Internationale Benchmark Ondernemerschap 2004
Huub Peeters Wim Verhoeven Zoetermeer, oktober 2005
ISBN: 90-371-0959-4 Bestelnummer: A200511 Prijs: € 40,Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken.
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM bv. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM bv. EIM bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
2
Inhoudsopgave
Sa menva ttin g
5
1
Inleid ing
9
2
O nd er ne me rs qu ot e
11
3
B ed r i jv e ndyn a m iek
15
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Definities Oprichtingen Opheffingen Saldo toetreding Turbulentie De werkgelegenheid bij oprichting
15 15 16 19 20 21
4
S n e lg ro e ien de be dr i jv e n
23
4.1 4.2 4.3
Snelle groeiers geselecteerd op basis van omzet Snelle groeiers geselecteerd op basis van werkgelegenheid Snelle groeiers geselecteerd op basis van werkgelegenheid én omzet
23 27 31
Bijlagen I II III
Partners en dataleveranciers in het project Dataverzameling en databewerkingen Snelgroeiende bedrijven met bijschatting sectoren J en O
35 37 45
3
Samenvatting Inleiding In 1996, 1999 en in 2001 heeft EIM een internationaal benchmarkonderzoek uitgevoerd naar ondernemerschap en bedrijvendynamiek. In 1998 en 2001 is een benchmark 1 uitgevoerd naar zeer snelgroeiende bedrijven. Deze studies dienden als onderbouwing voor het ondernemerschapsbeleid en de positionering van Nederland voor de concurrentietoets. In 2003 heeft EIM opnieuw een internationaal benchmarkonderzoek uitgevoerd waarin detailleringen en aanpalende variabelen, zoals die wel in de voorgaande edities werden gepresenteerd, niet meer opgenomen waren. Dit omdat de aandacht van het Ministerie van Economische Zaken in verband met de ontwikkeling van beleidsactiviteiten op het terrein van ondernemerschap met name uitgaat naar primaire indicatoren. Wel is het aantal landen dat in beschouwing wordt genomen uitgebreid van 7 naar 11. In het voorliggende rapport worden de indicatoren omtrent ondernemerschap en bedrijvendynamiek, zoals die opgenomen waren in het in 2003 uitgevoerde benchmarkonderzoek geactualiseerd. Probleemstelling Het onderzoek valt uiteen in een drietal vragen: 1 Hoe ontwikkelt zich het ondernemerschap in internationaal perspectief? 2 Hoe ontwikkelt zich de bedrijvendynamiek in internationaal perspectief en wat is de omvang van de oprichtingen in de diverse landen? 3 Hoe ontwikkelt zich het aandeel snelle groeiers in termen van omzet en in termen van werkgelegenheid en wat is de omzet- en werkgelegenheidsgroei van deze bedrijven? De resultaten van het onderzoek worden in het onderstaande kort samengevat. 1.
Hoe ontwikkelt zich het ondernemerschap in internationaal perspectief? De ontwikkeling van ondernemerschap wordt gemeten via de ondernemersquote, gedefinieerd als het percentage ondernemers in de beroepsbevolking. Deze blijkt in de afgelopen periode redelijk stabiel te zijn geweest. Nederland laat voor 2003, bezien in Europees perspectief, een hoge ondernemersquote zien (11%). Van de Europese benchmarklanden heeft alleen Italië, dat veel zeer kleine ondernemingen kent, een beduidend hogere ondernemersquote. Het verloop van de ondernemersquote in de periode 19722003 is U-vormig: tot halverwege de jaren tachtig daalde de ondernemersquote. Daarna is de aandacht en waardering voor ondernemerschap toegenomen en dat heeft zich vertaald in een stijgende ondernemersquote. Deze ontwikkeling is voor de meeste andere landen ook te zien. De recente stabilisatie van de ondernemersquote is voor de meeste benchmarklanden waargenomen.
1
Het betrof hier de studies: Dynamiekindicatoren voor de concurrentietoets (1996), International comparison of hypergrowth enterprises; a benchmark study (1998), Benchmark ondernemerschap (1999) en Internationale benchmark ondernemerschap 2001 (2001).
5
2.
Hoe ontwikkelt zich de bedrijvendynamiek in internationaal perspectief en wat is de omvang van de oprichtingen in de diverse landen?
Oprichtingen Het jaarlijkse aantal oprichtingen (starters en nieuwe dochterbedrijven) in Nederland is in de jaren 2001 tot en met 2003 teruggelopen. Dit nadat gedurende de periode 19952000 het aantal oprichtingen jaarlijks steeg. Het aantal oprichtingen, gerelateerd aan het aantal bedrijven, nam sterk af van 11% in 2000 naar ruim 8% in 2003. Met een oprichtingsquote van 8,1% in 2002 scoort Nederland ten opzichte van de benchmarklanden wat onder het gemiddelde. Ierland en het Verenigd Koninkrijk kennen de hoogste oprichtingsquotes. Opheffingen Het aantal opheffingen (faillissementen en overige opheffingen), gerelateerd aan het aantal bestaande bedrijven, is in Nederland in de periode 1995-2003 gestaag toegenomen. Deze opheffingsquote is met 6,6% in 2002 in internationaal perspectief bescheiden: alleen Frankrijk, Japan en Italië, landen die gekenmerkt worden door lage ondernemersquotes, hebben een lagere opheffingsquote. Geconcludeerd kan worden dat het aantal opheffingen in Nederland, althans tot en met 2002, ongeveer gemiddeld scoort. De sterke toename van het aantal ondernemingen in Nederland in 1999 en 2000 heeft zich niet vertaald in beduidend meer opheffingen. De daarop volgende economische neergang heeft wel geleid tot een oplopen van de opheffingsquote. Faillissementen In het jaarlijkse aantal faillissementen valt een duidelijk conjunctureel patroon waar te nemen. Waar het aantal faillissementen in Nederland vanaf 1995 tot 2000 daalde, valt na 2000 een stijging te zien. Met name in 2003 steeg het aantal faillissementen sterk. Hierin staat Nederland niet alleen. In internationaal perspectief is het aantal faillissementen in Nederland nog vrij laag. Saldo toetreding Het saldo van toetreding, gemeten als het aantal oprichtingen verminderd met het aantal opheffingen, is voor Nederland in de periode 1995-2001 flink positief. In deze jaren heeft van de benchmarklanden alleen Ierland een hoger saldo. In 2002 en 2003 valt de saldogroei in Nederland sterk terug. Turbulentie Turbulentie geeft de mate van verandering aan in het ondernemingenbestand, en wordt berekend als de som van de oprichtings- en opheffingsquote. Turbulentie wordt vaak als aanjager van economische groei beschouwd. Over de periode 1995-2002 bezien blijkt Nederland gemiddeld te scoren. De turbulentiequote ligt redelijk stabiel op circa 15%, in 2002 op het niveau van Finland en Italië. Nederland loopt beduidend achter op Denemarken, Ierland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Startgrootte De gemiddelde startgrootte is voor Nederland, zoals voor de meeste andere benchmarklanden, vrij stabiel en bedraagt ongeveer twee werkzame personen per opgestart bedrijf. In de VS, Japan, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk ligt de gemiddelde startgrootte hoger (2,5-3 werkzame personen). In Italië, Finland en Frankrijk ligt het gemiddelde juist aanmerkelijk lager (circa 1,5 werkzame personen).
6
3.
