Interview met Ans Cornel Ans Cornel heeft samen met een compagnon de organisatie ‘De Kip’ opgezet. In hun huis in Werkhoven kunnen mensen met een beperking voor kortere tijd, een dag tot een week, logeren/vakantie houden. Met z’n tweeën geven zij de 24-uurs zorg. Er zijn nooit meer dan twee gasten, waardoor de benadering zeer persoonlijk is. www.dekip.nl Welke individuele arrangementen hebben jullie? Mensen kunnen hier een dagje komen, een weekendje logeren of hun vakantie houden. Kern: wat zijn je ambities, interesses, wat past bij je? Wij bieden twee soorten ondersteuning: de ADL-verzorging (ADL= algemene dagelijkse levensverrichtingen) en de invulling van de dag, weekend of de week. Steeds is ons uitgangspunt: wie ben je, wat voor mens, welke rollen heb je? Er komen hier tussen de 15 en 20 verschillende mensen met enige regelmaat, dat is het maximum. Bijvoorbeeld één keer per week een vaste dag, één keer per maand een weekend of één keer per jaar een week vakantie. Wij ondersteunen mensen ook thuis. Het geheim is dat we klein blijven en mensen persoonlijk kennen. Mensen zijn hooguit met z’n tweeën tegelijk bij De Kip en dit alleen op hun verzoek, want alleen dan kun je iets met iemands interesses. Om interesses te achterhalen, geven ouders veel informatie. Het helpt vooral om dingen uit te proberen en er gewoon op uit te gaan. Leeftijdgebonden denken helpt ook. Wij vormen steuncirkels door anderen te betrekken die langskomen, wij laten contacten ontstaan. Voorbeeld: een meisje maakte zelf voortdurend het geluid van een paard. Wij zijn met haar naar de manege hier om de hoek gegaan. Zij begon met rijden, alleen, op zondagochtend. Nu zit ze in een lesgroep op zaterdag. Ze wilde nooit een cap op, maar sinds ze in de lesgroep rijdt waar ieder kind een cap op heeft, wil zij het ook. Wat zijn randvoorwaarden binnen de organisatie om individueel te kunnen werken? Wij zijn maar met z’n tweeën. Kleinschaligheid is een absolute voorwaarde. Andere voorwaarde is het gewone leven is het uitgangspunt bij ondersteuning. Hoe krijg je mensen betrokken en hoe hou je ze betrokken? Gedeelde interesses zijn de kern. Anderen zijn in staat om iemand te leren kennen. Als je met één of twee mensen bent, doen mensen hun best hen te leren kennen, dan blijven zij individuen. Met meer mensen wordt het een groep en sluit het zich. Mensen blijken best iets voor elkaar over te hebben. Dus binnen Goede Buren Gezocht: geef mensen een eigen plek, organiseer geen groepen!!!!
1
Hoe staat het met groei en krimp? Het vormen van een steuncirkel is een langzaam proces. Groei en krimp hoort erbij. Belangrijk is daar niet al te krampachtig op te reageren, vooral niet in paniek te schieten als er iemand afhaakt. Je moet wel actief zoeken, ermee bezig zijn. Wat valt op in de samenwerking tussen familie, vrienden, buurtgenoten, professionals? We zijn achter de schermen actief, zodat De Kip een gewone plek in het dorp heeft. Daarnaast: boodschappen doen bij de winkels die er zijn, deelnemen aan allerlei zaken die in het dorp georganiseerd worden, we hebben contacten met de scholen etc. Familie is betrokken, deels omdat het ook voor hen bedoeld is om goede dagen te hebben terwijl hun verwant bij De Kip is. Rondom een paar mensen zijn professionals betrokken. Daarin valt op dat het lastig is afspraken met ze te maken. Zij lijken het gewone leven vergeten te zijn, zij denken niet vanuit rollen, ambities, leeftijd van mensen en hoe die vorm te geven in hun leven. Gewone reacties worden onmiddellijk ‘getherapeutiseerd/gemedicaliseerd’. Ook gebruiken ze vaak geen gewone taal, en volgens ons hoor je aan taal hoe je met iemand omgaat. Wat bevordert de samenwerking? Met familie: vooral openheid, hen laten ervaren dat ze gezien en gehoord worden, dat we echt willen dat het goed gaat met hun zoon/dochter. Met de buurt: dat mensen gezien worden. Dus: activerend zijn, erop uit gaan en zoeken naar plekken waar mensen hun talent kunnen laten zien. Hebben de verschillende actoren een andere rol gekregen? Familie voelt zich echt gerust en kan de alert-knop afzetten. Welke rolverandering heeft er plaatsgevonden? Mensen zelf zijn beter in staat om contacten aan te gaan. Waardoor is dit gebeurd? Naar familie is het met name van belang om eerlijk en geïnteresseerd te zijn, ook als je het niet weet. Bijvoorbeeld door te vragen: ‘Hoe doen jullie het als hij dat of dat doet?’ Samen zoeken. Hebben mensen nu meer invloed op hun eigen leven? Ervaringen bij ons werken positief door op andere plekken. Bijvoorbeeld: als iemand bij ons zijn eigen kleren uitzoekt zal hij dat in zijn huis ook gaan vragen. Welke elementen zijn daarvoor belangrijk? Alternatieven voor handen hebben, veel verschillende dingen doen, iemands leeftijd en de daarbij passende subcultuur, interesses, persoonsgerichtheid. Het is zo vanzelfsprekend!
2
Op welke manier nemen mensen deel aan de samenleving? Paardrijden om de hoek (en niet naar de speciale manege/niet in speciale groepen), dagelijks met mensen boodschappen doen, met name ze betrekken in het gewone leven, niks ‘speciaals’. Wel sturen: een luidruchtig iemand breng je in een omgeving waar luidruchtigheid past. Maar ook de uitdaging aan durven gaan om naar een a capella concert te gaan en iemand de kans te geven juist rustig te worden van de omgeving. Het is zoeken en uitproberen en als iets niets lukt, het niet als mislukken te zien en van daaruit conclusies te trekken. Is er gebruik gemaakt van een specifieke methode of aanpak? Nee, vooral veel ervaring in de omgang met mensen, zorgen dat je een klik hebt/vindt met iemand. Welke nieuwe manieren van ondersteunen zijn er ontwikkeld? Blijven uitgaan van het gewone en het toepassen van toekomstplanning. Binnen Goede Buren Gezocht zou ik zeggen: stel je teruggetrokken maar als professional op, doe veel achter de schermen. Wat zijn de valkuilen? Dat je een inclusieve wijk bouwt omdat er mensen met een beperking gaan wonen, omdat goede buren dan aantrekkelijk zijn. Het kan ook andersom: in een bestaande buurt met iemand die daar woont aan de slag gaan. Het feit dat wij mensen goed leren kennen, komt omdat wij 24 uur bij elkaar zijn: geen diensten maar leven met iemand. Door deze intensiteit wordt het enthousiasme en de klik echter, dieper. En dat werkt door naar derden.
Ans Cornel DE KIP Werkenhovenseweg 26 3985 MH Werkenhoven 06-53248427
[email protected] www.dekip.nl
3
Interview met Joke van den Hout Sinds 3,5 jaar woont Joke van den Hout met haar dochter Celesta in een kangoeroewoning, een huis in een nieuwbouwwijk in Voorhout. Celesta woont beneden, Joke boven. De voordeur en de hal worden gedeeld, maar beiden hebben een volwaardig appartement voor zichzelf en een eigen huurcontract. Voorwaarde voor het betrekken van de kangoeroewoning is dat er een zorgrelatie bestaat tussen de beide huurders. www.kangoeroewoning.nl Wat moet er aanwezig zijn om levenslang goed te wonen? Kenmerk van de wijk is diversiteit in leeftijd, welstand en allerlei soorten woningen (koop, huur, bedrijfswoningen, starterswoningen, villa’s, twee-onder-een-kap). Voorzieningen: huisarts, kraamzorg, thuiszorg. Ook brede school: klassen ruimer dan de norm met meer dan genoeg bewegingsruimte voor een kind met een handicap, naschoolse opvang en crèche. Er is flexibel gebouwd, als de buurt vergrijsd zou de school bijvoorbeeld om te bouwen zijn tot appartementen. Er zijn twee kangoeroewoningen aan verschillende kanten van de wijk. Er is een sterke visie/overtuiging van de woningstichting: ondanks een jaar leegstand van de kangoeroewoningen, heeft men toch vastgehouden aan de bestemming. Het is belangrijk om eerst de mensen te vinden en dan de huizen. Vanuit een zorginstelling zijn er ook groepswoningen in de wijk. De bewoners wandelen in een groepje door de wijk. Het is dan net een afgesloten groep, je krijgt geen contact. Mensen reageren anders als ze weten dat het een woongroep is: er wordt voor ze gezorgd, mensen dringen zich niet op. Je moet in een buurt nooit teveel van ‘één soort’. Een enkele flat of een enkel gezin met iemand met een handicap gaat goed, massale groepen stoot af in een wijk. Wij hebben een team van betrokken professionele zorgverleners. Er liggen beslist ook taken voor vrijwilligers; dit zijn net de dingen die het leven leuk maken. Celesta begint nu een netwerk op te bouwen. Je hoopt dat er vriendschappen gaan ontstaan. Een mijlpaal(tje): Celesta en ik zijn uitgenodigd op de huwelijksreceptie van de buren! Wat waren de onverwachte en onbedoelde effecten? Hoe is daarmee omgegaan? Ik wilde te vlug een team opbouwen om de zorg over te laten nemen. Ik heb eerst een groter deel zelf gedaan. Het vinden van goed personeel kan tijd kosten en je moet er de tijd voor nemen. Je moet willen investeren in mensen: adviseren en ondersteunen. Komt er geen ‘klik’, dan moet je stoppen met de betreffende persoon. De woning was bij oplevering (nog) niet geschikt, en we liepen tegen stroperige bureaucratie bij de woningcorporatie aan. Dit soort dingen kost bergen energie en frustratie.
4
Wat zijn de prikkels voor betrokkenen om het bestaande los te laten? Voor medewerkers: de band die zij met Celesta kunnen opbouwen. Kenmerken: open staan, band willen aangaan. Hoe is de individuele ondersteuning bekostigd? De zorg is betaald met een PGB. Huur is zo vastgesteld dat je toeslag krijgt. Voorwaarde is een flexibele woningstichting die de grenzen wil opzoeken. Celesta en Joke hebben aparte huurcontracten. Voorwaarde is dat er een zorgrelatie is tussen de twee huurders. Mocht Joke verhuizen, dan kan Celesta er blijven wonen, mits de nieuwe huurders iets in haar zorg doen. Bij kangoeroewoningen in het algemeen kunnen het alle soorten zorgrelaties zijn: oma in huis, vriendin die zorg behoeft etc. Wie zijn de essentiële lokale belanghebbenden/organisaties? Invloedrijke/inspirerende personen bij woningcorporatie en zorgaanbieder. Les voor de woningcorporatie is: bouw flexibel, zodat je er weer twee apart betaalbare verhuurbare woningen van kunt maken. Welke individuele leefarrangementen hebben jullie? Er is één arrangement namelijk 24-uurszorg uit PGB, mantelzorg, dagbesteding bij de zorginstelling, voor vrije tijd is dat nog in ontwikkeling. Wat valt op in de samenwerking tussen familie, vrienden, buurtgenoten, professionals? De buurt en de buurkinderen zijn vriendelijk. Joke en Celesta zijn redelijk ingeburgerd. Joke is ‘tolk’ voor haar dochter, legt aan anderen uit wat Celesta bedoelt. En zij heeft een gastvrij huis voor de buurtkinderen. Die komen nu ook voor Celesta. Pas na een valpartij van Celesta zijn er telefoonnummers uitgewisseld met twee buren, daarvoor was er toch schroom. Hulpverleners die blijven, raken bevriend en nemen Celesta overal mee naartoe (hun familie, musical, kerk etc.). Als je goede mensen hebt, geeft dat energie! Hebt u op basis van ervaring tips en ideeën voor mensen die aan de opbouw van een ‘inclusieve’ wijk gaan beginnen? Begin bij de mensen, dan bij de stenen. De mensen die er gaan wonen, gaan de wijk vormen en bouwen. ‘Samen in de bouwput kijken’ schept al een band. Zorg voor een buurthuis waar je vrij in en uit kunt lopen, met een hapje en een drankje’, niet alles voor aparte doelgroepen. Joke van den Hout INITIATIEF KANGOEROEWONING Mozartlaan 26, 2215 LT Voorhout, 0252-217281
[email protected] www.kangoeroewoning.nl
5
Interview met Jos de Blok Jos de Blok is initiatiefnemer van Buurtzorg Nederland. Buurtzorg Nederland heeft een vernieuwend concept voor verpleging en verzorging aan huis ontwikkeld. www.buurtzorgnederland.com Bij Buurtzorg Nederland wordt zorg verleend waarbij we streven naar betere oplossingen voor de cliënt: duurzaam en effectief. Door de zorgverlening volledig door hoog opgeleide wijkverpleegkundigen en wijkziekenverzorgenden in kleine autonome 'Buurtzorgteams' in te laten vullen, wordt het oplossend vermogen en de professionaliteit van medewerkers ten volle benut. Deze Buurtzorgteams worden ondersteund door een landelijke organisatie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van moderne ICT-toepassingen waardoor de administratieve kosten tot een minimum worden beperkt. De kosten van management en overhead worden zo beperkt mogelijk gehouden. Kortom: betere zorg tegen lagere kosten; een aantrekkelijk perspectief voor cliënt, professional en verzekeraar. Buurtzorg Nederland: een natuurlijk alternatief! Welke individuele leefarrangementen hebben jullie? Ons uitgangspunt is de vraag van de cliënt, de individuele situatie. Belangrijk is het in kaart brengen wie er deel uitmaakt van het netwerk, het informele circuit van mensen. Bij de intake maken we een netwerkscan, proberen we stap voor stap het netwerk in kaart te krijgen en aanknopingspunten te zoeken in de bestaande mogelijkheden van de informele zorg. Onze wijkverpleegkundigen werken in een afgebakend gebied. De combinatie die bij ons werkt: uitgaan van de vragen van de klanten en weten welke mogelijke oplossingen er zijn in de wijk. Het is nooit statisch, maar een ontdekkingstocht: kijken wat het probleem is in die situatie. Het is vooral een manier van kijken naar mensen. Doel van onze diensten: het creëren van rust en veiligheid. Buurtzorg Nederland heeft nu ca. 2.000 cliënten, over een jaar zijn dat er ±10.000. Nu zijn er ±700 medewerkers in dienst, waarvan 400 wijkverpleegkundigen. Ik schat dat wij (=Buurtzorg Nederland) ongeveer 10% van de echte wijkverpleegkundigen in Nederland in dienst hebben. Medewerkers melden zich zelf, open sollicitaties, vaak in groepen. De meeste mensen zijn HBO-opgeleid en tussen de 45 en 55 jaar. Veelal hebben zij vroeger nog bij de kruisvereniging gewerkt en weten zij wat het betekent om zelfstandig te werken.
6
Hoe worden de arrangementen in stand gehouden? Het maakt onderdeel uit van de dienstverlening. Elke cliënt heeft een persoonlijk begeleider, die brengt de contacten in beeld en onderhoudt de contacten. Ieder team heeft maximaal 12 wijkverpleegkundigen en ziekenverzorgenden. Eén keer per maand is er een evaluatie met de cliënt en waar mogelijk met de mantelzorgers erbij. Het gaat dan om een standaardevaluatie: aan de hand van de afspraken. Afhankelijk van specifieke problemen kun je mensen die je nodig hebt bij elkaar roepen. De Persoonlijk Begeleider doet dus case management (maar verleent ook zorg bij de cliënt). De kans dat ieder zijn verantwoordelijkheid neemt wordt hierdoor groter. Het NIVEL heeft hier onderzoek naar gedaan: de hulp en betrokkenheid wordt heel goed gewaardeerd (>9), mensen ervaren het als steun. Zijn er ook anderen betrokken? Je probeert een beeld te krijgen van wie er verder nog belangrijk zijn: vrienden, vrijwilligers. Ook ga je nadenken wat je kunt toevoegen, bijvoorbeeld het inschakelen van vrijwilligers zodat mensen hun leven weer kunnen oppakken. Je moet zoeken hoe je het systeem instandhoudt en versterkt. En jezelf als professional zoveel mogelijk terugtrekken, zorgen dat mensen zoveel mogelijk zorgonafhankelijk blijven. Wat is de rol van de WMO? Naast het bezig zijn met zorg gaan we in de buurt diensten opzetten, vooral gericht op de organisatie van het huishouden: de gezinsverzorgers terug! Dit gaat bestaan naast het dienstenteam, per situatie kijken of we samenwerken. Wij willen dat het voor de individuele cliënt mogelijk is om zijn leven op de rails te krijgen. De gemeente heb je nodig voor alles wat je in de buurt wilt, tegenkomt en kunt gebruiken voor de oplossing voor de cliënt. Bijvoorbeeld aanpassingen, daar kun je naar de gemeente een (pro)actieve rol in spelen omdat je ziet wat er gebeurt, nodig is. Het is een manier van volgen, tijdig op zoek gaan naar partijen die er een rol in kunnen spelen. Het past in de visie van mensen die in de zorg werken. Instanties en overheden reageren in het algemeen positief op ons. Ik geloof niet in afspraken tussen organisaties, convenanten en zo. Maar wel in afspraken tussen mensen, direct contact. Ik doe niet zoveel met bestuurders, ‘ga op pad, doe wat.’ Een inclusieve wijk is een gevolg, van wat er gebeurt in een wijk. Het uitgangspunt moet niet de wijk zijn, maar de mensen die er wonen. Onze manier van werken leidt automatisch tot meer inclusie. Jos de Blok BUURTZORG NEDERLAND Postbus 69 7600AB Almelo 0900-6906906
[email protected] www.buurtzorgnederland.com
7
Interview met Jos van Loon Jos van Loon is manager inhoudelijke ondersteuning bij Arduin. Ook is hij als academisch consulent verbonden aan Universiteit Gent. Hij houdt zich onder andere bezig met onderzoek en ontwikkeling met betrekking tot kwaliteit van bestaan, support en de-institutionalisering. www.arduin.nl Arduin is een grote zorgaanbieder voor mensen met verstandelijke beperkingen in de provincie Zeeland. In 1999 is Arduin een veranderingstraject ingestapt met als doel de kwaliteit van bestaan van de cliënten fundamenteel te verbeteren. Dit heeft geleid tot volledige ontmanteling van de instituutszorg gericht op het bieden van zorg vanuit een ondersteuningsmodel. Mensen met beperkingen wonen, hetzij individueel, hetzij in een kleine groep van twee tot zes mensen in gewone woningen die Arduin vanaf 1999 heeft aangekocht, verspreid over de provincie (één woning per wijk). Ondersteuning Cliënten van Arduin krijgen een persoonlijke assistent die samen met hen de wensen en ondersteuningsbehoefte in kaart brengt en arrangeert. Deze p.a. werkt niet in de directe ondersteuning met ‘zijn/haar’ cliënten. De ondersteuning en zorg zelf wordt door anderen gegeven. In veel huizen werken zorgmedewerkers en gastheren en gastvrouwen die de dagelijkse ondersteuning bieden. Wonen en werk is voor de cliënten van Arduin strikt gescheiden. Er zijn bijna geen mensen die thuis zitten. Ze werken in een bewaakte fietsenstalling, runnen een bakkerswinkel in een klein dorp, maken kleding in een atelier midden in de stad of bezoeken een activiteitencentrum voor cliënten met een meer intensieve beperking. Vormgeven inclusie De grote crux bij het vormgeven aan inclusie ligt in de mate waarin de perspectiefwisseling van instituutsdenken naar ondersteuningsdenken wordt gemaakt. Het is van belang om het uitgangspunt dat de regie bij de cliënt zelf ligt, het uitgangspunt van inclusie en het uitgangspunt van kwaliteit van bestaan consequent door te voeren en geen concessies te doen. Bij elke beleidsbeslissing (ook binnen het management) moet de vraag worden gesteld of die bijdraagt aan kwaliteit van bestaan of niet. In de opbouw van de organisatie staat steeds de volgende vraag centraal: ‘Wat moeten wij doen om dichter bij kwaliteit van bestaan te komen?’ Elke zorgaanbieder of zorgmedewerker heeft de neiging zijn eigen werk te creëren. Dat is een grote valkuil. Een verandering van instituutsdenken naar ondersteuningsdenken vraagt een fundamenteel nieuwe vormgeving van de gehele zorgorganisatie en dus ook van het werk van elke individuele medewerker. Het is van belang de ondersteuning te richten op de dromen en wensen van de cliënt zelf.
8
Gesprek met de cliënt Bij Arduin wordt er door de persoonlijk assistent bijvoorbeeld voortdurend het gesprek met de cliënt gevoerd waarin de volgende vragen centraal staan: Wat wil je met je leven?, Wat zijn je dromen voor de toekomst en welke ondersteuning heb je daarbij nodig? De eigen regie en kwaliteit van bestaan (omvat de aspecten: emotioneel welbevinden, inter-persoonlijke relaties, materieel welbevinden, persoonlijke ontplooiing, lichamelijk welbevinden, zelfbepaling, sociale inclusie, rechten en plichten (Schalock 1996)) zijn daarbij uitgangspunt. Wensen en ondersteuningsbehoeften worden in kaart gebracht door middel van een methodiek waarin een vragenlijst is opgenomen m.b.t. de wensen en persoonlijke aspiraties van een persoon, naast de ‘Support Intensity Scale, aan de hand waarvan de ondersteuningsbehoefte in kaart kan worden gebracht (SIS Thompson, Bryant, Campbell, Craig, Hughes, Rotholz et. al. 2004)’. Het ondersteuningsplan wordt vervolgens opgesteld direct op basis van de uitkomsten van deze vragenlijsten. De uitkomsten van ondersteuning, in termen van de kwaliteit van bestaan van de cliënt, worden vervolgens gemeten met de Personal Outcomes Scale (Van Loon, van Hove, Schalock, Claes, 2008). Op elk aspect van kwaliteit van bestaan worden instructies gegeven. Jaarlijks is er een follow-up gesprek waarin duidelijk wordt welke ontwikkelingen er zijn met betrekking tot kwaliteit van bestaan en zelfstandigheid en welke ondersteuning er nodig is of juist vervalt. Van belang is dat de uitvoering van de ondersteuning en het in kaart brengen van de ondersteuningsbehoefte strikt gescheiden zijn om de regie van de cliënt te waarborgen. Gewenste uitkomsten De persoonlijk assistent staat samen met de cliënt aan de vraagkant. De zorgmedewerkers zorgen voor de ondersteuning. Het is van belang in de ondersteuning altijd de gewenste uitkomsten in het oog te houden en daarnaar toe te werken. Deze outcome based benadering ontleent Arduin aan Schalock. De zorg en ondersteuningsstrategie is bij Arduin sterk gereguleerd en georganiseerd omdat er geen leidinggevenden zijn. Tijdens de ontmanteling van de instituutszorg is bij Arduin het middenmanagement verdwenen. Er wordt alleen nog gewerkt met coaches die tijdens het primaire werkproces coaching en feedback kunnen geven aan de medewerkers. Persoonlijke assistenten volgen bij Arduin verplicht een cursus sociale netwerken. Dat is nodig om bijvoorbeeld de ondersteuning bij de invulling van de vrije tijd in te vullen. Cliënten maken gebruik van de voorzieningen van de 6000 clubs en verenigingen die Zeeland telt. Persoonlijke assistenten moeten in staat zijn de contacten te leggen en de eventuele ondersteuning te regelen. De medische zorg gaat via de reguliere voorzieningen. Aan elk huis is een reguliere huisarts uit de wijk verbonden. Huisartsen kunnen te allen tijde een beroep doen op de AVG-arts die gespecialiseerd is in de zorg voor mensen met handicaps.
9
De tandheelkundige zorg is wel gespecialiseerd. Reguliere tandartspraktijken zijn druk en overbezet. Reguliere tandartsen vinden het soms ook moeilijk om met cliënten om te gaan. Financiën Arduin is een financieel gezonde organisatie. Voor ondersteuning in de samenleving zijn de AWBZ-middelen voldoende. Het is van belang om het beschikbare geld efficiënt in te zetten ten behoeve van de cliënt. Geen onnodige investeringen in overhead of middenkader.Het proces van instituut naar ondersteuning loopt bij Arduin nog gewoon door. In de toekomst zouden zij de woningen aan de woningcorporaties willen verkopen en de dagbesteding (werk) meer in handen van de gewone arbeidsbureaus en vacaturebanken willen leggen. Ook worden er consequent stappen richting inclusief onderwijs gezet. Het motto is: ‘Gewoon waar het kan, speciaal waar het moet.’ Enkele aandachtspunten in het kader van het ontwikkelproces van ‘Mensen maken de buurt’:
•
Waardeer de inbreng van deskundigen (zoals voormalige Z-verpleegkundigen, orthopedagogen, psychologen, etc.) bij het mogelijk maken van een gewoon leven.
•
Ook als het gaat om woningbouw. Breek niet je hersenen over wat voor huizen er moeten worden neergezet. De neiging bestaat om als je gaat bouwen iets speciaals neer te zetten. Niet doen, het moet zo gewoon mogelijk zijn. Enkele aanpassingen specifiek op de bewoner gericht volstaan. Die zijn in elk gewoon huis in te bouwen. Huizen van mensen met beperkingen moeten de wijk niet domineren.
•
Besteed aandacht aan vereenzaming. De kans op vereenzaming is bij ondersteuning binnen de samenleving niet groter dan in de instelling en ook niet anders dan bij de gemiddelde mens in de samenleving. Maar het blijft een aandachtspunt.
•
Mensen leren door participatie in de samenleving. Laat deze participatie zoveel mogelijk normaal plaatsvinden: inclusief onderwijs, gewone arbeidsmarkt, gewone vrijetijdsbesteding etc.
•
Het is van groot belang mensen met een beperking een actieve bijdrage aan de leefbaarheid in de wijk te laten leveren. Ook mensen met ernstige meervoudige beperkingen kunnen dat doen. Cliënten van Arduin gaan met bewoners uit een klein dorp mee om te wandelen of naar de kerkdienst. Dit werkt twee kanten op.
•
Zoek samenwerking met het onderwijs om te komen tot inclusief onderwijs voor alle kinderen met beperkingen.
•
Denk en voer de visie gebaseerd op inclusie, kwaliteit van bestaan en eigen regie consequent door en doe geen concessies in de uitvoering van die visie.
10
•
Ook bij een nieuw te bouwen wijk moet de ontwikkeling van instituutsdenken naar ondersteuningsdenken gemaakt worden. De samenleving, en ook de overheid, is nog te veel geconditioneerd op het instituutsdenken. Ook nieuw aan te trekken ondersteuningsmedewerkers moeten daarom een perspectiefwisseling doormaken. Let hierbij op het gegeven dat zorgaanbieders/medewerkers/specialisten de neiging hebben hun eigen werk te genereren.
•
Arduin heeft veel ervaring met het bieden van trainingen en cursussen aan mensen met beperkingen, gericht op zelfstandig en/of professioneel functioneren in de samenleving. Voorheen werd dit gedaan door de Arduinse school. Nu is Arduin bezig met de ontwikkeling van een nieuw, meer inclusief concept: de Academie voor Kwaliteit van Bestaan.
Tot slot: Het ontwikkelen van een nieuw model van dienstverlening, gericht op het realiseren van een goede kwaliteit van bestaan voor mensen met een verstandelijke beperking is meer dan de-ïnstitutionalisatie, zoals de-ïnstitutionalisatie meer is dan het sluiten van instituten. Er is veel aandacht nodig voor het ontwikkelen van een adequaat ondersteuningsmodel of ondersteuningssysteem voor mensen met verstandelijke beperking. Jos van Loon ARDUIN Postbus 85 4330 AB Middelburg 0118-434500
[email protected] www.arduin.nl
11
Interview met Marja van Melis Marja van Melis is medeoprichter en secretaris van Stichting Elkrijk. Stichting Elkrijk is in 2005 opgericht met als doel een woon-/werkwijk op te zetten waar mensen met en zonder een beperking –op grond van handicap, ziekte of ouderdom- samen leven op basis van gelijkwaardigheid en gedeelde verantwoordelijkheid. Slechts 1 op de 5 bewoners zal iemand zijn met een beperking. www.elkrijk.nl Elkrijks plan is origineel vanwege de bijzondere combinaties van wonen en onderlinge hulp, wonen en werken en wonen in verschillende prijsklassen. Elkrijk is een burgerinitiatief dat volledig draait op vrijwilligerswerk. Eind 2008 is Elkrijk met de gemeente Eindhoven in onderhandeling over een bouwlocatie in het CPO ( Collectief Particulier Oprdachtgeverschap) -plan Landhof www.samenmeerbouwen.nl. Van 2009 t/m 2011 werkt Elkrijk als experimentpartner samen met de SEV (Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting). De SEV op haar website www.sev.nl : “Elkrijk is uniek voor wat betreft het organiseren van onderlinge hulp en het integreren van kwetsbare mensen in de samenleving.” Wat is er van belang in de start- en ontwikkelfase van een dergelijk project? De initiatiefnemers moeten erg gemotiveerd zijn en goed weten wat ze willen en waarom. Een duidelijke visie met een goed plan is de basis. Daarna moeten ze de juiste mensen zien aan te trekken. Dat zijn in elk geval niet degenen die achterovergeleund eens komen kijken wat er in de aanbieding is. Het moet vanaf het begin duidelijk zijn dat meedoen betekent dat je een bijdrage levert. Mensen die zich opstellen als consument of die een oplossing verwachten voor hun probleem moet je snel doorverwijzen naar een projectontwikkelaar of een zorginstelling. Triade kan het zich niet permitteren om zich als initiatiefnemer op te stellen zonder het project bij voorbaat om zeep te helpen. Een zorginstelling trekt nu eenmaal mensen aan die zich cliënt voelen en die ‘deskundige’ hulp/zorg verwachten en meestal zelf niet al te mondig of initiatiefrijk zijn. Het is beter om een burgerinitiatief te ondersteunen. Wat zijn de voorwaarden om het proces goed te laten verlopen en mensen gemotiveerd te houden? De kerngroep hoeft niet gemotiveerd te worden, die zijn per definitie al gemotiveerd en kunnen hun eigen enthousiasme meestal ook goed op anderen overbrengen. Communiceren is belangrijk, want er gebeurt veel, maar niet iedereen is daarbij betrokken en krijgt dat mee. Elkrijk heeft een interne digitale nieuwsbrief voor degenen die actief zijn en daarnaast een digitale nieuwsbrief voor aspirant-bewoners en samenwerkingspartners. Elkrijk heeft ook een website waarop meer informatie is te vinden en er worden met enige regelmaat bijeenkomsten georganiseerd.
