“Stof tot nadenken” – oktober 2002
Deel B: Inventarisatie van de regio Maastricht Inhoudsopgave REGIO MAASTRICHT ...................................................................................................... 2
1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 2.
ALGEMEEN ........................................................................................................................ 2 BEDRIJVIGHEID ................................................................................................................. 2 VERKEER ........................................................................................................................... 2 BELANGRIJKSTE ACTOREN ............................................................................................... 2 CONCLUSIE ........................................................................................................................ 2 LUCHTKWALITEIT IN DE REGIO MAASTRICHT...................................................... 4
2.1 ALGEMEEN ........................................................................................................................ 4 2.2 M EETNETTEN .................................................................................................................... 4 2.2.1 Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit ................................................................................ 4 2.2.2 Provinciaal Lucht Immissie Meetnet (PLIM) .............................................................. 5 2.3 ONDERZOEKEN DIE IN DE REGIO ZIJN UITGEVOERD........................................................ 5 2.3.1 Luchtkwaliteit in Maastricht “Nulmeting” Stad en Milieu locatie in Maastricht........ 5 2.3.2 De bijdrage van lokale industriële bronnen en mogelijke gezondheidseffecten van fijn stof in Maastricht. ...................................................................................................... 6 2.3.3 Stofmetingen met metaalanalyses in omgevingslucht meetstation Gouvernement Maastricht over de jaren 1999 en 2000...................................................................... 7 2.4 VERKEERS M ILIEU KAART ............................................................................................... 8 2.5 RAPPORT LUCHTKWALITEIT 2001.................................................................................... 8 2.6 CONCLUSIES LUCHTKWALITEIT ........................................................................................ 9 3.
INVENTARISATIE VAN DE BRONNEN VAN FIJN STOF ......................................... 10 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
4.
ALGEMEEN ...................................................................................................................... 10 SPECIFIEKE ONDERZOEKEN ............................................................................................ 10 BEDRIJVEN ...................................................................................................................... 10 VERKEER ......................................................................................................................... 11 SCHEEPVAART ................................................................................................................. 11 BUITENLAND .................................................................................................................... 11 CONCLUSIES BRONNEN ................................................................................................... 11 INVENTARISATIE VAN HET BELEID.......................................................................... 12
4.1 4.2 4.3 4.4
ALGEMEEN ...................................................................................................................... 12 BELEID PROVINCIE LIMBURG ......................................................................................... 12 BELEID GEMEENTE M AASTRICHT .................................................................................. 12 CONCLUSIES BELEID ....................................................................................................... 13
5. PROBLEEMBESCHRIJVING ................................................................................................ 14 GERAADPLEEGDE LITERATUUR........................................................................................... 16 BIJLAGE 1: KWANTITATIEVE GEZONDHEIDSEFFECTEN BEREKEND. ....................... 17
1
“Stof tot nadenken” – oktober 2002
Inventarisatie van de regio Maastricht 1.
Regio Maastricht
1.1
Algemeen
In dit project zijn een aantal regio’s nader bekeken. In de provincie Limburg is gekozen voor het stedelijk gebied van de regio Maastricht, onder meer vanwege het feit dat hier al een aantal specifieke onderzoeken naar fijn stof hebben plaatsgevonden. Dit in tegenstelling tot de meeste andere gemeenten in Limburg, waar de fijn stof-problematiek nog niet of nauwelijks in beeld is gebracht. Maastricht is een stad die bruist van energie op allerlei gebieden. Dit heeft echter ook een keerzijde, zoals ook zal duidelijk zal worden in deze inventarisatie. De stad is gelegen in het dal van de Maas, dat zich uitstrekt van Zuid naar Noord. In het Zuiden wordt de gemeente Maastricht begrensd door de gemeente Eijsden. In het noorden en oosten door respectievelijk de gemeenten Meerssen, Valkenburg aan de Geul en Margraten. Ten westen grenst de stad aan het buurland België. Maastricht is één van de centrale knooppunten in de (eu)regio. De stad ligt op korte afstand van de het Belgische Luik en de Duitse stad Aken. Er wonen circa 120.000 mensen in Maastricht.
1.2
Bedrijvigheid
In de stad Maastricht zijn verschillende bedrijven gevestigd die via puntbronnen luchtverontreinigende stoffen emitteren. Emissies van (grote) industriële bronnen worden bijgehouden in de Nederlandse Emissieregistratie. Hierin is ook informatie opgenomen over fijn stof-emissies door industriële bronnen in en rondom Maastricht. Het betreft onder andere bedrijven uit de keramische industrie, glasindustrie, cementindustrie e.a. (Keuken, 1998).
1.3
Verkeer
In Maastricht komen een aantal drukke verkeerswegen voor. Het autoverkeer in de stad is in de periode 1990 - 2000 gegroeid met 14%. Dit komt met name door de sterke groei van onder andere het aantal woningen en bedrijven- en kantorenparken. Het aantal huishoudens is in de periode 1990 - 2000 gegroeid met 22% en het aantal arbeidsplaatsen met maar liefst 44%! Met name op het Ceramique-terrein heeft een forse uitbreiding van woningen en kantoren plaatsgevonden (Natuur- en Milieuplan Maastricht 2030). De belangrijkste grote verkeersader is de A2, die de stad in de noord-zuid-richting doorkruist. De bereikbaarheid van de stad staat onder druk doordat in toenemende mate sprake is van congestie op de A2 en het Maas-kruisend verkeer. Het verkeer loopt vast in de trechter van de stad. De A2 is een (inter)nationale autoverbinding die ook een belangrijke zaken-as blijkt te zijn, met een aandeel vrachtverkeer overeenkomstig het landelijke gemiddelde (Natuur- en Milieuplan Maastricht 2030). Naast het drukke wegverkeer is in Maastricht ook nog sprake van verkeer over het water; de binnenscheepvaart over de Maas.
1.4
Belangrijkste actoren
De belangrijkste actoren in de regio Maastricht betreffende de fijn stof problematiek zijn de gemeente Maastricht, de provincie Limburg, de bedrijven, het Rijk wat betreft de A2 en de consumenten (automobilisten). Indirect zijn ook actoren in het buitenland, met name in het aangrenzende België, van belang voor de luchtkwaliteit in Maastricht.
