Stichting Recreatietoervaart Nederland
Inventarisatie bestaande bijdragen waterrecreatie Een aanzet tot stroomlijning van regelgeving
Wouter Jan Bolkestein Driebergen februari 2012
INHOUDSOPGAVE 0. Samenvatting en bevindingen
4
1. Aanleiding
8
2. Opdracht en aanpak 2.1. Opdracht 2.2. Aanpak
9 9 9
3. Begrippen 3.1. Bijdrage 3.2. Recreatief surplus 3.3. Kenmerken
10 10 11 13
4. Bestaande bijdragen 4.1. Vaarwegen 4.1.1. Waterschappen 4.1.1.1. Hoogheemraadschap van Delfland 4.1.1.2. Hoogheemraadschap van Rijnland 4.1.1.3. Waterschap Rivierenland 4.1.1.4. Waterschap Hollandse Delta 4.1.1.5. Waterschap Amstel, Gooi en Vecht 4.1.2. Overige instanties 4.1.2.1 Recreatieschap Marrekrite 4.1.2.2 Gemeente Bodegraven-Reeuwijk 4.1.2.3 Natuur- en Recreatieschap De Grevelingen 4.1.2.4 Samenwerkingsverband Veerse Meer 4.1.2.5 Recreatie Midden-Nederland 4.1.2.6 Stichting Gastvrij(e) Meren 4.2. Bruggen en sluizen
15 15 16 16 18 20 22 23 24 25 26 28 30 31 32 33
2
5. Conclusies 5.1. Kader 5.2. Specifieke conclusies 5.2.1. Heffende instanties 5.2.2. Grondslag van de bijdrage 5.2.3. Doel van de bijdrage 5.2.4. Aard van de bijdrage 5.2.5. Object van de bijdrage 5.2.6. Registratie van de bijdrage 5.2.7. Territorium van de bijdrage 5.2.8. Hoogte en termijnstelling van de bijdrage 5.2.9. Geleverde prestatie instantie 5.2.10. Informatie 5.2.11. Inning van de bijdrage 5.2.12. Totale opbrengst 5.2.13. Totale kosten 5.2.14. Besteding opbrengsten 5.2.15. Toezicht op de naleving 5.3. Algemene conclusies
38 38 39 39 39 40 41 41 42 42 42 43 43 43 43 44 44 44 44
Bijlage 1 Bijlage 2
49 50
Geraadpleegde literatuur Gesprekspartners instantie (interviewgesprekken en Telefonische contacten
3
0. SAMENVATTING EN BEVINDINGEN Dit rapport bevat een inventarisatie met conclusies over bestaande financiële regelingen die aan waterrecreanten in Nederland in rekening worden gebracht. De inventarisatie is gericht op het bieden van informatie voor een mogelijke stroomlijning van regelingen in de (nabije) toekomst. In dit verband is de financiering van het recreatief surplus van belang. Het recreatief surplus omvat die specifieke onderdelen van de infrastructuur, voorzieningen en diensten die exclusief voor de vaarwaterrecreatie noodzakelijk zijn en/of worden aangeboden. De bijdragen worden geheven door twee groepen instanties. Vijf waterschappen kennen doorvaartheffingen, gekoppeld aan ontheffingen voor een vaarverbod in een bepaald oppervlaktewater. De waterschappen doen dit met het oog om te voldoen aan hun basistaken. Voor voldoende water, schoon water en oever- en waterveiligheid is een regulering van het aantal pleziervaartuigen door het instellen van heffingen noodzakelijk. Zes individuele gemeenten en/of gemeenten, samenwerkend in natuur- en recreatieschappen vragen bijdragen met het doel voorzieningen voor de vaarrecreatie in hun gebieden te bevorderen. Het gaat dan veelal om de liggelden voor vaartuigen. Voor de passage van bruggen en sluizen heffen enige tientallen gemeenten tolgeld. Ter verkrijging van een helder, waarheidsgetrouw en vergelijkbaar overzicht zijn de bijdrageregelingen geïnventariseerd en vergeleken op basis van 15 relevante kenmerken. Het geheel van bijdrageregelingen laat op grond van de kenmerken een verbrokkeld beeld zien, waaruit de volgende conclusies zijn getrokken. Discontinue territoriale verdeling Bijdragen worden slechts door een beperkt aantal instanties gevraagd, bovendien niet aansluitend en met een overheersend accent in de westelijke, waterrijke provincies van Nederland. Onduidelijke verdeling van kosten van het recreatief surplus De taakverdeling binnen het totale waterbeheer is niet transparant. De verdeling van taken en bevoegdheden in het vaarwegbeheer en het nautisch beheer over de verschillende instanties verdient nadere aandacht bij het verder uitwerken en stroomlijning van een algemene bijdrageregeling voor de waterrecreatie. Vraagtekens bij de juridische houdbaarheid De wijze van totstandkoming en de juridische grondslag van de verschillende bijdrage regelingen zijn heel divers. Dit roept vragen op over de legitimiteit en de bestuursrechtelijkheid. Verder zijn er vragen over de bestemming van de legesinkomsten van een bijdrageregeling. Zo is er de vraag of inkomsten voortkomend uit het verlenen van 4
ontheffingen en vergunningen mogen worden aangewend voor andere bestemmingen dan de kosten die gemoeid zijn om deze ontheffingen en vergunningen te verlenen, in dit geval voor de bevordering van de vaarwaterrecreatie . Relatief beperkte financiële opbrengst De bijdragen spelen geen grote rol in de wereld van de waterrecreatie. Er zijn slechts een beperkt aantal regelingen en het totale financiële belang is relatief gering. De inkomsten van de regelingen, inclusief de brug- en sluisgelden zijn niet groter dan € 1-2 mln. per jaar. Van een enigszins betekenisvolle bijdrage aan één van de doelen van de bijdrageregelingen is dan ook geen sprake. Onvoldoende doelmatigheid Het geld dat wordt geïnd met de bijdrageregelingen wordt met uitzondering van één instantie volledig besteed aan de uitvoering van de regeling. De perceptiekosten zijn over het algemeen (te) hoog in relatie tot de opbrengsten. De doelmatigheid van de bijdrageregelingen kan over het geheel genomen als onvoldoende worden gekwalificeerd. Beperkte bestuurlijke en politieke aandacht Het blijkt dat de bijdrageregelingen niet of nauwelijks bestuurlijke en politieke aandacht krijgen in die gevallen waar zij vigeren. Dit heeft nadelige effecten op de legitimiteit en de handhaving van de regels. Huidige en voorgenomen bijdrageregelingen staan ter discussie Knelpunten ten aanzien van de proportionaliteit, de legitimiteit en de doelmatigheid van de bijdrageregelingen doet een aantal instanties er toe besluiten om doorvaartheffingen en tolgelden af te schaffen. De vraag is aan de orde of een vaarverbod en/of vaarbeperkingen op bepaalde wateren niet op een andere wijze zijn af te dwingen dan via een vergunningstelsel; bijvoorbeeld door het stellen van verkeersregels en het plaatsen van verkeerstekens ter plaatse en/of een ligplaatsenverordening. Vrijwillige bijdrage van de Marrekrite is een succes met aantekening De wimpel van de Marrekrite in Friesland kan vanwege het vrijwillige karakter van de vaarbijdrage en het bijzondere draagvlak ervoor niet zonder meer als hét voorbeeld dienen voor een algemene regeling. Noodzaak van “een” bijdrageregeling wordt breed ervaren Terwijl er een aantal instanties is die een bijdrageregeling heeft afgeschaft of dat overweegt te doen, is er ook een aantal die van plan is de bekostiging van voorzieningen en diensten van een heffing te voorzien. Voor het beheer en onderhoud van de infrastructuur en de voorzieningen is het noodzakelijk ook de waterrecreatiesector en waterrecreant te laten bijdragen. 5
Behoefte aan stroomlijning en transparantie De grote verscheidenheid qua kenmerken in de vigerende bijdrageregelingen, is een reden tot stroomlijning te komen; intrekking/afschaffing van regelingen is aan de orde daar waar serieuze vragen en discussie bestaan over de proportionaliteit, de legitimiteit en/of de doelmatigheid van de regeling. De ervaring van een gemeenschappelijk gedeeld belang is een succesfactor De belangrijke plaats die de waterrecreatie in Fryslân inneemt, draagt in hoge mate bij aan het succes van de wimpel van de Marrekrite. Het gevoel een (vrijwillige) bijdrage te leveren aan de instandhouding van de infrastructuur, voorzieningen en diensten leeft hier veel sterker dan in de Hollandse vaargebieden. Draagvlak voor een bijdrageregeling niet onderschatten Over het algemeen is de waterrecreant bereid te betalen voor de instandhouding, het beheer en het onderhoud van de voorzieningen en de infrastructuur voor deze recreatievorm, mits aan een aantal harde voorwaarden wordt voldaan, namelijk dat de opbrengsten geheel ten goede komen aan de waterrecreatie. Een specifieke bijdrage voor brug, sluis of aanlegplaatsen wordt redelijker gevonden dan een algemene bijdrage voor het beheer en onderhoud van vaarwegen. Werken aan een legitieme bijdrageregeling in (voor) Nederland Er is een belang van stroomlijning van bijdrageregelingen, omdat een ontwikkeling1 in gang is gezet waarbij de waterrecreatiesector en de waterrecreant zelf een (toenemende) bijdrage leveren aan de voorzieningen en de diensten voor deze vorm van recreatie. Eenduidigheid en eenvormigheid in regeling, bij voorkeur over een groot, aaneengesloten gebied heeft daarbij à priori grote voordelen. Voor waterrecreanten die gebruik maken van verschillende waterrecreatiegebieden wordt de ‘toegankelijkheid’ bevorderd indien bijdrage regelingen van waterschappen en/of gemeenten vergelijkbaar zijn. De perceptiekosten: administratie en registratie van waterrecreanten en/of vaartuigen /gebruiksrechten voor een bijdrage per voorziening (bediening bruggen, sluizen, aanlegplaatsen en overige voorzieningen) zijn vaak even hoog als het bedrag van de heffing. Om te bevorderen dat de specifieke voorzieningen voor de watersport aanwezig zijn en functioneren lijkt een eenmalige heffing voor alle voorzieningen in één vaargebied meer voor de hand liggend, gezien de lagere perceptiekosten. Een watersportbijdrage is een afspraak tussen de regionale vaarwegbeheerder en de recreatieve gebruiker. Eventuele inkomsten uit de bijdrage zijn voor het leveren van de
1
Het principe is dat de gebruiker betaalt voor de uitvoering van de Toekomstvisie Waterrecreatie 2025.
6
recreatieve voorzieningen door de vaarwegbeheerder. Eén landelijke regeling heeft daarom geen voorkeur. Een pilot om in een vaargebied de recreatieve diensten aan te bieden met één eenmalige heffing kan uitwijzen of dat leidt tot verlaging van de perceptiekosten en een voorbeeld kan zijn voor uniformering van de verschillende regelingen in Nederland. Voor het stroomlijnen en harmoniseren van bestaande bijdrageregelingen voor de waterrecreatie kan op basis van een pilot wel een landelijke modelregeling worden ontwikkeld. Van de bestaande regeling Registratie Snelle Motorboten (www.rdw.nl) – snelle motorboten hebben een lengte minder dan 20 meter en varen sneller dan 20 km per uur – wordt geen gebruik gemaakt. Bebording, een ligplaatsverordening en de kentekenregistratie van snelle motorboten lijkt een doelmatiger mogelijkheid dan de eigen vaarverordening met de daaraan verbonden perceptiekosten.
