient tevens opgemerkt worden dat deze twee merken slechts een beperkte rol spelen in de bepaling van de twee dimensies.
Naast het maken van een biplot kunnen we de emoties ook indelen via positieve, negatieve en neutrale emoties. De emoties uit de bevraging zijn immers specifiek gekozen om een evenwicht te krijgen tussen het aantal positieve en negatieve emoties omdat dit volgens de literatuur van belang is. Aldus kunnen actief, amusant, blij, energiek, gelukkig, gezellig, plezier, verlangen en vriendelijk ingedeeld worden bij de positieve emoties. De categorie negatieve emoties bestaat uit boos, droevig, kinderachtig, lelijk, ontevredenheid, saai, slecht, teleurstelling en walging. De emoties kalm en verbaasd behoren tot de groep van neutrale emoties. Op basis van deze indeling kunnen we de totale waarde per categorie emotie per merk berekenen voor ieder kind. Deze totale waarden kunnen gebruikt worden om te vergelijken via ANOVA. Vooraleer ANOVA toe te passen dient nagegaan te worden in hoeverre er homogeniteit van de variantie is. We vinden dat de pwaarde voor zowel de positieve, negatieve als neutrale categorie emoties kleiner is dan 0.05 waardoor er geen sprake is van gelijke variantie. Daarom dient in ANOVA de Tunnet T3-methode gebruikt te worden om de gemiddelden post-hoc te vergelijken. De p-waarde voor de ANOVA test is bij elke categorie kleiner dan 0.05 waardoor er besloten kan worden dat de gemiddelden in elke categorie van emoties verschillend zijn per merk. Voor het aantal positieve emoties is het gemiddelde van Cécémel significant groter dan voor Alpro Soya, Rice Dream, Milsa en Inex. Fristi heeft een significant groter aantal positieve emoties dan Alpro Soya, Rice Dream en Inex. Het gemiddelde van de positieve emoties is bij Milsa significant groter dan met Alpro Soya, Rice Dream en Inex maar significant lager als het wordt vergeleken met Cécémel. Zowel Alpro Soya, Rice Dream als Inex hebben een significant lager gemiddeld aantal positieve emoties in vergelijking met Fristi, Milsa en Cécémel. Bij het aantal negatieve emoties is er de vaststelling dat het omgekeerde van de positieve emoties geldt. Het gemiddeld aantal negatieve emoties is significant lager voor Cécémel dan Alpro Soya, Rice Dream, Milsa en Inex. Voor Fristi komt naar voor dat het gemiddelde aantal significant lager is dan Alpro Soya, Rice Dream en Inex bij de negatieve emoties. Met het merk Milsa is het aantal negatieve emoties die ermee geassocieerd worden significant minder dan bij Alpro Soya, Rice Dream en Inex. Er zijn daarentegen gemiddeld wel meer negatieve emoties bij Milsa in vergelijking met Cécémel op het 5% significantieniveau. De merken Alpro Soya, Inex en Rice Dream wekken een significant groter aantal negatieve emoties dan Fristi, Cécémel en Milsa op. Bij de neutrale emoties dient allereerst opgemerkt te worden dat er slechts twee emoties opgenomen werden in de bevraging. Dit leidt ertoe dat er voorzichtig dient omgesprongen te worden met conclusies aangaande het gemiddeld aantal neutrale emoties. We merken dat er bij Fristi, Rice Dream en Milsa geen significante verschillen worden gevonden voor de neutrale emoties met andere merken. Cécémel roept gemiddeld een hoger aantal neutrale emoties op dan met Alpro Soya en Inex.
Onderzoek
Op basis van al deze gegevens kan gesteld worden dat de onderzochte merken globaal gezien verdeeld kunnen worden in drie categorieën op basis van de emoties die ze oproepen. De eerste categorie wordt gevormd door Cécémel en Fristi. Daarnaast is er een categorie bestaande uit Alpro Soya, Inex en Rice Dream. Milsa zit tussen beide categorieën in, maar leunt dichter aan bij de categorie van Cécémel en Fristi qua emoties.
3.6.5 Hypothese 4: De verschillende producten hebben een verschillend sensorisch profiel In het eerste onderzoek zijn er in totaal vijf melkdranken die blind getest worden door de kinderen met een check-all-that-apply beoordeling. De sensorische testen werden uitgevoerd met de chocolade – en fruitsmaak op basis van gewone melk en sojamelk. Van rijstmelk werd enkel de chocolademelk beoordeeld door de kinderen omdat er geen variant met fruitsmaak beschikbaar was in de grote distributiewinkels in Vlaanderen.
Uitzicht Donker uitzicht Glanzend Helderheid Kleur Natuurlijk Geur Bitter Chocolade Fruit Melk Vanille Zoet Zout Zuur Textuur Korrelig Romig Vloeibaar Smaak Bitter Chocolade Fruit Karton Karamel Melk Metaal Nasmaak Vanille Verhit Vettig Zoet Zout Zuur
Alle 5 producten
Chocolade 237, 313, 412
Fruit 527,841
Ja Ja Ja Ja Ja
Nee Nee Ja Nee Nee
Ja Ja Ja Nee Nee
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Nee Ja
Nee Nee Nee Ja Ja Nee Ja Nee
Ja Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Ja Ja Ja
Nee Ja Ja
Ja Nee Nee
Ja Ja Ja Ja Nee Nee Nee Nee Ja Nee Ja Ja Nee Ja
Ja Ja Nee Ja Nee Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Nee Nee
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Tabel 15: Significant verschil tussen sensorische karakteristieken voor vijf melkdranken
Onderzoek
Allereerst is het interessant om na te gaan in hoeverre er verschillen zijn op het vlak van de sensorische attributen bij alle vijf producten samen en per smaak. Alle melkdranken werden telkens door alle kinderen geproefd, dus kunnen we gebruik maken van de Cochran’s Q test voor de vergelijking van alle vijf stalen en de drie chocoladesmaken. Voor de fruitsmaak wordt gebruik gemaakt van de McNemar test aangezien er maar van twee producenten data vergeleken moeten worden. Een globaal overzicht van de significante verschillen is terug te vinden in Tabel 15.
Op het eerste zicht valt vooral op dat er tussen beide fruitsmaken verschillen gemeten worden op het 5% significantieniveau voor alle veertien attributen die betrekking hebben tot de smaak. Doordat de kinderen ook de mogelijkheid hadden om optioneel een extra kenmerk op te schrijven is het eerder onwaarschijnlijk dat er nog attributen met significante verschillen niet opgenomen zijn. Toch kan er gesteld worden dat alle verschillende producten een verschillend sensorisch profiel hebben. Met de McNemar Test is het mogelijk om paarsgewijs de producten te vergelijken om te onderzoeken tussen welke merken de verschillen zich precies situeren voor de verschillende sensorische eigenschappen. De stalen worden telkens vergeleken volgens de basissmaak (chocolade of fruit) aangezien het vooral interessant is om te weten in hoeverre er verschillen zijn tussen de verschillende melksoorten voor een melkdrank met chocolade of fruitsmaak. 3.6.5.1 Uitzicht Alpro Soya bosvruchten wordt significant donkerder beoordeeld in vergelijking met het staal van Fristi. Ongeveer 27% van de kinderen vindt dat Alpro Soya bosvruchten er donker uitziet, terwijl dit bij Fristi slechts 7% is. Het uitzicht van Fristi werd door 55% van de kinderen bestempeld als glanzend. Voor staal Alpro Soya bosvruchten hebben 43% van de kinderen de mening dat de melkdrank een glanzend uitzicht heeft. Helderheid wordt door 33% van de kinderen aangevinkt voor Fristi, wat significant meer is dan Alpro Soya bosvruchten. Voor laatstgenoemde zijn 25% van de kinderen van mening dat het helder is. De helderheid is ook significant verschillend tussen de verschillende melkdranken met chocoladesmaak. Cécémel (11%) wordt vaker als helderder bestempeld in vergelijking met Rice Dream (6%) en Alpro Soya (6%). Tussen deze laatste melkdranken is er geen significant verschil betreffende de helderheid. 3.6.5.2 Geur Hoewel er weinig kinderen bitter aanstipten, is er een significant verschil tussen beide melkdranken met een fruitsmaak. Met 10% wordt de geur van Alpro Soya bosvruchten als bitterder gepercipieerd, zeker in vergelijking met de 4% kinderen die bitter voor Fristi hebben aangevinkt. Opmerkelijk is het feit dat er een significant verschil is tussen de waarneming van een chocoladegeur tussen beide melkdranken met een fruitsmaak. Ongeveer 3% van de kinderen is van mening dat de geur van staal Alpro Soya bosvruchten ook naar chocolade ruikt, terwijl dit bij staal Fristi slechts 1% is. Een mogelijke verklaring is het feit dat enkele kinderen bij de schriftelijke commentaar de geur van staal Alpro Soya bosvruchten als snoep omschrijven. Mogelijks zijn er enkele kinderen die de geur van snoep linken aan chocolade.
De geur vanille wordt in totaal door 11% van de kinderen bij staal Alpro Soya chocolade aangevinkt. Dit is significant hoger in vergelijking met de beoordeling van de stalen van Cécémel en Rice Dream waar respectievelijk 9 en 7% van de kinderen een vanillegeur waarnemen. Er zijn geen andere significante verschillen bij de vanillegeur tussen laatstgenoemde stalen.
Onderzoek
Er is een verschil tussen de beoordelingen van de melkgeur bij de drie melkdranken met chocoladesmaak. De geur van melk voor het staal van Rice Dream is met 25% significant minder sterk aanwezig in vergelijking met Alpro Soya (30%) en Cécémel (32%). Tussen Alpro Soya en Cécémel is er geen significant verschil tussen de waarnemingen van een geur van melk op het 5% significantieniveau.
Tussen de drie stalen van chocolademelk is er een verschil in de waarneming van een zoute geur, ook al zijn deze eerder klein van aard. Ongeveer 2% van de kinderen ruikt een zoute geur bij de chocolademelk van Rice Dream, bij Alpro Soya Choco en Cécémel is dat met respectievelijk 4% en 5% iets meer. Tussen Alpro Soya Choco en Cécémel is er geen significant verschil met betrekking tot de waarneming van een zoute geur. 3.6.5.3 Textuur De korreligheid verschilt voor de twee stalen van de fruitsmaken. Ongeveer 2% van de kinderen vindt de textuur van Fristi korrelig, terwijl dit bij het staal van Alpro Soya bosvruchten 5% is. Een groot aantal kinderen vindt dat de chocolademelk romig is. Dit is vooral voor Cécémel en Alpro Soya choco het geval waar respectievelijk 51 en 47% van de kinderen romig aankruisen bij de textuur. Bij staal Rice Dream vindt 38% van de kinderen dat de chocolademelk romig is, wat significant lager is dan Cécémel en Alpro Soya. Tussen laatstgenoemde stalen is er geen verschil op het vlak van romige textuur op het 5% significantieniveau. Naast de romige textuur is er volgens de kinderen ook een verschil qua vloeibaarheid tussen de verschillende melkdranken met chocoladesmaak. De chocolademelk van Rice Dream heeft een vloeibare textuur volgens 68% van de kinderen. Dit is significant hoger in vergelijking met de cijfers van Cécémel (59%) en Alpro Soya (60%).Tussen Cécémel en Alpro Soya Choco is er volgens de kinderen geen significant verschil voor de vloeibaarheid. 3.6.5.4 Smaak Weinig kinderen vinden dat er een bittere smaak is bij de verschillende soorten chocolademelk. Toch is er een significant lager percentage kinderen dat Rice Dream (8%) bitter vinden dan de Cécémel (12%) en Alpro Soya Choco (13%). De chocoladesmaak wordt in totaal door 90% aangeduid voor Cécémel. Dit is significant hoger in vergelijking met de melkdranken met chocoladesmaak van Alpro Soya (87%) en Rice Dream (84%). Tussen Alpro Soya en Rice Dream is er geen verschil voor de chocoladesmaak op het 5% significantieniveau. Het kenmerk van een kartonsmaak is ook significant verschillend tussen de verschillende soorten chocolademelk. Wellicht wordt deze smaak gebruikt door enkele kinderen om hun afkeer voor de desbetreffende dranken meer kracht bij te zetten. Het aantal kinderen dat een kartonsmaak in Cécémel proeft is met 3% een stuk lager in vergelijking met de twee andere stalen. Voor Alpro Soya wordt door 7% van de kinderen een kartonsmaak aangegeven terwijl dit voor staal Rice Dream bij 6% van de kinderen het geval is. De perceptie van een melksmaak is eveneens verschillend tussen de verschillende melkdranken met een chocoladesmaak. Cécémel is koploper met 37% van de kinderen die aangeven dat ze een melksmaak proeven in dit staal. Dit is significant hoger dan de stalen van Alpro Soya en Rice Dream waar respectievelijk 33% en 31% van de kinderen aangeven dat ze een melksmaak proeven.