1.5
Conclusie
De regio Maastricht kan voor een groot deel worden aangemerkt als een stedelijk gebied, dat zich kenmerkt door een duidelijk aanwezigheid van industrie, verkeer en bedrijvigheid. Aan de randen van de gemeentegrens zijn de meer landelijk gebieden gelegen. De ligging van de stad, als het ware ingesloten in het Maasdal, heeft een negatieve invloed op de luchtkwaliteit in
2
“Stof tot nadenken” – oktober 2002
Maastricht. De luchtkwaliteit in Maastricht wordt voor een deel ook beï nvloed door industriële activiteiten in het aangrenzende buitenland.
3
“Stof tot nadenken” – oktober 2002
2.
Luchtkwaliteit in de regio Maastricht
2.1
Algemeen
De luchtkwaliteit in Maastricht wordt beï nvloed door tal van activiteiten in en om de stad. Verkeer, bedrijvigheid en ook buitenlandse bronnen bepalen voor een groot deel de luchtkwaliteit in Maastricht.
2.2
Meetnetten
Het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit heeft voor fijn stof in Limburg twee meetlocaties; in Wijnandsrade (Zuid-Limburg) en Vredepeel (Noord-Limburg). De provincie heeft in Limburg twee meetpunten voor het meten van fijn stof; in Geleen nabij DSM en in Maastricht op het dak van het provinciehuis. 2.2.1 Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit Het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) van het RIVM verricht in Zuid-Limburg op één locatie 24-uursgemiddelde PM10-metingen. Dit meetpunt ligt in Wijnandsrade en is representatief voor de regionale achtergrond in Zuid-Limburg. In het ‘Jaaroverzicht Luchtkwaliteit 1998 - 1999’ van het Landelijke Meetnet Luchtkwaliteit en in het ‘Milieucompendium 2001’ worden kaarten gepresenteerd met o.a. PM10-concentraties. Deze kaarten zijn gebaseerd op metingen van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit, waarbij met rekenmodellen verkregen kennis is gebruikt ter interpolatie van de meetpunten. Uit deze kaarten wordt het volgende voor de regio Maastricht geconcludeerd: Tabel 1: Jaargemiddelde PM10-concentraties in de regio Maastricht, Zuid-Limburg en heel Nederland. jaargemiddelde PM10jaargemiddelde jaargemiddelde PM10conc. in de regio PM10-conc. in Zuid- concentratie in Nederland (µg/m3) Maastricht Limburg 3 3 (µg/m ) (µg/m ) 1998 35-40 30-35 33 1999 30-35 25-30 32 2000 30-35 30-35 31 Bron: Jaaroverzicht Luchtkwaliteit 1998 - 1999, Milieucompendium 2001 N.B.: alle gepresenteerde concentraties zijn vermenigvuldigd met een factor 1,33 om te corrigeren voor een systematische onderschatting door de monsternemings-apparatuur.
In 1998 waren er 55 tot 65 dagen in de regio Maastricht met een daggemiddelde PM10 hoger dan 50 µg/m3. Dit gold voor heel Limburg. In 1999 waren er 23 tot 35 dagen in de regio Maastricht met een daggemiddelde PM10 hoger dan 50 µg/m3. Dit gold voor heel Zuid-Limburg. In 2000 waren er 35 tot 45 dagen in de regio Maastricht met een daggemiddelde PM10 hoger dan 50 µg/m3. Op basis van bovenstaande tabel kan worden geconcludeerd dat de jaargemiddelde fijn stof concentraties in Maastricht in de periode 1998 - 2000 iets zijn afgenomen. In 1998 en 1999 lag de jaargemiddelde concentratie in Maastricht wat hoger dan in de rest van Zuid-Limburg. De jaargemiddelde concentraties liggen beneden de grenswaarde van 40 µg/m3 tot 2005, maar aanzienlijk hoger dan de grenswaarde vanaf 2010 van 20 µg/m3 fijn stof.
4
“Stof tot nadenken” – oktober 2002
Het aantal dagen dat de daggemiddelde concentratie meer dan 50 µg/m3 bedroeg, was in 1998 aanzienlijk meer dan in 1999. Vanaf 2005 mag de daggemiddelde concentratie niet fijn stof vaker dan 35 dagen per jaar worden overschreden. Vanaf 2010 nog maar 7 dagen per jaar. De meteorologische omstandigheden hebben invloed op de gemeten concentraties fijn stof. In een droge periode wordt meer fijn stof in de lucht gemeten dan in een nattere periode. In de monitoringsrapportage ‘Milieu en Water 2000’ van de provincie Limburg wordt opgemerkt dat de jaren 1998 en 1999 kunnen worden betiteld als natte jaren. In de rekenmodellen van het RIVM wordt echter niet gecorrigeerd voor deze wisselende meteorologische omstandigheden. Bij de interpretatie van bovenstaande cijfers dient hiermee rekening te worden gehouden. 2.2.2 Provinciaal Lucht Immissie Meetnet (PLIM) De Provincie Limburg heeft twee meetlocaties voor het meten van fijn stof. Dat is op het provinciehuis (Gouvernement) en nabij het industrieterrein van DSM. Tabel 2: Jaargemiddelde PM10-concentraties op de locaties Gouvernement en DSM. jaargemiddelde PM10jaargemiddelde PM10concentratie concentratie DSM* Gouvernement (µg/m3) 3 (µg/m ) 1997 39 38 1998 36 29 1999 37 28 2000 34 28 Bron: Monitoringsrapportage Milieu en Water 2000 - provincie Limburg. * De concentratiegegevens van meetlocatie nabij DSM zijn met 25% gecorrigeerd voor een systematische onderschatting als gevolg van de gebruikte meetapparatuur.
De gepresenteerde cijfers laten zien dat de stofconcentratie, met name rond DSM, in 1998 en 1999 opvallend gedaald is. De meteorologische omstandigheden (natte jaren) verklaren deze daling voor een deel (Monitoringsrapportage Milieu en Water 2000). De jaargemiddelde concentratie fijn stof in Maastricht laat in de periode 1997 - 2000 een dalende lijn zien. De cijfers komen ook redelijk overeen met de cijfers afkomstig van het Landelijke Meetnet Luchtkwaliteit. De concentraties gemeten in Maastricht zijn duidelijk verhoogd ten opzichte van de meelokatie nabij DSM. De jaargemiddelde concentraties liggen beneden de grenswaarde van 40 µg/m3 tot 2005, maar aanzienlijk hoger dan de grenswaarde vanaf 2010 van 20 µg/m3.