7
1. AANLEIDING In de Toekomstvisie Waterrecreatie 2025 (TV 2025) wordt de financiering van de waterrecreatie benoemd. De TV 2025 beschouwt o.a. een financiële bijdrage vanuit de sector van de waterrecreatie als een impuls voor de verwezenlijking van de ambities voor waterrecreatie. Het verkennen van een financiële bijdrage vanuit de sector vraagt om een zorgvuldige aanpak, aldus de TV 2025. In de afgelopen 15 jaar is veel aandacht besteed aan verschillende varianten van een bijdrage uit de waterrecreatiesector. De commissie Kamminga heeft in 1999, in opdracht van het tweede kabinet-Kok, geconstateerd dat een vaarbelasting voor recreatievaartuigen niet wenselijk was. Wel zag de commissie onder voorwaarden mogelijkheden voor de invoering van een watersportbijdrage. In opdracht van minister Verburg van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in 2008 heeft de commissie Gabor (Taskforce Versterking Recreatietoervaart) zich beraden over de mogelijkheden van een watersportbijdrage. Ook de Taskforce heeft vastgesteld dat het invoeren van een vaarbelasting moet worden afgewezen en dat de bestuurlijke haalbaarheid van een bijdrage voor recreatievaart reëel is, als wordt voldaan aan verschillende voorwaarden, waaronder de gefaseerde afkoop van bestaande brug-, tolen sluisgelden. De minister heeft in 2009, op grond van bezwaren van de sector en overheden besloten de door de Taskforce voorgestelde stappen niet uit te voeren. Er is vervolgens besloten dat de sector zelf een voorstel voorbereidt. Een onderdeel van dit voorstel vormt dit onderzoek ‘Inventarisatie bestaande bijdragen waterrecreatie’. Deze rapportage vormt het verslag van de inventarisatie van bijdragen die op dit moment (2011) worden gevraagd. De resultaten van deze inventarisatie worden in een vervolgfase gebruikt voor analyse en mogelijke stroomlijning in de toepassing van de bestaande bijdragen. In hoofdstuk 2 is de opdracht en aanpak van dit onderzoek toegelicht, waarna in hoofdstuk 3 het belangrijke begrip bijdrage in het kader van dit onderzoek wordt gedefinieerd en de kenmerken worden beschreven aan de hand waarvan de inventarisatie is uitgevoerd. In de definiëring van het begrip bijdrage wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de specifieke plaats van de waterrecreatie ten opzichte van andere functies op en langs het oppervlaktewater, nu en in de nabije toekomst. In hoofdstuk 4 komen de bijdragen in respectievelijk de doorvaartheffingen, de liggelden en de brug- en sluisgelden aan de orde. Hoofdstuk 5 besluit met de conclusies die uit de inventarisatie zijn getrokken. De conclusies per kenmerk zijn samengevat in een algemene eindconclusie. De eindconclusie beoogt richting te geven aan aanbevelingen voor vervolgwerkzaamheden voor mogelijke stroomlijning in de bijdragen die de waterrecreatie zelf in de financiering van voorzieningen en diensten levert. 8
2. OPDRACHT EN AANPAK 2.1.
Opdracht
Volgend uit de aanleiding in hoofdstuk 1 is de opdracht voor dit onderzoek als volgt omschreven: “Inventariseer de bestaande bijdragen die van waterrecreanten in Nederland worden gevraagd, zodanig dat het mogelijk is met een advies te beantwoorden aan de behoefte om betalingen en heffingen voor lokale en regionale diensten en producten voor de water(vaar)recreatie te stroomlijnen”. 2.2.
Aanpak
De inventarisatie van de bestaande bijdragen die aan de waterrecreant in rekening worden gebracht is in de eerste plaats uitgevoerd op basis van bestaand onderzoek, waarvan het onderzoek van Waterrecreatie Advies (2005) en de Toekomstvisie Waterrecreatie 2025: Inventarisatie “Bijdragen van waterrecreanten” van SRN (2010) vertrekpunten vormen. Er is een toets uitgevoerd op volledigheid en een overzicht gemaakt van de bestaande bijdragen op basis van een aantal kenmerken, die aan het instellen en het uitvoeren van een bijdragenregeling kunnen worden verbonden. Deze kenmerken worden in hoofdstuk 3 genoemd en nader toegelicht. De inventarisatie is uitgevoerd op basis van bestaand literatuuronderzoek en verder uitgebreid, vooral via het internet. Aanvullend op schriftelijke informatie zijn interviews gehouden met vertegenwoordigers van organisaties die bijdragen vragen van waterrecreanten, hierbij zijn ook de organisaties betrokken die van plan zijn een bijdrage in te stellen. In bijlage 1 en bijlage 2 is respectievelijk een overzicht opgenomen van geraadpleegde literatuur en organisaties waarmee een (telefonisch) interview heeft plaatsgevonden. De inventariserende overzichten met bijbehorende omschrijvingen in de volgende hoofdstukken zijn feitelijke weergaven en bevatten geen interpretaties, noch beoordelingen. Zo wordt onder het kenmerk grondslag weergegeven wat de betreffende instantie zelf heeft opgegeven op welke (wettelijke) regeling de bijdrage is gebaseerd en niet bepaald of er een correcte juridische basis bestaat. Hetzelfde geldt voor alle overige kenmerken: zo is geen oordeel geveld of het doel met de bijdrage kan worden bereikt of dat het object, het territorium, de hoogte of de inning van de bijdrage op de juiste wijze zijn vastgesteld. Evenmin is bepaald of de geleverde prestatie door de heffende instantie is geleverd en/of in voldoende verhouding tot de bijdrage staat of dat de informatieverstrekking over het bestaan van de regeling voldoende en duidelijk is voor de aanvrager. 9
3. BEGRIPPEN 3.1 Bijdrage In deze inventarisatie wordt het woord bijdrage gebruikt om een algemene en neutrale aanduiding te geven van datgene dat de waterrecreant betaalt voor het (mede)gebruik van de infrastructuur, voorzieningen en diensten voor de waterrecreatie. Een algemene en neutrale aanduiding, omdat er onder het begrip bijdrage een scala van financiële instrumenten wordt begrepen, die allen hun betekenis en interpretaties hebben. Zo worden brug- en sluisgelden en overige tolgelden, heffingen, retributies, doorvaartrechten, opcenten en vrijwillige bijdragen allen onder het algemene begrip bijdrage gerekend. In het kader van deze inventarisatie van bestaande bijdragen van waterrecreanten wordt onder bijdrage het volgende verstaan:
“Een bijdrage is een bedrag in euro’s dat eenmalig en/of periodiek door een bevoegd gezag, beheerder of eventueel andere instantie bij de waterrecreant in rekening wordt gebracht, die gebruik maakt van de infrastructuur en/of voorzieningen en diensten, die geheel of gedeeltelijk voor de waterrecreatie zijn bestemd.”
Een bijdrage is additioneel op overige kosten die de waterrecreant maakt, zoals lig- en havengelden in gemeentelijke, commerciële en verenigingsjachthavens, toeristenbelasting, de belastingen die op de aankoop van vaartuigen wordt geheven en de brandstofaccijns. De bijdrage is bedoeld om een aandeel te leveren in de financiering van de (additionele) voorzieningen en diensten voor de waterrecreatie op en aan openbaar toegankelijke vaarwegen. Deze additionele voorzieningen en diensten worden ook aangeduid als het recreatief surplus. Op drukke vaartrajecten en in kwetsbare natuurgebieden wordt de bijdrage ook gebruikt om het aantal pleziervaartuigen te reguleren. Lig- en havengelden in gemeentelijke en commerciële jachthavens worden dus uitdrukkelijk niet onder de bijdragen gerekend, zoals die worden onderscheiden in deze inventarisatie. Ook de toeristenbelasting, die gemeenten heffen op de verblijfsrecreatie is buiten beschouwing van dit onderzoek gelaten. Lig- en havengelden in de hierboven genoemde jachthavens zijn specifiek en direct verbonden aan het verlenen van een dienst en worden al van oudsher geheven en dienen bovendien niet het doel van de bijdrage. De toeristenbelasting is geen doelheffing en heeft als kenmerk dat het als belasting niet (rechtstreeks) ten goede behoeft te komen aan de waterrecreatie. 10
In de inventarisatie van de bijdragen is een onderscheid gemaakt tussen enerzijds bijdragen voor doorvaart en liggelden in een gebied (buiten de gemeentelijke, commerciële en verenigingsjachthavens) en anderzijds het brug- en sluisgelden en overige bijdragen. Bij brug- en sluisgelden is sprake van een rechtstreeks verband tussen heffing/inning en prestatie, terwijl bij de doorvaartheffingen en de liggelden dat in mindere mate het geval is. De inventarisatie van de brug- en sluisgelden is, ook vanwege het grote aantal kunstwerken, op een andere meer toetsende wijze uitgevoerd dan de inventarisatie van de overige bijdragen. Samenvatting van de bijdragen, die conform de definitie in dit onderzoek zijn geïnventariseerd:
De bijdragen die in deze inventarisatie zijn opgenomen zijn: * financiële heffingen voor een ontheffing op een vaarverbod in een bepaald gebied; * periodieke (voor een x-aantal dagen of voor een seizoen/jaar) bijdragen om gebruik te maken van de infrastructuur, de voorzieningen en/of de diensten in een bepaald gebied; * tolgelden voor het passeren van één of meer bruggen en/of sluizen .
