De regio Ottenburg tijdens de Negenjarige oorlog (deel 1)
D
Inleiding en bibliografie
it werk behandelt de regio Ottenburg (en bij uitbreiding Huldenberg) tijdens de Negenjarige oorlog op demografisch vlak en verscheen eerder als paper voor het vak Heuristiek van de Nieuwe Tijd in het academiejaar 2001–2002 onder leiding van Werner Thomas. Deze bijdrage is een licht gewijzigde versie van voornoemd werk en van deze gelegenheid maken wij ook gebruik om dr. Werner Thomas te bedanken voor de hulp bij het maken van dit werk.
Inleiding De laatste helft van de 17de eeuw was een periode van grote ramp- en tegenspoed voor de Zuidelijke Nederlanden. Ook de regio van Ottenburg en Huldenberg ontsnapte hier niet aan. Al vanaf 1672 tot 1678 speelde de Frans-Hollandse oorlog zich af in Europa. Lodewijk XIV (1643–1715) droomde van de uitbreiding van zijn rijk tot aan de natuurlijke grenzen en de Nederlanden speelden hierbij ook een voorname rol.
In het Vredesverdrag van Nijmegen (1678) maakte Lodewijk XIV aanspraak op een deel van het grondgebied van ons huidig land. Daarom werden in 1683 en 1684 troepen gestuurd om de Spaanse Nederlanden te brandschatten. Zo kwamen soldaten uit Graven of Grez (het huidige GrezDoiceau) om Sint-Agatha-Rode te plunderen. De vluchtende bewoners konden toen niet weten dat na onder andere de Guerre des Réunions de oorlogsellende nog niet voorbij was. De Negenjarige oorlog moest nog beginnen en daarna ook de Spaanse successieoorlog. Gedurende deze Negenjarige oorlog die tot 1697 duurde werd de regio Huldenberg geteisterd door een komen en gaan van troepen; of het nu bevriende of vijandige troepen waren, dat maakte geen verschil. Beide kampen plunderen alsof het een deugd was en vertrokken zo met het overgrote deel aan hooi en graangewassen. Bovendien werden deze streken ook geteisterd door ongunstige weersomstandigheden en door de centrale ligging. De regelmatige aanwezigheid van troepen in de regio had net te maken met hun ongelukkige ligging. Verscheidene steden waren vanuit die regio snel te bereiken, zo waren Brussel, Leuven en ook Namen niet ver. Bovendien bevonden zich in Mechelen en Tienen garnizoensplaatsen en in Waver werden tijdelijk ook troepen ingekwartierd. Deze omstandigheden zorgden ervoor dat de tweede helft van de 17de eeuw een lijdensweg was voor de bevolking van vooral de Zuidelijke Nederlanden. Toen de Negenjarige oorlog eindigde hadden de dorpelingen maar enkele jaren rust want kort na 1700 begon er een erfeniskwestie die opnieuw leidde tot oorlog. Deze twee kort op elkaar volgende oorlogen betekenden bijna het einde van de kleine dorpgemeenschap van Sint-Agatha-Rode.
Toch wisten de dorpen uit deze regio zich, weliswaar niet zonder moeite, te handhaven. De bedoeling van dit werk is nu om de impact van de Negenjarige oorlog op de bevolking(aangroei) van de verscheidene dorpen na te gaan. Wat waren nu de grootste gevolgen van die oorlog? Had de oorlog een gevolg op de huwelijken, geboortes en / of de overlijdenscijfers? Hoe kan men de verschillen – zo die er waren - verklaren? Door de beschikbare volkstellingen en parochieregisters na te trekken proberen we dan ook om voor de periode 1685–1700 een zo accuraat en volledig overzicht te geven van de dorpen die we uitgekozen hebben. Het gaat hierbij om Ottenburg, Sint-Agatha-Rode, Loonbeek en Neerijse. Hierbij moeten we wel opmerken dat de parochieregisters nooit volledig zijn en dat de beschikbare informatie ook niet altijd leesbaar of toegankelijk was. Ook bij de cijfergegevens is voorzichtigheid geboden want het is altijd mogelijk dat er zich in de vele cijfers verkeerde tellingen, vergissingen of verschrijvingen hebben voorgedaan. Toch menen wij dat deze demografische analyse een vrij juist en waardevol perspectief weergeeft over de Negenjarige oorlog in onze gebieden. Bovendien werpt dit onderzoek een nieuw aspect op hoe groot de invloed van deze oorlog wel was op de plattelandsbevolking.
