Inventarisatie van Wmo-raden 2012 - de uitgewerkte antwoorden -
27-9-2012
Vooraf
De jaarlijkse inventarisatie van de Koepel van Wmo-raden onder Wmo-raden heeft ook in 2012 een goede respons gekregen. Uitgezet zijn 236 vragenlijsten aan leden van de Koepel, en 94 vragenlijsten zijn verstuurd aan niet-leden. Vanuit de leden kwamen 97 ingevulde vragenlijsten retour, een goede respons van 41 % (ter vergelijking: in 2011 zijn er 200 vragenlijsten uitgezet met een respons van 45 %). Vanuit de niet-leden kwamen 8 vragenlijsten retour, een respons van 9 %. Het is de eerste keer dat ook niet-leden bij het onderzoek zijn betrokken. De vragenlijsten zijn met ruime meerderheid ingevuld op persoonlijke titel door de voorzitter of secretaris van de Wmo-raad. 40 % van de vragenlijsten zijn door de Wmoraad in gezamenlijkheid ingevuld, vergelijkbaar met de resultaten in 2011.
1. Algemene gegevens van een Wmo-raad
Gemiddeld telt een Wmo-raad 11,4 leden (ook in 2011). Een enkele Wmo-raad is kleiner en heeft ongeveer 5 leden, ook zijn enkele Wmo-raden groter, met 15-20 leden. Er is geen relatie tussen grootte van de Wmo-raad en de grootte van de gemeente. Het aantal mannen in de Wmo-raad van 11 personen is gemiddeld 7, het aantal vrouwen in de Wmo-raad van 11 personen is gemiddeld 4. De gemiddelde leeftijd is 55/60 jaar. 10% is een jongere Wmo-raad (40/47 jaar). Een enkele Wmo-raad heeft een gemiddelde leeftijd van ouder dan 65. Ruim 60 % van de Wmo-raden is ingesteld als gemeentelijke commissie of adviesraad voor het College van Burgemeester en Wethouders. 13 % heeft een onafhankelijke stichtingsvorm en 15 % is een onafhankelijk lokaal platform. Deze cijfers zijn gelijk aan de cijfers van 2011.
2. De Samenwerking met de gemeente Cijfer voor deze samenwerking: 7,3 cijfer van 2011: 7,1
Hoewel het gemiddeld beoordelingscijfer maar een kleine verbetering kent ten opzichte van 2011, zijn Wmo-raden toch op een aantal punten duidelijk positiever over de samenwerking met de gemeente. Er blijven wel duidelijke verbeterpunten in het faciliteren van de Wmo-raad, die cruciaal kunnen zijn voor het functioneren en de kwaliteit van de Wmo-raad. Samenwerkingsafspraken Vrijwel alle Wmo-raden hebben hun afspraken over samenwerking met de gemeente vastgelegd. De helft heeft dat gedaan in een verordening, éénderde in een reglement en 16 % gebruikt een convenant. Deze cijfers zijn vrijwel gelijk aan 2011. Op de vraag of de afspraken ook daadwerkelijk worden nageleefd, antwoordt 95 % positief. (In 2011 was dat nog 83 %). Meer dan 80 % van de Wmo-raden voelt zich dan ook daadwerkelijk ondersteund door de gemeente bij haar adviestaken. Ruim 65 % is van mening dat de huidige werkafspraken met de gemeente voldoende zijn om uw adviestaak naar behoren uit te kunnen voeren. Eénderde is daarmee van mening dat de ondersteuning vanuit de gemeente nog onvoldoende is. Zo mist 12 % een voldoende ambtelijke ondersteuning, liefst voor 2