Het aantal kinderen die de chocolademelk van Alpro Soya als vettig bestempelt, is met 15% significant hoger in vergelijking met de andere twee melkdranken met chocoladesmaak. Voor beide wordt immers door 10% van de kinderen aangegeven dat ze de chocolademelk vettig vinden.
Onderzoek
Er zit een klein significant verschil qua vanillesmaak tussen Rice Dream en Cécémel. Ongeveer 13% van de kinderen stipt aan dat er een vanillesmaak is bij Rice Dream, terwijl dit bij Cécémel maar 8% is.
Tenslotte is er een significant verschil in de zoetheid tussen de verschillende stalen. In totaal vindt 30% van de kinderen dat Cécémel zoet smaakt, wat significant hoger is dan de stalen Rice Dream (20%) en Alpro Soya (26%). Tussen Alpro Soya en Rice Dream is er geen significant verschil op het vlak van de zoete smaak. 3.6.5.5 Biplot Net als bij het emotioneel profiel kan er een biplot gemaakt worden om grafisch zowel de sensorische attributen als de verschillende merken weer te geven. Het biplot is terug te vinden in Figuur 11. De tweedimensionele weergave verklaart in totaal 99% van de totale variantie waardoor er gesteld kan worden dat het biplot een goede weergave is.
Figuur 11: Biplot sensorische attributen en merk
Onderzoek
Net als bij de emoties kan het belang van de sensorische attributen en het merk bepaald worden door het vergelijken van contribution of point to inertia of dimension met het natuurlijk gewicht. Het natuurlijk gewicht bedraagt voor een sensorische eigenschap 0.03 (1/30) en van een merk 0.20 (1/5). Daardoor komt naar voor dat in de eerste dimensie de sensorische eigenschappen donker uitzicht (0.11), chocoladegeur (0.20), fruitgeur (0.21), chocoladesmaak (0.17) en fruitsmaak (0.21) belangrijk zijn. In de tweede dimensie dient vooral aandacht besteed te worden aan donker uitzicht (0.10), glanzend (0.09), helderheid (0.10), bittere geur (0.17), korrelig (0.05), romig (0.05), vloeibaar (0.11). Voor de merken is het belang van Fristi (0.32) en Alpro Soya bosvruchten (0.26) hoog in de eerste dimensie. Beide merken bepalen ook de tweede dimensie met een waarde van 0.35 voor Fristi en 0.37 voor Alpro Soya bosvruchten.
3.6.6 Hypothese 5: Een gekend merk zorgt voor een betere algemene mening bij de sensorische testen 3.6.6.1 Algemeen In de tweede test werd aan de kinderen gevraagd om in 3 stappen hun mening te geven over drie producten. Allereerst werd een product blind getest, hetgeen op een apart formulier gebeurde. Pas nadat hun blad was opgehaald kreeg het kind de rest van de vragen van de tweede bevraging, zodat geen enkel kind al op de hoogte was van de merken. In totaal werd er gebruik gemaakt van chocolademelk van de 3 verschillende melksoorten, met name gewone melk, sojamelk en rijstmelk. De gemiddelde waarden van de producten voor de drie geëvalueerde omstandigheden zijn terug te vinden in Tabel 16. Staal Gewone melk Sojamelk Rijstmelk
Evaluatie Blind
Verwacht 5.36 3.94 3.52
Geïnformeerd Gewone melk Sojamelk Rijstmelk 6.05 6.12 4.91 5.03 3.92 5.32 3.92 3.62 3.80 4.89 3.38 3.22
Tabel 16: Gemiddelde score voor de drie stalen voor de drie geëvalueerde condities: blind, verwacht en geïnformeerd (op een 7-punten hedonische schaal)
3.6.6.2 Consumenten blind testen Om na te gaan of er significante verschillen zijn tussen de gemiddelde waarden voor het blind testen kan er gebruik gemaakt worden van een ANOVA. Uit de resultaten van de ANOVA blijkt dat er significante verschillen zijn, waarna de Bonferroni post-hoc wordt toegepast om na te gaan waar deze exact liggen. Uit deze post-hoc paarsgewijze vergelijking komt naar voor dat de drie gemiddelden ten opzichte van elkaar significant verschillen op het 5% significantieniveau. Daarom kan geconcludeerd worden dat vooral chocolademelk op basis van gewone melk (gemiddelde 5.37) de voorkeur van de kinderen wegdraagt. Op enige afstand volgt sojamelk (3.95), dat gemiddeld bijna neutraal scoort. De rijstmelk krijgt de laagste gemiddelde score (3.51) van de kinderen bij de blinde test. 3.6.6.3 Consumentenverwachting testen De verwachte mening van de kinderen werd eveneens in de tweede test gevraagd. De kinderen kregen de verpakking van een brik te zien van de drie verschillende melksoorten en mochten nadien aanduiden hoe ze verwachten dat hun algemene mening zal zijn op een 7-punten hedonische schaal per product (Tabel 16).
De kinderen werden nadien gevraagd of ze het product ooit al gedronken hebben en, bij een positief antwoord, hoe lang dit geleden is. De chocolademelk op basis van gewone melk werd al door 90.7% van de kinderen ooit gedronken, terwijl deze op basis van sojamelk en rijstmelk respectievelijk door 53.1 en 14.5% van de kinderen al eens genuttigd werd. Hoelang het precies geleden is dat de kinderen de producten geconsumeerd hebben, is terug te vinden in het gedetailleerde overzicht in Tabel 17.
Onderzoek
Allereerst wordt er gebruik gemaakt van een ANOVA met herhaalde waarden (net zoals bij het blind testen) om te kijken of er significante verschillen zijn. Uit de ANOVA blijkt dat er inderdaad sprake is van een significant verschil. Daarom wordt de Bonferroni-techniek toegepast om paarsgewijs te onderzoeken waar de verschillen zich situeren. Tussen gewone melk (gemiddelde 6.04) en zowel sojamelk (gemiddelde 3.92) als rijstmelk (gemiddelde 3.80) is het verschil significant op het 5% significantieniveau, maar de paarsgewijze vergelijking toont geen significant verschil aan tussen de verwachte score voor rijstmelk en sojamelk.
Gewone melk Meer dan een jaar Tussen 6 maanden en 1 jaar Tussen 1 maand en 6 maanden Tussen 1 week en 1 maand Minder dan 1 week % Missing values
Sojamelk 16.0 11.3 18.9 23.6 30.2 2.4
Rijstmelk 40.1 13.7 20.6 12.6 13.0 1.2
28.2 22.5 15.5 21.1 12.7 1.4
Tabel 17: Tijdstip inname producten (in % van respondenten die producten innamen, n = 444 voor gewone melk, n = 262 voor sojamelk en n = 71 voor rijstmelk)
Met behulp van een onafhankelijke T-test kan onderzocht worden of er significante verschillen zijn bij de verwachte mening wanneer een kind aangeeft of hij het product al gedronken heeft. Uit de toepassing van deze statistische testen blijkt dat er bij elke soort melk een significant verschil is in de verwachte mening als een kind al het product gedronken heeft. Bij de gewone melk is het gemiddelde 3.85 als een kind het product nog niet heeft gedronken, terwijl het met 6.28 een stuk hoger ligt bij de kinderen die het ooit al gedronken hebben. Ook bij de andere melksoorten blijkt uit de onafhankelijke T-test dat wanneer de kinderen het product ooit al gedronken hebben, ze een hogere score geven. Voor het product van sojamelk klimt de score van gemiddeld 3.36 naar 4.41 wanneer het kind het product ooit al gedronken heeft. Bij de laatste melksoort, op basis van rijstmelk, is het gemiddelde 3.69 voor kinderen die het nog niet gedronken hebben. Kinderen die wel al eens de rijstmelk gedronken hebben, geven een gemiddelde verwachte score van 4.43 op een hedonische 7-puntenschaal. 3.6.6.4 Consumenten geïnformeerd testen De resultaten van het geïnformeerd testen zijn terug te vinden in Tabel 16. Hetgeen onmiddellijk opvalt bij de vergelijking van de melksoorten, is dat de scores van elk staal chocolademelk op basis van gewone melk het hoogst liggen, wanneer de verschillende productnamen genoemd worden. Om statistisch te onderzoeken of er significante verschillen zijn, wordt er gebruik gemaakt van ANOVA. Bij het staal met gewone melk in, zijn de geïnformeerde waarden verschillend volgens ANOVA. De post-hoc test brengt naar voor dat er enkel een significant verschil is tussen enerzijds gewone melk en anderzijds sojamelk en rijstmelk als informatie. Indien laatstgenoemden als merk worden gegeven bij het staal van gewone melk, dan is er geen significant verschil voor de score op de 7-punten hedonische schaal. Voor de stalen op basis van sojamelk en rijstmelk liggen de resultaten in dezelfde lijn als deze voor gewone melk. Eenzelfde conclusie komt naar voor bij het staal van chocolademelk op basis van gewone melk; enkel tussen gewone melk en zowel sojamelk als rijstmelk is er een significant verschil. Er zijn immers geen significante verschillen tussen de gemiddelde waarden van sojamelk en rijstmelk.
Als eerste wordt gekeken in hoeverre de verschillende stalen een invloed hebben als we als informatie een merk van chocolademelk op basis van gewone melk geven. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van ANOVA. Deze test geeft aan dat er significante verschillen zijn tussen de verschillende soorten stalen. Doordat er geen gelijkheid van varianties is, wordt Dunnet T3 gebruikt als post-hoc test. Enkel tussen enerzijds het staal van gewone melk en anderzijds sojamelk en rijstmelk zijn er significante verschillen. Als men bij een staal van chocolademelk op basis van gewone melk ook het merk op basis van gewone melk aangeeft, dan ligt de score met 6.12 significant hoger in vergelijking met het staal van sojamelk (5.32) en rijstmelk (4.89). De gemiddelde score op de hedonische 7-puntenschaal is niet significant verschillend voor sojamelk en rijstmelk
Onderzoek
Naast het kijken op basis van de stalen, kan ook ANOVA toegepast worden om te kijken of er significante verschillen zijn wanneer telkens dezelfde informatie wordt gegeven maar er verschillende stalen geproefd worden.
als men als merk aan de kinderen vertelt dat het om chocolademelk op basis van gewone melk gaat. Voor de stalen van sojamelk en rijstmelk kunnen dezelfde conclusies gemaakt worden als bij gewone melk. Uit het posthoc testen blijkt dat er enkel significante verschillen zijn tussen de stalen chocolademelk op basis van gewone melk en sojamelk/rijstmelk. Tussen sojamelk en rijstmelk is er geen significant verschil. 3.6.6.5 Vergelijking tussen scores van blind, verwachting en geïnformeerd testen In een volgende stap is het interessant om te onderzoeken of er sprake is van significante verschillen tussen de verschillende soorten testen. Bij het geïnformeerd testen wordt er enkel gebruik gemaakt van de correcte associatie tussen het opgegeven merk en het aangeboden staal om zo een juiste vergelijking te kunnen maken per product. Er wordt gebruik gemaakt van ANOVA met herhaalde waarden om de scores van de verschillende testen per melksoort te vergelijken en de gemiddelde waarden staan in Tabel 18. Bij de melkdrank op basis van gewone melk, is er een significant verschil tussen de blinde score en zowel de verwachte scores als de score van het geïnformeerd testen. De verwachte score en de score van het geïnformeerd testen zijn significant hoger bij de chocolademelk op basis van gewone melk, zo blijkt uit de paarsgewijze vergelijking. De chocolademelk op basis van sojamelk kent geen significante verschillen bij de resultaten van het blind, verwachting en geïnformeerd testen. De p-waarde bij de ANOVA met Greenhouse-Geiser correctie vanwege de sfericiteit bedraagt immers 0.24 en is dus groter als 0.05. Tenslotte worden de scores van de verschillende testen voor rijstmelk onderling vergeleken. Hier is een significant verschil aanwezig en dit situeert zich meerbepaald tussen de scores voor de verwachting en van het geïnformeerd testen. De gemiddelde score van verwachting gaat eerder naar ‘neutraal’, terwijl bij het geïnformeerd testen de gemiddelde score eerder richting ‘niet zo lekker’ opschuift.