12
De nieuwsbrieven zijn verschillend qua inhoud en vormgeving. De interne nieuwsbrief bestaat alleen uit tekst zonder opsmuk. De nieuwsbrief voor aspirantbewoners en samenwerkingspartners heeft een vormgeving in de huisstijl met foto’s en afbeeldingen in kleur. De interne nieuwsbrief bevat gedetailleerde en vaak ook nogal technische berichten over de procesgang. Die is qua niveau niet voor iedereen toegankelijk. De nieuwsbrief voor aspirant-bewoners en samenwerkingspartners geeft meer de grote lijn weer en de mijlpalen en resultaten. Daarin ook meer sfeer en persoonlijke verhalen. Elkrijk organiseert met enige regelmaat informatiebijeenkomsten en informele bijeenkomsten. Op informatiebijeenkomsten wordt informatie gegeven over het concept, de actuele stand van zaken, de werkwijze e.d. Deze bijeenkomsten zijn bedoeld voor belangstellenden. Informele bijeenkomsten zijn bedoeld voor actief betrokkenen en voor aspirant-bewoners. Doel hiervan is vooral om elkaar beter te leren kennen en te ontdekken wat je met elkaar kunt. Op informele bijeenkomsten vinden activiteiten plaats in een gezellige setting. Bijvoorbeeld een activiteitendag in en rondom een blokhut, of een spelavond in een zaaltje. Elkrijk is een vrijwilligersorganisatie, dus alle werkzaamheden worden door de mensen zelf verricht. Daarbij wordt natuurlijk goed gekeken naar de talenten van ieder en hoe we die zo goed mogelijk kunnen inzetten. In Nederland duurt het gemiddeld 8 jaar om zo’n groot project als een woon-/ werkwijk te realiseren. ‘Gemiddeld’ betekent dat het dus ook langer zou kunnen duren. In de berichtgeving spreken wij over ‘een paar jaar’. De motivatie van mensen wordt vanzelf op de proef gesteld door het hele proces. Als jonge mensen horen ‘8 jaar’ dan lijkt dat enorm ver weg. Als oude(re) mensen daarbij stilstaan, schrikt het vaak af, omdat ze al op leeftijd zijn. We gaan gewoon samen aan de slag. Als het goed is, ervaren mensen het proces op zichzelf al als belonend. Zo niet dan zullen ze voortijdig afhaken, maar dat is dan niet erg, omdat ze waarschijnlijk toch niet echt op hun plaats geweest zouden zijn in de toekomstige wijk. Elke Informatiebijeenkomst levert nieuwe mensen op. Daarvan vallen er ook weer veel na korte tijd af. Dat is niet erg als de groep maar langzaam en gestaag groeit. Soms valt een actieve vrijwilliger of een actieve, enthousiaste aspirant-bewoner af vanwege persoonlijke omstandigheden of iets dergelijks. Dat is dan natuurlijk een domper maar gelukkig komen daarvoor meestal ook weer nieuwe mensen. Mensen die hand- en spandiensten willen doen, vindt je vrij gemakkelijk, bijvoorbeeld onder mensen die je maar vaag kent en die wel iets willen doen voor een goed doel (Stichting Elkrijk is een ANBI, algemeen nut beogende instelling). Vaak heb je die zelfs meer dan je in dit stadium kunt inzetten. Die moet je toch warm houden, omdat ze een belangrijke rol kunnen spelen straks in de nieuwe wijk als er genoeg klussen zijn voor mensen die hand- en spandiensten willen bieden. Mensen die goed kunnen onderhandelen, stukken schrijven, bijeenkomsten en activiteiten organiseren, leiding geven, subsidie aanvragen, boekhouding bijhouden, netwerken, een presentatie geven, enzovoorts, zijn dunner gezaaid.
13
Vaak zijn dat bovendien mensen die al een drukke baan of allerlei activiteiten om handen hebben en dus weinig tijd over hebben. Dat zijn echter juist de mensen die je in de fase vóór en tijdens de bouw het hardst nodig hebt. Hoe zit het met de verantwoordelijkheid? Wij zijn samen verantwoordelijk voor het geheel. Zo voelen we dat ook. Formeel gezien is natuurlijk het bestuur van Stichting Elkrijk eindverantwoordelijk op dit ogenblik. Een bewonersvereniging is in oprichting. Die zal straks eindverantwoordelijk zijn voor de woon-/werkwijk. Stichting Elkrijk blijft dan daarnaast bestaan om het gedachtegoed van Elkrijk uit te dragen en mogelijk ook om te ondersteunen bij het opzetten van meerdere woon-/werkwijken. Elkrijk probeert waar nodig mensen te ondersteunen bij het dragen van eigen verantwoordelijkheid. Elkrijks doel is het versterken van mensen zodat ze (al dan niet collectief) hun eigen boontjes kunnen doppen. Welke waarborgen van de visie zijn er? Op dit moment gaat dat nog bijna vanzelf, omdat de initiatiefnemers die de visie hebben ontwikkeld nog een grote rol spelen in het geheel. In de toekomst zal dat (bewaken van het gedachtegoed) vooral de taak worden van Stichting Elkrijk. Hoe heeft het proces zich kunnen ontwikkelen? Een paar ouders van een kind met een beperking hebben de eerste voorzichtige ideeën ontwikkeld. Zij hebben er andere mensen bij betrokken. Dat waren met opzet geen mensen die privé of professioneel al ervaring hadden met de wereld van mensen met een beperking. Het waren wel mensen die in zijn voor nieuwe dingen, van aanpakken weten, of de nodige maatschappelijke betrokkenheid tonen. In 2005 hebben we het concept in de grote lijnen op papier gezet. Die zijn in de loop van de tijd verder uitgewerkt. Is er gebruik gemaakt van quota bij de selectie van bewoners? Het motto van Elkrijk is: ‘Evenwicht door verscheidenheid.’ Wij zijn van mening dat een gemeenschap pas goed kan functioneren als allerlei verschillende mensen er deel van uitmaken. Voor de toekomst van de wijk is het belangrijk dat de bewonersgroep een evenwichtige leeftijdsopbouw heeft. En ook dat slechts 1 op de 5 mensen iemand met een beperking is, omdat je daarmee een afspiegeling blijft van de samenleving. Daarom hanteert Elkrijk quota voor aspirant-bewoners: zoveel procent bewoners in een bepaalde leeftijdscategorie. Zit het quotum vol dan kan een aspirant-bewoner desgewenst op een wachtlijst worden geplaatst. Hoe hebben jullie mensen gevonden die aan een inclusieve wijk willen bouwen? Hoe verliep de werving? Vooral via-via. Dus mond op mond reclame. Daarnaast via website, advertenties of artikel in huis aan huis blad, bijeenkomsten e.d. Je moet goed kijken welke doelgroep je wilt benaderen en niet zomaar in het wilde weg reclame maken. Anders trek je mensen aan die met verkeerde verwachtingen contact zoeken (bijv. ze verwachten binnenkort te kunnen verhuizen) of mensen die niet de juiste instelling hebben. 14
Het vergt dan wel weer tijd en energie om die mensen een passende reactie te geven of te verwijzen. Vooral als vrijwilligersorganisatie moet je steeds afwegen wat je doet met je beperkte tijd en menskracht. Waar zet je die het meest effectief in? Welke eigenschappen van mensen zijn essentieel? - motivatie! - realisten en idealisten (liefst: realistische idealisten) - kunnen samenwerken, uitwisselen, delen - minstens voor een aanzienlijk deel: flexibele mensen - focus op mogelijkheden - aanpakkers, ofwel mensen die je kunt motiveren om aan de slag te gaan - iets toevoegen dat kan van alles zijn, je hebt allerlei kwaliteiten nodig Oppassen met mensen die - klagen, zeuren, beren op de weg zien - alles op een presenteerblaadje willen - vooral iets komen halen in plaats van brengen - een groot ego hebben of neigen de boel te gaan overheersen - een opleiding en/of achtergrond hebben in welzijn en/of zorg Wie zijn de essentiële lokale belanghebbenden/organisaties? In het geval van Elkrijk zijn dat op dit moment de gemeente Eindhoven; adviesbureau BIEB; andere Landhof-collectieven (groepen particulieren die ook in Landhof gaan bouwen middels CPO en waarmee Elkrijk al een samenwerking heeft opgebouwd), allerlei bewoners en organisaties uit de regio. Landelijk zijn dat de SEV en Stichting OpMaat. Wat heb je gedaan om deze mensen en organisaties niet vrijblijvend te verbinden aan het proces? Zoeken naar win-win situaties. Ambtenaren hebben weinig speelruimte. Je moet onderhandelen en zorgen dat zij het project zien zitten vanwege de voordelen die het oplevert. Je moet duidelijk maken waarom je belangrijk bent voor anderen. Wij komen in de wijk iets toevoegen. Met de andere collectieven hebben we inmiddels ontdekt wat we samen kunnen doen. Heel positief, die buren kennen we alvast. Marja van Melis STICHTING ELKRIJK Postbus 525 5600 AM Eindhoven 06 - 4510 4561
[email protected] www.elkrijk.nl
15
Interview met Martin Schuurman Martin Schuurman heeft een eigen bureau voor onderzoek en advies, Kalliope Consult in Nieuwegein. Met dit bureau ondersteunt hij organisaties in de zorg aan mensen met beperkingen in kennisverwerving en beleidsvorming. Zijn deskundigheid en betrokkenheid richten zich met name op de vraagkant van de zorg. Onderwerpen die daarbij zijn belangstelling hebben zijn: implementatie van vraaggestuurde zorg, leven in de (lokale) samenleving, kwaliteit van bestaan en zelfbeschikking van mensen met beperkingen. Twijfels Martin heeft zijn twijfels bij het idee van een inclusieve buurt louter gebaseerd op persoonlijke leefarrangementen. Bijna elke zorginstelling werkt nu wel met enige vorm van persoonlijke arrangementen. Dat hoeft niets te maken te hebben met inclusie. Inclusie is méér dan dat. Wat wel te zien is, is een heel gevarieerd beeld waarin individuen benaderd worden via een methodische cyclus. Vaak blijkt de groepscultuur dominant ten opzichte van de persoonlijke doelen. Die groepscultuur zit door de hele sector heen verweven. Als het echt persoonlijk moet zijn, dan is er een aantal voorwaarden nodig.
•
Blanco naar de persoon kijken, wat kansloos is als de zorgaanbieder het doet. Die denkt altijd bij voorbaat al in termen van producten.
• •
Support benadering. De persoon zelf is leidend, ondersteunend, vragend.
•
Openheid, bejegening en respect zijn belangrijk.
Beeldvorming over de persoon (wie is hij, wat voor mogelijkheden en beperkingen heeft hij, wat voor wensen en noden, e.d.). Het is ook belangrijk om het perspectief van iemand te formuleren. Wat je uiteindelijk dan krijgt is: beeldvorming => vraag => ondersteuningsplan => uitvoering van dat plan.
WMO Er kan een goede link liggen met de prestatievelden van de WMO. Kijk hiernaar en spreek de gemeente hierop aan. In Scandinavië heb je een initiatief dat werkt met puntensystemen. Als vrijwilliger kun je punten verzamelen. Als je vervolgens zelf ondersteuning nodig hebt, kun je die punten inzetten om ondersteuning of andere zaken te krijgen. Het is laagdrempelig, dat is belangrijk. De laagdrempeligheid van de buurt van vroeger, mensen kennen elkaar, durven elkaar aan te spreken, moet weer terug komen. Als je een inclusieve buurt wilt, moet je je bewust zijn van de grensgevoeligheid. De grens tussen privé en openbaar. Daar kan snel gedoe ontstaan. Ook de laag van activiteit, communicatie en zelfs metacommunicatie is van belang.
16
Beeldvorming Als je individuen wilt werven moet je open beginnen. Beeldvorming is hierin belangrijk: wat wil je precies van de mensen die je zoekt, waarop wil je dat ze afkomen, wat voor beeld wil je dat ze van jou hebben? Je moet er heel ruim voor werven, de lokale samenleving benaderen, bijvoorbeeld via makelaars. Triade moet daar een stap terug in doen, moet dat faciliteren. Medewerkers van Triade zou je misschien zelfs moeten verbieden in een buurt te gaan wonen waar zij cliënten hebben. En maak consequent gebruik van clubs die inclusie in hun vaandel hebben, dit naast marktpartijen. Als je het gewoon wilt, is het idee van beheersing - op wat voor manier dan ook - niet goed. Gemeente De WMO is best een goede invalshoek, zie het onderzoek dat gedaan is bij de gemeente Nunspeet. Het is een participatiewet. Het biedt een referentiekader wat duidelijk maakt dat er meer moet gebeuren dan dat er nu meestal gebeurt. De WMO op zich doet niet zoveel, het is een aanleiding om dingen te gaan doen. Het is oppassen dat er allerlei dingen ontwikkeld worden in een inclusieve buurt rond participatie van mensen op grond van hun beperking. De gemeente Nunspeet was bereid om heel open en onbevangen te kijken naar mensen met een beperking. En ze konden daar snel de slag maken: ‘wat we voor ouderen doen, kunnen we ook voor mensen met een beperking doen.’ Ze stonden er open in. Meestal zijn mensen vooringenomen. Er wordt nog veel te weinig nagedacht over wat allerlei zaken voor gevolgen kunnen hebben voor mensen met een beperking. Martin Schuurman KALLIOPE CONSULT Rietveldlaan 9 3431 GD Nieuwegein 030-6042096 06-12871927
[email protected]
17
Interview met Hans Kröber Hans Kröber is bestuurder bij Stichting Pameijer, een zorgaanbieder die mensen met beperkingen, mensen met psychische problematiek en ex-gedetineerden ondersteunt. Hans is voorzitter van de Coalitie voor Inclusie en is gepromoveerd op inclusie. Het proefschrift heeft als titel: Gehandicaptenzorg, inclusie en organiseren1. www.pameijer.nl en www.coalitievoorinclusie.nl Pameijer wil mensen ondersteunen zodat zij als een volwaardig persoon in en met de samenleving kunnen leven, op een manier dat zij ‘zelf de regie over hun leven hebben, hun persoonlijk netwerk actief bij hun leven betrokken is en zij de kwaliteit van hun bestaan zo optimaal mogelijk ervaren’. Daarbij maken zij gebruik van één en dezelfde individuele ondersteuningsstrategie, waarin doelgroepspecifieke kennis in tweede instantie is opgenomen. Levensterreinen Hans Kröber benadrukt dat drie primaire zaken goed geregeld moeten worden: wonen, werk, vrije tijd. Op elk van deze drie afzonderlijke terreinen is het van belang dat de ondersteuning goed wordt vormgegeven en ook naar duurzaamheid gekeken wordt. Goede woonbegeleiding die oog heeft voor de vormgeving van vrije tijd in reguliere settings is van belang. Het is goed de uitvoering van de ondersteuning te scheiden van de planning van de ondersteuning. Ondersteuningsplan Bij Pameijer is er een gespecialiseerde supportmedewerker die samen met de persoon en zijn netwerk het ondersteuningsplan maakt, een goede woonbegeleider en jobcoach zoekt. Zorg wel dat het plan integraal gemaakt en jaarlijks geëvalueerd en bijgesteld wordt (door zowel wonen, werk als vrije tijd erin op te nemen). De aanpak is daarbij individueel en de regie ligt helemaal (of zoveel mogelijk) bij de bewoner. Behoeften van bewoners kunnen totaal verschillend zijn. Veel mensen met autisme hebben helemaal geen behoefte aan een groot netwerk, maar willen het juist simpel houden. Voor inclusie met betrekking tot mensen met ernstige beperkingen kunnen goede voorbeelden worden gevonden bij Esdégé-Reigersdaal.
1
http://www.coalitievoorinclusie.nl/images/pdf/Samenvatting_proeschriftHK_08.pdf ,
18
Werk Betrek ten aanzien van de arbeidsmarkt de gemeente en het bedrijfsleven bij de plannen. Zorg voor goede begeleiding op de arbeidsmarkt in de vorm van jobcoaching. Het is van belang daarbij het referentiekader van de zorg volledig los te laten. Goede woonbegeleiders zijn niet altijd goede jobcoaches. Schakel daarom een aparte jobcoach organisatie in. Goede jobcoaches zijn mensen die begrijpen hoe de arbeidsmarkt in elkaar zit en de taal van de arbeidsmarkt spreken. Probeer bij gesprekken op de arbeidsmarkt eerst de ander goed te begrijpen, maar denk niet vanuit het bestaande aanbod op de arbeidsmarkt, dus vanuit de werkgever. Dat werkt niet. Denk vanuit talenten van personen. Een goed voorbeeld is dat een groep mensen (met beperkingen) van Pameijer is gaan werken in een overgebleven ruimte van een verzekeringsbedrijf. Vanuit die uitvalsbasis werd gekeken naar wat die mensen in dat bedrijf zouden kunnen betekenen. Sindsdien zijn de mensen met beperkingen steeds meer in het bedrijf opgenomen. Er zijn mensen die de koffieapparaten bijvullen, die de tuin bijhouden, de papierversnipperaar bedienen, etc. Freek Heerema van Pameijer is deskundige op het gebied van de arbeidsmarkt. WMO Wat betreft de financiën kan er gebruik gemaakt worden van AWBZ middelen, maar ook van WMO-middelen. Houd daarom goede contacten met de gemeente. Niet elke wijk is even succesvol ten aanzien van inclusieprojecten. Geografische en demografische kenmerken spelen een rol. Een wijk met nette flatjes is minder geschikt dan het Rotterdamse gevarieerde Crooswijk. Een multiculturele buurt werkt beter dan een homogene buurt. Hoe meer diversiteit, hoe meer spanning, maar ook hoe meer mogelijkheden. Homogene blanke buurten zijn over het algemeen behoudender. ABCD van Kretzmann en McKnight is een goede methode voor wijkontwikkeling. Het belangrijkste is dat de wijk zo normaal mogelijk wordt vormgegeven. Hans Kröber voert de verdunningswijk De Hafakker op, enerzijds voorbeeld waarvan geleerd kan worden, anderzijds als project waarin een aantal zaken door de opzet ervan niet zijn geslaagd (Deskundigen: Otto Haspers, Kay Okma). Het lijkt een samenleving naast de samenleving te zijn geworden. Er is sprake van een hechte gemeenschap waarin vooral mensen met beperkingen en hulpverleners wonen. Het is dus van belang dat de te ontwikkelen wijk geen subcultuur wordt, maar een zo normaal mogelijk karakter krijgt. Vormgeving van de wijk Wat is je eindbeeld bij het ontwerp van een nieuwe inclusieve buurt. Dat mensen bij elkaar op bezoek gaan? Dat mensen elkaar ondersteunen? Of dat mensen gewoon elkaars buren zijn? Mensen hebben vaak helemaal geen contact met hun buren, maar wel met vrienden, collega’s of medestudenten. Bij het ontwerp van zo’n wijk is het van belang dat je daar niet te idealistisch over bent. Tenzij je een subcultuur wilt.
19
Steek daarom niet te veel energie in het contact met de buren, maar houd dit lowprofile, zoals normaal gebeurt. Ga eens bij elkaar op de koffie of iets dergelijks. Het betrekken van anderen kan beter op wijkniveau gebeuren dan op burenniveau. Een succesvolle manier om de gemeenschap te betrekken is heel actief vrijwilligersbeleid ten aanzien van kwaliteit van leven te voeren. Maatjesprojecten op het gebied van vrijetijdsbesteding werken erg goed. Dat kan bijvoorbeeld vorm krijgen door een keer per week samen naar de reguliere sportclub te gaan waarbij ieder zijn eigen gang gaat. Misschien moet je vanuit dit oogpunt helemaal geen nieuwe wijk bouwen, maar gewoon beginnen in een bestaande wijk en kijken naar succes- en faalfactoren in wijken die al met inclusie aan de slag zijn. Als het gaat om de vormgeving van de wijk: wat voor ontmoetingsmogelijkheden zijn er? Maak geen Vinex wijk waar niets is, maar zorg dat er winkels, kerken, horecagelegenheden, publieke ontmoetingsruimten in de buurt zijn. Het ontmoetingscentrum de Prinsenhof blijkt een goed concept om een dergelijke functie te vervullen. www.ontmoetingscentrumprinsenhof.nl. Ouderen en mensen met beperkingen in een buurt samen laten wonen is geen goede optie. Ouderen hebben vaak de handen vol aan zichzelf en dit heeft vaak tot uitsluiting van mensen met beperkingen geleid. In de startfase van een dergelijk project is het vooral van belang om veel goede voorbeelden te presenteren en daar de discussie over te voeren. ‘Kwaliteit van bestaan’, zelfbepaling en inclusie (De domeinen van Bob Schalock) moeten daarbij focuspunt zijn. Betrek vanaf het begin alle mensen die een rol gaan spelen in het project: cliënten, verwanten, ouders, supportmedewerkers. Hans Kröber PAMEIJER Postbus 22406 3003 DK Rotterdam 010 2710000
[email protected] www.pameijer.nl www.coalitievoorinclusie.nl
20
Interview met Astrid Greven Astrid Greven is werkzaam bij Perspectief, Kenniscentrum voor Inclusie en Zeggenschap en verzorgt daar onder andere de trainingen, lezingen en workshops op het gebied van inclusief onderwijs. Ook is zij redacteur van de Nederlandstalige versie van de ‘Index voor Inclusie’, een instrument aan de hand waarvan scholen kunnen werken aan inclusief onderwijs. Deze index is het uitgangspunt voor het interview. www.indexvoorinclusie.nl en www.perspectief.org Inclusie ‘Een inclusieve wijk bestaat niet, zoals een inclusieve school niet bestaat. Inclusie is altijd in beweging en bestaat niet in zijn pure vorm’, zegt Astrid Greven. Als je er een utopie van maakt, zet je je af tegen de rest van de samenleving die niet inclusief is. Dan zet je het apart en ben je weer geen onderdeel van de samenleving. Wel gelooft Astrid in het opzetten van inclusieve praktijken. Volgens haar is het samen laten leven van verschillende mensen bijvoorbeeld een prachtig streven. Een voorbeeld van een goede praktijk waarin dit gebeurt, is een wijk in Utrecht, ’t Groene Sticht (naar een idee van Ab Harrewijn). www.groenesticht.nl Dit is een gemêleerde buurt waarin mensen er willen zijn voor elkaar. Er zijn gemeenschappelijke ateliers, cafés en tuinen. Een ander initiatief vinden we in Venlo waar de gemeente heeft besloten op allerlei gebieden inclusie te willen vormgeven. Selectie van bewoners Het vraagstuk ‘hoe selecteer je mensen?’ is een lastige. Als zorginstelling moet je niet voor God gaan spelen en bepaalde mensen bij elkaar proberen te stoppen. Het kan goed zijn een doordachte manier te vinden om mensen te matchen, bijvoorbeeld cliënten en hun hulpverleners. John O’Brien en David Pitonyak hebben zich hiermee beziggehouden (www.dimagine.com). Astrid Greven heeft hier echter twijfels bij. Probeer bij het matchen van mensen de zorgkaders los te laten, zoek naar gemeenschappelijke interesses. Zet zaken neer die mensen uitnodigen om samen dingen te doen, zoals door middel van gezamenlijke ateliers of tuinen. In een nieuwe wijk in Almere zijn initiatieven om tuinen te delen maar ook bepaalde voorzieningen. Als de wijk geïntroduceerd wordt als een sociale wijk met veel verschillende faciliteiten dan komt er een diverse groep mensen op af. Het is ook van belang huizen te maken van verschillende grootte, in iedere straat. Zo kunnen verschillende mensen bij elkaar wonen. Denk na over hoe je een wijk opzet, waarvan mensen zeggen: dit is een welkome wijk. Ontwikkel een strategie zodat je juist die mensen trekt waarvan jij wilt dat zij erop afkomen.
21
Inclusieve school Een wijk waarin aan inclusie gewerkt wordt, vraagt om een school die inclusief onderwijs geeft. Dat betekent dat de school en de wijk stellen: dat geen enkel kind de wijk uit gaat. Het gaat erom dat je een inclusieve visie hebt. Het vormgeven van inclusief onderwijs zal niet gemakkelijk zijn, maar door alle stakeholders erbij te betrekken zal het te doen zijn. Er zijn verschillende schooltypen of schoolconcepten die gemakkelijker bij de principes van inclusief onderwijs kunnen aansluiten. De vreedzame school, de brede school, de Rudolf Steinerschool, de vrije school, Jenaplan of Montessori-onderwijs. Maar er zijn ook brede scholen die falen op het gebied van inclusief onderwijs. Uiteindelijk maakt het schooltype dus niet alles uit, maar gaat het om een school die wíl en die kán. Inclusieve scholen bestaan niet, net zo min als inclusieve wijken. Er zijn wel veel scholen die goed bezig zijn en waar ouders en kinderen goed bezig zijn.’ Index voor Inclusie en de wijk Hoe valt de Index nu in te zetten in de nieuw te bouwen wijk? Eigenlijk zijn de concepten, vragenlijsten en indicatoren in de Index goed te vertalen naar de context van een wijkgemeenschap. Er kan een coördinatiegroep samengesteld worden, bijvoorbeeld de wijkraad, die de populatie van de wijk weerspiegeld. Die pakt vervolgens in fasen de aspecten van de cultuur, het beleid en de praktijk die voor verbetering vatbaar zijn aan volgens methodiek van de Index. Je kunt mensen erbij betrekken door behoeften, standpunten en wensen van de bevolking te inventariseren via gezamenlijke gesprekken, vragenlijsten en interviews. Ideale wijk Spreken jullie ook de gemiddelde burger? Gaan jullie de straat op om te vragen wat gewone mensen, zoals jij en ik, willen in een buurt? Wat heeft jouw eigen wijk wat je wilt en wat heeft jouw wijk niet? Ik zou bijvoorbeeld willen dat er een tennisbaan is, zonder wachtlijst. Wat trekt mensen naar een plek? Goede sportgelegenheden, goede winkels. Vathorst in Amersfoort heeft een gebouw ‘De Kamers’ waar van alles gebeurt om de wijk te betrekken. Mensen kunnen elkaar ontmoeten tijdens een filmof dansavond, een open atelier, concert of huismoederdag of in een theaterworkshop. Het gaat er dus om wat de gewone burger zou willen in de samenleving. Mensen hebben verschillende interesses, de een wil net als ik een tennisbaan, de ander wil rust of water in de buurt, of een skatebaan of een theater, en weer een derde wil een actieve natuurclub. Mensen met en zonder beperkingen verschillen daar niet in. Het is van belang vanaf het begin naar mensen te luisteren en niet voor mensen te denken. Anderen willen dingen die jij nog niet hebt bedacht.’ Misschien is het goed een denktank op te richten die aan iedereen vraagt hoe hij/zij ideaal zou willen wonen. Natuurlijk moet je hier ook realistisch over zijn. Wil ik gemengd worden met allerlei mensen? Nee, misschien wel niet. Als ik kon kiezen wil ik ook niet iedereen naast me hebben wonen, ook niet alle mensen met beperkingen. Je moet niet mensen dwingen het leuk met elkaar te vinden. 22
Ik vind niet iedereen leuk die dezelfde standpunten heeft als ik. Voor sommigen ziet een ideale wijk eruit zonder honden op straat. Voor anderen is dat een wijk zonder geluidsoverlast. ‘Het’ ideaal bestaat niet. We zijn een beetje tot elkaar veroordeeld. Toch kunnen we binnen de beperkingen die er altijd zijn wel nieuwe ideeën creëren die het woongenot voor een groot aantal mensen kunnen verbeteren. Een andere vraag is in hoeverre men binnen ‘Goede Buren Gezocht’ wil reiken. Mensen hebben de neiging om iedereen die ‘niet deugt’ weg te duwen. Er is veel onrecht. Wie heeft eigenlijk gedragsproblemen? De mens of de samenleving? Voorbeeld aanpak index Op een school werd tijdens de lunchpauze ontzettend veel gevochten. Er werd een veiligheidsprotocol geschreven. De leerlingen die ongewenst gedrag vertoonden, werden geschorst. Het loste de problemen echter niet op. Want de school had geen grip op het werkelijke probleem. Toen deze school met de Index in contact kwam veranderde hun gezichtspunt. In plaats van alle problemen bij leerlingen te zoeken zocht de school nu vooral naar barrières in de omgeving die positieve deelname in de weg stonden. Alle leerlingen besloten erover te vergaderen. Zij stelden een voorzitter en een notulist aan. Het gesprek begon met de vraag: Wat vinden we eigenlijk van de lunchpauze? Het antwoord was heel direct: We vervelen ons. Het schoolplein was veel te klein. Sommige kinderen worden dan stil, sommigen gaan touwtje springen in een hoekje, en anderen worden baldadig. De kinderen besloten de pauze op te delen in een halfuur ravotten en een half uur georganiseerd spel, onder leiding van iemand die dat kon. Tijdens de pauze hadden de leerlingen bij toerbeurt de verschillende rollen van scheidsrechter, bemiddelaar en opruimer. De leerlingen hadden hun pauze georganiseerd en daardoor zijn de gedragsproblemen verdwenen. Deze aanpak heeft een sneeuwbaleffect gehad, want de school is ook aan de slag gegaan met coöperatief leren, waarbij kinderen gewaardeerde rollen krijgen. Ook in dit verhaal was de hoofdzaak: luisteren. Verhalen zijn ontzettend belangrijk, verhalen over hoe mensen goed kunnen samenwonen. Die trekken mensen over de streep. Ondersteuning Het is van belang support zo te regelen dat de support die je zoekt voor één persoon, goed is voor iedereen. Er is besloten dat de treinen in 2030 toegankelijk moeten zijn voor iedereen. Dat duurt natuurlijk veel te lang. Want het is niet alleen fijn voor mensen in een rolstoel, maar voor iedereen (denk aan buggy’s, koffers, fietsen, rollators, kleine kinderen, oudere mensen etc.) Op dezelfde manier zou de wijk eigenlijk ook drempelloos gebouwd moeten worden. Daarnaast is het van belang dat mensen met psychische problemen niet zijn aangewezen op een instelling, maar dat zij, wanneer zij de grond onder hun voeten voelen wegzinken, kunnen aankloppen bij het buurtcentrum waar goede hulp te krijgen is. Ook is het van belang er rekening mee te houden dat mensen die niets mankeren aan de buitenkant ook hun behoeften hebben. Verder moet niet alle ondersteuning geprofessionaliseerd worden. Het best zou er zoveel mogelijk ondersteuning in de wijk geregeld kunnen worden. Kijk altijd naar jezelf, dan weet je dat je bescheiden moet zijn. Ik weet helemaal niet hoe iemand anders, Nederlander of niet, wil wonen. 23
Persoonlijk zou ik een buurt wensen waar je gemakkelijk andere mensen kunt bijstaan, waar je uitgenodigd wordt om met elkaar dingen te doen, waar je je vanzelf verantwoordelijk voelt (en dus niet verplicht) om met anderen iets te ondernemen of anderen te betrekken bij activiteiten die je onderneemt. Waar niet alleen fysieke drempels weg zijn, maar ook mentale drempels wegvallen. Waar materiële middelen gedeeld kunnen worden. Een buurt waar ook wat te ontdekken valt. Waar mensen wonen die ook houden van dingen die ik leuk vind. Waar je kantoorruimtes deelt, ateliers deelt, tuinen deelt, de grasmaaier deelt. Waar kinderen zich vrij voelen en er avontuur voor hen is (dus niet alleen zo’n eenzaam speeltuintje). Waar mensen met beperkingen zich op hun gemak voelen en belangrijke rollen hebben. Waar mensen uit andere landen of van andere culturen zich welkom voelen. Waar je lekker kunt sporten en waar je ook de rest van de samenleving naartoe kunt halen. Niet een eilandje dus (!!!) … maar een voorbeeldwijk tussen andere wijken van hoe het ook kan. Niet ideaal, maar wel prachtig! Astrid Greven PERSPECTIEF, KENNISCENTRUM VOOR INCLUSIE EN ZEGGENSCHAP Postbus 85273 3508 AG Utrecht 030-2633000 06-45444391
[email protected] www.indexvoorinclusie.nl www.perspectief.org
24
Interview met Lies Reitsema Woongroep Toermalijn is een kleinschalige woonvorm voor zes meervoudig gehandicapte jongeren in de leeftijd van 18 tot 24 jaar in Nieuw Roden. Lies Reitsema is initiatiefnemer en lid van het dagelijkse bestuur van de stichting. Zij heeft een eigen adviesbureau op het terrein van kleinschalige woonzorgarrangementen en klantgerichte kwaliteitsverbetering in zorginstellingen. www.reitsemaconsultancy.nl en www.woongroeptoermalijn.nl De woning is een zgn. ouderinitiatief en wordt volledig gerealiseerd met gebruikmaking van persoonsgebonden budgetten. Zo normaal mogelijk leven met beperkingen staat centraal. Vanuit de gezamenlijke visie van ouders is men op zoek gegaan naar een plek waar het wooninitiatief zich kon vestigen. Eerst is een wensenlijstje gemaakt van plaatsen en voorzieningen die nodig zijn. Vervolgens zijn allerlei mogelijke plekken in beeld gebracht. Uiteindelijk bleek dat de enige woningcorporatie in de regio afhaakte. Men wilde niet met particulieren in zee gaan. Vervolgens is men een gemeente opgeschoven waar men met open armen werd ontvangen door de gemeente Noordenveld, die een perceel aanbood. Verder bleek er ook een woningcorporatie te zijn die wilde bouwen. Vervolgens is men het plan samen gaan ontwikkelen. Ouders, wethouder, projectleider woningcorporatie, architect via woningcorporatie. Binnen de oudergroep waren enkele mensen met zakelijke en praktijk ervaring die erg scherp waren op het proces. Zij zijn de trekkers geweest. Wat nodig is bij betrokkenen zelf: - zakelijk en financieel inzicht - heldere visie en duidelijke basis - professionele houding - aandacht voor communicatie - volwaardig meedoen - brug tussen zakelijke en inhoudelijke kanten - visie omzetten naar centen en stenen - meedenken in de beperkingen. Niet alles kan. Als start is er een startbrochure gemaakt met daarin het plan van aanpak en de visie. Daar is aldoor op teruggegrepen. De woning ligt op de grens van de oude kern van het dorp en het nieuwbouwgedeelte. Het is een mooi gebouw geworden, dat nieuwsgierigheid opwekt. Het is duidelijk dat het geen gewone woonvorm is.