gemiddeld 4 uur per week. (2011: 20 %). Ook is er sprake van onvoldoende budget (bij 13 %) of onvoldoende werkafspraken met ambtenaren. Andere punten: - te weinig overleg met wethouder/college 8 % (2011: 7 %) - te weinig overleg met ambtenaren 5% - te late ontvangst van relevante stukken 26 % (2011: 40 %) - ontbreken van relevante stukken 8% - te weinig terugkoppeling op advies en het niet-overnemen van advies 17 % ( 2011: 42 %) - te weinig deskundigheid van ambtenaren 5% Budget Een ruime meerderheid van de Wmo-raden kan zelfstandig beschikken over een budget. 94 % geeft aan dat het budget voldoende is om de adviestaak naar behoren uit te kunnen voeren. Het gemiddeld jaarbudget van een Wmo-raad in 2012 is: € 9.000,- , oplopend tot 50.000 euro voor een enkeling. Wmo-raden van grotere steden hebben doorgaans een ruimer budget, maar hebben ook vaker een breder takenpakket. Het bedrag van 9.000 euro is gemiddeld en is niet een landelijk geldende leidraad voor Wmo-raden. Het budget is lokaal zeer verschillend ingevuld, het is zeer wisselend wat Wmo-raden vanuit dit budget moeten doen. Sommige Wmo-raden hebben bijvoorbeeld een actieve werkstructuur van commissies, werkgroepen, Wmo-beraad en overleg, en hebben daardoor hogere kosten. Het gemiddeld budget is wel veel lager dan het budget uit de gegevens van 2011, toen 15.000 euro. Dat getal kan als onjuist worden aangemerkt, de bevraging op dit onderwerp is in 2012 scherper en beter ingezet.
3. De adviesrol van de Wmo-raad Cijfer over het functioneren van de Wmo-raad: 7,2 cijfer van 2011: 7,2
Advies geven Een kleine 70 % van de Wmo-raden adviseert aan het College van Burgemeester en Wethouders. Een enkeling aan de gemeenteraad. Eénderde geeft aan te adviseren aan beide. Niet in de zin van zijnde een formele adviesraad voor zowel college als gemeenteraad, maar in de zin van dat het advies van de Wmo-raad aan het College ook aan de gemeenteraad wordt toegezonden. 89 % van de Wmo-raden is van mening dat de Wmo-raad ook daadwerkelijk invloed heeft op het gemeentelijk Wmo-beleid. Adviesonderwerpen Vrijwel iedere Wmo-raad geeft aan ook ongevraagd advies uit te brengen. Voor wat betreft het afgelopen jaar worden er 48 verschillende soorten onderwerpen van advies door de respondenten onderscheiden. 12 daarvan vallen buiten de directe reikwijdte van de Wmo. Daarover zijn in totaal 66 adviezen uitgebracht.
1. 2. 3. 4. 5.
Onderwerpen van advies: Transities en bezuinigingen (99) Meerjarenbeleidsplan/ kader/Wmo-beleid/verordening Wmo (75) Wmo-voorzieningen (ook: aanbesteden, huishoudelijke hulp, verordening) (55) Kanteling, loket, wijkgericht werken (44) Mantelzorg en vrijwilligerswerk (25) 3