De bijdragen zijn hiermee bedoeld om de inspanningen en kosten die specifiek de waterrecreatie met zich mee brengen ten opzicht van andere functies op en langs het oppervlakte water, te financieren. In het vervolg van dit onderzoek wordt deze specifieke inspanning ten behoeve van de waterrecreatie betiteld als “recreatief surplus”. 3.2 Recreatief surplus Voor de kosten en de bijdragen die nu en in de nabije toekomst gemoeid zijn met de waterrecreatie is het van belang om tot een goede begripsbepaling van het recreatief surplus te komen. Het recreatief surplus bestaat uit die specifieke onderdelen van de infrastructuur, voorzieningen en diensten die exclusief voor de (vaar)waterrecreatie noodzakelijk zijn en/of worden aangeboden. Dit betekent dat er geen recreatief surplus zou bestaan, indien er alleen sprake zou zijn van beroepsvaart en de vaart door politie en overige hulpdiensten. De begripsbepaling rond het recreatief surplus geeft richting aan het onderscheid tussen de verschillende kostensoorten die worden gemaakt voor de infrastructuur, de voorzieningen en de diensten die op en om het oppervlaktewater worden gerealiseerd met de verdeling daarover tussen de verschillende eigenaren en beherende instanties. 11
Tot voor kort werd het vaarwater in Nederland, buiten de havens met liggelden, door een overgrote meerderheid van de gebruikers, beroepsvaart en recreatievaart beschouwd als een vrij beschikbare infrastructuur en voorzieningen, waar hooguit voor het passeren van bruggen en sluizen passagegeld moet worden betaald. Met de in hoofdstuk 1 genoemde redenen gaat dit veranderen en zal het principe “de gebruiker betaalt” meer ingang vinden. Het wordt dan ook van toenemend belang om vast te leggen welke instanties voor welke delen van de infrastructuur, voorzieningen en diensten verantwoordelijk zijn en een bijdrage van de gebruiker kunnen vragen. Voor het huidige, maar zeker voor het toekomstig systeem is in dit kader het onderscheid tussen het vaarwegbeheer en het nautisch beheer van grote betekenis. Vaarwegbeheer omvat de zorg voor het in stand houden van de scheepvaartwegen, de daartoe horende kunstwerken en de daarlangs gelegen oevers en oeverwerken, zoals geregeld in de provinciale scheepvaartwegenverordening Nautisch beheer betreft de zorg voor een vlotte en veilige afwikkeling van het scheepvaartverkeer, door het treffen van verkeersmaatregelen te water, conform de scheepvaartverkeerswet. Nautisch vaarwegbeheer omvat de zorg voor een vlotte en veilige afwikkeling van de scheepvaart door onder meer bewegwijzering en handhaving van (vaar)regels. Het beheer van bruggen en sluizen kan zowel de verantwoordelijkheid zijn van de nautisch beheerder als van de wegbeheerder (Rijkswaterstaat, provincies en gemeenten). Op dit moment ligt het vaarwegbeheer meestal bij de provincies: waarbij de waterschappen vanuit hun basistaken zorg dragen voor het beheer van het in hun gebied vallende oppervlaktewater. Dit beheer wordt ook wel het bakbeheer genoemd. Bakbeheer betreft het op de vereiste diepte houden van de vaargeul (baggeren) ten behoeve van de scheepvaart, het beschermen van de oevers tegen golfslag door de scheepvaart (onderhoud harde oevervoorzieningen) en het verwijderen van obstakels in de vaargeul. Het (nautisch) vaarwegbeheer, het nautisch beheer en het bakbeheer hebben veel met elkaar van doen en lopen ook gedeeltelijk in elkaar over. Voor de waterschappen ligt het accent op het bakbeheer; voor de overige instanties, waaronder de (samenwerkende) gemeenten in natuur- en recreatieschappen ligt het accent vooral op het nautisch (vaarweg)beheer. In dit inventariserend onderzoek komen zowel de waterschappen als de (samenwerkende) gemeenten in natuur- en recreatieschappen aan bod, waarmee ten 12
aanzien van het beheer dus ook verschillende doelen aan de orde zijn. Deze doelen zijn van belang wanneer het om de (toekomstige) financiering van het recreatief surplus gaat. 3.3 Kenmerken De inventarisatie van de bijdragen, zoals die in paragraaf 3.1. is omschreven, is uitgevoerd op basis van een systematische benadering, waarin een aantal kenmerken van de bijdrage expliciet wordt benoemd. Deze kenmerken zijn de volgende2:
de heffende instantie: bevoegd gezag (provincie, gemeente), waterschap of samenwerkende gemeenten (WGR/recreatieschap) of overige (water)beheerder.
de grondslag voor de bijdrage: op welke wettelijke regeling (wet, verordening) of andere regeling berust respectievelijk de rechtmatigheid en de legitimiteit van de instelling van de bijdrage.
het doel van de bijdrage: het oogmerk van de heffende instantie met het instellen en het aanwenden van de opbrengst van de bijdrage.
de aard van de bijdrage: vrijwillig, verplicht (heffing, tolgeld, etc.).
het object van de bijdrage: de recreant en/of het vaartuig (of overig).
de registratie van het object van de bijdrage.
het territorium: het geografisch gebied waarbinnen de bijdrage wordt gevraagd.
de hoogte en de termijnstelling van de bijdrage: prijs in euro’s; eenmalig of per tijdseenheid.
de geleverde prestatie van de heffende instantie door de bijdrage.
de wijze van verstrekking van informatie over - en afgifte van (schriftelijke) kennisgeving (verordening, vergunning, ontheffing) van de bijdrage.
de wijze van inning van de bijdrage.
de totale opbrengst (per tijdseenheid) van de bijdrage.
de totale kosten (de perceptiekosten) (per tijdseenheid) om de bijdrage te innen.
de besteding van de opbrengst van de bijdrage door de heffende instantie.
2
Het begrip bijdrage wordt hier in algemene, overkoepelende zin gebruikt. Dit betekent dat voor bijdrage in een aantal gevallen bijvoorbeeld heffing of doorvaarrecht kan worden gelezen.
13
het toezicht op de naleving van de kennisgeving en op de betaling van de bijdrage.
Het onderdeel dat de bijdragen in de zin van sluis- en bruggelden behandelt, geeft bij de inventarisatie per kenmerk een toelichting voor de heffende instanties gezamenlijk, dit gelet op het grote aantal kunstwerken waarvoor de bijdrage wordt gevraagd en de overeenkomst per kenmerk voor de heffende instanties.
14
4. BESTAANDE BIJDRAGEN 4.1.
Vaarwegen
Het basistoervaartnet uit de Beleidvisie RecreatieToervaart Nederland (BRTN) maakt onderdeel uit van het oppervlaktewater van Nederland. Dit oppervlaktewater is in beheer van Rijkswaterstaat voor de rijkswateren en in beheer van provincies, waterschappen en voorkomende gevallen de gemeenten als het niet de rijkswateren betreft. Het beheer3 wordt vooral gestuurd door de wetgeving, zijnde de Waterwet en de Waterschapswet en bevat samengevat de zorg voor: - de waterveiligheid; - de kwaliteit van het watersysteem; - de kwantiteit van het watersysteem; - de zuivering van het communale afvalwater in zuiveringstechnische werken. In beginsel behoren hier niet de taken toe die samenhangen met de waterrecreatievaart. In beginsel, omdat de Invoeringswet Waterwet bepaalt dat de provincies uiterlijk 2012 bezien of de toedeling van het vaarwegbeheer moet veranderen. Deze opdracht aan de provincies vraagt aan de waterschappen een visie te ontwikkelen aangaande het vaarwegbeheer over de regionale wateren in hun beheersgebied. Deze ontwikkeling laat onverlet dat het beleid en de doelen van de (water)recreatie bij het algemeen bestuur (provincies en gemeenten) blijft. Hoewel in het vaarwegbeheer ook een relatie en overlap met het nautisch beheer bestaat, zal ook in de toekomst het algemeen bestuur vooral belast blijven met de nautische aspecten van de recreatievaart. De Stichting Recreatietoervaart Nederland is in 2010, kort na het uitbrengen van de TV 2025, gestart met een eerste inventarisatie van bestaande bijdragen door waterrecreanten, neerlegd in de notitie “Toekomstvisie Waterrecreatie 2025: Inventarisatie “Bijdragen door waterrecreanten”. Deze notitie vormt het vertrekpunt voor deze nadere inventarisatie. Uit de inventarisatie is gebleken dat naast de waterschappen, ook een aantal samenwerkingsverbanden van gemeenten, verenigd in recreatieschappen of gemeenschappelijke regelingen is overgegaan tot het heffen van bijdragen door de waterrecreant. In het vervolg van dit hoofdstuk is de inventarisatie van de bijdragen zoals die worden geheven per waterschap en per overige instantie afzonderlijk behandeld.
3
Zie hiervoor paragraaf 3.2. over het recreatief surplus.
15
4.1.1. Waterschappen Uit de inventarisatie is gebleken dat vijf waterschappen regelingen kennen die de doorvaart in hun beheersgebieden reguleren. Dit betekent overigens niet altijd dat aan de ontheffingen leges of een heffing is verbonden. Waterschap Rivierenland verbindt geen heffing aan de beperkingen die zijn verbonden aan het varen op de wateren in de Alblasserwaard. 4.1.1.1.Hoogheemraadschap van Delfland Heffende instantie
Hoogheemraadschap van Delfland
Grondslag
Verkeersbesluit vaarwegen 1, gebaseerd op de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement en de Keur
Doel
Verkeersregels ter voorkoming dat scheepvaartverkeer schadelijk is voor de waterstaat en zorg te dragen voor een vlot en veilig scheepvaartverkeer in Delfland
Aard
Algeheel vaarverbod, in het gebied waar de verordening geldt is er een verplichting over een vaarvergunning te beschikken
Object
Motorvaartuigen tot een lengte van 21,00 meter, tot een breedte van 3,50 meter en tot een diepgang van 1,00 meter
Registratie
Er vindt registratie plaats, door het bijhouden van een overzicht van de motorvaartvergunningen die jaarlijks worden verleend.
Territorium
Alle wateren in Delfland, met uitzondering van de Schie en de wateren in stedelijke gebieden, zoals de Haagse Vliet, De Delfhavense Schie, De Schiedamse Schie, Het Noorderkanaal en het Schie-Schiekanaal, De Rotterdamse Schie, de Westvest en de Hoornsevaart en de gemeentelijke havens
16
Hoogte/termijnstelling
De kosten van een vaarvergunning voor een geheel kalenderjaar bedragen € 25 (2010)
Geleverde prestatie
Toezicht op de activiteiten van waterrecreanten en handhaving van de regels die schade aan oevers en andere waterstaatswerken voorkomen. Communicatie van zaken rondom waterrecreatie (wet- en regelgeving, stremmingen van vaarwegen,etc.) verloopt via diverse communicatiekanalen.
Informatie/afgifte
Informatie wordt via de informatiekanalen van het Hoogheemraadschap Delfland verspreid, o.a. via de website. Op de website is een aanvraagformulier beschikbaar dat de aanvrager invult en instuurt aan het hoogheemraadschap
Inning
De aanvrager krijgt een acceptgirokaart toegestuurd
Totale opbrengsten (2011)
Kosten van een vaarvergunningen zijn € 25,40. Afgifte van bijna 4000 vergunningen. Totale opbrengsten bedragen circa € 101.000
Totale kosten (2011)
Directe kosten: administratiekosten voor de verwerking van aanvragen en kosten die de Regionale Belasting Groep doorberekent voor het heffen van de leges voor de vaarvergunning: € 54.000 Indirecte kosten: kosten voor het nautisch toezicht, vragen en klachten afhandeling en communicatie: € 79.000 Totale kosten bedragen daarmee circa € 133.000 De inkomsten van de leges (ca. € 101.000) worden besteed aan de uitvoering van deze bijdragenregeling (54%); daarnaast wordt
Besteding opbrengsten (2011)
17
nog bijna de helft van de legesinkomsten besteed aan het nautisch toezicht, de behandeling van klachten en de verstrekking van informatie over de regeling (46%).
Toezicht
De vergunning bestaat uit een sticker met een nummer. De sticker moet op een duidelijk zichtbare plaats aan bakboordzijde (linkerzijde) van het voorschip worden bevestigd. Het hoogheemraadschap beschikt over toezichthouders die systematisch toezicht houden op het bezit en de naleving van de motorvaartuigvergunningen.
4.1.1.2.