Hoe ontwikkelt zich het aandeel snelle groeiers in termen van omzet en in termen van werkgelegenheid en wat is de omzet- en werkgelegenheidsgroei van deze bedrijven? Het percentage snelle groeiers, geselecteerd op basis van een omzetgroei van meer dan 60 procent in de periode 1999/2002, bedraagt in Nederland 14 procent. In internationaal perspectief bezien is dit laag; van de benchmarklanden scoort alleen Japan lager. Vergeleken met de meting over de periode 1998/2001 is het percentage snelle groeiers in alle landen, behalve in Duitsland afgenomen. Wanneer geselecteerd wordt op werkgelegenheidsgroei (eveneens op basis van een groei van meer dan 60 procent gedurende 1999/2002) kent Nederland bijna 8 procent snelle groeiers. Dit blijkt opnieuw, op Japan na, het laagste percentage van de benchmarklanden. Vergeleken met de vorige benchmark is het percentage snelle groeiers alleen in Italië toegenomen, in de overige benchmarklanden daalt het percentage snelle groeiers. Er moet worden opgemerkt dat een snelle groei in termen van omzet niet automatisch gepaard gaat met een snelle groei in termen van werkgelegenheid. In Nederland groeit slechts 4% van de middelgrote bedrijven zowel snel in omzet als in werkgelegenheid. Het slechts gedeeltelijk samenvallen van snelle groei in werkgelegenheid en in omzet is het gevolg van het feit dat enerzijds bij veel snelle groeiers in termen van werkgelegenheid de capaciteitsuitbreiding vooruitloopt op de omzetgroei (met als gevolg een negatieve arbeidsproductiviteitsontwikkeling) en dat anderzijds een snelle omzetgroei gepaard gaat met uitbesteding van taken, zodat de werkgelegenheid gelijk blijft of zelfs daalt. Kijkend naar de gemiddelde omzetgroei voor het gehele bedrijfsleven blijkt overigens dat de Nederlandse bedrijven wel behoorlijke groei laten zien wanneer vergeleken wordt met de benchmarklanden. De gemiddelde omzetgroei onder de snelgroeiende bedrijven ligt relatief laag, vergeleken met de andere landen. Voor de overige bedrijven (die geen snelle groei vertonen) ligt de omzetgroei wat hoger dan gemiddeld in de benchmarklanden. De werkgelegenheidsgroei was in Nederland in de periode 1999-2002 voor snelgroeiende bedrijven matig; alleen Japan laat een lagere werkgelegenheidsgroei zien. Voor de overige bedrijven ligt de werkgelegenheidsgroei net boven het gemiddelde van de benchmarklanden.
7
1
Inleiding
Ondernemerschap staat politiek volop in de belangstelling. Bij EZ is het zelfs een van de speerpunten. Om te zien waar Nederland staat, is het nodig om periodiek Nederland in internationaal perspectief te plaatsen. Centraal hierbij staan twee aspecten: bedrijvendynamiek en snelgroeiende bedrijven. Bedrijvendynamiek laat zich beschrijven in termen van oprichtingen en opheffingen van bedrijven (inclusief faillissementen) en daarmee samenhangende en daarvan afgeleide kengetallen. Het (relatieve) aantal snelgroeiende bedrijven en hun kenmerken is medebepalend voor de vitaliteit van het bedrijfsleven. Dit is dan ook het tweede aspect dat in dit onderzoek centraal staat. De mate van (snelle) groei wordt daarbij gemeten in termen van de ontwikkeling van de omzet en de werkgelegenheid binnen de bedrijven. De internationale benchmark komt tot stand door Nederland te vergelijken met 10 andere landen. De benchmarklanden zijn: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, het VK, de VS en Japan. Daarnaast wordt een vergelijking in de tijd gemaakt, met als aantekening dat goeddeels vergelijkbare onderzoeken zijn uitgevoerd in 1996, 1999, 2001 en 2003. .
9
2
Ondernemersquote
In tabel 2.1 wordt een overzicht gegeven van de ondernemersquote, het aantal ondernemers uitgedrukt als percentage van de totale beroepsbevolking in de benchmarklanden. De cijfers hebben betrekking op het bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij. De tabel laat zien dat Nederland in 2003 ongeveer gemiddeld scoort binnen het totaal van de bechmarklanden. In tabel 2.2 wordt het aantal ondernemers in de benchmarklanden gerelateerd aan de totale bevolking in de leeftijdsgroep 15 t/m 64 jaar. Gerelateerd aan de totale bevolkingsgroep van 15 t/m 64 jaar zijn er in Nederland relatief veel ondernemers, een situatie die zich vooral vanaf 2000 aftekent. Alleen in het Verenigd Koninkrijk en in Italië zijn er relatief gezien meer ondernemers.
11
tabel 2.1
Ondernemersquote ten opzichte van de beroepsbevolking in procenten (WAO’ers behoren niet bij de beroepsbevolking); bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij 1972
1974
1976
1978
1980
1982
1984
1986
1988
1990
1992
1994
1996
1998
2000
2002
2003
10
10
10
10
10
10
10
11
11
11
11
12
12
12
12
12
12
Denemarken
8
8
8
8
7
7
7
6
6
6
6
6
6
6
6
7
7
Duitsland
8
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
8
8
9
9
9
9
Finland
7
6
6
6
6
6
7
7
8
8
8
8
8
8
8
8
8
11
11
11
10
10
10
10
10
10
10
10
9
9
8
8
8
8
Groot-Brittannië
8
8
7
7
7
8
9
9
10
11
11
11
11
11
11
11
11
Ierland
8
8
8
8
9
8
9
9
10
11
11
11
11
11
11
11
11
Italië
14
14
14
15
15
16
16
17
17
18
18
18
18
18
19
18
18
Nederland
10
10
9
9
9
8
8
8
8
8
9
10
10
10
11
11
11
EU-15
10
10
10
10
10
10
10
10
11
11
11
11
11
11
11
11
11
Japan
12
13
13
13
13
13
13
13
12
12
11
10
10
10
10
9
9
8
8
8
9
9
10
10
10
11
11
10
11
10
10
10
9
10
België
Frankrijk
Verenigde Staten*
Duitsland heeft tot 1991 betrekking op West-Duitsland. * Voor de Verenigde Staten is dit een gemiddelde op basis van twee databronnen (één op basis van bedrijven, één op basis van personen). Er dient een bandbreedte van ca. 1 procentpunt aangehouden te worden.
12
tabel 2.2
Ondernemersquote ten opzichte van de bevolking 15 t/m 64 jaar; bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij 1972
1974
1976
1978
1980
1982
1984
1986
1988
1990
1992
1994
1996
1998
2000
2002
2003
België
6,5
6,3
6,2
6,2
6,2
6,2
6,4
6,5
6,7
7,0
7,2
7,4
7,7
7,7
7,7
7,6
7,6
Denemarken
6,2
6,2
6,2
6,2
6,0
5,6
5,3
5,2
4,7
5,3
4,8
4,7
5,1
5,1
4,9
5,3
5,2
Duitsland
5,3
5,1
4,8
4,6
4,5
4,5
4,6
4,7
4,8
4,9
5,2
5,4
5,8
6,2
6,3
6,3
6,4
Finland
4,7
4,5
4,5
4,4
4,9
4,8
5,1
5,2
5,8
6,2
5,6
5,7
5,9
6,0
6,1
6,0
6,1
Frankrijk
7,7
7,4
7,2
7,1
6,9
6,8
6,5
6,5
6,6
6,5
6,4
6,1
5,9
5,8
5,8
5,7
5,8
Groot-Brittannië
5,6
5,7
5,4
5,2
5,5
6,0
6,3
6,7
7,6
8,5
8,0
8,4
8,3
8,3
7,9
8,1
8,6
Ierland
4,9
5,2
5,1
5,1
5,4
5,3
5,5
5,3
6,2
6,6
6,9
7,1
7,2
7,5
7,8
7,8
7,8
Italië
8,0
8,1
8,0
8,3
8,6
9,0
9,4
9,6
9,8
10,5
10,7
10,6
11,0
11,0
11,4
11,4
11,5
Nederland
7,0
6,6
6,2
5,8
5,6
5,4
5,3
5,3
5,3
5,7
6,1
6,6
7,2
7,6
8,2
8,2
8,3
EU-15
6,6
6,5
6,3
6,3
6,3
6,4
6,5
6,6
7,0
7,4
7,3
7,4
7,6
7,7
7,8
7,8
7,6
Japan
8,9
9,0
8,9
9,3
9,4
9,3
9,1
9,0
8,9
8,6
8,4
8,0
7,8
7,8
7,6
7,2
7,1
Verenigde Staten*
5,4
5,6
5,6
6,3
6,8
7,2
7,6
7,7
8,1
8,2
8,0
8,2
8,1
8,1
7,8
7,2
7,9
Duitsland heeft tot en met 1990 betrekking op West-Duitsland. * Voor de Verenigde Staten is dit een gemiddelde op basis van twee databronnen (één op basis van bedrijven, één op basis van personen). Er dient een bandbreedte van ca. 1 procentpunt aangehouden te worden.