Historische situering Alvorens met de cijfergegevens van onze demografische analyse te beginnen lijkt het ons gepast om de toestand van de door ons besproken dorpen kort te schetsen voor de desbetreffende periode. Voor deze situering maakten we gebruik van de artikels van Ch. De Vos voor wat betreft de adellijke familie de Ulloa te
Ottenburg en Sint-Agatha-Rode. Daarnaast gebruiken we ook het boek Uit het verleden van de gemeente Huldenberg van E. Martens (vooral voor wat betreft Loonbeek en Neerijse) en H. Coppens, “Meierijen en kwartieren (13de E – 1795)” in: R. Van Uytven, De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Brabant en Mechelen tot 1795. We geven deze referenties hier weer om niet telkens in voetnoten te moeten verwijzen naar de desbetreffende artikels of boeken.
Ottenburg en Sint-Agatha-Rode Ottenburg en Sint -Agatha-Rode behoorden tot de meierij SintAgatha-Rode in het kwartier van Leuven waar ook Nethen en Archennes (Eerken) toebehoorden. In de 18de eeuw werd deze meierij een onderdeel van de meierij Lubbeek. Ottenburg was in de 17de eeuw een heerlijkheid die verbonden was met Sint- Agatha-Rode. Dat verbond dateerde al van voor 1300 en zou tot in 1818 standhouden. Tijdens de Negenjarige oorlog bevonden beide dorpen zich onder het gezag van een Galicisch geslacht. Hiervoor moeten we eerst naar Bierges en Limal, twee buurdorpen van het huidige Waver. In 1621 had Don Thomas Lopez de Ulloa deze goederen gekocht van de Portugese familie de Gusman. Deze Thomas Lopez werkte zich op tot Pagaduría (pagador) generaal van de grond- en zeetroepen van zijne majesteit Filips IV van Spanje in de Nederlanden. Als pagador of betaalmeester was Thomas Lopez de Ulloa verantwoordelijk voor de bewaring en uitbetaling van de soldij van de Spaanse troepen; dit was dus een zeer belangrijke post. Doordat de geldstroom uit Spanje steeds onregelmatiger werd (en afnam) en door de oorlogsperikelen werd het steeds moeilijker om de soldaten tijdig van hun soldij te voorzien.
Dat gaf soms aanleiding tot gedemotiveerde en muitende soldaten. Om dit tegen te gaan betaalde Thomas Lopez soms uit eigen zak een voorschot aan de soldaten in de Zuidelijke Nederlanden. Thomas Lopez oefende deze functie maar enkele jaren uit. Veel belangrijker zijn de vermeldingen als lid van de Raad van oorlog van Spanje. Deze twee functies leverden hem eerst de titel van ridder op (1626) en in 1633 verkreeg hij de titel van baron van Limal. Op 11 juli 1646 werden dan Sint-Agatha-Rode en Ottenburg met inbegrip van Nethen (buurdorp van Sint-Agatha-Rode) door Filips van Croÿ voor 45 800 gulden verkocht aan Don Thomas Lopez de Ulloa. In 1651 werd hij door koning Filips IV verheven tot graaf en deze titel mocht hij toepassen op Sint-Agatha-Rode. Zo sprak men van het graafschap Sint-Agatha -Rode en van de heerlijkheid Ottenburg. De verscheidene promoties binnen enkele jaren tijd wijzen op het aanzien of de goede band van Don Thomas met de Spaanse koning. Gezien zijn staat van dienst was dat niet onlogisch. Na het overlijden van Thomas Lopez in 1655 volgde zijn tweede zoon Diego hem op als de nieuwe graaf. Don Diego overleed als vrijgezel in 1686 en in zijn testament was te lezen dat zijn broer Eugenius of Eugène zijn opvolger werd. Deze Eugenius overleed kort nadat hij ontslag genomen had uit zijn functie van militair gouverneur van Damme waar hij eigenlijk verbleef. Daarvoor had hij zich al verdienstelijk gemaakt tijdens oorlogen tegen Frankrijk in het leger van zijn vorst. Zo was hij ondermeer kolonel in de cavalerie geweest. Zijn zoon Carlos volgde hem in 1696 op en bleef tot 1732 aan de macht. Hij stierf kinderloos. Na het overlijden van zijn weduwe gingen de gebieden in onze regio over in het bezit van een andere familie, de de la Puente, die verwant waren met de de Ulloa’s.