2.3
Onderzoeken die in de regio zijn uitgevoerd
In de regio Maastricht zijn door TNO in 1998 en 1999 een tweetal onderzoeken uitgevoerd. Daarnaast heeft het Bureau Onderzoek van de Provincie Limburg een onderzoek gedaan naar de concentraties PM10 en een aantal metalen in dit stof. Hierover is in maart 2002 gerapporteerd. 2.3.1 Luchtkwaliteit in Maastricht “Nulmeting” Stad en Milieu locatie in Maastricht Dit onderzoek (rapport maart 1998) is uitgevoerd in het kader van het project “Stad & Milieu”. Het onderzoek kende twee doelstellingen. Ten eerste het verwerven van inzicht in de luchtconcentraties van benzeen, NO2 en fijn stof in het “Stad & Milieu” gebied in Maastricht in
5
“Stof tot nadenken” – oktober 2002
peiljaar 1997. Ten tweede het identificeren en kwantificeren van lokale en regionale bronnen, die bijdragen aan benzeen en fijn stof luchtconcentraties. Gegevens van emissies door lokale industrie zijn verkregen uit de landelijke Emissie Registratie (ER) en hiermee is de bijdrage van lokale industrie aan PM10 luchtconcentraties in het proefgebied berekend. De gegevens van de landelijke Emissie Registratie betreffen de vergunde hoeveelheden van een bedrijf; datgene wat het bedrijf maximaal mag uitstoten. De in het onderzoek gebruikte gegevens zijn van 1994. De berekende waarden zijn vergeleken met de gemeten waarden in de nulmeting, waarbij opgemerkt dat de nulmeting is uitgevoerd op slechts twee dagen in juni/juli 1997. Tevens zijn resultaten vergeleken met regionale gemiddelde luchtconcentraties fijn stof gemeten door het LML van het RIVM en door het provinciale meetnet. In het onderzoeksrapport wordt geconcludeerd dat in het zuidoosten van het onderzoeksgebied (“Stad & Milieugebied”) de bijdrage van lokale industrie en verkeer aan de jaargemiddelde PM10- concentraties wordt geschat op circa 5 tot 10 µg/m3. Dit is een bijdrage van 25% boven de regionale achtergrond, met als gevolg dat verwacht wordt dat de PM10 luchtkwaliteitsnorm (grenswaarde van 40 µg/m3) in dit gebied zal worden overschreden. Op basis van de uitgevoerde berekeningen wordt ook geconcludeerd dat een aanzienlijke overschrijding van de fijn stof luchtkwaliteitsnorm met een factor 2 wordt verwacht rondom een aantal industriële puntbronnen in Maastricht. De resultaten van bovenstaand TNO-onderzoek is aanleiding geweest voor een tweede onderzoek in de regio Maastricht. 2.3.2
De bijdrage van lokale industriële bronnen en mogelijke gezondheidseffecten van fijn stof in Maastricht. Het eerste onderzoek was met name gebaseerd op modelberekeningen, terwijl het vervolgonderzoek (rapport maart 1999) vooral gericht was op metingen van fijn stof concentraties om de geschatte (lokale) verhogingen te bevestigen en de belangrijkste lokale, industriële bronnen te identificeren. In samenwerking met de Provincie Limburg zijn twee meetlocaties (locatie “Noord” en “Zuid”) in Maastricht ingericht, waar van juli tot november 1998 is gemeten. Het meetpunt op locatie Noord was geplaatst op leefniveau en potentieel belast door industriële emissies van PM10, terwijl het meetpunt op de locatie Zuid de lokale achtergrond van PM10 aangaf. Dit meetpunt was geplaatst op circa 15 meter hoogte. De metingen door TNO zijn verricht met twee methoden: de zogenaamde HIVAS en de TEOM. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat de concentraties PM2.5 op beide locaties gelijk zijn. Dat betekent dat de concentraties van PM2.5 voornamelijk worden bepaald door grootschalig transport. Daarentegen zijn de fracties PM10 en PM2.5-10 op locatie Noord respectievelijk 16% en 90% verhoogd ten opzichte van de locatie Zuid. Vanwege de overwegend zuidwestelijke windrichting tijdens de monstername duidt deze verhoging op de invloed van lokale bronnen ten zuiden van de locatie Noord. Op basis van gegevens van het Landelijke Meetnet Luchtkwaliteit wordt geconcludeerd dat de jaargemiddelde PM10-concentraties in de regio Zuid-Limburg, de Randstad en Maastricht in 1997 respectievelijk 41, 42 en 41 ì g/m3 bedroegen. Deze waarden illustreren het grootschalige karakter van fijn stof concentraties in Nederland en geven aan dat de meetlocatie van de Provincie Limburg op het Provinciehuis (meetlocatie Zuid) representatief is voor de regionale achtergrond in Zuid-Limburg. Het verschil in PM10-concentraties tijdens werkdagen en het weekeinde geven een indicatie van de invloed van industriële en verkeersemissies. Op de locatie Noord zijn metingen verricht 6
“Stof tot nadenken” – oktober 2002
