Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
Hoofdstuk 23 Aanmeren
Hoofdstuk 23
AANMEREN Dit hoofdstuk behandelt de voorbereidingen en procedures die nodig zijn om efficiënt aan te meren en aangemeerd te blijven, terwijl de tanker langszij een steiger ligt. Uitwisseling van informatie tussen de tanker en de terminal op het gebied van aanmeervoorzieningen zijn behandeld in hoofdstuk 22. Het gebruik van aanmeeruitrusting is gedetailleerd beschreven in van toepassing zijnde (inter)nationale publicaties/voorschriften. Tanker- en ligplaatsexploitanten wordt ten zeerste aangeraden om de juiste informatie onder de aandacht te brengen van hun betrokken personeel om ervoor te zorgen dat het aanmeren veilig kan worden uitgevoerd.
23.1
Veiligheid van het personeel Aanmeren en ontmeren, waaronder het hanteren van sleepbootlijnen, zijn gevaarlijke werkzaamheden. Het is belangrijk dat alle betrokkenen zich volledig bewust zijn van de gevaren en de juiste maatregelen nemen om ongevallen te voorkomen.
23.2
Veiligheid van het aanmeren Buitensporige bewegingen of het op drift raken van een tanker vanaf de ligplaats als gevolg van inadequaat aanmeren kunnen leiden tot letsel van personeel en schade aan de steigerinstallaties en de tanker. Hoewel de verantwoordelijkheid voor adequaat aanmeren van een tanker berust bij de schipper, heeft de terminal er belang bij dat tankers stevig en veilig zijn aangemeerd. Laadslangen of -armen mogen niet worden aangesloten voordat zowel de terminalvertegenwoordiger als de schipper van de tanker zich ervan vergewist hebben dat de tanker veilig is aangemeerd.
23.3
Voorbereidingen voor de aankomst
23.3.1
Aanmeeruitrusting van de tanker Vóór aankomst in een haven of op een ligplaats, moet alle benodigde aanmeeruitrusting klaar zijn voor gebruik. Ankers moeten klaar zijn voor gebruik, indien nodig, tenzij ankeren verboden is. Er moet altijd voldoende personeel ter beschikking zijn voor het aanmeren.
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 329
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
23.3.2
Hoofdstuk 23 Aanmeren
Assisterende vaartuigen Voordat sleepboten of andere vaartuigen langszij komen om een tanker te assisteren tijdens het aanmeren, moeten alle deksels van lading- en ballasttanks en ullagepoorten worden gesloten, ongeachte welke oliekwaliteit wordt of werd vervoerd, tenzij alle ladingtanks zijn getest en is aangetoond dat deze vrij van ontvlambare dampen zijn. Sleepboten en andere vaartuigen mogen niet langszij komen voordat de schipper zich ervan heeft vergewist dat het veilig voor hen is om dat te doen. Met uitzondering van noodsituaties mogen sleepboten of andere vaartuigen niet langszij een tanker komen of blijven liggen terwijl de tanker vluchtige aardolie laadt of lost of tanks, die koolwaterstofdamp bevatten, aan het ballasten is. Terwijl een sleepboot of een ander vaartuig langszij de tanker ligt, moet de stuurhut van de sleepboot of het vaartuig permanent bemand zijn. De meerkabels tussen de schepen moeten snel en gemakkelijk kunnen worden losgemaakt. Elke intentie van de schipper of verzoek van de wal om sleepboten langszij te laten liggen tijdens dergelijke lading- of ballastactiviteiten moet worden behandeld als niet-routinematig en mag niet plaatsvinden zonder volledige instemming van alle betrokken partijen en alleen nadat een risicoanalyse is uitgevoerd. De schipper van een tanker moet nagaan of vaartuigen die langszij komen aan de nodige veiligheidseisen voldoen om dit te doen zoals bepaald in de toepasselijke wetgeving.
