kempel
4 e jaarganG | september 2010 | nummer 13
Creativiteit binnen de Kempel
Vuvuzela
Het nieuwe studiejaar is begonnen. Een jaar waarin we starten met een uitdagend nieuw lectoraat onder de titel ‘Eigentijds beoordelen in het basisonderwijs’. Eigentijds staat in dit verband voor het integreren van meetbare leeropbrengsten (de cijfers) met de intrinsieke motivatie (wat wil ík leren) van de leerlingen. De reden voor deze integratie is kort en krachtig. Volgens de kersverse lector Jos Castelijns kan er namelijk, op grond van wetenschappelijk onderzoek, worden geconcludeerd dat: “tussen leersucces en innerlijke motivatie een overduidelijk verband bestaat”. Echter, hoe laat je die eigen motivatie van de leerlingen doorwerken in de klas? En hoe ziet dat onderwijs er concreet uit? Geen gemakkelijke klus, maar De Kempel gaat die uitdaging met veel creativiteit en
inventiviteit aan. In het belang van effectief onderwijs. De themapagina’s van deze Kempelkrant staan vol met creativiteit. De minoren drama, dans en muziek – die de studenten in het 4e jaar (de K3-fase) kunnen volgen – staan hierbij in de schijnwerpers. Opvallend in de interviews met de docenten is de schroom die vaak overwonnen moet worden voordat mensen creativiteit tonen. Het maakt ons blijkbaar kwetsbaar, en dat is eng. Ben je echter eenmaal over die (hoge) drempel heen, dan zijn dit de vakken die op veel enthousiasme en inzet van de leerlingen kunnen rekenen. Het brengt iedereen in beweging. Redactie Kempelkrant K
De zomervakantie zit er al weer op. De eindeloze zee van tijd, die op de nulde dag nog voor je lag, blijkt toch sneller opgedroogd dan gedacht. Op vakantie gaan is leuk. Terugkomen is minder prettig. Er moet altijd van alles opgeruimd en schoongemaakt worden. Ook in de auto. Onder de achterstoelen vind ik nog een aandenken aan het afgelopen WK voetbal. Het lijkt inmiddels wel een eeuw geleden, maar wat had dat spelletje Nederland net voor de vakantie in de greep. De oranje vuvuzela onder de achterstoel in mijn auto is het levende bewijs dat het ook mij niet onberoerd heeft gelaten.
maar eens. Het vraagt ondernemingszin en creatief denken. Is dat te leren?
De vuvuzela, die wonderbaarlijke toeter van plastic, zorgde voor een ware terreur. De ellende begon toen de plasticfabrikant Neil van Schalwyk op het idee kwam een goedkope plastic versie te maken van de metalen vuvuzela. Na honderden vuvuzela’s te hebben uitgedeeld aan ministers en leden van het FIFA-bestuur bij de kandidaatstelling van Zuid-Afrika om het WK te organiseren, schoten de verkopen omhoog. De rest is geschiedenis. Voor altijd zal het WK 2010 nu verbonden zijn met het doordringende eentonig gezoem. Bij iedere herhaling.
In het themakatern van deze Kempelkrant krijgen de expressievakken alle ruimte. In het licht van bovenstaande niet onbelangrijk. In de praktijk komen deze vakken voor studenten vaak ‘losgetoeterd’ van het overige onderwijsprogramma in beeld. Het eentonig gezoem van het productiviteitsbeginsel maakt het horen van iets anders onmogelijk. Om geen ‘gehoorbeschadiging’ op te lopen zijn ‘oordopjes’ gewenst. Laten wij die onze aanstaande collega’s meegeven.
Hoewel het indringende geluid van de vuvuzela het horen van iets anders onmogelijk maakt, is het wel een geniale vondst van de bedenker. Iedereen laten denken dat het een eeuwenoude traditie is en daarmee vervolgens miljoenen verdienen. Natuurlijk, iedereen kan zo’n toeter bedenken. Maar doe het
Het onlangs opgeheven Innovatieplatform, voortgezet in de KIA-coalitie, denkt van wel. Er is veel projectgeld beschikbaar om het onderwijs hiertoe te verleiden. Een beetje vreemd, want goed onderwijs heeft het stimuleren van ondernemingszin en creativiteit bij de lerenden al in zich. Het kan zijn dat men niet zo’n vertrouwen heeft in de staat van het onderwijs omdat men de dagelijkse praktijk kent: focus op kennisoverdracht.