naar de PM10, benzeen en NO concentraties. Benzeen en stikstofoxide(NO) zijn goede indicatoren voor de invloed van verkeer en NO voor de invloed van lokale verbrandingsemissies (zowel door verkeer en in mindere mate schoorsteenemissies van de industrie). Uit de resultaten van de PM10, benzeen en NO-metingen wordt geconcludeerd dat vooral verkeersemissies (en in mindere mate industriële emissies) een bijdrage leveren aan de verhoogde PM10 concentraties tijdens werkdagen op locatie Noord. Deze verhoging wordt vooral toegeschreven aan de fractie PM2.5-10 door opwaaiend wegenstof e.d. Conclusies van de TNO-onderzoekers: De bijdrage van lokale, industriële bronnen aan PM10 concentraties in Maastricht zijn in de eerdere modelberekeningen overschat. De fijn stof concentraties op locatie “Noord” zijn weliswaar verhoogd ten opzichte van locatie “Zuid”, maar dat betreft vooral opwaaiend wegenstof door lokaal verkeer en in mindere mate de bijdrage van lokale, industriële activiteiten. Fijn stof concentraties op locatie Zuid worden bij zuidelijke wind beï nvloed door de cementindustrie ten zuiden van Maastricht. Uit de meetresultaten op beide locaties wordt geconcludeerd, dat de belangrijkste lokale bijdrage aan fijn stof afkomstig is van verkeer. Verbetering van de luchtkwaliteit in Maastricht zal daarom gezocht moeten worden in maatregelen om verkeersemissies terug te dringen. Met name het dieselverkeer vraagt om aandacht van het beleid (Keuken e.a., 1999). 2.3.3 Stofmetingen met metaalanalyses in omgevingslucht meetstation Gouvernement Maastricht over de jaren 1999 en 2000. In 1999 en 2000 heeft de provincie Limburg onderzoek gedaan naar de fijn stof-concentraties in Maastricht en een aantal metalen in dat stof. Hiervoor zijn stofmetingen uitgevoerd op het meetstation van de provincie (dak Gouvernement). Zware metalen in de lucht worden voornamelijk geëmitteerd door verkeer en industrie, en zijn, met uitzondering van kwik, gebonden aan luchtstof. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat de waarde van de gemeten jaargemiddelde concentratie (25 en 35 µg/m3) beneden de jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m3 blijft en dat er de laatste jaren een dalende trend waargenomen wordt. Wat betreft de zware metalen in het stof wordt geconcludeerd: Lood: De streefwaarde voor lood wordt in 1999 en 2000 met ruim een factor 5 overschreden. De gemiddelde concentraties liggen echter wel een factor 20 onder het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR). Cadmium: De World Health Organisation (WHO)-richtwaarde wordt niet overschreden. Chroom: In 1999 wordt de streefwaarde voor chroom ruim overschreden en is de gemiddelde concentratie nagenoeg gelijk aan het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR). In 2000 wordt de streefwaarde met een factor 72 overschreden, maar ligt de concentratie nog beneden het MTR. Onduidelijk is om welke vorm van chroom het gaat. ChroomVI is de meest schadelijke vorm. Koper: In ons lichaam wordt koper met name opgenomen via de voeding. Om deze reden is er een zogenaamde indicatieve rekenwaarde voor koper geformuleerd, die gebaseerd is op de streefwaarden voor de bodem. Wanneer de indicatieve rekenwaarde voor de lucht wordt overschreden, zal dus ook de streefwaarde voor de bodem overschreden worden.
7
“Stof tot nadenken” – oktober 2002
In het onderzoeksrapport van de provincie wordt geconcludeerd dat de koperconcentratie de indicatieve rekenwaarde overschrijdt. Duidelijk is dat voor een aantal zware metalen gehecht aan fijn stof, met name chroom, de concentraties hoog zijn gezien de geldende normen.
2.4
Verkeers Milieu Kaart
Een Verkeers Milieu Kaart (VMK) is een product van een computerprogramma waarin een verkeersmodel en een milieumodel zijn opgenomen. De gemeente Maastricht beschikt over een VMK (rapportage 1999), waarin berekeningen zijn uitgevoerd voor het jaar 1997 en voor toekomstige situaties (jaar 2010). Hiervoor zijn twee varianten uitgewerkt; een autonome ontwikkeling en een ontwikkeling met verkeers- en milieumaatregelen. Het verkeersmodel voor Maastricht is opgezet met het softwarepakket Pandora. De basis voor het model van Maastricht vormt het ‘Verkeerskundig Model Rijksweg 2 Passage Maastricht’. Het aantal autokilometers neemt in de prognosesituatie 2010 (autonome ontwikkeling) toe met 16,9% ten opzichte van 1997. In de milieuvariant neemt het aantal autokilometers af met met 11%. Het verbeteren van onder andere de fietsvoorzieningen en daarmee de verwachte verdubbeling van het aantal interne fietsverplaatsingen zou het gewenste effect moeten opleveren. Door de afname van het aantal autoverplaatsingen zou de totale emissie van de drie stoffen (CO, NO2 en benzeen) moeten afnemen. In de rapportage van de VMK van Maastricht wordt geconcludeerd dat de concentraties van de stoffen NO2, CO en benzeen, berekend op de rand van de het trottoir voor 1997 geen overschrijdingen van de grenswaarden vertonen. Bij een autonome ontwikkeling zal er in 2010 enkel een overschrijding van de NO2 grenswaarde met 1 µg/m3 in één straatgedeelte voorkomen. Hierbij is geen rekening gehouden met de nieuwe (strengere) grenswaarden voor 2010 uit het nieuwe Besluit Luchtkwaliteit. In de milieuvariant wordt een afname van de concentratie NO2, CO en benzeen verwacht en zijn er geen overschrijdingen meer. De gemeente Maastricht geeft in een notitie over de luchtkwaliteit in haar gemeente een aantal plaatsen aan, voornamelijk langs de drukke verkeerswegen in Maastricht, waar overschrijdingen van grenswaarden worden waargenomen. Gebleken is dat de grenswaarden voor NO2 en fijn stof overschreden worden langs o.a. de A2, de Terblijterweg, kruispunt Kennedysingel en Ceramique-allee, Frontensingel en het zuidelijke deel van de Meerssenerweg. De grootste overschrijdingen werden gevonden langs de A2. Deze weg wordt als belangrijkste knelpunt gesignaleerd (Gemeente Maastricht, 2000).