Hoogheemraadschap van Rijnland
Heffende instantie
Hoogheemraadschap van Rijnland
Grondslag
Verordening vaarverboden en vaargelden Rijnland, 2005
Doel
De verordening heeft tot doel schade aan waterwegen (oevers en beschoeiingen) te voorkomen en met de inzet van de opbrengst van de heffingen te herstellen
Aard
Vaarverbod motorvaartuigen voor in de bijlage van de verordening genoemde wateren; voor het varen op deze wateren is een vergunning verplicht
Object
Motorvaartuigen
Registratie
De naam, adres en woonplaatsgegevens van de aanvrager worden geregistreerd
Territorium
Voor de wateren in Rijnland, zoals genoemd in bijlagen A, B en C geldt een vaarverbod.
18
Hoogte/termijnstelling
Algemene vergunning voor vaartuigen van Max. 6 meter en met een motorvermogen van max. 3,7 kW, periode 1 kalenderjaar, € 14,00 Algemene vergunning voor vaartuigen met een lengte langer dan 6 meter en/of een motorvermogen van meer dan 3,7 kW, periode 1 kalenderjaar, € 25,00 Algemene vergunning. Periode 6 weken, € 5,00
Geleverde prestatie
Bijzondere vergunning, periode 1 kalenderjaar. € 6,00 Met een vaarvergunning mag de aanvrager een bepaalde periode varen in een aantal vaarwateren
Informatie/afgifte
Informatie wordt via de informatiekanalen van het Hoogheemraadschap van Rijnland verspreid, o.a. via de website. Op de website is een aanvraagformulier beschikbaar dat de aanvrager invult en instuurt aan het hoogheemraadschap
Inning
De aanvrager kan via het internet met Ideal betalen of zelf per bank (geen acceptgiro) betalen
Totale opbrengsten (2010)
Ca. € 250.000
Totale kosten (2010)
Ca. € 100.000, inclusief het toezicht
Besteding opbrengsten (2010)
De kosten (€ 100.000) die gemoeid zijn met de uitvoering van de Verordening vaarverboden en vaargelden Rijnland worden gedekt uit de opbrengsten ervan. De resterende € 150.000 wordt in het Fonds oeverherstel gebracht, van waaruit subsidies worden verstrekt aan particulieren voor herstel van oevers als gevolg van schade 19
veroorzaakt door de scheepvaart. De kosten (€ 100.000) die gemoeid zijn met de uitvoering van de Verordening vaarverboden en vaargelden Rijnland worden gedekt uit de opbrengsten ervan. Toezicht
4.1.1.3.
De vergunning bestaat uit een sticker met een nummer. De sticker moet op een duidelijk zichtbare plaats aan bakboordzijde (linkerzijde) van het voorschip worden bevestigd. Het hoogheemraadschap beschikt over toezichthouders die systematisch toezicht houden op het bezit en de naleving van de motorvaartuigvergunningen.
Waterschap Rivierenland
Heffende instantie
Waterschap Rivierenland
Grondslag
De Keur
Doel
Het verkeersbesluit volgens de Keur heeft tot doel het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan het aquatisch leefmilieu, oevers en waterkeringen en ter verzekering van een veilig en vlot verloop van het scheepvaartverkeer. Het beheersen van de maximum snelheid is hierbij een belangrijk criterium.
Aard
Een vergunning voor het varen op de hierna te noemen wateren is verplicht. Een aanvrager dient een melding hiervoor een melding in.
Object
Vaartuigen
Registratie
Ja, door middel van de naam en adres van de aanvrager, alsmede de lengte en diepgang van het vaartuig 20
Territorium
Lage Boezemwateren in de Alblasserwaard, de Buiten-Giessen, Karnemelksloot en Vaarsloot.
Hoogte/termijnstelling
Niet van toepassing, want geen heffing
Geleverde prestatie
De aanvrager krijgt een sticker, die op het vaartuig moet worden aangebracht. Het gaat om een aantal van ca. 1.500 ontheffingen
Informatie/afgifte
Informatie: regionale nieuwsbladen en informatiekanalen waterschap, w.o. de website Afgifte: niet van toepassing
Inning
Niet van toepassing
Totale opbrengst (2010)
Niet van toepassing
Totale kosten (2010)
De regeling wordt uitgevoerd van april t/m september, waarbij gemiddeld ongeveer 2 uur à € 50 per week wordt besteed. Dit betekent dat de kosten voor de uitvoering van dit ontheffingstelsel jaarlijks circa € 2.600 bedragen. Niet van toepassing
Besteding opbrengsten (2010) Toezicht
De snelheidslimiet wordt redelijk tot goed nageleefd.
21
4.1.1.4.
Waterschap Hollandse Delta
Heffende instantie
Waterschap Hollandse Delta
Grondslag
Vaarontheffing Brielse Meer Grondslag: De Keur
Doel
De vaarontheffing heeft tot doel de oevers te beschermen tegen beschadiging als gevolg van snelle boten (snelheid max. 12 km/uur) en om de drukte van de recreatievaart te beheersen.
Aard
Voor het varen met een snelle boot op het Brielse Meer is een ontheffing verplicht
Object
Per persoon, die max. 1, snelle boot mag varen.
Registratie
Ja, snelle boten zijn via de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) geregistreerd. Dit registratienummer wordt gebruikt.
Territorium
Brielse Meer
Hoogte/termijnstelling
€ 75 per jaar, per persoon, per boot
Geleverde prestatie
Sticker
Informatie/afgifte
Informatie: regionale nieuwsbladen en informatiekanalen waterschap, w.o. de website Via jaarlijkse aanmelding bij het waterschap (per brief, digitaal)
Inning
Na (jaarlijkse) aanmelding, krijgt de aanvrager een factuur met acceptgiro toegestuurd.
Totale opbrengsten (2010)
565 aanvragers à € 75 = € 42.375
Totale kosten (2010)
Onbekend, schatting: 565 à € 40 € 22.600 22
Besteding opbrengsten (2010)
Aan de uitvoering van dit ontheffingssysteem, eventueel overschot vloeit naar de algemene middelen van het waterschap.
Toezicht
De politie houdt toezicht op het bezit en de naleving van de ontheffing.
4.1.1.5.
Waterschap Amstel, Gooi en Vecht
Heffende instantie
Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (Waternet, incl. het beheersgebied Amsterdam)
Grondslag
Verkeersbeluit AGV-1 en AGV-2
Doel
Bescherming watersysteem (veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit)
Aard
Voor het varen met motorvaartuigen buiten de vastgestelde (BRTN) vaarwegen of het varen met bovenmaatse schepen (dieper, langer of breder dan toegestaan) is een vergunning verplicht.
Object
Aanvrager die kenmerken van het vaartuig opgeeft.
Registratie
Bovenmaatse schepen worden geregistreerd.
Territorium
Gehele beheersgebied
Hoogte/termijnstelling
De leges voor een vergunning bedraagt € 215. Vergunning die het de houder toestaat met een motorvaartuig buiten de vastgestelde vaarwegen dan wel met bovenmaatse schepen te varen.
Geleverde prestatie
Informatie/afgifte
Bij de vaststelling is de regeling afgekondigd in de daarvoor bepaalde regionale nieuwsbladen. De website en folders van het 23
waterschap bevatten informatie over rechten en plichten van ingezetenen en gebruikers van het gebied; waaronder het vaarverbod en de vaarvergunning. Inning
Met vergunningverstrekking wordt een factuur en acceptgiro aan de houder verstrekt (leges).
Totale opbrengsten (2010)
€ 3.225
Totale kosten (2010)
Afzonderlijke kosten voor deze vergunningen kunnen niet worden bepaald, maar voor alle vergunningen streeft het waterschap naar een dekkingspercentage van 50%
Besteding opbrengsten (2010)
De legesinkomsten worden besteed aan de uitvoering van deze regeling.
Toezicht
Op de vastgestelde vaarwegen wordt in het algemeen een actief toezicht- en handhavingsbeleid gevoerd; daarbuiten gebeurt dit met name naar aanleiding van meldingen.
4.1.2 Overige instanties Vanuit het algemeen bestuur zijn het gemeenten en in een reeks gebieden in Nederland ook recreatieschappen (samenwerkende gemeenten met de provincie) die de openluchtrecreatie in de buitengebieden ontwikkelen en stimuleren. Hierbij gaat het om het beheren van terreinen door ze te ontsluiten, te onderhouden, voorzieningen aan te brengen, te bewegwijzeren en soms ook door toegang of anderszins gelden te innen voor het gebruik van infrastructuur en voorzieningen. Deze recreatieschappen houden zich zowel bezig met de recreatie op het land als op en aan het water. De meeste recreatieschappen dateren uit de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw en voeren in tijden van economische recessie vaak een strijd om te kunnen voortbestaan. Ook op dit moment hebben veel recreatieschappen het moeilijk en moeten met overige gemeentelijke voorzieningen en uitgaven om voorrang strijden. In het noorden en westen van Nederland is er een aantal recreatieschappen, dat zich actief inzet voor de waterrecreatie. In deze paragraaf komen die recreatieschappen aan 24
de orde, die financiële bijdrageregelingen van de waterrecreant hebben ingesteld of het voornemen hebben/hadden dat te doen. 4.1.2.1 Recreatieschap Marrekrite, Friesland Heffende instantie
Recreatieschap Marrekrite (samenwerkingsverband van de provincie Friesland en de Friese gemeenten, m.u.v. de Waddeneilanden-gemeenten)
Grondslag
De bijdrage voor de wimpel kent geen wettelijke regeling, omdat zij een vrijwillig karakter heeft.
Doel
Het doel van de bijdrage is om de opbrengsten aan te wenden voor de bouw en onderhoud van aanlegplaatsen en steigers, maaiwerk van de oevers, zorg voor de afvalverwijdering (containers) en zwerfvuil.
Aard
De bijdrage is vrijwillig en na betaling wordt een wimpel/vaantje verstrekt.
Object
De vaarrecreant koopt een vaantje die hij/zij aan de mast van zijn/haar vaartuig bevestigt
Registratie
Nee
Territorium
Gebied van de deelnemende Friese gemeenten.
Hoogte/termijnstelling
€ 12 voor een klein vaantje, € 18 voor een middelgroot vaantje en € 23 voor een groot vaantje. Per jaar te betalen. De kleur van het vaantje verandert per jaar.
Geleverde prestatie
Door een bijdrage te betalen kan de vaarrecreant gebruik maken van de openbare aanlegplaatsen en aanverwante voorzieningen (gemaaide oevers, containers voor afval).
25
Informatie/afgifte
Inning
Informatie: regionale nieuwsbladen en informatiekanalen van provincie, gemeenteen en Marrekrite, w.o. de verschillende websites. Afgifte wimpel bij de watersportverenigingen, VVV’s, verhuurbedrijven van boten, watersportwinkels. Na (jaarlijkse) aanmelding bij watersportverenigingen, VVV’s, verhuurbedrijven en watersportwinkels
Totale opbrengst (2010)
€ 170.850 per jaar (peiljaar 2010)
Totale kosten (2010)
€ 17.100 per jaar (peiljaar 2010)
Besteding van de opbrengsten (2010)
Beheer en onderhoud van de aanlegplaatsen, steigers, het maaiwerk van de oevers en de instandhouding van afvalvoorzieningen (containers). Beheer en onderhoud van de aanlegplaatsen, steigers, het maaiwerk van de oevers en de instandhouding van afvalvoorzieningen (containers).
Toezicht
Voor het gebied geldt een 3x24-uurs regeling voor tijdelijke aanlegplaatsen. Het toezicht wordt uitgevoerd door gemeenten.