Taeke van den Akker Lid CvB Reacties van lezers zijn welkom op
[email protected].
Nieuw lectoraat ‘Eigentijds beoordelen in het onderwijs’
Intrinsieke motivatie als beslissende factor “Cruciaal voor succes in het onderwijs is de intrinsieke motivatie van leerlingen én leerkrachten”, stelt dr. Jos Castelijns tijdens zijn aantreden als lector ‘Eigentijds beoordelen in het basisonderwijs’ bij het onderzoekscentrum van De Kempel. Even stellig is hij over het implementeren van veranderingen in het onderwijs: “dat moet een collectieve inspanning zijn, omdat de praktijk uitwijst dat van bovenaf opleggen niet effectief is.” Zeven jaar is Castelijns werkzaam geweest bij het samenwerkingsverband Interactum, waarin vijf Pabo’s zich onder de naam ‘Kantelende kennis’ concentreerden op de fundamentele verschuiving in de motivatie van de leerling. Castelijns: “Uit wetenschappelijk onderzoek komt een overduidelijk verband naar voren tussen intrinsieke motivatie en leersucces. Willen we dus dat leerlingen een zinvolle en effectieve leerperiode op school hebben, dan moeten we ons focussen op hun eigen motivatie. Met die constatering ben je er echter niet, want wat betekent dat feitelijk voor de wijze waarop ons onderwijs is ingericht? Wil je die veranderen, dan is het van het grootste belang dat het hele
onderwijssysteem hier achter staat en als geheel mee aan de slag gaat. Dat is dus inclusief leerkrachten en leerlingen.” Antennes Die overtuiging zit diep bij Jos Castelijns. Zelf studeerde hij aan wat destijds de Pedagogische Academie heette, en stond hij enige jaren voor de klas. “Lange tijd werkte ik op een LOM-school en het greep me persoonlijk aan dat kinderen al op zo’n jonge leeftijd aangaven dat ‘het voor hen allemaal niet meer hoefde’ op school. Geen enkele motivatie meer, omdat zij niet het gevoel hadden het gevraagde ooit te kunnen leren. Dat in de opleiding bewust aandacht besteed wordt aan
de persoonlijkheid van de leraar is dan doorslaggevend, daar spiegelen leerlingen zich aan. De leerkracht heeft dan de antennes om te snappen waar het bij deze kinderen om gaat. Eén van de pluspunten van De Kempel is voor mij dat zij in de opleiding bewust aandacht besteedt aan de ontwikkeling van de persoonlijkheid van de student.” Proeftuin De komende vier jaar is Castelijns de coördinerende en stimulerende kracht binnen De Kempel in het lectoraat ‘Eigentijds beoordelen in het onderwijs’. Een thema dat landelijk op de agenda staat, en dat via ‘slimme’ samenwerkingsverbanden ook zo effectief mogelijk vorm krijgt. “De kern is het onderzoeken en implementeren van een nieuwe werk- en zienswijze met als doel het vergroten van de intrinsieke motivatie van leerlingen op de opleiding én scholen in de regio. Centraal staat om dit nu ook een volwaardige plaats te geven in de
kerndoelen, naast de al geformuleerde leeropbrengsten. Als ‘proeftuin’ richten wij ons op de studenten uit het Challenge Program van De Kempel en de stagescholen die al werken (of gaan werken) met een digitaal portfolio. We zullen hierdoor al lerende een systematiek ontwikkelen, waarmee leerlingen ‘eigenaar’ kunnen worden van hun leerproces. Dat zal de effectiviteit van het onderwijs sterk vergroten, en – niet minder belangrijk – het welbevinden van de leerlingen aanzienlijk verbeteren.” K Lectoraat • Integratie intrinsieke motivatie en leeropbrengsten • Onderzoek en implementatie beïnvloeden elkaar • Samenwerking met studenten, docenten en stagescholen • Landelijke samenwerkingsverbanden • Looptijd: 4 jaar
Externe begeleiding stagiaires