23.3.3
Gebruik van sleepboten of andere vaartuigen in noodsituaties In geval een tanker aan de grond is gelopen, kan het noodzakelijk zijn te trachten de tanker vlot te trekken. Omdat in veel gevallen het assisterende vaartuig niet geschikt zal zijn voor het omgaan met gevaarlijke goederen, mag het alleen dicht genoeg bij de tanker komen om een uitgeworpen meerkabel op te vangen. Kabels die voor het slepen worden gebruikt mogen niet van synthetisch materiaal zijn. Tijdens het slepen moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de sleepkabel kan losschieten onder hoge spanning en het personeel moet tijdens de operatie uit de buurt ervan worden gehouden.
23.4
Aanmeren op steigerligplaatsen Effectief aanmeren van een tanker vereist een gedegen kennis van aanmeerprincipes, informatie over de aanmeeruitrusting die op de tanker is geïnstalleerd, goed onderhoud van deze uitrusting en regelmatige verzorging van afmeertrossen. De veiligheid van de tanker, en dus ook het goed aanmeren, is de eerste verantwoordelijkheid van de schipper van de tanker. De terminal heeft echter kennis van de lokale situatie en kent de mogelijkheden van de waluitrusting en moet daarom de schipper van de tanker kunnen adviseren over het afmeerplan en de belastinglimieten.
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 330
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
23.4.1
Hoofdstuk 23 Aanmeren
Soort en kwaliteit van afmeerkabels Afmeerkabels moeten bij voorkeur allemaal van hetzelfde materiaal en dezelfde constructie zijn. Voor alle tankers worden trossen met lage elastische rekeigenschappen aanbevolen, omdat deze de bewegingen van de tanker op de ligplaats beperken. Het aangemeerd liggen met alleen sterk elastische trossen wordt afgeraden, aangezien de tanker hiermee overmatig kan bewegen bij sterke wind of sterke stroming of door golfslag van passerende schepen. Binnen een gegeven aanmeerplan mogen trossen van verschillende elasticiteit nooit samen in dezelfde richting worden gebruikt. Omstandigheden en voorschriften voor het aanmeren kunnen van haven tot haven verschillen. Standaardtrossen van synthetische vezel zullen sneller verslechteren dan stalen kabels of trossen van hoogwaardige synthetische vezel. Alle trossen en kabels moeten regelmatig worden geïnspecteerd en worden vervangen wanneer er tekenen van beschadiging zijn.
23.4.2
Beheer van meertrossen op ligplaatsen
23.4.2.1
Zorg voor de meertrossen Tankerpersoneel is verantwoordelijk voor de frequente controle en verzorging van de meertrossen, maar voldoende gekwalificeerd walpersoneel moet regelmatig de meertrossen controleren om zich ervan te vergewissen dat ze goed worden verzorgd. Bij het verzorgen van meertrossen die slap zijn geworden of te strak staan, moet het algehele meersysteem in ogenschouw worden genomen, zodat door het aanspannen of verslappen van afzonderlijke lijnen de tanker niet kan gaan bewegen of andere lijnen overmatig belast worden. De tanker moet in contact blijven met de fenders en meertrossen mogen niet worden gevierd wanneer de tanker niet tegen de fenders aanligt. Zodra de afmeerkabels goed aan de wal zijn bevestigd moeten de ligplaatslier worden ontkoppelt, zodat de afmeerkabels in geval van nood kunnen worden losgegooid, bijvoorbeeld bij een brand waardoor elektrische systemen zijn uitgevallen.
23.4.2.2
N.v.t.
23.4.2.3
Automatische ligplaatslieren Omdat hun gewicht en grootte de handmatige verwerking moeilijk maken, kunnen door tankers gebruikte meerkabels worden opgeslagen op automatische ligplaatslieren met enkele of gesplitste trommel. De werking van deze lieren moet duidelijk worden begrepen door tankerpersoneel om te voorkomen dat tankers losbreken van hun ligplaats en op drift raken als gevolg van slippende remmen van de lier.
