2011-2012
Interne opleidingen begeleiding studenten
1 Begeleiden met de vijf rollen van de docent. Binnen de lerarenopleidingen is het competentiegerichte leren ingezet. Onder een competentie wordt een geïntegreerd geheel van kennis, vaardigheden en houding (waarden, gevoelens, overtuigingen) verstaan. Het is het vermogen om bekwaam te handelen in een beroepssituatie. Naarmate een student competenter wordt zal hij dus steeds meer gaan waarnemen in beroepssituaties en tot betere beslissingen en handelingen komen. Een competentiegerichte opleiding vraagt om een actieve student die niet achterover leunt en afwacht wat anderen hem komen leren, maar die zelf veel initiatief ontwikkelt en het leren steeds meer in eigen hand neemt. Om competentiegericht onderwijs vorm te kunnen geven heeft het netwerk( Montessori College, Pantarijn en Het Rhedens) een vijftal rollen overgenomen ( uit coachen op contact van Marti sloter) waarin competent leraarsgedrag kan worden aangetoond. Dat zijn: - de docent als gastheer - de docent als presentator - de docent als didacticus - de docent als pedagoog - de docent als afsluiter Deze rollen zijn kunnen heel concreet gemaakt worden door allerlei voorbeelden en dekken alle competenties die voor de student belangrijk zijn. Wij hechten binnen het netwerk er zeer aan dat de student deze vijf rollen goed leert beheersen en baseren daarop ook onze beoordelingen.
2
Wat is de rol van de begeleider?
Tijdens de werkplekactiviteit De spd biedt de student de mogelijkheid de in zijn plan genoemde taken uit te voeren. De spd begeleidt de student gaandeweg in het eerste jaar er zijn geen uitgebreide begeleidingsgesprekken nodig. De spd observeert bij lesactiviteiten in het tweede en derde jaar en spreekt die na. De spd is op de hoogte van de manier van werken met de vijf rollen en weet deze rollen op een Montessoriaanse manier in te vullen. De spd heeft indien nodig contact met de algemeen begeleider ( Mirjam Hartog). Afsluiting De spd voert de tussen- eindevaluatie met de student. De spd is voldoende geschoold om de evaluatie samen met de student af te ronden. De spd leest de zelfevaluatie van de student. De spd voert met de student gesprekken t.b.v. de tussenevaluatie en de eindbeoordeling. De spd vult na afloop van de stage het woordrapport in( kan digitaal)
STUDENT Naam
: _______________________________________________________________________
Adres
: _______________________________________________________________________
Telefoon : _______________________________________________________________________ E-mail
: _______________________________________________________________________
SPD Naam
: _______________________________________________________________________
Adres
: _______________________________________________________________________
Telefoon : _______________________________________________________________________ E-mail
: _______________________________________________________________________
ABI of ABS (algemeen begeleider indien het een opleidingsschool betreft) Naam
: _______________________________________________________________________
Adres
: _______________________________________________________________________
Telefoon : _______________________________________________________________________ E-mail
: _______________________________________________________________________
SLB (studieloopbaanbegeleider) of andere begeleidende ILS-docent Naam
: _______________________________________________________________________
Adres
: _______________________________________________________________________
Telefoon : _______________________________________________________________________ E-mail
: _______________________________________________________________________
SCHOOL Naam
: _______________________________________________________________________
Locatie
: _______________________________________________________________________
Adres
: _______________________________________________________________________
Telefoon : _______________________________________________________________________
AANWEZIG op school: maandag / dinsdag / woensdag / donderdag / vrijdag LESTIJDEN 1:______-______ klas: ____
PAUZES 9.40 – 9.55 uur
2:______-______ klas: ____ KWT 11.50 - 12.20 uur 3:______-______ klas: ____ 13.30 – 13.45 uur 4:______-______ klas: ____
Bijlage II: Beoordelingsinstrument
beoordelaar werkplekactiviteit
spd / abs / abi
naam
Werkplekleren 1/ 2a, 2b
fase
naam student
vak
naam school
locatie
tussen- / eindoordeel
datum
1. Welke taken heeft de student verricht ten behoeve van de school en de vaksectie anders dan in zijn (stage-)plan genoemd?