Kempel investeert in intensieve stagebegeleiding Graag had extern begeleider Gerty Matoug tijdens haar eigen Paboopleiding de ondersteuning gehad die zij nu zelf aan de stagiaires van Hogeschool de Kempel geeft. Matoug: “Die begeleiding moet eerlijk, zorgvuldig en inhoudelijk gefundeerd zijn. Dat is niet altijd even gemakkelijk, maar dat bepaalt uiteindelijk wel de kwaliteit van de opleiding én van ons toekomstige onderwijs.” Hogeschool de Kempel zet voor het bezoek en de begeleiding op de stagescholen van haar eerste- en tweedejaarsstudenten, zowel eigen docenten als externe begeleiders in. Dat zijn leerkrachten die naast hun werk op basisscholen een deel van de week besteden aan het begeleiden en beoordelen van stagiaires. Zo werkt Gerty Matoug op maandag en dinsdag als intern begeleider en locatiehoofd op basisschool De Horizon in het Peeldorp Grashoek, en is donderdag de afgelopen drie jaar haar vaste ‘Kempeldag’. Gerty Matoug: “Na tien jaar juf te zijn in de groepen 1 en 2,
Extern begeleider • 15 stagiaires per semester • per semester 3 stagebezoeken • besprekingen met student, mentor en opleiding • beoordelen stage
en nog een paar jaar in groep 3, ben ik na de opleiding in de ‘kweekvijver’ van stichting Prisma – waar De Horizon ook toe behoort – intern begeleider geworden. Ik vind het erg leuk en nuttig om mijn directe collega’s te helpen bij het ‘hart’ van het lesgeven. Namelijk het verzorgen van zo goed mogelijk onderwijs aan onze kinderen. De stap naar begeleider voor De Kempel is dan niet zo groot, zeker niet als je daarvoor gevraagd wordt.” De praktijk Praktisch gezien houdt haar werk als extern begeleider in dat zij haar studenten per semester drie keer bezoekt tijdens een activiteit op de stageschool. “Als dit een rekenles is die helemaal prima verloopt, dan stellen we dat vast in de nabespreking. Ook is dan duidelijk dat bij het volgende bezoek een ander vak aan de orde komt. Bij de op- en aanmerkingen geef ik de studenten wat tips en vervolgens bespreek
ik de voortgang van de student nog met de mentor. Op de stagekaarten maak ik aantekeningen die besproken worden in het overleg tussen de stagebegeleiders, dat tweemaal per semester op De Kempel plaatsvindt. De opleiding houdt ons op de hoogte van de beroepsaspecten die dat semester op het rooster staan, zodat wij als externe begeleiders ook weten waar we de studenten op kunnen beoordelen. Leidraad bij de beoordeling zijn de kritische kernen.” Eerlijk Gerty Matoug waardeert de investering die
De Kempel doet in de stagebezoeken. “Ik vind het boeiend om jonge mensen bij te staan die met zoveel passie voor de klas staan. Zij verdienen het om te weten hoe het lesgeven ze vergaat. Dat geldt ook voor studenten die het niet halen, voor wie dit niet het werk is dat zij moeten gaan doen. Dat is moeilijk om te vertellen, maar het moet wel op een eerlijke en zorgvuldige manier gebeuren. Uiteindelijk draagt een inhoudelijk gefundeerde beoordeling bij aan de kwaliteit van het toekomstige onderwijs. Ik vind het fijn om daar een bijdrage aan te kunnen leveren”. K
Nieuwe directeur
Een leven lang leren met Kenniscenter de Kempel Na het terugtreden van Richard Steinfort in mei 2010 als directeur van Kenniscenter de Kempel, neemt Michael Bots het stokje van hem over. Bots kenmerkt zichzelf als ‘onderwijsmens in hart en nieren’ en stelt dat “opleiding, nascholing en vernieuwing, steeds meer verweven zullen zijn in het primair onderwijs.” Een kennismaking. Michael Bots weet waarop hij steunt bij het Kenniscenter: “Naast de opleiding tot leerkracht basisonderwijs, heeft De Kempel zich de laatste jaren opgeworpen als een blijvende opleidingspartner van leerkracht en school. Dit is in belangrijke mate de verdienste geweest van Richard Steinfort en alle medewerkers van Kenniscenter de Kempel. Ik zie het als een voorrecht om dit pionierswerk voort te zetten, en de afgestudeerde leerkrachten en het werkveld te blijven ondersteunen bij de vragen die hen bezighouden.”