Blind Gewone melk Sojamelk Rijstmelk
5.34 3.76 3.36
Verwachting 6.10 4.05 3.67
Geïnformeerd 6.11 3.97 3.23
Tabel 18: Vergelijking tussen scores van blind, verwachting en geïnformeerd testen bij chocolademelk op basis van gewone melk (n = 167), sojamelk (n = 153) en rijstmelk (n = 164) (op een 7-punten hedonische schaal)
Onderzoek
Er kan besloten worden dat het merk een grote invloed heeft op de score die een kind geeft aan een melkdrank. Zelfs als er een foutief staal op basis van een andere melkdrank wordt aangeboden, dan nog zorgt de vermelding van een bekend merk voor een significant betere waardering van een melkdrank.
4 Discussie Dit onderzoek wil als eerste de consumptie van melk en melkdranken bij kinderen uit het 4de tot en met 6de leerjaar in kaart brengen. Daarnaast wordt in deze thesis dieper ingegaan op de mogelijke invloed van emoties, het merk en sensorische eigenschappen op de consumptie van melkdranken bij de kinderen. Voor deze studie werden door iets meer dan 500 kinderen op school twee enquêtes ingevuld tussen december 2011 en maart 2012. Voor de analyse van de gegevens is gebruik gemaakt van het statistisch verwerkingsprogramma IBM SPSS Statistics 19.
4.1 Interpretatie van de resultaten Uit de resultaten komt naar voor dat in totaal 11% van de ondervraagde kinderen nooit melkdranken drinken en maar liefst 22% nooit melk consumeert. Volgens de aanbevelingen van het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie vzw (2012) moeten kinderen met een leeftijd tussen 6 en 12 jaar elke dag 3 glazen melk en met calcium verrijkte sojadranken drinken. Meer dan 70% van de kinderen drinkt maximaal 1 portie melk per dag. Als echter gekeken wordt naar de totale consumptie van melk – en melkdranken in dit onderzoek, blijkt dat 79% van de kinderen deze dagelijkse inname niet haalt. Dat kinderen te weinig van deze producten drinken ligt in de lijn van andere onderzoeken (Kranz, Lin et al. 2007; Verraes 2010). De melkinname daalt trouwens als kinderen ouder worden, maar de totale consumptie van melkdranken en melk niet. Wanneer kinderen de keuze hebben om één smaak te kiezen uit een gamma van melk en melkdranken, dan prefereert de helft van de kinderen de chocoladesmaak. Zowel de fruitsmaak als de gewone melk worden telkens ongeveer bij 20% van de kinderen aangevinkt als favoriete smaak. Daarnaast kan een melkdrank met vanillesmaak bijna 10% van de kinderen bekoren als geprefereerde smaak. Zowel uit eerder onderzoek als uit resultaten van de verkoop van melk en melkdranken in automaten op scholen in de Verenigde Staten van Amerika blijkt dat kinderen liever chocolademelk drinken dan gewone melk (Johnson, Frary et al. 2002; Palacios, Badran et al. 2010).
Bij ongeveer 40% van de kinderen staat er thuis altijd melk op tafel bij de maaltijden, terwijl er maar bij 15% van de kinderen altijd melkdranken op tafel staan. Ouders zorgen er dus vooral voor dat er melk aanwezig is en bieden het ook vaak aan door het op tafel te zetten. Bij melkdranken is dit minder het geval; ze zijn niet altijd thuis aanwezig en ze staan minder vaak op tafel tijdens de maaltijd bij de meeste kinderen. Toch worden er gemiddeld meer porties van melkdranken gedronken dan gewone melk bij de kinderen. Dit doet
Discussie
De thuisomgeving is de voornaamste plaats waar kinderen melk en melkdranken consumeren. Ook in de familiale omgeving (zowel bij grootouders als familie) drinken kinderen weleens melk of melkdranken. Kinderen drinken wel eerder melkdranken in de familiale omgeving dan melk. Tijdens de speeltijd drinkt slechts 10% van de kinderen meestal melk of melkdranken. Dit relatief lage cijfer kan enigszins verklaard worden door de regelgeving op school en het feit dat er in elke school gratis water wordt aangeboden. De keuze voor het drinken van melk en melkdranken is voor bijna 80% van de kinderen vooral een eigen keuze. Daarnaast spelen voornamelijk de ouders een rol in het aanzetten van de kinderen tot het drinken van melk en melkdranken. De belangrijke rol die ouders spelen in het eetpatroon van kinderen is al ter sprake gekomen in verschillende onderzoeken, ook enkele specifiek voor de melkconsumptie (Neumark-Sztainer, Story et al. 1999; Berg, Jonsson et al. 2000; Larson, Story et al. 2006). In de tweede bevraging is door middel van enkele stellingen dieper ingegaan op de mogelijke invloed van de ouders. Ouders drinken vaker melk dan melkdranken. Bijna 30% van de kinderen stelt dat hun ouders nooit melkdranken drinken, terwijl minder dan 10% van de ouders geen melk drinkt. Melk is bij bijna alle kinderen altijd thuis aanwezig, maar melkdranken zijn minder vaak aanwezig thuis.
vermoeden dat de rol van de ouders zich vooral situeert op het vlak van de beschikbaarheid en minder in het aanbieden of het voorbeeld tonen wat betreft de consumptie van melk en melkdranken. Dit is in tegenspraak met de bevindingen van Berg, Jonsson et al. (2000) die bij toepassing van de TBP voor melk stellen dat de ouders fungeren als een rolmodel voor de kinderen. Een mogelijke verklaring ligt in het feit dat in Zweden het de gewoonte is om ’s ochtends melk te drinken. Zo drinkt 78% van de kinderen uit het onderzoek van Berg, Jonsson et al. (2000) minstens 1 glas melk bij het ontbijt.
In de tweede hypothese wordt er onderzocht in hoeverre het klopt dat kinderen die meer merken van melkdranken herkennen, ook een hogere consumptie van melkdranken vertonen. De verpakkingen van de merken worden op een rijtje gezet en kinderen duiden bij elk merk aan welke verpakking(en) past. Er zijn maar 2 merken, met name Cécémel en Fristi, die door een groot aantal kinderen correct herkend worden. De verpakkingen van de andere merken worden slechts door 10 à 25 % van de kinderen herkend. Veel kinderen hebben geen weet van welke melksoort de melkdranken afkomstig zijn. Zo duidt bijna 30% aan dat Fristi gemaakt wordt van sojamelk en denkt 24% van de kinderen dat sojamelk de basis is van Cécémel. Mogelijks denken kinderen dat melkdranken (vanwege hun smaak) niet met gewone melk gemaakt zijn.
Discussie
De eerste hypothese onderzoekt of er gelijkenis is tussen wat kinderen via de Food Choice Questionnaire aangeven als belangrijk en perceptie van melk en melkdranken voor de desbetreffende belangrijke factoren. Uit de aangepaste Food Choice Questionnaire blijkt dat kinderen vooral belang hechten aan het gezondheidsaspect van de voeding die ze op een gewone dag eten. Als tweede factor komt het belang van sensorische eigenschappen zoals uitzicht, geur en smaak naar boven bij toepassing van de factoranalyse op de resultaten. Opmerkelijk is dat een recente studie van Roos, Lehto et al. (2012) besluit dat voor ouders van kinderen tussen 9 en 12 jaar de twee factoren gezondheid en sensoriek het belangrijkst zijn van de FCQ. Bij de implementatie van de FCQ in België komt tevens naar voor dat de factoren gezondheid en sensorische eigenschappen de voornaamste rol spelen in de keuze van alledaagse voedingsmiddelen (Eertmans, Victoir et al. 2005; Januszewska, Pieniak et al. 2012). Het gezondheidsaspect van melk en melkdranken werd in de tweede bevraging apart bevraagd via 7 bipolaire stellingen. Bij de rechtstreeks vraag over hoe (on)gezond de producten zijn, geven de kinderen duidelijk aan dat ze melkdranken een stuk ongezonder vinden dan melk. De antwoorden op de andere vragen over calcium, vetpercentage, vitamines, natuurlijke ingrediënten en voedzaamheid weerspiegelen verder het feit dat kinderen melk een stuk gezonder vinden dan melkdranken. Als daarentegen gevraagd wordt in hoeverre ze melk en melkdranken in het algemeen lekker vinden, dan scoren melkdranken duidelijker beter dan melk. De hogere waardering voor melkdranken is te verwachten gezien de smaakvoorkeur uit het eerste deel en de resultaten uit eerdere onderzoeken (Johnson, Frary et al. 2002; Palacios, Badran et al. 2010). Dat er een verschil is tussen de kennis van kinderen over gezonde voeding en de implementatie ervan in het werkelijke eetpatroon, wordt geïllustreerd met de resultaten van dit onderzoek. Het verschil tussen de kennis over gezonde producten bij kinderen en hun eetgedrag komt immers reeds naar boven in verschillende studies (Noble, Corney et al. 2000; Croll, Neumark-Sztainer et al. 2001; McKinley, Lowis et al. 2005). In kwalitatieve studies concludeert men dat hoewel kinderen een goede kennis hebben van wat een gezond eetpatroon inhoudt, vooral de voedselvoorkeur bepaalt wat kinderen consumeren (Fitzgerald, Heary et al. 2010). Er is dus een verschil tussen wat kinderen antwoorden op de Food Choice Questionnaire en wat ze uiteindelijk consumeren. Mogelijks vullen kinderen de FCQ in rekening houdend met wat sociaal gewenst wordt, aangezien de belangrijkste factoren overeenkomen met de voornaamste factoren bij ouders van kinderen met dezelfde leeftijd (Roos, Lehto et al. 2012).
