Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
Hoofdstuk 26 Veiligheidsbeheer
Hoofdstuk 26
Veiligheidsbeheer Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de informatie ter ondersteuning van het gezamenlijke veiligheidsbeheer van tanker en terminal ten aanzien van het personeel en de werkzaamheden. De reactie op veranderende weersomstandigheden tijdens de overslagwerkzaamheden worden behandeld. Het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen voor zowel tanker- als walpersoneel wordt eveneens besproken. De zorgvuldige en gewetensvolle gezamenlijke invulling van de betreffende veiligheidschecklijsten vormen het fundament voor veilige overdrachtwerkzaamheden. In dit hoofdstuk wordt een aantal checklijsten beschreven die zijn opgenomen in de bijlagen, samen met ondersteunende richtlijnen voor de invulling ervan. Dit hoofdstuk bevat ook richtlijnen voor de koppeling van procedures voor noodsituaties tussen tanker en terminal.
26.1
Klimatologische omstandigheden
26.1.1
Advies van de terminal t.a.v. ongunstige weersomstandigheden De terminal moet beperkende parameters vaststellen voor het regelen of stoppen van ladingoverslagwerkzaamheden, gebaseerd op het ontwerp en de uitrusting van de ligplaats. De parameters kunnen bepaald zijn door omgevingsfactoren zoals windsnelheid, ijscondities, getijden en getijstroming of door de fysieke beperkingen van de ligplaats zoals belastbaarheid van de fenders of sterkte van het aanmeerpunt. Eventuele beperkingen moeten worden besproken met de tanker en worden opgenomen in de veiligheidschecklijst voordat de werkzaamheden beginnen. De terminalvertegenwoordiger moet de tanker waarschuwen wanneer ongunstige weersomstandigheden worden voorspeld die kunnen vereisen dat de werkzaamheden worden gestopt of dat de laad- of lossnelheden worden verlaagd. In sommige gevallen kan de nodige informatie worden verstrekt door derden in de directe omgeving of door de tanker. Omdat de omgevingsomstandigheden kritiek zijn voor de werkzaamheden op de ligplaats, moet de terminal overwegen te voorzien in geschikte meetinstrumenten voor informatie die helpt bij het beheersen van de risico's.
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 351
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
26.1.2
Hoofdstuk 26 Veiligheidsbeheer
Windomstandigheden Wanneer er weinig luchtbeweging is, kan productgas in hoge concentraties op het dek blijven hangen. Als er wind staat, kunnen draaikolken ontstaan aan de lijzijde van de accommodatie of dekconstructie van een tanker die geventileerd gas naar deze constructies kunnen voeren. Deze effecten kunnen leiden tot plaatselijke hoge productgasconcentraties en het kan nodig zijn om de voorzorgsmaatregelen van paragraaf 24.1 uit te breiden of het laden, ballasten van niet-gasvrije tanks, inertiseren, reinigen van tanks of ontgassen te stoppen zolang deze omstandigheden blijven bestaan. Alle werkzaamheden moeten ook worden gestopt wanneer door de wind vonken uit de schoorsteenpijp op het dek vallen.
26.1.3
Onweer (bliksem) Wanneer onweer wordt verwacht in de buurt van de tanker of terminal, moeten de volgende werkzaamheden worden gestopt, ongeacht of de ladingtanks van de tanker al dan niet inert zijn:
Werkzaamheden met vluchtig producten.
Werkzaamheden met niet-vluchtige producten in tanks die ontvlambare damp bevatten.
Ballasten van tanks die ontvlambare damp bevatten.
Inertiseren, tankreiniging of ontgassing na het lossen van vluchtige producten.
Alle tankopeningen en ventilatiekleppen moeten worden gesloten, met inbegrip van alle bypass-kleppen die zijn aangebracht in het ventilatiesysteem van de tank.