Snelle veranderingen De nieuwe directeur voelt zich ‘als Brabander en onderwijsmens’ verbonden met het primair onderwijs in ZuidoostNederland. Bots: “De opleiding tot vakbekwame leraar basisonderwijs houdt niet meer op bij het verlaten van de pabo. Het onderwijs verandert steeds sneller, en dat vraagt om onze blijvende aandacht. De moderne samenleving vraagt van personen en organisaties om zich aan te passen aan de actuele eisen. Dat geldt ook voor het onderwijs, waarin een hele
nieuwe generatie kinderen haar eisen stelt. Vernieuwing en professionalisering zijn in de ogen van Kenniscenter de Kempel de motor voor de noodzakelijke verbeteringen van de kwaliteit van ons onderwijs, bijvoorbeeld bij de doorgaande leerlijnen.” Samen Het Kenniscenter heeft de ambitie om verder te groeien als de logische partner in de professionaliseringsbehoefte van (vak)leerkracht en basisschool. Maar nadrukkelijk samen met alle betrokkenen. Michael Bots: “Graag nodigen wij u uit om samen met ons de volgende stap te zetten in úw en onze ontwikkeling.” K
Het nieuwe studiejaar
Veranderingen in studieprogramma 2010-2011 Het onderwijs is in beweging. De Kempel stelt haar studieprogramma’s steeds bij op grond van maatschappelijke ontwikkelingen, eisen van de overheid en niet in de laatste plaats op basis van evaluaties door docenten, studenten en stagescholen. Een kort overzicht van de veranderingen in het nieuwe studiejaar. In het studiejaar 2010-2011 zal met name de K2-fase van de opleiding (het derde studiejaar) er anders uitzien voor studenten. Het competentiegericht onderwijs blijft in deze fase centraal staan, wat betekent dat de stagepraktijk nog steeds een belangrijke vindplaats is van antwoorden op leervragen. De student breidt in de stage zijn handelingsrepertoire uit én ontwikkelt een visie op het onderwijs: de basis waarop hij zijn onderwijskundig handelen verantwoordt. Wat wel verandert, is de
begeleiding en toetsing van de competenties. Onder begeleiding van vakdocenten doorlopen studenten vanaf dit studiejaar verschillende intensieve trajecten, die aan het eind van het eerste semester leiden tot het behalen van de pedagogische en didactische competenties Nederlands en rekenen/wiskunde. In het tweede semester staan de didactische competenties expressie en oriëntatie op mens en wereld op het programma. Alle studenten werken tegelijkertijd aan dezelfde competentie,
volgen vakinhoudelijk aanbod en wisselen binnen leerwerkgemeenschappen kennis en ervaringen uit. De vakdocenten toetsen op vastgestelde momenten. Nieuw in de stage is dat de mentor in de bekende Kempelscan, naast het bestaande oordeel over de pedagogische en didactische competentie, nu ook het algemeen functioneren op K2-niveau beoordeelt. Minoren Sinds vijf jaar volgen studenten in de
K2-fase een vrije minor, een specialisatie. De student maakt daarvoor een keuze uit zes aangeboden onderwerpen. Eén van die minoren is ‘speciale leerlingenzorg’, een onderwerp hierin was ‘passend onderwijs’. Per 1 januari 2011 zijn alle basisscholen verplicht om iedere leerling passend onderwijs te bieden. Gezien die landelijke ontwikkeling heeft De Kempel besloten om dit onderdeel uit de minor te halen en in het basisprogramma van de K2-fase te plaatsen, zodat alle studenten deze kennis verwerven. Een laatste verandering in het studieprogramma van 2010-2011 vindt plaats in de minor ‘bewegingsonderwijs’. Binnen deze minor begonnen studenten tot nu toe met twee blokken uit de landelijke leergang bewegingsonderwijs. Daarmee konden zij hun bevoegdheid voor dit vak behalen. De studiebelasting van deze minor was echter onevenredig groot ten opzichte van de overige minoren, zodat besloten is om met ingang van het studiejaar 2010-2011 ‘slechts’ één blok van de leergang aan te bieden. Na het behalen van het diploma op De Kempel is het voor deze studenten mogelijk om de overige blokken van de leergang te volgen binnen het aanbod van Kenniscenter De Kempel. K