25
Voor de contacten met de wijk is van alles gedaan:
• •
Samenwerking met de gemeente om een positieve insteek in de wijk te maken,
•
Veel PR gemaakt in de reguliere huis-aan-huisbladen met foto’s, zodat mensen die er wonen herkenbaar worden, persoonlijk gemaakt.
• •
Aansluiting bij de wijkvereniging is belangrijk.
•
Concrete activiteiten organiseren. Muziekavond, winterwandeling, inloopmiddag, zomerfeest gericht op ontmoeting, dorpshuis gebruiken.
Aansluiting zoeken in de wijk, bijeenkomsten over het project bewust organiseren in het dorpshuis. Boodschappen doen in de buurtwinkels.
Website werkt wel ter informatie, maar de daadwerkelijke zichtbaarheid van directe buren is tien keer sterker.
Om bewoners te vinden bleek het nodig een concreet gebouw te laten zien. Mensen hebben dat nodig om te kunnen beslissen. Als er nieuwe bewoners gezocht werden, werden er oproepen geplaatst, via persoonlijke contacten en via zorgaanbieders. Als er kandidaten waren, gingen een paar betrokken ouders op bezoek en spraken zij uitgebreid over hun ideeën en de ideeën van Toermalijn. Vervolgens konden mensen komen kijken. Daarnaast werd er een profiel opgesteld van bewoners. En ook van ouders: kiezen voor de visie, aansluiten bij wat er is, positieve insteek, zakelijk meewerken maar ook persoonlijk betrokken zijn, geen consumentenhouding. Iedere bewoner heeft twee vertegenwoordigers in de Stichtingsraad. Er is een onafhankelijke voorzitter die in het netwerk gevonden is. De voorzitter moet vooral de mensen kunnen binden. Hulpbronnen: kring om de bewoners en ouders heen, donateurs, nieuwsbrief, betrokkenen in de wijk. Zorgaanbieder Van Boeijen levert mensen die de bewoners ondersteunen. Er is een vast team voor de zes bewoners. De nadruk ligt op individuele begeleiding. Het valt op dat het in de praktijk soms toch een groepsgebeuren wordt. Team en ouders blijven daar alert op. Nu is het aan de orde om de individuele netwerken verder uit te bouwen. Lies is via haar eigen bedrijf, Reitsema Consultancy en haar ervaring bij Toermalijn betrokken bij wooninitiatieven in Nederland. Samen met de Stichting Droomgenoten organiseert ze regelmatig netwerkdagen voor initiatiefnemers van wooninitiatieven. Ze heeft goede contacten met allerlei partijen. Mensen binnen wooninitiatieven zijn niet zo bezig met inclusie. Ze willen in de eerste plaats een woning met goede zorg. Lies Reitsema REITSEMA CONSULTANCY Aletta Jacobsstraat 111 9728 MG Groningen 06 16433721
[email protected] www.reitsemaconsultancy.nl
26
Interview met Veroniek Janssens en Philien Blok Veroniek Janssens is werkzaam bij Perspectief, Kenniscentrum voor Inclusie en Zeggenschap. Philien Blok is werkzaam als manager particulier opdrachtgeverschap bij van Heijst & Partners in Zwolle. Voorheen werkte Philien ook bij Perspectief. Vanuit Perspectief zijn beiden betrokken geweest bij IJburg, wijk zonder scheidslijnen in Amsterdam. Over hun ervaringen in dit project gaat dit interview. www.heijstenpartners.nl en www.perspectief.org. In de gemeente Almere zijn ruime mogelijkheden om particuliere initiatieven te ontwikkelen. De gemeente ondersteunt het particuliere opdrachtgeverschap op allerlei manieren. Bij collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) gaat het om groepen mensen die samen woningen willen ontwikkelen. Daarbij gaat het niet alleen om de locaties, maar zeker ook om de drijfveren, waarom zij gezamenlijk willen wonen. In het kader van particulier opdrachtgeverschap is het van belang om de woningen binnen het project ‘Goede Buren Gezocht’ samen met de geïnteresseerde mensen zelf te gaan ontwikkelen. Het mooiste is als deze mensen zich als groep organiseren en het label Triade eraf gaat. De grootste valkuil is dat je vanuit organisaties gaat denken i.p.v. uit mensen. Mensen kunnen met elkaar een stichting vormen die onafhankelijk is. Dan ga je andere relaties aan, komen er andere accenten te liggen. Je kunt ook ambassadeurs aanstellen in een comité van aanbeveling. Heel divers, niet alleen mensen met een beperking, maar ook mensen met affiniteit met de mensen die zorg nodig hebben en bijvoorbeeld een groot netwerk hebben. Daarnaast is duurzaamheid en milieuvriendelijk bouwen heel erg in. Ook al vanuit het oogpunt van een goedkope exploitatie op langere termijn. Een mens- en milieuvriendelijke buurt past in alle opzichten goed bij het project ‘Goede Buren Gezocht’. Het is ook een ‘ way of life’ . Je moet dan wel mensen hebben die die visie delen, niet iedereen beweegt even vanzelfsprekendheid mee. Een groep particuliere initiatiefnemers kan binnen de gemeente op zoek gaan naar mensen die deze visie delen en met hen in gesprek gaan op basis van de visie. Bij IJburg is er veel vanuit de instellingen bedacht. Er is veel nagedacht over het organiseren van de samenwerking door de vier zorgpartijen die een convenant hadden getekend. Dat is jammer omdat de bewoners zelf daarmee de regie zijn kwijtgeraakt. Voor Goede Buren Gezocht is het beter als een wijk zonder scheidslijnen organisch ontstaat, dat je particulieren ondersteunt en coacht. En dat de particulieren ook bij alle ontwikkelingen betrokken zijn, niet alleen bij de voor de hand liggende dingen, maar ook bij het stedenbouwkundige plan. De insteek zal zijn dat je stimuleert dat het initiatief van bewoners de centrale focus moet zijn.
27
De toekomstige bewoners gaan zelf met elkaar een visie op wonen en leven ontwikkelen. Invullen wat zij willen en nodig hebben. Vervolgens kijken ze wat dat betekent en definiëren wat dat is: een goede manier van wonen. Als organisatie zou je op zoek kunnen gaan naar nieuwe manieren van faciliteren van buren en bewoners. In IJburg kwam de welzijnsorganisatie pas later in beeld. Er waren al veel initiatieven door de bewoners zelf ontwikkeld. De welzijnsorganisatie had hier beter op aan kunnen sluiten. Van belang is: 1) Visie. Een ideaal dat mensen inspireert. Met goede ondersteuning, zorgen dat mensen zich binden. Mensen moeten het serieus gaan nemen, lid worden, ervoor betalen. Als zij zich niet verbinden, haken ze af. Er moet aandacht zijn voor een bindmiddel. En een visie/kader om het te toetsen. 2) Alle faciliteiten moeten er zijn om het met elkaar op te zetten. 3) Om te bewegen is er meer nodig. Een goede procesbegeleider, onafhankelijk. Binnen de groep moet je de taken verdelen, wat te doen. Een breekijzer is nodig. Het gaat ook over leiderschap. De grootste valkuil is dat je dingen gaat overnemen. Je moet blijven enthousiasmeren, zodat mensen hun eigen spoor kunnen volgen. 4) De schaal moet niet te groot zijn. In IJburg was de grootte niet bevorderlijk. En er was geen geld. Het duurde lang voordat er bewoners waren. Je kunt geen inclusieve wijk bouwen zonder bewoners. Binnen CPO is een maximale grootte van 50 huishoudens werkbaar. Mensen kunnen dan nog inbreng hebben in hoe hun woning er uitziet. Nog beter is een kleinere schaalgrootte vooral als het gaat om de combinatie wonen met zorg. Je kunt binnen een wijk ook meerdere CPO-projecten naast elkaar ontwikkelen. Het mooiste is als de particuliere initiatiefnemers ook mee kunnen denken over het stedenbouwkundige plan voor de hele wijk. 5) Je kunt de mensen die hebben aangegeven geïnteresseerd te zijn in het project ‘Goede Buren Gezocht’ bij elkaar brengen. Er zijn binnen een groep altijd mensen die trekker willen zijn. Believers, die bereid zijn hun verhaal en plannen te vertellen en over te brengen. Als procesbegeleider kun je deze groep mensen helpen om ontmoetingen te organiseren. Manieren van begeleiden vinden zodat mensen zich gaan uitspreken. Je moet ervoor zorgen dat aan de geïnteresseerde mensen de juiste vragen gesteld worden, zodat zij weten of ze zich willen verbinden of niet. Dat ze geprikkeld worden. Je vraagt zes geïnspireerde mensen waarom ze dit willen en die vertellen het verhaal. Het leren kennen van de mensen is van groot belang. Philien Blok VAN HEIJST & PARTNERS Postbus 1473 8001 BL Zwolle 038-4260040
[email protected] www.heijstenpartners.nl 28
Veroniek Janssens PERSPECTIEF, KENNISCENTRUM VOOR INCLUSIE EN ZEGGENSCHAP Postbus 85273 3508 AG Utrecht 030-2363000
[email protected] www.perspectief.org
29
Interview met Annik Terryn Annik Terryn was vanuit ‘aan-Z’ betrokken bij het ABCD-project in de wijk Oudelandse Hoeve. Zij is directeur van aan-Z, een welzijnsorganisatie die zorgt voor de best mogelijke ondersteuning van ouderen, chronisch zieken en mensen met een beperking in Terneuzen. www.aan-Z.eu Het project in Oudelandse Hoeve is inmiddels gestopt omdat de gemeente – de financierder- de resultaten te zacht vindt. Volgens Annik heeft dit zo kunnen lopen omdat de professionals de trekkers zijn en zij het project zijn gestart. Ze geeft aan dat je dat niet moet doen, maar dat je bewoners moet faciliteren. Nu blijkt in gesprekken met de gemeente dat het doorgaan van het project meer het belang is van de organisatie dan van de mensen zelf. Wat is er van belang in de start- en ontwikkelfase van een dergelijk project? Laat alle belanghebbenden meedoen. Organisaties zeggen nu: wat jullie doen kunnen wij zelf. Wij zijn overbodig gemaakt. Responsabiliseren: verantwoordelijkheid leggen waar het hoort. Eén visie gedragen door iedereen die het leven erin houdt; Garantie dat je middelen hebt om te doen wat je wilt doen; Een paar enthousiastelingen als trekkers. Wat zijn de voorwaarden om het proces goed te laten verlopen? Een spilfiguur met visie moet trekken. Deze legt verbindingen, bijvoorbeeld mensen uit de buurt dingen rondvertellen, informatie geven. De spilfiguur heeft mensen om zich heen nodig die veel goede contacten hebben met organisaties die meedoen. Begin met die 120 huishoudens, dat zijn de believers. Wat zijn succes- en faalfactoren in de startfase? Een van de faalfactoren is vooral teveel professionals en wisseling van professionals. Een non-believer die de communicatie aanstuurt is fataal. Wat is er nodig om ruimte te creëren voor eigen initiatief en het nemen van eigen verantwoordelijkheid? Continue communicatie, neem mensen mee in het proces. Bij lange stiltes haken ze af. Wat is nodig voor een proces van afnemende vrijblijvendheid en toenemende verantwoordelijkheid? Dat mensen in zichzelf geloven en dat wat jij biedt ‘goed genoeg’ is. Dat iedereen ertoe doet.
30
Wat zijn de hulpbronnen, wie en wat heb je nodig op alle niveaus? Alles wat je zelf kan, mag je zelf doen. Hou woord! Wat zijn de factoren voor succes op langere termijn? Garanties mag je niet verwachten. Voor een deel blijft het vrijblijvend, mensen veranderen gedurende hun leven. Openheid is belangrijk. Als je het niet meer ziet zitten, heb je het erover. Bovendien is de vrijblijvendheid onder vrijwilligers veel minder dan wij denken. Zij zijn veel plichtsgetrouwer dan professionals. Wat moet er aanwezig zijn om levenslang goed te wonen? Verschilt per buurt: zorgorganisaties in de buurt, maar ook dingen als AH, de HEMA en de kracht van mensen zelf. Draagvlak van de mensen die er wonen, is noodzakelijk. Belangrijk om na te denken hoe je nieuwe bewoners kiest die het bouwproces niet hebben meegemaakt. Gevaar: te snel mensen met een handicap aan te nemen, waardoor het toch een soort getto wordt. Denk na over het vervolg. Wat zijn factoren voor succes op langere termijn? Flexibiliteit in mensen, voorzieningen, ondersteuning en bouw. Welke onbedoelde effecten waren er? Alle organisaties voelden zich in eerste instantie aangesproken in de zin van: doen we het dan niet goed? Daarnaast was dit stimulans: we kunnen het zelf wel, dus zijn ze dingen gaan doen. Het project was gericht op ouderen. Tijdens het project is er hard gewerkt aan de wachtlijst voor het verzorgingstehuis en zijn de meeste mensen daarheen verhuisd. De urgentie (voor het project) viel daardoor weg. Wat waren prikkels om het bestaande los te laten? De reden voor mensen om in zo’n buurt te gaan wonen, is: dat zij beter antwoord krijgen op hun vraag. Voor organisaties: dat zij beter maatwerk kunnen leveren. Hoe is de bekostiging van het project? Door de gemeente. Individuele ondersteuning gedekt door PGB of via de thuiszorg. Financiering op langere termijn is een risicofactor omdat je dan niet om de WMO heen kunt en we weten nog niet hoe dat zich gaat ontwikkelen. Hoe hebben jullie mensen gevonden? Wij zijn vertrokken vanuit problemen, mensen die op de wachtlijst staan, mensen die vonden dat de buurt verloederde. Grote gevaar is: als je met problemen start, trek je ontevreden mensen aan. Als je in Almere de kans hebt, ga dan uit van de droom. Wat voor acties hebben jullie voor werving ondernomen? Leuke dingen organiseren, bijvoorbeeld de fanfare door de wijk, via de woningbouw en via diepte interviews gehouden door vrijwillige buurtbewoners. Geen selectie.
31
Welke eigenschappen van mensen zijn essentieel? Ik zou kiezen voor enthousiaste mensen die goed kunnen vertellen en luisteren en die zich willen inzetten. En die voor die inzet een goede reden hebben: het levert hen iets op. Contra-indicatie: volg je antipathie! Betuttelaars die het goed voor een ander willen doen. Wat kan het project bieden? Nodig is een helder beeld van de buurt: waar willen wij naartoe. En wat het dan kan bieden: een aangepaste woning, een fijne regio, ruimte om er iets van jezelf in te brengen. Hoe hebben jullie het groepsproces ingericht? Wij organiseerden ‘koffie-met’ ochtenden 1x in de maand, Dat is overgenomen door de buurtbewoners dus die lopen nog steeds. Iedereen uit de buurt die zin had kon komen. Naast de koffie was er bijvoorbeeld: de wethouder, een kerststukje maken. Mensen dragen zelf de onderwerpen aan. Er komen gemiddeld 40 mensen, de groep wisselt. Voordeel daarvan is dat je veel mensen leert kennen, nadeel is matige betrokkenheid. Voordeel is dat het zo een project is voor een grote en groeiende groep mensen. Koken: een kookgroep waar iedereen welkom is die wil koken of eten of boodschappen doen of de vaat doen. Ook deze is 1x per maand en is overgenomen door de mensen zelf. Toegevoegd is het verhaal (bv Marokkaans eten) en het recept om de verbindingen te versterken. Hoe heb je mensen aan het proces gebonden? Mensen zijn uitgenodigd om diepte interviews te doen, bij voorkeur met mensen uit hun eigen straat. De groep interviewers kreeg persoonlijke brieven en uitnodigingen. Men maakt op basis van die interviews kaarten met persoonlijke voorkeuren. Die kaarten hingen in het wijkcentrum. Wat stimuleert mensen om in beweging te komen? De boodschap, en het aanpakken van problemen: concreet, niet te vaag. Bijvoorbeeld samen zwemmen: dat is verbinding. Wat ook erg goed werkt: informatie, bijvoorbeeld de ouderen adviseurs, spreekuur in de flats. Essentieel is snel reageren op een vraag, Wat vormde een rem/obstakel om actief te worden? Een obstakel was dat mensen in een houding zaten van ‘er gebeurt toch nooit iets’. Ze wilden er niet meer in geloven, ook bij organisaties en er ontstond de overtuiging ‘dit is een slechte buurt’. Welke elementen zijn belangrijk in de samenwerking? Openheid en eerlijkheid. Samen geloven in de boodschap en er samen zin in hebben.
32
Wat was het grootste succes? Dat buurtbewoners en organisaties er nu van overtuigd zijn dat ze het zelf kunnen. Er is iets wakker gemaakt en het beeld ‘zo slecht is het hier niet’ is ontstaan. Stakeholders Wie zijn de essentiële, lokale belanghebbenden? Gemeente, inwoners van de wijk, culturele veld, iedereen die iets moet doen in de wijk. Wat is er ondernomen om deze erbij te betrekken? Je laten uitnodigen op hun bijeenkomsten en daarna hen uitnodigen voor jouw bijeenkomsten. Wij organiseerden aparte bijeenkomsten voor bewoners. De wijkraad heeft altijd een bijzondere positie. Daarmee is vaker overleg en die wordt om raad gevraagd. Wat doe je om te stimuleren dat mensen en organisaties betrokken blijven? Telkens resultaten presenteren! En bijvoorbeeld een wijkfeest. Welke kenmerken van belanghebbenden waren lastig? Een school wilde wel meewerken omdat zij eigenlijk op zoek waren naar leesmoeders, dat is teveel één richting. De thuiszorg bleek te log en te groot als organisatie, kon niet flexibel richting buurt optreden. De gemeente was niet genoeg betrokken, en daarbij speelt de invloed van de politiek. Dat is een hele lastige. Welke elementen zijn belangrijk in de samenwerking? Richting gemeente is het politieke spel belangrijk. Als één wijk verandert, willen anderen het ook. Daar moet je over nadenken, met name de effecten op langere termijn voor andere wijken. Ten tweede: gemeentes zijn als organisatie niet ingesteld op vernieuwing. Wat is van belang in de relatie met de gemeente? Genoeg open communiceren. Durf vooral je droom te formuleren. Zorg dat je dingen altijd onderbouwt met cijfers en dat je formuleringen kort en bondig zijn. Zijn er valkuilen geweest? Ambtenaren geloven dat niks kan. Als reactie durfden wij onze droom niet te formuleren. Te veel water in de wijn doen is een valkuil, te ideaal zijn is ook niet goed. Annik Terryn AAN-Z Markt 1 4571 BG Axel 0115-563015
[email protected] www.aan-Z.eu 33
Interview met Marcel Landewé en Goff Miedema Marcel Landewé en Goff Miedema zijn bestuurders/adviseurs van Droomgenoten Nederland. Een kleine organisatie die mensen met een beperking, buurtbewoners, gemeenten, woningcorporaties, en aanbieders van welzijn en zorg verbinden en inspireren om gewoon goed wonen en gelukkig leven in de buurt te realiseren. www.droomgenoten.nl
Maak je eigen Thuis Als je het hebt over buurtontwikkeling is het van belang dat mensen, maar vooral ook mensen met een beperking, goed moeten kunnen wonen en gelukkig kunnen leven, een uitdagend startpunt. Bij buurtontwikkeling is de betrokkenheid van buurtbewoners van groot belang. De betrokkenheid van iedereen is van belang omdat het gaat om een buurt voor iedereen, dus ook voor mensen met beperkingen. Voor mensen met beperkingen werkt Droomgenoten Nederland met haar concept ‘Maak je Eigen Thuis’. Dat concept is uitgewerkt in een draaiboek rondom kleinschalig wonen en een organisatiemodel voor kleinschalig wonen. In het organisatiemodel draait alles om ‘eigen regie’ en de functie van ‘Thuisgenoot’. In het draaiboek is eigen regie hebben en behouden eveneens een belangrijk uitgangspunt. De 5 D’s vormen daarbij een belangrijke kapstok, Dromen, Denken, Durven, Doen en Doorzetten. De buurt is van iedereen. Deze uitgangspunten vinden we ook weer terug in de visie van Droomgenoten Nederland waar het gaat om de buurt. Hierbij hanteren ze het motto ‘de buurt is van de buurt’ en ‘de buurt is van iedereen’. De buurt wordt gevormd door buurtbewoners en buurtprofessionals. Je hebt beiden nodig. Je kunt niet zonder de een of de ander. De visie van beiden kan verschillen. Belangrijk is wel dat de visie vanuit de buurtbewoners ontwikkeld wordt. Een mooi voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld de buurtvisie van de wijk Boswijk in Hoogezand-Sappemeer. Het is belangrijk om niet vanuit problemen te starten. Je moet je stakeholders onderkennen, anders kun je een buurt wel vergeten. Vanuit ontmoeting en plezier kom je tot ontwikkeling, regie en ondernemen. Diversiteit moet leidend zijn. Het buurtschapidee is van belang. In een grotere wijk kunnen meerdere buurtschappen bestaan. De buurt bepaalt zelf hoe groot hun buurt is. De regie kan dan daar gelaten worden. Architecten, woningcorporaties en gemeenten nemen de infrastructuur als uitgangspunt, ze kijken vanuit vaste functies wonen, werken. Ze zijn vaak beheersmatig ingesteld.
34
Terwijl de visie van de buurt een pleidooi kan zijn om het goede van het oude te bewaren en op zoek te gaan naar het nieuwe goede. Oftewel wat wil je houden en wat wil je kwijt. Het is de kunst om het vastgeroeste proces van idee naar bouwen te doorbreken. De regie moet bij de mensen die er gaan wonen, komen te liggen. Ruimte voor iedereen! Diversiteit is daarbij leidend. De structuur moet afgestemd zijn op allerlei mensen en allerlei doelgroepen met specifieke behoeften en wensen. Als je van daaruit gaat werken kom je op een heel andere infrastructuur. De buurtbende Voor bestaande buurten is het van belang om de behoefte van de buren en de buurt te kennen. Om die behoefte te kunnen bepalen, heeft Droomgenoten Nederland “de Buurtbende” als werkwijze geïntroduceerd. Zij brengen op onorthodoxe wijze de buurt in beeld. Er rijdt o.a. een buurtbus rond en mensen worden uitgenodigd om binnen te komen. Er ontstaat een gesprek over wat mensen vinden van de wijk. Het doel is om mensen, activiteiten en ideeën in beeld te brengen. Wie wonen er, wat doen ze. Daardoor kan al een wijkvisie ontstaan. Pleidooi van Kiel-Windeweer De visie van Droomgenoten Nederland m.b.t. het ontwikkelen van nieuwe gebieden is uitgewerkt in “Het pleidooi van Kiel-Windeweer”. In gewone planontwikkeling ontbreekt het mensenverhaal. Het is nodig om op een andere manier te gaan ontwikkelen. Het pleidooi van Kiel-Windeweer bepleit een ontwikkelproces dat voortkomt vanuit een visie op het te ontwikkelen gebied en dat gekenmerkt wordt door ruimte voor mensen die er moeten gaan wonen, werken en zich vermaken. Het pleidooi van Kiel-Windeweer heeft dan ook “Uit de verf op ons erf” als titel. Het is een pleidooi voor ruimte voor mensen, voor verrommeling en voor rafelranden. Het pleidooi is tot stand gekomen op basis van een casus (weilanden) nabij HoogezandSappemeer en door middel van een unieke eendaagse werkvorm “De dwaarsdinkerstoavel”. Droomgenoten Nederland is verder van mening dat je vanuit binding met de buurt spelregels moet bepalen. De visie van de buurt en de spelregels moeten wat hen betreft onderdeel zijn van het buurtcontract dat je met elkaar sluit. Dit geldt zowel kopers als huurders.
Goff Miedema en Marcel Landewé DROOMGENOTEN NEDERLAND Bachlaan 7 9603 AZ Hoogezand 0598 - 322 198/06 - 1137 4360
[email protected] [email protected] www.droomgenoten.nl 35
Interview met Joost Valk Joost Valk is architect. Hij put zijn inspiratie uit de principes van Duurzaamheid met name ‘cradle to cradle’. Hiermee probeer je naast de cirkel van grondstoffen en producten alle cirkels van het leven te integreren en te sluiten, want de aarde is een gesloten kringloopsysteem! Bij de roep om meer respect en het vieren van (bio)diversiteit kom ik automatisch uit op inclusie. ‘Cradle tot cradle’ architectuur op basis van theorie van de levende netwerken, het bouwen van netwerken, het benutten van complementaire talenten. Geeft een nieuwe kijk op de wereld, geeft een nieuwe wereld. Joost Valk streeft naar een gebouwde omgeving bestaande uit vitale plaatsen. www.valk-architect.nl Voorbeeld van zijn werkwijze: de bouw van een ‘inclusief’ kinderdagverblijf. Samen met de initiatiefnemers uitdenken hoe dit duurzaam te bouwen is en hoe inclusie te bevorderen is, wie je er allemaal bij kunt betrekken. Levert onorthodoxe partners/betrokkenen op. En ook relevante taken/rollen voor mensen waar dat niet voor de hand ligt (bijvoorbeeld een meisje dat alleen kan communiceren met haar ogen). Joost Valk zet zich in voor het mee ontwikkelen van bestaande structuren; verbinding leggen tussen de vele bestaande netwerken -in de Haarlemmermeer- gaat heel natuurlijk. Je moet openstaan voor wat zij doen en vertellen en uitdragen wat inclusie betekent. Zo kun je mensen inspireren. Bijvoorbeeld de basisschool van zijn zoon ziet nu toekomst in inclusie: minds openen. Overal waar vragen op Joost afkomen i.v.m. zijn visie van duurzaamheid (bouw en gebiedsontwikkeling), overal waar ‘cradle tot cradle’ vragen zijn, daar pompt hij inclusie erin. Wat je moet doen is mensen spotten waar je al iets mee hebt op dit nivo/terrein, en met hen aan de slag gaan: met een open mind, maar afgestemd op het doel: zuivere lucht, water, gebruik energie en grondstoffen. Als je zegt dat je dat wil doen komt de kennis naar je toe. Komt er energie los. Maar niet alleen praten, ook doen. Dus inclusief ontwerpen. Eigenlijk hoef je geen nieuwe dingen te ontwerpen/te verzinnen, maar de goede dingen herontdekken, hervinden, bij elkaar brengen. Het gaat wel om het opnieuw te ontwerpen en met elkaar verbinden. Joost zit niet meer te schetsen op een kamertje apart maar ontwerpt in een workshopsessie, met acht mensen die bij het project betrokken zijn, vaak mensen met ‘iets’. Je kunt leren van de geschiedenis, door de bestaande architectuur in historische/economische context te analyseren.
36
Wat is er van belang in de start- en ontwikkelfase van een dergelijk project? In de startfase is het allerbelangrijkste om veel te investeren in een gezamenlijk gedeelde ambitie. Die ambitie heb je niet in één keer; er is een hele ontwikkelfase nodig. Bij te hoog inzetten,( bijvoorbeeld als het gaat om financiële haalbaarheid), toch het gesprek voortzetten: hoe zou je het haalbaar kunnen maken. Op alle gebieden moet je op deze manier starten om maatschappelijk draagvlak te krijgen en om het te verbinden met mensen, maar - afhankelijk van het project - ook als je een huis wil aanpassen i.v.m. handicaps: uitgaan van de gebruikers, buren betrekken, toekomstplannen. Betrek mensen in een straal van 100 meter rondom je huis; dit kan superpraktisch zijn. Kom je ook mensen tegen voor wie jij weer dingen kunt doen. In Nederland is het een traditie: een goede buur is beter dan een verre vriend! Wat zijn de kenmerken van het proces, de ‘architectuur’? Probeer het zo natuurlijk mogelijk te doen. Letterlijk: praat over de natuur, geef dingen de ruimte, daar ontstaan dingen. Als je begint vanuit het idee: nu moeten we wat gaan doen, gebeurt er vaak niets. Ieder mens is in zijn eigen proces. Uiteindelijk heb je allemaal een hoger doel waarvoor je het doet→ geef ruimte dan kan er bezieling ontstaan, dat is effectiever dan duwen. Je moet oog hebben voor mensen die (een beetje) openstaan. Stop daar je energie in (en wees zorgvuldig met je energie). Ieder heeft zelf ook een energiebron nodig, je moet de balans houden. Hoe kun je waarborgen dat eigen initiatief wordt gehonoreerd en gerealiseerd? Ik ga echt op zoek naar de juiste mensen. Het vinden van die mensen lijkt ingewikkeld, maar hoeft het niet te zijn. Als je een plan breed gedragen krijgt, gaan mensen elkaar voeden en dan wordt het ook breder gedragen. Meer mensen betrekken die erover nadenken. Maar hou in de gaten of je nog steeds hetzelfde doel hebt, namelijk de inclusieve samenleving. Wat is nodig voor een proces van afnemende vrijblijvendheid en toenemende verantwoordelijkheid? Complementaire kwaliteiten, kwaliteiten die elkaar versterken en aanvullen; dan heb je elkaar ook blijvend nodig. De verantwoording voor het proces ligt bij de netwerken. Je maakt afspraken over je gezamenlijk product. Iedereen is daarin eigenaar van zijn eigen product, zijn eigen idee. Het vieren van gezamenlijke resultaten is heel belangrijk; dit leidt tot/is gevolg van gezamenlijke ontwikkelingen en gezamenlijke verantwoordelijkheid. Wat zijn de hulpbronnen, wie en wat heb je nodig op alle niveaus? Er zijn heel veel hulpbronnen. Het is de kunst hulpbronnen goed te benaderen. Je moet weten wat het systeem is, je moet de regels kennen; samen zoeken naar de oplossing en eigen bronnen zoeken. Laat mensen die de hulpbronnen moeten verdelen, niet de hulpbron vast laten lopen in de regels: zoek je bondgenoten. Netwerk als hulpbron: bijvoorbeeld buurtbewoners. De drempel voor de buren is niet te groot, doe iets gezelligs, dan weten ze wat er leeft en is de eerste kleine stap gezet. Dat is effectief, want iedereen heeft een enorm netwerk, mensen die waardevol kunnen zijn. 37
En wat vormde een rem/obstakel? Ik ervaar geen echte remmen. Het is waarschijnlijk dat je periodes in je leven hebt dat je vastzit. Een tijd van een fixed mind, een arme tijd, weinig verbinding met andere mensen. Het is de kunst balans te houden tussen hoofd, (kennis) hart (niet alleen spiritueel) en handen (bezig zijn met je project). Stel je open met je hart: met hart en ziel. Zijn er andere wijken waarin rondom inclusie, burenhulp, combinaties van wonenwelzijn-zorg goede dingen gebeuren? Enschede/Almelo/Haarlemmermeer. Eigenlijk ken ik er te weinig en ik hoop ook dat er veel meer komen. Waar ik vooral ook voorbeelden zie die de niet vanuit het werken met mensen met ‘beperkingen’ ontstaan zijn maar uit duurzaamheidprincipes. Kijk bijvoorbeeld eens op www.omslag.nl bij Anders Wonen Anders Leven.