4.1.2.2 Gemeente Bodegraven-Reeuwijk Heffende instantie
Gemeente Bodegraven-Reeuwijk
Grondslag
Vaarontheffing op algemeen vaarverbod Reeuwijkse Plassen Grondslag: gemeentelijke verordening
Doel
Na aftrek van gemaakte kosten draagt de gemeente de opbrengst over aan de stichting VEEN, die ze gebruikt om projecten 26
uit te voeren, die natuurontwikkeling of het behoud en herstel van natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische elementen in het Reeuwijkse Plassengebied tot doel hebben. Aard
Ontheffing op het vaarverbod is verplicht om te mogen varen op de Reeuwijkse Plassen.
Object
Alle vaartuigen, uitgezonderd surfplanken
Registratie
Niet bekend
Territorium
Dertien plassen, de verbindingen ertussen, enkele sloten, tochten en weteringen nabij de plassen en het gebied oostelijk van de plassen tussen de A12, de Prinsendijk en de Twaalfmorgen
Hoogte/termijnstelling
De tarieven voor de ontheffingen variëren per categorie boot (met/zonder motor, zeilboot, kano) en lengte, vier categorieën, per jaar van € 12,35 tot € 37,10 per week van € 4,90 tot € 12,35 en per dag voor € 2,45 (alle categorieën)
Geleverde prestatie
Niet bekend
Informatie/afgifte
Informatie: gemeentelijke nieuwsbladen en website van de gemeente, stichting VEEN. Aanvraag bij de gemeente (op formulier via de website of receptie gemeentehuis)
Inning
Betaling per acceptgiro, contante betaling bij plaatselijke camping en horeca-ondernemer
Totale opbrengsten (2010)
Niet bekend
Totale kosten (2010)
Niet bekend
Besteding opbrengsten (2010)
Niet bekend 27
Toezicht
Niet bekend
4.1.2.3. Natuur- en Recreatieschap De Grevelingen Heffende instantie
Natuur- en Recreatieschap De Grevelingen
Grondslag
Verordening Liggelden Grondslag: Algemene verordening van het Natuur- en recreatieschap de Grevelingen
Doel
De liggelden zijn bedoeld om de gebruikers van de openbare aanleghavens en steigers ook iets bij te laten dragen in de kosten van onderhoud en schoonhouden van deze voorzieningen en de bij deze voorzieningen aanwezige toiletten, watertappunten en afvalvoorzieningen.
Aard
Verplichte bijdrage voor alle vaartuigen die gebruik maken van de openbare voorzieningen bij de Grevelingen.
Object
Vaartuigen
Registratie
Er worden vier soorten liggeldkaarten uitgegeven: -
A en B-kaarten: seizoenskaarten voor leden van de watersportverenigingen aan het Grevelingenmeer. Deze staan op naam en worde door de havenmeester uitgegeven. Een vaantje wordt verstrekt, dat zichtbaar op het vaartuig moet worden gevoerd.
-
C-kaart: een kaart voor 7 dagen. Deze wordt op naam van het vaartuig geregistreerd.
-
D-kaart: seizoenskaarten voor 28
passanten. Deze wordt op naam van het vaartuig geregistreerd. Territorium
Gebruik van openbare aanlegplaatsen in de Grevelingen.
Hoogte/termijnstelling
Tussen 1 april en 1 november geldt een liggeldregeling. Een seizoenskaart kost € 49. Een kaart voor 7 dagen kost € 12,50. Een seizoenskaarthouder ontvangt een vaantje, dat in de mast moet worden gehangen.
Geleverde prestatie
Het vaantje legaliseert het aanleggen aan alle steigers aan het Grevelingenmeer.
Informatie/afgifte
Informatie over de regeling op verschillende plaatsen rond de Grevelingen, alwaar ook verschillende verkooppunten, w.o. jachthavens.
Inning
Bij de verkooppunten; een aantal VVVkantoren, twee restaurants en jachthavens, Van de seizoenskaarten A voor de leden van de watersportverenigingen vindt afrekening plaats aan de hand van de besteld kaarten onder aftrek van provisie. Deze kaarten kunnen niet worden geretourneerd. Voor de B, C en D-kaarten vindt uitgifte plaats in consignatie en wordt aan de hand van de verkochte kaarten aan het eind van het seizoen afgerekend onder aftrek van provisie.
Totale opbrengst (2010)
€ 163.000
Totale kosten (2010)
€ 91.000
Besteding opbrengsten (2010)
Jaarlijks wordt regulier onderhoud 29
uitgevoerd aan de steigers en er is een beheerplanning voor groot onderhoud. Toezicht
GZH is verantwoordelijk voor het toezicht en voert dit ook zelf uit; voor wat betreft de eilanden gebeurt dit in samenwerking met Staatsbosbeheer en voor de ligplaatsen aan de Brouwersdam wort aanvullend een particuliere toezichthouder ingehuurd.
4.1.2.4. Samenwerkingsverband Veerse Meer Heffende instantie(s)
Watersportverenigingen binnen het samenwerkingsverband “Bestuurlijk Overleg Platform Veerse Meer. Beheerder is het Waterschap Scheldestromen.
Grondslag
Samenwerkingsovereenkomst openbare watersportvoorzieningen Veerse Meer” van de partners binnen het Bestuurlijk Overleg Platform Veerse Meer.
Doel
Beheer en onderhoud van (water)recreatieve voorzieningen.
Aard
Liggeldregeling
Object
Vaartuig
Registratie
Er vindt geen registratie plaats van vaartuigen.
Territorium
Veerse Meer
Hoogte/termijnstelling
Het liggeld bedraagt € 15 per vaste ligplaats per seizoen.
Geleverde prestatie
Recht op het innemen van een ligplaats.
Informatie/afgifte
Informatie over de ligplaatsregeling wordt verspreid via de partners die deel uitmaken van de samenwerkingsovereenkomst. 30
Inning
De liggelden worden geïnd door de watersportverenigingen in het gebied van het Veerse Meer en vervolgens afgedragen aan de beheerder; het Waterschap Scheldestromen.
Totale opbrengst (2010)
€ 45.000
Totale kosten (2010)
€ 46.000
Besteding van de opbrengsten (2010)
Beheer, onderhoud en vernieuwing van de steigers
Toezicht
Er bestaat een goed overzicht over de betaling van de ligplaatsen; als er betalingsproblemen zijn, wordt er ingegrepen.
4.1.2.5.
Recreatie Midden-Nederland
Recreatie Midden Nederland is de overkoepelende organisatie voor drie recreatieschappen, namelijk het Recreatieschap Stichtse Groenlanden, het Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijngebied en het Recreatieschap Vinkeveense Plassen en één plassenschap, namelijk het Plassenschap Loodrecht e.o. In het kader van bijdragen door waterrecreanten is het Plassenschap Loosdrecht met het initiatief gekomen om een bijdrage, gelijkend op die van de Marrekrite, te vragen. De regeling is niet in werking getreden, omdat er in het gebied uiteindelijk geen draagvlak voor bleek te bestaan. In de presentie van het voorstel bleek er bovendien een ongelukkige koppeling te zijn gelegd met de noodzaak dat de heffing de begroting 2011 van het Plassenschap sluitend zou moeten maken.
31
4.1.2.6.
Stichting Gastvrij(e) Meren
Heffende instantie
Stichting Gastvrij(e) Meren, beheerders van vooral watersportverenigingen zorgen voor de uitvoering.
Grondslag
Niet bekend
Doel
Bijdrage voor het klein onderhoud van aanlegplaatsen met aanverwante voorzieningen.
Aard
Liggeld dient te worden betaald aan de beheerder.
Object
Vaartuig
Registratie
Nee
Territorium
De (13) aanlegplaatsen van de SGM aan de Randmeren (van Naarden tot Elburg).
Hoogte/termijnstelling
Het liggeld bedraagt € 0,80 per strekkende meter boot: op een aantal aanlegplaatsen wordt voor dagrecreatie daggeld in rekening gebracht. De aanlegplaatsen zijn bedoeld om maximaal 3x24 uur af te meren, uitsluitend voor recreatievaartuigen.
Geleverde prestatie
Betaling van liggeld geeft recht op het gebruik van de aanlegplaats.
Informatie/afgifte
Website van de SGM, bebording ter plaatse.
Inning
De beheerder komt dagelijks bij de aanlegplaats langs en int dan de verschuldigde liggelden van de dan aanwezige passanten.
Totale opbrengst
Niet bekend
Totale kosten
Niet bekend
Besteding van de opbrengsten
Niet bekend 32
Toezicht
Niet bekend
4.2. Bruggen en sluizen De vaarrecreant wordt op nationaal en regionaal niveau met vele, voor hem belemmerende, kunstwerken geconfronteerd. Verschillende waterpeilen tussen de boezems hebben geleid tot de bouw van sluizen en de noodzaak van het wegverkeer impliceert dat er veel kruisingen met bruggen zijn. Volgens het bestand “Vaarwegkenmerken in Nederland”(ViN) (2004) van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer van Rijkswaterstaat zijn er in Nederland 2.986 bruggen en 348 sluizen. Motorboten kunnen een groot deel van de vaste bruggen ongehinderd passeren omdat deze hoog genoeg zijn. Zeilboten met niet-strijkbare mast zijn aangewezen op routes met beweegbare bruggen. Van de 2.986 zijn er 1.660 beweegbaar. Met de 348 sluizen zijn er in totaal 2.008 beweegbare kunstwerken. Deze 2.008 beweegbare bruggen en sluizen worden door circa 200 verschillende instanties beheerd. Van de 2.008 beweegbare kunstwerken liggen er 950 beweegbare bruggen en 250 sluizen in het basistoervaartnet voor de Recreatievaart (BRTN). Van de 215 beherende instanties zijn er 32 die voor het gebruik van 80 tot 85 bruggen en sluizen tolgelden hanteren. In Friesland en in Noord- en Zuid-Holland en Utrecht zijn verreweg de meeste bruggen en sluizen gelegen, waarbij voor de passage tolgeld wordt geheven. Dit hoofdstuk is voornamelijk gebaseerd op (een controle van) de resultaten van het “Onderzoek naar de kansen op het vrij toegankelijk maken van openbare vaarwateren voor watersporters” opgesteld door Waterrecreatie Advies, in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2005. De controle heeft plaatsgevonden in de zomer van 2011. Gebleken is dat zowel het aantal heffende instanties als het aantal bruggen en sluizen waarvoor tol moeten worden betaald is afgenomen. Dit heeft enerzijds te maken met gemeentelijke herindelingen/samenvoegingen en anderzijds met het beleid van provincies en waterschappen, maar ook gemeenten om de tolgelden waar mogelijk af te schaffen. De inventarisatie is uitgevoerd op basis van de in paragraaf 3.2. genoemde relevante kenmerken.