Belangrijke data De komende periode heeft Hogeschool de Kempel allerlei activiteiten op het programma staan; onder andere mentorenbijeenkomsten en de Kinderboekenweek. Donderdag 7 oktober 2010 Dinsdag 28 september 2010 Maandag 11 oktober 2010 Dinsdag 5 oktober 2010 25 t/m 29 oktober 2010 6 t/m 16 oktober 2010
Mentorenbijeenkomst P- en K1-fase Mentorenbijeenkomst K2-fase Mentorenbijeenkomst K3-fase (2e) Mentorenbijeenkomst Challenge Program Herfstvakantie Hogeschool de Kempel Kinderboekenweek K
Halverwege: omkijken en vooruitblikken Aan het einde van hun tweede jaar op De Kempel blikken Anne van Bree en Anne Sleegers terug op intensieve studiejaren én kijken ze vol vertrouwen uit naar de twee komende jaren. Zo halverwege een goed punt om even stil te staan, hoewel ze daar eigenlijk helemaal geen tijd voor lijken te hebben. Anne van Bree: “We zijn druk bezig met het afsluiten van het jaar. De stage moet worden afgerond, de toetsweken staan voor de deur en we moeten de eindbalans nog maken met bewijzen van de competenties waar we aan gewerkt hebben. Werk genoeg dus.” Anne Sleegers maakt duidelijk dat ze nu zelfs al bezig zijn met de tijd na die welverdiende zomervakantie: “Meteen na de vakantie staat de basisschooltrektocht op het programma. Met groep zeven van basisschool ’t Baken in Mierlo-Hout maken we dan in drie dagen tijd verschillende wandeltochten vanuit blokhut D’n Perekker in Boekel. En daar moeten we echt alles voor organiseren; van kennismaking met kinderen en ouders, tot het bedenken van activiteiten en het plannen van de afstanden die we per dag moeten afleggen. Alles van begin tot einde, en dat moet natuurlijk voor de zomervakantie al af zijn.”
Minor Er wordt uitgekeken naar het volgende studiejaar. Anne Sleegers: “We mogen meteen aan de slag in de klas. Dit jaar twee dagen in de week, bijna een dag meer dan de vorige jaren.” Anne van Bree: “En in de vierde draai je als een volledige leerkracht mee naast de mentor, dat lijkt me helemaal een goede leerervaring. Daar kijk ik echt naar uit.” Het is duidelijk dat Anne en Anne geen spijt hebben van hun keuze voor dit vak; ze kunnen nauwelijks wachten om voor hun eigen klas te mogen staan. Maar zover is het nog niet. Eerst even een stap terug naar het derde jaar. Anne van Bree over haar keuze voor een vrije minor: “Voor mij was de keuze duidelijk. Ik heb gekozen voor de minor bewegingsonderwijs. Ik vind gymles geven echt heel leuk en wil het daarom ook zelf kunnen geven.” Anne Sleegers heeft het moeilijker gehad met haar keuze: “Ik had ook graag bewegingsonderwijs willen volgen, maar uiteindelijk heb ik gekozen voor speciale leerlingenzorg. Omdat je later altijd wel kinderen in de klas hebt met een achterstand of een gedragsstoornis – zoals ADHD of autisme – vind ik het belangrijk om te leren hoe je hier mee om kunt gaan. Het is een uitdaging om die kinderen op hun gemak te stellen en te kunnen helpen.”
Hechte klas ‘Pittig’, zo hebben zij de afgelopen twee jaar in ieder geval ervaren. Maar gelukkig zaten zij in een prima klas. Anne van Bree: “De groep heeft ons er echt doorheen gesleept. Als iemand het niet meer trok, stond de rest meteen klaar en hielpen we elkaar. Echt een hechte club.” Anne Sleegers: “Ook buiten de school trekken we met elkaar op, gaan we stappen en organiseren we af en toe een barbecue.”