Joost Valk JOOST VALK ARCHITECTUUR geeft vorm aan verandering Venneperweg 657a 2152 CD Nieuw Vennep 0252-687850
[email protected] www.valk-architect.nl
38
Interview met José Smits José Smits is projectleider van Osani, een organisatie voor en door ouders die werkt volgens een sterke visie. Stichting Osani helpt mensen met en verstandelijke of lichamelijke beperking bij het opbouwen en behouden van een sociaal netwerk. Levenslang.www.osani.nl OSANI gaat uit van vier basisprincipes om de ontwikkeling en uitvoering van OSANI te leiden. Het zijn: • Leiderschap door de familie • Veiligheid en bestendigheid door relaties • Zelfstandigheid • Iedereen levert een bijdrage aan en is deel van onze samenleving Wat is er van belang in de start- en ontwikkelfase van een dergelijk project? Zoek naar wat ieders belang is. Alle toekomstige bewoners zijn belanghebbenden. Je moet duidelijk maken voor wie je het doet en wat hun belang is. Bijvoorbeeld burenhulp: hebben zij er belang bij of krijgen ze het idee andermans problemen op te moeten lossen? Je ziet aan de reactie van de wethouder ruimtelijke ordening (die geen goede plek reserveerde voor het project) dat hij deze opzet niet als zijn belang ziet. Om medewerking van de wethouder te krijgen moet je weten wat zijn belang kan zijn bij het project en wat hij normaal gesproken doet. Wat zijn essentiële elementen/ingrediënten om te kunnen beginnen? Iemand die zich verantwoordelijk voelt en ruimte (in tijd en geld) heeft om het te organiseren. Dit kan niet op vrijwillige basis, je regelt dit niet zomaar, het kost een paar jaar. Wat zijn de voorwaarden om het proces goed te laten verlopen? Er wordt altijd veel belang gehecht aan bouwen. Men wil mee in het bouwproces. Ieder moet zich echter realiseren dat het geen kwestie is van huizen bouwen. Betrokken bij nieuwbouw zijn een stadsarchitect voor de ruimtelijke ordening, een architect voor de bouw van huizen. Wie is de ‘architect voor de sociale structuur’? Die heb je nodig. Inrichting van de sociale structuur zit niet vast aan de stenen, duurt langer, hoeft niet parallel te lopen. Het kan hooguit handig zijn om in een nieuwe wijk te beginnen, de andere mensen starten ook. Je moet vooraf een opzet hebben hoe je een sociale structuur bouwt.
39
Hoe zorg je dat de communicatie efficiënt/adequaat is en blijft? Het is belangrijk (en vaak lastig) om te bepalen met wie je wil communiceren! Communicatie is belangrijk met alle partijen die nu betrokken zijn: de gemeente, bouwers, buurt en clubhuiswerk. Het is een misverstand dat je wil communiceren met toekomstige bewoners, je kent ze niet. Met bewoners kun je communiceren als je ze kent. Pas op voor het krampachtig op zoek gaan naar bewoners. Als je de bewoners kent, ga je met hen anders communiceren dan met andere partners. Communiceren ≠ informeren; maak gebruik van elkaar kennis. Hoe kun je waarborgen dat eigen initiatief wordt gehonoreerd en gerealiseerd? De initiatiefnemers weten wat zij willen. Geen keuzevrijheid, geen ruimte voor eigen initiatief van instanties/de wethouder, geldt ook voor de bewoners. Pas op voor te veel inspraak. Het doel moet helder zijn, de randvoorwaarden helder, daarbinnen eigen initiatief honoreren. Maar maak gebruik van de eigen kracht, hoe je het uitvoert binnen de kaders die zijn gesteld. Wat is nodig voor een proces van afnemende vrijblijvendheid en toenemende verantwoordelijkheid? Helder moet zijn wie verantwoordelijk is voor het totaal. Wie van alle partijen/belangen/instanties hebben taken en zijn daarvoor verantwoordelijk. Het belang van de verschillende partijen moet helder zijn. Je moet heel goed nadenken over wat je afspreekt. Als er afspraken zijn: hou je eraan. Als mensen ergens in geloven voelen zij zich verantwoordelijk. Maar je kunt mensen nooit verantwoordelijk houden voor dingen waar zij niet over gaan. En je moet afvallers accepteren. Hoe hebben jullie mensen gevonden die aan een inclusieve wijk willen bouwen? Hoe verliep de werving? Op basis van OSANI: je kunt overal inclusieve wijken bouwen. Je doet een beroep op mensen die iets willen doen voor een inclusieve leefomgeving. Die mensen zitten overal en niet iedereen in de wijk hoeft mee te doen. Zo’n sociale structuur kun je overal opbouwen en dan wordt het een inclusieve wijk. Voordeel van een nieuwbouwwijk kiezen: je kunt reclame maken, je kunt de gemeentelijke instanties meekrijgen. José Smits OSANI Robijnplantsoen 4 1339 GC Almere Buiten 036-5309078 / 06-50817151
[email protected] www.osani.nl
40
Interview met Luuk Mur Community Support bestaat sinds 2002. Wij zijn actief bij allerlei typen problemen. Het gebruik maken van steungroepen zien wij als middel om doelen te behalen, het vergroot de zelfstandigheid van mensen die problemen hebben. Met het concept van steungroepen zijn wij onderscheidend. Community Support is actief in allerhande AWBZ gerelateerde zorg. Luuk Mur is initiatiefnemer en directeur. www.communitysupport.nl Hoeveel netwerken zijn er actief? Op dit moment zijn er rondom 250 cliënten netwerken actief. We kijken in ieder geval per cliënt of een steungroep wat toevoegt. Wat zijn de remmen op het vormen van een steuncirkel? De medewerker die treuzelt. Medewerkers vinden het moeilijk, wij moeten medewerkers erin blijven sturen. Hulpverleners willen heel graag zelf centraal staan, dat wordt vaak onderschat. Je moet zoeken naar een netwerk en die de kans geven. Taak is om hetnetwerk duurzaam te maken. Hoe komen netwerken tot stand? Soms vind je alleen maar professionals, maar dat moet tijdelijk zijn. Je begint met uitzoeken hoe het netwerk eruit ziet. Dat kost een paar uur, maar dan heb je zicht op het netwerk. De volgende vraag is: willen mensen dit zo of hebben ze wensen voor verbetering. Je maakt een plan en je ziet wie er (nu) zijn. Als je het goed doet, ga je samen met de cliënt mensen uitnodigen. Je hoeft niet moeilijk te doen, het vergt een beetje actie. Als mensen mij zeggen: die is belangrijk voor me dan zeg ik: bel ze maar op. Zo kan het gebeuren, aan de hand van een concrete vraag. Bijvoorbeeld: bij wie zouden je kinderen kunnen logeren? Dat (mensen benaderen) moet je leren om het goed te doen, anders vind je geen mensen die willen/kunnen. Het zit hem in de overtuiging dat het kan. Ouders zeggen in eerste instantie: anderen hebben het druk of ze willen de vuile was niet buiten hangen. Wat je doet is de koppeling van mensen aan doelen. Je bekijkt het netwerk met kleurenstickers: rood→ vervelend geel→ twijfelachtig groen→ positief; dit is in eerste aanleg de bron om uit te putten. Is er niemand of zijn er alleen professionals? Dat is een probleem op zich, dat ga je oplossen, door als je er mensen bij vraagt hun netwerk te gebruiken.
41
Is het jullie nastreven dat professional overbodig wordt? Het proces kan lopen van een jaar tot vele jaren. Wel langer durend, steeds minder hulp nodig. Wij hebben veel multi-probleem gezinnen (GGZ en Mensen met een handicap). Soms verwijst de gemeente door, dan heb je een budget voor een jaar. In sommige gezinnen zitten we wel op 20 uur per week: met vaak bijvoorbeeld opvoedingsondersteuning. Met uithuisplaatsing los je geen problemen op, het kost wel geld. Wie zijn er betrokken? Hoe krijg je mensen/organisaties betrokken? Hoe hou je ze betrokken? Betrokken zijn: MEE, scholen, William Schrikker, er zit vaak een gezinsvoogd in steungroep. Voor gezinsvoogden is het ideaal te weten dat een steungroep een vinger aan de pols houdt als een kind thuis is. Wijkagent kan ook (vaak maar beperkte periode betrokken), consultatiebureau. Kortom de professional in de buurt die voor die leeftijdfase essentieel is. Het bevorderen van een plek in de buurt willen we wel, maar staat niet voorop. Sociale participatie is een punt. Mensen die bij ons komen zijn heel eenzaam; dit roept vraagtekens op. Aan de ene kant leidt het tot bewustwording van te weinig contacten, maar het kan ook aan het persoonlijke probleem liggen. Vrienden en familie zijn belangrijker dan de hulpverlener. Wij werken aan ‘meedoen’. Pak de gemeentegids erbij: wat is er? Wat kun je doen? Het is beter als (verbroken) contacten hersteld worden, wij proberen door de weerstand heen te komen. Wij willen dat mensen werken, naar school gaan. Doel kan zijn dat je weer durft, dat het je lukt om mensen uit te nodigen op de koffie. Technieken om te zoeken naar ‘wat past bij wie’ om het te leren. Wat valt op in de samenwerking tussen familie, vrienden, buurtgenoten, professionals? Als het loopt, is die samenwerking open en gelijkwaardig. Wij hanteren de methode van een cliëntvolgsysteem. Dit is bij iedereen op de PC te installeren, bij de leerkracht, de voogd, de cliënt zelf. Bij het opstarten zie je de doelen, de afspraken, wie wat gedaan heeft, de resultaten. Sommige ouders waarderen dit erg. Mensen beschrijven hoe zij aan hun doelen gewerkt hebben en met welk resultaat. Hoe staat het met de privacy? Voor deze onderwerpen (geweld en echte dreiging) mag geen geheimhouding zijn. Als wij een psychiater nodig hebben, kunnen we een beroep op iemand doen. De psychiater zit niet in de steungroep, maar desgewenst is het goed om te weten hoe die professional ertegenover staat. Wij zetten de professionals en behandelaars niet buiten spel.
42
Hoe ziet de organisatie eruit? Wij hebben 55 mensen in dienst, allemaal HBO of universitair opgeleid. Wij willen steungroepen opleiden zodat die hun werk goed zelf kunnen doen. De professional is de voorzitter, spreekt dingen af, de leden doen het werk. Wat moet steungroep leren (die opleiding)? Beter luisteren naar elkaar, beter weten wat je wel of juist niet moet doen. Hebben de verschillende actoren (familie, vrienden, buurtgenoten, professionals) een andere rol gekregen/zijn zij andere positie gaan innemen? Er zijn mensen die er een tijd lang inzitten en dan niet meer omdat het niet meer zo nodig is (bijvoorbeeld wijkagent of een vriendin van vroeger). Verantwoordelijkheden worden genomen. Vanuit de gemeente kan de (school)verzuimambtenaar betrokken zijn, die kan in een paar maanden dat probleem oplossen. Bij wijkagenten ervaren wij de bereidheid om goed mee te doen. Je hebt een heel dorp nodig om een kind op te voeden.... . Kinderen weten dat de agent het weet, alleen dat helpt vaak al. Uiteindelijk: als er in een netwerk een vriendschappelijke relatie kan ontstaan is het altijd beter, deskundige moet zijn kennis ter beschikking stellen. Het liefste haal ik de buren erbij. Het zou mooi zijn in de straat: alle kinderen gaan met een ontbijt op naar school; kinderen op bepaalde tijd naar bed/binnen. Hoe ga je dat als ouders samen aanpakken? Steuncirkel op maat, voor iedereen anders. Bijvoorbeeld bejaarde Molukse vrouw in de wijk (heel anders dan het probleem van een gezin met een agressieve vader). Wij hebben drie Molukse dames gevonden die wij betalen om te helpen, om voor haar te zorgen (in plaats van thuiszorg). De dames namen haar mee naar de kerk ‘kom jij ook maar’ (en de drie dames hebben nu betaald werk, zitten niet meer in de bijstand.) Zoeken via netwerken, het juiste spoor weten te vinden. Er moet wel wat veranderen, financiering moet heel individueel zijn. Door PGB kun je hulpverlener aan een persoon koppelen. Een PGB geeft flexibiliteit: geen mens weet in oktober wat hij het komend jaar gaat doen, maar organisaties willen dat wel graag weten (om alles te kunnen regelen). Van belang dat mensen die het doen loyaal zijn aan de cliënt en niet aan de organisatie waar zij voor werken. Er zijn nu 55 medewerkers in dienst. Er is een spanningsveld tussen het belang van de cliënt en de organisatie. Het belang van de cliënt moet je centraal blijven stellen. Wij hebben nog nooit een advertentie hoeven zetten, mensen komen via via op ons af. We hebben vooral beginnende werknemers. Het personeelsverloop is gemiddeld 5 à 10 per jaar, meestal omdat Luuk Mur vindt dat mensen niet voldoen. Cliënten hebben wel last van het verloop. Het effect van verloop op de steuncirkel? Voor je het weet, is de steungroep uit elkaar gevallen; soms zijn steungroepen minder gevoelig voor wisseling. Zo langzamerhand is wel aangetoond: wat een steuncirkel vermag, krijgen deskundigen niet voor elkaar.
43
Hebt u op basis van ervaring tips voor en ideeën mensen die aan de opbouw van een ‘inclusieve’ wijk gaan beginnen? Een gebouw waar je heen kunt gaan als je een steuncirkel wilt opzetten. Waar je terecht kunt met een vraag als: ‘ik woon hier al een tijdje, ik ken geen hond’. Een plek waar je hulp vindt hoe je je eigen steungroep opzet. Er zullen best heel veel mensen zijn die wat willen doen. Er is veel behoefte aan, wij groeien zonder er iets aan te doen (wij willen niet groter worden omdat we het goed willen doen). Luuk Mur COMMUNITY SUPPORT Du Perronlaan 7 9721XD Groningen 050-3117272
[email protected] www.communitysupport.nl
44
Interview met Mario Kieft Mario Kieft is directeur van Usus Concepts. Usus Concepts is een expertisecentrum voor R&D en innovatie, met als doel het ontwikkelen van nieuwe concepten, vernieuwende combinaties van (bestaande) elementen en innoverende ideeën gericht op het verhogen van de kwaliteit en kwantiteit van wonen, welzijn en zorg. www.ususconcepts.nl Het allerbelangrijkste is dat voorkomen moet worden dat het vanuit de zorg gestart wordt. Want dan zit je in een enkelvoudig perspectief. Het moet breder zijn. Belangen van ouderen, lokale ondernemersverenigingen etc. De normale dingen doen, normale mensen betrekken, is aan de orde. Usus Concepts heeft een Compleet Wonen concept ontwikkeld. www.kenniscentrumwonenzorg.nl/doc/diensten_zorg/Compleet_Wonen.pdf
Een dienstenconcept dat niets verandert aan bestaande organisaties, maar mensen anders laat kijken. Dit is allemaal een deel van de puzzel, als je mensen bij elkaar zet. Er ontstaat een compleet wonen team met een eigen identiteit. Daardoor ga je het anders doen, ga je ondernemen, ga je mensen faciliteren. Je kijkt naar de competenties van mensen en organisaties, bijvoorbeeld een welzijnsstichting. Het gaat om een totaal beleid. Het is een regiemodel. Er moet een regisseur zijn die de kaders bepaalt waarin bewoners de film maken. Je moet ergens een start hebben. De basis is een model van vraagvolging. Je informeert mensen en kijkt vervolgens wat de wensen zijn. Wat leeft er bij die mensen, wat willen ze, hoe zien hun belangen eruit? Ook bij partijen. Dan ga je om de tafel zitten en kijk je wat kun je met die wensen. Vervolgens heb je tools in handen om antwoord te geven. Partijen komen dan bij elkaar en geven ‘go, or no go’. Er is aldoor een cyclus van verzinnen, uitvoeren en terugkoppelen, het compleet wonen team is de spil. Een keer per jaar stap je uit die cyclus en ga je evalueren. De leefbaarheidconcepten die succesvol zijn, halen hun kracht uit dat wat mensen bezighoudt. Bijvoorbeeld werk, onderwijs, familie, sociale netwerken, gezondheid en voorzieningen. Dat zit dus niet primair op zorg, wel op economische kracht. Je moet goed in beeld hebben wat voor krachten je verwacht. Het gaat om een gezonde en ondernemende buurt, het gaat om loyaliteitsprogramma’s. Het is belangrijk dat partijen via een klankbordgroep betrokken zijn, mee gaan lopen. Liever geen commerciële partijen.
45
In het Compleet Wonen concept is een servicecoördinator, dat is eigenlijk een buurtregisseur. In woningcorporaties bestaat de functie van huismeester. Vaak gaat het om een functie rondom fysieke zaken. Maar als die persoon een maatschappelijk werk functie heeft, kan hij breder ingezet worden. Hetzelfde voor de wijkverpleegkundige. Ook de welzijnswerker heeft een signaleerfunctie. Zulke functies heb je nodig om goed te weten wat er speelt. Financiering voor zo’n functie zou uit verschillende potjes kunnen komen. Aandachtspunten bij het idee van een inclusieve wijk; 1) Geografisch afbakenen is nodig. Het moet gaan om een beperkt gebied, wat beloopbaar of befietsbaar is. 2) Vraagvolgend in plaats van vraagsturend. 3) Start bij economische basis, niet bij zorg beginnen. Bijvoorbeeld in Roombeek bleek het bij elkaar zetten van mensen een enorme push te geven. Daar was het compleet wonen concept niet eens nodig. Mensen vonden elkaar. 4) Creëer ontmoetingen tussen bewoners en professionals. 5) Noaberschap en ICT. Mensen met gezondheidsproblemen kunnen snel in het zorgcircuit terecht te komen. Hoe kun je met technologie zorgen dat ze langer thuis wonen? Bijvoorbeeld alarmering naar de buurman. Maar in Nederland komt Domotica niet van de grond. Woningcorporaties investeren niet. Het is te duur, men is te bang. Er is een praktijkcentrum thuistechnologie waarin gekeken wordt wat er nodig is om mensen zo lang mogelijk thuis te laten blijven. Dit soort dingen moet je aan mensen koppelen. Er moet vraag komen vanuit consumenten en zo de woningcorporaties dwingen het toe te passen in nieuwbouw. We hebben al wel auto’s die ons herkennen, maar niets van dat alles zit in onze huizen. Via een DAP, Domotica Aansluitpunt, kun je al veel regelen. Dat is zo beschikbaar. (Meer informatie over DAP: www.expertel.info 6) Leefbaarheid. Dan gaat het om tools die je nodig hebt om mensen te benaderen. Blijven nadenken en interactie blijvend tot stand brengen, voortdurende interactie is van groot belang. Anders blijven bewoners weg, dan doe je veel moeite maar krijg je er weinig uit, praat je aldoor met dezelfde bewoners of verzand je in inactiviteit. Er moet een duidelijke procesbegeleider/regisseur zijn. Met de benen in de klei. Wijkwebsites werkt meestal niet, omdat je dagelijkse vernieuwing nodig hebt en daar ook op moet investeren. Wat wel werkt, zijn themakanalen op de regionale televisie. Hulpbronnen zijn gemeentes, woningcorporaties en welzijnsorganisaties. Provincie eventueel. Maar subsidies maken lui, het moet bij subsidie van de provincie gaan om extra zaken, niet om de basiszaken. Die moet je regelen via bijvoorbeeld de lokale ondernemers, die hebben veel meer belangen dan we denken. Die hebben belang bij een positieve wijk. Bij goede service. MKB Nederland, Rabobank, leerwerkbedrijven, ROC. Mensen die stage in hun eigen wijk kunnen lopen.
46
Je kunt mensen het beste betrekken door het concreet te houden. Dat je ze aan kunt spreken op verantwoordelijkheden. Dat ze goede buren zijn. En samenwerkende partijen bind je niet door een contract, maar door onderlinge afhankelijkheid en belangen. Het netwerk bestaat zodra er vertrouwen is. Hierop moet je dus investeren. Samen met een helder concept met goede PR en Marketing. ‘Goede buren gezocht’ of is het ‘erbij horen’? De boodschap moet zo interessant zijn dat er een uitruilgedachte ontstaat. Dat mensen gaan denken, ik ga er aan meedoen, want het levert me wat op. Zorg dat mensen eigen krachten gaan aanboren en gebruiken. Beeldvorming. Haal het uit een bepaalde sfeer. Goede buren ben je wel of niet. Wees specifiek en hou het klein. Als je een groep wilt aanspreken, wees dan niet te breed. Het gaat ook om de inrichting van de samenleving. Mario is ook bij de Open Universiteit betrokken bij het maken van een module over verandermanagement. Hij ontwikkelt met hen een onderzoekstool over de binnenkant van veranderen. Verzekeraars zijn ook van belang. Het gaat niet alleen om het curatieve gedeelte, in de preventie zit ook veel potentie. Mario Kieft USUS CONCEPTS Rondweg 88 8091 Wezep 06-24724680
[email protected] www.ususconcepts.nl
47
Interview met Melie van Wolfswinkel Melie van Wolfswinkel haar dochter Miriam heeft veel ondersteuning nodig en woont op zichzelf. Melie is initiatiefnemer van One By One. Een streven van drie ouderparen om voor hun kinderen een eigen leven in de samenleving te creëren, met de ondersteuning die daarbij nodig is. Eén voor één. Welke individuele leefarrangementen hebben jullie? Het komen tot een individueel leefarrangement was een proces van 10 jaar, het is uit nood geboren. Uitgangspunt is de visie: belangrijk dat Miriam met goede steun kan leven, op een manier die bij haar past. Veiligheid betekent voor haar: mensen om zich heen die zij kan vertrouwen, en die er zijn (nabijheid). In een zorgorganisatie is dat lastig te realiseren. Dat hebben wij wel geprobeerd, maar we zijn hier op uitgekomen na 12 jaar zoeken en ondervinden. Ook overdag: op het AC ging het niet goed en Miriam werd zondebok. Nu, met PGB kunnen we één op één ondersteuning voor haar inhuren. We zijn bezig om de dingen die zij doet en de mensen die zij ontmoet langzaam uit te breiden. In het voortraject hebben we mensen om ons heen verzameld: iemand die voor je onderhandelt (in onderhandelingen ben je als moeder kwetsbaar en je ben geen moeder meer) en iemand die medewerkers coacht. Vervolgens is een stichting opgericht met enkele andere ‘actieve’ ouders met dezelfde visie. Miriam heeft haar flat gekregen via een grote organisatie die gekoppeld is aan de woningbouwvereniging. Deze organisatie, geen onderdeel van een zorgorganisatie, is in het eerste jaar de verhuurder van de flat. Zij ondersteunen en controleren of het goed gaat. Als alles een jaar goed gaat, dan volgt gewoon een huurcontract met de woningbouwcorporatie. In de grote flat (ca 800 woningen) waar Miriam woont, zijn 10 woningen voor ‘iemand met gebruiksaanwijzing’. Het is betere sociale woningbouw, centraal gelegen in een prettige wijk. Naast de mensen die Miriam in dienst heeft (PGB) begint het netwerk te groeien. Onder andere vanuit de kerk. Er is bijvoorbeeld iemand die haar haar knipt als vriendendienst. Miriam zal altijd mensen om zich heen nodig hebben, nu vooral betaald maar wel op persoonlijke titel. Het gros heeft zich aangemeld vanuit het voortraject. Maar nu is er ook een ‘buurvrouw’ van enkele woonlagen hoger in de flat. We hebben mensen betrokken vanuit een uitzendbureau: via gesprekken met de intercedent wordt duidelijk welke soort mensen we zoeken. Wij vinden ook nieuwe mensen via www.zorgmatch.org (site voor personeel van mensen met een PGB). Mensen die bij Miriam werken, willen betrokken blijven!
48
De mensen uit de omgeving die haar leren kennen (de buurvrouw, mensen in de lift) gaan Miriam meer en meer begrijpen. Voor de andere mensen in de flat is het ook een eye opener. Bij klachten van buren, gaan begeleiders er direct op af, leggen dingen uit, geven een telefoonnummer zodat buren direct kunnen bellen. Je moet problemen niet laten sudderen maar uit de wereld helpen: een ‘raar iemand’ wordt een jonge vrouw met een naam. Wat zijn de randvoorwaarden binnen de organisatie om individueel te kunnen werken? Genoeg financiën. Heel open houden t.o.v. CIZ en zorgkantoor. Bij de opzet van de wijk CIZ en zorgkantoor betrekken, vragen aan de ambtenaar ‘hoe hij het probleem zou oplossen’. Laat ook een ambtenaar in zijn waarde. Ambtenaren zijn goed op hun vakgebied, maak daar gebruik van: elkaars kwaliteiten benutten! Hoe staat het met ‘groei en krimp’: ontwikkelingen daarin? In het begin was het doodeng. We hebben het uitzendbureau ingeschakeld voor de continuïteit. Er was een geschikte intercedente, wij hebben regelmatig contact. Er komen mensen uit voort die het leuk vinden en er hun baan van maken, daarna mond op mond reclame. Wat valt op in de samenwerking tussen familie, vrienden, buurtgenoten, professionals? Vooral tussen familie en professionals is er een vertrouwensband en een open contact. Ik kan weer moeder zijn, de professionals pakken dingen op. Zij gaan bijvoorbeeld mee op familiebezoek, denken erover na hoe zij Miriam een eigen plek kunnen geven. Wat is jullie rol daarin? Mijn man is werkgever (via SVB die nu goed functioneert) van de mensen die Miriam ondersteunen, en hij is altijd bij het werkoverleg. Ik ben vooral moeder. Dat Miriam in de buurt woont, is in ons geval erg fijn. Na een periode waarin jij de zorg deed en veel andere rollen had, moet je weer leren om gewoon moeder te zijn. Een moeder met wie je gewoon leuke dingen doet. Het leven is nu voor iedereen leuker en gewoner. Hebben mensen nu meer invloed op hun eigen leven (zelfregie/autonomie)? Welke elementen zijn daarvoor behulpzaam/belangrijk geweest? Hebben we ook te danken aan de mensen die wij om ons heen hebben en die er in geloven en ervoor willen gaan. Je moet nooit ‘alleen’ staan, je hebt mensen met een hart nodig, maar ook mensen die wat weten. Op welke manier nemen mensen deel aan de samenleving (in welke rollen)? Wandelen, in de buurt, op het strand, markt, boodschappen, de manege. Miriam komt onder de mensen, dat is op zichzelf al heel bijzonder. Lid van de kerkelijke gemeenschap was ze altijd al, maar ze komt er nu ook echt, wordt uitgenodigd. De verandering voor Miriam: van er bij zijn naar erbij horen. 49
Ze wordt (door begeleiders) meegenomen naar een concert. De randvoorwaarden zijn heel belangrijk. Dat ze nu rustig op de markt kan lopen is al heel bijzonder. Hoe beter het gaat, hoe minder medische middelen en maatregelen. Is er gebruik gemaakt van een specifieke methode/aanpak? Heel erg kijken vanuit het gewone leven: wat wil een vrouw van 24? Wij zijn gaan kijken in het buitenland, we hebben ons laten adviseren en trainen. Vanuit ‘Sociale Role Valorization’, maar niet dogmatisch. Zie bijvoorbeeld het aanbod van Perspectief rondom SRV workshops, www.perspectief.org Hebt u op basis van ervaring tips voor en ideeën mensen die aan de opbouw van een ‘inclusieve’ wijk gaan beginnen? Een gewone wijk waar iedereen welkom is, een inclusieve wijk, maakt het meteen al speciaal. En in huis: echt alleen eigen mensen, dus niet hulpverleners delen met anderen in de flat met een zorgvraag. Wij hebben nul overhead, alleen de cursussen die wij medewerkers willen laten volgen.
Melie van Wolfswinkel Heiligenbloem 6 3068 AB Rotterdam 010-4560747
[email protected]
50
Interview met Philien Blok Philien Blok is manager particulier opdrachtgeverschap bij van Heijst & partners. Zij werkt als adviseur aan projecten en beleidsontwikkelingen op het gebied van particulier opdrachtgeverschap en wonen, welzijn en zorg. Van Heijst & Partners is een adviesbureau op het gebied van o.a. vastgoed, dat zoekt naar vernieuwingen en samen met opdrachtgevers de grenzen probeert op te zoeken. www.heijstenpartners.nl Het is het beste als het initiatief vanuit de mensen zelf komt, bijvoorbeeld richting een gemeente of een wethouder is dat heel belangrijk. Zorg dat je de 120 geïnteresseerden verenigt, maak een stichting en rondom die stichting een kring van mensen die de stichting steunen. Triade kan dit ondersteunen, maar haal je naam als Triade van het project af en stap naar de achtergrond. Geweldig dat ze dit initiatief nemen, het heeft absoluut potentie. Wat is van belang in de startfase? Wie zijn de initiatiefnemers? PR en communicatie en zorg dat je het proces van tevoren helder hebt. Wat zijn essentiële elementen, voorwaarden? De mensen om wie het gaat, moeten vanaf het begin de hoofdrol krijgen; professionele partijen ondersteunen en faciliteren. Een goed plan van aanpak is essentieel. Communicatie naar alle betrokkenen is een must. Voor wat betreft de 120 geïnteresseerden in Goede Buren Gezocht: organiseer een bijeenkomst, verleidt een aantal in een voorbereidingsgroep te gaan zitten en ondersteun hen. Wat betreft Almere: probeer mensen uit het hele land aan te trekken, want nergens is de kans om een eigen huis/buurt te bouwen zo groot als daar. Wat zijn kenmerken van het proces? Ga pas naar de gemeente als je een goed plan hebt. Doe veel voorbereidend werk. Laat de initiatiefnemers een helder programma van eigen wensen hebben. Daarnaast is een buurt en stedenbouwkundig plan nodig. Ga met individuele mensen nadenken hoe zij hun woningen eruit willen laten zien. Bouwen volgens eigen ideeën is stap 1, een vereiste is een visie op inclusief wonen. Later breng je pas zorg in. Hoe zien de succes- en faalfactoren eruit? Binden van mensen: in het begin zijn mensen vaak enthousiast maar haken uiteindelijk af. Wat werkt is financiële binding, bijvoorbeeld een lidmaatschap van de stichting. Een potentiële faalfactor is dat Triade het te veel bij zichzelf houdt.
51
Hoe pak je de communicatie aan? Website, radio, lokale omroep en vooral regelmatig een digitale nieuwsbrief naar alle betrokkenen. Landelijk naast lokaal. Je hebt een communicatieplan nodig. Hoe zorg je dat de communicatie efficiënt is? Belangrijk is, er iemand verantwoordelijk voor te maken, liefst iemand uit de stichting, mogelijk een projectgroep. Het is belangrijk dit niet te onderschatten. Hoe creëer je ruimte voor eigen initiatief? Iedereen maakt een eigen programma van eisen en wensen en pas daarna ga je gezamenlijk kijken. Iedereen maakt een eigen ontwerp, met een architect mogelijk naar keuze en eventueel met een eigen bouwer. Later is het van belang dat mensen ook hun eigen zorgverlener kunnen kiezen. Werkelijke keuze is een absolute voorwaarde voor eigen initiatief. Keuzevrijheid, waarbij wel de kaders heel duidelijk zijn: niet alles kan. Goede ondersteuning bij het kiezen is essentieel, bijvoorbeeld in de vorm van begeleiding bij een collectief particulier opdrachtgeverschap. Hoe kun je waarborgen dat eigen initiatief wordt gehonoreerd? In goede ondersteuning en door een goed procesplan waar steeds go/no-go momenten inzitten voor individuen zitten de waarborgen. Hoe staat het met afnemende vrijblijvendheid? Door financiële binding en door regelmatige communicatie versterk je de verbinding. Verder is het erg belangrijk iedereen naar vermogen te laten deelnemen, dus zoek op alle niveaus naar kwaliteiten van de initiatiefnemers. Welke verantwoordelijkheden zijn er te onderscheiden? De op te richten stichting heeft de verantwoordelijkheid te besluiten: “Gaan we verder of niet?” Triade kan dit ondersteunen, maar Triade moet zich niet voor het proces zelf verantwoordelijk voelen. Met de externe partijen waar je in de loop van het proces mee gaat samenwerken, is het belangrijk om afspraken altijd goed op papier te zetten. Wat zijn hulpbronnen? Mens en denkkracht. Initiatiefnemers en machthebbers in het veld van bouw, geld, wetenschap, zorg. Creativiteit en enthousiasme. Geld komt echt pas in een later stadium, eerst een goed plan. Wat biedt succes op de langere termijn? 1. Denk in de ontwikkelfase goed na over: wat als het er is. Ontwikkel een goede visie op inclusief wonen. 2. Toets regelmatig met alle partijen of de plannen/proces nog kloppen met wat ze willen.