Er blijkt uit de statistische test dat er geen significant verband is tussen het herkennen van merken en de inname van melkdranken. Dit is enigszins onverwacht gezien de literatuurstudie van Coon and Tucker (2002) tot de conclusie komt dat kinderen die blootgesteld worden aan advertenties van producten vaker de geadverteerde producten consumeren. Een mogelijke verklaring is dat er bij Coon and Tucker (2002) gesteld wordt dat er een verandering naar de consumptie van geadverteerde producten binnen het eetpatroon optreedt via advertenties. Aangezien maar 2 merken vaak werden herkend, is het mogelijk dat de kinderen niet vaak in contact komen met advertenties van de gekozen merken van melkdranken. De derde hypothese onderzoekt of de verschillende merken allen een verschillend emotioneel profiel hebben. Enkel voor de emotie kalm is er geen significant verschil tussen de verschillende merken. De gekozen merken worden dus geassocieerd met verschillende emoties. Dit komt ook duidelijk naar voor in de grafische weergave van de emoties en merk in de biplot (Figuur 10: Biplot emoties en merk). Deze resultaten liggen in de lijn van eerder onderzoek. Daarin wordt immers besloten dat merken geassocieerd worden met verschillende emoties, om zo verschillende doelgroepen aan te trekken (Thomson, Crocker et al. 2010). De merken kunnen in verschillende categorieën ingedeeld worden, al naargelang ze geassocieerd worden met positieve en negatieve emoties. Ook in andere onderzoeken is een clustering mogelijk van producten op basis van welke emoties ze oproepen (Desmet and Schifferstein 2008; Thomson, Crocker et al. 2010). Wat wel opvallend is, is het feit dat sommige merken eerder geassocieerd worden met negatieve emoties. Schifferstein and Desmet (2010) stellen immers dat producten die in de winkel liggen positieve emoties willen oproepen om de consumenten te verleiden de producten aan te kopen. Mogelijk zijn de negatieve emoties bij bepaalde merken het resultaat van voedselneofobie aangezien veel kinderen de betreffende merken niet herkennen. Neofobie is een de angst voor nieuwe producten en dit is bij kinderen wel vaker het geval als het over voedingsproducten gaat (Pliner and Salvy 2006). De vierde hypothese onderzoekt in hoeverre vijf verschillende melkdranken een verschillend sensorisch profiel hebben. De kinderen geven per melkdrank aan of een bepaalde sensorische karakteristiek aanwezig is. Voor de karakteristieken van uitzicht en geur is er vooral tussen de twee melkdranken met fruitsmaak een significant verschil. Als de kinderen overgaan tot het effectief proeven van de vijf verschillende stalen, dan beperken de verschillen zich tot de verschillende melkdranken met chocoladesmaak. Het is opmerkelijk dat, gezien de verschillende melksoorten als basis, er geen verschillen zijn voor de sensorische eigenschappen die gelieerd zijn met de smaak bij melkdranken met fruitsmaak. Dit komt mogelijks doordat beide producten hetzelfde fruit (op kersen na) bevatten in hun melkdranken en de nutritionele samenstelling dus sterk gelijkend is. De smaak van de verschillende soorten melk, soja en gewone melk, die gebruikt worden bij de desbetreffende melkdranken zijn dus ondergeschikt aan de smaak van het gebruikte fruit.
Discussie
Bij de chocolademelk is er daarentegen wel een verschil tussen de drie geteste producten voor smaak en bij de meeste sensorische eigenschappen is dit tussen Cécémél en Alpro Soya / Rice Dream. Tussen laatstgenoemde zijn er minder significante verschillen. Dat er significante verschillen zijn betreffende de smaak tussen chocolademelk op basis van gewone melk en op basis van sojamelk, komt overeen met resultaten uit eerder onderzoek (Palacios, Badran et al. 2010).
De relatie tussen het merk en de beoordeling van het product staat centraal in de vijfde hypothese. In deze laatste hypothese wordt enkel gewerkt met chocolademelk aangezien er geen significante smaakverschillen zijn bij de twee melkdranken met fruitsmaak. De kinderen evalueren drie melkdranken met chocoladesmaak, telkens op basis van een andere melksoort (gewone melk, sojamelk en rijstmelk) op een hedonische 7-puntenschaal (met 1 de laagste waarde en 7 de hoogste). De producten zijn eerst blind getest, daarna wordt de verwachte waardering gegeven op basis van de verpakking en in een laatste stap is een merk gelinkt aan een staal. Uit het blind testen kan geconcludeerd worden dat de kinderen de chocolademelk op basis van gewone melk het lekkerst vinden met een gemiddelde score van 5.36 (tussen een ‘beetje lekker’ en ‘lekker’). De chocolademelk op basis van sojamelk wordt gemiddeld als ‘neutraal’ beoordeeld en deze op basis van rijstmelk wordt licht negatief beoordeeld met een gemiddelde tussen ‘niet zo lekker’ en ‘neutraal’. De positievere beoordeling van de smaak van chocolademelk op basis van gewone melk tegenover deze op basis van sojamelk komt overeen met eerder onderzoek (Palacios, Badran et al. 2010). Als de kinderen gevraagd wordt hoe lekker ze verwachten dat een chocolademelk zal zijn, dan valt vooral de hoge score van de chocolademelk op basis van gewone melk op. Met een gemiddelde score die overeenkomt met ‘lekker’ zijn de verwachtingen van de kinderen meer hooggespannen in vergelijking met de verwachtingen over de andere 2 soorten chocolademelk. Een mogelijke verklaring voor de lagere scores bij de twee andere soorten chocolademelk ligt in het feit dat kinderen niet altijd even happig zijn om nieuwe voedingsproducten te proeven. Als een kind aangeeft dat hij de chocolademelk al gedronken heeft, dan resulteert dit in een hogere gemiddelde score. De hoge score voor chocolademelk op basis van gewone melk is dus wellicht een combinatie van enerzijds de voorkeur voor deze soort melk (zie de hoge score voor het blind testen) en het feit dat veel kinderen aangeven dat ze dit product al ooit hebben gedronken.
Bij het vergelijken van de informatie over de testen heen wordt duidelijk dat het geïnformeerd testen en de verwachte appreciatie bij het staal op basis van gewone melk zorgt voor een significante stijging van de score. Het feit dat veel kinderen aangeven dat ze dit al gedronken hebben, zit hier wellicht voor iets tussen. De scores van het staal op basis van sojamelk zijn niet significant verschillend voor de verschillende testen. Het geïnformeerd testen bij de rijstmelk leidt tot een significant lagere score in vergelijking met de verwachte score. Wellicht geven de kinderen het product nog een kans bij de score voor verwachting, maar zijn ze toch niet zo voor de smaak te vinden.
Discussie
Bij het geïnformeerd testen wordt er per staal ook de naam van een merk gegeven, waarbij sommige kinderen verkeerde informatie krijgen om zo een mogelijke invloed van het merk ongeacht het staal te onderzoeken. Als er gekeken wordt per melksoort, dan levert de opgave van het merk op basis van gewone melk een score op die 1 à 1.5 punten hoger is als bij de opgave van het merk op basis van soja of rijstmelk. Hoewel veel kinderen dus aangeven dat ze reeds het product op basis van gewone melk hebben gedronken en er significante verschillen zijn volgens de blinde test, zorgt de bijkomende informatie van het merk dus voor een significant hogere waardering. Als de gegeven informatie hetzelfde blijft, maar het geproefde staal verandert, is er telkens een verschil tussen enerzijds het staal op basis van gewone melk en anderzijds de stalen op basis van sojamelk en rijstmelk. De score voor de chocolademelk op basis van gewone melk is immers significant hoger dan de scores van de stalen op basis van rijstmelk en sojamelk. De opgave van een bepaald merk zorgt er dus voor dat er geen verschil meer is tussen de waardering voor de stalen van sojamelk en rijstmelk, hetgeen wel het geval was bij de blinde test. Er is geen significant verschil tussen de verwachte appreciatie van sojamelk en rijstmelk, en dit wordt ook weerspiegeld in de resultaten van het geïnformeerd testen.
4.2 Sterktes van het huidige onderzoek Dit onderzoek heeft als eerste in zijn soort een volledig beeld trachten te schetsen van de consumptie van melk en melkdranken bij kinderen. Er wordt in dit onderzoek dieper ingegaan op de perceptie die kinderen hebben over melk en melkdranken en ook de mogelijke rol van de ouders wordt bekeken. Daarnaast zijn er verschillende hypotheses onderzocht over de invloed van emoties, merk en sensorische eigenschappen op de consumptie van melkdranken. Door het onderwerp kwantitatief te benaderen was het mogelijk om een omvangrijke steekproef te hebben en betrouwbare data te verzamelen. Een grote meerwaarde is daarnaast de samenstelling van de steekproef. Door te werken met een groep van meer dan 500 kinderen, die in verschillende woonomgevingen leven en in verschillende onderwijsnetten schoollopen, is de populatie uitermate divers samengesteld. De enquêtes zijn afgenomen in de klas met de aanwezigheid van een titularis. Hierdoor was het mogelijk om de kinderen de bevraging in een vertrouwde omgeving te laten invullen. Bovendien ligt de drempel om de eigen mening te geven lager omdat er geen ouders in de buurt zijn en alles anoniem verwerkt werd. De toepassing van een herwerkte versie van de Food Choice Questionnaire is voor de eerste keer getest op kinderen. De twee voornaamste factoren die uit de factoranalyse naar voor komen, zijn verder onderzocht in deze masterproef om hun mogelijke invloed op de consumptie van melk en melkdranken te bepalen. Voor de allereerste keer is er in wetenschappelijk onderzoek nagegaan of verschillende merken ook leiden tot verschillende emoties bij kinderen. Door te werken met melkdranken is er gebruik gemaakt van voedingsproducten waarmee de kinderen normaal vertrouwd mee zijn. Het bestuderen van de sensorische karakteristieken van de verschillende melkdranken kan leiden tot nieuwe inzichten over welke sensorische attributen volgens kinderen van belang zijn bij melkdranken. Tot nu toe is er immers nog geen onderzoek gebeurd naar welke sensorische attributen van belang zijn bij kinderen die niet lactose-intolerant zijn. Om de invloed van het merk na te gaan, is er bij sommige kinderen verkeerde informatie gegeven. Daardoor is het mogelijk om te kijken of de invloed van een merk verder reikt dan het product zelf. Op deze wijze kan er eigenlijk ook gezien worden in hoeverre kinderen met een leeftijd van 9 à 12 jaar al beïnvloed zijn door advertenties.
Discussie
Een belangrijke meerwaarde ligt verder in de mogelijke toepassing van dit onderzoek in de praktijk. De geschetste invloeden van het merk, emoties en sensorische eigenschappen kunnen gebruikt worden om de consumptie te bevorderen en kunnen aanzetten tot een evaluatie van de subsidieregeling.
4.3 Beperkingen van het huidige onderzoek De data uit de enquêtes kunnen wel eens niet overeenstemmen met de werkelijkheid doordat kinderen zaken verkeerd of niet invullen. Er kunnen daarvoor verschillende oorzaken zijn zoals een gebrek aan motivatie, eerlijkheid, goed geheugen, de onmogelijkheid tot antwoorden en de poging om sociaal wenselijk te antwoorden. Daarnaast valt niet uit te sluiten dat er mogelijk fouten gemaakt zijn bij het manueel overtypen van de antwoorden naar de computer. De steekproef is omwille van praktische en organisatorische redenen beperkt gebleven tot 2 regio’s en kinderen van het 4de tot en met 6de leerjaar. Indien er andere regio’s uit Vlaanderen betrokken zouden worden, komen er mogelijk andere resultaten uit de bus. Daarnaast is in deze thesis gekozen om te werken met kinderen uit het 4de tot en met 6de leerjaar. Mogelijk leidt de uitbreiding tot andere leeftijdsgroepen tot andere resultaten. In dit onderzoek komt de invloed van de ouders maar in beperkte mate aan bod. Mogelijks spelen de ouders op andere manieren dan onderzocht een rol. Daarnaast is er in deze thesis vooral gefocust op de invloed van emoties, het merk en sensorische eigenschappen. Andere mogelijke invloedfactoren op de consumptie van melkdranken zijn niet onderzocht.
Discussie
De kinderen geven rechtstreeks aan hoeveel melk en melkdranken ze consumeren op een gewone dag. Indien er zou gewerkt worden met een dagboek van de voedingsinname zou het mogelijk zijn om te controleren of kinderen hun dagelijkse inname onder – of overschatten.