Uit deze gegevens blijkt duidelijk dat Ottenburg en Sint-AgathaRode geregeerd werden door een familie die duidelijk aan de Spaanse zijde stond. Dit geldt voor alle leden van de familie die over Sint-AgathaRode en Ottenburg geregeerd hebben. Zij waren actief voor en tijdens de Negenjarige oorlog en in hun hoedanigheid als bijvoorbeeld pagador of kolonel ook rechtstreeks betrokken bij de gebeurtenissen. Of zij zich daarnaast met het leven in deze twee dorpen bezig hielden lijkt ons onwaarschijnlijk. De opeenvolgende heersers waren enkel geïnteresseerd in hun inkomsten die voor een groot deel uit hun dorpen afkomstig. Dit blijkt ook het feit dat bijvoorbeeld Don Eugène zelf niet aanwezig was te Limal en zijn zaken liet behartigen door een vertrouwensman. Bovendien verbleven de meeste heersers op hun kasteel te Limal. Dat kasteel werd ergens rond 1621 gebouwd en werd in de Tweede Wereldoorlog vernietigd. Loonbeek Loonbeek bevond zich naast onder andere Wilsele, Korbeek-Lo en Linden in de meierij Lubbeek in het kwartier van Leuven. Loonbeek werd op 19 december 1663 door de Spaanse koning Filips IV tot baronie verheven. Op dat ogenblik was Loonbeek onder het gezag geplaatst van de familie van der Vorst, met Heinrich-Degenhard van der Vorst (1665–1714) als baron tijdens de Negenjarige oorlog. Deze familie regeerde in totaal ongeveer drie eeuwen over het kleine dorp dat parochiaal nog afhankelijk was van ofwel Neerijse, ofwel Huldenberg omdat Loonbeek op geestelijk vlak nog in twee delen gesplitst was. Dit zou nog tot 1875 duren, datum waarop Loonbeek eindelijk een zelfstandige parochie werd (dus los van Neerijse). Dit bete-
kent dat gegevens over huwelijken, dopen en overlijdens van inwoners van Loonbeek in de gegevens van Neerijse zitten. Als we het dus over Neerijse hebben handelen we ook over Loonbeek. Voor de inwoners was deze situatie niet erg omdat men kon beschikken over de kapelaan die door de familie van der Vorst werd betaald om elke dag een mis te lezen in de slotkapel. Dat zorgde dan weer voor strubbelingen – waarschijnlijk ingegeven door jaloezie en machtswil – met de pastoor van Neerijse.
Neerijse Neerijse bevond zich met Herent, Korbeek-Dijle Tildonk, Veltem en Winksele in de meierij Herent in het kwartier van Leuven. Jonker Albert Bouwens van der Boyen kocht op 16 januari 1644 de heerlijkheid Neerijse. Het was de Spaanse koning Filips IV die door geldproblemen verplicht was om verscheidene heerlijkheden te verkopen, waaronder Neerijse. Deze geldproblemen waren het gevolg van de oorlogen die de Spaanse schatkist handenvol geld kosten. Het bedrag van de verkoop bedroeg 10 200 gulden. In 1659 werd jonker Albert geridderd. In 1691 werd Neerijse tot baronie verheven door koning Karel II. Dit kwam vooral zoon Jan-Renier ten goede; door huwelijk gingen de goederen later over naar een andere familie, de d’Overschie’s. Frederik François ----------------------------------Beknopte Bibliografie (Volledige bibliografie te verkrijgen op aanvraag) Archivalische bronnen: - Verzoekschrift raad Brabant. Rijksarchief Leuven, Kantons van Leuven, N° 656-657. - Volkstelling Loonbeek. Rijksarchief Leuven, Kantons van Leuven, N° 1148– 1151. - Rijksarchief Leuven, Kantons van Leuven, N° 1269.