Tip Anne en Anne hebben dus genoeg te doen in de tweede helft van hun opleiding. Een gouden tip voor nieuwe studenten hebben ze nog wel: “Meteen aan de slag gaan en niet afwachten. Gewoon doen, anders hou je het niet bij.” Ervaringsdeskundigen.
Anne&Anne
krant
KEMPELKRANT
is een uitgave van Hogeschool de Kempel.
KEMPELKRANT
verschijnt diverse malen per jaar en beoogt allen die betrokken zijn bij het opleiden van toekomstige leraren op de hoogte te houden van ontwikkelingen binnen Hogeschool de Kempel. De krant is ook digitaal beschikbaar via de website.
Tekst Mesman Teksten, Eindhoven
Redactie Nikky Wessels (
[email protected]), Yvonne Franzen, Marcel Lemmen, Frank Coenders
Fotografie Frank Coenders
Lay-out en Realisatie Bureau HOW, Eindhoven
Redactieadres Hogeschool de Kempel Deurneseweg 11, 5709 AH Helmond tel. 0492 - 514 400 www.kempel.nl
thema creatief onderwijs
Allemaal expressie: de meervoudige intelligentie van dans Een voorzetselspel, de tafel van drie hinkelen op het schoolplein en leren presenteren zonder schroom. Deze voorbeelden van een integrale aanpak waarin dansen de hoofdrol speelt, rollen zonder enige hapering over tafel bij dansdocent Henriëtte Wachelder. “De kracht van dansexpressie is enorm”, stelt Wachelder. “Het maakt kinderen nieuwsgierig, het spreekt hun cognitie aan en maakt ze fysiek sterker, laat kinderen veel ontdekken en het geeft ze energie. Het mooie is dat echt iedereen iets met dansen heeft.” De voorbeelden die Henriëtte geeft, klinken eenvoudig. Zo eenvoudig dat je je afvraagt waarom dans volgens wetenschappelijk onderzoek (Dans in Zicht, 2009) op zo weinig scholen een plaats heeft in het lesprogramma. Uit dit onderzoek blijkt dat slechts 10 procent van de scholen in het basisonderwijs aandacht besteedt aan dansexpressie. Waarvan niet meer dan de helft dans een vaste plaats in het rooster heeft gegeven. Een eenvoudig voorbeeld van dansexpressie is: “We lopen in een kringetje en klappen een ritme. Vier maten rondstappen, dan vier maten waarin een van de kinderen een bepaalde beweging maakt en dan vier maten waarin de rest van de kring die beweging nadoet. Vier maten rondstappen en dan mag de volgende een beweging bedenken en voordoen. Dit is een voorbeeld van een eerste stap in dansexpressie, waarin je laat zien dat het niet zo gemakkelijk is. De eerste schroom moet overwonnen worden. Maar als je die stap hebt genomen, is dat het begin van een mooi proces waarin je leert om je te presenteren.” Het maakt duidelijk dat er bij dansexpressie meer komt kijken dan alleen bewegen.
Voorzetsel Tijd, ruimte en kracht zijn de drie elementen waar Henriëtte Wachelder mee werkt bij dansexpressie. “Dansen is bij ons iets heel anders dan danspasjes leren. Wij bieden onze studenten een model aan waarin zij bewegingen leren analyseren en transformeren tot een vorm die functioneel is in de eigen situatie. Je kunt dus bijvoorbeeld naar Michael Jackson kijken om vervolgens aan de kinderen te vragen wat ze zien. Een staccato beweging die doet denken aan een robot. Hierna kun je ze zo laten bewegen, waardoor de kinderen ervaren wat het is om zo hoekig door het lokaal te gaan. Interessanter wordt het als je de kinderen bijvoorbeeld de tafel van drie laat hinkelen op het schoolplein. Krijten, vakjes, cijfers en dan springen van drie naar zes en vervolgens naar negen. Wat voor beweging zit daar in? Hiphop. Of neem een stoel en neem twee voorzetsels in gedachten die de kinderen vervolgens moeten uitbeelden. Op, onder, achter, voor. Hierna breng je tijd in de beweging: probeer zo langzaam mogelijk van de stoel af te komen. Vooral dat laatste stukje kost dan veel kracht,