5 Conclusie Dit onderzoek heeft allereerst de consumptie van melk en melkdranken in kaart gebracht. Meer jongens dan meisjes drinken melk en de jongens consumeren ook meer porties melk per dag. Een groot deel van de kinderen komt niet aan de aanbevolen dagelijkse inname van melkproducten en calciumverrijkte sojaproducten, ook al worden melkdranken meegeteld bij de consumptie. De kinderen kiezen vooral zelf om melk en melkdranken al dan niet te consumeren en ze drinken deze producten voornamelijk in familiale sfeer. Bij de dagdagelijkse keuze van voeding stellen de kinderen dat naast de sensorische eigenschappen vooral het gezondheidsaspect belangrijk is. Toch drinken ze meer melkdranken die zij zelf als ongezonder bestempelen als melk. Aangezien de meeste kinderen de smaak van melkdranken beter vinden, lijkt het voor de hand liggend dat de sensorische eigenschappen en dan vooral de smaak doorslaggevend zijn voor de keuze. Er is geen invloed gevonden tussen het aantal herkende merken en de hoeveelheid melkdranken die kinderen consumeren. Dit ontkracht eerder onderzoek dat stelt dat promotie van een bepaald merk de consumptie van de volledige productcategorie doet stijgen. Het kan zijn dat er gewoon te weinig advertentie is van de gekozen merken, want slechts 2 van de 6 merken worden door ongeveer de helft van de kinderen correct herkend. De verschillende merken roepen verschillende emoties op. Op basis van het soort emoties is het zelfs mogelijk de merken in verschillende categorieën in te delen. De 2 merken die het meest met positieve emoties worden geassocieerd door de kinderen, zijn ook het vaakst correct herkend. Aldus kan eerder onderzoek bevestigd worden dat merken via advertenties een positief beeld van zichzelf willen schetsen. Dit dient dan te leiden tot een associatie met positievere emoties. De verschillende producten hebben een verschillend sensorisch profiel. Bij de drie soorten chocolademelk, elk op basis van een andere melksoort, komt dit vooral tot uiting in de sensorische eigenschappen die verband houden met de smaak. Bij de twee melkdranken met fruitsmaak situeren de verschillen zich eerder op het vlak van het uitzicht, geur en de textuur. Het is opmerkelijk dat er geen significante verschillen zijn bij de sensorische eigenschappen gelieerd aan de smaak. De melksoort wordt dus bij de melkdranken met een fruitsmaak wellicht gemaskeerd door de sterkere fruitsmaak.
Conclusie
Een merk heeft reeds bij kinderen een invloed op het algemene waardeoordeel over drie verschillende soorten chocolademelk. Als kinderen aangeven dat ze een merk al eens hebben gedronken, dan ligt de score voor de verwachte appreciatie hoger. Daarnaast zorgt het merk waarvan meer dan 90% van de kinderen aangeven dat ze het ooit al gedronken hebben, voor een significant hogere waardering van elke chocolademelk in vergelijking met zowel de andere merken als het blind testen. Dit is van toepassing bij alle stalen, dus ook bij de stalen op basis van een andere melksoort. Gezien de hogere waardering een grootteorde van 1 à 1.5 betreft op een 7-punten hedonische schaal, is de invloed ontegensprekelijk groot.
6 Ideeën voor verder onderzoek Om een volledig beeld te schetsen van de consumptie van melk en melkdranken kan het interessant zijn om de leeftijdsgroepen verder uit te breiden. Het kan immers boeiend zijn om te onderzoeken of jongere kinderen ook een gebrekkige inname van melk hebben en welke de redenen hiervoor zijn. Bij de oudere kinderen en adolescenten kan het interessant zijn om na te gaan of de invloedfactoren nog steeds van belang zijn en hoe de consumptie van melk en melkdranken zich verder ontwikkelt. Momenteel is het onderzoek beperkt tot 2 regio’s in Vlaanderen. Het onderzoek voeren met een betere geografische spreiding kan nieuwe inzichten leveren. Daarnaast kan bestudeerd worden in hoeverre deze resultaten ook van toepassing zijn voor kinderen in andere landen. De Food Choice Questionnaire is voor het eerst in Vlaanderen uitgevoerd met kinderen. Een replicatie is aangewezen om na te gaan of dezelfde bevindingen worden bekomen bij andere kinderen. Daarnaast kan verder onderzocht worden indien de bewering klopt dat de sensorische eigenschappen belangrijker zijn dan de gezondheid en indien dit gelieerd is aan bepaalde voedingsproducten of in het algemeen geldt. De invloed van de emoties kan verder onderzocht worden voor andere producten. Is er nog steeds een link tussen de emoties en de merken als er andere producten worden gebruikt? Er kan ook bestudeerd worden of er in het buitenland met andere, lokale merken, dezelfde resultaten worden bekomen. De sensorische attributen zijn in dit onderzoek bevraagd via een check-all-that-apply methode. In verder onderzoek kan eventueel onderzocht worden in hoeverre bepaalde sensorische karakteristieken aanwezig zijn op een hedonische puntenschaal. Daarnaast ligt er ook nog potentieel in het onderzoeken van welke sensorische karakteristieken het grootste effect hebben op de inname van melk en melkdranken bij kinderen. Er is in deze thesis geen onderzoek gebeurd naar een eventuele link tussen de sensorische attributen en de emoties omwille van praktische redenen. Aangezien er bij kinderen nog geen onderzoek gevoerd is naar mogelijke verbanden bij eender welk product, is dit nog volledig onbekend terrein voor wetenschappelijk onderzoek. De invloed van het merk op de waardering van het product is voor het eerst toegepast op melkdranken. Verder onderzoek zou kunnen kijken of dit ook van toepassing is voor andere producten die minder voor de hand liggen zoals water en fruit. Daarnaast zou onderzocht kunnen worden in hoeverre de EU-subsidies ervoor zorgen dat kinderen de merken kennen van melk die in school verkrijgbaar is.
Ideeën voor verder onderzoek
Dit onderzoek gaat als eerste dieper in op de consumptie van zowel melk en melkdranken bij kinderen. Voor het eerst wordt de invloed van emoties, het merk en sensorische eigenschappen nader bekeken bij melkdranken. Verder onderzoek is echter aangewezen om de bevindingen in dit onderzoek uit te breiden naar andere leeftijdsgroepen en regio’s om een totaalbeeld te krijgen.
Referenties Alpro (2012). "Als pionier in plantaardige voeding lanceert Alpro nu ook hazelnootdrink en amandelmelk ". Retrieved 05/04/2012, 2012, from http://corporate.alpro.com/fileadmin/www_alprosoya_com/content/corp.alpro-soya.com/Press_corner/Alpro_Persbericht.pdf. Andreyeva, T., I. R. Kelly, et al. (2011). "Exposure to food advertising on television: Associations with children's fast food and soft drink consumption and obesity." Economics & Human Biology 9(3): 221-233. Arredondo, E., D. Castaneda, et al. (2009). "Brand Name Logo Recognition of Fast Food and Healthy Food among Children." Journal of Community Health 34(1): 73-78. Baxter, I. A., M. J. A. Schroder, et al. (2000). "Children's perceptions of and preferences for vegetables in the West of Scotland: The role of demographic factors." Journal of Sensory Studies 15(4): 361-381. Belgische Cardiologische Liga (2011). Retrieved http://www.liguecardiologique.be/nl/01_hypertension.cfm.
28/10/2011,
2011,
from
Berg, C., I. Jonsson, et al. (2000). "Understanding choice of milk and bread for breakfast among Swedish children aged 11-15 years: an application of the Theory of Planned Behaviour." Appetite 34(1): 5-19. Birch, L. L. (1999). "Development of food preferences." Annual Review of Nutrition 19: 41-62. Boyland, E. J., J. A. Harrold, et al. (2011). "Food Commercials Increase Preference for Energy-Dense Foods, Particularly in Children Who Watch More Television." Pediatrics 128(1): E93-E100. Brug, J., N. I. Tak, et al. (2008). "Taste preferences, liking and other factors related to fruit and vegetable intakes among schoolchildren: results from observational studies." British Journal of Nutrition 99: S7-S14. Brug, J., M. M. van Stralen, et al. (2012). "Differences in Weight Status and Energy-Balance Related Behaviors among Schoolchildren across Europe: The ENERGY-Project." PLoS ONE 7(4): e34742. Buijzen, M., J. Schuurman, et al. (2008). "Associations between children's television advertising exposure and their food consumption patterns: A household diary-survey study." Appetite 50(2-3): 231-239. Buysse, J., W. Verbeke, et al. (2011). Applied Rural Economic Research Methods. Universiteit Gent. Gent.
Cornwell, T. B. and A. R. McAlister (2011). "Alternative thinking about starting points of obesity. Development of child taste preferences." Appetite 56(2): 428-439.
Referenties
Coon, K. A. and K. L. Tucker (2002). "Television and children's consumption patterns. A review of the literature." Minerva pediatrica 54(5): 423-436.
Croll, J. K., D. Neumark-Sztainer, et al. (2001). "Healthy Eating: What Does It Mean to Adolescents?" Journal of Nutrition Education 33(4): 193-198. De Henauw, S., V. Verbestel, et al. (2011). "The IDEFICS community-oriented intervention programme: a new model for childhood obesity prevention in Europe[quest]." Int J Obes 35(S1): S16-S23. Desmet, P. M. A. and H. N. J. Schifferstein (2008). "Sources of positive and negative emotions in food experience." Appetite 50(2-3): 290-301. Dixon, H. G., M. L. Scully, et al. (2007). "The effects of television advertisements for junk food versus nutritious food on children's food attitudes and preferences." Social Science & Medicine 65(7): 1311-1323. E.U. (2008). "Commission launches EU school milk campaign." Retrieved 20/10/2011, 2011, from http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/08/1545. Eertmans, A., A. Victoir, et al. (2005). "Food-related personality traits, food choice motives and food intake: Mediator and moderator relationships." Food Quality and Preference 16(8): 714-726. Fitzgerald, A., C. Heary, et al. (2010). "Factors influencing the food choices of Irish children and adolescents: a qualitative investigation." Health Promotion International 25(3): 289-298. Fonseca, H., M. Gaspar de Matos, et al. (2009). "Emotional, behavioural and social correlates of missing values for BMI." Archives of Disease in Childhood 94(2): 104-109. Forman, J., J. C. G. Halford, et al. (2009). "Food branding influences ad libitum intake differently in children depending on weight status. Results of a pilot study." Appetite 53(1): 76-83. FrieslandCampina (2012). "FrieslandCampina jaarverslag 2011." Retrieved 03/04/2012, 2012, from http://www.frieslandcampina.com/nederlands/aboutus/financial/~/media/9C69713BD353487D963F962D143DD762.ashx. Gabriel, K. R. (1971). "BIPLOT GRAPHIC DISPLAY OF MATRICES WITH APPLICATION TO PRINCIPAL COMPONENT ANALYSIS." Biometrika 58(3): 453-&.
Halford, J. C. G., E. J. Boyland, et al. (2007). "Beyond-brand effect of television (TV) food advertisements/commercials on caloric intake and food choice of 5–7-year-old children." Appetite 49(1): 263-267.
Referenties
Guinard, J. X. (2000). "Sensory and consumer testing with children." Trends in Food Science & Technology 11(8): 273-283.
Halford, J. C. G., J. Gillespie, et al. (2004). "Effect of television advertisements for foods on food consumption in children." Appetite 42(2): 221-225. Harris, J. L., J. A. Bargh, et al. (2009). "Priming Effects of Television Food Advertising on Eating Behavior." Health Psychology 28(4): 404-413. Hastings, G. M., L. Stead, et al. (2003). Review of the Research on the Effects of Food Promotion to children. Report for the Food Standard Agency, Centre for Social Marketing. Glasgow, University of Strathclyde. Hulens, M., G. Beunen, et al. (2001). "Trends in BMI among Belgian children, adolescents and adults from 1969 to 1996." International Journal of Obesity 25(3): 395-399. Inex (2012). "Producten: melkdranken." http://inex.be/nl/products/melkdranken.