- Volkstelling Ottenburg. Rijksarchief Leuven, Kantons van Leuven, N° 1272. - Brief meier Ottenburg. Rijksarchief Leuven, Kantons van Leuven, N° 12981299. - Getuigenis meier Sint-Agatha-Rode. Rijksarchief Leuven, Kantons van Leuven, N° 1407. - Rijksarchief Leuven, Kantons van Leuven, N° 1471. - Huldenberg. Algemeen Rijksarchief Brussel, rekenkamers N° 1380, 104–114. - Neerijse. Algemeen Rijksarchief te Brussel, rekenkamers N° 1383, 19–26. - Archennes. Algemeen Rijksarchief Brussel, rekenkamers N° 1383, 44–48 en N° 1384, 72. - Sint-Agatha-Rode. Algemeen Rijksarchief Brussel, rekenkamers N° 1383, 57–61. - Florival. Algemeen Rijksarchief Brussel, rekenkamers N° 1384, 50 - Nethen. Algemeen Rijksarchief Brussel, rekenkamers N° 1386, 187–219. - Huldenberg. Fiskale dienst, Algemeen Rijksarchief Brussel, N° 351-356. - Ottenburg. Fiskale dienst, Algemeen Rijksarchief Brussel, N° 361–362. - Huldenberg. Staten van Brabant, Algemeen Rijksarchief Brussel, N° 325. - Loonbeek. Algemeen Rijksarchief Brussel, Staten van Brabant N° 72 rekwesten. Uitgegeven bronnen - “Carte de cabinet des Pays Bas Autrichiens (Ferraris)”. XII dln. Brussel, 1975. (Deel I kaart N° 94 en Deel VI kaart N° 95). - DANCKAERT, L. “Hertogdom Brabant 1656”. Leuven, 1997. - HUYBERECHTS, D. en WIJNANTS, R. “Klappers op de parochieregister van Ottenburg, Sint-Agatha-Rode en Neerijse”. Elk 2 delen. Huldenberg, 1997. - “Plaeccaten ende ordonnantieen van de hertogen van Brabant’. 10 dln. Antwerpen, 1648. - VAN BINNEBEEK, J.P. “Groot-Huldenberg door de eeuwen heen”. Powerpoint-presentatie. Huldenberg, Heemkundige kring, 2001. Niet–archivalische bronnen - AERTS, E., COPPENS H. e.a. (eds.) De centrale overheidsinstellingen van de Habsburgse Nederlanden (1482–1795). 2 dln. Brussel, 1994. - BRUNEEL, C. “La mortalité dans les campagnes: le duché de Brabant aux XVIIe et XVIIIe siècles“. Leuven, 1977. - CHILDS, J. “The Nine Years’ war and the British army 1688 – 1697: the operation in the Low Countries”. Manchester, 1991. - CLARK, G.N. “Nine Years Wars 1688 – 1697”. The New Cambridge Modern History. Deel VI. Cambridge, 1970, 223 – 253.