13
3
Bedrijvendynamiek
3.1
Definities 1
De volgende definities worden gebruikt : oprichtingen: opheffingen: eenheid: werkgelegenheid: aantal ondernemingen: totaal bedrijfsleven:
3.2
starters en nieuwe dochters, waarbij 1 persoon ten minste 1 uur per week werkt algemene opheffingen en faillissementen, waarbij 1 persoon ten minste 1 uur werkte bedrijf werkgelegenheid totaal bedrijfsleven ondernemingen totaal bedrijfsleven gehele bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij (NACE C-K; N-O). gezondheidszorg maakt deel uit van bedrijfsleven; overheid en onderwijs niet.
Oprichtingen In deze paragraaf wordt het aantal oprichtingen in de benchmarklanden vergeleken. De oprichtingsquote wordt daarbij als vergelijkingsmaatstaf gehanteerd, waarbij oprichtingen gerelateerd worden aan zowel het aantal ondernemingen als de werkgelegenheid. Er wordt gekeken naar het totale bedrijfsleven, exclusief landbouw. Het niveau in 2003 Tabel 3.1 geeft een overzicht van het aantal oprichtingen in de periode 1995-2003. In tabel 3.2 wordt een overzicht gegeven van de oprichtingsquote, het aantal oprichtingen van bedrijven uitgedrukt als percentage van het totale aantal bedrijven in de benchmarklanden. De score van Nederland bevindt zich in de middenmoot. Kijkend naar het aantal oprichtingen uitgedrukt als percentage van het aantal reeds bestaande ondernemingen, dan geldt voor zowel 2002 als 2003, dat evenveel benchmarklanden hoger, als lager scoren. De hoogste oprichtingsquote vinden we in het Verenigd Koninkrijk, de laagste in Japan (2002) en België. De ontwikkelingen in de periode 1995-2003 Tabel 3.2 laat zien dat de oprichtingsquote in Nederland in de jaren 1995-1998 terugliep, daarna in 1999 en 2000 opliep, om vervolgens in 2001 en 2002 weer af te nemen. Na 2000 is er in vrijwel alle benchmarklanden sprake van een teruglopende oprichtingsquote. Voorzover er voor dat jaar gegevens beschikbaar zijn, laat 2003 een verdeeld beeld zien: in vier landen neemt de oprichtingsquote toe, in drie landen, waaronder Nederland, neemt deze nog licht af.
1
Zie bijlage II voor een uitgebreidere beschrijving van de dataverzameling en de databewerking.
15
tabel 3.1
Aantal oprichtingen, 1995-2003
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
België
47.504
44.080
42.490
44.445
38.132
38.867
37.620
36.876
35.832
Denemarken
21.799
22.333
24.680
24.528
27.079
28.463
25.114
-
-
368.463
338.394
360.821
343.614
329.825
314.441
301.748
298.693
341.427
22.783
20.330
18.826
17.710
16.529
17.275
16.752
16.661
17.670
Frankrijk
162.055
154.785
150.190
149.824
153.089
159.537
159.160
159.816
193.318
Groot-Brittannië
414.448
419.534
417.999
436.985
439.721
451.172
432.020
431.443
448.484
14.322
17.574
19.392
23.963
26.672
28.189
24.708
24.264
-
Italië
328.632
291.390
262.751
259.396
277.111
297.723
310.260
307.891
287.994
Japan
310.717
300.673
265.846
262.931
262.373
232.816
231.579
-
-
70.443
70.516
72.818
71.463
77.797
88.014
80.269
68.961
68.947
2.082.259
2.394.335
2.586.720
2.258.991
2.265.487
2.253.772
2.141.922
2.163.858
-
Duitsland Finland
Ierland
Nederland Verenigde Staten
tabel 3.2
2003
Aantal oprichtingen als percentage van het aantal ondernemingen 1995-2003
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
België
8,1
7,4
7,1
7,4
6,3
6,5
6,3
6,2
6,0
Denemarken
9,3
9,5
10,4
10,3
11,3
11,7
10,1
9,9
-
Duitsland
13,9
12,1
12,5
11,4
10,6
9,9
9,2
8,9
10,0
Finland
11,0
9,7
9,0
8,4
7,8
8,2
7,9
7,9
8,4
7,3
6,9
6,8
6,7
6,8
6,9
6,8
6,7
7,5
Groot-Brittannië
13,2
13,1
12,7
13,1
13,0
13,3
12,7
12,6
13,2
Ierland
10,1
12,0
13,1
15,5
15,6
15,1
12,6
11,9
-
Italië
8,7
7,7
6,9
6,8
7,3
7,7
7,9
7,7
7,2
Japan
-
5,0
-
-
4,7
-
4,1
4,0
-
Nederland
10,7
10,3
10,2
9,6
10,1
11,1
9,7
8,1
8,0
Verenigde Staten
10,2
11,6
12,2
10,4
10,3
10,1
9,5
9,6
-
Frankrijk
3.3
2003
Opheffingen In deze paragraaf worden de opheffingen in de benchmarklanden vergeleken. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de opheffingsquote, waarbij het aantal opheffingen respectievelijk de daarbij betrokken werkgelegenheid wordt uitgedrukt in het aantal bedrijven en de totale werkgelegenheid. Het niveau in 2003 Allereerst wordt in tabel 3.3 een overzicht gegeven van het absolute aantal opheffingen in de jaren 1995-2003. Vervolgens geeft tabel 3.4 een overzicht van de opheffingsquote in de benchmarklanden voor de beschouwde jaren. Tabel 3.4 laat zien dat Nederland in 2002 en 2003 iets onder het gemiddelde scoort. Bij zes benchmarklanden komt de
16
opheffingsquote in 2002 hoger uit, bij vier landen lager. Voorzover er voor dat jaar gegevens beschikbaar zijn, laat 2003 een overeenkomstig beeld zien. Er is een sterke samenhang tussen het aantal startende ondernemingen en het aantal bedrijven dat zich opheft. Jonge bedrijven lopen een grote kans om op korte termijn opgeheven te worden. Ook is er een negatief verband tussen de opheffingsquote en de omvang van de bedrijven. Kleinere bedrijven hebben een grotere kans opgeheven te worden dan grotere bedrijven. Ook tussen de bedrijfsgrootte van nieuwe bedrijven en de opheffingsquote bestaat een verband: een start met weinig personeel gaat samen met een grotere opheffingskans. De ontwikkeling in de periode 1995-2003 Tabel 3.4 laat zien dat de opheffingsquote in Nederland, die tot aan het jaar 2000 tamelijk stabiel was, de laatste jaren relatief sterk is gestegen. Wel ligt het niveau verhoudingsgewijs nog vrij laag. Opmerkelijk is dat de opheffingquote in Frankrijk en Duitsland de laatste jaren wat gedaald is. Globaal gesproken is er bij de overige landen een stijgende tendens waar te nemen in de ontwikkeling van de opheffingsquote. tabel 3.3 1995
1996
Aantal opheffingen 1995-2003 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
België
37.059
39.962
39.836
39.016
41.602
39.482
38.004
35.800
37.396
Denemarken
20.932
20.915
23.656
23.027
22.415
23.027
25.114
-
-
234.587