2. Hoe is uw oordeel over de verschillende onderdelen van de stage? Schrijft u a.u.b. een woordrapport over de student aan de hand van de SBL-competenties/ vijf rollen en vermeldt u hierbij de belangrijkste aandachtspunten voor het vervolg voor zijn werkplekactiviteiten.
1. 2. 3. 4. 5.
Rol van de gastheer ( competentie 1,4) Rol van de presentator ( competentie 1,2) Rol van de didacticus ( competentie 3) Rol van de pedagoog ( competentie 2) Rol van de afsluiter ( competentie 1,2,4 en 7)
Woordrapport van schoolpracticumdocent N.a.v. gesprek op: De student in zijn rol van gastheer
Rol van de presentator
Rol van didacticus
Rol van pedagoog
Rol van afsluiter
Handtekening spd: (of opsturen per eigen mail) Advies: doorgaan voorwaardelijk doorgaan stoppen
Handtekening student: (of opsturen per eigen mail)
LEERWERKTAKEN MONTESSORI COLLEGE. Binnen het netwerk van Montessori College/Pantarijn/ Het Rhedens zijn verschillende opdrachten gemaakt die je kunt gebruiken om verschillende competenties verder te ontwikkelen. Hieronder volgen verschillende opdrachten. Opdracht 1. Wat is een goede leraar?( competentie 7)
Bij goed leraarschap onderscheiden we een vijftal rollen De gastheer, de presentator, de didacticus, de pedagoog en de afsluiter. Aan deze rollen zijn een aantal competenties( vaardigheden) verbonden. Je maakt een verslag van twee A4 waarin de volgende elementen voorkomen. a. Welke hobbels ben je tegen gekomen in je eigen middelbare schoolperiode? b. Wat is de reden dat je leraar wordt? ( Wat is jouw drive?) c. Welke vakken vond je interessant? Geef aan of de docent daarbij een rol speelde en hoe die rol er uit zag. d. Welke vaardigheden moet je volgens jou bezitten om een goede leraar te zijn? e. Welke (meetbare) stappen kun jij nemen om dit ideaalbeeld te bereiken? f. Welke rol beheers je al een beetje? g. Wat moet je nog leren? h. Wat voor een hulp heb je nodig van jouw stagebegeleiders/medestudenten? Opdracht 2. De stand van zaken.( geschikt voor werkplekleren 2a, competentie 7)
Bij deze opdracht kijk je welke rol met bijbehorende competenties je al een beetje beheerst en waar nog aan gewerkt moet worden. Lengte verslag maximaal 3 A4 De vragen die hieronder staan gebruik je als titelkopjes voor alinea’s Wees concreet, geef uitleg en voorbeelden in gedrag. Rollen en competenties. - Aan welke rol/competenties heb je kunnen werken in het eerste jaar? - Wat zijn je sterke punten en welke punten zijn voor verbetering vatbaar? - Wat zijn je leerdoelen/leervragen voor deze stage? - Wat heb je nodig om deze leerdoelen te bereiken? Stage-activiteiten - Wat heb je in het eerste jaar gedaan/kunnen doen? - Welke rol ging jou vlot af, wat ging moeizaam? - Wat vond je leuk/saai? - Hoe heb je jouw eerstejaars stage ervaren? Wat was positief/negatief? - Wat wil je in deze tweedejaars stage gaan doen/uitproberen aan concrete activiteiten?
Opdracht 3 Observeren en registreren.(alle studenten, competentie 2 ,3 en 7, rol van pedagoog) Binnen het netwerk vinden wij observeren en de dialoog belangrijk. Er zijn verschillende soorten dialogen; individueel, sub-groepsgewijs of klassikaal. Voer de volgende opdracht uit.