Rol van de Wmo-raad De Wmo raad is vaak vroegtijdig betrokken bij beleidsontwikkeling. Bijna 60 % is betrokken bij de brainstormfase, vrijwel iedere Wmo-raad is betrokken bij de eerste conceptnota’s. Een meerderheid is ook nog betrokken bij de nota voor de wethouder en gemeenteraad. Deze cijfers wijken niet erg af van de resultaten van het onderzoek onder Wmo-raden van de Koepel en Movisie van augustus 2012. Wmo-raden zouden echter wel een andere rol willen vervullen, en nog eerder betrokken willen zijn bij het beleidsproces. Ruim 80 % geeft aan liever nog meer betrokken te willen zijn bij de brainstormfase, eenzelfde percentage ook bij de eerste conceptnota. Positie van de Wmo-raad Een kleine 90 % van de Wmo-raden ziet de Wmo-raad als sec adviseur van de gemeente. Eénderde beschouwt zichzelf daarnaast ook als echte samenwerkingspartner van de gemeente of coproducent samen met de gemeente. Eén op de tien ziet zichzelf zelfs als medebeslisser. Gevraagd naar de wenselijkheid van deze posities, geeft ook bijna 90 % aan dat de rol van adviseur inderdaad de ideale rol en positie is voor de Wmo-raad. Ruim de helft van de Wmo-raad wil daarnaast graag ook de positie van samenwerkingspartner/ coproducent bekleden, een kwart wil ook meebeslissen. Deze cijfers zijn hoger dan in 2011, het ambitieniveau van de Wmo-raden is ten opzichte van 2011 duidelijk verschoven richting een meer betrokken partnerrol van de gemeente. Het onderzoek van de Koepel en Movisie van augustus 2012 sluit aan bij deze cijfers. Uit de Hannie van Leeuwenlezing 2012: “‘Beperk het tot de adviestaak, gevraagd en ongevraagd. Wmo-raden moeten niet op de stoel van belangenbehartigers gaan zitten. En ik heb moeite met de opvatting dat Wmo-raad en gemeente samenwerkingspartners zouden moeten zijn. ‘Het mag niet alleen wel eens botsen; sterker nog, het móet wel eens! Er moet ten strijde getrokken kunnen worden tegen het niet nakomen van afspraken.” Breedte van advies Een ruime driekwart van de Wmo-raden adviseert over de gehele breedte van de Wmo, over alle prestatievelden. Driekwart geeft aan ook te adviseren over aanpalende beleidsterreinen, met name over de jeugdzorg, de WWB en Wwnv. Een enkeling adviseert ook over de WSW, gezondheidsbeleid, toegankelijkheid en de structuurvisie. Regio Een kleine 75 % adviseert ook regionale onderwerpen als: vervoer jeugdzorg gezondheidsbeleid (O)GGZ wonen veiligheid
beleidsontwikkeling. Daarbij gaat het om 55 45 36 33 30 22
% % % % % %
Klanttevredenheidsonderzoek In 2012 is, naar aanleiding van een eerder gevoerde discussie over het klanttevredenheidsonderzoek, ook gevraagd naar de invloed van de Wmo-raad op een dergelijk gemeentelijk klanttevredenheidsonderzoek. Eénderde van de Wmo-raden geeft aan daar niets over te zeggen te hebben. 20 % kan alleen enkele vragen wijzigen. Ruim éénderde is wel betrokken bij het onderzoek en kan meedenken over het soort onderzoek dat wenselijk is en de keuze van het onderzoeksbureau.
4
Evaluatie van de Wmo-raad Van 60 % van de Wmo-raden is nog nooit het functioneren van de Wmo-raad zelf geëvalueerd door een externe instantie. Bij de overigen is dat met name gedaan door de gemeente zelf of door externe bureau’s.