231.622
240.420
244.998
250.466
232.703
229.682
233.446
240.981
18.064
18.522
15.782
15.066
15.591
15.990
16.238
15.283
15.589
-
102.509
155.362
129.436
116.786
126.279
101.327
97.256
-
351.653
339.470
362.412
378.179
431.613
444.831
409.696
403.619
432.588
8.937
14.727
11.666
6.871
9.901
10.697
14.817
15.000
-
290.563
235.001
240.176
210.056
206.953
210.097
217.180
232.910
240.427
-
258.982
-
-
428.618
-
253.265
-
-
36.249
36.653
39.335
41.906
44.146
48.470
52.307
56.309
56.297
1.764.669
1.821.032
2.021.982
1.960.005
1.978.832
2.001.806
2.091.791
2.010.986
-
Duitsland Finland Frankrijk Groot-Brittannië Ierland Italië Japan Nederland Verenigde Staten
17
tabel 3.4
Opheffingsquote 1995-2003 in procenten
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
België
6,3
6,7
6,6
6,5
6,9
6,6
6,3
6,0
6,6
Denemarken
8,9
8,9
10,0
9,7
9,4
9,5
10,1
9,9
-
Duitsland
8,8
8,3
8,3
8,1
8,0
7,3
7,0
7,0
7,1
Finland
8,8
8,8
7,5
7,1
7,3
7,6
7,7
7,3
7,4
Frankrijk
-
4,6
7,0
5,8
5,2
5,5
4,3
4,1
-
11,2
10,6
9,8
10,0
11,3
11,6
10,7
10,4
11,2
Ierland
6,3
10,0
7,9
4,4
5,8
5,7
7,6
7,4
-
Italië
7,7
6,2
6,3
5,5
5,4
5,4
5,5
5,9
6,0
Japan
-
4,3
-
-
7,6
-
4,5
4,6
-
Nederland
5,5
5,3
5,5
5,6
5,7
6,1
6,3
6,6
6,6
Verenigde Staten
8,7
8,8
9,5
9,0
9,0
8,9
9,2
8,9
-
Groot-Brittannië
Faillissementen Een deel van de opheffingen bestaat uit faillissementen. Doorgaans maken zij maar een beperkt deel uit van het totale aantal opheffingen. In Nederland lag dat percentage in de laatste jaren rond de 8%. Vergeleken met andere benchmarklanden nam Nederland daarmee een middenpositie in. Relatief veel bedrijven worden opgeheven door faillissement in Frankrijk, België, Duitsland, Finland en de Verenigde Staten, en in 2003 ook in Nederland. tabel 3.5
Aantal faillissementen 1995-2003
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
België
7.785
7.430
7.297
6.819
7.066
6.709
6.972
7.142
7.593
Denemarken
2.194
1.728
1.730
1.618
1.571
1.730
2.273
2.409
2.458
21.833
25.026
26.891
27.223
25.866
27.626
31.613
36.864
38.428
3.862
3.375
2.984
2.554
2.495
2.414
2.284
2.441
2.375
Frankrijk
53.060
53.214
51.670
44.870
40.745
37.050
36.620
37.977
39.545
Groot-Brittannië
24.097
22.830
20.600
20.226
20.610
19.276
19.055
17.068
14.792
-
818
733
823
923
949
1.028
1.132
1.033
9.750
10.750
14.892
13.740
12.718
11.641
10.767
10.980
11.477
-
11.916
-
-
13.679
-
17.052
17.854
15.028
4.665
4.450
4.317
3.946
3.178
3.522
4.269
4.891
6.264
193.280
217.732
264.615
265.036
250.591
223.356
269.114
275.260
250.260
Duitsland Finland
Ierland Italië Japan Nederland Verenigde Staten
18
2003
tabel 3.6
Faillissementen als percentage van het aantal ondernemingen 1995-2003
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
België
1,3
1,2
1,2
1,1
1,2
1,2
1,2
1,2
1,3
Denemarken
0,9
0,7
0,7
0,7
0,7
0,7
0,9
1,0
1,0
Duitsland
0,8
0,9
0,9
0,9
0,8
0,9
1,0
1,1
1,1
Finland
1,9
1,6
1,4
1,2
1,2
1,1
1,1
1,2
1,1
Frankrijk
2,4
2,4
2,3
2,0
1,8
1,6
1,6
1,6
1,5
Groot-Brittannië
0,8
0,7
0,6
0,6
0,6
0,6
0,6
0,5
0,4
Ierland
-
0,6
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
0,6
0,5
Italië
0,3
0,3
0,4
0,4
0,3
0,3
0,3
0,3
0,3
Japan
0,2
0,2
-
-
0,2
-
0,3
0,3
0,2
Nederland
0,8
0,7
0,6
0,6
0,6
0,6
0,6
0,5
0,4
Verenigde Staten
1,0
1,1
1,2
1,2
1,1
1,0
1,2
1,2
-
Bron: x.
tabel 3.7
Aandeel van faillissementen in het aantal opheffingen 1995-2003 in %
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
België
21,0
18,6
18,3
17,5
17,0
17,0
18,3
19,9
20,3
Denemarken
10,5
8,3
7,3
7,0
7,0
7,5
9,1
-
-
9,3
10,8
11,2
11,1
10,3
11,9
13,8
15,8
15,9
21,4
18,2
18,9
17,0
16,0
15,1
14,1
16,0
15,2
Frankrijk
-
51,9
33,3
34,7
34,9
29,3
36,1
39,0
-
Groot-Brittannië
6,9
6,7
5,7
5,3
4,8
4,3
4,7
4,2
3,4
Ierland
-
5,6
6,3
12,0
9,3
8,9
6,9
7,5
-
Italië
3,4
4,6
6,2
6,5
6,1
5,5
5,0
4,7
4,8
Japan
-
4,6
-
-
3,2
-
6,7
-
-
Nederland
12,9
12,1
11,0
9,4
7,2
7,3
8,2
8,7
11,1
Verenigde Staten
11,0
12,0
13,1
13,5
12,7
11,2
12,9
13,7
-
Duitsland Finland
3.4
Saldo toetreding Hier wordt ingegaan op de nettogroei van het aantal ondernemingen waarbij de nettogroei gedefinieerd is als saldo van het aantal oprichtingen en opheffingen. Er wordt daarbij geabstraheerd van fusies en afsplitsingen, die overigens qua aantal beperkt zijn. De ontwikkeling in de periode 1995-2003 Tabel 3.8 geeft een overzicht van de nettogroei van het aantal ondernemingen in de jaren 1995-2003. Uit de cijfers in de tabel blijkt dat Nederland tot en met het jaar 2001 een relatief sterke groei netto-ondernemingsgroei kende. In 2002 zwakt de nettogroei af, om in 2003 op hetzelfde niveau als in 2002 uit te komen. In de periode 1995-2002
19
scoort Nederland hoog: gemiddeld per jaar komt de nettogroei van bedrijven uit op ruim 4%, na Ierland waarvoor het groeipercentage bijna 6,5% bedraagt (zie tabel 3.9). Ook Duitsland scoort relatief hoog met 3%. Het laagste percentages vinden we in België (0,4%) en Denemarken (0,8%). In de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Finland komt de netto-ondernemingsgroei uit op circa 1%. Italië, Frankrijk en Duitsland behaalden een groei van 2 à 3%. tabel 3.8
België Denemarken Duitsland Finland
1995
1996
1997
1998
2000
2001
2002
2003
10.445
4.118
2.654
5.429
-3.470
-615
-384
1.076
-1.564
867
1.418
1.024
1.501
4.665
5.435
-
-
-
133.876
106.772
120.401
98.616
79.359
81.738
72.067
65.247
100.446
4.719
1.808
3.044
2.644
938
1.285
514
1.378
2.081
-
52.276
-5.172
20.388
36.303
33.258
57.833
62.560
-
62.795
80.064
55.587
58.806
8.108
6.341
22.324
27.824
15.896
5.385
2.847
7.726
17.092
16.771
17.492
9.891
-
-
38.069
56.389
22.575
49.340
70.158
87.626
93.080
74.981
47.567
-
41.692
-
-
-166.244
-
-21.686
-
-
34.194
33.863
33.483
29.557
33.651
39.544
27.962
12.652
12.650
317.590
573.303
564.737
298.986
286.655
251.966
50.131
152.872
-
Frankrijk Groot-Brittannië Ierland Italië Japan Nederland Verenigde Staten
Nettogroei van het aantal ondernemingen 1995-2003
tabel 3.9
1999