Observeer 4 lessen bij verschillende docenten en vakken. In welke rol/rollen voert de docent de dialoog? Is er sprake van een individuele dialoog, met subgroepen of klassikaal? Van welke soort dialoog is er sprake?(zie bijlage V, de Dialoog )
Opdracht 4 Maken van een sociogram.( alle studenten competentie 2 en 4, rol van pedagoog) Een sociogram is een (al lang bestaande ) manier om relaties binnen een groep duidelijk te krijgen. Wat moet je doen? De opdracht is in feite eenvoudig. Je tikt op Google sociogram in en kijkt wat er gebeurt. Je zoekt een sociogram uit dat jij goed kunt gebruiken. Je zoekt een groep op waarmee je het sociogram wilt uitvoeren Je bespreekt de uitslag van het sociogram met jouw begeleider. Wat zie je ? Wat doe jij met jouw onderwijs met deze gegevens? Denk daarbij aan het volgende. 1 Welke groep(en) laat je samenwerken ? Welke groep juist niet? 2 Soms zitten groepen ‘aan elkaar vast’ Wat kun je doen om de groep werkbaar te houden? Opdracht 5 Intervisie.( alle studenten, competentie 7)
Tijdens jouw stage neem je deel aan minimaal één intervisie bijeenkomst. Als je weet wat een goede leraar moet kennen en kunnen en je weet wie jij bent ( op het gebied van kennis, vaardigheden en houding) dan kun je er ook achter komen wat je nog mist. Wat je nog mist zorgen voor de wat –vragen. Intervisie, nabesprekingen, reflectie en steeds opnieuw proberen zorgen er voor dat je antwoord krijgt op de hoe - vragen. Je zorgt dat je voorafgaand aan de intervisie een casus op papier zet. Beschrijf de casus in een half A4 Zorg dat je een leervraag stelt.
Kenmerken van een leervraag zijn. 1 Het moet een open vraag zijn.( begin een open vraag nooit met een werkwoord !) 2 Er zit “ik”in de vraag. 3 De vraag moet concreet zijn.
Opdracht 6 Samenwerkend leren.( alle studenten competentie 3 rol van presentator, pedagoog, didacticus)
Je begeleidt nu al een aantal weken een groepje leerlingen. Bedenk een tweetal vormen van samenwerkend leren. Waar moet de opdracht aan voldoen? De opdracht moet met het thema of onderwerp van de les te maken hebben. Er moet een opbouw in zitten van makkelijk naar moeilijk De taken van leerlingen moeten helder beschreven en aanvullend zijn. Het moet helder zijn wat voor een product er moet komen( aan de hand van de eisen die er voor een product zijn). Voorbeeld een maquette maken, een enquete houden en verwerken, en krant maken, een reisgids bij de talen of informatiegids over een land. Overleg met jouw begeleider hoelang je hiermee bezig kunt zijn.
Opdracht 7 Een onderwijsleergesprek.( alle studenten, competentie 2 en 3 rol van pedagoog en didacticus)
Wat voor een houding moet er zijn bij een (aankomend) docent om een goed onderwijsleergesprek te voeren? Gedraag je als een gespreksleider. Deze gespreksleider is een OEN ( Open, Eerlijk en Nieuwsgierig) Jij bent de volwassene die met jongeren werkt! Open betekent ook; open vragen stellen( wie, wat ,waar , wanneer, welke etc). Open betekent verder: antwoorden van leerlingen niet meteen als fout betitelen maar proberen er goede elementen uit te halen, doorvragen en naar voorbeelden kunnen vragen. Bij Eerlijk houdt een docent “de touwtjes in handen” en zorgt dat iedere leerling aan bod komt. Je stimuleert alle leerlingen om deel te nemen aan het gesprek. Nieuwsgierig betekent; ieders bijdrage waarderen en je kunt open vragen stellen( wie wat welke wanneer etc. )Je probeert met elkaar nieuwe dingen te ontdekken. De groep heeft minimaal 10 leerlingen. De student neemt een onderwerp dat aansluit bij de lessenserie.
Opdracht 8 Toets maken + beoordelen ( alle studenten competentie 3, rol van didacticus).
Waar moet een goede toets aan voldoen?