waardoor je je spieren echt wel voelt trillen. Lichaamsbesef door taal.” Lichaamstaal Met de hele klas een gedicht leren, waarbij elk kind een beweging bij een zin moet bedenken. “De juf bij wie ik dit in de klas deed was stomverbaasd. Zelfs kinderen die normaal gesproken nooit een heel gedicht konden onthouden, kenden het een week later nog helemaal uit het hoofd. Dan werk je aan meervoudige intelligentie, waardoor kinderen die op een andere wijze leren ook een prima ervaring hebben. En vergeet niet dat goed kijken naar kinderen die bewegen ontzettend veel informatie geeft over hoe een kind in zijn vel zit. Iedere leerkracht herkent het meteen als je je even voor de geest haalt hoe verschillend kinderen hun vinger op kunnen steken. De één met het topje van zijn vinger zo hoog mogelijk om maar gezien te worden door de juf, de ander al een stuk minder zelfverzekerd met de onderarm boven op zijn hoofd en degene die echt niet gezien wil worden met een vinger die nauwelijks boven het tafeltje uitkomt. Allemaal expressie.” K
Docente dans Henriëtte Wachelder
Dans op De Kempel • 1e jaar: kennismaking 1,5 uur • 2e jaar: 4 blokuren + hoorcollege + evaluatie
Drama: heel veel oefenen om te ‘doen alsof’ “Spelen: dat kan iedereen!” en “Waarom zou je kinderen dat plezier onthouden?”; dramadocent Margaret Steur is helemaal overtuigd van de vormende kracht van toneelspelen en draagt dat graag uit. “Studenten die eenmaal het enthousiasme van kinderen hebben meegemaakt tijdens een toneelspel, zijn verkocht. Maar net als veel docenten moeten ze wel over de eerste schroom heen.” De vakminor verdiept de kennis en vaardigheden.
Octaaf Margaret Steur heeft een krachtig beeld van de enorme potentie van drama: “Stel het klavier van een piano voor: 52 witte en 36 zwarte toetsen, zeven octaven. Van die octaven gebruik je er normaalgesproken maar één, maar met drama gebruik je er misschien wel drie of vier tegelijk. Doen alsof je een prins, krijger, zwerver, oud vrouwtje of walgelijke pestkop bent. Spelen dat je boos bent of het gevoel ondervinden helemaal verliefd te zijn. Ervaren hoe het is om nu wel een keer je stem te verheffen, terwijl je dat normaal gesproken echt niet
zou durven. Dat is spelen. Je lijf gebruiken, emoties uitproberen en fantasie helemaal laten gaan om zo in te kunnen beelden wat je zou doen als je bijvoorbeeld een boze stiefmoeder zou zijn. Kinderen vinden dat heerlijk, en dat enthousiasme is aanstekelijk voor de studenten.”
“De basis is ook in het vierde jaar het zelf spelen. Daar beginnen we de bijeenkomsten mee en dat geeft keer op keer weer die bevestiging dat het zo zinvol is om je even in een ander ‘octaaf’ te begeven.” Daarnaast vragen we van de studenten een theoretisch onderbouwde visie op het vak, op basis van literatuur en kennis van het vakconcept. “Voor veel basisscholen vormen leerkrachten met die kennis en kunde een meerwaarde; zij kunnen het dramaonderwijs meer profiel geven.” Binnen de vakminor drama maken de studenten een educatief ontwerp dat ze uitvoeren op hun stageschool. Zo zijn er studenten die zich richten op het opzetten van een leerlijn drama voor bepaalde groepen, maar ook studenten die de regie van het theaterstuk in groep 8 voor hun rekening nemen.