Toename aantal bedrijven als percentage van het totaal aantal bedrijven 1995-2003
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
België
1,8
0,7
0,4
0,9
-0,6
-0,1
-0,1
0,2
-0,3
Denemarken
0,4
0,6
0,4
0,6
2,0
2,2
0,0
0,0
-
Duitsland
5,0
3,8
4,2
3,3
2,6
2,6
2,2
2,0
2,9
Finland
2,3
0,9
1,5
1,3
0,4
0,6
0,2
0,7
1,0
Frankrijk
7,3
2,3
-0,2
0,9
1,6
1,4
2,5
2,6
-
Groot-Brittannië
2,0
2,5
1,7
1,8
0,2
0,2
0,7
1,6
0,5
Ierland
3,8
1,9
5,2
11,0
9,8
9,3
5,1
4,6
-
Italië
1,0
1,5
0,6
1,3
1,8
2,3
2,4
1,9
1,2
Japan
-
0,7
-
-
-0,4
-0,6
Nederland
5,2
4,9
4,7
4,0
4,4
5,0
3,4
1,5
1,5
Verenigde Staten
1,6
2,8
2,7
1,4
1,3
1,1
0,2
0,3
-
3.5
-3,0
-
-
Turbulentie Oprichtingen en opheffingen zorgen voor bewegingen in het ondernemingenbestand. Als maatstaf voor deze bewegingen wordt de som van oprichtingen en opheffingen - de turbulentie - genomen. Een hoge turbulentie duidt op veel beweging binnen het ondernemingsbestand, bij een lage turbulentie blijft het ondernemingsbestand relatief
20
stabiel. Een hoge turbulentie in landen duidt erop dat het ondernemingenbestand zich snel aanpast aan de gewijzigde markomstandigheden, waardoor deze landen veelal het best uitgerust zijn om de concurrentie op de wereldmarkt aan te gaan. Niet efficiënte bedrijven verdwijnen en de overige bedrijven worden aangezet tot het doorvoeren van innovaties om te kunnen overleven. De turbulentie in de benchmarklanden in de periode 1995-2003 wordt in beeld gebracht in tabel 3.10. tabel 3.10
Turbulentie als percentage van het aantal ondernemingen
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
België
14,2
14,1
13,9
14,1
13,6
13,5
13,1
12,7
12,9
Denemarken
18,3
18,4
20,4
20,0
20,7
21,1
20,2
19,8
-
Duitsland
22,7
20,5
20,8
19,5
18,6
17,1
16,2
15,9
17,1
Finland
19,8
18,6
16,5
15,5
15,1
15,7
15,6
15,2
15,8
-
11,5
13,8
12,6
11,9
12,4
11,1
10,7
-
Groot-Brittannië
24,4
23,7
23,8
24,5
25,8
26,5
24,8
23,6
25,9
Ierland
16,3
22,0
20,9
19,9
21,4
20,8
20,2
19,4
-
Italië
16,5
14,0
13,2
12,4
12,7
13,2
13,5
13,6
13,1
Japan
-
9,4
-
-
12,3
-
8,6
8,6
Nederland
16,2
15,6
15,7
15,2
15,9
17,2
16,0
14,7
14,6
Verenigde Staten
18,9
20,4
21,7
19,4
19,2
19,0
18,7
18,9
-
Frankrijk
-
Op het punt van turbulentie scoort Nederland onder de middelmaat. Hoog is de turbulentie in het Verenigd Koninkrijk, Ierland, de Verenigde Staten en Denemarken, landen die ook een relatief hoge oprichtingsquote hebben.
3.6
De werkgelegenheid bij oprichting Tabel 3.11 geeft een overzicht van de gemiddelde startgrootte in werkzame personen 1 van nieuw opgerichte bedrijven in de jaren 1995-2002 . We zien dat in Japan de gemiddelde startgrootte het hoogst is, hoewel het belang van nieuwe bedrijven voor de totale werkgelegenheid in dit land bescheiden is. Relatief hoog ligt ook de startomvang van nieuwe bedrijven in de Verenigde Staten en in Duitsland. Relatief gering is de startgrootte in Italië en Finland. In Nederland varieert de startgrootte in de beschouwde periode van 1,8 tot 2,1. De cijfers voor Nederland laten een lichte schaalvergroting van starters zien die in 1998 inzette. Ook het Verenigd Koninkrijk en, in mindere mate, Denemarken laten een schaalvergroting van starters zien. In de jaren tot en met 1998 laten Finland en de Verenigde Staten een wisselend verloop van de startomvang zien. In latere jaren stabiliseert in beide landen de startomvang van nieuwe bedrijven.
1
Over 2003 zijn voor slechts twee landen gegevens beschikbaar: Frankrijk (1,8) en Nederland (2,2).
21
tabel 3.11 Gemiddelde startgrootte in werkzame personen 1995
1996
1997
1998
België
-
-
-
-
2,1
2,0
1,9
1,9
Denemarken
1,7
1,7
1,8
1,8
1,7
1,8
1,9
0,0
Duitsland
2,8
2,7
2,7
2,7
2,7
2,7
2,7
0,0
Finland
1,8
1,8
1,2
1,3
1,5
1,5
1,5
0,0
Frankrijk
1,8
1,7
1,7
1,7
1,7
1,7
1,7
1,7
Groot-Brittannië
-
-
1,6
1,8
2,2
2,3
2,4
-
Ierland
-
-
-
-
-
-
-
-
Italië
-
-
-
1,4
1,4
1,4
-
-
Japan
-
3,2
-
-
3,6
-
3,5
-
Nederland
1,8
1,9
1,8
2,0
2,1
1,9
2,1
2,0
Verenigde Staten
3,3
2,9
2,5
3,0
3,0
3,0
-
-
22
1999
2000
2001
2002
4
Snelgroeiende bedrijven
4.1
Snelle groeiers geselecteerd op basis van omzet Aandeel van snelle groeiers in de bedrijvenpopulatie Van de middelgrote bedrijven in Nederland kan in de periode 1999/2002 14,2% als snelle groeier, in termen van omzet, aangemerkt worden. In internationaal perspectief gezien is dat laag: alleen in Japan ligt het percentage snelle groeiers in de beschouwde periode lager dan in Nederland. Relatief veel snelle groeiers zijn er in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Italië. De overlap met de vorige meting (1998/2001) is groot, de meetperiode is slechts 1 jaar opgeschoven. Duidelijk is te zien dat door een verslechterde conjunctuur in 2002 het percentage snelle groeiers in alle benchmarklanden, met uitzondering van Duitsland, is teruggelopen. Bijzonder sterk is het percentage snelle groeiers gedaald in Japan. Nagegaan is of daaraan statistische onvolkomenheden ten grondslag liggen. Dat is niet het geval. De bedrijven waarop de meting is gebaseerd in de periode 1999/2000 zijn voor meer dan 90% dezelfde als die waarop de meting 1999/2001 gebaseerd is. Het relatief lage percentage snelle groeiers in Japan heeft vanzelfsprekend een grote invloed op het gemiddelde percentage snelle groeiers in de beschouwde landen. tabel 4.1
Percentage snelle groeiers, in populatie bedrijven 50-1.000 werknemers 1995/1998
1998/2001
1999/2002
België
19
18,7
14,6
Denemarken
17
18,6
16,4
Duitsland
16
14,4
16,1
Finland
21,4
18,6
Frankrijk
21,2
17,2
32,4
20,8
Ierland
29,1
21,4
Italië
23,4
21,0
7
14,8
2,6
Nederland
23
18,1
14,2
Verenigde Staten
40
37,8
30,6
20,4
13,8
Groot-Brittannië
Japan
30
Totaal
Snelle groeiers geselecteerd op basis van omzet (minimaal 60% groei in 3 jaar). De cijfers hebben betrekking op het gehele bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij, financiële dienstverlening en overige dienstverlening (NACE C-K excl. J).