26.2
Veiligheid van het personeel
26.2.1
Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) Al het personeel dat betrokken is bij de werkzaamheden aan boord en aan de wal moet beschermende kleding en uitrusting dragen. Aangeraden wordt dat dit bestaat uit een ketelpak (of soortgelijke geheel bedekkende, antistatische en vlamvertragende kleding), veiligheidsschoenen, veiligheidsbril en een veiligheidshelm, naargelang het geval. Waar het risico bestaat in het water te vallen moet al het personeel ook zwemvesten of andere middelen met drijfvermogen dragen. De opslagplaatsen voor deze PBM, inclusief ademhalingsapparatuur, moeten beschermd zijn tegen weersinvloeden en duidelijk zijn aangegeven. Het personeel moet deze uitrusting en kleding altijd gebruiken wanneer de situatie dat vereist. Personeel dat waarschijnlijk gebruik moet maken van ademhalingsapparatuur moet worden getraind in het veilige gebruik ervan. Tankers moeten de PBM-vereisten voor bezoekers vastleggen, waaronder geschikte kleding, veilig schoeisel, oogbescherming, zwemvest en een veiligheidshelm. Op dezelfde manier moeten terminals de vereisten vastleggen voor alle personen die zich op een terminal bevinden. Er moet een duidelijk gemarkeerde veilige route en/of veilige transportweg door de terminal worden aangegeven.
26.2.2
Gevaren voor uitglijden en vallen Vanwege de vele glij- en valpartijen op tankers, moeten eigenaren, exploitanten en bemanningen speciale aandacht besteden aan voorzieningen aan boord en de veranderende omstandigheden die kunnen bijdragen tot deze ongevallen.
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 352
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
Hoofdstuk 26 Veiligheidsbeheer
Speciale aandacht moet worden besteed aan het aanbrengen van antislipcoatings of roosters op het dek in werkgebieden en op loopbruggen. Aangeraden wordt deze gebieden duidelijk aan te geven, zodat personeel de aanwezigheid en de omvang ervan kent. In aanmerking komende gebieden zijn:
Aanmeergebieden.
Manifoldgebieden.
Sonderings- en bemonsteringslocaties.
Toegangsloopbruggen.
Pijpleiding-overstappen.
Ongeacht de voorzieningen om glij- en valpartijen te voorkomen, is het essentieel dat personeel de voorgeschreven looppaden gebruikt en deze schoon en vrij van morsingen houdt. Walpersoneel en bezoekers moeten eveneens de voorgeschreven looproutes gebruiken. Het risico van struikelen en uitglijden is aanzienlijk hoger bij het gebruik van toegangsladders, ladders op bunkerlaadbomen en trappen. Een goed ontwerp en goede constructie zullen helpen om ongelukken van deze aard te voorkomen. Struikelgevaar zoals hoge plaatranden aan de bovenkant van ladders en ongelijk verdeeld treden moet worden vermeden. Indien het ontwerp niet kan worden aangepast, moeten de gevaren duidelijk worden aangegeven of gemarkeerd met contrasterende verf.
26.2.3
Persoonlijke hygiëne Met het oog op het gevaar voor de gezondheid dat kan voortvloeien uit langdurig contact met producten, is persoonlijke hygiëne zeer belangrijk. Waar mogelijk, moet direct huidcontact met product of met vervuilde kleding worden vermeden.
26.2.4
Kleding van synthetische materialen De neiging van synthetisch materiaal om te smelten en samen te kleven wanneer het wordt blootgesteld aan hoge temperaturen leidt tot een geconcentreerde warmtebron, die ernstige schade aan het lichaamsweefsel veroorzaakt. Kleding, gemaakt van dergelijk materiaal, wordt daarom niet geschikt geacht voor personen die tijdens hun taken aan vuur of hete oppervlakken worden blootgesteld.
26.3
De veiligheidschecklijsten
26.3.1
Algemeen De verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor het veilig uitvoeren van operaties terwijl een tanker op een terminal ligt worden gedeeld door de schipper van de tanker (bij schip/schip-operaties door beide schippers) en de terminalvertegenwoordiger. Voordat begonnen wordt met lading- of ballastwerkzaamheden, moeten de schipper(s) of zijn vertegenwoordiger en/of de terminalvertegenwoordiger:
Schriftelijk de overdrachtsprocedures overeenkomen, waaronder de maximale laad- of lossnelheden.
Schriftelijk de te nemen maatregelen overeenkomen in geval van een noodsituatie tijdens de lading- of ballastwerkzaamheden.
De betreffende veiligheidschecklijst(en) invullen en ondertekenen.