52
Wat moet er aanwezig zijn om goed te wonen? Voorzieningen, investeren in wat je voor elkaar betekent (gaat niet vanzelf), openbare ruimte, alle woningen moeten voor iedereen geschikt zijn, toegankelijkheid, blijvende vormen van openbaar vervoer. Wat zijn onverwachte effecten? Op IJburg werd een woonvoorziening ontwikkeld, die als ´klein instituutje´ in de wijk werd gesitueerd. De mensen die er zouden gaan wonen werden er nauwelijks bij betrokken. Risico voor een inclusieve wijk: mensen verbinden zich aan de start maar als ze eenmaal een mooi huis hebben haken ze af en verbinden zich niet meer aan de visie. Afhaken in het proces kan weer financiële gevolgen hebben voor anderen. Wat zijn prikkels om het bestaande los te laten? De regie van mensen serieus nemen. Het nieuwe zal mensen prikkelen, anders gaan ze niet meedoen. Zorg dat het een open proces is, en wees helder in de werving dat het iets nieuws zal worden. Welke factoren zijn er voor succes op de lange termijn? Het proces en het project stoppen niet: communicatie en ontmoeting blijven onderdelen om blijvend in te investeren. Juridisch zul je dit goed moeten onderbouwen, want in principe kun je, als je een huis gekocht hebt, dit doorverkopen aan wie je wil. Goede waarborgen rond verhuurbaarheid. Wat zijn de dilemma’s? Individu versus het collectief. Soms dilemma’s rond financiën. De beste manier om de regie te hebben, is het geld in handen te hebben. Soms raak je via financiering je regie kwijt. Als je bijvoorbeeld je woning gaat huren van een woningcorporatie, kan het betekenen, dat je weinig zeggenschap hebt over hoe je woning eruit gaat zien. Hoe staat het met de financiering? Risicodragende partijen kunnen zijn een woningcorporatie, een projectontwikkelaar. En natuurlijk particulieren of een groep ouders, die voor zichzelf of voor hun kinderen een huis kunnen laten bouwen. Hoe is de individuele procesondersteuning bekostigd? Eigen bijdrage en subsidie. De zorg via indicatie (ZZP), wellicht nieuw coöperatief opzetten vanuit de buurt en minder vanuit de doelgroep. Ervaringen laten zien dat met dienstverlening onderling het beroep op de AWBZ afneemt.
53
Communityvorming: Hoe hebben jullie mensen gevonden? Mensen zoeken via goede PR. En hoe je die vormgeeft moeten de initiatiefnemers zelf besluiten. Wie zijn er betrokken? Het is essentieel dat iedereen betrokken is, iedereen heeft op zijn eigen manier iets bij te dragen. Hoe staat het met de selectie van bewoners? Kies voor een proces waarin mensen zichzelf selecteren, bijvoorbeeld door samen een visie op te stellen en expliciete go/no-go momenten. Communicatie daarin is van groot belang. Wat leveren dilemma’s op? Een enthousiast iemand in de groep, maar 80% van de rest van de groep ziet deze persoon niet zitten. Soms wil de ene helft echt een andere kant op dan de andere. Wat zijn essentiële eigenschappen? Allemaal hebben we ze nodig: voorlopers, onderzoekers, zorgers, maar ook iemand die de koffie verzorgt tijdens vergaderingen etc. Wat zijn contra-indicaties? Mensen die niet kunnen luisteren naar anderen en voor hun eigen verhaal gaan (dit gebeurt wel eens bij ouders van mensen met verstandelijke beperkingen, die nog erg in de strijd zitten) Starheid: mensen moeten compromissen willen sluiten, anders geen groei en vernieuwing mogelijk. Wat kan een project mensen bieden, wat moet je organiseren om het proces van de grond te krijgen met buurtbewoners? Faciliteiten bieden zodat zij het zelf kunnen ontwikkelen. Provincies en gemeenten subsidiëren ontwikkelingskosten. Wat is van belang bij de inrichting van het groepsproces? Continu bewust zijn dat je aanpassingen moet kunnen maken in je plan. Niet al te veel vasthouden aan de afspraken van nu. Wat stimuleert mensen om in beweging te komen? Het gevoel dat zij ertoe doen, serieus genomen worden. Regelmatige communicatie: niet drie maanden niets van je laten horen. Enthousiasmerende voorlopers. Wat vormde een rem/obstakel? Gedachten als: “Ooh- wat komt er straks allemaal bij kijken? Kan ik dit wel?” en tijd en financiële consequenties.
54
Welke elementen zijn belangrijk in de samenwerking? Gelijkwaardigheid. De lead is bij de initiatiefnemers, de individuen staan centraal. Wat was het grootste succes tot nu toe in dit proces? Dat het tot stand komt, met een ontwikkeltijd korter dan vijf jaar. Lokale stakeholders? Wie zijn de essentiële lokale belanghebbenden/organisaties? Gemeente en provincie. Verder is het afhankelijk van de locatie en het initiatief en wordt gedurende het proces duidelijk, wie de essentiële belanghebbenden zijn. Wat is er ondernomen om deze erbij te betrekken? De juiste personen zoeken (bij de organisaties). Bepalen hoe groot je hun bijdrage wilt laten zijn. Wat doe je om te stimuleren dat deze mensen en organisaties betrokken blijven en hun betrokkenheid in daden omzetten? Goede communicatie en partijen serieus nemen. Wat heb je gedaan om mensen/organisaties niet vrijblijvend te verbinden aan het proces? Continue informeren/communiceren. Snel na een gesprek iets laten horen, nieuwsbrieven. Afspraken: zet ze op papier; dit voorkomt vrijblijvendheid. Welke kenmerken van belanghebbenden of organisaties waren stimulerend, wat was juist lastig? Welke elementen zijn belangrijk in de samenwerking? Niet trekken maar faciliteren en niet op de voorgrond. Wat is van belang in de relatie met de gemeente? Wat zijn de do’s en don’ts? Initiatiefnemers contact laten leggen, NIET organisaties. Leg pas contact als er een goed plan is. Wat zijn valkuilen? Als je partijen te vroeg lastig valt. Laat je niet steeds naar een ander sturen. Laat aan twee kanten één persoon het contact onderhouden Philien Blok VAN HEIJST & PARTNERS Postbus 1473 8001 BL Zwolle 038 4260040/06 45480006
[email protected] www.heijstenpartners.nl
55
Interview met René van Bemmel René van Bemmel is betrokken bij het Groene Sticht. De bewoners van de buurt 't Groene Sticht vormen een bont gezelschap van (ex-)daklozen, studenten, senioren en jonge gezinnen. ’t Groene Sticht begint in 1996 met een droom van Ab Harrewijn. Hij is politicus en oud-dominee en heeft een totaal nieuwe kijk op de opvang van daken thuislozen. www.groenesticht.nl Opvang in bestaande wijken levert telkens weerstand op van bewoners. Dat wil Ab voorkomen: “We vestigen ons ergens en zoeken dán geschikte buren, mensen die een positieve kijk hebben op daklozen en liefst nog wat voor ze willen betekenen ook!” Wat is er van belang in de start- en ontwikkelfase van een dergelijk project? Kerngroep van mensen met verschillende netwerken; mensen met idealen en kwaliteiten om te kunnen organiseren. Vanaf het begin toekomstige bewoners zoveel mogelijk betrokken. Kerngroep bestond deels uit toekomstige bewoners. Wat zijn essentiële elementen/ingrediënten om te kunnen beginnen? Organisaties die hetzelfde doel hebben, mensen die professioneel zijn. En je moet tegen stress en tegenslag kunnen (RVB is zelf bewoner van het eerste uur). Wat zijn de voorwaarden om het proces goed te laten verlopen? Je moet een goed, vernieuwend plan hebben. Je moet geloofwaardig en betrouwbaar zijn, niet zomaar een gril. Mensen hebben die ervoor gaan, dan kun je anderen inspireren en overtuigen. Wat zijn kenmerken van het proces? Je hebt een goed idee over het invullen van een buurt. Degenen die erover gaan (gemeente en woningbouw), moet je overtuigen dat het een levensvatbaar initiatief is. Het moet passen in hun doelstelling. En je moet middelen en fondsen vinden en organisaties die een projectleider kunnen vrijmaken. Als er een plan ligt volgt een taaie fase: communiceren, mensen betrekken, uitwerken van het plan: je moet de organisatie opzetten. Wat zijn faalfactoren in de startfase? Het kan te complex worden, te veel partijen, te veel belangen, te veel water in de wijn. Je kunt onvoldoende middelen gegenereerd hebben. Het kan te lang duren: organisaties haken af (is bij ons niet gebeurd).
56
Wat valt er te zeggen over de communicatie? Dat is complex. Je moet er flink aan trekken. En goed communiceren: in de eigen club (kerngroep), de achterban, mensen die je moet overtuigen. Je moet in de communicatie steeds schakelen. Bij ons deed de projectleider dat. De projectleider is gewonnen uit eigen kring (iemand die de idealen goed snapte en zeer capabel is). Via netwerk fondsen gevonden zodat we voor een jaar iemand konden aanstellen. Dit soort projecten moet je professioneel doen, iemand moet beschikbaar zijn met verschillende kwaliteiten: onderhandelen, uitwerken van plannen, organiseren, communiceren. Kortom: tijd en kwaliteiten. Hierop moet je niet bezuinigen. Je moet fondsen hebben die het risico aandurven en die zich aangesproken voelen door het ideaal. Wat is er nodig om ruimte te creëren voor eigen initiatief en het nemen van eigen verantwoordelijkheid? Regelmatig inbreng gevraagd bij aspirant-bewoners als plan verder uitgewerkt moest worden. Gemeente bood ruimte: kom maar met idee. Woningbouwvereniging wilde maatschappelijk gezicht, we hadden de tijd mee. Wat zijn de kenmerken van deze ‘ruimte’, waar moet die aan voldoen? Je moet een locatie hebben die kansrijk is om uit te werken (de boerderij), buurt verkend en inbreng benut. Gemeente zei: leuk idee maar overtuig ons maar. Hoe kun je waarborgen dat eigen initiatieven worden gehonoreerd en gerealiseerd? Je voelt de ruimte, hebt een idee, er zit genoeg power achter: de boel ligt bij jou. Dan word je uitgedaagd, blijft iedereen betrokken. Voldoende geloof in je eigen drive. Vrijblijvendheid is er nooit geweest, kwetsbare mensen zijn ook vanaf het begin betrokken. Welke verantwoordelijkheden worden onderscheiden? Publiciteit, fondsenwerving (financieel onderlegd), architecten, organisator. Projectleider, liet zich coachen door de kerngroep. Kerngroep was gedreven en bekwaam. Je moet kunnen zeggen: we trekken er vier jaar voor uit. Wat zijn de factoren voor succes op langere termijn? Je moet goede mix weten te vinden tussen idealen en haalbaarheid, water bij de wijn doen, steeds durven afwegen, momenten markeren, ook een zekere distantie bewaren. Kerngroep moet elkaar kunnen vertrouwen en ruimte geven voor die afweging/markeren momenten. Is met enige regelmaat gebeurd: spannend. Belangrijk om het niet persoonlijk te duiden en wel de vraag durven stellen: is het dit nog waard. Elk project van deze omvang moet deze fase doorstaan.
57
Wat moet er aanwezig zijn om levenslang goed te wonen? Je moet de idealen blijven voeden en organiseren. Zijn we de afgelopen vijf jaar mee bezig geweest. Toen het drie jaar liep ontstond er een natuurlijk proces: is dit het nou? Het nieuwe gaat eraf. Je moet je verwachtingen uitspreken, benoemen als je verder/wat anders wil. Ook je teleurstelling uitspreken en koppelen aan de idealen. De mensen die er wonen, geven vorm en inhoud. Vitaliteit blijft door het gesprek en vooral samen dingen doen. Dat laatste brengt mensen bij elkaar. Wat waren de onverwachte en onbedoelde effecten? Hoe is daarmee omgegaan? De begroting is altijd groter: looptijd altijd langer dan je dacht. Betrokkenheid: mensen haken af, moet je weer nieuwe mensen vinden. Afhaken: huizenprijs liep op, mensen kunnen het niet meer betalen. Dan moet je weer.... mensen zoeken, is gelukt. Wat zijn factoren voor succes op langere termijn? Je moet creatief blijven, met elkaar in gesprek blijven, blijven investeren in nieuwe activiteiten. Van tijd tot tijd nieuwe mensen erbij betrekken: bijvoorbeeld bij culturele activiteiten worden weer andere bewoners actief en enthousiast. Zorgen dat je verschillende activiteiten organiseert: eigen inbreng, geeft ieder de mogelijkheid om betrokken te worden. Hoe is in het algemeen de bekostiging van het hele traject gedekt? Subsidies (=fondsen) en leningen. Er komen nu ook huurgelden binnen (is pas gestart toen de mensen er woonden), deel van de bebouwing is eigendom v/d stichting: huurpenningen. Hoe is in verband met de duurzaamheid van het initiatief de bekostiging op de lange termijn gewaarborgd? Wij zijn woonvereniging. Als woonvereniging leveren we een bijdrage (voor kernactiviteiten) uit eigen zak. Voor andere activiteiten werven van projectsubsidies. Hoe hebben jullie mensen gevonden die aan een inclusieve wijk willen bouwen? Hoe verliep de werving? Op alle manieren (via, via, eigen netwerk, lokale krant, lokale omroep, internet). Daarnaast gebruik gemaakt van de mensen die bij woningnet zijn ingeschreven: die zoeken een woning in de stad. Dat gebeurt automatisch als je met een woningcorporatie in zee gaat. Wie zijn er betrokken? De projectleiding bleef belangrijk, ook bij de werving van toekomstige bewoners. Persberichten, met mensen contacten leggen. Is er sprake geweest van selectie van mensen? We konden een eigen selectie toepassen, konden zelf selectiecriteria opstellen. Ieder die er wilde wonen was verplicht lid te worden van de bewonersvereniging en moest door een ballotage komen. 58
Contra-indicaties, dus geen: 1. Mensen die alleen afkomen op een mooie sociale huurwoning. 2. Mensen die zelf veel sociale zorg nodig hebben (voorrang aan mensen die de schouders eronder konden zetten). 3. Redders: mensen die daklozen willen redden. De ballotagecommissie hield aspirant-bewoners ‘tegen het licht’. Bij twijfel soms wel, soms niet aangenomen. Kwetsbare mensen: in het lidmaatschap moet je de balans zoeken tussen kwetsbare mensen en dragende mensen. De criteria waren helder en geaccepteerd door woningnet en de woningcorporatie. Maar het is ook onze verantwoordelijkheid om de woningen te vullen. Wat voor dilemma’s ben je daarin tegengekomen? Soms moeilijk om in gesprek van een uur goed te onderscheiden of mensen alleen op de mooie woning afkomen. Daardoor kwamen er aanvankelijk minder mensen dan gepland. Wij verwachtten een goede mix tussen jong en oud (niet meer werkend), maar ouderen (55+) sprak het onvoldoende aan. We hebben ervan geleerd voor als er mensen weggaan. We hebben een wachtlijst: mensen van de wachtlijst moeten al met activiteiten meedoen. Zo leer je elkaar al kennen, weet je wie serieus belangstelling heeft voor het project. Welke eigenschappen van mensen zijn essentieel? Open houding, interesse hebben in mensen, in je buren. Je moet op gezette tijden dingen willen doen, alleen 1x per jaar naar de ledenvergadering is te weinig. Elke week een activiteit kan, maar hoeft zeker niet. Meedoen aan georganiseerde activiteiten, daar gaat het om. Kun je niet verplichten, het moet uitnodigend zijn om mee te doen, moet je steeds op investeren. Hoe hebben jullie het groepsproces ingericht? Hoe ziet het eruit? Bewonersvereniging met werkgroepen en activiteitenruimte ingrediënten om dingen te organiseren.
zijn
belangrijke
Wat heeft ertoe bijgedragen dat mensen daadwerkelijk actief werden? Vanaf het begin betrokken. Als je iets wil organiseren: alle ruimte, anderen doen mee. En het is duidelijk waarom je hier wil komen wonen (ballotage). Hoeveel mensen zijn nu blijvend actief betrokken? Er wonen ca. 90 mensen, 60% is actief betrokken, aardige vorm van betrokkenheid, ruim voldoende. En je moet mensen die meedoen onderscheiden van de trekkers. Wat was het grootste succes tot nu toe in dit proces? Trekkers waren na drie jaar erg moe: erg veel ambitie op te weinig schouders, we hebben onze verwachtingen bijgesteld. Je moet tevreden zijn met wat er nu is en niets nieuws ontwikkelen als er geen nieuwe mensen bijkomen. Bij de werving van nieuwe bewoners gaan ‘sterke schouders’ voor (vanaf de wachtlijst).
59
De projectleider is nu beheerder van het project. Goed dat de projectleider de vermoeidheid tijdig heeft gesignaleerd: je moet het op het juiste moment onder ogen zien, het moet wel leuk blijven. Wie zijn de essentiële lokale belanghebbenden/organisaties? Gemeente, maar ook het wijkbureau gaf veel faciliteiten; de vrijwilligerscentrale Utrecht zocht een dependance in Leidsche Rijn en bleek voor ons van belang. Zij doen ook activiteiten in de buurt en is aangehaakt bij een grote stichting, dat was een win-winsituatie. Wat doe je om te stimuleren dat deze mensen en organisaties betrokken blijven en hun betrokkenheid in daden omzetten? Bij activiteiten moet je hen uitnodigen als je wat nodig hebt: goed formuleren wat je nodig hebt en zorgen dat je krijgt wat is toegezegd. Wat is van belang in de relatie met de gemeente? Wat zijn do’s en don’ts? Je moet de dingen goed onderbouwd doen; benader de gemeente met mate: niet voor elk wissewasje op de stoep staan. Wij hebben de mazzel dat de gemeente altijd positief heeft gestaan ten aanzien van de buurt. De gemeente stuurt ook vaak mensen langs die iets soortgelijks willen. We hebben een werkgroep ‘attentie’, georganiseerde burenaandacht voor een blijk van belangstelling bij de mooie en moeilijke dingen in het leven: van geboorte tot dood. René van Bemmel GROENE STICHT Ab Harrewijnstraat 38 3544 AL Utrecht
[email protected] www.groenesticht.nl
60
Interview met Rob in ’t Zand Van Aarle De Laat is een huisvestingsadviesbureau op het gebied van maatschappelijk vastgoed. De deskundigheid bevindt zich op het gebied van de sectoren Gezondheidszorg, Onderwijs, Wonen en Overheden. Rob in ’t Zand is directeur bij Van Aarle De Laat. www.vanaarledelaat.nl Van Aarle De Laat houdt zich bezig met o.a. het faciliteren van processen van omgekeerde integratie, bijvoorbeeld in Sint-Michielsgestel en bij Severinus. Van Aarle De Laat maakt dan een masterplan. Om mensen te vinden zijn er inloopavonden georganiseerd. Er is een wijkconcept neergezet, mensen weten vantevoren dat er ook mensen met een handicap woonachtig zijn. Het vinden van mensen is bij de eerste generatie bewoners niet zozeer het probleem, maar meer bij de tweede generatie. Hoe bewaak je het concept? Bij omgekeerde integratie zijn de tweede bewoners bijvoorbeeld veel familie en verwanten van mensen die er vanuit de zorginstelling wonen. Wat je neer moet zetten is een wijk met diversiteit waar het goed wonen is. Met aantrekkelijke huizen in allerlei categorieën. Hou het normaal, maak het niet speciaal. Dan krijg je effecten die tegen je gaan werken. Laat dat ook in je exploitatie zien. Hoe kun je op een maximale wijze diversiteit waarborgen? Hoe zit het met bovenwijkse voorzieningen? Wat is er nodig? Brede school, buurthuis, vervoer. De gemeente vindt het vaak lastig dat soort dingen te faciliteren. Het effect op andere omliggende wijken is vaak lastig. Je krijgt dan migratie en trek naar nieuwere voorzieningen. Je moet altijd groter kijken dan je eigen wijk en daarop anticiperen. In woorden faciliteren gemeenten allerlei voorzieningen vaak, maar als het op geld aankomt, wordt het lastiger. Hou rekening met verschillende afdelingen bij de gemeente (financiën, welzijn, ruimtelijke ordening). Zorg dat er geen interne strijd kan ontstaan die tegen je werkt. Beeldvorming is cruciaal, als je dat verkeerd doet, stigmatiseert het (speciale woonwijk voor mensen met een beperking bijvoorbeeld) en haken mensen af. Hou het zo normaal mogelijk, maar wel met elan.
61
De provincie heb je nodig voor de diverse ontheffingen, het bestemmingsplan, milieuzaken (denk ook aan milieugroeperingen die een bepaald dier/gebied willen beschermen). Provincies hebben geld (zeker aan het einde van het jaar) en een inhoudelijke rol. Goede contacten met de gedeputeerde zijn van wezenlijk belang. Intenties moet je vastleggen en partijen die elkaar erop gevonden hebben, zowel wat betreft de zachte als de harde afspraken. Het initiatief is geslaagd als je de exploitatie rond hebt. De vraag is wat de kredietcrisis in dit verhaal doet. Woningcorporaties zijn essentieel. Gebruik ze breder dan alleen om woningen te realiseren. Laat ze meedenken over de wijk. Het toewijzingsbeleid is hierin belangrijk. Gemeenten hebben ook instrumenten om prestatieafspraken te maken met corporaties met betrekking tot zorg. Vaak gebruiken gemeenten dat niet, maar in ruil voor prestaties van woningcorporaties kunnen ze deals maken rond bijvoorbeeld bouwen in de vrije sector. Bij gemeenten is hier veel onkunde over. Je moet er wel kennis van hebben en er gebruik van maken. Corporaties moeten ook toegankelijk bouwen, meer m2 en andere eisen, dat is niet standaard. Dat levert op termijn winst op. Levensloopbestendig, toekomstgericht bouwen is daarbij van belang. Bij sommige partijen zoals de provincie, moet je het etiket inclusief er afhalen en je richten op toekomstgericht bouwen. Welzijnsorganisaties hebben een sterke band met de gemeente, maar je moet ze apart benaderen. Cyclus van het subsidiebeleid van de gemeenten is vaak 3 à 4 jaar, soms minder. Investeringen in welzijnszaken, buurthuizen etc. hangen daarmee samen. Ook weer het bredere aspect van meerdere wijken is van belang om daarin te benadrukken. Vervoer en OV voor de ontsluiting is ook van groot belang. Dat moet opgenomen zijn in het stedenbouwkundige plan. Denk ook aan bredere wegen (toegankelijkheidseisen). Vastgoed en projectontwikkelaars denken primair aan financieel rendement, vrije kavelontwikkeling doet gemeente niet zelf. Het hangt van je opzet af of wie je nodig hebt. Ontwikkelaars denken aan het korte termijnrendement. Beleggers die er vaak achter zitten, niet. Daarmee zou je zaken kunnen doen op grond van lange termijnvisie. Zorgcoöperatie Nederland (voorheen Open Ankh) is ook interessant voor Triade; zij zijn met allerlei zaken bezig die hiermee te maken hebben. De grootte van de wijk is belangrijk om mensen een wijkgevoel te geven. Daar is sociologisch onderzoek voor gedaan. De grens ligt tussen de 500-600 mensen. Als het groter wordt, is het anoniemer. Als het kleiner is, kan er geen wijkgevoel ontstaan. Mensen erbij betrekken vanaf het begin is van belang. Via inloop of informatiebijeenkomsten en een trekkersgroep die vanaf het begin de leiding heeft.
62
Inclusie gaat vooral over diversiteit en zo gewoon mogelijk. Zo normaal mogelijk is dan ook als er een normaal percentage mensen met een beperking of anderen woont. Er moet ook een weerspiegeling zijn van de verhoudingen in de regio. Als je mensen wilt uitsluiten of niet toe wilt laten, moet je een vereniging oprichten, maar dit lijkt weer tegen de inclusiegedachte in te gaan. ICT en domotica zijn van groot belang; dat is nog geen gemeengoed bij corporaties maar er is al wel veel in ontwikkeld. Ook Van Aarle De Laat heeft daar verstand van. Van belang is om je project goed te beschrijven. Bij Van Aarle De Laat werken ze als volgt. Als een initiatief haalbaar blijkt te zijn, wordt het pas een project. Dat project gaan ze dan verder uitwerken in alle facetten waarin de inhoud en de harde aspecten verbonden worden. Het gaat erom dat je naast allerlei experts mensen hebt die de taal aan beide kanten kunnen spreken. Van Aarle De Laat heeft een spel ontwikkeld, Samen-Spel. Op informele wijze wordt, onder leiding van een adviseur van Van Aarle De Laat, veel belangrijke informatie verzameld. Mensen leren hun partners én hun sterke kanten kennen. Zo kunnen zij optimaal profiteren van elkaars kwaliteiten. Al na één middag spelen is er een basis gelegd waar mensen verder op kunnen ontwikkelen. Rob in ’t Zand VAN AARLE DE LAAT Postbus 677 5600 AR Eindhoven 040-2592761
[email protected] www.vanaarledelaat.nl
63
Interview met Yolan Koster-Dreese Yolan Koster is directeur van het kenniscentrum CrossOver, waar kennis verzameld en onderzoek gedaan wordt met name op het gebied van het aan werk helpen van jonge mensen met een beperking. Daarnaast is ze senior consultant bij Quintis (het managementadviesbureau op het gebied van wonen, zorg en welzijn) en ze is lokaal en landelijk politiek actief. www.kcco.nl www.quintis.nl www.progressiefwoerden.nl Twijfel Zelf een beperking hebbende is haar eerste vraag bij het lezen van de beschrijving van de buurt die beoogd wordt: “Zou ik in zo’n buurt willen wonen?” Daar twijfelt ze over. Elkaar willen helpen is mooi, maar moet het zo? Wil ik niet liever in een ‘gewone’ buurt wonen? Kan het niet langs gewone wegen? Betrekken van de gemeente Eerst een krachtenveldanalyse maken. Op basis daarvan kun je vaststellen wie je ‘hoofdrolspelers’ zijn in het ontwikkeltraject. Vervolgens moet je er dan achter zien te komen welke ‘winst’ er voor die hoofdrolspelers te halen is als ze met je meebewegen. Waarom zou het voor die organisaties, voor die mensen van belang zijn om een bijdrage te leveren aan de totstandkoming van deze wijk? Perspectiefwisseling is nodig, dus dat Triade kijkt naar dit vraagstuk vanuit het perspectief van die hoofdrolspelers, is noodzakelijk. Net zoals het organiseren van wederkerigheid. De bemoeienis van een gemeente is vaak heel abstract, voornamelijk bij de planontwikkeling. Bekijk wie er, bijvoorbeeld in een participatietraject, mee wil denken. Zo zou bijvoorbeeld de Wethouder Volkshuisvesting en Participatie in de raad van advies kunnen meedoen. Het is aan te raden de gemeente zo vroeg te committeren en een rol te geven. Dit is ook in hun belang. Bij de uitvoering is de gemeente minder van belang, dan komen bijvoorbeeld woningcorporaties meer om de hoek kijken. Zij zijn zeker een van de spelers en dus moet je ze erantwoordelijk maken, mee laten denken en het ook ‘hun’ ding laten zijn. Vaak wordt de fout gemaakt ze er te laat bij te betrekken. Is er al een plan? Als je geld wil van ze, moet je wel goed voorbereid zijn. Maar beter is het ze vast te betrekken bij het conceptiemoment: we willen geen subsidie maar meedenken en meewerken. De reputatie van Almere, de maatschappelijke verantwoordelijkheid, dat zijn de belangen aan hun kant. Dat is een andere rol dan alleen geldschieter.
64
Plat procesmanagement Begin met alle stakeholders goed te beschrijven, en de gebruikerseisen te verhelderen. Daarna kun je ze gaan committeren bij het ontstaan van het resultaat. Ook als het ‘mislukt’, dan heb je het denken wel beïnvloed. Rol experts Met experts moet je delen wat je wilt bereiken: het moet duidelijk zijn wat je wilt en waarom, wanneer je het geslaagd noemt. Vervolgens kun je de experts vragen: “Is dit belangrijk voor jullie? Zo ja, waarom? Zou je willen meedoen? Zo ja, in welke vorm wil/kun je bijdragen?” Ga er bij het betrekken van mensen/partijen altijd vanuit dat er voor beide partijen iets in moet zitten. Iedereen stelt zich die vraag: “Wat zit er in voor mij? Wat zijn mijn doelen en dromen en kom ik er zo iets dichterbij?” Daarop moet je schakelen. Ik heb aan digitale community vorming gedaan. Ook daarin zie je dat mensen, als er voor hen niks inzit, afhaken. Dat is ook legitiem, evenals wisselingen in de loop van een project. Verwachtingenmanagement Je moet aan verwachtingenmanagement doen. Dat is aan twee kanten heel belangrijk, als basis van samenwerken. Kerngroep Goed om een kerngroep te vormen. Het is nodig, maar frustratie ligt op de loer als je te veel alleen trekt. Je moet voortdurend partners zoeken. Procesmatige aanpak Stap 1 is het zoeken naar voldoende draagvlak. Stap 2 is een krachtenveldanalyse maken. Wie zijn de actoren? Hoeveel macht/kracht hebben zij voor ons verhaal? Dan pas plan je hoe je ze gaat betrekken. Van belang is dus een heel procesmatige aanpak. Er zijn veel onbekende factoren.
Yolan Koster KENNISCENTRUM CROSS OVER Postbus 210 3430 AE Nieuwegein 030 – 6035424
[email protected] www.kcco.nl
65
Interview met Riek Ansems Riek Ansems is regiocoördinator van het steunpunt van Osani in Noord-Brabant. Verder heeft zij twee avonden meegedacht bij het initiatief Elkrijk in de startfase. www.osani.nl Wat is er van belang in de start- en ontwikkelfase van een dergelijk project? De visie van de mensen die er komen wonen is heel belangrijk: je start vanuit een ideaal. Mensen met kinderen met een beperking melden zich het eerst. Belangrijk om als wijk geen ‘gehandicapten uitstraling’ te hebben. Ik zou het andersom doen: je hebt een wijk met allerlei mensen en van daaruit de mensen ’inclusief’ maken. Wat zijn essentiële elementen/ingrediënten om te kunnen beginnen? Zoek in de wijk naar mensen met een spilfunctie, bijvoorbeeld het buurtwerk. Probeer mensen met een gelijke visie bij elkaar te zoeken, is nodig als opstapje. Het commune idee (bij Elkrijk) gaat in de startfase vaak heel goed. Als mensen van het eerste uur weggaan, kan het gaan schuiven. Je kunt met een gezamenlijke visie starten, je kunt niets afdwingen. Als het niet vanzelf vitaal blijft, is het niet gewoon. Bij de start is het belangrijk heel concreet in te gaan op: wat zijn de beelden, hoe ziet een dag, een week eruit. Als dat goed is, is het oké; als het een opgave is, loopt het niet. De visie is abstract, beelden maken het concreet. Dan pas kun je jezelf de vraag stellen: Past dit nu in mijn leven? Wees alert op het mogelijke spanningsveld visie privacy. Belangrijke vragen: Wat verwacht je van buren? Wat kun je verwachten van ondersteuners? Als je je wilt richten op een ‘gemengd/gevarieerd publiek’ zoals in de projectopzet staat, moet je vooral de gemiddelde burger gevoelig laten worden voor ‘inclusieve gedachten’, dat is een voorwaarde om mensen te betrekken, mensen te binden. Wat zijn succes- en faalfactoren in de startfase? Bij wooninitiatieven stapt men vrij snel over naar de wijk, hoe de wijk eruit moet komen te zien. Het denken vanuit de bakstenen, vanuit gebouwen is een risico. Heeft geleid tot denken vanuit de beperking. Enthousiasme en geloof dat het kan geeft inspiratie en houd je scherp.