- CLOET, M. “Voornaamgeving in het hertogdom Brabant”. Historica Lovaniensia 196. Leuven, 1986. - CLOET, M. en STORME, H. “Relatie en huwelijk in de Nieuwe tijd”.Levensrituelen: het huwelijk. Kadoc-studies 24, Leuven, 2000, 12 – 30. - COPPENS, H. “Meierijen en kwartieren (13de E–1795)” in: VAN UYTVEN, R. De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Brabant en Mechelen tot 1795. 2 dln. Brussel, 2000, 627–668. - COPPENS, H. “Schepenbanken en dorpsbesturen (11de E–1795)” in: VAN UYTVEN, R. De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Brabant en Mechelen tot 1795. 2 dln. Brussel, 2000, 712–766. - COSEMANS, A. “De bevolking van Brabant in de XVIIde en de XVIIIde eeuw”. Brussel, 1939. - DAELEMANS, F. “Boeren in oorlogstijd” in VAN HEMELRYCK, F. e.a. De sociale, economische en demografische gevolgen van oorlogen op ’t platteland in Brabant (15de–18de eeuw). Brussel, 1988. - DE SCHRYVER, R. “Oorlog en vrede voor de Zuidelijke Nederlanden 1678–1700” in: Algemene geschiedenis der Nederlanden. Deel VIII. Haarlem, 1982, 308-320. - DE VOS, CH. “Limal, ses seigneurs et seigneuries. Don Thomas Lopez de Ulloa, premier baron de Limal 1621-1655”. Wavriensia, cercle historique et archéologique de Wavre et de la région, nummer 2, tome XIII (1964) 33–87. - DE VOS, CH. “Limal, ses seigneurs et seigneuries. Don Diego Lopez de Ulloa, deuxième baron de Limal 1655-1686”. Wavriensia, cercle historique et archéologique de Wavre et de la région, nummer 1, tome XIV (1965) 1– 43. - DE VOS, CH. “Limal, ses seigneurs et seigneuries. Don Carlos Lopez de Ulloa, quatrième baron de Limal 1693–1732”. Wavriensia, cercle historique et archéologique de Wavre et de la région, nummer 1, tome XV (1966) 1–29. - DENAYER, R. “Drie eeuwen geleden: gans het centrum van Overijse de prooi der vlammen”. Zoniën, geschied- en oudheidkundig tijdschrift voor IJse- en Laneland, nummer 1, XVI (1992) 73–98. - DEPREZ, P. “De boeren in de 16de–17de en 18de eeuw” in: BROECKE, J.L. e.a. Flandria Nostra, ons land en ons volk : zijn standen en beroepen door de tijden heen. Deel I. Antwerpen – Brussel – Gent – Leuven, 1959, 123–166. - DIRIKEN, P. en DE SMEDT, P. “Geogids Huldenberg en Oud-Heverlee”. Sint-Truiden, 1989. - DUBUISSON, P., DUBUISSON M. en DEPELSENAIRE, M. “Le canton de Wavre au fil de l’histoire”. Chaumont-Gistoux, 1969. - ERKENS, M. “Globale bevolkingsaangroei te Hoeilaart tussen 1300 en 1800 (vervolg en slot) deel 2: de 17de en 18de eeuw”. Zoniën, geschied- en oudheidkundig tijdschrift voor IJse- en Laneland, nummer 1, IX (1985) 27 – 38.
- ERKENS, M. “De brandschatting van Hoeilaart in 1691”. Zoniën, geschieden oudheidkundig tijdschrift voor IJse- en Laneland, nummer 1, XI, (1987) 26–29. - FORTESCUE, J.W. “British campaigns in Flanders 1690–1794”. Londen, 1918. - GOOSSENS, W. (samensteller) “Sint-Agatha-Rode, dorp aan de Dijle”. Leuven, 1984. - GOOSSENS, W. en MARTENS, E. “Nog een tipje van de sluier opgelicht: de heren van Sint-Agatha-Rode en Ottenburg”. Huldenbergs Heemblad – Heemkundig Tijdschrift voor Huldenberg, Loonbeek, Neerijse, Ottenburg en Sint-Agatha-Rode, nummer 1, X (1991) 4–13. - HÉLIN, E. “Demografische ontwikkeling van de Zuidelijke Nederlanden, 1500–1800” in Nieuwe Algemene geschiedenis der Nederlanden. Deel V, Haarlem, [1980], 169 – 194. - HOFMANS, E. “Het Hageland gedurende