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 353
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
Hoofdstuk 26 Veiligheidsbeheer
Terminals willen wellicht een toelichtende brief uitreiken aan de schippers van bezoekende tankers om hen te informeren over de verwachtingen van de terminal met betrekking tot de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het veilig uitvoeren van operaties en hen uit te nodigen tot samenwerking en begrip van het tankerpersoneel. Een voorbeeld van de tekst van zo'n brief is opgenomen in paragraaf 26.3.3. Terwijl de veiligheidschecklijst is gebaseerd op overslagwerkzaamheden, wordt aanbevolen dezelfde handelwijze toe te passen wanneer een tanker zich op een ligplaats meldt voor tankreiniging. 26.3.1.2
Overzicht van bijgevoegde checklijsten Het volgende geeft een overzicht van de checklijsten die zijn opgenomen in de bijlagen:
Binnenvaarttanker checklijst
–
Terminal
veiligheids-
Ladingoverdracht
Zie ISGINTT bijlage 1
Zeevaart - Binnenvaart / Binnenvaarttanker veiligheidschecklijst
Ladingoverdracht
Zie ISGINTT bijlage 2
Veiligheidschecklijst voor gevaarlijk afval
Afvoer gevaarlijk afval
Zie ISGINTT bijlage 3
Veiligheidschecklijst voor ongevaarlijk afval
Afvoer ongevaarlijk afval
Zie ISGINTT bijlage 4
Bunkerveiligheidschecklijst voor het bunkeren van binnenvaartschepen
Bunkeren
Zie ISGINTT bijlage 5
Bunkerveiligheidschecklijst voor het bunkeren van zeeschepen
Bunkeren
Zie ISGINTT bijlage 6
26.3.2
Richtlijnen voor gebruik Richtlijnen voor het invullen van de checklijsten en hulp bij het beantwoorden van elke afzonderlijke verklaring zijn opgenomen in bijlage 7. Deze zijn opgesteld om ligplaatsexploitanten en tankerschippers te helpen bij hun gezamenlijke gebruik van de veiligheidschecklijsten. Schippers en allen die onder hun commando staan moeten zich strikt aan deze eisen houden gedurende het verblijf van de tanker op de ligplaats. De terminalvertegenwoordiger en al het walpersoneel moeten dit eveneens doen. Alle partijen moeten volledig samenwerken in het wederzijdse belang de werkzaamheden veilig en efficiënt uit te kunnen voeren. Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor de verklaringen in de veiligheidschecklijsten worden in de documenten toegewezen. Het aanvaarden van verantwoordelijkheid wordt bevestigd door het afvinken of paraferen van de desbetreffende vakjes en het ondertekenen van de verklaring aan het eind van de checklijsten. Eenmaal ondertekend, bieden de checklijsten de minimale basis voor veilige operaties zoals afgesproken door wederzijdse uitwisseling van belangrijke informatie.
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 354
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
Hoofdstuk 26 Veiligheidsbeheer
Sommige checklijst-verklaringen hebben betrekking op zaken waarvoor alleen de tanker verantwoordelijk en aansprakelijk is en sommige hebben betrekking op zaken waarvoor alleen de terminal verantwoordelijk en aansprakelijk is en er zijn andere die de gezamenlijke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid betreffen. Gearceerde vakjes worden gebruikt om verklaringen aan te geven die in het algemeen op slechts één partij van toepassing zijn, hoewel de tanker of terminal deze kunnen aanvinken of paraferen indien zij dit wensen. Verantwoordelijke personen die beide partijen vertegenwoordigen moeten de lege vakjes naast de relevante bepalingen in de juiste kolom aanvinken of invullen. De toewijzing van verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid betekent niet dat de andere partij is gevrijwaard van het uitvoeren van controles om de naleving te bevestigen. Het is bedoeld om duidelijk de partij aan te geven die verantwoordelijk is voor de initiële en voortgezette naleving tijdens het gehele verblijf van de tanker op de terminal of het liggen langszij het andere vaartuig. De verantwoordelijke persoon/bemanningslid moet persoonlijk alle zaken controleren die tot de verantwoordelijkheid van de tanker behoren. Op dezelfde manier moet de terminalvertegenwoordiger alle zaken controleren die tot de verantwoordelijkheid van de terminal behoren. Bij het aanvaarden van deze verantwoordelijkheden moeten vertegenwoordigers zich ervan vergewissen dat de veiligheidsnormen aan beide zijden van de operatie geheel acceptabel zijn. Dit kan worden bereikt door:
Het vaststellen dat een bevoegd persoon de checklijsten adequaat heeft ingevuld.
Het inzien van de desbetreffende documenten.
Gezamenlijke inspectie, waar dit nodig wordt geacht.