Retrieved
05/04/2012,
2012,
from
Janssen, I., P. T. Katzmarzyk, et al. (2005). "Comparison of overweight and obesity prevalence in schoolaged youth from 34 countries and their relationships with physical activity and dietary patterns." Obesity Reviews 6(2): 123-132. Januszewska, R., Z. Pieniak, et al. (2012). "Food choice questionnaire revisited in four countries. Does it still measure the same?" Appetite 58(2): 776-776. Johnson, R. K., C. Frary, et al. (2002). "The nutritional consequences of flavored-milk consumption by school-aged children and adolescents in the United States." Journal of the American Dietetic Association 102(6): 853-856. Jones, S. C. and L. Kervin (2011). "An experimental study on the effects of exposure to magazine advertising on children's food choices." Public Health Nutrition 14(8): 1337-1344. Kelly, B., J. C. G. Halford, et al. (2010). "Television Food Advertising to Children: A Global Perspective." American Journal of Public Health 100(9): 1730-1736. Kildegaard, H., M. M. Lokke, et al. (2011). "EFFECT OF INCREASED FRUIT AND FAT CONTENT IN AN ACIDIFIED MILK PRODUCT ON PREFERENCE, LIKING AND WANTING IN CHILDREN." Journal of Sensory Studies 26(3): 226-236.
Konstantynowicz, J., T. V. Nguyen, et al. (2007). "Fractures during growth: potential role of a milk-free diet." Osteoporosis International 18(12): 1601-1607.
Referenties
King, S. C. and H. L. Meiselman (2010). "Development of a method to measure consumer emotions associated with foods." Food Quality and Preference 21(2): 168-177.
Kopelman, C. A., L. M. Roberts, et al. (2007). "Advertising of food to children: is brand logo recognition related to their food knowledge, eating behaviours and food preferences?" Journal of Public Health 29(4): 358-367. Kranz, S., P. J. Lin, et al. (2007). "Children's dairy intake in the United States: Too little, too fat?" Journal of Pediatrics 151(6): 642-646. Kuhn, B. F. and A. K. Thybo (2001). "The influence of sensory and physiochemical quality on Danish children's preferences for apples." Food Quality and Preference 12(8): 543-550. Landbouwleven (2011). "Gouden Effie-award voor melkcampagne." Retrieved 10/12/2011, 2011, from http://www.landbouwleven.be/nl/article/gouden-effie-award-voor-melkcampagne/12081.aspx. Lanfer, A., K. Knof, et al. (2011). "Taste preferences in association with dietary habits and weight status in European children: results from the IDEFICS study." Int J Obes. Larson, N. I., M. Story, et al. (2006). "Calcium and dairy intakes of adolescents are associated with their home environment, taste preferences, personal health beliefs, and meal patterns." Journal of the American Dietetic Association 106(11): 1816-1824. Lavin, J. G. and H. T. Lawless (1998). "Effects of color and odor on judgments of sweetness among children and adults." Food Quality and Preference 9(4): 283-289. Lobstein, T., L. Baur, et al. (2004). "Obesity in children and young people: a crisis in public health." Obesity Reviews 5: 4-85. MacDonald, H. B. (2008). "Dairy nutrition: What we knew then to what we know now." International Dairy Journal 18(7): 774-777. McKinley, M. C., C. Lowis, et al. (2005). "It's good to talk: children's views on food and nutrition." European Journal of Clinical Nutrition 59(4): 542-551. Murphy, M. M., J. S. Douglass, et al. (2008). "Drinking flavored or plain milk is positively associated with nutrient intake and is not associated with adverse effects on weight status in US children and adolescents." Journal of the American Dietetic Association 108(4): 631-639.
Neumark-Sztainer, D., M. Story, et al. (1999). "Factors Influencing Food Choices of Adolescents: Findings from Focus-Group Discussions with Adolescents." Journal of the American Dietetic Association 99(8): 929937.
Referenties
Must, A. and R. S. Strauss (1999). "Risks and consequences of childhood and adolescent obesity." International Journal of Obesity 23: S2-S11.
Nicklas, T. A. (2003). "Calcium intake trends and health consequences from childhood through adulthood." Journal of the American College of Nutrition 22(5): 340-356. Nielsen, S. J. and B. M. Popkin (2004). "Changes in beverage intake between 1977 and 2001." American Journal of Preventive Medicine 27(3): 205-210. Nieves, J. W., A. L. Golden, et al. (1995). "Teenage and current calcium intake are related to bone-mineral density of the hip and forearm in women aged 30-39 years." American Journal of Epidemiology 141(4): 342351. Noble, C., M. Corney, et al. (2000). "Food choice and school meals: primary schoolchildren's perceptions of the healthiness of foods and the nutritional implications of food choices." International Journal of Hospitality Management 19(4): 413-432. Novotny, R., J.-S. Han, et al. (1999). "Motivators and Barriers to Consuming Calcium-Rich Foods among Asian Adolescents in Hawaii." Journal of Nutrition Education 31(2): 99-104. Ottoy, J.-P. and O. Thas (2009). Statistische dataverwerking. Universiteit Gent. Gent. Palacios, O. M., J. Badran, et al. (2010). "Measuring Acceptance of Milk and Milk Substitutes Among Younger and Older Children." Journal of Food Science 75(9): S522-S526. Pliner, P. and S. J. Salvy (2006). Food neophobia in humans. The psychology of food choice R. Shepherd and M. Raats. Wallingford, UK, CABI: 75-92. Poelman, A. A. M. and C. M. Delahunty (2011). "The effect of preparation method and typicality of colour on children's acceptance for vegetables." Food Quality and Preference 22(4): 355-364. Popkin, B. M. (2010). "Patterns of beverage use across the lifecycle." Physiology & Behavior 100(1): 4-9. Popper, R. and J. J. Kroll (2005). "Issues and viewpoints - Conducting sensory research with children." Journal of Sensory Studies 20(1): 75-87. Rice Dream (2012). "Dream gamma." Retrieved 05/04/2012, 2012, from http://www.ricedream.eu/benl/products.
Roos, E., R. Lehto, et al. (2012). "Parental family food choice motives and children's food intake." Food Quality and Preference 24(1): 85-91.
Referenties
Robinson, T. N., D. L. G. Borzekowski, et al. (2007). "Effects of fast food branding on young children's taste preferences." Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine 161(8): 792-797.
Sandberg, H. (2011). "Tiger talk and candy king: Marketing of unhealthy food and beverages to Swedish children." Communications-European Journal of Communication Research 36(2): 217-244. Savica, V., G. Bellinghieri, et al. (2010). The Effect of Nutrition on Blood Pressure. Annual Review of Nutrition, Vol 30. R. J. Cousins. Palo Alto, Annual Reviews. 30: 365-401. Schifferstein, H. N. J. and P. M. A. Desmet (2010). "Hedonic asymmetry in emotional responses to consumer products." Food Quality and Preference 21(8): 1100-1104. Singh, A. S., C. Mulder, et al. (2008). "Tracking of childhood overweight into adulthood: a systematic review of the literature." Obesity Reviews 9(5): 474-488. Slaughter, V. and C. Ting (2010). "Development of ideas about food and nutrition from preschool to university." Appetite 55(3): 556-564. Sosa, M. and G. Hough (2006). "Sensory expectations of children from different household incomes for a branded confectionary product." Journal of Sensory Studies 21(2): 155-164. Squire, H. (2012). Schoolmelk. J. Schouteten. Steptoe, A., T. M. Pollard, et al. (1995). "Development of a measure of the motives underlying the selection of food - The Food Choice Questionnaire." Appetite 25(3): 267-284. Stevenson, C., G. Doherty, et al. (2007). "Adolescents’ views of food and eating: Identifying barriers to healthy eating." Journal of Adolescence 30(3): 417-434. Stitt, C. and D. Kunkel (2008). "Food Advertising During Children's Television Programming on Broadcast and Cable Channels." Health Communication 23(6): 573-584. Story, M. and S. French (2004). "Food Advertising and Marketing Directed at Children and Adolescents in the US." International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity 1(1): 3. Swinburn, B., G. Egger, et al. (1999). "Dissecting obesogenic environments: The development and application of a framework for identifying and prioritizing environmental interventions for obesity." Preventive Medicine 29(6): 563-570.
Thomson, D. M. H., C. Crocker, et al. (2010). "Linking sensory characteristics to emotions: An example using dark chocolate." Food Quality and Preference 21(8): 1117-1125.
Referenties
Taylor, J. P., S. Evers, et al. (2005). "Determinants of healthy eating in children and youth." Canadian Journal of Public Health-Revue Canadienne De Sante Publique 96: S20-S26.
Vadiveloo, M., L. Zhu, et al. (2009). "Diet and Physical Activity Patterns of School-Aged Children." Journal of the American Dietetic Association 109(1): 145-151. Vanselow, M. S., M. A. Pereira, et al. (2009). "Adolescent beverage habits and changes in weight over time: findings from Project EAT." American Journal of Clinical Nutrition 90(6): 1489-1495. Varela, P., G. Ares, et al. (2010). "Influence of brand information on consumers' expectations and liking of powdered drinks in central location tests." Food Quality and Preference 21(7): 873-880. Verraes, C. (2010). Eetgedrag van kinderen in Vlaanderen. Agricultural economics. Ghent, Ghent University. MSc. in de Bio-ingenieurswetenschappen: Levensmiddelenwetenschappen en voeding: 60. Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid (2004). "Vlaamse groeicurven." Retrieved 20/01/2012, 2012, from http://www.zorg-en-gezondheid.be. Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie vzw (2012). De actieve voedingsdriehoek: een praktische voedings- en beweeggids: 108. Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepromotie vzw (2012). "Voedingsdriehoek." Retrieved 27/11/2011, 2011, from www.vigez.be. Vlaamse Overheid - Landbouw en Visserij (2007). "Subsidie schoolmelk." Retrieved 23/10/2011, 2011, from http://lv.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?id=133. VLAM (2009). "Bronzen leeuw voor http://www.pers.vlam.be/detail.phtml?id=776.
melk."
Retrieved
10/12/2011,
2011,
from
VLAM (2011). "Melkcampagne ruilt dansvloer voor tuin en garage." Retrieved 10/12/2011, 2011, from http://www.pers.vlam.be/detail.phtml?id=1249. Wang, Y. and T. Lobstein (2006). "Worldwide trends in childhood overweight and obesity." International Journal of Pediatric Obesity 1(1): 11-25.
WHO and FAO (2002). "Joint WHO/FAO Expert Consultation on Diet, Nutrition and the Prevention of Chronic Diseases." Retrieved 09/11/2011, 2011, from http://www.fao.org/DOCREP/005/AC911E/ac911e07.htm#bm07.
Referenties
Wansink, B. and S. B. Park (2002). "Sensory suggestiveness and labeling: Do soy labels bias taste?" Journal of Sensory Studies 17(5): 483-491.
Wijnen, K., W. Janssens, et al. (2002). Marktonderzoek in de praktijk. Gebruik en interpretatie van statistische procedures met behulp van SPSS. Antwerpen, Garant. WIV (2010). "Gezondheidsenquête 2008." Retrieved 09/11/2011, 2011, from https://www.wivisp.be/epidemio/epinl/CROSPNL/HISNL/TABLE08.HTM. Yannakoulia, M., I. Ntalla, et al. (2010). "Consumption of Vegetables, Cooked Meals, and Eating Dinner is Negatively Associated with Overweight Status in Children." Journal of Pediatrics 157(5): 815-820.