2.5
Rapport Luchtkwaliteit 2001
In dit rapport wordt de luchtkwaliteit in Maastricht beschreven voor het jaar 2001. Nagegaan wordt of er sprake is van overschrijdingen van de wettelijke luchtkwaliteitsnormen van de luchtverontreinigende stoffen: stifstofdioxide (NOx), koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10) en benzeen (C6H6). De luchtkwaliteitsniveaus zijn in het Besluit Luchtkwaliteit vastgelegd in de vorm van grenswaarden, plandrempels en alarmdrempels. Vanaf 2010 dient aan de grenswaarde voor NOx te worden voldaan en vanaf 2005 aan de grenswaarde fijn stof. Teneinde te bezien of dit zal lukken, zijn voor deze stoffen plandrempels geformuleerd. Het niveau van de plandrempels ligt boven dat van de grenswaarde en wordt jaarlijks aangescherpt tot het jaar 2010 c.q. 2005, wanneer de plandrempels op hetzelfde niveau liggen als de grenswaarden. De gegevens die in dit rapport worden gepresenteerd zijn berekend met behulp van modellen, waaraan de nodige onzekerheden kleven. Conclusies fijn stof voor de gemeentelijke wegen: - Op 6 plaatsen overschrijdt de jaargemiddelde concentratie de wettelijke grenswaarde
8
“Stof tot nadenken” – oktober 2002
-
-
(40 µg/m3 in 2005). Het betreft de volgende wegen: Tongerseweg, Avenue Ceramique, Ambyerstraat Zuid, Meersenerweg, Viaductweg en Pr. Bisschopsingel. Op de laatste twee plaatsen wordt ook de plandrempel van 46 µg/m3 overschreden. De 24-uurs grenswaarde (50 µg/m3) die 35 maal per jaar mag worden overschreden, wordt overal overschreden. De 24-uurs plandrempel van 70 µg/m3, die 35 maal per jaar mag worden overschreden wordt op 5 plaatsen overschreden. Het betreft: Viaductweg, Pr. Bisschopsingel, Avenue Ceramique, Ambyerstraat Zuid en de Meersenerweg.
Volgens berekeningen van Verkeer en Waterstaat overschrijdt de jaargemiddelde concentratie fijn stof langs de A2 de grenswaarde van 40 µg/m3 niet.Wel zou de 24-uurs grenswaarde worden overschreden. De 24-uurs plandrempels echter weer niet. Voor stikstofdioxide (ook een belangrijke verkeersgerelateerde stof) wordt geconcludeerd dat de grenswaarde voor het jaargemiddelde van 40 µg/m3, die in 2010 gehaald moet zijn, op 11 plaatsen in Maastricht wordt overschreden. Maar aangezien geen plandrempels worden overschreden, is de gemeente niet verplicht een plan van aanpak op te stellen (Gemeente Maastricht, 2002).
2.6
Conclusies luchtkwaliteit
De jaargemiddelde fijn stofconcentratie in Maastricht ligt de laatste jaren rond de 35 µg/m3. De concentraties in Maastricht zijn licht verhoogd ten opzichte van de rest van Zuid-Limburg, echter wel vergelijkbaar met concentraties in andere grote steden in Nederland. De belangrijkste lokale bron van fijn stof in Maastricht is het verkeer. Verwacht wordt dat langs 6 drukke verkeerswegen de grenswaarden voor de jaargemiddelde concentratie wordt overschreden. De 24-uurs grenswaarde wordt langs alle wegen overschreden en in twee gevallen wordt ook de 24-uurs plandrempel overschreden.
9
“Stof tot nadenken” – oktober 2002
3.
Inventarisatie van de bronnen van fijn stof
3.1
Algemeen
De fijn stof concentraties in de lucht zijn afkomstig van verschillende bronnen, zowel in Nederland als daarbuiten. Er wordt bovendien onderscheid gemaakt tussen primair en secundair fijn stof. Het primair stof valt bij de uitstoot al onder de definitie. De secundaire vorm wordt vanuit de gasvormige fase door reactiemechanismen tijdens verspreiding in de atmosfeer omgezet naar stofdeeltjes.
3.2
Specifieke onderzoeken
In een onderzoek in Maastricht uitgevoerd door TNO is getracht fijn stof bronnen te identificeren. Dit is gebeurd door gebruik te maken van windrozen en chemische karakteriseringen. De windrichting is een belangrijke factor voor de verspreiding van de luchtverontreiniging en identificatie van bronnen. Uit de resultaten van dit onderzoek wordt geconcludeerd dat het verkeer de belangrijkste lokale bron voor fijn stof in Maastricht is. Dit betreft onder andere verwaaiend wegenstof, bandenslijtage en uitlaatemissies (Keuken et.al., 1999).
3.3
Bedrijven
In Maastricht zijn verschillende industriële bedrijven gevestigd die stof, waaronder ook fijn stof, emitteren. De belangrijkste lokale industriële bronnen voor fijn stof zijn de volgende: Tabel 3: Bedrijven met vergunde PM10-emissies in 1994 (ton/jaar) Bedrijf ENCI Glasfabrieken Ankersmit Mosa Sphinx Tegels Ciba Geigy KNP Sphinx sanitair/keramiek Klinkers Steenfabriek
vergunde PM10-emissie in ton per jaar in 1994 166 86 54 36 20
gezamenlijk: 10
Bron: Keuken et. al., 1999. Deze gegevens zijn afkomstig uit het TNO-rapport “Luchtkwaliteit in Maastricht: Nulmeting Stad & Milieu locatie in Maastricht”. Het zijn gegevens die afkomstig zijn van de landelijke Emissie Registratie. De modelberekeningen met deze gegevens hebben echter geleid tot overschattingen van de bijdragen van bovenstaande bedrijven aan de fijn stofconcentraties in Maastricht. In de industrie zijn de laatste jaren reeds maatregelen genomen om de emissies van luchtverontreinigende stoffen, waaronder fijn stof, te reduceren. De emissiegegevens in bovenstaande tabel dienen dan ook slechts ter indicatie van welke bedrijven in Maastricht fijn stof uitstoten en in welke verhouding ten opzichte van elkaar. Landelijke Emissieregistratie: algemeen beeld voor Limburg In het Jaarrapport 1998 van de Emissieregistratie worden voor heel Limburg de emissies vermeld van verschillende doelgroepen voor verschillende stoffen. In onderstaande tabel wordt de totale fijn stofemissie vermeld van alle bronnen in Limburg tezamen.
10
“Stof tot nadenken” – oktober 2002
Tabel 4: Fijn stof-emissies in Limburg in de jaren 1997, 1998 en 1999.
totale PM10-emissie
1997 2440 ton
1998 2270 ton
1999 2190 ton
Van de 2190 ton fijn stof dat in Limburg in 1999 is uitgestoten, is het grootste deel afkomstig van het verkeer en vervoer(45%). Dan volgt de industrie(27%) m.n. chemische industrie, consumenten(21%) en de categorie handel, diensten en overheid(6%).