Voor de wederzijdse veiligheid moet een terminalvertegenwoordiger en, indien van toepassing, een verantwoordelijke persoon/bemanningslid vóór aanvang van de werkzaamheden en van tijd tot tijd daarna, de tanker inspecteren om ervoor te zorgen dat de tanker daadwerkelijk zijn verplichtingen nakomt zoals aanvaard in de veiligheidschecklijsten. Soortgelijke controles moeten worden uitgevoerd aan de wal en waar gebleken is dat de fundamentele veiligheidsvoorzieningen ontoereikend zijn, kan elk van de partijen eisen dat lading- en ballastoperaties worden gestopt totdat adequate corrigerende maatregelen zijn genomen. 26.3.2.1
Samenstelling van de checklijsten De veiligheidschecklijsten in de bijlagen 1 en 2 bestaan uit vier delen, waarvan de eerste twee (de delen A en B) de overdracht van vloeistoffen in bulk betreffen. Deze zijn van toepassing op alle werkzaamheden. Deel A betreft de vereiste fysieke controles en deel B betreft de zaken die mondeling worden geverifieerd. Deel C bevat aanvullende zaken met betrekking tot de overdracht van vloeibare chemicaliën in bulk en deel D betreft de overdracht van vloeibare gassen in bulk. De veiligheid van de operaties vereist dat alle relevante verklaringen in ogenschouw worden genomen en de daarmee verbonden verantwoordelijkheden en aansprakelijkheid voor naleving worden geaccepteerd, hetzij gezamenlijk of afzonderlijk. Wanneer een partij niet bereid is een toegewezen verantwoordelijkheid te aanvaarden, moet een opmerking worden geplaatst in de kolom "Opmerkingen" en moet zorgvuldig worden beoordeeld of operaties doorgang kunnen vinden. Wanneer een bepaald punt wordt beschouwd als niet van toepassing op de tanker, de terminal of de geplande operatie, moet hierover een notitie worden opgenomen in de kolom "Opmerkingen".
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 355
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
26.3.2.2
Hoofdstuk 26 Veiligheidsbeheer
Codering van de items De aanwezigheid van de letters “A”, “P” of “R” in de kolom met de titel “Code” geeft het volgende aan: A (‘Agreement’). Dit geeft een afspraak of een procedure aan die moet worden vastgelegd in het opmerkingenvak van de checklijst of op een andere wederzijds aanvaardbare manier moet worden gecommuniceerd. P (‘Permission’). Ingeval de verklaringen met code ‘P’ met Nee zijn beantwoord mogen de werkzaamheden niet worden uitgevoerd zonder de schriftelijke toestemming van de betreffende autoriteit. R (‘Re-check’). Dit geeft items aan die opnieuw moeten worden gecontroleerd met passende tussenpozen, zoals overeengekomen tussen beide partijen, op tijden die vermeld staan in de verklaring. De gezamenlijke verklaring mag niet ondertekend worden voordat beide partijen de hun toegewezen verantwoordelijkheden en bevoegdheden gecontroleerd en aanvaard hebben. De getallen en letters in de eerste kolom geven het volgende aan: Nummer: Dit nummer geeft aan dat de voorziening in kwestie is gebaseerd op de aanbevelingen uit de ISGOTT/ISGINTT. Het getal komt overeen met het betreffende item in de ISGOTT-checklijst. B-nummer Dit “B”-nummer geeft aan dat de voorziening in kwestie is gebaseerd op die in de ADN (overeenkomst betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen over binnenwateren) met betrekking tot de overdracht van lading van schip naar wal. Het "B"-nummer correspondeert met het betreffende item in de ADN-checklijst. L (“wetgeving”) Dit geeft aan dat de voorzieningen in kwestie betrekking hebben op regionale wetgeving en/of vereisten.