33
Kenmerken van brug- en sluisgelden Heffende instanties
Resultaten
Toelichting
Gemeenten: Alkmaar Almere Bergschenhoek Boarnsterhim Bodegraven Breukelen Dongeradeel Edam-Volendam Ferweradeel Gaasterlân-Sleat Gouda Haarlem Heerenveen Langedijk Leeuwarden Lemsterland Littenseradiel Maassluis Medemblik Mijdrecht Montfoort Nieuwendam Ronde Venen Spaarndam Steenwijkerland Súdwest-Fryslân Weesp Woerden Zaanstad Zuidplas Overige instanties: Meerschap Paterswolde Waterschap Amstel, Gooi en Vecht Privé: Alblas 34
Grondslag
Gemeenten/recreatieschappen (meerschap) beschikken doorgaans over verordeningen die het heffen van brug- en sluisgelden regelen. Deze verordeningen zijn gebaseerd op de verordenende bevoegdheden van de Gemeentewet: het zijn algemeen gemeentelijke verordeningen, de gemeentelijke brug-, sluis en havenverordening, de gemeentelijke bruggeldverordening Waterschap AGV: precario- en legesverordening, deze is gebaseerd op de Waterschapswet.
Doel
* Bijdrage in de beheerkosten: de exploitatiekosten van bediening van bruggen en sluizen * Bijdrage in de dekking van de kosten ten behoeve van de recreatievaart * Bijdrage in de beperking van of regulering van de recreatievaart in verband met veiligheid of natuurwaarden
Aard
Tol, die het passerende vaartuig/schipper verplicht af te dragen aan de beheerder (brug- of sluisbediende) van het kunstwerk.
Object
Bruggeld is verschuldigd voor die vaartuigen, waarvoor de brug, afzonderlijk of gezamenlijk met andere vaartuigen geopend moet worden. Sluisgeld is in beginsel verschuldigd voor alle vaartuigen die de sluis passeren.
Registratie
Er vindt geen registratie van de passerende vaartuigen/personen plaats, anders dan dat er doorgaans wel wordt geteld hoeveel passages er per tijdseenheid plaatsvinden. 35
Territorium
Passage van de brug of sluis
Hoogte
Het bedrag voor de passage van brug of sluis varieert van € 1 tot € 6,50 per keer.
Geleverde prestatie
Geopende brug/geschutte sluis.
Informatie en afgifte
Informatie in regionale toeristische folders, web-sites van heffende instantie en informatie bij het naderen van het kunstwerk. Afgifte, voor zover aan de orde, bij het passeren van het kunstwerk.
Inning
Doorgaans bij het passeren van het kunstwerk.
Totale opbrengst (2010)
Er zijn 80 tot 85 bruggen en sluizen waarbij passagegeld wordt geheven. De gemiddelde opbrengst bedraagt circa € 10.000 per brug of sluis, wat betekent dat de totale opbrengst tussen € 800.000 en € 850.000 ligt.
Totale kosten (2010)
De kosten van het brug- en sluisbeheer liggen naar alle waarschijnlijkheid hoger dan de totale opbrengsten daarvan, gelet op de vele tientallen beheerders die een groot deel van het jaar beschikbaar zijn voor deze taak.
In een aantal gevallen kan/ dient in een waterrecreatiege bied voor een aantal (opeenvolgende) bruggen/sluizen gelijktijdig te worden betaald
Vaantjes/abonne menten, aan te kopen bij de heffende instanties of verkooppunten
36
Besteding van de opbrengsten (2010)
Brug- en sluisbeheer Bruggen- en/of sluizenpot Algemene middelen
Toezicht
Bij het passeren van het kunstwerk.
37
5. CONCLUSIES 5.1.
Kader
De kenmerken die in paragraaf 3.3. zijn onderscheiden en die ten behoeve van de inventarisatie van de bestaande heffingen zijn toegepast, zijn eveneens de titels die zijn gebruikt voor de specifieke conclusies van dit onderzoek. De kenmerken zijn de volgende:
de heffende instantie
de grondslag voor de bijdrage:
het doel van de bijdrage
de aard van de bijdrage
het object van de bijdrage
de registratie van het object van de bijdrage.
het territorium van de bijdrage
de hoogte en de termijnstelling van de bijdrage
de geleverde prestatie van de heffende instantie
de wijze van verstrekking van informatie over de bijdrage - en afgifte
de wijze van inning van de bijdrage.
de totale opbrengst (per tijdseenheid) van de bijdrage
de totale kosten (per tijdseenheid) om de bijdrage te innen
de besteding van de bijdrage
het toezicht op de naleving van de regeling.
Voor het bepalen van conclusies is dit analysekader eveneens toepast. Per kenmerk is een concluderende tekst opgenomen. Het geheel wordt afgesloten met algemene conclusies die betrekking hebben op alle kenmerken gezamenlijk.
38
5.2.
Specifieke conclusies
5.2.1. Heffende instantie De oppervlaktewateren die als vaarwegen worden gebruikt kennen een verscheiden eigendom- en beheersituatie in Nederland. De territoriale en functionele overheden (rijk, provincie, gemeenten en waterschappen) hebben het oppervlaktewater in eigendom of beheer en voeren op een aantal terreinen (recreatie, natuur, economie en veiligheid) beleid en taken uit via het vaarwegbeheer en het nautisch beheer. De functionele overheden; waterschappen die ten aanzien van het water taken en verantwoordelijkheden bezitten die op het terrein van het integraal waterbeheer liggen voeren vaak in het verlengde van deze basistaken ook taken op het gebied van het vaarwegbeheer uit. In een aantal gevallen houden waterschapen zich tevens bezig met het nautisch beheer (Hoogheemraadschap van Delfland, Waterschap Amstel, Gooi en Vecht). Eén en ander leidt er toe dat er een scala van instanties zijn die het beheer, onderhoud en (verkeers)veiligheid in relatie tot de waterrecreatie tot taak hebben en daar in een aantal gevallen een bijdrage voor vragen. In het onderzoek zijn de (samenwerkende) gemeenten in de hoedanigheid van natuur- en recreatieschappen, individuele gemeenten en waterschappen als heffende instanties naar voren gekomen. Voor de brug- en sluisgelden zijn dat primair de gemeenten. 5.2.2. Grondslag van de bijdrage Uit overwegingen van transparantie, bestuursrecht, legitimatie en rechtsbescherming is het van belang dat bestuursorganen die een regeling van algemene strekking met rechtsgevolg willen invoeren, deze regeling volgens de daartoe beschikbare wet- en regelgeving bestuurlijk vaststellen. Dit vaststellen vindt doorgaans plaats door het dagelijks bestuur (gemeente: college van burgemeester en wethouders, waterschap: college van dijkgraaf en (hoog)heemraden en/of algemeen bestuur (gemeente: gemeenteraad, waterschap: verenigde vergadering). In het onderzoek is deze grondslag weergegeven op basis van de informatie die door de bijdragenvragende instanties is opgegeven. De waterschappen hebben de Keur met het doel de onder hun beheer vallende( water)werken te beschermen en te beheren en hiervoor regels te stellen. De Waterschapswet geeft waterschappen de bevoegdheid nadere regels te stellen voor taken waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen. Volgens het onderzoek gebruiken de bijdragenvragende waterschappen de Scheepvaartverkeerswetgeving, de Keur of een speciale verordening om de doorvaart, het aanleggen en het passeren van bruggen en sluizen te reguleren en te belasten. Ook de samenwerkende gemeenten in een recreatieschap en individuele gemeenten beschikken veelal over een verordening die de grondslag van een bijdrage biedt. De bijdrage die Recreatieschap De Marrekrite vraagt, heeft echter geen verordenende grondslag. Voor zover na te gaan in het kader van dit onderzoek 39
beschikken de meeste gemeenten over een verordening waaruit blijkt dat zij voor één of meer bruggen en/of sluizen binnen hun grondgebied tolgeld voor varende passanten in rekening brengen. In dit onderzoek is niet bepaald of deze verordeningen aan de daartoe te stellen eisen voldoen. Op deze plaats wordt geen oordeel gegeven of de grondslag, zoals die door bestuursorganen wordt vermeld de volledige toets der rechtsgeldigheid kunnen doorstaan, want voldaan aan de eisen van bestuursrecht en staatsrecht. In het geval van de wimpel van de Marrekrite is het ontbreken van een wettelijke grondslag geen bestuursrechtelijke omissie, omdat de bijdrage die wordt gevraagd een vrijwillig karakter draagt. Ten aanzien van de regel van het bestuursrecht dat de leges die worden geïnd, slechts mogen worden gebruikt voor het dekken van de administratieve kosten die gemoeid zijn met het verstrekken van ontheffingen en vergunningen, wordt geconcludeerd dat hier niet altijd de hand aan wordt gehouden. In een aantal gevallen worden de legesinkomsten ook besteed aan het toezicht en de handhaving van de verleende vergunningen. Dit punt verdient nader onderzoek en is vanwege de juridische houdbaarheid van belang bij het stroomlijnen van de bestaande regelingen. 5.2.3. Doel Uit de omschrijvingen van de doelen van de bijdragenvragende instantie blijken verschillen te bestaan, De waterschappen brengen het doel om (ont)heffingen voor doorvaart te vragen in relatie tot de basistaken (waterveiligheid, waterkwaliteit/waterzuivering en waterkwantiteit). De regels die de waterschappen ten aanzien van de recreatievaart stellen zijn dan ook vaak gelegen in het beschermen van de betreffende wateren en oevers. Ook vindt er regulering plaats om te voorkomen dat er een te grote drukte op het water ontstaat, zodanig dat schade kan ontstaan waarvoor het waterschap verantwoordelijk is. Via de Scheepvaartverkeerswetgeving wordt bovendien een vlot en veilig scheepvaartverkeer, zowel beroepsmatig als recreatief beoogd. Natuur- en recreatieschappen en de deelnemende gemeenten hebben met het stellen van regels en het instellen van een bijdrage het belang van het stimuleren van de vaarrecreatie voor ogen, waarbij het samengaan van de belangen van natuur en recreatie veelal wordt nagestreefd. De waterschappen hebben over het algemeen een ander doel dan de recreatieschappen en de gemeenten. De stimulering en het behartigen van de belangen van natuur, anders dan die ten behoeve van de waterkwaliteit en de stimulering van de belangen van de recreatievaart zijn in formele zin geen taken van de waterschappen, hoewel er waterschappen zijn die de schade aan het aquatisch milieu beogen te voorkomen of te 40
beperken. In de regelingen wordt ook beoogd de scheepsverkeersveiligheid te bevorderen, wat ook ten goede komt aan de recreatievaart. Een ontheffingstelsel voor het mogen varen in een bepaald vaargebied ontmoedigt het varen in principe; het is goed om nader te onderzoeken of noodzakelijk te stellen beperkingen aan de toegankelijkheid niet op een andere wijze kan worden gereguleerd, bijvoorbeeld door het treffen van verkeersmaatregelen en het aanbrengen van verkeerstekens ter plaatse. 5.2.4. Aard van de bijdrage Op basis van een bestuurlijk vastgestelde regeling, meestal een verordening is sprake van een verplichting tot het doen van aanvraag tot ontheffing, vergunning voor een doorvaart of het mogen aanleggen op een daartoe aangewezen aanleg- of ligplaats. Er is dus sprake van een (wettelijke) verplichting om over een vergunning of ontheffing te beschikken. Dit is echter niet het geval in Friesland, waar Recreatieschap Marrekrite wimpels verstrekt, die de vaarrecreant op vrijwillige basis tegen betaling afneemt. Wel is hier sprake van een zekere ‘sociale druk’ op de vaarrecreant om de wimpel te voeren. De brug- en sluisgelden, eigenlijk altijd verplicht, kennen geen of een beperkte administratieve procedure. Op locatie van brug en sluis wordt de bijdrage/tol geheven en geïnd. De verscheidenheid in de aard van de bijdragen verschilt aanzienlijk; zeker ook indien men de betiteling van de verschillende bijdragen daarin betrekt. 5.2.5. Object van de bijdrage Uit het onderzoek blijkt dat ofwel de aanvrager (de vaarrecreant), het vaartuig of een combinatie van beiden als object voor de bijdrage geldt. Indien een ontheffing of vergunning vooraf wordt aangevraagd, is er – in geval dat geen registratie van het vaartuig plaatsvindt – in principe sprake van een persoongebonden vergunning of ontheffing, ook indien er regels zijn gesteld ten aanzien van de grootte van het vaartuig en er een sticker of wimpel wordt uitgereikt. Het is aan de aanvrager een vaartuig voor de ontheffing te gebruiken, die voldoet aan de voorwaarden4. Over het algemeen is deze situatie aan de orde bij de waterschappen en recreatieschappen die vooraf een vergunning/ontheffing verstrekken; de hoogheemraadschappen van Rijnland en Delfland en de Marrekrite. Op de randmeren worden liggelden gevraagd van vaarrecreanten die hun boot hebben aangemeerd; daar is het object het vaartuig, waarbij het aantal strekkende meters de hoogte van de bijdrage 4
Indien er een (wettelijke) registratieverplichting voor vaartuigen zou bestaan, dan zou er voor de aanvrager (uiteraard) geen vrijheid bestaan om te kiezen welk vaartuig hij voor de ontheffing gebruikt.