Omzetgroei Tabel 4.2 geeft informatie over de gemiddelde omzet in 1999 en 2002 van de bedrijven in de benchmarklanden die in de meting 1999/2002 betrokken zijn, onderverdeeld naar snelgroeiende bedrijven en niet-snelgroeiende bedrijven. De gemiddelde omzetgroei van snelgroeiende bedrijven in Nederland komt in de meetperiode uit op 23%, een relatief laag percentage vergeleken met de gemiddelde omzetgroei van snelle groeiers in de overige benchmarklanden. Opnieuw scoort alleen Japan lager dan Nederland. Snelle
23
groeiers in de Verenigde Staten, Duitsland en Frankrijk boeken in de meetperiode met respectievelijk 37, 30 en 29% gemiddeld per jaar de hoogste omzetgroei. Uit de tabel kan afgeleid worden dat in alle landen, met uitzondering van Japan, snelle groeiers in sterke mate bijdragen aan de totale omzetgroei. In alle landen, exclusief Japan, ligt immers de gemiddelde omzetgroei van de niet-snelle groeiers aanmerkelijk onder de totale gemiddelde omzetgroei. In Japan wordt de gemiddelde omzetgroei per jaar van alle bedrijven bepaald door niet-snelgroeiende bedrijven omdat, zoals we gezien hebben, het percentage snelgroeiende bedrijven in dit land in de meetperiode zeer laag is. Als gekeken wordt naar de gemiddelde omzetgroei van het totaal van de bedrijven in de benchmarklanden zien we dat Nederland samen met de Verenigde Staten en Ierland ook laag scoort, alleen in Japan is de gemiddelde omzetontwikkeling lager. Werkgelegenheidsgroei De werkgelegenheidsgroei van snelle groeiers in de benchmarklanden wordt in beeld gebracht in tabel 4.3. De tabel laat zien dat de gemiddelde werkgelegenheidsgroei bij snelle groeiers een stuk lager ligt dan de gemiddelde omzetgroei. Een sterke omzetgroei gaat veelal gepaard met een toename van uitbesteed werk, wat een drukkende invloed heeft op de werkgelegenheidsgroei in de snelgroeiende bedrijven.
24
tabel 4.2
Gemiddelde omzethoogte (in 1.000 euro) van snelle groeiers en niet-snelle groeiers per land, in populatie bedrijven 50-1.000 werknemers Totaal
Niet-snelle groeiers
Niveau
Mutatie
1999
2002
Totaal
47.415
België
Niveau
'99-'02
per jaar
55.662
17%
47.159
56.415
Denemarken
41.260
Duitsland
Snelle groeiers Mutatie
1999
2002
5%
51.026
20%
6%
50.106
21%
45.831
55.049
Finland
37.838
Frankrijk
Niveau
'99-'02
per jaar
53.267
4%
49.047
53.557
7%
42.643
20%
6%
46.207
22%
39.535
48.023
Groot-Brittannië
42.914
Ierland
Mutatie
1999
2002
'99-'02
per jaar
1%
31.473
66.231
110%
28%
9%
3%
36.164
73.059
102%
26%
45.306
6%
2%
34.680
72.946
110%
28%
48.317
49.951
3%
1%
34.886
77.491
122%
30%
7%
41.564
46.262
11%
4%
22.340
45.978
106%
27%
21%
7%
42.506
46.884
10%
3%
25.143
53.541
113%
29%
50.853
18%
6%
47.080
48.826
4%
1%
27.813
58.203
109%
28%
48.078
56.107
17%
5%
54.818
57.016
4%
1%
25.509
53.062
108%
28%
Italië
35.245
45.036
28%
9%
38.893
44.505
14%
5%
22.878
46.838
105%
27%
Japan
55.218
54.351
-2%
-1%
55.594
53.872
-3%
-1%
41.319
72.078
74%
20%
Nederland
81.275
95.146
17%
5%
83.165
87.269
5%
2%
72.148
133.193
85%
23%
Verenigde Staten
50.471
58.777
16%
5%
61.194
55.563
-9%
-3%
25.738
66.191
157%
37%
Snelle groeiers geselecteerd op basis van omzet (minimaal 60% groei in 3 jaar). De cijfers hebben betrekking op het gehele bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij, financiële dienstverlening en overige dienstverlening (NACE C-K excl. J).
25
tabel 4.3
Gemiddelde aantal werkzame personen van snelle groeiers en niet-snelle groeiers per land, in populatie bedrijven 50-1.000 werknemers Totaal
Niet-snelle groeiers
Niveau
Mutatie
1999
2002
Totaal
154
159
België
143
Denemarken
'99-'02
Niveau
Snelle groeiers Mutatie
per jaar
1999
2002
3%
1%
163
161
154
8%
3%
150
148
153
3%
1%
Duitsland
144
152
6%
Finland
160
174
Frankrijk
145
Groot-Brittannië
'99-'02
Niveau
Mutatie
per jaar
1999
2002
-1%
0%
108
152
41%
12%
155
3%
1%
101
147
46%
13%
158
155
-2%
-1%
98
147
50%
14%
2%
154
157
2%
1%
96
128
33%
10%
9%
3%
172
176
2%
1%
107
164
53%
15%
163
12%
4%
153
163
7%
2%
104
165
59%
17%
162
168
4%
1%
175
169
-3%
-1%
111
166
50%
14%
Ierland
150
150
0%
0%
157
157
0%
0%
125
126
1%
0%
Italië
114
141
24%
7%
124
145
17%
5%
79
129
63%
18%
Japan
161
152
-6%
-2%
162
152
-6%
-2%
134
161
20%
6%
Nederland
162
168
4%
1%
173
172
-1%
0%
110
146
33%
10%
Verenigde Staten
205
180
-12%
-4%
231
179
-23%
-8%
135
185
37%
11%
Snelle groeiers geselecteerd op basis van omzet (minimaal 60% groei in 3 jaar). Werkzame personen: alle mensen die een baan hebben bij betreffend bedrijf, ook al is het maar voor één of enkele uren per week. De cijfers hebben betrekking op het gehele bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij, financiële dienstverlening en overige dienstverlening (NACE C-K excl. J).
26
'99-'02
per jaar
4.2
Snelle groeiers geselecteerd op basis van werkgelegenheid Aandeel van snelle groeiers in de bedrijvenpopulatie Tabel 4.4 geeft een overzicht van het aandeel van snelle groeiers in de populatie van middelgrote bedrijven in de benchmarklanden. In Nederland maken de snelgroeiende bedrijven (werkgelegenheidsgroei van ten minste 60% in drie jaar) in de meetperiode 1999/2002 bijna 8% uit van de populatie van bedrijven met 50 tot 1.000 werknemers. Hun aandeel is relatief laag vergeleken met de andere benchmarklanden. Alleen Japan kent een lager percentage snelle groeiers. Italië en de Verenigde Staten hebben het hoogste percentage snelgroeiende bedrijven. In de overige landen ligt het percentage snelle groeiers rond de 12%. In vrijwel alle landen is het percentage snelle groeiers, als gevolg van de in 2002 neergaande conjunctuur, teruggelopen ten opzichte van de vorige meting. Alleen in Italië is het percentage snelle groeiers toegenomen. In Japan en Duitsland is er sprake van een stabilisatie ven het percentage snelle groeiers, zij het wat Japan betreft wel op een laag niveau. tabel 4.4
Percentage snelle groeiers, in populatie bedrijven 50-1.000 werknemers 1995/1998
1998/2001
1999/2002
België
13
15.0
11.2
Denemarken
13
13.8
12.1
Duitsland
12
10.6
10.5
Finland
13.2
11.4
Frankrijk
14.2
12.1
15.0
13.3
Ierland
11.7
-
Italië
28.8
31.5
5
1.4
1.5
Nederland
10
9.1
7.8
Verenigde Staten
26
21.0
18.5
11.2
10.7
Groot-Brittannië
Japan
Totaal
22
Snelle groeiers geselecteerd op basis van werkgelegenheid (minimaal 60% groei in 3 jaar). De cijfers hebben betrekking op het gehele bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij, financiële dienstverlening en overige dienstverlening (NACE C-K excl. J).