66
Hoe moet voorzien worden in de communicatie? Open communicatie; zorgvuldig ‘relatiebeheer’. Regelmatig iets van je laten horen, geïnteresseerden warm houden (nieuwsbrief; mail). Vanuit het ‘geloof dat het kan’, kun je actief netwerken. Publiciteit om een gevarieerde groep belangstellenden/potentiële deelnemers te krijgen en te houden. Wat is er nodig om ruimte te creëren voor eigen initiatief en het nemen van eigen verantwoordelijkheid? Het is belangrijk dat de visie helder is, dat je van elkaar weet wat ieder verwacht/wil van het initiatief. Dan kun je ook verantwoordelijk zijn. Een initiatiefnemer moet zich flexibel kunnen opstellen, ook openstellen voor de denkbeelden van anderen. Je moet je bewust zijn van de concurrentieoverwegingen (van verschillende partners, zoals zorgaanbieders), niet in die val trappen. Hoe kun je waarborgen dat eigen initiatief worden gehonoreerd en gerealiseerd? Steeds met elkaar kijken of (en hoe) een initiatief in het totaalplan past. Binnen die kaders is het altijd een kwestie van geven en nemen. Initiatieven niet in isolement ontwikkelen maar met elkaar. Wat zijn de hulpbronnen, wie en wat heb je nodig op alle niveaus? Gevarieerde groep mensen die er belang bij hebben hier te wonen, die ‘visie’ op de buurt hebben, en vooral medewerking van de gemeente. Voorzieningen in de wijk, plekken waar je elkaar kunt tegenkomen, voor elke leeftijdsfase (bijvoorbeeld schoolplein). Wat zijn de factoren voor succes op langere termijn? Alleen vanuit een gedeelde visie ontstaat goede betrokkenheid. Die visie moet je vitaal houden, wel bijstellen door ervaring. Mensen bij elkaar houden. De overtuiging voor iedereen dat je er iets kunt halen, iets bij te winnen hebt, er voordeel bij hebt. Idealisme (geloof dat het kan), doorzettingsvermogen, enthousiasme, maatjes zoeken: mensen die je ondersteunen en aanvullen. Dingen delen met anderen, met mensen die je meeneemt; anders wordt het een geïsoleerd project. Wat moet er aanwezig zijn om levenslang goed te wonen? Flexibiliteit, elke levensfase heeft andere vragen. Dat kan op dezelfde plek zijn maar dat hoeft niet. Aantrekkelijk houden van de buurt is belangrijk. Hoe heeft Elkrijk mensen gevonden die aan een inclusieve wijk willen bouwen? Hoe verliep de werving? Via de ouderverenigingen, eigen netwerk en de krant werd veel publiciteit gemaakt. Ook via informatieavonden werd duidelijk gemaakt wat het bestuur van plan was. Mensen (bezoekers) konden ook hun zegje doen, je maakt het breder. In het bestuur zaten belanghebbenden, mensen met juridische kwaliteiten, netwerk kwaliteiten. De helft van het bestuur wil er ook wonen, de anderen: uit persoonlijke betrokkenheid.
67
‘Wie’ zijn er betrokken? Welke rollen, functies en typen mensen zijn essentieel? Juridisch, financieel, mensen vanuit hun persoonlijke betrokkenheid, delen van de uitgangspunten, willen meewerken en hun kwaliteiten inzetten. Welke eigenschappen van mensen zijn essentieel? Je moet het echt willen, echt willen op je eigen manier deel van de wijk uitmaken. Maar er moet ruimte zijn om wisselend actief te zijn in de buurt, afhankelijk van de toestand in je leven. Je hebt echt variatie nodig in je netwerk (de verschillende kleuren petten: de humor; sociaal; egoïsme; zwartgalligheid). Er zou voor iedereen plaats moeten zijn. De verschillende eigenschappen maken je netwerk levend, houden je wakker. De drang om dingen uit te dragen, daadkracht. Welke individuele leefarrangementen hebben jullie? Hoe zijn die tot stand gekomen? (wanneer begonnen met proces?) Enkele netwerken, zijn voortgekomen uit de vraag: “Wie neemt het over als ik er niet meer ben?” Hoe worden ze in stand gehouden? Door de netwerkcoach en het organiseren van ‘evenementen’. De coach heeft de functie om het netwerk te ‘versterken’ opdat het zichzelf zoveel mogelijk bedruipt. Het is de bewaker, de thermostaat van het netwerk: bijsturen, aanzwengelen. Wat zijn de randvoorwaarden binnen de organisatie om individueel te kunnen werken? Flexibiliteit, diversiteit gecombineerd met praktische mogelijkheden: geld en kwaliteiten, de een heeft meer te bieden dan de ander. Riek Ansems OSANI Wakkershof 5 5673 AS Nuenen 040-7870882/ 06-46677801
[email protected] www.osani.nl
68
Interview Bertho Smit Bertho Smit is medewerker samenleving en langdurige zorg bij het kennisinstituut Vilans. Hij is betrokken bij ‘Zeg het ons in de wijk’, ‘Zeg het ons Zwolle’ , en ‘ Zeg het ons’ binnen de WMO’ . Verder is hij betrokken bij ‘Gemixt Talent’ . www.vilans.nl De vraagstelling bij ‘Zeg het Ons’ is: hoe ervaren burgers met een lichte verstandelijke handicap het leven in de wijk? Het doel hierbij is: deze burgers te leren kennen, hen een stem te geven in het beleid en hen regelmatig te consulteren. Wij (LFB) hebben een handleiding gemaakt hoe je het aan kunt pakken, voor gemeentes, maar ook bij MEE Nederland. ‘ Zeg het Ons’ wil zelf het programma uitvoeren. Er zijn pilots geweest in Purmerend en Venlo. De uikomsten geven een aardig beeld van de ervaringen van mensen. Het proces gaat als volgt: de respondenten benoemen drie à vier knelpunten, deze bespreek je met elkaar en je formuleert tips om er iets aan te doen. Het onderzoek is van belang voor de mensen zelf, voor de gemeente en voor zorgaanbieders. Mensen zelf komen altijd met ‘down to earth’ oplossingen, verfrissend. En inspirerend om te zien hoe je de oplossingen vorm kunt geven. Uitkomsten waren bijvoorbeeld: onbegrijpelijke informatie van gemeenten, maar ook van MEE eenzaamheid vervoer gebrek aan financiële middelen Het is de bedoeling om rond één thema met de gemeente, de mensen zelf en organisaties aan de slag te gaan in de volgende stappen: wat is het probleem → ga aan de slag → rapporteer wat er na een half jaar bereikt is. Een geslaagd voorbeeld is Gemixt Talent, een samenwerking van MIX (Welzijnsorganisatie) en Talant (zorgaanbieder). Het was bedoeld om mensen in de wijk meer integratie/participatie kansen te bieden. Talant heeft MIX benaderd. De jongen van MIX heeft het leuk aangepakt, met individuele trajecten, men was heel enthousiast. Er werd met personen gewerkt aan: plannetjes → wensen → netwerkkaarten. Uitgaande van de wensen van een persoon contacten leggen in de samenleving. Daarbij moet je zoeken naar sleutelfiguren. Bijvoorbeeld iemand in de speeltuincommissie, een klusser die reparaties verricht of met iemand zoeken naar een andere Frans Bauer fan om samen mee naar een concert te gaan. MIX was heel enthousiast. Bij Talant vond het management het project heel belangrijk, maar het middenkader had twijfels en veel begeleiders hebben het vooral als ballast ervaren.
69
Daardoor verwaterden de contacten, die samen met MIX tot stand waren gebracht. Begeleiders konden er geen tijd voor maken en zagen het niet als hun werk, maakten er ook geen werk van. Er is nu een nieuwe ronde gestart in Heerenveen/Leeuwarden; een HBO-instelling is partner van Talant. Studenten kunnen meedoen, dan geldt het voor hen als stage in het kader van sociale netwerken. Er zijn best veel dingen mogelijk in de lokale samenleving. Je bent afhankelijk van mensen en hun enthousiasme. Het enthousiasme bij welzijnswerkers (zonder zorgervaring) was groot. Bij mensen die in de zorg werken, is reserve vaak groot en verlammend. Wat is er van belang in de start- en ontwikkelfase van een dergelijk project? Je moet niet zomaar iets gaan doen. Het is beter om niets te doen dan om het verkeerd te doen. Je moet niet te hoog van de toren blazen. Als je mensen met een beperking betrekt en het wordt een teleurstelling, krijg je ze geen tweede keer mee. Zo’n traject is voor iedereen hard werken. Ook mensen met een beperking hebben hun verantwoordelijkheid daarin. Zet mensen in hun kracht, probeer wederzijdsheid te benadrukken. Doe het samen, zorg dat er voor iedereen wat te halen is. Wees niet dogmatisch, het gaat erom wat de persoon wil, hij bepaalt het tempo. Anders sla je de plank mis en wordt het een project van de initiatiefnemers. Misschien willen mensen veel minder contacten. En: ook contact met mensen met een handicap onderling is belangrijk. Het is en....en, je moet deze contacten niet afschrijven. Mensen met een beperking breng je in een nieuwe situatie. Van belang zijn gesprekken over hoe je dat nou doet in de samenleving. Wat zijn je ervaringen? Daar ligt vaak een gevoelige persoonlijke geschiedenis. Factoren die het moeilijk maken zijn: angst, niet weten hoe je je moet gedragen. Hierbij heb je coaches nodig, coaches die erin geloven! Zorg dat het (in Almere) geen ‘wijk van zielige mensen’ wordt. Wat zijn de voorwaarden om het proces goed te laten verlopen? Je moet een plan hebben en weten in welke fase je zit. Je moet regelmatig bekijken of je nog het goede doet. En je moet succesverhalen inzetten! Wat zijn succes- en faalfactoren in de startfase? Begeleiders moeten ruimte hebben, uren, ook op de lange termijn. Contacten in de wijk moeten hoog op hun lijstje staan als belangrijk onderdeel van het werk. Training, scholing, weten wat de bedoeling is/wat belangrijk is en samenwerking met mensen/organisaties buiten de zorg.
70
Hoe moet voorzien worden in de communicatie? Je moet het goed organiseren. Verantwoordelijkheden moeten helder zijn. Bij Gemixt Talant, was MIX projectleider, maar MIX kon medewerkers van Talant niet aansturen. Duidelijk moet zijn wie je waarvoor kunt bereiken en binnen welke termijn er iets gedaan/bereikt moet zijn. Communicatie? Je moet iets moderns doen: maak er een leuke website van, een buurtwebsite, filmpjes op YouTube, wijkkranten, eigen wijk Hyves-pagina. Wat is er nodig om ruimte te creëren voor eigen initiatief en het nemen van eigen verantwoordelijkheid? Benut de communicatie meteen voor empowerment: geef die gasten er een rol in. Laat je zien in de wijk, bijvoorbeeld als interviewers. Zoek naar mogelijkheden om een andere status in de wijk te krijgen. Geef mensen ook de kans om verkeerde keuzes te maken en brand ze daarna niet af: probeerruimte en eigen verantwoordelijkheid zijn belangrijk. Mensen moeten zelf doen wat zij zelf kunnen (anders maak je het te makkelijk en geef je de samenleving een verkeerd signaal). Maar wees op je hoede als je gasten iets wilt laten doen: het komt voor dat zorgaanbieders cliënten gaan ‘vasthouden’ op een AC. En als het gaat om het leggen van contacten: zorg ervoor dat je er niet bovenop zit, maar dat je er wel achter staat. Dat mensen als het misgaat, weten: ik kan die en die bellen, die kent de persoon. Vaak kunnen kleine dingen misgaan die te voorkomen zijn met een beetje aandacht. Dus je moet op de achtergrond goed bereikbaar zijn. Wat mij leuk lijkt in Almere: zet een aantal mensen met een beperking bij elkaar en laat ze bedenken wat ze voor de wijk kunnen betekenen. Wat zijn de kenmerken van deze ‘ruimte’, waar moet die aan voldoen? Probeer ruimte voor kwetsbare mensen ook op andere plekken te organiseren, bijvoorbeeld bij een politieke partij. Het is ook een proces om te ontdekken wat wel/niet werkt, wat wel/niet kan. Maak ruimte, zodat wensen en verwachtingen vorm krijgen, eerste idee hoeft niet het laatste te zijn (als het niet werkt). Voor medewerkers en voor klanten is het belangrijk om te weten wie waarvoor gaat: gemeente, MEE, welzijn, zorgaanbieder. Ieder moet zich verantwoordelijk voelen voor zijn gedeelte, laat geen organisaties ontglippen. Wat zijn de factoren voor succes op langere termijn? Je moet in het begin misschien niet te veel willen om het op langere termijn te kunnen waarmaken. Contacten en processen hebben blijvende ondersteuning en aandacht nodig opdat het zich blijft ontwikkelen. Organiseer geen dingen die je niet kunt volhouden op de lange termijn. Andere succesfactor is als organisaties elkaar weten te vinden en niet gehinderd worden door gescheiden/strijdige belangen. Anders zijn ze er allemaal op uit om de grootste te willen zijn. Een collega bij Vilans weet hoe je dit moet inzetten. Wat moet er aanwezig zijn om levenslang goed te wonen? Voorzieningen in de wijk, gezelligheid in de wijk, aanpasbare woningen, vervoer.
71
Wat zijn de prikkels voor betrokkenen om het bestaande los te laten? Welzijnsorganisaties zoeken een nieuwe markt, kwetsbare burgers zijn zo’n nieuwe markt. Maar let er wel op dat men in het welzijnswerk meestal gewend is om te organiseren op groepen. Het zou mooi zijn als er financiële prikkels zouden komen voor zorgaanbieders, bijvoorbeeld als mensen buiten het AC gaan werken. Of als de gemeente klanten een financiële prikkel geeft. Bijvoorbeeld een WAJONGvrijwilligersvergoeding zodra iemand actief dingen in de buurt gaat doen. Je moet werk en dagbesteding betrekken, betaald werk in de wijk zoeken. Werk zorgt voor contacten! Hoe is in het algemeen de bekostiging van het hele traject gedekt? Wij hebben fondsen geworven. Het ging om veel geld: uren voor de projectleider/medewerker en begeleidingsuren. Vaak kun je geld halen bij provincies, gemeente, bedrijven, sponsoring. Maar ook bijvoorbeeld: aandelen uitgeven in de wijk, ruilhandel en ideële ruilhandel. Hoe hebben jullie mensen gevonden die aan een inclusieve wijk willen bouwen? Hoe verliep de werving? Welzijnswerkers kennen sleutelfiguren in de gemeenschap. In een nieuwe wijk zie je in twee bijeenkomsten wie sleutelfiguren kunnen zijn. Wat voor acties hebben jullie ondernomen? Lokale media, netwerk, via-via. ‘Wie’ zijn er betrokken? Welke rollen, functies en typen mensen zijn essentieel? Je kunt ze overal vinden. Bijvoorbeeld de dominee maar ook de kroegbaas, de voorzitter van de voetbalvereniging of kaartclub, de wijkagent. In de buurtsuper zat een gouden iemand. Zij was een soort postagentschap: men bracht bij haar verkeerd bezorgde post, want iedereen komt daar! Is er sprake geweest van selectie van mensen? Je moet altijd een beetje uitkijken: mensen zijn kwetsbaar. Er zijn mensen die zich opwerpen als vrijwilliger maar die eigenlijk alleen zelf heel veel aandacht en zorg willen. Dit is een aandachtspuntje in voorgesprekken als je dingen gaat arrangeren. Maar je moet ook weer niet te hoge drempels opwerpen. Welke eigenschappen van mensen zijn essentieel? Het gaat er vooral om dat je iets gemeenschappelijks hebt. Het is belangrijk dat mensen (bijvoorbeeld vrijwilligers) op een leuke/eerlijke manier hun grenzen kunnen aangeven. Anders gaan ze te veel beloven, lopen ze te hard van stapel. Je moet ze daarin een beetje opvoeden. Die voorzichtigheid zorgt ervoor dat mensen het langer volhouden.
72
Hoe hebben jullie het groepsproces ingericht? Hoe ziet het eruit? Het groepsproces? Je organiseert wat avonden, maar mensen zitten er niet op te wachten, dus doe dat niet te vaak. Maar organiseer bijvoorbeeld wel rond Kerst iets wat mensen leuk vinden. Leg zo min mogelijk onnodig beslag op hun tijd. Je moet er wel voor zorgen dat mensen ergens terecht kunnen. Peil of er behoefte is aan organisatie, dan kun je organiseren. En als je iets organiseert, zorg er dan voor dat mensen met een beperking een plek hebben, een rol die status geeft, soms met hulp van een coach. Wat stimuleert mensen om in beweging te komen? Mensen vinden het in het algemeen wel leuk om iets voor een ander te doen: plezier stimuleert. Vaak zijn het kleine dingetjes, maar voor iemand met een beperking heel belangrijk. Bijvoorbeeld iemand die elke twee weken bij de computer helpt, kan heel belangrijk zijn voor de persoon in kwestie. Wat klein oogt, kan gevoelsmatig veel betekenen. Wat heeft ertoe bijgedragen dat mensen daadwerkelijk actief werden? Een persoonlijke benadering: goede mensen die vanuit enthousiasme de contacten leggen. En wat vormde een rem/obstakel? Vaak voelde de professional zich geremd door de organisatie, voelde het als een te grote belasting, kregen ze er geen uren voor. Of zag hij beren op de weg, was er angst voor controleverlies. Het kan interessant zijn om familie te betrekken, die hebben ook weer een netwerk, soms enthousiasme. Hoeveel mensen zijn nu blijvend actief betrokken? Toen het project liep: 20 cliënten, ik weet niet hoe het nu zit. Wat was het grootste succes tot nu toe in dit proces? Het is leuk om te zien dat op een zeker moment mensen met een beperking in de wijk dingen gaan doen: zichtbaar aanwezig zijn en contact hebben op straat. Er was nieuw elan, de media pikte het op (daar deed MIX ook iets aan). Er kan veel, als de juiste personen het op de juiste manier doen. Wie zijn de essentiële lokale belanghebbenden/organisaties? Wat is er ondernomen om deze erbij te betrekken? De gemeente heeft zich er niet echt mee bemoeid, dat was lastig. Maar die ervaring is wel belangrijk. Gemeentes zeggen vaak: laat MEE het uitzoeken, ’die hebben er verstand van’. Op dat moment zijn zij zelf niet betrokken, niet verantwoordelijk (en ontglippen ze). Bij ambtenaren/gemeentes is er vaak sprake van handelingsverlegenheid als het gaat om mensen met een beperking. Het zou wel goed zijn als zij zelf actief zijn, je kunt ze erop aanspreken in het kader van de WMO.
73
Bertho Smit VILANS/LFB Postbus 8228 3503 RE Utrecht 030-7892380
[email protected] www.vilans.nl
74
Interview met Doortje Kal Doortje Kal is initiatiefnemer en onderzoeker van ‘kwartiermaken’ en het Landelijk Steunpunt Kwartiermaken. Kwartiermaken is ruimte maken voor andersheid/anders zijn. De samenleving biedt mensen met een psychiatrische achtergrond niet veel kans op sociale integratie en maatschappelijke participatie. Kwartiermaken staat voor de poging een maatschappelijk klimaat te bevorderen waarin meer mogelijkheden ontstaan voor deze groep om erbij te horen naar eigen wens en mogelijkheden. www.kwartiermaken.nl Het is belangrijk om gemeentes erop te wijzen dat ze werk moeten maken van een inclusieve samenleving en dat dat iets vraagt van de overheden, maatschappelijke instellingen en hun professionals en van burgers. Positieve keerzijde van dit ’extra moeite doen’: een herstel van contact tussen de snelle prestatiemaatschappij en de trage menselijke vragen, waarmee iedereen vroeg of laat te maken heeft. Kwartiermakers netwerken met overheden, zorgaanbieders, andere (maatschappelijke) organisaties en de belanghebbenden (cliënten) zelf: wat kan ieders bijdrage zijn om een inclusieve wijk tot stand te brengen. Onderdeel van kwartiermaken, kan zijn: elke voorziening in de buurt uitnodigen om zich te presenteren. Mensen die beschermd wonen, weten soms nauwelijks wat er in de buurt ‘te koop’ is. Daarbij is het werken aan realistische beeldvorming van belang, dan kun je ruimte creëren voor ‘andersheid’. Naïef optimisme leidt tot teleurstelling en afbranden. Het gaat niet over assimilatie, het aanpassen van de betrokkenen (de afwijkers) aan een braaf standaardburgerschap. De buurtwerker/kwartiermaker moet het proces dragen, professionals en vrijwilligers moeten het zien zitten. Soms zijn het de hulpverleners die niet meer geloven in inclusie; zij menen dat zij als enigen kunnen en moeten zorgen voor kwetsbare mensen. Het is belangrijk dat hulpverleners leren om op een goede manier burgers en andere professionals aan te spreken en te mobiliseren; dat zij leren kijken naar de braakliggende potenties van gemiddelde burgers en bijvoorbeeld het welzijnswerk, kerken, bedrijfsleven (maatschappelijk verantwoord ondernemen), sportclubs en verenigingen, vrijwilligerswerk etc.
75
Activiteiten om mensen bij elkaar te krijgen: Een eettafel is een beproefde manier om ontmoetingen te organiseren. Vergelijk ook www.restovanharte.nl (tegen uitsluiting en isolement). In Zoetermeer organiseerden we koffietafels met de meest betrokken ‘cliënten’ om met hen de voortgang van het project kwartiermaken te bespreken en hun inbreng te organiseren. Qua publiciteit zijn Interviews in de lokale krant met betrokken ‘cliënten’ en ambassadeurs voor de inclusieve samenleving (kwartiermakers) belangrijk. Ooit meldden zich op een eerste oproep voor vrijwilligers - voor wat later Vriendendienst is gaan heten - tientallen vrijwilligers. Mensen blijken van betekenis te willen zijn voor een ander zodat anderen (ook weer) een betekenisvol leven kunnen leiden! Succesformules zijn bijvoorbeeld maatje ter plaatse: iemand die lid is van vereniging/club die als extra de zorg heeft dat iemand die ‘anders’ is zich prettig/welkom voelt. Iemand die onopvallend ‘vanuit zijn ooghoek’ zorgt dat er geen vervelende dingen voorvallen – in de pingpongclub, bij het vrijwilligerswerk op de kinderboerderij, in het kerkkoor, de instuif etc. Maar ook een project vriendendienst: een vrijwilliger verplicht zich 1 dagdeel per week of 2 weken beschikbaar te zijn ‘als vriend’ en dit minimaal een jaar vol te houden. Het is een vrijwilligersproject dat zorgvuldige coördinatie vraagt. Een coördinator is aanhoudend bezig met werving/training en matchen van vrijwilligers en vervult de functie van terugvalplek als het niet goed gaat. De vriendendienst is ‘de caritas voorbij’. Ook onder kwetsbare mensen zijn veel potentiële vrijwilligers, maar het vergt soms een omslag van de ‘standaard’vrijwilligers. Álle vrijwilligers moeten zich gezien en gesteund voelen.
Doortje Kal Landelijk Steunpunt Kwartiermaken Tilanusstraat 33-hs 1091 BD Amsterdam 020-6939024
[email protected] www.kwartiermaken.nl
76
Interview met Hannie van der Horst De Eigen Kracht Centrale is een organisatie waar via Eigenkracht-conferenties mensen samen met familie, vrienden en dierbaren heel goed een oplossing bedenken als het tegenzit. Eerst uit de eigen kracht putten, voordat buitenstaanders beslissingen in uw leven gaan nemen. Mensen zijn er voor elkaar, ondersteunen elkaar en vinden oplossingen met elkaar. www.eigen-kracht.nl De Eigen Kracht Centrale werkt aan een samenleving waarin mensen centraal staan, mensen een stem hebben en waarin mensen meedoen. De Eigen Kracht Centrale noemt dit werken aan burgerschap. Een Eigen Kracht Conferentie (EKC) geeft mensen de mogelijkheid om zelf, samen met familie, vrienden en andere bekenden, een plan te maken voor een oplossing of voor hulp. De kracht voor de oplossing komt vanuit de familie en alle belangrijke mensen daaromheen. Gemaakte plannen zijn leidend voor de hulpverlening. Wat is er van belang in de startfase van een EKC? Stel dat een organisatie wil beginnen met EKC’s moet je een stel enthousiaste mensen hebben en draagvlak. EKC is een besluitvormingsmodel, wat wat ons betreft bruikbaar is voor allerlei doelgroepen, allerlei problemen. Verder van belang: voldoende financiën. Wij hebben het meeste ervaring met jeugdzorg maar nu wordt EKC ook breder benut, bijvoorbeeld bij voortijdig schoolverlaters, dreigende huisuitzetting. Wat zijn de voorwaarden om het proces goed te laten verlopen? In elk geval een aantal mensen in de kring die het aandurft, die zeggen: oké, dit gaan we proberen! Soms is één persoon genoeg, als begin. Wat zijn de kenmerken van het proces, de ‘architectuur’? Je richten op mensen die willen meedoen. Er zijn altijd mensen die vanaf het begin enthousiast zijn maar ook mensen met een drempel, die bijna niet durven, bijvoorbeeld omdat er angst is voor conflicten in de familie/belangentegenstelling. EK- coördinatoren weten dit tevoren, zij zijn geschoold om die drempels te slechten. De startfase is succesvol als je de mensen voor wie je de cirkel organiseert een voldoende veilig gevoel hebben en zij het gevoel hebben ‘het is mijn bijeenkomst”, wij zijn de eigenaar. Faalfactoren liggen daar waar mensen zeggen ‘ik durf die mensen niet bij elkaar te halen’ of ‘ik heb geen mensen’. Dit laatste komt een heel enkele keer voor. Soms is het de hulpverlener die pessimistisch is: ‘ze hebben bijna geen contacten’ of ‘het is wel een heel zwak netwerk’ of iets dergelijks.
77
Hoe moet voorzien worden in de communicatie? Dat ligt in de vaardigheden van de coördinator. Open vragen stellen, doorvragen, niet overnemen. Als iemand bijvoorbeeld zegt ‘ik durf niet’, kun je vragen ’wat zou er kunnen gebeuren, waar bent u bang voor?’. Op zo’n manier kun je de drempels wegnemen. Vertrouwelijk omgaan met alles wat je hoort. Hanny geeft de training aan coördinatoren. Zij kunnen denken ‘ik ga dat organiseren’, terwijl je moet denken ‘wat doet de ander, wat kan de ander doen’. Actief maken van de ander is belangrijk, daarmee laat je respect zien en mobiliseer je. Voer de gesprekken taakgericht. Dus niet wat er aan de hand is en hoe het is gekomen, niet de inhoud van de problematiek uitdiepen, maar gericht op oplossingen/stappen. Je moet bijvoorbeeld wel weten of mensen informatie nodig hebben en vertellen hoe ze aan die informatie kunnen komen. Bijvoorbeeld als het gaat om de ruimte om bij elkaar te komen: ‘ik bel wel even’ is niet de goede weg. Vragen naar ‘hebt u ideeën’ of ‘doet u het, is er iemand anders?’ helpen mensen wel op weg. Als laatste optie doet de coördinator het. Hoe kun je waarborgen dat eigen initiatief wordt gehonoreerd en gerealiseerd? Je probeert ze actief te maken en mensen te versterken in wat ze wel kunnen. Je voorkomt vrijblijvendheid door niets over te nemen. Welke verantwoordelijkheden worden onderscheiden? Je houdt wel de eindregie. Bijvoorbeeld: een buurthuis regelen om EKC te houden. Je checkt wel of het gelukt is, of er een goede afspraak gemaakt is. Als coördinator bereid je ook alle genodigden voor op hun positie bij de bijeenkomst. Wat zijn de hulpbronnen, wie en wat heb je nodig op alle niveaus? Hulpbronnen uit de eigen kring van mensen zijn belangrijk, ook professionals maar dan heel erg op maat (bijvoorbeeld schuldsanering, kiezen wat precies bij ze past). Zo’n 80% van de afspraken worden door familie/vrienden uitgevoerd; 20% door professionals (ze voelen zich vaak bedreigd). Gezinnen vinden hulpverlening belangrijk, maar op maat en minder intensief. Deze verhouding blijft behoorlijk constant blijkt uit onderzoek. Wat zijn de factoren voor succes op langere termijn? Wij zeggen nooit vooraf: dit is te heftig. Voorbereiding: veilig maken van de kring: de familie en de coördinator besluiten of het veilig is. Wat zijn de prikkels voor betrokkenen om het bestaande los te laten? Bestaande ideeën van wat mensen voor je willen doen: het blijkt altijd dat mensen meer willen doen/meer weten van de lastige situatie dan de betrokkene denkt. De meeste mensen zijn blij als ze iets voor een ander kunnen doen.
78
Wat zijn factoren voor succes op langere termijn? De VU heeft onderzoek gedaan naar de langere termijn (9 maanden na EKC) aan de hand van een controlegroep, met een gelijk aantal zorgpunten in het begin. Na 9 maanden EKC en gewone hulpverlening was de situatie even veilig. Maar de zorgpunten bij EKC waren na drie maanden al veel minder; kinderen bleken na 3 maanden al veilig te zijn. Oplossingen worden veel meer binnen het eigen netwerk gevonden, daardoor ontstaat er meer blijvende betrokkenheid, dan als het plan komt van professionals. Er is bij EKC meer (sociale) controle door de groep. Het is belangrijk dat hulpverleners vanuit Eigen Kracht, vanuit hun opleiding en vanuit hun organisatie de boodschap krijgen dat ze niet overbodig worden maar gericht en professioneel nodig blijven. Welke dilemma’s zijn er in deze fase van uw project? Bij een landelijk project: in hoeverre krijg je professionals mee? Financiering is meestal geen probleem maar aanmeldingen vanuit professionele organisaties kunnen achterblijven. Dit middel is ook omarmd door de politiek, zij willen het preventief en tijdens hulpverleningstrajecten inzetten. Hoe is in het algemeen de bekostiging van het hele traject gedekt? Organisaties maken geld vrij uit hun eigen budget of het wordt gefinancierd door de provinciale overheid. In de toekomst zijn het de gemeentes, in het kader van de WMO. Centra voor Jeugd en Gezin: het is in toenemende mate de verwachting dat EK er een plek krijgt. Zijn er verder nog zaken die niet genoemd zijn maar wel van belang zijn in de starten ontwikkelfase? Heel erg belangrijk: de training van de professionals ‘wat is jullie positie bij EKC’s?”. Samenwerken met hogescholen geeft bekendheid en een ander type professionals. Voor daders en slachtoffers hebben we ‘echt-recht conferenties’ (zelfde principes als EKC’s). Voor een wijk waar dingen niet goed lopen (bijvoorbeeld overlast van hangjeugd), zijn er ‘alle hens conferenties’. De vraag is dan: wat kan er veranderen zodat het beter loopt? Wie zijn de essentiële lokale belanghebbenden/organisaties? De organisaties die zich verantwoordelijk voelen: van woningbouwcorporaties tot scholen/organisaties voor mensen met een beperking etc. Een Eigen Kracht Conferentie is in principe eenmalig. Kern van Eigen Kracht is democratie; dat mensen weer de regie krijgen; dat besluitvorming ligt bij de mensen waar het om gaat. Als het je tegen zit in het leven voel je je machteloos; als professionals gaan beslissen, word je zo afhankelijk. Bovendien bestaat het risico dat professionals vooral denken vanuit wat zij als hulpaanbod hebben en dat de mogelijkheden van de familie en hun netwerk niet in het plan worden opgenomen.
79
Hannie van der Horst EIGEN KRACHT CENTRALE Postbus 753 8000 AT Zwolle 06-51744409
[email protected] www.eigen-kracht.nl
80
Interview met Henk Cornelissen LSA, Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken, is een belangenvereniging van bewonersgroepen en timmert aan de weg op alle niveaus aan het versterken van de stem van de bewoners zelf. Henk Cornelissen is directeur van de LSA. www.lsabewoners.nl Zoek vooral ook voorbeelden in de ouderensector, daar zie je vaak hetzelfde ideaal. Het is een mooi, maar ook wel wat naïef idee. Onderzoek wijst uit dat bijzondere projecten vrijwel altijd tot stand komen dankzij de enorme inzet van één of twee gepassioneerde mensen. En dan nog is het succes van zoveel veel meer factoren afhankelijk dat je de maakbaarheid van een buurt niet moet overschatten. Toch lijkt mij de buurtbenadering wel een veel betere dan inclusie van één persoon. Essentieel is de vraag: wat kunnen anderen eraan hebben? Er moet voor iedereen iets inzitten. Focus LSA LSA heeft zijn focus momenteel op de 40 krachtwijken, probeert ruimte voor de bewoners zelf te creëren. Mensen worden nu overspoeld door professionals en dan blijft er weinig over van eigen initiatief en empowerment. Nieuw beleid is het ‘achter de voordeur’: het bezoeken van gezinnen om problemen te signaleren. Bij een dergelijke massale aanpak dreigt afhankelijkheid van instanties en onvoldoende afstemming tussen verschillende hulpverleners. in Deventer is door Raster een alternatief ontwikkeld: Project Alledaagse Kansen (PAK). De essentie is dat mensen zelf de oplossing voor hun problematiek formuleren door dromen en idealen uit hun verleden opnieuw op te pakken en met behulp van een familielid of bekende dit stap voor stap gaan realiseren. Het LSA probeert dit in andere steden uit te zetten, waarschijnlijk zal Emmen er als eerste mee beginnen. Proces Vorm een Koplopergroep. Zoek bewoners die het ideaal omarmen en gaan trekken: dat is het enige wat werkt. Je moet een aantal potentiële bewoners eerst bij elkaar hebben. Het is belangrijk dat je een grens stelt aan het aantal mensen met een beperking. Zij (of hun naaste familie) worden natuurlijk extra aangetrokken tot zo’n buurt. De verhouding kan gauw scheef trekken. Grote valkuil is: dingen van bovenaf te willen sturen en regelen. Dit is niet alleen goedkoper, ook leren mensen elkaar goed kennen voordat de woningen er staan. Dat is een goede basis voor de leefbaarheid van zo’n buurt later. Het lijkt mij goed te kijken naar projecten die al gerealiseerd zijn om van te leren.