3.4
Verkeer
Volgens TNO-onderzoek in Maastricht levert het verkeer de belangrijkste lokale bijdrage aan de fijn stof concentraties in Maastricht (Keuken et. al., 1999). Uit de cijfers van de landelijke emissieregistratie blijkt dat in Limburg de bijdrage van het verkeer wordt geschat op 45% van de totale emissie in Limburg. 3.5 Scheepvaart Op de Maas in Maastricht komt scheepvaart voor. Er zijn echter geen gegevens bekend over de bijdrage van de scheepvaart aan de fijn stofconcentraties in Maastricht
3.6
Buitenland
Zoals uit verschillende rapporten blijkt, wordt verwacht dat industriële activiteiten in het aangrenzende buitenland invloed hebben op de fijn stofconcentraties in Maastricht. Gegevens over de grootte van die bijdrage ontbreken, waardoor ook niet duidelijk is vast te stellen in hoeverre buitenlandse fijn stof- bronnen bijdragen aan de concentraties in Maastricht.
3.7
Conclusies bronnen
In Maastricht zijn verschillende bronnen aanwezig van fijn stof. Het verkeer, en met name het dieselverkeer, levert op lokaal niveau de belangrijkste bijdrage aan de heersende fijn stof concentraties. Naast het verkeer wordt ook fijn stof geëmitteerd door industriële bronnen en door consumenten met houtkachels of allesbranders. Ook industriële activiteiten in het aangrenzende buitenland leveren een zekere bijdrage aan de fijn stofconcentraties in Maastricht.
11
“Stof tot nadenken” – oktober 2002
4.
Inventarisatie van het beleid
4.1
Algemeen
Aangezien de huidige fijn stof concentraties in Maastricht nadelige effecten hebben op de gezondheid van mensen is het van groot belang dat er goed beleid is om dit probleem aan te pakken. Duidelijk is dat het fijn stofprobleem niet alleen kan worden opgelost door de gemeente Maastricht en de provincie Limburg. Door het grootschalige karakter van het probleem is het noodzakelijk dat op alle niveaus, zowel op gemeentelijk, euregionaal, provinciaal als ook nationaal en europees niveau, adequaat beleid dient te worden geformuleerd en uitgevoerd.
4.2
Beleid provincie Limburg
Voor fijn stof heeft de provincie Limburg tot op heden geen specifiek beleid geformuleerd. Echter in het Provinciale Omgevingsplan Limburg (POL), dat in juni 2001 door GS is vastgesteld, is aangekondigd dat de provincie een actieplan fijn stof zal opstellen. Daarin zal worden geï nventariseerd waar in Limburg verhoogde concentraties fijn stof voorkomen en op welke wijze de provincie de luchtkwaliteit kan verbeteren. Daarnaast zullen ook de smogprocedures bijgesteld worden op basis van wettelijk vastgelegde alarmdrempels. Ook wordt in het POL gesproken over een immissietoets. Voor ontwikkelingen die vanuit luchtkwaliteitoptiek van belang zijn, zal een immisietoets worden ontwikkeld. Dit wordt gedaan voor de componenten die in de specifieke situatie vanuit gezondheidsoptiek relevant zijn, zoals: fijn stof, stikstofoxiden, zwaveldioxide, ammoniak, ozon, benzeen en koolmonoxide. In de toekomst zal bij ruimtelijke planvorming en economische activiteiten de relatie met lokale luchtkwaliteit in de afweging beter betrokken worden, aldus de provincie. De immissietoets zal zich enkel richten op gevallen waar gevoelige bestemmingen zich dicht bij bronnen bevinden, en in situaties van cumulatie van bijvoorbeeld industrie en verkeer (Provincie Limburg, 2001).
4.3
Beleid gemeente Maastricht
Voor fijn stof heeft de gemeente Maastricht tot op heden geen specifiek beleid geformuleerd. De gemeente Maastricht onderkent dat teneinde de geconcentreerde overschrijdingen (zgn. ‘hotspots’ van luchtverontreinigende stoffen) te reduceren, gezondheidseffecten te verminderen en overschrijdingen van nieuwe normen te beperken, specifieke aandacht voor luchtkwaliteit noodzakelijk is. De gemeente heeft een aantal uitgangspunten voor luchtkwaliteitsbeleid in Maastricht geformuleerd. Wat betreft de voornaamste lokale bron, het wegverkeer, geeft de gemeente aan weinig beleidsruimte te hebben wat betreft de brongerichte maatregelen (zoals bijv. schonere brandstoffen). Duurzame maatregelen moeten volgens de gemeente meer op landelijk c.q. Europees niveau gezocht worden. Ten aanzien van effectgerichte maatregelen ziet de gemeente wel mogelijkheden om de omgevingsbelasting van doorgaand verkeer duurzaam te reduceren. In knelpuntsituaties wil zij samen met betrokken partijen overleggen of en zo ja welke maatregelen tot de mogelijkheden behoren. De gemeente geeft aan dat zowel in het mobiliteitsbeleid als in de ruimtelijke ordening voortdurende aandacht dient te zijn voor luchtkwaliteit. Vanwege de hoge achtergrond zullen lokale bronnen van fijn stof veelal direct leiden tot lokale overschrijdingen van de grenswaarde. De gemeente geeft aan dat specifieke aandacht noodzakelijk is. Zij zal zich inspannen om de lokale emissies zo veel mogelijk terug te dringen, opdat lokale overschrijdingen niet meer zullen plaatsvinden, aldus de gemeente Maastricht. De grenswaarden voor luchtkwaliteit zullen zowel bij de vergunningverlening, als bij de planvorming op het gebied van verkeer, milieu en ruimtelijke ordening in een vroeg stadium betrokken dienen te worden, vindt de gemeente. Op plaatsen met een geringe belasting, laag achtergrondniveau, dient dit niveau gehandhaafd te blijven (Luchtkwaliteit in Maastricht, 2000).
12
“Stof tot nadenken” – oktober 2002
In het Natuur- en Milieuplan Maastricht 2030 noemt de gemeente een aantal maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. De inzet voor de korte en middellange termijn richt zich voor wat betreft het autoverkeer vooral op het effectgerichte spoor. Aandacht gaat uit naar het bundelen van (auto)verkeer, het passend inrichten van de verkeerswegen, het verminderen van de overlast door laden en lossen en het realiseren van een schoon openbaar vervoer. Ook gaat aandacht uit naar de planvorming van de A2-traverse en milieuvriendelijke touringcars. De inzet op ondertunneling van de A2-traverse is de beste oplossing om het belangrijkste luchtverontreingingsknelpunt de stad op te lossen, aldus de gemeente.