Duidelijkheid. Het kennisdeel van de toets moet die dingen vragen die de afgelopen periode aan bod zijn geweest. De leerling moet duidelijk kunnen herkennen dat wat geleerd is ook gevraagd wordt. Maak je alleen een kennistoets? Wees duidelijk in je aanwijzingen. Maak vooraf met de klas duidelijke afspraken hoe jij het wilt hebben. ( inleveren als ze klaar zijn of op de hoek van de bank leggen en dan een boek lezen) Wees ook duidelijk over spieken( bv; “ als je een spiekblaadje hebt gemaakt heb je de belangrijkste zaken op een rijtje gezet. Nu moet je het alleen doen. Als ik het niet zie heb je geluk, word je betrapt dan niet zeuren over de 1 , onvoldoende etc.)”. Zorg ook dat er inzichtvragen zijn zodat je verschillen in niveau( anders dan bij kennisvragen) leert ontdekken.
Voorbeelden van vraagstelling. 1. Noem 3 voorbeelden van……(niet; noem een aantal voorbeelden. Leerlingen worden daar onzeker van.) 2. Zeg wat de leerling moet doen op papier. B.v;…. Kies 1 antwoord ( bij Multiple choise) Welke twee( drie, vier etc) antwoorden uit het onderstaande rijtje zijn goed? Omcirkel de goede antwoorden. Welke woorden horen op de open plaatsen te staan? Schrijf alleen die woorden op. Zet achter elke letter of de zin goed of fout is Zoek wat bij elkaar hoort. Er blijft 1( twee, drie etc.) antwoord(en) over.
Opdracht 9 KWT les + instructie geven ( alle studenten, competentie 1,2, 3,4 en 7, rol van didacticus). Als je een tijdje meegelopen hebt op een van de scholen van het netwerk heb je kennis kunnen maken met KWT ( = Keuze Werk Tijd) Wat moet je doen?
Het is bij deze opdracht de bedoeling dat je een aantal keren meeloopt met een docent voordat je uiteindelijk een KWT overneemt( in overleg met een docent). Je mag ook samen met een medestudent een KWT overnemen. Je maakt een verslag van 1 A4 waarin je opschrijft welke zaken je tegen bent gekomen.( Welke rol heb je veel geoefend? Welke competentie?)
Voorbeeld. 1 Hoe stond je er zelf bij toen de leerlingen binnenkwamen. 2 Waarmee heb je de leerlingen geholpen? 3 Wat voor een soort dialoog heb je gevoerd? 4 Hoe heb je de KWT afgesloten? 5 Hoe heb jij het lokaal voor de volgende gebruiker achtergelaten?
Opdracht 10 Les geven en oefenen van de vijf rollen van de docent (muv. Studenten leerjaar 1, competentie1,2,3,4 en 7). Je hebt de afgelopen tijd…. Geobserveerd. Instructies gegeven aan een kleine groep. Kennis gemaakt met de vijf rollen van de docent. Je bereidt nu een les voor waarbij je probeert ….. Jouw vijf rollen als docent zo goed mogelijk uit te voeren. Een complete instructie te geven. Tip!! 1. In de bijlage zit een lesobservatie formulier. Pak dit er eens bij ter voorbereiding van de les. 2. Vind je het nog wat veel om het allemaal te onthouden kies dan 1 ding uit en probeer dat zo goed mogelijk uit te voeren. Vraag jouw begeleider om daar speciaal op te letten ( b.v “ik zou willen dat je eens kijkt naar mijn rol als pedagoog”of “welke fases van de complete instructie heb ik goed doorlopen”? Heb ik mijn leeractiviteit goed afgestemd op de leerbehoefte?)
Opdracht 11 Docenten assisteren Hieronder staan een aantal opdrachten waar een keuze uit gemaakt kunnen worden. Denk je dat een competentie/ rol nog niet helemaal uit de verf is gekomen kijk dan eens hieronder. Leerlingen individueel begeleiden ( rol van pedagoog en didacticus) zelfstandig werken begeleiden helpen in de mediatheek leerlingen met achterstand helpen (b.v na ziekte) niveaugroep binnen een klas begeleiden huiswerk nakijken toezien op het uitvoeren van opdrachten.