81
Eigen initiatief De Tweede Kamer heeft vanaf 2008 20 miljoen per jaar vrijgemaakt voor bewonersinitiatieven tot en met 2011. Dit geld is echt bedoeld voor bewoners. Het voorstel van het LSA om dit door middel van vouchers te doen en bewoners zeggenschap te geven over de verdeling, is door de minister overgenomen Uiteindelijk bleken acht van de eenendertig gemeenten dit ook te doen, de rest doet het op een andere manier of durft het geld niet aan de buurt te geven. Meestal beslist dan het college of een ambtenaar namens hen. LSA steunt bewoners om dit toch voor elkaar te krijgen, zet coaches in (project: kan wel). Er is vaak weerstand vanuit de ambtelijke hoek. Onderzoek kwaliteitskaart Er is in opdracht van het LSA onderzoek gedaan door de Katholieke Universiteit Brabant, naar bewonersparticipatie bij het maken van plannen voor de 40 krachtwijken. De steden kregen een eindcijfer. Vooral de grootste steden scoorden slecht. Inmiddels zijn verbeteringen ingezet, dit jaar wordt een tweede meting gehouden, dan gaat het over de mate waarin bewoners betrokken zijn bij de uitvoering van de wijk actieplannen. Je zou kunnen zeggen dat voor bewoners van krachtwijken in essentie hetzelfde geldt als de toekomstige bewoners van dit project: uiteindelijk zal men het zelf moeten doen. Dat vraagt van ondersteunende professionals een dienende en stimulerende houding en vooral de competentie om goed luisteren ook om te zetten in relevant handelen.
Henk Cornelissen LSA Oude Kerkhof 13b 3512 GH Utrecht 030-2317511
[email protected] www.lsabewoners.nl
82
Interview met Jean-Pierre Wilken Jean Pierre Wilken is lector Participatie, Zorg en Ondersteuning bij de Hogeschool Utrecht. Hij publiceert op het gebied van participatie van kwetsbare groepen en op het gebied van zorg en ondersteuning in de samenleving. www.hu.nl Je kunt onderscheid maken tussen de sociale en de fysieke infrastructuur van een wijk. De sociale infrastructuur betreft de sociale verbanden, de fysieke infrastructuur de wegen, de openbare ruimte, de bouw van de huizen, het openbaar vervoer, etc. Een nieuwbouwproject als ‘Goede buren gezocht’ heeft de kans om het beter te doen dan voorheen. Van sterke en zwakke punten van andere projecten kan worden geleerd. Uit nieuwbouwprojecten als Leidsche Rijn kan geleerd worden dat het niet alleen van belang is om aan de fysieke infrastructuur te werken, maar ook om de sociale infrastructuur in het ontwikkelingsplan mee te nemen. In Leidsche Rijn zijn de fysieke structuren onvoldoende sociaal. Er is in bepaalde buurten onvoldoende speelgelegenheid voor kinderen, onvoldoende groen en er zijn onvoldoende trapveldjes. Alle bevolkingsgroepen dienen zowel hun eigen ‘bewegingsruimte’ te hebben als een als prettig ervaren gedeelde ruimte. Daarnaast is er in Leidsche Rijn in sommige delen onvoldoende aandacht besteed aan spreiding van mensen uit verschillende inkomensklassen en culturen. Door middel van een goed sociaal ontwikkelingsplan had dit voorkomen kunnen worden. Het is goed om naar de toekomstige bewoners te luisteren, maar een aantal dingen kun je al bedenken voordat bewoners hun wensen kenbaar maken. Je kunt inclusiecriteria formuleren. Los van individuele aanpassingen in de woning, is het bijvoorbeeld van belang de fysieke voorwaarden zo te scheppen dat de wijk volledig toegankelijk is voor mensen met beperkingen, bijvoorbeeld in een rolstoel. De brievenbus moet verlaagd zijn, de trottoirs moeten gemakkelijk toegankelijk zijn, de woningen drempelloos etc. Daarnaast zijn er met diverse woonconcepten al goede ervaringen opgedaan, zoals levensloopbestendig wonen (Veenendaal-Oost) en servicewijken. In IJburg bestaat er een wooninitiatief waarin zes meiden met een verstandelijke beperking en een rolstoel zo autonoom mogelijk samen wonen. In huis hebben zij veel domotica nodig, bijvoorbeeld voor het open en dicht doen van deuren en gordijnen. Dit initiatief werd vooral vormgegeven door de ouders. Dankzij hun inspanningen kunnen de meiden ook sociale rollen vervullen. Een van hen werkt bijvoorbeeld in een winkel en in de stadstuin. Van dit wooninitiatief is een film gemaakt: ‘IJburg Angels’.
83
Een inclusieve wijk vraagt buurtzorg en veel professionele inzet. Er is een team nodig dat binnen de wijk opereert. Ideaal zou zijn wanneer het initiatief voor het project ‘Goede buren gezocht’ bij de bewoners zou liggen. Die cultuur hebben we echter niet. Het is van belang dat de mensen die er willen gaan wonen, meegetrokken worden in de sociale infrastructuur. We kunnen gebruik maken van moderne vormen van samenlevingsopbouw om bewoners te ondersteunen de regie in handen te nemen en zo van meet af aan te werken aan een ‘inclusieve gemeenschap’. Je kunt daarvoor gebruik maken van diverse benaderingen. Een voorbeeld daarvan is kwartiermaken. Daarnaast zijn er de presentiebenadering en de sociale netwerkbenaderingen. Het opbouwwerk moet gelinkt zijn aan (en een bedding hebben in) het lokaal sociaal beleid. Ook is het van belang een en ander te verbinden met de WMO. Via de WMO kunnen bijvoorbeeld ondersteuningsvoorzieningen gefinancierd worden. Er is een spanningsveld tussen het persoonsgebonden budget en het realiseren van collectieve voorzieningen. De zorg dat de wijk ook toegankelijk is voor mensen met een beperking en dat er inclusieve voorzieningen zijn vraagt nauwe samenwerking met gemeenten, woningcorporaties en welzijnsorganisaties. Een project waarvan geleerd kan worden heet ‘Schakels in de buurt’ in Amersfoort. In dat project is een schakelteam actief dat zorgt voor de verbindingen (netwerken) in de wijk. Het doel van dit project is om de mensen uit verschillende doelgroepen van de wijk met elkaar te verbinden. Een ander voorbeeld is ‘het Trefpunt’ in De Bilt. Hier wordt gebruik gemaakt van de presentiebenadering en van kwartiermaken. We hebben onderzoek gedaan naar twee typen kwartiermakers: een die in de buurt woont en een erbuiten. Degene die in de buurt woont, blijkt beter te kunnen werken omdat zij de wijk goed kent en voor de doelgroep goed bereikbaar is. Het is van belang om van meet af aan iedereen bij de inclusieve wijk te betrekken: bewoners, betrokken organisaties en de gemeente. De gemeente heeft enerzijds een bestuurlijke rol rond collectieve voorzieningen, en heeft anderzijds ook financiële middelen, bijvoorbeeld vanuit de WMO. In het algemeen zijn veel gemeentes bezig met wijkgericht werken en het inrichten van woonservice zones. Ook woningcorporaties zijn een belangrijke partij. Zij gaan tegenwoordig ook uit van een maatschappelijke en sociale verantwoordelijkheid, naast de primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de woningen zelf. Welzijns- en zorgorganisaties richten zich in toenemende mate op wijkgericht werken, en gaan steeds meer samenwerken met elkaar. Een groot vraagstuk hierbij is het maken van een goede verbinding tussen het individuele en collectieve. Het individuele niveau betreft de vragen, wensen en behoeften van individuele (toekomstige) buurtbewoners. Het collectieve niveau heeft betrekking op de buurtgemeenschap als geheel. Professionele organisaties, of dat nu de gemeente, een woningcorporatie of een welzijns- of zorgaanbieder is, moeten zich tot beide niveaus weten te verhouden. 84
Het samen met en door (toekomstige) bewoners ontwikkelen van een nieuwe buurt, inclusief de voorzieningen die zowel individueel als collectief nodig zijn vraagt een gezamenlijk referentiekader. De uitgangspunten van sociale inclusie zijn daarbij belangrijke richtinggevende principes. Jean Pierre Wilken HOGESCHOOL UTRECHT Postbus 85397 3508 AJ UTRECHT 030-2529831
[email protected] www.hu.nl
85
Interview met Mario Nossin Mario Nossin is directeur van Perspectief, het Kenniscentrum voor Inclusie en Zeggenschap. Mario heeft voordat hij bij Perspectief kwam, 12 jaar in Nieuw-Zeeland gewoond en gewerkt. In november 2008 is hij drie weken teruggeweest om het fenomeen ‘de inclusieve stad Christchurch’ nader te onderzoeken. www.perspectief.org Christchurch is een grote stad op het Zuidelijk eiland van Nieuw-Zeeland met ongeveer 350.000 inwoners. De gemeente van Christchurch hecht groot belang aan community vorming. Er zijn zeven gekozen wijkbesturen die dat als belangrijkste taak hebben. Zij worden ondersteund door de dienst Community Work waarbij 1200 mensen in dienst zijn. Zij zijn opgeleid om vanuit de principes van capacity building, diversity en participation bij te dragen aan het versterken van gemeenschappen. Deze visie vormt een strak maatgevend kader. Vanaf 1996 maakt de gemeente Christchurch een community jaarplan. Daarnaast bestaat er plan waarin community doelen voor de lange termijn vermeld zijn (2006-2016). Deze doelen zijn vastgesteld op grond van tweejaarlijkse onderzoeken onder de bevolking van Christchurch naar kwaliteit van leven en wensen voor de toekomst van de stad. Elke twee jaar wordt er bekeken in hoeverre deze doelen gerealiseerd zijn vergeleken met eerdere jaren. In de ‘strengthening communities strategy’ die op grond van deze doelen is vastgesteld, blijkt dat er sterk resultaatgericht (outcome based) gewerkt wordt. In alle rondes van besluitvorming wordt er veel aandacht besteed aan actieve participatie van de burgers/bewoners. Het beleid van Christchurch ligt in lijn met het landelijk beleid ten aanzien van locale overheden (‘The Local Government Act 2002’). In het kader van het versterken van communities bestaat de taak van de gemeente erin om geld en ruimte beschikbaar te stellen voor bewonersinitiatieven, en daarnaast de ondersteuning te bieden door community workers. In de ‘Strengthening communities strategy’ staan de achterliggende visies en de verschillende doelen geformuleerd. De subsidieregelingen zijn laagdrempelig, ideeën worden beloond en de bewoners krijgen veel verantwoordelijkheid. De community workers zijn erop gericht het initiatief en de verantwoordelijkheid voor een project in de wijk te laten. Daarnaast wordt tijdens de verschillende inwoneronderzoeken gevraagd welke initiatieven zij wensen om de community te versterken. Christchurch wil een stad zijn die op alle terreinen optimaal toegankelijk is voor mensen met een beperking, mensen met uiteenlopende etnische achtergronden, jongeren en ouderen. De gemeente laat zich hiertoe onder andere adviseren door de ‘Disability Advisory Group’.
86
Het is Mario (overigens zelf één van de oprichters van de oorspronkelijke adviesgroep) opgevallen dat mensen met beperkingen zodanig deel uitmaken van de gemeenschap dat hun betrokkenheid in alle terreinen de normaalste zaak van de wereld is. Eén van de aspecten die geregeld is, is de ‘Kiwiable’. Dat is een kaart die er bijvoorbeeld voor zorgt dat jouw ondersteuner overal gratis in mag. In Nieuw-Zeeland kunnen mensen met beperkingen via de NASC (Needs Assessment Service Coördination) een persoonsgebonden budget krijgen afhankelijk van hun ondersteuningbehoefte (het budget is dus niet afhankelijk van hun beperking, maar van hun ondersteuningsbehoefte). De vraag is steeds: wat heb jij nodig om jouw handicap op te heffen? In 2008 rijzen de kosten landelijk de pan uit en willen ze de ondersteuning meer volgens een sociaal model regelen. De community wordt meer verantwoordelijk voor de ondersteuning. De oplossing wordt gezocht in de ‘Local Area coördination’ methodiek. De medische zorg voor mensen met beperkingen is geregeld via het reguliere gezondheidszorg circuit. Er is een wijkverpleegkundig team. De norm is dat iedereen binnen tien minuten toegang moet kunnen hebben tot de regionale gezondheidszorg. Aandachtspunten voor ‘Goede Buren Gezocht’
•
Sterke gerichtheid op het versterken/ontwikkelen van communities; capacity building is daarbij speerpunt.
• •
Instellen van wijkbestuur dat ondersteund wordt door communityworkers.
•
Maak een communityplan waarin resultaatgericht (outcomebased) gewerkt wordt. Laat de doelen formuleren door de gemeenschap.
• •
Geld, ruimte en begeleiding beschikbaar stellen voor bewonersinitiatieven.
Een tweejaarlijks onderzoek naar kwaliteit van leven onder alle bewoners en naar wensen in het kader van communityvorming.
Betrek de kamer van koophandel bij de inclusieve wijk.
Mario Nossin PERSPECTIEF. KENNISCENTRUM VOOR INCLUSIE EN ZEGGENSCHAP Postbus 85273 3508 AG Utrecht 030-2363000
[email protected] www.perspectief.org
87
Interview met Wim van Geffen Wim van Geffen was projectleider van Steunstee, een model van samenwerking binnen een gemeenschap. Wim is nu zelfstandig adviseur. www.conversadvies.nl en www.steunstee.nl Wat houdt het Steunsteemodel in? De ontwikkeling van het Steunsteemodel is in 1996 begonnen, het bestaat nu 12 jaar. Het is ontstaan in een dorp waar veel ouderen wonen en een concentratie van ouderenwoningen is, waar de voorzieningen, als winkels etc. verdwenen. Aanleiding was de wachtlijst voor het verzorgingshuis. Het effect van Steunstee was dat mensen bleven wonen in hun wijk, dat de wachtlijst wegsmolt en de mensen op een prettige manier langer zelfstandig konden blijven wonen. Steunstee is een centraal gelegen ruimte waar bewoners deel kunnen nemen aan uiteenlopende activiteiten en waar mensen met vragen en problemen terecht kunnen. Een dorpsbeheerder is de spil: opzetten van activiteiten, (laten) verhelpen van dingen die stuk zijn (losliggende stoeptegels), organiseren van vrijwilligers en klussendienst, ‘gemeente’ spreekuur. Inmiddels is het ‘Steunstee model’ op veel plaatsen toegepast. Samenwerking tussen organisaties is daarbij essentieel. Het proces is door invoering van de WMO onder druk komen te staan want organisaties werden elkaars concurrent en gemeenten wilden meer afstand om onafhankelijk te kunnen inkopen. Wat is er van belang in de start- en ontwikkelfase van een dergelijk project? Wat zijn essentiële elementen/ingrediënten om te kunnen beginnen? Essentieel is dat iemand de zaak gaat trekken, bij elkaar gaat brengen vanuit de visie: wat zou er kunnen gebeuren, wat zijn de mogelijkheden? En wat is voor elke betrokkene de WINST, en dit dan ordelijk en helder naar buiten brengen. Op die manier andere partijen informeren en enthousiast maken. Er was vrij snel een stuurgroep, waaraan de gemeente, de woningcorporatie, welzijns- en zorgorganisaties en een vertegenwoordiging van bewoners deelnam. Men deelde niet op voorhand dezelfde visie maar ons recept was het verder uitbouwen: laten zien dat als je eenvoudig te werk gaat, je efficiënt resultaten kunt halen. Wij hebben veel feiten verzameld. Bijvoorbeeld: iedereen gaat uit van een ‘standaard wooncarrière’ die zou eindigen in het verzorgingshuis. Maar de feiten zijn dat de meeste mensen een eigen ‘wooncarrière’ hebben, en in reguliere woningen blijven wonen. Woonstichtingen houden daar vaak weinig rekening mee. Ze zijn bezig met renovatie en nieuwbouw, zelden met bestaande woningen aanpassen.
88
Hoe moet voorzien worden in de communicatie? In het begin is er directe communicatie nodig met de betrokkenen uit de buurt. Later kan het via een nieuwsbrief. Een groot succes was het Grand Café: voor uitvoerders, coördinatoren en vertegenwoordigers. Praten over de voortgang. Een uurtje presentatie, een uurtje gezelligheid. PR: n.a.v. eerste Steunstee’s die er waren hebben we in drie symbolen het project weergegeven en een boekje (twaalf pagina’s) en DVD (tien minuten) gemaakt waarin we het project neerzetten. Hoe zorg je dat de communicatie efficiënt/adequaat is en blijft? Was moeizaam, je zat met 24 organisaties om de tafel. (Zie handboek Steunstee). Wat is er nodig om ruimte te creëren voor eigen initiatief en het nemen van eigen verantwoordelijkheid? Hoe meer verantwoordelijkheid er was, hoe beter het ging. De uitvoerders kregen ruimte/tijd van hun organisaties, konden doelgericht werken voor eigen verantwoordelijkheid. Als de leiding in een organisatie aangeeft wat er moet gebeuren en de uitvoerders kunnen zelf bepalen hoe ze te werk gaan, gaat het goed. Welke verantwoordelijkheden worden onderscheiden? Wie zorgt voor de randvoorwaarden en wie zorgt voor de uitvoering; verantwoordelijkheid voor de randvoorwaarden lag in ons geval bij de Welzijnsorganisatie. Wat zijn de hulpbronnen, wie en wat heb je nodig op alle niveaus? De opzet van het model is bekostigd uit de reguliere financiële hulpbronnen, de bezetting van de Steunstee (beheer) wordt geregeld via banen die er toch al zijn (onder meer via sociale voorzieningen), de coördinatie ging via Welzijn. Wat zijn de factoren voor succes op langere termijn? Dat je de structuur goed moet kunnen krijgen. Wat moet er aanwezig zijn om levenslang goed te wonen? Dat wat je nodig hebt bereikbaar is op de plek waar je woont. Dat er een manier is zodat je het goede ondersteunt en de bedreigingen kunt afvangen. Wanneer je oud wordt, wordt op een gegeven moment de balans verstoord: je voelt je niet meer vertrouwd op de plek waar je woont. Via het Steunsteemodel, maar ook met allerlei andere projecten en onderzoeken, is er kennis opgedaan hoe je die balans weer kunt herstellen. Al deze kennis verwerken we op dit moment in een concept ‘Vertrouwd Wonen’, dat ervoor zorgt dat ouderen, maar ook anderen die met beperkingen te maken hebben, langer zelfstandig kunnen blijven wonen.
89
Wat waren de onverwachte en onbedoelde effecten? Hoe is daarmee omgegaan? We hebben een van de vele bejaardenwoningen veranderd in een Steunstee. Onze verwachting was dat mensen die ‘niets hadden’ zouden komen, maar de mensen die kwamen waren de mensen die toch al actief waren. Herstel van autonomie: er woonden bijna alleen oudere vrouwen (75+), voor praktische klussen afhankelijk van de kinderen (ver weg wonend, bijv. in de Randstad), afhankelijk van hun agenda, maar ook hun keuzes (praktischer als zij meteen de verf kopen als ze in het weekend komen schilderen). Als je zo afhankelijk wordt, hoeft het niet meer en kies je voor het verzorgingshuis. Door de mogelijkheid om, tegen geringe betaling, hulp in te roepen, de klus te laten uitvoeren, konden ze zelf plannen en zelf beslissen: een tijd en de manier waar zijzelf voor gekozen hebben. De klus wordt onafhankelijk aangeboden. Het was een goede beslissing om mensen te laten betalen. Gingen er tevoren per jaar 13 mensen naar verzorgingshuis, het feit dat je ergens terecht kunt als er iets fout gaat, maakte dat dit aantal terugliep naar praktisch 0. Voor ons een kink in de kabel: net voor de WMO waren er extra gelden beschikbaar voor vernieuwing van de AWBZ, maar deze gemeenten kregen geen geld omdat ze het al goed geregeld hadden. Ze werden gestraft voor resultaten die ze bereikt hadden. Dit soort bewegingen maakt het moeilijk om continuïteit te garanderen. Wij hebben last van de politieke aansturing door de Tweede Kamer. De laatste vijf jaar is de besluitvorming van Tweede Kamer veel meer op korte termijn gericht, dingen budgettair regelen zonder dat er een probleemoplossende visie achter zit. Ook de steun van landelijke organisaties als de SEV, mocht allemaal niet baten. Zij gaven aan dat het Steunsteemodel daadwerkelijk tot een nieuwe structuur zou kunnen leiden. Wat zijn factoren voor succes op langere termijn? De structurele realisatie. Dat betekent dat het niet meer op een projectbasis gestoeld is, maar dat er een nieuwe structuur is die de oude vervangen heeft. Welke dilemma’s zijn er in deze fase van uw project? De effecten van de WMO, hoe daarmee om te gaan, de mogelijkheden daarvan optimaal te benutten. Hoe is in het algemeen de bekostiging van het hele traject gedekt? De uitvoering uit reguliere gelden. Voor de vijf gemeentes was er in de projectfase ‘landelijk geld’. Daarvan werden drie parttimers betaald om de gemeenten te ondersteunen. Voor het opzetten van de Steunstee was er experimenteel ontwikkelingsgeld uit de AWBZ pot. Daarna ging het structureel naar de zorgkantoren en paste het niet in hun financiering want dingen op sociaal en dienstengebied komen niet ten laste van de AWBZ. Lastig dus. Als ze het echt anders willen in Almere, moeten ze daar rekening mee houden.
90
Zijn er verder nog zaken die niet genoemd zijn maar wel van belang zijn in de starten ontwikkelfase De praktijk van het Steunsteemodel heeft veel praktische methodiek opgeleverd. Er zijn onderzoeken waarmee wachtlijsten kunnen verdwijnen. Er is ook een nieuwe onderzoeksmethode ontwikkeld die vraagt hoe mensen hun dag doorkomen, dan zie je waar de knelpunten zitten. Hoe hebben jullie mensen gevonden die aan een inclusieve wijk willen bouwen? Hoe verliep de werving? Wij hebben alle bewoners een vragenlijst gestuurd, alle 50+. Bij dat onderzoek hebben we geleerd dat een concentratie in 100 bejaardenwoningen leidt tot lastigheden. De meeste ouderen woonden echter aan de hoofdweg, eengezins- en koopwoningen. Daar viel hun afhankelijkheid niet op, er was ook meer natuurlijke hulp voorhanden. Ze woonden waar ze altijd gewoond hadden, en doordat allerlei mensen door elkaar woonden, waren er geen problemen. Wat voor acties hebben jullie ondernomen? We hebben alle bestaande contactpersonen en groepen benaderd. Is er sprake geweest van selectie van mensen? Steunstee maakt gebruik van gebruikersraden. Samenstelling daarvan: wij wilden niet nog een keer het bestaande vergaderkader naar voren halen. Er is eerst een plattegrond van de wijk gemaakt, verdeling in leeftijd, m/v etc. Toen is aan het bestaande kader gevraagd: kun je iemand adviseren die naar jouw idee een eigen inbreng heeft en oog heeft voor anderen, voor een ander kan praten. Het was een goede formule, wij kregen geschikte mensen: mensen die na kunnen denken en zichzelf niet op de voorgrond zetten. Deze gebruikersraden hebben heel lang gedraaid, draaien nog. Als je daarin goed investeert levert dat heel veel op! Wat kan een project mensen bieden, wat moet je organiseren om het proces van de grond te krijgen met buurtbewoners. Hoe hebben jullie het groepsproces ingericht? Hoe ziet het eruit? Hoe hebt u mensen aan het proces gebonden en verbonden? Groepsprocessen: we hebben een truc uitgehaald. Oost-Groningers staan op zichzelf, stappen niet zomaar ergens binnen. Wat men kende waren voorlichtingsbijeenkomsten. We hebben het gegoten in een voorlichtingsbijeenkomst met koffie/gezelligheid na. Steeds lichter programma, waarbij de nadruk verschoof naar informeel samenzijn. Toen vond men het jammer als het niet meer zou doorgaan. Op die manier hebben we het vertrouwd gemaakt en mensen betrokken en zijn de koffieochtenden er gekomen. Er komen vooral ouderen, ook wel een enkel jonger iemand onder het mom van vrijwilliger. Verder wordt de Steunstee gebruikt voor bijeenkomsten, kleine groepen, welfare bijeenkomst. Iedereen kan terecht op het spreekuur.
91
Hoeveel mensen zijn nu blijvend actief betrokken? Ik weet niet de laatste cijfers van deze vijf gemeenten, ben sinds enige tijd niet meer direct-betrokken. In Pekela, waar ik het laatst actief was, is nog een toename van het aantal mensen. Wat was het grootste succes tot nu toe in dit proces? Ontdekking dat je de autonomie versterkt door (op zichzelf simpele) voorwaarden te creëren. Wie zijn de essentiële lokale belanghebbenden/organisaties? In het begin was er een grote stuurgroep met allerlei organisaties. Eigenlijk zijn alle bewoners afgehaakt toen het project gemeentelijk werd. Bewoners hadden geen behoefte om op het beleidsniveau mee te praten, wel op het niveau van de gebruikersraad. Projectleider zorgt voor de koppeling van informatie tussen de gebruikersraad en de stuurgroep. De gebruikersraad kende bijna geen verloop. Zijn er nog andere essentiële organisaties? 1. De gemeente 2. De woningcorporaties (hier meer dan 50% van de woningen) 3. Welzijnsorganisaties (zouden belangrijker moeten zijn.) 4. Zorgorganisaties. (Zouden het willen trekken, want zijn kwetsbaar onderdeel in het geheel!) Ze zijn hier nauwelijks een partner, want ze moeten door de marktwerking de commerciële kant op, dat is een van de problemen. Door hun financiering kunnen zorgorganisaties niet verder vooruit kijken dan één jaar; in de woningbouw is men gewend om in termijnen van wel 20 jaar te denken. Maar er moet iemand het voortouw nemen. In Drenthe kwam een woningcorporatie met de vraag: hoe pakken we het aan. We hebben hen geadviseerd het niet van een gezamenlijke visie vooraf afhankelijk te maken. Zorg wel voor een goede communicatie met andere partijen (gemeente, zorg, welzijn) maar laat het niet afhangen van samenwerking met partners. Dit heeft geleid tot een snelle realisatie van een Steunstee, waar gaandeweg meerdere partijen zich hebben aangesloten. Wat doe je om te stimuleren dat deze mensen en organisaties betrokken blijven en hun betrokkenheid in daden omzetten? Door de winst te laten zien! Wat heb je gedaan om deze mensen en organisaties niet vrijblijvend te verbinden aan het proces? Verbinden: we hebben in iedere gemeente convenanten afgesloten. Stelde niets voor toen puntje bij paaltje kwam, toen de financiering in gevaar kwam. Dan blijken het rituelen. Maar het opstellen van de conventen was wel van belang om andere afdelingen bij de gemeente te betrekken, in dit geval naast welzijn ook ruimtelijke ordening.
92
Was er sprake van duidelijke rollen, functies en typen mensen/organisaties? En wat was daarbij essentieel? Stuurgroepen, contactpersonen, gebruikersraden binnen het Steunsteemodel. Welke elementen zijn belangrijk in de samenwerking? De eigen winst voor iedere organisatie. Wat heeft het project het meest geholpen tot nu toe in het betrekken van lokale stakeholders? Feitelijke resultaten, zoals het aantal bezoekers, het aantal hulpvragen en de invloed op wachtlijsten. Zijn er ook valkuilen geweest die u nu zou vermijden? Je bent snel als ‘trekker’ de ‘vertegenwoordiger van het project’. Ik zou nu meer bezig zijn met ‘teruggaan naar het doel’: Wat wil je doen om de vergrijzing in je gebied op te vangen? Meer een adviesfunctie en meer ruimte laten aan bestuurders om zelf de beslissingen te nemen. Die strategie moet je goed spelen. Welke individuele leefarrangementen hebben jullie? Zo werkt het niet. Steunstee biedt praktische antwoorden op concrete vragen: de mogelijkheid om het ‘keukentje te witten’. Deze werkwijze is van invloed op het vertrouwen, nadruk ligt op het vergroten van welbevinden en vertrouwen. Hoe worden ze in stand gehouden? De gemeente heeft een eigen structuur voor de Steunstee in de WMO. Gemeente moet een lokaal WMO-loket hebben, daar gebruiken ze nu de Steunstee voor. Dit werkt goed als de Steunstee goed werkt. Als een vraag bij de Steunstee komt, ligt hij ook bij het gemeenteloket, dan hoeven mensen niet nog eens op stap. Hebt u op basis van ervaring tips voor en ideeën mensen die aan de opbouw van een ‘inclusieve’ wijk gaan beginnen? Aantal van de dingen waar wij mee bezig zijn, zijn we aan het neerzetten in ‘Vertrouwd Wonen’, opzetten van een paraplu in wijk en buurt. Wij zijn nu bezig om het voor onszelf goed op een rijtje te zetten. In de loop van het voorjaar brengen wij het naar buiten.
Wim van Geffen CONVERS ADVIES Veendiepsweg 10 9699 PX Vriescheloo 0597 531282/06 51251552
[email protected] www.conversadvies.nl www.steunstee.nl
93
Interview met John Schut John Schut is actief als adviseur en trainer. Hij is ontwikkelaar van het John Schut Relatiediagram. De methodiek is gebaseerd op de relatieveldentheorie van Schut, die de hiërarchische gelaagdheid van sociale netwerken beschrijft en voorwaarden geeft waaronder relaties bijdragen aan het persoonlijke welzijn. De theorie is wetenschappelijk gepubliceerd. John Schut biedt cursus, praktijk begeleiding en nazorg (voor het werken met relatiediagram). www.johnschut.nl Met het relatiediagram kan de samenstelling van sociale netwerken, de kwaliteit en de invloed van de afzonderlijke relaties en de persoonlijke stabiliteit van cliënten worden bepaald. De analyse geeft uitsluitsel over zowel de betekenis van afzonderlijke relaties als de omvang, kwaliteit en invloed van een sociaal netwerk als geheel. De invloed op de persoonlijke stabiliteit van personen wordt in één oogopslag voor alle betrokkenen zichtbaar gemaakt. Op basis van deze analyses kunnen verstrekkende conclusies worden getrokken en diagnoses worden gesteld die als uitgangspunt kunnen dienen voor het realiseren van verbeteringen. Het relatiediagram is ideaal voor een inclusieve wijk. Voor het opzetten van community support is politiek draagvlak van belang, het politieke draagvlak van een wijk. Als dat er niet is, wordt het moeilijk. Dan komt de WMO er nog eens overheen. De overheid heeft zich onbetrouwbaar betoond; voor lange termijn trajecten waar veel inzet gevraagd wordt, worden mensen kopschuw. John Schut heeft ruime ervaring met het John Schut Relatiediagram, o.a. bij de Stichting Zorg op Maat (Leeuwarden) en MEE Twente. Aanvankelijk kon er veel gedaan worden met PGB’s, maar door het toenemen van de bureaucratie is het steeds moeilijker om deze te gebruiken. Het is heel belangrijk dat het budgetbeheer losstaat van de dienstverlening! Het is van belang om een steungroepleider aan te wijzen, iemand die voor iedereen betrouwbaar is. Die moet verantwoordelijk zijn voor het ophalen van het budget. Aan de buitenkant is politiek draagvlak nodig; aan de binnenkant de methodiek met de daarbijbehorende software. Daarmee kun je de behoefte van de cliënt en het potentiële draagvlak vaststellen. En je kunt daarmee analyseren hoe de behoefte van de cliënt optimaal in te vullen. De steungroepen zijn stabiel, want de taken en rollen zijn vanaf het begin afgebakend, er is weinig rolverwarring, steungroepen blijven zo’n 4 à 5 jaar of langer bij elkaar.