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 356
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
26.3.3
Hoofdstuk 26 Veiligheidsbeheer
Voorbeeld veiligheidsbrief Bedrijf ....................................................... Terminal ................................................... Datum ....................................................... Schipper ....................................................................... Haven ........................................................................... Geachte heer, De verantwoordelijkheid voor de veilige uitvoering van werkzaamheden terwijl uw tanker op deze terminal ligt berust gezamenlijk bij u, als schipper van de tanker, en bij de verantwoordelijke terminalvertegenwoordiger. Wij willen dan ook, voordat de werkzaamheden beginnen, verzoeken om uw volledige medewerking en begrip voor de veiligheidseisen zoals vastgelegd in de tanker/wal-veiligheidschecklijst, die zijn gebaseerd op veilige praktijken die algemeen worden aanvaard door de olie- en tankerindustrie. Wij verwachten dat u, en allen die onder uw commando staan, zich strikt aan deze eisen zullen houden gedurende het gehele verblijf van uw tanker op deze terminal en wij zullen er van onze kant voor zorgen dat ons personeel dit eveneens zal doen en volledig met u zal samenwerken in het wederzijds belang van veilige en efficiënte werkzaamheden. Vóór aanvang van de werkzaamheden, en van tijd tot tijd daarna, zal voor onze wederzijdse veiligheid een lid van het terminalpersoneel, in voorkomend geval samen met een verantwoordelijk bemanningslid, een routine-inspectie van uw tanker uitvoeren om ervoor te zorgen dat de in het kader van de tanker/wal-veiligheidschecklijst behandeld zaken worden beheerd op een aanvaardbare wijze. Waar corrigerende maatregelen nodig zijn, zullen wij niet toestemmen dat werkzaamheden worden begonnen of zullen wij, indien reeds gestart, eisen dat deze worden gestopt. Op gelijke wijze kunt u, wanneer u acht dat de veiligheid in gevaar wordt gebracht door enige actie van de kant van onze medewerkers of door uitrusting die onder onze controle valt, de onmiddellijke stopzetting van werkzaamheden eisen. Op het gebied van veiligheid kan geen compromis worden gesloten. Wij verzoeken u de ontvangst van deze brief te bevestigen door medeondertekening en terugzending van de bijgevoegde kopie. Ondertekend ............................................ Terminalvertegenwoordiger
Terminalvertegenwoordiger van dienst is: .............................. Positie of titel: ......................................................................... Contactgegevens .................................................................... Ondertekend ............................................ Schipper
Naam van de tanker ................................. Datum/tijd .................................................
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 357
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
26.4
Hoofdstuk 26 Veiligheidsbeheer
Richtlijnen voor het invullen van de tanker/wal-veiligheidschecklijst Zie bijlage 7.
26.5
Noodmaatregelen De te ondernemen acties in een noodsituatie op een terminal moeten opgenomen zijn in het noodbestrijdingsplan van de terminal (zie hoofdstuk 20). Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de te overwegen factoren bij de beslissing of een tanker al dan niet van de ligplaats moet worden verhaald in geval van een noodsituatie (zie ook paragraaf 20.5).
26.5.1
Brand of explosie op een ligplaats Te ondernemen acties door tankers: Mocht een brand of explosie plaatsvinden op een ligplaats, dan moet(en) de tanker of de tankers op de ligplaats het incident direct melden aan de controlekamer van de terminal op de snelst mogelijke manier (VHF/UHF, telefonisch contact, sirene van de tanker, etc.). Alle lading-, bunker-, ballast- en tankreinigingswerkzaamheden moeten worden stilgelegd en alle laadarmen of -slangen moeten worden afgetapt en gereed zijn voor ontkoppeling. De blusleidingen van de tanker moeten op druk worden gebracht en op strategische plaatsen moet een waternevel worden gelegd. De motoren, stuurinrichting en ontmeringsuitrusting moeten in staat van onmiddellijke gereedheid worden gebracht. Er moet een loodsladder of gelijkwaardig beschikbaar zijn om te worden ingezet aan de offshore-kant. Te ondernemen acties door tankers op andere ligplaatsen: Bij het horen van het terminalalarm of het op ander wijze te zijn geïnformeerd over een brand op de terminal, moet een tanker op een ligplaats, die niet direct bij de brand is betrokken, alle lading-, bunker- en ballastoperaties stopzetten. Brandbestrijdingssystemen moeten in staat van paraatheid worden gebracht en motoren, stuurinrichting en ontmeringsuitrusting moeten gereed worden gemaakt voor onmiddellijk gebruik.
26.5.2
Brand op een tanker op een terminal of langszij een andere tanker Te ondernemen acties door tankerpersoneel: Wanneer er brand uitbreekt op een tanker terwijl deze op een terminal of langszij een andere tanker ligt, moet de tanker alarm slaan door het erkende alarmsignaal te laten horen dat bestaat uit een reeks van lange stoten op de scheepshoorn van de tanker, waarbij elke stoot niet korter dan 4 seconden mag duren, tenzij de terminal of de andere tanker een ander plaatselijk erkend alarmsignaal te kennen heeft gegeven. Alle lading-, bunker- of ballastoperaties moeten worden gestopt en de hoofdmotoren en stuurinrichting moeten op stand-by worden gezet.