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 331
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
Hoofdstuk 23 Aanmeren
De houdkracht waar de rem op berekend is kan ofwel zijn aangegeven door de eigenaar van de tanker of kan de standaardhoudkracht volgens het ontwerp van de lierfabrikant zijn. Al het betreffende tankerpersoneel moet op de hoogte zijn van de houdkracht van de automatische ligplaatslieren die geïnstalleerd zijn op de tanker. De fysieke conditie van de lagers en remvoeringen of -blokken van de lier heeft een significant effect op de houdkracht tijdens bedrijf. Remmen van ligplaatslieren moeten daarom met regelmatige tussenpozen van ten hoogste twaalf maanden worden getest. Op de tanker moet een lijst met het regelmatige onderhoud, de inspecties en de tests worden bijgehouden. Bij aanzienlijke verslechtering van de voeringen of blokken moeten deze worden vernieuwd. Sommige nieuwere automatische ligplaatslieren zijn uitgerust met schijfremmen, die minder onderhevig zijn aan slijtage. Er is uitrusting verkrijgbaar voor het testen van de remhoudkracht van de lier en dit kan aan boord worden geplaatst voor gebruik door de bemanning. Daarnaast is er een aantal werkprocedures die, als ze niet correct worden uitgevoerd, de remhoudkracht van de lier ernstig kunnen verminderen. Deze houden in: Het aantal kabelwikkelingen op de trommel De remhoudkracht van een lier is omgekeerd evenredig met het aantal wikkelingen van de meerkabel op de trommel. De houdkracht van het ontwerp wordt meestal berekend op basis van de eerste wikkeling en er is een vermindering van de houdkracht voor elke extra wikkeling. Deze kan aanzienlijk zijn - tot wel 11% vermindering voor de tweede wikkeling. Wanneer de nominale remhoudkracht van een gesplitste trommellier niet verminderd mag worden, mag slechts één wikkeling op de werkende trommel worden toegestaan. De richting van de wikkeling op de liertrommel Zowel op enkele als op gesplitste trommellieren wordt de houdkracht van de rem aanzienlijk verminderd wanneer de afmeerkabel in de verkeerde richting op de liertrommel wordt gewikkeld. Het is belangrijk vóór aankomst op de ligplaats te bevestigen dat de afmeerkabel zo is gewikkeld dat de tractie bij het vaste einde van de remband ligt, in plaats van bij het gepinde einde. Wikkeling in de tegenovergestelde richting kan de remhoudkracht aanzienlijk verminderen, in sommige gevallen zelfs met 50%. De juiste wikkelrichting om de remhoudkracht te ondersteunen moet permanent worden aangegeven op de trommel om misverstanden te voorkomen. Lieren voorzien van schijfremmen zijn niet onderhevig aan deze beperking. De toestand van remvoeringen en trommel Olie, vocht of zware roest op de remvoeringen of trommel kan de remhoudkracht ernstig verminderen. Vocht kan worden verwijderd door de lier licht afgeremd te laten draaien, maar er moet op worden gelet dat daarbij geen overmatige slijtage wordt veroorzaakt. Olieimpregnatie kan niet worden verwijderd dus met olie vervuilde remvoeringen zullen vernieuwd moeten worden.
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 332
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
Hoofdstuk 23 Aanmeren
Gebruik van de rem Remmen moeten voldoende zijn aangespannen om de benodigde houdkracht te bereiken. (Dit is meestal 60% van de minimale breekbelasting (MBB). Het gebruik van hydraulische rembediening of een momentsleutel die het uitgeoefende draaimoment aangeeft wordt aanbevolen. Wanneer remmen handmatig worden bediend, moeten ze worden gecontroleerd op spanning. 23.4.2.4
wal aanlegplaatsen Op sommige terminals worden walverankeringen gebruikt als aanvulling op de aanmering van de tanker. Waar walpersoneel walverankeringen hanteert, moet het zich ten volle bewust zijn van de gevaren van dit werk en veilige werkmethoden toepassen.
23.4.2.5
Ankers Tijdens aangemeerd liggen, moeten niet in gebruik zijnde ankers goed worden beveiligd met rem en guillotine, maar verder beschikbaar zijn voor onmiddellijk gebruik.
23.5
N.v.t.
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 333
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
Editie 1 - 2010
Hoofdstuk 23 Aanmeren
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 334