Observeren.( rol van pedagoog) individuele leerlingen observeren om leerproblemen te achterhalen groepjes leerlingen observeren ivm planning leerstof ( leerlingenmap!) en /of samenwerkingsopdrachten( kijk eens bij de leergebieden of bij projecten) leerlingen observeren bij zelfstandig werken klas observeren i.v.m pestgedrag docent observeren m.b.t de dialoog.
Onderwijsproducten ontwerpen.( rol van didacticus) toetsen maken studiewijzers maken correctiemodellen maken ontwikkelen van oefeningen uitschrijven van instructies lesmateriaal voorbereiden ict leermateriaal ontwerpen
Buitenschoolse activiteiten mede voorbereiden en uitvoeren (competentie 5). werkweek excursies surveilleren op een schoolfeest open dag assisteren sportdag assisteren kerstfeest etc.
Bijlage V De dialoog. Als docent heb je vaak gesprekken met leerlingen. Uit onderzoek is gebleken dat de dialoog een bijzondere betekenis heeft voor de kennisconstructie van leerlingen. De onderwijsleerdialoog kent in bepaalde gevallen veel meer onderhandeling. Dit zien we vooral wanneer er gewerkt wordt in leergebieden waarbij weliswaar de doelen voor de komende weken door de docent gesteld zijn maar waarbij de leerlingen veel vrijheid hebben hun studie zelf in te vullen. In de gesprekken met leerlingen is het van belang handelingsgerichte hulp te geven. Niet het uiteindelijke product staat centraal maar de wijze waarop dat product tot stand is gekomen; het gat om door de leerlingen verrichte mentale en materiële handelingen. Daartoe moet de docent ook diagnostisch te werk gaan bijvoorbeeld door observatie maar zeker ook door met de leerling samen in een dialoog te onderzoeken hoe bepaalde resultaten bereikt zijn. Binnen leergebieden/projecten is daar ook de ruimte voor. Op deze manier kan de hulp van de leraar het handelen van de leerling op een hoger plan brengen. Welke verschillende dialogen kunnen we onderscheiden? Banend De docent breekt het probleem waarvoor de leerlingen staat in kleine stappen en baant zo de weg naar de oplossing. Diagnostisch De docent stelt vooral informatieve vragen over de aard van het probleem. Hij probeert de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling vast te stellen. Instructief De leraar geeft informatie en verheldert relaties en theoretische verbanden, wetten, tactieken of werkwijzen. Reflexief De docent stimuleert het denken van de leerlingen over het eigen handelen door het stellen van informatieve vragen, door naar de mening van de leerling te luisteren of door suggesties te geven. Er wordt teruggekeken op het handelen van de leerling en er worden nieuwe mogelijkheden overwogen. Sturend De docent geeft aanwijzingen voor het handelen van de leerling.
Bijlage VI Lesobservatieformulier. De docent als gastheer Geeft een gevoel van “welkom zijn”. Heeft een positieve uitstraling. Maakt een praatje. Stemt zich af op leerlingen. De docent als presentator Vangt (non-verbaal) de aandacht Maakt het doel van de les duidelijk. Maakt de inhoud van de les duidelijk( agenda op het bord?) Benoemt de eerste overtreding meteen duidelijk. De docent als pedagoog Is duidelijk naar de leerlingen toe. Is consequent in zijn handelen. Toont respect voor zijn leerlingen. Wijst niet de leerling af/ wel zijn gedrag. Kan leerlingen corrigeren. De docent als didacticus Kan een korte instructie geven, veel laten doen. Geeft duidelijke instructie m.b.t tijd, inhoud en resultaat. Is in staat het niveau aan te passen. De docent als afsluiter Kan de les inhoudelijk afronden( samenvatting) Kan ingaan op de werkwijze van de groep. Schrijft het huiswerk tijdig op het bord. Draagt er samen met de groep zorg voor dat de ruimte schoon achterblijft. Sluit de les tijdig af.
Opmerkingen.
+
-
+/-
n.v.t