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 358
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
Hoofdstuk 26 Veiligheidsbeheer
Te ondernemen acties bij brand - op een schip Brand op het eigen schip • Sla alarm • Bestrijd de brand met als doel verspreiding te voorkomen • Informeer de terminal • Stop alle lading-/ballast operaties en sluit alle kleppen • Wees paraat voor het ontkoppelen van slangen of armen • Zet motoren op stand-by
Brand op een ander schip of op de wal •
Sla alarm
Wees paraat en wanneer daartoe geïnstrueerd: •
Stop alle lading-/ballast operaties en sluit alle kleppen
• •
Ontkoppel slangen of armen Breng motoren en bemanning in gereedheid om te ontmeren
Te ondernemen acties bij brand - op de wal Brand op een schip • Sla alarm • Neem contact op met het schip • Stop alle lading-/ballast operaties en sluit alle kleppen • Wees paraat voor het ontkoppelen van slangen of armen • Wees paraat om te assisteren bij de brandbestrijding • Informeer alle schepen • Activeer het noodbestrijdingsplan van de terminal
Brand op de wal • Sla alarm • Stop alle lading-/ballast operaties en sluit alle kleppen • Bestrijd de brand met als doel verspreiding te voorkomen • Wees paraat om indien nodig slangen of armen te ontkoppelen • Informeer alle schepen • Activeer het noodbestrijdingsplan van de terminal
Sla in geval van brand onmiddellijk alarm Brandalarm van de terminal Op deze terminal is het alarmsignaal voor brand In geval van brand: 1. Laat een of meer stoten op de scheepshoorn horen, waarbij elke stoot niet minder dan tien seconden duurt, aangevuld met een continu laten klinken van het algemene alarmsysteem. 2. Neem contact op met de terminal. Telefoon
UHF/VHF-kanaal In geval van brand zal het personeel het wegverkeer op de wal leiden
Figuur 26.1 - Voorbeeld van instructiebericht bij brand
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 359
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
Hoofdstuk 26 Veiligheidsbeheer
Zodra alarm is geslagen, berust de verantwoordelijkheid voor de bestrijding van de brand aan boord van de tanker(s) bij de schipper of andere verantwoordelijke persoon, bijgestaan door de bemanning van de tanker. Dezelfde organisatie voor noodsituaties moet worden toegepast als wanneer de tanker voor anker ligt of onderweg is (zie paragraaf 9.9.2.2), met een extra groep onder leiding van een verantwoordelijke persoon om, waar mogelijk, voorbereidingen te treffen voor het ontkoppelen van laadarmen of slangen van de manifold. Bij het mobiliseren van de terminal en, indien van toepassing, de civiele brandweer, moet de schipper of andere verantwoordelijke persoon, in samenwerking met de professionele brandweerlieden, zich gezamenlijk inspannen om de brand onder controle te brengen. Te ondernemen acties door terminalpersoneel: Bij het horen van het brandalarm van een tanker moet de persoon, die verantwoordelijk is voor de ligplaats, onmiddellijk de persoon, die verantwoordelijk is voor ladingoverslagwerkzaamheden op de terminal, op de hoogte stellen. Deze persoon moet het brandalarm van de terminal in werking zetten, de havenautoriteit informeren en beginnen met het stopzetten van alle laad-, los-, bunker- of ballastoperaties die gaande zijn. Het brandbestrijdingsplan van de terminal moet worden geactiveerd en dit kan inhouden dat alle laad-, bunker- en ballastoperaties op tankers op aangrenzende of naburige ligplaatsen moeten worden stopgezet. Alle andere tankers op de terminal moeten worden geïnformeerd over de noodsituatie en moeten, indien nodig geacht, voorbereidingen treffen om laadarmen of slangen los te koppelen en hun motoren en stuurinrichting in staat van paraatheid brengen. Wanneer er blusboten beschikbaar zijn, zal de persoon die verantwoordelijk is voor ladingoverslagwerkzaamheden op de terminal deze oproepen om te helpen bij het bestrijden van de brand, totdat er een beslissing is genomen door de persoon die de algehele leiding heeft deze boten al dan niet te gebruiken voor de evacuatie van niet betrokken tankers (zie paragraaf 20.5). De persoon die verantwoordelijk is voor de ladingoverslagwerkzaamheden op de terminal moet verantwoordelijk zijn voor het inroepen van hulp van buitenaf, zoals de civiele brandweer, reddingsboten, medische hulp en ambulances, politie, havenautoriteit en loodsen. De bovenstaande procedures voor noodsituaties kunnen ter informatie van bezoekende tankers worden samengevat in een instructiebericht bij brand, waarvan een voorbeeld is weergegeven in figuur 26.1. Te ondernemen acties door de andere tanker: Wanneer zich een brand of explosie voordoet op een tanker, terwijl deze langszij een andere tanker ligt, moeten de volgende acties worden ondernomen:
Stop de overdracht.