den oorlog der liga van Augsburg 1692–1698”. Eigen schoon / De Brabander: tijdschrift gewijd aan geschiedenis, oudheidkunde en folklore, nummer 5, XXI (1938) 192–201. - JANSSENS, L. “Mechelen, garnizoensplaats in de Negenjarige oorlog (1689-1697)”. Diss. Licentiaat. Moderne Geschiedenis. Leuven,1985. - JANSSENS, L. “Brabant en de veldtochten van de Negenjarige Oorlog (1689–1697)”. Brabantse Folklore, nummer 250 (1986) 98–148. - JANSSENS, L. “Steden in oorlogstijd: de Tiense garnizoensgeschiedenis tijdens de oorlogen met Lodewijk XIII en Lodewijk XIV (1635-1715)”. [Z.P.], [Z.D.]. - JANSSENS, M. “Doopnaamgeving en heiligenverering”. Diss. Licentiaat. Katholieke universiteit Leuven, 1979. - [J.P.] “Esquisse d’histoire de Wavre des origines à 1815”. Wavriensia, cercle historique et archéologique de Wavre et de la région”, nummer 3–4–5, tome VII (1958) 33–75. - LEFÈVRE, J. “Het slotbedrijf van het Spaanse régime in de Zuidelijke Nederlanden 1648–1700”. Algemene geschiedenis der Nederlanden. Deel VII. Utrecht–Antwerpen, 1949–1958, 92–122. - LEROY, J. “Castella et praetoria nobilium Brabantiae, coenobiaque celebriora ... of Kasteelen en heeren huysen der edelen van Brabant, mitsgaders de voornaamste kloosters ...” Amsterdam, 1706. - LINDEMANS, J. “Acht jaren oorlog 1689–1697”. Eigen schoon / De Brabander: tijdschrift gewijd aan geschiedenis, oudheidkunde en folklore, nummer 6-7, III (1913) 164–174. - LYNN, J.A. “The wars of Louis XIV, 1667-1714”. Modern wars in perspective. Londen, 1999. - MAGDALENA, W. “De oorlogsschade in Brabant gedurende de Negenjarige oorlog (1689 - 1697)”. Diss. Licentiaat. Moderne Geschiedenis. Leuven, 1958.
- MARTENS, E. “Uit het verleden van de gemeente Huldenberg”. Huldenberg, 1978. - [MARTENS, E.] “De bevolking van Ottenburg in 1693”. Huldenbergs Heemblad – Heemkundig Tijdschrift voor Huldenberg, Loonbeek, Neerijse, Ottenburg en Sint-Agatha-Rode, nummer 2, II (1983) 67–73. - MARTENS, E. “Getuigenissen uit Huldenberg en omgeving over de oorlogen van Lodewijk XIV (1672–1710)”. Eigen schoon / De Brabander: tijdschrift gewijd aan geschiedenis, oudheidkunde en folklore, nummer 4–5–6, LX (1977) 155–176. - MARTENS, E. “Hulde aan Huldenberg”. Leuven, 1994. - MARTIN, J. “Procès et condamnation d’une infanticide à Basse–Wavre en 1645”. Wavriensia, cercle historique et archéologique de Wavre et de la région, nummer 1, tome XV (1966) 31–32. - MARTIN, J. “Histoire de la ville et franchise de Wavre en Roman pays de Brabant”. Gembloux, 1977. - OCKELEY, J. “Voornaamgeving in Vlaams-Brabant” in: VANHEMELRYCK, F. (ed.) Volksculturen in Brabant. Brussel, 1994, 45–85. - STEENSELS, M. “Het kanaliseren van en de scheepvaart op de Dijle”. Huldenbergs Heemblad – Heemkundig Tijdschrift voor Huldenberg, Loonbeek, Neerijse, Ottenburg en Sint-Agatha-Rode, nummer 3, XIII (1994) 218–231. - VAN HOUTE, H. “Les occupations étrangères en Brabant sous l’Ancien Régime 1667 – 1748. 3 dln. Gent–Parijs, 1930. - VANDENBROEKE, C. “Sociale geschiedenis van het Vlaamse volk”. Beveren, 1981. - VANDENBROEKE, C. “Landbouw in de Zuidelijke Nederlanden 1650– 1815”. Algemene geschiedenis der Nederlanden. Deel VIII. Haarlem, 1982, 73–101. - VANDENBROEKE, C. “Vrijen en trouwen van de middeleeuwen tot heden: seks, liefde en huwelijk in historisch perspectief”. Brussel–Amsterdam, 1986.