94
MEE Twente werkt met het Relatiediagram, daar werkt het goed mede omdat er goed management is. Goed management is van belang voor goede zorg, het goed managen van de geldstromen. Zij werken ook met de software die bij het relatiediagram hoort. Er zijn 100 medewerkers, 7 daarvan zijn fulltime bezig met netwerk analyse, dat zijn de medewerkers die op basis van de analyse het ondersteuningsplan maken. Wat is er van belang voor de start- en ontwikkelfase van een dergelijk project? Een meervoudige invalshoek. Niet vanuit het bouwen alleen, maar ook vanuit het sociale: ook emoties, angsten, veiligheid, politiek draagvlak, duurzaamheid. Randvoorwaarden moet je zo duurzaam mogelijk maken. Veiligheid is er bijvoorbeeld door een plek in de wijk waar mensen op terug kunnen vallen; als er veel kwetsbare groepen in een buurt zijn, zijn zij ook in hun eigen woning kwetsbaar, mensen hebben ‘koelkast vrienden’. Maar hebben mensen een steungroep om zich heen dan zie je in het relatiediagram wie niet de juiste vrienden zijn. In de bouw kun je bevorderen dat er sociale controle is. Voor inclusie is kleinschaligheid van belang. Bij kleinschaligheid kun je kwaliteit waarborgen door certificeren, het organiseren van kleine opleidingen voor mensen die in het werk willen stappen. En inclusie is veelvormigheid en uit de biologie is bekend dat systemen die veelvormig zijn, sterke systemen zijn. Essentiële elementen om te kunnen beginnen is dat de mensen die de ondersteuning moeten leveren ook support krijgen. Vervolgens kan dan met een juiste sturing, betrokkenheid en belangen voor elke deelnemer een win-win situatie gecreëerd worden. Wat zijn succes en faalfactoren in de startfase? Faalfactoren zijn vage doelen, geveinsd commitment, politieke spelletjes, teveel vergaderen, machtspelletjes in de groep. Succes is een goed management, goed leiderschap en een goede visie. Hoe moet voorzien worden in de communicatie? Zoals altijd: wederzijds respect, zorgvuldigheid en een breng en haalplicht in de communicatie. Als de ander vergeet jou te bellen, hem/haar blijven bellen. Wat is er nodig om ruimte te creëren voor eigen initiatief en het nemen van eigen verantwoordelijkheid? Voorlichting; het geven van initiatief is een paradox. Maar je hebt altijd pioniers, die het voortouw nemen: de vernieuwers. Stabiliteit heeft een ander type mensen nodig: de borgers. Als je niet formaliseert, krijg je geen stabiliteit. Je hebt een vlag nodig, denk aan de vlag van het vrijheidsbeeld. Er moet ook continuïteit zijn in de technische randvoorwaarden, die moet op een zekere manier geborgd zijn. Kernbegrippen: competentie, transparantie, deskundigheid. Hoe kun je waarborgen dat eigen initiatief wordt gehonoreerd en gerealiseerd? De initiatiefnemer kan dat doen, en doet hij het niet goed, dan komt er een volgende. 95
Wat is er nodig voor een proces van afnemende vrijblijvendheid en toenemende verantwoordelijkheid? Voortdurende tussentijdse evaluatie en jezelf met de betrokkenen afvragen, zijn we nog op de goede weg? Wat zijn de factoren van succes op de lange termijn? Werken vanuit de strategie van de duurzaamheid, ‘cradle to cradle’. Iedereen moet ervan doortrokken zijn. Werkzaamheid, werkt het dan blijft het bestaan, moet functioneel zijn. Wat waren onverwachte, onbedoelde effecten? Overheid die zich onbetrouwbaar gedraagt, machtsspelletjes spelen vanuit cynisme, jaloezie verziekt samenwerkingsverbanden. Hoeveel leed dit heeft berokkend op lagere echelons! Grootmoedigheid heb je nodig om projecten tot een goed begin te krijgen. Wat zijn prikkels voor betrokkenen om het vertrouwde los te laten? Perspectief, onderling vertrouwen, zicht op continuïteit. Welke dilemma’s zijn er in deze fase van uw project? Ik verwacht geen nieuwe dilemma’s als je de club van mensen die het weten bij elkaar houdt. Hoe is de individuele ondersteuning bekostigd? Goede business case, iemand die goed kan (be)rekenen. Zorg kan nog steeds uit PGB’s bekostigd worden Buurtbewoners Hoe hebben jullie mensen gevonden die aan een inclusieve wijk willen bouwen? Hoe verliep de werving? Als je klanten hebt en je neemt een relatiediagram af, dan heb je een netwerk en daaruit kun je werven. Je moet eerst de ondersteuning regelen en dan de gebouwen. Je moet vertrouwen opbouwen, cliënten zijn kwetsbaar, maar gehaaid. Als je een relatiediagram maakt, kun je in een uur bepalen wie er zijn, waar je mensen vandaan kunt halen. Maar er kunnen ook foute mensen in een steungroep zitten (de koelkastvrienden), dat geeft ellende. Dat is dan aan de hulpverlener, die moet dan een heel klein beetje sturen. Want met verkeerde mensen in het netwerk loopt het fout. Bij het relatiediagram onderscheiden wij de volgende rollen: aanvoerders/aangevers/uitvoerders/oppassers. De oppassers kunnen soms een tijdje op de reservebank zitten. Als je je beperkt tot de rolindeling van het relatiediagram heeft iedereen in de steungroep een ondubbelzinnige positie. Dat voorkomt veel problemen.
96
Wat zijn de succesfactoren? Herkenbaarheid van de aanpak, zo min mogelijk van hulpverleners wisselen, mensen met een handicap hebben al een geschiedenis van verlating. De wijken zijn vergelijkbaar met een tribale samenleving, die moet je kleinschalig organiseren, een soort buurtje met een dorpsstructuur. Is selectie wenselijk? Eerst moet je de werving doen. Professionals die getraind zijn in het Relatiediagram. Hier komen mensen die leefstijl training geven en jobcoaches over de vloer. Want die mensen kunnen vaak ook werken. Zo kunnen we mensen van een volwaardig leven voorzien. Deze deskundigheidsbevordering van de begeleiders van cliënten is heel belangrijk, is helaas tegenwoordig niet altijd geld voor. Welke eigenschappen van mensen zijn essentieel? Betrokkenheid, praktisch ingesteld, betrouwbaar, vitaal en gezond. Zorg vraagt veel van mensen. Zijn er ook kenmerken van mensen te noemen die een contra-indicatie vormen? Afstandelijkheid, mensen die heel erg principieel zijn, seksisme: mannen die vrouwen lastig vallen, vrouwen die niet met mannen willen werken (en omgekeerd) onbetrouwbaarheid, niet nauw nemen met de moraal. Hoe kun je zien dat mensen veranderen van raadgever in intrigant, van uitvoerder in saboteur, van oppasser in gijzelnemer, van koning in tiran. Dit maak je zicht baar met het relatiediagram. Daar moet wel toezicht op zijn van de professional! Wat kan een project mensen bieden, wat moet je organiseren om het proces van de grond te krijgen met buurtbewoners? Een herkenbare aanpak en gestructureerd werken. Als je gaat wroeten in de sociale psychologie, dan kom je op de theorie van Papert: in een sociaal netwerk is heel veel kennis aanwezig. Wat je nodig hebt, zijn ordeningsprincipes om die informatie te ordenen. Hoe de behoeften te ordenen, hoe de aanwezige kwaliteiten te ordenen. Dat heb ik verwerkt in het relatiediagram. Hoe hebben jullie het groepsproces ingericht? Met het relatiediagram via grote magneetborden. In eén avond heb je structuur in een managementteam, de principes kun je loslaten op een steungroep. Het budgetbeheer moet liggen bij de steungroep, niet bij de instelling. Hoe hebt u mensen aan het proces gebonden en verbonden? Werving, selectie, budgetten, formaliseren. Doelmatigheid leidt tot beperkte vrijheid. De vrijbuiter, nauwelijks te onderscheiden van de pionier, is hierin niet te handhaven. Welke acties, activiteiten zijn op gang gekomen? Nieuwe panden in de wijk waar mensen leefstijl training krijgen, woongroepen waar mensen met elkaar wonen. Ook een beetje van dezelfde doelgroep: licht 97
verstandelijk gehandicapt. Er is altijd weerstand als je in een woonwijk een pand opent waar heel veel mensen in- en uitlopen. Het steunpunt-trainingshuis in Leeuwarden staat op de juiste plaats tegenover een school; daar lopen ook heel veel mensen in en uit. Dan heb je geen problemen. Wat heeft ertoe bijgedragen dat mensen daadwerkelijk actief werden? Duidelijkheid in de probleemstelling, gedeelde lasten, medemenselijkheid. Ondersteunen van de ondersteuners. En wat vormde een rem/obstakel? Belangen. De gevestigde intramurale instellingen wilden ook de regie over de aanpak van de wijk, oefenden druk uit op de pioniersorganisatie. Je kunt ze zien als gieren. Maar als je bescherming van de provincie of de gemeente hebt, een duidelijk herkenbare ideële vlag, dan verdwijnen de gieren. Welke elementen zijn belangrijk in de samenwerking? Taakverdeling, zeggenschap, wie is de baas. Wij werken met 30 professionals en 150 vrijwilligers. Bij mensen boven de 50, dat is zo’n groep, daar werkt het niet. Die zijn bang dat ze de zeggenschap kwijtraken met een steungroep. Jongeren vinden het prachtig. Maar let op de demografische opbouw, allochtonen, dat betekent dat je ook hun belangen moet inventariseren/meenemen. Over 50 jaar is meer dan de helft van allochtone afkomst. Hoeveel mensen zijn nu blijvend actief betrokken? Het werkt nu in de wijk. MEE en ZOM: laagdrempelig, veilige basis voor de hulpverleners. En in de wijken heb je een uitwaaiering van woon- en leefgemeenschappen. Het leeft alsof het altijd zo is geweest. Lokale stakeholders Wie zijn essentiële belanghebbenden/organisaties? Gemeente, woningbouw. Alert reageren van de woningbouw (dat het meteen gebeurt als een jongere een kamer nodig heeft, dat je niet maanden moet wachten), zorgkantoor, WMO-loket. Wat is er ondernomen om deze erbij te betrekken? Lobbyen, je hebt mensen nodig die goed kunnen lobbyen. Wat doe je om te stimuleren dat deze mensen en organisaties betrokken blijven en hun betrokkenheid in daden omzetten? Zie eerder, maar als het een instituut wordt: goede bestuursleden, die het maatschappelijke speelveld overzien en die zich niet teveel in het management mengen.
98
Wat het je gedaan om deze mensen en organisaties niet vrijblijvend te verbinden aan het proces? Alleen belanghebbenden selecteren. Bestuursleden, je weet soms niet waarom ze meedoen, maar voor hen moet het ook win-win zijn. Hebben jullie specifieke prikkels/acties gebruikt om mensen en organisaties in beweging te krijgen? Voorlichting, af en toe.... Kwartiermaken, dat verhaal was heel interessant tijdens de bijeenkomst in Lelystad. Welke kenmerken van belanghebbenden of organisaties waren stimulerend, welke juist lastig? Betrokkenheid en draagkracht was stimulerend; bureaucratie en narcisme negatief. Welke elementen zijn belangrijk in de samenwerking? Doelmatigheid en dienstbaarheid. Wat heeft het project het meest geholpen tot nu toe in het betrekken van lokale stakeholders? De lobby, met allerlei partijen, kost veel tijd. Wat is van belang in de relatie met de gemeente? Wat zijn de do’s en don’ts? Je moet thuis zijn in de politiek, je moet stromingen, mensen, belangen kennen. Let op dat je niet voor hun karretje gespannen wordt. Valkuil: wereldvreemdheid. Leefarrangementen-steuncirkels Wat zijn de randvoorwaarden binnen de organisatie om individueel te kunnen werken? Goed management, middelen en mogelijkheden op elkaar afstemmen, transparant werken. Dit geldt ook voor dit soort ambulante hulpverlening. Vrijwilligers en professionals in de juiste verhouding. Je moet ook de deskundigheid hebben: kan iemand op zichzelf wonen? Hoe staat het met ‘groei en krimp’ de ontwikkelingen daarin? De politiek, niemand durft meer geld in deskundigheidsbevordering te investeren. De PGB's worden steeds verder uitgekleed. Wat valt op in de samenwerking tussen: familie, vrienden, buurtgenoten, professionals? Heterogene steungroepen werken beter dan homogene is de verbazingwekkende ervaring. (Bijvoorbeeld een boven verwachting goede samenwerking pleegoudersnatuurlijke ouders in een steungroep.)
99
Welke rolverandering heeft er plaatsgevonden? Het gaat steeds door. Door goed aan te geven welke rollen er zijn, maak je het eenvoudig, herkenbaar, kunnen mensen kiezen, is er transparantie. Voor het begeleiden van het traject heb je een professional nodig. Je moet aansturen op leiderschap, dan kun je er vanaf. Maar leiderschap is cultureel bepaald. In de zorgsector heb je in de wijk de steun van cultuurdragers nodig. Hebben mensen nu meer invloed op hun eigen leven? Beslist! Zeggenschap. Steungroep en familiekant zijn essentieel. Sociale cohesie is iets dat wij sinds de industriële revolutie zijn kwijtgeraakt. Van belang is ook voortgangscontrole, terugkoppeling tussen de leider van de stuurgroep en de professional. Gaat het niet vanzelf dan moet je erom vragen. Wij hebben precies dezelfde ervaringen als de Eigen Kracht Centrale, die doen bijna hetzelfde als wat wij doen, het herstellen van de sociale cohesie. Leefarrangementen, een dak boven je hoofd is het eerste, maar mensen met een verstandelijke beperking kunnen vaak ook werken. Daar hebben ze vaak wel een jobcoach bij nodig, maar die hebben er plezier in om het voor elkaar te krijgen. John Schut JOHN SCHUT ADVIES Viermat 2 9753 KW Haren 050-5276724
[email protected] www.johnschut.nl
100
Interview met Ans Vreeburg Ans Vreeburg is betrokken bij het LOEK: Leven met Ondersteuning naar Eigen Keus. Binnen het LOEK wordt gewerkt met toekomstplanningen en steuncirkels, al 15 jaar lang. LOEK biedt verder ambulante ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking. LOEK geeft aan jong en oud ondersteuning op het gebied van werken, wonen en vrijetijdsbesteding. Ook worden gezinnen begeleid. www.loek.st-er.nl Steuncirkels Vorig jaar is er onderzoek gedaan naar de werking van steuncirkels oftewel steungroepen. We hebben ongeveer 100 cliënten, waarvan de helft een steungroep heeft. Het blijft altijd de keus van cliënten zelf of men een steungroep wil. Onze ervaringen met steungroepen zijn heel positief, het blijkt een succes. We hebben hier nu al 15 jaar goede ervaringen mee. Er ontstaat echte betrokkenheid. De kern van het verhaal is dat de cliënt zelf besluiten neemt, maar in samenspraak met de steungroep. Samen bepaal je de voorwaarden en bespreek je eventuele gevolgen van de besluiten. Laat de cliënt in zijn eigen kracht staan, hierdoor kan hij meer zelf en kan de hulpverlening beperkt worden. Bij aanvang van de ondersteuning wordt er gestart met een Persoonlijke Toekomst Planning. Naar aanleiding hiervan wordt er een ondersteuningsplan opgesteld en kan er een steungroep ontstaan. We werken in koppels en ondanks noodweer en tegenslagen is er altijd wel vooruitgang te boeken. Er zijn maar weinig situaties die niet lukken, als je maar de tijd neemt. Loop niet te hard van stapel. Wij zoeken in de omgeving naar oplossingen en we denken mee. Wij respecteren keuzes van de cliënt, maar soms is daar een grens aan, bijvoorbeeld in geval van kindermishandeling. Het leven van de cliënten gaat niet altijd vanzelf, mensen hebben ruimte nodig om het leven te verkennen en lopen dan soms is zeven sloten tegelijk. Vaak via mond tot mond reclame komt men bij het LOEK terecht. Als mensen gemotiveerd zijn, zien wij kansen om goede ondersteuning te bieden. Maar denk niet dat je moet gaan redden. Medewerkers Het actief ondersteunen van de begeleiders is essentieel, ik zie ze groeien. We werken met vier kleine teams. Iedere week is er een team overleg. De ene week in de vorm van een themamiddag, de andere week is er ‘stoom afblazen’. Dat is ook erg belangrijk, want als begeleider ben je heel zichtbaar, je gaat diep, je eigen waarden worden getest. Afstand en nabijheid is bij ons een heel belangrijk thema. Voor sommigen blijkt dit werk te zwaar te zijn. Een voorwaarde om volgens de LOEK methode te kunnen werken is dat als er een probleem is, je als leidinggevende ook tijd neemt voor de begeleider.
101
Je moet de ander is zijn proces laten, je moet ondersteunen. De cliënt in zijn kracht laten en zijn eigen verantwoordelijk geven. Hij moet het zelf doen! Begeleiders leren het werk door ervaring, niet van papier: je moet vooral niet willen oordelen of oplossen, maar ga reflecteren en laat zien dat het ook anders kan. Soms maakt een cliënt vele rondjes voordat hij een stap zet. Maar dat is nodig, het werkt. Er staat altijd een koppel per cliënt. Steeds werkt men binnen een team met andere koppels, waardoor alle begeleiders met elkaar samenwerken. Door deze werkwijze heb je geen overdrachten. De onderlinge taken zijn duidelijk afgebakend. Als het je overstijgt, is het belangrijk dat je bij je leidinggevende terecht kunt. Bijvoorbeeld: er is een cliënt die drinkt. Van alles is al geprobeerd maar de cliënt wil niet meer veranderen, je ziet de verloedering. Het is emotioneel zeer zwaar om te begeleiden, toch moet je aansluiten bij waar de cliënt zit want dat is het enige dat werkt. Kenmerken van een goede begeleider bij LOEK zijn: mens zijn, het durven maken van fouten, humor en emotioneel stevig in je schoenen staan. Cliënten hebben vaak veel negatieve ervaringen. Het winnen van vertrouwen kost veel tijd. We hebben bij het LOEK inmiddels een heel netwerk opgebouwd bij instanties en in de woonomgeving van de cliënten: je hoeft het niet alleen te doen. Financiering Veranderingen binnen de AWBZ zijn bedreigend voor ons werk. We moeten op zoek naar een andere manier: de WMO, bij de gemeentes. We zullen dan op een andere manier bij de cliënt binnenkomen. We werken nu al met veel kortlopende kleine indicaties. Hoe worden steungroepen in stand gehouden? Sommige cliënten zijn al bij LOEK vanaf de start nu 12,5 jaar geleden. In principe is de ondersteuning blijvend. De cliënt en zijn steungroep hebben regelmatig overleg. Er wordt dan met een agenda gewerkt. De leden van de steungroep kunnen wisselen. Belangrijk is een houding: simpelweg steeds weer opnieuw het gesprek aan willen gaan met de cliënt. De grondgedachte blijft: je weet je eigen oplossing en je kunt het zelf oplossen. Wie zijn betrokken bij de steungroepen? Cliënt, familie, werk, buren, vrienden. Heel divers, afhankelijk van het te bespreken onderwerp. Hoe krijg je mensen/organisaties betrokken? Met PTP. Door mensen te vragen (samen met de cliënt), wees gastvrij, wees duidelijk in de afspraken. Organisaties betrekken: bewandel de juiste wegen met de cliënt, houd in de gaten dat het contact bij de cliënt en niet bij jou komt. Motiveer andere professionals. Belangrijk is dat de begeleiders strategisch meedenken.
102
Wat is essentieel bij eigen regie? Eerlijkheid. Verder is het erg belangrijk de kwaliteit van je team te bewaken. Een goede beloning voor het zeer zelfstandige werk. Je krijgt alleen een goed product door goede ondersteuning. Ans Vreeburg LOEK Gerritsland 67 1621 CB HOORN 0229-272725
[email protected] www.loek.st-er.nl
103
Interview met Erik Boele Erik Boele is bezig zorgruil te introduceren in Nederland. Het principe van zorgruil behelst dat het verlenen en ontvangen van diensten wordt gevat in een systeem van ruilhandel: de verlener ontvangt punten, de ontvanger betaalt met punten. Buitenlandse voorbeelden tonen aan dat dit systeem ruime mogelijkheden biedt om gewaardeerd te zijn en waarde te creëren. En dat het leidt tot grotere onderlinge betrokkenheid. http://zorgruil.ning.com/ Op de arbeidsmarkt wordt je alleen gewaardeerd als je 100% meedoet. Kun je maar een beetje, dan kun je met een puntensysteem toch waarde toevoegen. Een puntensysteem kan die waarde zichtbaar maken. Punten worden gebruikt als ruilmiddel om vragen en diensten uit te wisselen, te verhandelen. De drijfveer achter het opzetten van zorgruil is mijn broer. Hij woont in een andere stad dan ik en door de afstand kan ik niet elke week iets met of voor hem doen. Het zou fijn zijn als hij regelmatig met iemand erop uit kan. In mijn eigen buurt kan ik gemakkelijker iets voor een ander doen. Het idee is dan dat ik voor die ‘dienst’ punten krijg die mijn broer kan ‘verzilveren’: dat wat ik in stad A doe iets kan betekenen voor mijn broer in stad B. Om optimaal te werken moet een zorgrailsysteem landelijk dekkend zijn. Als manager van een vrijwilligerscentrale stuit je er steeds op dat de vraag naar vrijwilligers vele malen groter is dan het aanbod. Veel potentiële vrijwilligers hebben een duwtje in de rug nodig of willen zien dat het wat oplevert. Voorloper van de zorgruil is de systematiek van de LETS (Local Exchange Trading System = lokaal economisch transactiesysteem). In Nederland zo’n 20 jaar geleden in opkomst als tegenbeweging tegen het bloeiend kapitalisme en de consumptiemaatschappij. In het zorgsegment kun je de uitgangspunten benutten voor bijvoorbeeld ouderen. Wij hebben onderzoek gedaan bij buitenlandse voorbeelden. Japan en Duitsland lopen voorop als het gaat om vergrijzing en daar bestaan vergelijkbare initiatieven. Dan is de volgende stap: hoe implementeer je zoiets in Nederland. Op dit moment ben ik bezig met implementatie in de eigen wijk. Je moet eerst mensen motiveren om met elkaar in contact te komen, zodat zij vervolgens vanuit dat contact dingen doen. Ik ben nu bezig een netwerk op te zetten met als onderdeel van dat systeem een ruilsysteem. Bijvoorbeeld om zaken als boodschappen doen, de was draaien, taarten bakken. Het zijn simpele dingen die het mogelijk maken dat mensen langer in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen.
104
In Duitsland heb ik ‘Lebensraum für Jung und Alt’ bezocht waar dit werkte. Van belang is daarbij een financiële structuur: een moderator (makelaar) die zorgt dat het er komt en blijft functioneren. De enige betaalde kracht in het systeem werd betaald uit een fonds dat in dit geval gevoed werd door de opbrengsten van woningen. Mede oprichter was een Christelijke organisatie die ook zorgvoorzieningen voor ouderen had. Door zorgruil kunnen mensen veel langer thuis blijven wonen. Dat is niet alleen wenselijk voor de mensen om wie het gaat. Het is ook voor de maatschappij financiële winst (er zijn immers minder zorgkosten). De ruilhandel is een instrument. Je kunt het gebruiken om in beeld te brengen waar in een buurt behoefte aan is. Maar in Duitsland blijkt dat er iemand verantwoordelijk moet zijn om het proces op gang te brengen/te houden. In Nederland heb je de ‘burenhulpcentrale’, een site die volledig computergestuurd vraag en diensten bij elkaar brengt. Dat blijkt in de praktijk niet te werken omdat mensen er nog niet aan gewend zijn en omdat de menselijke factor ontbreekt. Ik ben nu bezig in eigen omgeving. Ik heb beelden hoe het zorgruil eruit moet zien. Ik doe dit vanuit intrinsieke motivatie, nog onbetaald. Ik nodig buren uit, ben bezig met netwerkvorming. Ook werk in aan een website met speciale software voor het ruilsysteem. De gemeente Haarlem staat er positief tegenover, met hun betrokkenheid kan het proces sneller gaan. We moeten de vergrijzing en het vastlopen van de zorg voor zijn, nu is er nog gelegenheid om te oefenen. Je kunt het puntensysteem opzetten à la airmiles. Ook is er een fantastisch systeem op Internet, open source, aan te passen aan vraagaanbod koppeling. Het zou mooi zijn als ook zorgverzekeraars betrokken zijn en middelen beschikbaar stellen (voor mensen die meer puntenkapitaal nodig hebben dan zij kunnen opbouwen) of als de gemeente punten kan inkopen. Je kunt daarnaast op zoek gaan naar restcapaciteit bij bedrijven (gratis kaartjes van bioscopen met lege zalen op bepaalde dagen). De (lokale) overheid kan het ruilsysteem (bij de kredietcrisis) ook gebruiken als een soort achtervang voor als het huidige systeem echt vastloopt. Iedereen is altijd waarde aan het creëren. Je kunt een parallelle, transparante economie opzetten waarin zichtbaar is wie wat doet en welke waarde dit vertegenwoordigt. Erik Boele-de Zeeuw 06-28344027
[email protected] http://zorgruil.ning.com/
105
Basis Vragenlijst interviews State of the Art, Goede Buren Gezocht Algemeen 1) Wat is er van belang in de start- en ontwikkelfase van een dergelijk project? 2) Wat zijn essentiële elementen/ingrediënten om te kunnen beginnen? 3) Wat zijn de voorwaarden om het proces goed te laten verlopen? 4) Wat zijn de kenmerken van het proces, de ‘architectuur’? 5) Wat zijn succes en faalfactoren in de startfase? 6) Hoe moet voorzien worden in de communicatie? 7) Hoe zorg je dat de communicatie efficiënt/adequaat is en blijft? 8) Wat is er nodig om ruimte te creëren voor eigen initiatief en het nemen van eigen verantwoordelijkheid? 9) Wat zijn de kenmerken van deze ‘ruimte’, waar moet die aan voldoen? 10) Hoe kun je waarborgen dat eigen initiatief worden gehonoreerd en gerealiseerd? 11) Wat is nodig voor een proces van afnemende vrijblijvendheid en toenemende verantwoordelijkheid? 12) Welke verantwoordelijkheden worden onderscheiden? 13) Wat zijn de hulpbronnen, wie en wat heb je nodig op alle niveaus? 14) Wat zijn de factoren voor succes op langere termijn? 15) Wat moet er aanwezig zijn om levenslang goed te wonen? 16) Wat waren de onverwachte en onbedoelde effecten? Hoe is daarmee omgegaan? 17) Wat zijn de prikkels voor betrokkenen om het bestaande los te laten? 18) Wat zijn factoren voor succes op langere termijn? 19) Welke dilemma’s zijn er in deze fase van uw project? 20) Hoe is in het algemeen de bekostiging van het hele traject gedekt? 21) Hoe is de individuele ondersteuning bekostigd? 22) Hoe is ivm de duurzaamheid van het initiatief de bekostiging op de lange termijn gewaarborgd? 23) Zijn er verder nog zaken die niet genoemd zijn maar wel van belang zijn in de starten ontwikkelfase
106
Deel I Communityvorming/inclusie Buurtbewoners 24) Hoe hebben jullie mensen gevonden die aan een inclusieve wijk willen bouwen? Hoe verliep de werving? 25) Wat voor acties hebben jullie ondernomen? (via-via? eigen netwerk? lokale krant? lokale omroep? Internet?) 26) ‘Wie’ zijn er betrokken? Welke rollen, functies en typen mensen zijn essentieel? 27) Is er sprake geweest van selectie van mensen? 28) Hoe is dat gebeurd? Welke mensen heeft u aangemoedigd/ontmoedigd? 29) Wat voor dilemma´s ben je daarin tegengekomen? 30) Welke eigenschappen van mensen zijn essentieel? 31) Zijn er ook kenmerken / eigenschappen van mensen te noemen die een contraindicatie vormen? 32) Wat kan een project mensen bieden, wat moet je organiseren om het proces van de grond te krijgen met buurtbewoners? 33) Hoe hebben jullie het groepsproces ingericht? Hoe ziet het eruit? 34) Hoe hebt u mensen aan het proces gebonden en verbonden? 35) Welke acties, activiteiten zijn op gang gekomen? 36) Wat stimuleert mensen om in beweging te komen? 37) Wat heeft ertoe bijgedragen dat mensen daadwerkelijk actief werden? 38) En wat vormde een rem/obstakel? 39) Welke elementen zijn belangrijk in de samenwerking? 40) Hoeveel mensen zijn nu blijvend actief betrokken? 41) Wat was het grootste succes tot nu toe in dit proces? Lokale stakeholders 42) Wie zijn de essentiële lokale belanghebbenden/organisaties? 43) Wat is er ondernomen om deze erbij te betrekken? 44) Wat doe je om te stimuleren dat deze mensen en organisaties betrokken blijven en hun betrokkenheid in daden omzetten? 45) Wat heb je gedaan om deze mensen en organisaties niet vrijblijvend te verbinden aan het proces? 46) Hebben jullie specifieke acties/prikkels gebruikt om mensen en organisaties in beweging te brengen? 47) Welke kenmerken van belanghebbenden of organisaties waren stimulerend, wat was juist lastig? 48) Was er sprake van duidelijke rollen, functies en typen mensen/organisaties? En wat was daarbij essentieel? 49) Welke elementen zijn belangrijk in de samenwerking? 50) Wat heeft het project het meest geholpen tot nu toe in het betrekken van lokale stakeholders? 51) Wat is van belang in de relatie met de gemeente? Wat zijn do’s en dont’s? 52) Zijn er ook valkuilen geweest die u nu zou vermijden?
107
Leefarrangementen-steuncirkels 53) Welke individuele leefarrangementen hebben jullie? 54) Hoe zijn die tot stand gekomen? (wanneer begonnen met proces?) 55) Hoe worden ze in stand gehouden? 56) Wat zijn de randvoorwaarden binnen de organisatie om individueel te kunnen werken? 57) Wie zijn er betrokken? 58) Hoe krijg je mensen/organisaties betrokken? Hoe hou je ze betrokken? 59) Hoe staat het met ‘groei en krimp’: Ontwikkelingen daarin? 60) Wat valt op in de samenwerking tussen: familie, vrienden, buurtgenoten, professionals? 61) Wat bevordert deze samenwerking? 62) Wat is jullie rol daarin? 63) Hebben de verschillende actoren (familie, vrienden, buurtgenoten, professionals) een andere rol gekregen/zijn zij andere positie gaan innemen? 64) Welke rolverandering heeft er plaatsgevonden? 65) Waardoor is dit gebeurd/ Hoe heb je dat voor elkaar gekregen? 66) Hebben mensen nu meer invloed op hun eigen leven (zelfregie/autonomie)? 67) Welke elementen zijn daarvoor behulpzaam/belangrijk geweest? 68) Wat hebben jullie gedaan / doen jullie om dit proces positief te beïnvloeden? 69) Op welke manier nemen mensen deel aan de samenleving (in welke rollen)? 70) Is het leefarrangement hierop van invloed geweest? Hoe? 71) Wat is jullie aandeel daarin geweest? 72) Is hun positie /rol in de buurt als zorgorganisatie veranderd onder invloed van de individuele leefarrangementen? 73) Is er gebruik gemaakt van een specifieke methode/aanpak? 74) Welke nieuwe manieren leefarrangementen.
van
ondersteunen
zijn
er
ontwikkeld
in
de
Afronding 75) Bent u geïnteresseerd/bereid om op de expertmeeting op 29 januari te komen? Wat zou u daar brengen en wat zou u willen halen? 76) Hebt u op basis van ervaring tips voor en ideeën mensen die aan de opbouw van een ‘inclusieve’ wijk gaan beginnen? 77) Zijn er nog andere experts die u ons kan aanbevelen om mee te praten? 78) Hebt u nog suggesties voor literatuur/onderzoek/artikelen/instrumenten of websites die interessant kunnen zijn? 79) Kent u nog andere wijken waarin rondom inclusie, burenhulp, combinaties van wonen-welzijn-zorg goede dingen gebeuren?
108