41
bepaalt. Niet alleen een vaartuig als zodanig, soms met lengte- en breedtematen, maar soms ook een categorie vaartuigen; zo wordt voor het varen met snelle boten op het Brielse Meer een ontheffing gevraagd. 5.2.6. Registratie van de bijdrage Voor de robuustheid, de administratie en het toezicht op en handhaving van een (verplichte) bijdrage wordt een registratie bij ontheffing/vergunningverlening algemeen van belang geacht. Gebleken is dat de bijdragevragende instantie doorgaans de gegevens van naam, adres en woonplaats (NAW) van de aanvrager noteert, maar dat verdere registratie – van het vaartuig – achterwege blijft. Bij de onderzochte instanties is er dan ook nog geen sprake van een basis van of ervaring met een registratie, waarmee eventueel landelijk verder zou kunnen worden gewerkt. Wel bestaat voor de snelle boten een landelijke registratie. Overigens is het zo dat niet van alle instanties hier de volledige procedure bekend is; dit verdient dus nadere inventarisatie. 5.2.7. Territorium van de bijdrage Uit de titel van de bijdragenregeling, of uit de toelichtende bijlage is voor alle regelingen over het algemeen duidelijk welke doorvaartroutes, ligplaatsen, bruggen en sluizen onderworpen zijn aan enige vorm van bijdrage. Indien de vaarrecreant bekend is met de regeling, zal er weinig misverstand bestaan voor welke objecten en kunstwerken de doorvaart, het aanmeren of de passage belast is. Overigens zijn de waterrecreatiegebieden in Nederland niet uniform “gedekt” door bijdrageregelingen, maar is sprake van discontinuïteit. 5.2.8. Hoogte en termijnstelling van de bijdrage Een ontheffing/vergunning voor doorvaart gedurende een vaarseizoen kost meestal enige tientallen euros, met uitschieters naar boven, waaronder een ontheffing voor een snelle boot op het Brielse Meer voor € 75 per aanvrager/boot en een vergunning (€ 215) voor het varen buiten de vastgestelde vaarwegen of met een vaartuig met grotere afmetingen dan is toegestaan in het gebied van Amstel, Gooi en Vecht. Liggelden variëren van enkele euros per boot per nacht, tot enige tientallen euros voor een seizoenskaart. De kosten voor het passeren van bruggen en sluizen variëren van € 1 tot €7,50. Inzicht in de opbouw van de tarieven en een onderbouwing van de hoogte ervan ontbreekt: in het onderzoek is niet gebleken dat de bijdragenvragende instanties een relatie met de kosten hebben gemaakt. In combinatie met de aard, het doel en de geldigheidstermijn van de bijdrage is er sprake van een onsamenhangend beeld van de tarieven: van een enigszins transparante is geen sprake. 42
5.2.9. Geleverde prestatie instantie In een aantal gevallen is sprake van een direct zichtbare tegenprestatie door de bijdragenvragende instantie aan de vaarrecreant: met het betalen van tolgeld wordt de brug geopend; in mindere mate is dat het geval met de toestemming om na betaling gebruik te mogen maken van een ligplaats. Bij de betaling van leges voor een vaarontheffing is de relatie met een geleverde prestatie voor de vaarrecreant niet duidelijk en door de instantie vaak ook niet anders uit te leggen dan dat de aanvrager in het gebied mag gaan varen. In dat geval is geen sprake van een direct zichtbare tegenprestatie van de bijdragenvragende instantie. 5.2.10. Informatie Informatie over de invoering en het vigeren van een bijdragenregeling staat doorgaans vermeld op de website van de betreffende instantie. Daarnaast zijn er folders en informatie in de plaatselijke nieuwsbladen beschikbaar. Bij watersportwinkels en –verenigingen is hierover eveneens informatie beschikbaar. Daartegenover staat dat niet alle waterrecreanten verwachten dat er in een bepaald gebied een bijdrage wordt gevraagd voor het gebruik van de infrastructuur, voorzieningen en diensten. Daarnaast is de verscheidenheid in regelgeving groot en niet altijd volledig en duidelijk gepresenteerd. Het systeem van bijdragen door waterrecreanten is daarmee weinig transparant en daarmee weinig overtuigend. 5.2.11. Inning van de bijdrage De leges voor vaarontheffingen/vergunningen worden direct of per acceptgiro geïnd. Voor een aantal ontheffingen is een jaarlijkse vervolgmelding mogelijk, die eveneens per acceptgiro wordt betaald. Het vaantje van de Marrekrite wordt bij levering ervan door de VVV’s, watersportwinkels en watersportverenigingen contant geïnd. De overige ligplaatsgelden worden ook deels contant of via een factuur geïnd; een ander deel van de gelden worden geïnd bij de vaarrecreant door de patrouillerende beheerders. De inning van tolgelden vindt vrijwel zonder uitzondering op locatie plaats. De inning van bijdragen vindt op veel verschillende manieren plaats: voor de direct betrokken recreanten meestal voldoende duidelijk; naar een bredere omgeving is de inning echter weinig transparant. 5.2.12. Totale opbrengst Op dit moment (2011) ontbreekt een voldoende inzicht over de opbrengst per bijdragenvragende instantie zodanig dat een totaal bedrag van de opbrengst nog niet bekend is. Per regeling variëren de inkomsten tussen een paar duizend tot enige honderdduizenden euros. De brug- en sluisgelden in Nederland brengen jaarlijks € 800.000 tot € 850.000 op (gegevens na een controle van het Onderzoek naar de kansen op het vrij 43
toegankelijk maken van openbare vaarwateren voor watersporters, Waterrecreatie Advies, 2005). 5.2.13. Totale kosten Op dit moment (eind augustus 2011) ontbreekt een voldoende exact inzicht in de kosten per bijdragenvragende instantie zodanig dat een totaal bedrag van de kosten nog niet bekend is. Per regeling variëren de kosten tussen een paar duizend tot enige honderdduizenden euros. De kosten van de inning van de brug- en sluisgelden in Nederland bedragen jaarlijks vele honderdduizenden euro, gelet op het aantal (ruim 30) bruggen en sluizen. 5.12.14.Besteding opbrengsten De regelingen die bijdragen vragen van vaarrecreanten dienen de kerntaken van de waterschappen en doelen van veiligheid, natuur en vaarrecreatie. Het is slechts in een enkel geval zo dat de opbrengsten van de bijdragen (gedeeltelijk) aan deze doelen worden besteed (Hoogheemraadschap van Rijnland), omdat de opbrengsten vrijwel geheel aan de kosten van uitvoering en het toezicht op de naleving van de bijdrageregelingen worden besteed. Met de bijdrage en het toezicht wordt beoogd een regulering van de recreatievaart te bewerkstelligen, zodanig dat op die wijze (ook) de belangen van de waterrecreatie worden gediend. Vast staat dat de gelden afkomstig uit de bijdragenregelingen zelden voldoende zijn om aan de doelen waarvoor ze zijn ingesteld, te worden besteed. 5.2.15. Toezicht op de naleving Het toezicht op de betaling van bijdragen en de naleving van de voorschriften die aan de ontheffing of vergunning voor doorvaart of ligplaats is verschillend georganiseerd. In een aantal gevallen worden stickers of wimpels verstrekt, die duidelijk op of aan het vaartuig moeten worden bevestigd. Er zijn ook regelingen waarbij de houder zijn/haar vergunning op aanvraag moet kunnen tonen. Hoewel er noodgedwongen en bewust doorgaans een terughoudend, niet actief toezicht- en handhavingsbeleid wordt gevoerd, bestaat de indruk dat de naleving van de regelingen redelijk tot goed is. In het onderzoek is echter ook gebleken dat door onbekendheid met de regels en het in een aantal gevallen lage belang dat de instantie aan de uitvoering van de regeling hecht, het aantal “zwartvaarders”naar alle waarschijnlijkheid hoog is. Dit geldt met vooral voor de vaarverboden die de Hoogheemraadschappen van Rijnland en van Delfland hebben ingesteld. 5.3.