Omzetgroei Met een gemiddelde jaarlijkse omzetgroei van 11% heeft Nederland een positie in de achterhoede van de benchmarklanden (zie tabel 4.5). Alleen in Japan boeken de snelle groeiers een lagere gemiddelde omzetgroei. De snelle groeiers in de Verenigde Staten boeken in de laatste meting de hoogste jaarlijkse groei van de omzet. De gemiddelde omzetgroei komt in een aantal landen lager uit dan de gemiddelde werkgelegenheidstoename in de meetperiode. Dat komt doordat bij veel snelle groeiers in termen van werkgelegenheid de capaciteitsuitbreiding vooruitloopt op de omzetgroei wat - tijdelijk - leidt tot een gemiddeld negatieve arbeidsproductiviteitsontwikkeling bij deze bedrijven. Tabel 4.5 laat verder zien dat in alle benchmarklanden de gemiddelde omzetgroei van snelle groeiers hoger ligt dan de gemiddelde omzetgroei van niet-snelle
27
groeiers, wat een positief effect heeft op de gemiddelde groei van de totale omzet in de benchmarklanden. Bij de niet-snelle groeiers scoort Nederland een gemiddelde omzetgroei net boven het gemiddelde. Met uitzondering van Japan, gemiddeld -1%, en de Verenigde Staten, gemiddeld 2%, behalen niet-snelle groeiers in de benchmarklanden een gemiddelde omzetstijging van 4 à 6%. Werkgelegenheidsgroei De werkgelegenheidsgroei van ‘snelle groeiers in termen van werkgelegenheid’ in de benchmarklanden wordt in beeld gebracht in tabel 4.6. De tabel laat zien dat Nederland met een gemiddelde werkgelegenheidstoename van 22% per jaar bij snelle groeiers matig scoort. Alleen in Japan komt het gemiddelde groeipercentage van de werkgelegenheid lager uit. Niet-snelle groeiers in de benchmarklanden kennen een povere gemiddelde werkgelegenheidsontwikkeling. In de Verenigde Staten neemt de werkgelegenheid bij de nietsnelle groeiers zelfs sterk af. De werkgelegenheid bij niet-snelle groeiers neemt ook af in het Verenigd Koninkrijk en in Japan. Bij de niet-snelle groeiers in Nederland is er geen werkgelegenheidstoename in de meetperiode. Nederlandse niet-snelle groeiers nemen daarmee binnen de benchmarklanden een middenpositie in. Tabel 4.6 laat zien dat snelle groeiers een belangrijke bijdrage leveren aan de totale werkgelegenheidsgroei in de benchmarklanden.
28
tabel 4.5
Gemiddelde omzethoogte (in 1.000 euro) van snelle groeiers en niet-snelle groeiers per land, in populatie bedrijven 50-1.000 werknemers Totaal
Niet-snelle groeiers
Niveau 1999
Mutatie 2002
'99-'02
Niveau per jaar
1999
Snelle groeiers Mutatie
2002
'99-'02
Niveau per jaar
Mutatie
1999
2002
'99-'02
per jaar
Totaal
47.397
55.522
17%
5%
49.331
55.711
13%
4%
32.673
54.083
66%
18%
België
47.059
56.288
20%
6%
49.110
56.817
16%
5%
28.923
51.612
78%
21%
Denemarken
40.558
49.223
21%
7%
41.517
47.289
14%
4%
32.339
65.802
103%
27%
Duitsland
44.927
53.696
20%
6%
47.069
54.862
17%
5%
27.180
44.030
62%
17%
Finland
38.759
47.221
22%
7%
40.760
47.902
18%
6%
23.071
41.887
82%
22%
Frankrijk
40.174
48.643
21%
7%
41.633
48.443
16%
5%
28.952
50.188
73%
20%
Groot-Brittannië
42.656
50.595
19%
6%
44.503
50.460
13%
4%
29.244
51.578
76%
21%
-
-
-
48.725
56.214
15%
5%
-
-
-
-
Italië
35.447
45.211
28%
8%
38.434
46.147
20%
6%
29.478
43.340
47%
14%
Japan
54.805
53.958
-2%
-1%
55.059
54.067
-2%
-1%
35.069
45.508
30%
9%
Nederland
81.435
96.137
18%
6%
79.800
92.601
16%
5%
100.994
138.428
37%
11%
Verenigde Staten
49.154
56.565
15%
5%
53.196
56.779
7%
2%
26.624
55.374
108%
28%
Ierland
-
Snelle groeiers geselecteerd op basis van werkgelegenheid (minimaal 60% groei in 3 jaar). De cijfers hebben betrekking op het gehele bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij, financiële dienstverlening en overige dienstverlening (NACE C-K excl. J).
29
tabel 4.6
Gemiddelde aantal werkzame personen van snelle groeiers en niet-snelle groeiers per land, in populatie bedrijven 50-1.000 werknemers Totaal
Niet-snelle groeiers
Niveau
Mutatie
1999
2002
'99-'02
Totaal
151
158
5%
België
141
153
Denemarken
141
Duitsland
Niveau per jaar
Snelle groeiers Mutatie
1999
2002
'99-'02
2%
162
159
-2%
9%
3%
151
156
149
6%
2%
153
145
153
6%
2%
Finland
160
173
8%
Frankrijk
145
163
Groot-Brittannië
158
Ierland
Niveau per jaar
Mutatie
1999
2002
'99-'02
-1%
72
149
107%
27%
3%
1%
65
131
102%
26%
151
-1%
0%
66
137
108%
28%
155
154
-1%
0%
65
141
117%
29%
3%
170
175
3%
1%
81
163
101%
26%
12%
4%
153
161
5%
2%
84
173
106%
27%
165
4%
1%
170
165
-3%
-1%
82
167
104%
27%
150
150
0%
0%
150
150
0%
0%
0
0
0%
0%
Italië
114
141
24%
7%
143
152
6%
2%
58
121
109%
28%
Japan
160
151
-6%
-2%
161
151
-6%
-2%
95
159
67%
19%
Nederland
156
162
4%
1%
161
162
1%
0%
91
167
84%
22%
Verenigde Staten
200
177
-12%
-4%
223
174
-22%
-8%
87
190
118%
30%
Snelle groeiers geselecteerd op basis van werkgelegenheid (minimaal 60% groei in 3 jaar). Werkzame personen: alle mensen die een baan hebben bij betreffend bedrijf, ook al is het maar voor één of enkele uren per week. De cijfers hebben betrekking op het gehele bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij, financiële dienstverlening en overige dienstverlening (NACE C-K excl. J).