Profiel In de eerste twee leerjaren op De Kempel doen de studenten tijdens de dramavakken hun eerste speelervaringen op. Deze worden in de minor die ze in het vierde jaar kunnen kiezen verder uitgebouwd. Margaret Steur:
Genieten Maar, benadrukt Margaret Steur, spelen moet je leren. Dat geldt zowel voor de student als voor de basisschoolleerling. “Pats-boem met een musical in groep 8 beginnen, dat werkt niet. Daar werk je
met kleine stappen naar toe, door veel te oefenen. Wat gemakkelijk kan tussen de lessen door. Er zijn studenten van De Kempel die hiervoor in hun minor een reeks van korte oefeningen hebben ontwikkeld. Deze kunnen worden uitgevoerd tijdens leswisselingen of andere momenten die vragen om een ‘speelse’ activiteit van leerlingen. Zo ontwikkel je de spelvaardigheid bij kinderen en wordt naar een voorstelling toegewerkt. Het vertrouwen dat de leerlingen gaandeweg krijgen, hebben ze hard nodig bij de spannende uitvoering. Doen alsof, doe je dus niet zomaar, maar zeker is dat iedereen het kan en dat elk kind er van geniet!” K Drama op De Kempel • 1e jaar: vakinhoud + eigen speelvaardigheid • 2e jaar: didactiek van de niveau’s + overzicht • 4e jaar: educatief ontwerp voor drama vanuit vraag stageschool, gekoppeld aan eigen belangstelling
Muziek in je vingers hebben KVB en WME spelen de hoofdrol in het muziekonderwijs. Klank Vorm en Betekenis (KVB) is het model dat steeds de leidraad vormt, terwijl de Waarachtige Muzikale Ervaring (WME) het ijkpunt is: iedere les dient de leerlingen minstens één keer kippenvel te bezorgen. De minor in het vierde jaar (K3-fase) biedt een kleine groep studenten de opmaat voor muziekonderwijs dat kinderen raakt, door middel van werkcolleges en intensieve begeleiding. “Muziek moet je doen”, weet muziekdocent Anne-Marie Sloekers. “Voordoen, voorleven, zodat kinderen ook die drempel van schroom over durven. Door de talentenshows die de televisie beheersen, is muziek een wedstrijd geworden. Dit maakt de drempel om je eigen geluid te laten horen erg hoog. Door het ‘samen beleven’ centraal te stellen, benadrukken we een andere kant van muziek. In de eerste twee jaar van de opleiding zetten we onze studenten op twee sporen. Ten eerste het onderzoek naar de wijze waarop muziek is opgebouwd, waardoor de studenten leren hoe muziek in elkaar steekt. Dat doen we met het KVB-model: ‘wat hoor je?’, ‘hoe steekt dat in elkaar?’ en ‘wat brengt het teweeg?’. Het tweede spoor is het ontwikkelen van de muzikale vaardigheden van de studenten, zoals zingen, de maat slaan,
noten lezen en ritme tikken. Immers, om muziek over te kunnen brengen moet je het wel zelf in de vingers hebben. Met lef en een heldere didactische aanpak, kun je dan hele mooie resultaten bereiken. Dat zie je terug in de educatieve ontwerpen van de minor. Deze variëren van een lessenreeks met de fanfare als middelpunt, een klankproject over water tot een lespakket over djembés waarvan de uitvoering uiteindelijke ook op cd wordt opgenomen. Als het vuurtje bij jezelf maar brandt, dan kun je het ook doorgeven.” Verbondenheid In het vierde jaar behoort muziek tot een van de vakminoren die aangeboden worden. Chiara Somers koos hiervoor, omdat ze uit een ‘muzikale familie’ komt en haar eigen kwaliteiten op dit terrein in wil
zetten voor de klas. Chiara: “Op de huidige krappe arbeidsmarkt is dit wellicht een reden om mij aan te nemen.” Ze ontwierp voor de minor een complete lessenreeks voor haar stageschool Uilenspiegel in Boekel. “Uit mijn onderzoek onder de leerkrachten kwam sterk naar voren dat er behoefte was aan goede en aantrekkelijke muzieklessuggesties. Voor alle groepen heb ik activiteiten samengesteld, waarmee je binnen tien minuten aan de slag kunt en alle aspecten van de kerndoelen aan bod komen. Klank, vorm en betekenis vind je erin terug en de lessen bevatten activiteiten zoals zingen, bewegen of noten lezen. Samen muziek maken of zingen zorgt voor een fijne werksfeer, omdat je voor een goed resultaat afhankelijk van elkaar bent. Die verbondenheid vind ik heel aangenaam en is ook echt goed voor de hele groep.” K
Muziek op De Kempel • 1e jaar: introductie + 4 dag delen BA1 • 2e jaar: 5 dagdelen BA6 • 4e jaar: minor 5 blokuren + begeleiding