Algemene conclusies
Het geheel van bijdragenregelingen die instanties voor de waterrecreant in het leven hebben geroepen laat op grond van de onderzochte kenmerken een verbrokkeld beeld zien. Op het eerste oog is het onoverzichtelijk, bij nadere beschouwing blijken de doelen en een aantal kenmerken toch overeenkomsten te vertonen. Onderstaand zijn puntsgewijs een aantal 44
conclusies geformuleerd die aanknopingspunten bieden voor aanbevelingen en mogelijk van belang zijn voor verder beleidsontwikkeling op deelterreinen van de financiering van de waterrecreatie. A. Discontinue territoriale verdeling Bijdragen die van waterrecreanten worden gevraagd, worden slechts door een beperkt aantal instanties gevraagd: het gaat om en discontinue territoriale verdeling van waterschappen, (samen)werkende gemeenten met een overheersend accent in de westelijke, waterrijke provincies van Nederland. B. Geen duidelijkheid over de verdeling van kosten van het recreatief surplus Er zijn twee categorieën instanties te onderscheiden die een bijdrage vragen van de waterrecreant om te mogen varen, voor het passeren van bruggen en sluizen en voor overige recreatieve voorzieningen en diensten. In de eerste plaats zijn er de waterschappen, die taken en werkzaamheden uitvoeren in het kader van hun basisopdracht: schoon en voldoende water en waterveiligheid. In het waterbeheer voeren de waterschappen in toenemende mate taken uit die tot het vaarwegbeheer en soms tot het nautisch beheer behoren. Het vaarwegbeheer kan meeliften zo met de basistaken van het waterschap, maar zal in de aangewezen vaarwegen vaak toch leiden tot meer/dieper baggeren dan vanuit waterkwantiteitsbeheer nodig is. De (samenwerkende) gemeenten in natuur- en recreatieschappen hebben wel een expliciete opdracht voor de waterrecreatie en zijn ook betrokken bij het nautisch beheer. De taakverdeling is hiermee niet transparant. De verdeling en de verduidelijking van taken en bevoegdheden in het vaarwegbeheer en het nautisch beheer over de verschillende instanties met het doel om de kosten en de verdeling van het recreatief surplus in kaart te brengen verdient nadere aandacht bij het verder uitwerken en stroomlijnen van een algemene bijdragenregeling voor de waterrecreatie. In dat verband is de toewijzing van het vaarwegbeheer door de provincies, uiterlijk gerealiseerd in 2012, van grote betekenis C. Vraagtekens bij de juridische houdbaarheid Voor de grondslag van de verschillende regelingen zijn verschillende titels genoemd. In een enkel geval ontbreekt die of wordt slechts gesproken over een samenwerkingsovereenkomst. Dit roept vragen op over de juridische houdbaarheid van regelingen: de legitimiteit en de bestuursrechtelijkheid is op basis van dit onderzoek niet vast te stellen en dient waar nodig nader te worden bepaald. Daarnaast leven er vragen of de legesinkomsten van een bijdragenregeling uit het verlenen van ontheffingen en vergunningen mogen worden aangewend voor andere bestemmingen dan de kosten die gemoeid zijn om deze ontheffingen en vergunningen te verlenen. Uit het onderzoek blijkt 45
dat de inkomsten ook worden gebruikt om de kosten voor het toezicht en de handhaving te dekken en gedeeltelijke ook voor het eigenlijke doel: namelijk het vaarwegbeheer. Nader onderzoek en advies moet uitwijzen of het mogelijk is een bijdragenregeling te hebben die op een rechtmatige wijze de doelen van de waterrecreatie dient. D. Relatief beperkte financiële opbrengst De bijdragen spelen geen grote rol in wereld van de waterrecreatie: er zijn slecht een beperkt aantal regelingen en het totale financiële belang is relatief gering. De inkomsten van de regelingen, inclusief de brug- en sluisgelden zijn niet groter dan € 1-2 mln. Van een enigszins betekenisvolle bijdrage aan één van de doelen van de bijdragenregelingen is dan ook geen sprake. E. Onvoldoende doelmatigheid Het geld dat wordt geïnd met de bijdragenregelingen wordt met uitzondering van één instantie volledig besteed aan de uitvoering van de regeling. De perceptiekosten zijn over het algemeen (te) hoog in relatie tot de opbrengsten. De doelmatigheid van de bijdragenregelingen kan over het geheel genomen als onvoldoende worden gekwalificeerd. F. Beperkte bestuurlijke en politieke aandacht Het blijkt dat de bijdragenregelingen niet of nauwelijks bestuurlijke en politieke aandacht krijgen in die gevallen waar zij vigeren. Dit heeft nadelige effecten op de legitimiteit en de handhaving van de regels. G. Huidige en voorgenomen bijdragenregelingen staan ter discussie Knelpunten ten aanzien van de proportionaliteit, de legitimiteit en de doelmatigheid van de bijdragenregelingen doen instanties er toe besluiten om doorvaartheffingen en tolgelden af te schaffen. Hoogheemraadschap van Rijnland heeft het voornemen de vaarverboden en vaargelden en daarmee de vaarvergunningen in te trekken. Ook bij Hoogheemraadschap van Delfland is de discussie gaande om de vaarvergunningen al dan niet af te schaffen. In beide gevallen is de vraag aan de orde of een vaarverbod en/of vaarbeperkingen op bepaalde wateren niet op een andere wijze is af te dwingen dan via een vergunningstelsel; bijvoorbeeld door het te stellen van verkeersregels en het plaatsen van verkeerstekens ter plaatse. In het geval van de Loosdrechtse Plassen heeft de vaststelling van een bijdragenregeling voor doorvaart en liggelden het in 2010 niet gehaald. De discussie maakt duidelijk dat het invoeren en het bestaan van bijdragenregelingen in de huidige vorm veel vragen oproepen, tot weerstanden leiden en ook tot afstemming of intrekking leiden.
46
H. Vrijwillige bijdrage van de Marrekrite is een succes met aantekening De bijdragenregeling van Recreatieschap de Marrekrite neemt in dit onderzoek een bijzondere plaats in, omdat de aankoop van de wimpel vrijwillig is. Hoewel er binnen de sociale context van varend Fryslan een zekere druk en vanzelfsprekendheid is om de wimpel aan te kopen, kan de Marrekrite-wimpel vanwege de vrijwilligheid en het Friese draagvlak niet zonder meer als het voorbeeld dienen voor een algemene regeling. In het vervolg van het traject van stroomlijning moet rekening gehouden met deze bijzondere situatie in het geval dat met de Marrekrite een voorbeeld wordt gesteld. I. Noodzaak van “een” bijdragenregeling wordt breed ervaren Terwijl er een aantal instanties is die een bijdragenregeling heeft afgeschaft of dat overweegt te doen, is er ook een aantal die van plan is de bekostiging van voorzieningen en diensten van een heffing te voorzien. Voor de Loosdrechtse Plassen is de discussie nog niet afgerond en leven er ideeën om gezamenlijk met andere plassengebieden in Noord- en ZuidHolland de krachten te bundelen en te komen tot “de Hollandse Plassen.” Het product Hollandse Plassen zou vervolgens een brede(re) basis kunnen vormen voor de invoering van een algemene bijdragenregeling voor de water/vaarrecreatie. Voor de Randmeren zijn er ontwikkelingen gaande die de bijdragenregeling van de Stichting Gastvrij(e) Meren doen overgaan naar het Recreatieschap Veluwe. Dit recreatieschap wil de positieve ervaringen met de liggeldregeling van het Veerse Meer gebruiken voor een herstart in de Randmeren. De provincie Fryslan is vanuit het oogpunt van een recreatief vaarbeleid sterk geporteerd voor een obstakelvrij vaargebied, waarin beletsels van tolgelden voor bruggen en sluizen zijn opgeheven. J. Behoefte aan stroomlijning en transparantie De grote verscheidenheid qua kenmerken in de vigerende bijdragenregelingen is een reden om tot stroomlijning te komen; intrekking/afschaffing van regelingen is aan de orde daar waar serieuze vragen en discussie bestaat over de proportionaliteit, de legitimiteit en/of de doelmatigheid van de regeling. K. De ervaring van een gemeenschappelijk gedeeld belang is een succesfactor De wimpel van de Marrekrite is een relatief groot succes te noemen te midden van de verschillende bijdragenregelingen. Deze regeling is gebaseerd op een vrijwillige bijdrage van de waterrecreanten en wordt voor een groot deel uitgevoerd door vrijwilligers. De belangrijke plaats die de waterrecreatie in Fryslan heeft, draagt in hoge mate bij aan het succes van de wimpel. De sociale sfeer onder de waterrecreanten is van dien aard dat men er bij wil horen; de wimpel is daar een uitdrukking van. Ten aanzien van dit punt is er een duidelijk verschil waarneembaar met de situatie bij de Hollandse merengebieden. De 47
ervaringen daar wijzen uit dat er minder sprake is van een gemeenschappelijk gedeeld belang, dat noodzakelijk is voor het draagvlak waarop een regeling als van de Marrekrite is gebaseerd. L. Draagvlak voor een bijdragenregeling niet onderschatten Uit het onderzoek is niet gebleken dat de waterrecreant niet de belangen inziet van de instandhouding, het beheer en het onderhoud van de infrastructuur, voorzieningen en infrastructructuur voor deze recreatievorm. Ook is niet gebleken dat de waterrecreant hiervoor niet wenst te betalen; sterker nog er zijn geen aanwijzingen dat hij/zij niet bereid is meer te betalen, mits aan een aantal harde voorwaarden wordt voldaan. M. Werken aan een legitieme bijdragenregeling in (voor) Nederland Er is een belang van stroomlijning van bijdragenregelingen, omdat een ontwikkeling in gang is gezet waarbij de waterrecreatiesector en de waterrecreant zelf een (toenemende) bijdrage leveren aan de voorzieningen en de diensten voor deze vorm van recreatie. Eenduidigheid en eenvormigheid in regeling, bij voorkeur over een groot, aaneengesloten gebied heeft daarbij à priori grote voordelen. Een bijdragenregeling wint aan legitimiteit, omdat ook in de ons omringende landen een bijdrage van de waterrecreant wordt gevraagd en de Europese regelgeving erop is gericht het gebruik van infrastructuur te beprijzen. Gelet op de relatief grote regionale verschillen in waardering van al dan verplichtende systemen van heffingen in Nederland is het waarschijnlijk niet haalbaar (in één keer) een landelijke regeling in te stellen.
48
BIJLAGE 1 Geraadpleegde literatuur Onderzoek naar de kansen op het vrij toegankelijk maken van openbare vaarwateren voor watersporters, Waterrecreatieadvies, juni 2005 Verkenning van de technische en bestuurlijke haalbaarheid van een bijdrage voor de recreatietoervaart, Advies van de Taskforce Recreatietoervaart (Gabor), november 2008 De Rijkswateren en de recreatievaart – De rol van Rijkswaterstaat bij de recreatievaart, StIchting Recreatie, kennis en innovatiecentrum, mei 2008 Beleidsvisie RecreatieToervaart Nederland BRTN 2008-2013, Stichting Recreatietoervaart Nederland, 2008 Vaarweg van de Toekomst – trends en ontwikkelingen voor de toekomst van de recreatievaart, Kenniscentrum Recreatie, november 2010 Verkenning van de technische en bestuurlijke haalbaarheid van een bijdrage voor de recreatietoervaart, Advies van de Tasforce Versterking Recreatietoervaart, november 2008 Overwegingen bij implementatie van het Stimuleringsfonds Waterrecreatie, ADWOO, 2010 Toekomstvisie Waterrecreatie 2025, Stichting Recreatietoervaart Nederland namens de waterrecreatiesector, maart 2011
49
BIJLAGE 2 Gesprekspartners instanties (interviewgesprekken, telefonisch contact) Provincie Fryslân
de heer J. Goos
Recreatieschap Marrekrite
de heer J. van den Berg mevrouw S. den Herder
Recreatie Midden Nederland
de heer C. Wiss de heer R. Van Tricht
Provincie Zuid-Holland
mevrouw A.L. van Manen de heer C.L. Osseweijer Hoogheemraadschap van Delfland mevrouw M.W. Faber
Watersportverbond
de heer F. Jibben
HISWA
de heer G. Dijks de heer P. Huisman
Havenbedrijf gemeente Utrecht
de heer J. de Jong
Unie van Waterschappen
mevrouw J.A. Bolkestein de heer B. Rosenbrand
Waternet/Waterschap Amstel, Gooi en Vecht
de heer J. van Amstel mevrouw M.L. van Halem de heer B. ten Haaf
Waterschap Rivierenland
de heer R. Vink
Waterschap Scheldestromen
de heer A. Marinesse
Stichting Gastvrij(e) Meren
de heer H. Hulst
Vereniging OSO Stichting VEEN
de heer L. Klaassen mevrouw I. Bezemer mevrouw Van Riel 50