4.4
Conclusies beleid
Zowel bij de gemeente Maastricht als de Provincie Limburg is tot op heden geen beleid geformuleerd, specifiek gericht op fijn stof. De Provincie Limburg is gestart met het maken van een plan van aanpak voor fijn stof. De Gemeente Maastricht erkent het fijn stof-probleem, maar ziet op een aantal punten weinig beleidsruimte voor concrete oplossingen. Ze geeft aan dat ze zich zal inspannen om met name op lokaal niveau de emissies terug te dringen. Maatregelen hiertoe moeten nog worden opgesteld en uitgevoerd. In het Natuur- en Milieuplan 2030 doet de Gemeente Maastricht hiervoor een eerste aanzet.
13
“Stof tot nadenken” – oktober 2002
5.
Probleembeschrijving
Het probleem is dat fijn stof schadelijk is voor de gezondheid, zelfs bij lage concentraties. Uit vele nationale en internationale studies is een duidelijk verband aangetoond tussen fijn stof en allerlei aandoeningen aan luchtwegen en hart en vaten. Uit de verschillende onderzoeken die in Maastricht zijn uitgevoerd, blijkt dat de jaargemiddelde concentraties in Maastricht overeenkomen met het landelijk gemiddelde, gemeten in steden van vergelijkbare omvang. De fijn stof concentraties lijken de laatste jaren langzaam af te nemen. Onduidelijk is in hoeverre klimatologische omstandigheden dit beeld beï nvloeden. Met name op lokaal niveau en op het niveau van een straat worden normen overschreden voor verschillende luchtverontreinigende stoffen, waaronder fijn stof. Ook blijkt dat de niveaus van bepaalde zware metalen gehecht aan fijn stof in Maastricht hoog zijn. De fijn stofconcentraties in Maastricht leiden tot gezondheidsschade. Over de gezondheidseffecten van combinaties van verschillende luchtverontreinigende stoffen is nog weinig bekend, maar komen op lokaal niveau en/of straatniveau zeker voor. In onderstaande tabel wordt een schatting gemaakt van de omvang van het positieve effect op de gezondheid wanneer de jaargemiddelde fijn stofconcentratie in Maastricht zou dalen met 5 µg/m3. Tabel 5: Positieve gezondheidseffect van een verlaging van de fijn stof-concentratie in Maastricht met 5 µg/m3. Bevolkings-groep in Maastricht
Gezondheidseffect
aantal minder dagen/gevallen (jaarlijks gemiddeld) bij een fijn stofconcentratieverlaging van 5 µg/m3 in Maastricht
Respiratoire symptomen bovenste luchtwegen 4216 onderste luchtwegen 984 Longfunctiedaling >10% daling in FEV1 525 Verergering van astma astma-aanvallen 189 gebruik bronchodilatoren 632 Ouderen Ziekenhuisopnamen > 65 jaar cardiovasculaire 6 aandoeningen 3 respiratoire aandoeningen Totale Ziekenhuisopnamen Maastrichtse cardiovasculaire 9 bevolking aandoeningen 3 respiratoire aandoeningen Spoedopnamen respiratoire aandoeningen 3 Sterfte alle oorzaken 5 cardiovasculaire 2 aandoeningen respiratoire aandoeningen 3 Bron : De gegevens gebruikt voor deze zijn afkomstig uit het RIVM-rapport ‘Fijn stof in Nederland Kinderen 7-12 jaar
14
“Stof tot nadenken” – oktober 2002
een tussenbalans - (1998)’. In bijlage 1 staat de onderliggende berekening van de getallen gepresenteerd in bovenstaande tabel.
De tabel geeft een indicatie van de positieve gezondheidseffecten van een vermindering van de PM10-concentratie in Maastricht. De gezondheidseffecten betreffen het ‘gemiddelde’ voor de inwoners van Maastricht. Wonen langs drukke verkeersstraten brengt zeer waarschijnlijk een grotere blootstelling aan fijn stof met zich mee dan in een verkeersluwe straat. Zoals uit bovenstaande tabel blijkt, leidt een verlaging van 5 µg/m3 fijn stof in buitenlucht in Maastricht met name voor kinderen in de leeftijd van 7 tot 12 jaar tot een behoorlijke vermindering van de klachten. Zo blijkt het aantal respiratoire symptomen bij kinderen, waaronder een piepende ademhaling en kortademigheid, bij een daling van de fijn stofconcentraties met 5 µg/m3 met ruim 5000 gevallen per jaar af te nemen. Het nemen van maatregelen op lokaal niveau met als doel de fijn stof-emissies in Maastricht te laten afnemen levert dus belangrijke gezondheidswinst op, met name voor kinderen. Zelfs als het gaat om slechts enkele µg/m3! Verkeer is belangrijkste lokale bron in Maastricht Verkeer is de belangrijkste lokale bron voor fijn stof in Maastricht wordt in onderzoeken geconcludeerd. Langs een aantal drukke verkeerswegen in Maastricht worden overschrijdingen van grenswaarden voor NO2 en fijn stof geconstateerd. Vanwege de hoge achtergrondconcentratie van fijn stof in Maastricht zullen lokale bronnen van fijn stof veelal direct leiden tot lokale overschrijding van de grenswaarde. Met name parkeeractiviteiten en zwaar transport in woonbuurten met smalle straten kan leiden tot een ongezond leefklimaat. Verwacht wordt dat het dieselverkeer een belangrijke negatieve invloed heeft op de gezondheid. Verkeersmaatregelen die de verkeersemissies verlagen zullen een positief effect hebben op de gezondheid van de inwoners van Maastricht. Hierbij gaat het niet alleen om fijn stof, maar ook om andere stoffen die door het verkeer worden uitgestoten, zoals NOx, benzeen, PAK’s en lood.
15
“Stof tot nadenken” – oktober 2002
Geraadpleegde literatuur 1
Gemeente Maastricht, oktober 2001. Natuur- en Milieuplan Maastricht 2030,
2
Gemeente Maastricht, november 2000. Notitie Luchtkwaliteit in Maastricht.