4. Wmo-raad en achterban Cijfer voor het kontakt met de achterban: 6,3 cijfer van 2011: 6,3
Samenstelling van de Wmo-raad 65% van de Wmo-raden is van mening dat de huidige samenstelling van de Wmo-raad voldoet en goed is. Eénderde geeft aan dat er een tekort is aan bepaalde competenties in de Wmo-raad, met name mensen met een juridische en financiële achtergrond, en mensen met bestuurlijke ervaring. En mensen die beleidsmatig en overstijgend kunnen denken. In de kontakten/structuur van de Wmo-raad ontbreken wel bepaalde doelgroepen, zo geeft 42 % van de Wmo-raden aan. Dat zijn met name: jongeren, GGZ, allochtonen. Een beperkt aantal Wmo-raden geeft aan dat er met name ook ervaringsdeskundigen ontbreken, en vertegenwoordigers van organisaties zoals kerken of sportclubs. Achterban 82 % van de Wmo-raden ziet alle burgers als achterban. In 2011 was dat cijfer aanzienlijk lager: 58 %. Vrijwel alle Wmo-raden vindt dat ook en met name cliënten die gebruik maken van Wmo-voorzieningen en kwetsbare doelgroepen tot de achterban van de Wmo-raden moeten behoren. Die achterban wordt op verschillende manieren bij de Wmo-raad betrokken. Drie op de tien Wmo-raden positioneert de achterban vooral in de Wmo-raad. Een kleine tweederde van de Wmo-raden kiest voor een andere werkwijze. Eénderde werkt met een getrapt model, de achterban zit daar in werkgroepen of commissies, benoemd van wisselende samenstelling, rondom een adviesvraag. Ook bij éénderde heeft de achterban een positie in een platform of breed overleg van alle cliënten- en patientenorganisaties, en anderen, dat wordt geraadpleegd. Ook wordt de achterban jaarlijks uitgenodigd voor overleg of bijeenkomsten. De doelgroepen die voor Wmo-raden het meest moeilijk te bereiken zijn, zijn: 1. jeugd en jongeren (22 %) 2. GGZ (16 %) 3. allochtonen (11 %) 6 % noemt ook met name gezonde en actieve burgers of alle burgers. Deze opsomming is exact gelijk aan de opsomming in 2011. Reden voor de Koepel om in 2013 de relatie met de achterban en specifiek met jeugd en jongeren als speerpunt te benoemen. De ondersteuning op dit vlak is tot op heden kennelijk nog niet afdoende. Uit de Hannie van Leeuwenlezing 2012: wat van Leeuwen de grootste zorgen baart, is de gebrekkige relatie met de achterban. “Vooral de moeite om jongeren, allochtonen en ggz-patiënten te bereiken, zeker ook in het licht van de komende transities.” Burgerparticipatie 55 % geeft aan dat het begrip burgerparticipatie in de gemeente inmiddels voldoende bekend is, bij 45 % is dat nog zeker niet het geval. Een punt van aandacht voor velen.
5
Een kwart van de Wmo-raden geven aan dat als de relatie tussen de Wmo-raad en de burgers onvoldoende is, het zeker aan de Wmo-raad is om hierin actie te ondernemen. Wmo-raden proberen dat ook te doen, maar constateren ook dat er vanuit burgers en zelfs vanuit cliënten en cliëntgroepen weinig animo, interesse of behoefte aan meedenken aanwezig is. In die zin ligt de “schuld”ook wel eens bij de burgers zelf. Voor de Koepel is dit aanleiding om de discussie over de kloof tussen burger en overheid ook naar het lokale gemeentelijk domein door te trekken. Misschien kunnen Wmo-raden bijdragen aan het dichten van deze kloof? Een aandachtspunt voor komend jaar.
5. Tot slot
Uitdagingen in 2012/13 Ruim een kwart van de Wmo-raden ziet de komende transities als grootste uitdaging voor 2012/13. Gevolgd door het verbeteren van de communicatie met de achterban. Veel Wmo-raden ziet het verder verbeteren van de samenwerking met de gemeente als grootste uitdaging; Eén op de tien gaat werken aan het verder verbeteren, uitbreiden, of anders organiseren van de Wmo-raad. En zo ook het waken over de kwaliteit: goede adviezen blijven geven, uitvoering geven aan Wmo-werkplan. Een klein gedeelte werkt in 2012/13 aan de Kanteling. Een uitdaging uit de Hannie van Leeuwenlezing 2012: Van Leeuwen ergert zich bovendien aan de ontoegankelijkheid van informatie van instanties, waaronder ook de Wmo-raden zelf. “Spreek toch de taal van de burgers en niet die van professionals! Om het vertrouwen terug te winnen is het van essentieel belang dat alle burgers op lokaal niveau alle noodzakelijke informatie op begrijpelijke wijze aangereikt krijgen.” Toegankelijkheid van lokale informatie is voor de Koepel in 2013 een aandachtspunt.
© 2012, Koepel Wmo-raden
6