Referenties
Zeinstra, G. G., M. A. Koelen, et al. (2010). "The influence of preparation method on children's liking for vegetables." Food Quality and Preference 21(8): 906-914.
7 Appendix Bijlage 1: Toestemmingsformulier
Beste ouder of voogd, Ik zou graag enkele minuten van uw tijd vragen om deze brief te lezen en de vragen in te vullen. Momenteel volg ik mijn 2e master Bio-ingenieurswetenschappen met als afstudeerrichting levensmiddelenwetenschappen en voeding. Mijn thesis wordt begeleid door prof. dr. Xavier Gellynck en ir. Sara De Pelsmaeker. Tijdens deze thesis voer ik een onderzoek naar de consumptie van melkdranken (melk met een bepaalde smaak zoals chocolade, vanille,…) en welke factoren er een invloed hebben op deze melkinname. Het onderzoek betreft kinderen van het 4e tot en met 6e leerjaar. Voor het onderzoek, dat kadert in een gezond voedingspatroon bij kinderen, zal er tweemaal een moment tijdens de lesuren gereserveerd worden en zullen de kinderen klassikaal deelnemen. Dit onderzoek is niet commercieel gericht en alle informatie zal anoniem verwerkt worden. De resultaten van het onderzoek worden ter beschikking gesteld van de school en ook u kan hierin inzage krijgen als u dat wenst. Mag uw kind deelnemen aan het onderzoek? ☐ja
☐nee
Wenst u de resultaten van het onderzoek te ontvangen? ☐ja ☐nee Indien u ja geantwoord heeft, vul dan uw e-mailadres in: …………………………………………………………………………………………………………………… Is uw kind lactose-intolerant of heeft uw kind voedselallergieën of negatieve reacties ten opzichte van bepaalde melkproducten? ☐ja ☐nee Wat is de lengte van uw kind? ………………………………………..m Wat is het gewicht van uw kind? ………………………………………..kg
Alvast bedankt voor uw medewerking!
Appendix
Joachim Schouteten
Bijlage 2: Bevraging onderzoek deel 1
Vragenlijst melkdranken (1) 1. Ben je lactose-intolerant of heb je voedselallergieën of negatieve reacties ten opzichte van bepaalde melkproducten? ☐Ja ☐Nee 2. Drink je melkdranken (melk met bepaalde smaak zoals chocolade, fruit, vanille,…)? ☐Ja ☐Nee 3. Drink je melk? ☐Ja ☐Nee 4. Welke soort melk drink je het liefst? (slechts 1 antwoord mogelijk) ☐Gewone melk ☐Sojamelk ☐Rijstmelk 5. Welke smaak van melk(dranken) drink je het liefst? (slechts 1 antwoord mogelijk) ☐Natuurlijke melksmaak ☐Chocolade ☐Fruit ☐Vanille ☐Andere Indien andere, welke smaak drink je dan het liefst?
6. Hoe vaak drink je een melkdrank op een gewone dag? ☐Minder dan 1 portie per dag ☐1 portie per dag ☐2 porties per dag ☐3 porties per dag ☐5 porties per dag ☐Meer dan 5 porties per dag
Appendix
☐4 porties per dag
7. Hoe vaak drink je melk op een gewone dag? ☐Minder dan 1 portie per dag ☐1 portie per dag ☐2 porties per dag ☐3 porties per dag ☐4 porties per dag ☐5 porties per dag ☐Meer dan 5 porties per dag 8. Welke drank drink je meestal tijdens de speeltijd? (slechts 1 antwoord mogelijk) ☐Geen drank ☐Water ☐Melk(drank) ☐Fruitsap ☐Frisdrank 9. Waar drink je melk? (meerdere antwoorden mogelijk) ☐Thuis ☐School ☐Vrienden ☐Sportclub ☐Grootouders ☐Bij familie ☐Andere Indien andere, waar drink je melk?
10. Door wie drink je melk(dranken) of wie geeft jou melk(dranken)? (meerdere antwoorden mogelijk) ☐Uit mijzelf ☐Ouders ☐Grootouders ☐Leerkracht ☐Vrienden
In het volgende deel van de bevraging zullen we verschillende logo’s van merken tonen. Het is de bedoeling om als je een logo herkent, je dan aanduidt bij welk product het past. Let op, het kan zijn dat er geen enkele afbeelding bij een logo past of dat er meerdere afbeeldingen bij een logo passen.
Appendix
☐Andere Indien andere, door wie drink je melk of wie geeft jou melk?
Met welke soort melk associeer je dit logo? (slechts 1 antwoord mogelijk) ☐Gewone melk ☐Sojamelk ☐Rijstmelk Met welke smaak van melkdranken associeer je dit logo? (meerdere antwoorden mogelijk) ☐Natuurlijke melksmaak ☐Chocolade ☐Fruit ☐Vanille ☐Andere Indien andere, met welke andere smaak precies?
Bij welke van onderstaande afbeelding(en) past dit logo?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
Als je kijkt naar het logo, welke emoties komen dan in jou op? (meerdere antwoorden mogelijk) ☐Energiek ☐Gelukkig ☐Gezellig ☐Kalm ☐Kinderachtig
☐Lelijk ☐Ontevredenheid ☐Plezier ☐Saai ☐Slecht
☐Teleurstelling ☐Verbaasd ☐Verlangen ☐Vriendelijk ☐Walging
Appendix
☐Actief ☐Amusant ☐Blij ☐Boos ☐Droevig
Met welke soort melk associeer je dit logo? (slechts 1 antwoord mogelijk) ☐Gewone melk ☐Sojamelk ☐Rijstmelk Met welke smaak van melkdranken associeer je dit logo? (meerdere antwoorden mogelijk) ☐Natuurlijke melksmaak ☐Chocolade ☐Fruit ☐Vanille ☐Andere Indien andere, met welke andere smaak precies?
Bij welke van onderstaande afbeelding(en) past dit logo?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
Als je kijkt naar het logo, welke emoties komen dan in jou op? (meerdere antwoorden mogelijk) ☐Energiek ☐Gelukkig ☐Gezellig ☐Kalm ☐Kinderachtig
☐Lelijk ☐Ontevredenheid ☐Plezier ☐Saai ☐Slecht
☐Teleurstelling ☐Verbaasd ☐Verlangen ☐Vriendelijk ☐Walging
Appendix
☐Actief ☐Amusant ☐Blij ☐Boos ☐Droevig
Met welke soort melk associeer je dit logo? (slechts 1 antwoord mogelijk) ☐Gewone melk ☐Sojamelk ☐Rijstmelk Met welke smaak van melkdranken associeer je dit logo? (meerdere antwoorden mogelijk) ☐Natuurlijke melksmaak ☐Chocolade ☐Fruit ☐Vanille ☐Andere Indien andere, met welke andere smaak precies?
Bij welke van onderstaande afbeelding(en) past dit logo?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
Als je kijkt naar het logo, welke emoties komen dan in jou op? (meerdere antwoorden mogelijk) ☐Energiek ☐Gelukkig ☐Gezellig ☐Kalm ☐Kinderachtig
☐Lelijk ☐Ontevredenheid ☐Plezier ☐Saai ☐Slecht
☐Teleurstelling ☐Verbaasd ☐Verlangen ☐Vriendelijk ☐Walging
Appendix
☐Actief ☐Amusant ☐Blij ☐Boos ☐Droevig
Met welke soort melk associeer je dit logo? (slechts 1 antwoord mogelijk) ☐Gewone melk ☐Sojamelk ☐Rijstmelk Met welke smaak van melkdranken associeer je dit logo? (meerdere antwoorden mogelijk) ☐Natuurlijke melksmaak ☐Chocolade ☐Fruit ☐Vanille ☐Andere Indien andere, met welke andere smaak precies?
Bij welke van onderstaande afbeelding(en) past dit logo?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
Als je kijkt naar het logo, welke emoties komen dan in jou op? (meerdere antwoorden mogelijk) ☐Energiek ☐Gelukkig ☐Gezellig ☐Kalm ☐Kinderachtig
☐Lelijk ☐Ontevredenheid ☐Plezier ☐Saai ☐Slecht
☐Teleurstelling ☐Verbaasd ☐Verlangen ☐Vriendelijk ☐Walging
Appendix
☐Actief ☐Amusant ☐Blij ☐Boos ☐Droevig
Met welke soort melk associeer je dit logo? (slechts 1 antwoord mogelijk) ☐Gewone melk ☐Sojamelk ☐Rijstmelk Met welke smaak van melkdranken associeer je dit logo? (meerdere antwoorden mogelijk) ☐Natuurlijke melksmaak ☐Chocolade ☐Fruit ☐Vanille ☐Andere Indien andere, met welke andere smaak precies?
Bij welke van onderstaande afbeelding(en) past dit logo?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
Als je kijkt naar het logo, welke emoties komen dan in jou op? (meerdere antwoorden mogelijk) ☐Energiek ☐Gelukkig ☐Gezellig ☐Kalm ☐Kinderachtig
☐Lelijk ☐Ontevredenheid ☐Plezier ☐Saai ☐Slecht
☐Teleurstelling ☐Verbaasd ☐Verlangen ☐Vriendelijk ☐Walging
Appendix
☐Actief ☐Amusant ☐Blij ☐Boos ☐Droevig
Met welke soort melk associeer je dit logo? (slechts 1 antwoord mogelijk) ☐Gewone melk ☐Sojamelk ☐Rijstmelk Met welke smaak van melkdranken associeer je dit logo? (meerdere antwoorden mogelijk) ☐Natuurlijke melksmaak ☐Chocolade ☐Fruit ☐Vanille ☐Andere Indien andere, met welke andere smaak precies?
Bij welke van onderstaande afbeelding(en) past dit logo?