Laat het noodsignaal klinken.
Informeer de bemanningen op beide tankers over de aard van de noodsituatie.
Beman de hulpposten.
Activeer de procedures voor noodsituaties.
Tap laadslangen af en ontkoppel deze.
Stuur personeel voor ontmering naar de betreffende posten.
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 360
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
Hoofdstuk 26 Veiligheidsbeheer
Bevestig of de hoofdmotor klaar is voor onmiddellijk gebruik.
Informeer stand-byboten over de situatie en eventuele vereisten.
Daarnaast moeten de schippers gezamenlijk besluiten, met name in geval van brand, of het in hun wederzijdse belang is dat de tankers naast elkaar blijven liggen.
De basisacties, zoals hierboven vermeld, moeten zijn opgenomen in de individuele STS(schip tot schip)-noodplannen en in overeenstemming zijn met het scheepsveiligheid management systeem van het schip.
26.5.3
Internationale brandkranen aan de wal (indien vereist) Zoals beschreven in paragraaf 19.5.3.5, moeten alle terminals die internationale tankers behandelen zijn voorzien van middelen om het blusnet aan boord en aan de wal met elkaar te verbinden. De internationale brandkranen aan de wal bieden genormaliseerde middelen voor het verbinden van twee systemen waar anders koppelingen of verbindingen niet zouden passen. De flenzen op de verbinding moeten de afmetingen hebben zoals weergegeven in figuur 26.2. De verbinding moet een plat vlak hebben aan de ene kant en aan de andere kant moet een koppeling zitten die op de brandkraan of slang van de tanker of wal past, naargelang het geval. Indien aangebracht op een tanker, moet de verbinding toegankelijk zijn vanaf beide kanten van de tanker en de locatie ervan moet duidelijk zijn aangegeven.
14,5 mm 9/16 in minimaal
3/4
19 mm in diameter 4 gaten
14,5 mm 9/16 in minimaal 89 mm 1 3 /2 in
89 mm 1 3 /2 in Koppeling die past op de Wal brandkraan en -slang
32 mm 1 1 /4 in 70 mm 3 2 /4 in WAL Materiaal: Geschikt voor 1 N/mm2 service Flensoppervlak Pakkingmateriaal Bouten Moeren Sluitringen
19 mm /4 in minimaal
3
32 mm 1 1 /4 in
Koppeling die past op de scheepsbrandkraan en -slang
67 mm 5 2 /8 in SCHIP Materiaal: koper of brons geschikt voor 1 N/mm2 service
Plat oppervlak 2 Geschikt voor 1 N/mm service 5
Vier 16 mm ( /8 in) diameter/50 mm (2 in) lange schroefdraad binnen 25 mm (1 in) van de boutkop Vier voor op de bouten Vier voor op de bouten
Figuur 26.2 - Details van internationale brandkranen aan de wal
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 361
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
Hoofdstuk 26 Veiligheidsbeheer
Om de twee blusnetten met elkaar te verbinden wordt een brandslang met een walaansluiting aan het eind naar zijn tegenhanger geleid en worden de flensverbindingen samengeschroefd. De walaansluiting moet klaar zijn voor gebruik wanneer een tanker in de haven ligt.
26.5.4
Procedures voor ontkoppeling in noodgevallen Er moeten middelen ter beschikking zijn om de tanker snel en veilig te ontkoppelen in geval van nood. De te gebruiken methode voor ontkoppeling in noodgevallen moet besproken en overeengekomen worden, rekening houdend met de eventueel daaraan verbonden risico's.
26.5.5
Brandtrossen (ETOPS) Tenzij uitdrukkelijk vereist door de wetgeving worden ETOPS niet aangeraden voor binnenvaartschepen.
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 362