3
Gemeente Maastricht, januari 1999. Verkeersmilieukaart.
4
Gemeente Maastricht, augustus 2002. Rapport Luchtkwaliteit 2001.
5
Keuken, dr. M.P., Jongmans-Liedekerken, dr. A.W., Severijnen, M. (1999). De bijdrage van lokale industriële bronnen en mogelijke gezondheidseffecten van fijn stof in Maastricht. Apeldoorn: TNO-MEP
6
Keuken, dr. M.P., Oss, dr. R.F. van (1998). Luchtkwaliteit in Maastricht: “Nulmeting” Stad & Milieu locatie in Maastricht. Apeldoorn: TNO-MEP.
7
Provincie Limburg, juni 2001. Provinciaal Omgevingsplan Limburg.
8
Provincie Limburg. Monitoringsrapportage Milieu en Water 2000.
9
Bloemen, H.H.Th., Bree, L. van, Buringh, E. e.a. (1998) Fijn stof in Nederland - Een tussenbalans -. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne.
10
Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit, maart 2001. Luchtkwaliteit - Jaaroverzicht 1998 en 1999 -. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne.
11
Pijnenburg, J. , maart 2002. Stofmetingen (PM-10) met metaalanalyses in omgevingslucht, meetstation Gouvernement Maastricht over de jaren 1999 en 2000. Maastricht: provincie Limburg.
12
Milieucompendium 2001 - Het milieu in cijfers -. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne & Voorburg/Heerlen: Cebtraal Bureau voor de Statistiek.
13
Koch, ing. W.W.R., Harmselen, drs. A.K. e.a., mei 2001. Rapportagereeks Doelgroepmonitoring. Den Haag: Hoofdinspectie Milieuhygiëne.
16
“Stof tot nadenken” – oktober 2002
Bijlage 1: Kwantitatieve gezondheidseffecten berekend. De meest eenvoudige manier om iets te kunnen zeggen over aantal mensen met gezondheidseffecten van fijn stof is met behulp van tabel 3-1 in het rapport ‘Fijn stof in Nederland - een tussenbalans- (1998). In de betreffende tabel op blz. 31 van het RIVM-rapport wordt het gemiddeld aantal personen met gezondheidseffecten a.g.v. een PM10-concentratie van 40µg/m3 per dag aangegeven. Ook is het attributieve risico bij deze concentratie aangegeven. Er is een kwantitatieve schatting gemaakt van de gezondheidseffecten bij een concentratie van 40 µg/m3 en bij een concentratie 35 µg/m3. Om dit te kunnen doen is allereerst het AR omgerekend. Aangezien voor fijn stof een lineaire dosis-respons-relatie bestaat, is die omrekening simpel uitvoerbaar: AR bij 40 µg/m3 voor sterfte (alle oorzaken) = 3 (uit RIVM-rapport 650010006)) AR bij 35 µg/m3 voor sterfte (alle oorzaken) = 3/40 x 35 = 2.6 In onderstaande tabel zijn de omgerekende AR opgenomen. Tabel: Geschatte gezondheidseffecten in 1993 in de Nederlandse bevolking geassocieerd met een jaargemiddelde PM10-concentratie van 40 µg/m3 (Bron: RIVM-rapport 650010 006) Bevolkingsgroep
Kinderen 7-12 jaar (900.000)
Gezondheidseffect
Respiratoire symptomen bovenste luchtwegen onderste luchtwegen Longfunctiedalin g >10% daling in FEV1 Verergering van astma astma-aanvallen gebruik bronchodilatoren Ouderen Ziekenhuisopnam en > 65 jaar (2.200.000) cardiovasculaire aandoeningen respiratoire aandoeningen Totale Ziekenhuisopnam en bevolking (15.600.000) cardiovasculaire aandoeningen
Gemiddeld dagelijks aantal gevallen
Attributief risico bij 40 µg/m3 PM10 (in %)
Attributief risico bij 35 µg/m3 PM10 (in %)
Gemiddeld dagelijks aantal geassocieerd met PM10 40 µg/m3
Gemiddeld dagelijks aantal geassocieerd met PM10 35 µg/m3
135.000 18.000
8 15
7 13.1
11.000 2.700
9.500 2.350
-
0.8
0.7
1.5001
1313
3.600 9.000
17 20
14.8 17.5
600 1.800
533 1.575
300
3
2.6
10
8
40
7
6.1
3
2
590
3
2.6
19
16
17
“Stof tot nadenken” – oktober 2002
respiratoire aandoeningen Spoedopnamen respiratoire aandoeningen Sterfte alle oorzaken cardiovasculaire aandoeningen respiratoire oorzaken
300
4
3.5
12
11
120
6
5.3
8
7
340
3
2.6
11
9
120 16
5 10
4.4 8.8
6 2
5 1
1
) Gemiddelde longfunctieafname (%); aantallen zijn berekend op basis van de geschatte variatie in respons
Om een berekening voor een bepaalde regio te kunnen uitvoeren, is enkel het aantal inwoners in die regio nog nodig om een berekening te kunnen uitvoeren.
Voorbeeld: Het aantal inwoners in Maastricht is circa 120.000. De laatste twee kolommen van bovenstaande tabel dienen te worden vermenigvuldigd met de factor: 120.000 (inw. Maastricht) / 15.600.00 (inw. Ned.) = 0,0077 Let op: de laatste twee kolommen van de tabel geven het dagelijks aantal gevallen aan. Dus alles nog eens vermenigvuldigen met 365 om het aantal gevallen per jaar in de betreffende regio te krijgen. Regio Maastricht: aantal ziekenhuisopnamen voor cardiovasculaire aandoeningen in Maastricht a.g.v. PM10conc. van 40 µg/m3 = 19 x 365 x 0.0077 = 54 aantal ziekenhuisopnamen voor cardiovasculaire aandoeningen in Maastricht a.g.v. PM10conc. van 35 µg/m3 = 16 x 365 x 0.0077 = 45 Dus een reductie van 5 µg/m3 fijn stof in de regio Maastricht betekent 9 minder ziekenhuisopnamen per jaar voor cardiovasculaire aandoeningen.
18