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
☐
Als je kijkt naar het logo, welke emoties komen dan in jou op? (meerdere antwoorden mogelijk) ☐Energiek ☐Gelukkig ☐Gezellig ☐Kalm ☐Kinderachtig
☐Lelijk ☐Ontevredenheid ☐Plezier ☐Saai ☐Slecht
☐Teleurstelling ☐Verbaasd ☐Verlangen ☐Vriendelijk ☐Walging
Appendix
☐Actief ☐Amusant ☐Blij ☐Boos ☐Droevig
Het is de bedoeling dat je per product alles aankruist wat volgens jou van toepassing is. Kijk naar staal 313 en kruis aan wat je belangrijk vindt aan het uitzicht. ☐Donker uitzicht ☐Helderheid ☐Natuurlijk ☐Glanzend ☐Kleur ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in) Ruik aan staal 313 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de geur. ☐Bitter ☐Melk ☐Zout ☐Chocolade ☐Vanille ☐Zuur ☐Fruit ☐Zoet ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in) Proef staal 313 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de textuur. ☐Korrelig ☐Romig ☐Vloeibaar Proef staal 313 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de smaak. ☐Bitter ☐Melk ☐Vettig ☐Chocolade ☐Metaal ☐Zoet ☐Fruit ☐Nasmaak ☐Zout ☐Karton ☐Vanille ☐Zuur ☐Karamel ☐Verhit ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in) Drink een beetje water en begin met de evaluatie van product 527. Kijk naar staal 527 en kruis aan wat je belangrijk vindt aan het uitzicht. ☐Donker uitzicht ☐Glanzend
☐Helderheid ☐Kleur
☐Natuurlijk ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
Ruik aan staal 527 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de geur. ☐Bitter ☐Melk ☐Zout ☐Chocolade ☐Vanille ☐Zuur ☐Fruit ☐Zoet ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
Proef staal 527 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de smaak. ☐Bitter ☐Melk ☐Vettig ☐Chocolade ☐Metaal ☐Zoet ☐Fruit ☐Nasmaak ☐Zout ☐Karton ☐Vanille ☐Zuur ☐Karamel ☐Verhit ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
Appendix
Proef staal 527 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de textuur. ☐Korrelig ☐Romig ☐Vloeibaar
Het is de bedoeling dat je per product alles aankruist wat volgens jou van toepassing is. Kijk naar staal 412 en kruis aan wat je belangrijk vindt aan het uitzicht. ☐Donker uitzicht ☐Helderheid ☐Natuurlijk ☐Glanzend ☐Kleur ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in) Ruik aan staal 412 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de geur. ☐Bitter ☐Melk ☐Zout ☐Chocolade ☐Vanille ☐Zuur ☐Fruit ☐Zoet ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in) Proef staal 412 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de textuur. ☐Korrelig ☐Romig ☐Vloeibaar
Appendix
Proef staal 412 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de smaak. ☐Bitter ☐Melk ☐Vettig ☐Chocolade ☐Metaal ☐Zoet ☐Fruit ☐Nasmaak ☐Zout ☐Karton ☐Vanille ☐Zuur ☐Karamel ☐Verhit ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
Het is de bedoeling dat je per product alles aankruist wat volgens jou van toepassing is. Kijk naar staal 237 en kruis aan wat je belangrijk vindt aan het uitzicht. ☐Donker uitzicht ☐Helderheid ☐Natuurlijk ☐Glanzend ☐Kleur ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in) Ruik aan staal 237 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de geur. ☐Bitter ☐Melk ☐Zout ☐Chocolade ☐Vanille ☐Zuur ☐Fruit ☐Zoet ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in) Proef staal 237 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de textuur. ☐Korrelig ☐Romig ☐Vloeibaar Proef staal 237 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de smaak. ☐Bitter ☐Melk ☐Vettig ☐Chocolade ☐Metaal ☐Zoet ☐Fruit ☐Nasmaak ☐Zout ☐Karton ☐Vanille ☐Zuur ☐Karamel ☐Verhit ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in) Drink een beetje water en begin met de evaluatie van product 841. Kijk naar staal 841 en kruis aan wat je belangrijk vindt aan het uitzicht. ☐Donker uitzicht ☐Glanzend
☐Helderheid ☐Kleur
☐Natuurlijk ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
Ruik aan staal 841 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de geur. ☐Bitter ☐Melk ☐Zout ☐Chocolade ☐Vanille ☐Zuur ☐Fruit ☐Zoet ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
Proef staal 841 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de smaak. ☐Bitter ☐Melk ☐Vettig ☐Chocolade ☐Metaal ☐Zoet ☐Fruit ☐Nasmaak ☐Zout ☐Karton ☐Vanille ☐Zuur ☐Karamel ☐Verhit ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
Appendix
Proef staal 841 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de textuur. ☐Korrelig ☐Romig ☐Vloeibaar
Nu volgt nog een kort algemeen deel. Voor voeding die ik op een gewone dag eet, is het belangrijk dat Helemaal niet Niet Geen mening akkoord akkoord Het natuurlijke ☐ ☐ ☐ ingrediënten bevat Het lekker smaakt ☐ ☐ ☐ Ik het al ken ☐ ☐ ☐ Het voedzaam is ☐ ☐ ☐ Het me vrolijk maakt ☐ ☐ ☐ Het lekker ruikt ☐ ☐ ☐ Het voldoende vitamines ☐ ☐ ☐ en mineralen bevat Het een goede textuur ☐ ☐ ☐ heeft Het me wakker houdt ☐ ☐ ☐ Het geen kunstmatige ☐ ☐ ☐ voedingsstoffen bevat Het er goed uitziet ☐ ☐ ☐ Het mij gezond houdt ☐ ☐ ☐ Het mij goed doet voelen ☐ ☐ ☐ Het iets is wat ik normaal ☐ ☐ ☐ eet
Akkoord ☐
Helemaal akkoord ☐
☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
☐
☐
☐ ☐
☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐
Hoe oud ben je? ☐9 jaar ☐10 jaar ☐11 jaar ☐12 jaar ☐13 jaar Wat is jouw lengte? ……………………….m Wat is jouw gewicht? ………………………..kg Welk geslacht? ☐Jongen ☐Meisje
☐Stad
Appendix
Waar woon je? ☐Platteland
Bijlage 3: Bevraging onderzoek deel 2
Vragenlijst melkdranken (2) Bent je lactose-intolerant of heb je voedselallergieën of negatieve reacties ten opzichte van bepaalde melk- of sojaproducten? ☐Ja
☐Nee
Proef staal 268. Wat is jouw algemene mening? Helemaal niet lekker 1
Niet lekker 2
Niet zo lekker 3
Neutraal 4
Een beetje lekker 5
Lekker
Een beetje lekker 5
Lekker
Een beetje lekker 5
Lekker
6
Heel lekker 7
Drink een beetje water en eet een stuk van het koekje. Proef staal 795 Wat is jouw algemene mening? Helemaal niet lekker 1
Niet lekker 2
Niet zo lekker 3
Neutraal 4
6
Heel lekker 7
Drink een beetje water en eet een stuk van het koekje. Proef staal 423. Wat is jouw algemene mening? Helemaal niet lekker 1
Niet lekker 2
Niet zo lekker 3
Neutraal 4
6
Heel lekker 7
Drink een beetje water en eet een stuk van het koekje.
Beste
………………..
Middelste
………………..
Slechtste
…………………
Appendix
Rangschik volgens jouw algemene mening staal 268, 795 en 423 van beste naar slechtste.
Bekijk brik 1 Wat verwacht je dat jouw algemene mening over dit product zal zijn? Helemaal niet lekker 1
Niet lekker 2
Niet zo lekker 3
Neutraal 4
Een beetje lekker 5
Lekker 6
Heel lekker 7
Heb je dit ooit al gedronken? ☐Ja ☐Nee Indien Ja, hoe lang is dit al geleden? ☐ Meer dan 1 jaar ☐ Tussen 6 maanden en 1 jaar ☐ Tussen 1 maand en 6 maanden ☐ Tussen 1 week en 1 maand ☐ Minder dan 1 week Bekijk brik 2 Wat verwacht je dat jouw algemene mening over dit product zal zijn? Helemaal niet lekker 1
Niet lekker 2
Niet zo lekker 3
Neutraal 4
Een beetje lekker 5
Lekker 6
Heel lekker 7
Heb je dit ooit al gedronken? ☐Ja ☐Nee Indien Ja, hoe lang is dit al geleden? ☐ Meer dan 1 jaar ☐ Tussen 6 maanden en 1 jaar ☐ Tussen 1 maand en 6 maanden ☐ Tussen 1 week en 1 maand
Appendix
☐ Minder dan 1 week
Bekijk brik 3 Wat verwacht je dat jouw algemene mening over dit product zal zijn? Helemaal niet lekker 1
Niet lekker 2
Niet zo lekker 3
Neutraal 4
Een beetje lekker 5
Lekker
Heel lekker
6
7
Heb je dit ooit al gedronken? ☐Ja ☐Nee Indien Ja, hoe lang is dit al geleden? ☐ Meer dan 1 jaar ☐ Tussen 6 maanden en 1 jaar ☐ Tussen 1 maand en 6 maanden ☐ Tussen 1 week en 1 maand ☐ Minder dan 1 week
Beste
……………………………………………………………………
Middelste
……………………………………………………………………
Slechtste
……………………………………………………………………
Appendix
Rangschik volgens jouw verwachte algemene mening brik 1, brik 2 en brik 3 van beste naar slechtste.
Het volgende deel is een algemeen deel. Lees goed de vragen en vul zo goed mogelijk alles in. Hoe vaak drink je melk en melkdranken op een gewone dag? ☐Minder dan 1 portie per dag ☐1 portie per dag ☐2 porties per dag ☐3 porties per dag ☐4 porties per dag ☐5 porties per dag ☐Meer dan 5 porties per dag Waar drink je melkdranken? (meerdere antwoorden mogelijk) ☐Thuis ☐School ☐Vrienden ☐Sportclub ☐Grootouders ☐Bij familie
Ik denk dat melk… Gezond is 1 Heel lekker 1 is Een goede 1 bron van calcium is Een laag 1 vetpercentage heeft Goed is tegen 1 de honger
2 2
3 3
4 4
5 5
6 6
7 7
2
3
4
5
6
7
2
3
4
5
6
7
2
3
4
5
6
7
Weinig vitamines heeft Voedzaam is
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
Geen natuurlijke ingrediënten bevat
1
2
3
4
5
6
7
Ongezond is Helemaal niet lekker is Geen goede bron van calcium is Een hoog vetpercentage heeft Niet goed is tegen de honger Veel vitamines heeft Helemaal niet voedzaam is Natuurlijke ingrediënten bevat
Appendix
☐Andere Indien andere, waar drink je melkdranken?
Ik denk dat een melkdrank… Gezond is 1 2 Heel lekker is 1 2
3 3
4 4
5 5
6 6
7 7
Een goede bron van calcium is Een laag vetpercentage heeft Goed is tegen de honger
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
Weinig vitamines heeft Voedzaam is
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
Geen natuurlijke ingrediënten bevat
1
2
3
4
5
6
7
Ongezond is Helemaal niet lekker is Geen goede bron van calcium is Een hoog vetpercentage heeft Niet goed is tegen de honger Veel vitamines heeft Helemaal niet voedzaam is Natuurlijke ingrediënten bevat
De volgende stellingen gaan over melk.
Hoe vaak drinken jouw ouders melk? Hoe vaak is er thuis melk aanwezig? Hoe vaak zetten jouw ouders melk op tafel?
Altijd 1
3
Neutraal 4
5
6
Nooit 7
2
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
Hoe vaak drinken jouw ouders melkdranken? Hoe vaak zijn er thuis melkdranken aanwezig? Hoe vaak zetten jouw ouders melkdranken op tafel?
Altijd 1
2
3
Neutraal 4
5
6
Nooit 7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
Appendix
De volgende stellingen gaan over melkdranken.
Hoe oud ben je? ☐8 jaar ☐9 jaar ☐10 jaar ☐11 jaar ☐12 jaar ☐13 jaar ☐14 jaar Welk geslacht? ☐Jongen ☐Meisje Waar woon je? ☐Platteland
Appendix
☐Stad
Dit is het laatste deel van deze bevraging. Vul naast de naam het nummer van het staal (547, 182, 926) in. Drink na elk product een beetje water en eet een stuk van het koekje.
Proef ….................. Wat is jouw algemene mening? Helemaal niet lekker 1
Niet lekker 2
Niet zo lekker 3
Neutraal 4
Een beetje lekker 5
Lekker
Een beetje lekker 5
Lekker
Een beetje lekker 5
Lekker
6
Heel lekker 7
Drink een beetje water en eet een stuk van het koekje. Proef ….................. Wat is jouw algemene mening? Helemaal niet lekker 1
Niet lekker 2
Niet zo lekker 3
Neutraal 4
6
Heel lekker 7
Drink een beetje water en eet een stuk van het koekje. Proef …................. Wat is jouw algemene mening? Helemaal niet lekker 1
Niet lekker 2
Niet zo lekker 3
Neutraal 4
6
Heel lekker 7
Beste
………………..
Middelste
………………..
Slechtste
…………………
Appendix
Rangschik volgens jouw algemene mening staal 547, 182 en 926 van beste naar slechtste.
Bijlage 4: Grafische weergave invloed ouders.
Hoe vaak drinken jouw ouders melk/melkdranken? 30% 25% 20% 15% 10%
Melk Melkdranken
5% 0%
Hoe vaak is/zijn er thuis melk/melkdranken aanwezig? 80% 70% 60% 50% 40% 30%
Melk Melkdranken
20% 10%
Appendix
0%
Hoe vaak zetten jouw ouders melk/melkdranken op tafel? 40% 35% 30% 25% 20%
Melk
15%
Melkdranken
10% 5% 0%
Bijlage 5: Biplot van de emoties en merken opgedeeld per soort emoties
Appendix
Positieve emoties
Appendix
Negatieve emoties