30
per jaar
4.3
Snelle groeiers geselecteerd op basis van werkgelegenheid én omzet Aandeel van snelle groeiers in de bedrijvenpopulatie Een snelle groei in omzet hoeft niet gepaard te gaan met een snelle groei in werkgelegenheid en omgekeerd. Het aandeel van bedrijven die in de meetperiode zowel gemiddeld een werkgelegenheidsstijging als een omzetstijging van ten minste 60% realiseerden kwam in Nederland uit op ruim 4%: op Japan na het laagste percentage binnen de groep benchmarklanden. Binnen de benchmarklanden is dit type snelgroeiende bedrijven het best vertegenwoordigd In de Verenigde Staten en Italië. Met uitzondering van Duitsland is het percentage snelle groeiers ten opzichte van de vorige periode in alle landen teruggelopen tabel 4.7
Percentage snelle groeiers, in populatie bedrijven 50-1.000 werknemers 1998/2001
1999/2002
België
8,2
6,4
Denemarken
8,0
7,1
Duitsland
5,0
5,3
Finland
9,2
7,7
Frankrijk
10,2
8,3
Groot-Brittannië
11,4
8,7
Ierland
8,3
-
Italië
12,8
12,4
Japan
0,7
0,3
Nederland
5,2
4,3
15,3
13,2
6,7
5,7
Verenigde Staten Totaal
Snelle groeiers geselecteerd op basis van werkgelegenheid én omzet (beide minimaal 60% groei in 3 jaar). De cijfers hebben betrekking op het gehele bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij, financiële dienstverlening en overige dienstverlening (NACE C-K excl. J).
Omzetgroei In Nederland behalen snelle groeiers in termen van omzet en werkgelegenheid in de meetperiode een gemiddelde omzetgroei van 25% (zie tabel 4.8). Binnen de benchmarklanden is dat een lage score. Ook nu weer scoort alleen Japan lager. Gemiddeld bedraagt de omzetstijging van dit type snelle groeiers 31%. In de Verenigde Staten behalen dit type snelle groeiers zelfs een gemiddelde omzetstijging van 42%. Bij niet-snelle groeiers komt de gemiddelde omzetstijging over de benchmarklanden uit op 4%. Niet-snelle groeiers in Nederland behalen met een gemiddelde omzetstijging van 5%, een relatief gunstig resultaat in deze meetperiode. Werkgelegenheidsgroei De werkgelegenheidsgroei van snelle groeiers in termen van omzet en werkgelegenheid in de benchmarklanden wordt in beeld gebracht in tabel 4.9. Snelle groeiers in Nederland bezetten met een gemiddelde stijging van de werkgelegenheid van 24% een pove-
31
re plaats. Alleen Japan scoort lager. De werkgelegenheidsgroei is het grootst in Italië, gevolgd door de Verenigde Staten en Duitsland. Niet-snelle groeiers realiseren over alle benchmarklanden samen genomen geen groei. Nederland komt met een gemiddelde stijging van 1% iets boven dit gemiddelde uit en neemt binnen de benchmarklanden hier een middenpositie in.
32
tabel 4.8
Gemiddelde omzethoogte (in 1.000 euro) van snelle groeiers en niet-snelle groeiers per land, in populatie bedrijven 50-1.000 werknemers Totaal
Niet-snelle groeiers
Niveau
Mutatie
1999
2002
Totaal
47.397
België
Niveau
'99-'02
per jaar
55.522
17%
47.059
56.288
Denemarken
40.558
Duitsland
Snelle groeiers Mutatie
1999
2002
5%
48.973
20%
6%
49.223
21%
44.927
53.696
Finland
38.759
Frankrijk Groot-Brittannië
Niveau
'99-'02
per jaar
55.357
13%
48.510
56.226
7%
41.288
20%
6%
47.221
22%
40.174
48.643
42.656
50.595
-
-
Italië
35.447
45.211
Japan
54.805
Nederland Verenigde Staten
Ierland
Mutatie
1999
2002
'99-'02
4%
25.506
57.811
127%
31%
16%
5%
25.792
57.208
122%
30%
47.149
14%
5%
31.610
74.656
136%
33%
46.515
54.302
17%
5%
19.044
43.815
130%
32%
7%
40.106
47.253
18%
6%
22.523
46.831
108%
28%
21%
7%
41.814
48.802
17%
5%
20.756
46.763
125%
31%
19%
6%
44.303
50.329
14%
4%
24.055
53.606
123%
31%
-
48.725
56.214
15%
5%
-
-
-
-
28%
8%
37.808
45.373
20%
6%
20.519
44.184
115%
29%
53.958
-2%
-1%
54.849
53.912
-2%
-1%
39.898
69.870
75%
21%
81.435
96.137
18%
6%
81.602
93.986
15%
5%
77.075
152.270
98%
25%
49.154
56.565
15%
5%
52.742
55.988
6%
2%
21.180
61.060
188%
42%
-
per jaar
Snelle groeiers geselecteerd op basis van werkgelegenheid én omzet (beide minimaal 60% groei in 3 jaar). In het vorige internationale benchmarkonderzoek is deze selectie niet uitgevoerd. De cijfers hebben betrekking op het gehele bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij, financiële dienstverlening en overige dienstverlening (NACE C-K excl. J).
33
tabel 4.9
Gemiddelde aantal werkzame personen van snelle groeiers en niet-snelle groeiers per land, in populatie bedrijven 50-1.000 werknemers Totaal
Niet-snelle groeiers
Niveau
Mutatie
Niveau
Snelle groeiers Mutatie
1999
2002
'99-'02
per jaar
1999
2002
'99-'02
Totaal
154
159
3%
1%
159
159
0%
België
143
154
8%
3%
148
154
Denemarken
148
153
3%
1%
154
Duitsland
144
152
6%
2%
Finland
160
174
9%
Frankrijk
145
163
Groot-Brittannië
162
168
-
-
Italië
114
141
Japan
161
Nederland Verenigde Staten
Ierland
Niveau per jaar
Mutatie
1999
2002
'99-'02
per jaar
0%
78
166
113%
29%
4%
1%
76
153
101%
26%
154
0%
0%
74
151
104%
27%
149
152
2%
1%
62
136
119%
30%
3%
166
173
4%
1%
90
188
109%
28%
12%
4%
150
161
7%
2%
86
183
113%
29%
4%
1%
168
167
-1%
0%
90
188
109%
28%
-
-
150
150
0%
0%
-
-
-
-
24%
7%
124
144
16%
5%
54
122
126%
31%
152
-6%
-2%
161
152
-6%
-2%
118
198
68%
19%
162
168
4%
1%
164
167
2%
1%
99
188
90%
24%
205
180
-12%
-4%
219
177
-19%
-7%
94
207
120%
30%
Snelle groeiers geselecteerd op basis van werkgelegenheid én omzet (beide minimaal 60% groei in 3 jaar). In het vorige internationale benchmarkonderzoek is deze selectie niet uitgevoerd. De cijfers hebben betrekking op het gehele bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij, financiële dienstverlening en overige dienstverlening (NACE C-K excl. J).
34
Bijlage I Partners en dataleveranciers in het project De data zijn afkomstig van de volgende bureaus (1) ten behoeve van Bedrijvendynamiek Nederland: België: Denemarken: Duitsland: Finland: Frankrijk: Ierland: Italië: Verenigd Koninkrijk: Verenigde Staten: Japan:
EIM o.b.v. VVK KMO o.b.v. NIS Oxford o.b.v. Danmarks Statistik (DS) IfM o.b.v. Statistisches Bundesamt en Bundesanstalt für Arbeit Turku School o.b.v. Tilastokeskus/Statistikcentralen en Eurostat Aprodi o.b.v. INSEE ESRI o.b.v. Revenue Commissioners on Value Added Universita Bocconi o.b.v. CERVED-Movimprese en Eurostat CEIC o.b.v. Office of National Statistics (ONS) Bureau of Census, SBA en BLS Consulnet o.b.v. Statistics Bureau Japan (SBJ)
(2) ten behoeve van Snelgroeiende bedrijven Europa en Japan Bureau Van Dijk (database Amadeus en Jade) Verenigde Staten Standard & Poor’s (database Compustat)
35
Bijlage II Dataverzameling en databewerkingen Internationale vergelijking van ondernemerschap Bronnen en methode va n uniformering De centrale bron voor de ondernemersquote is de Labour Force Statistics (LFS) van de OESO. In deze statistiek is 2002 het meest recente jaar. De OESO hanteert in deze statistiek geen uniforme definitie van een ondernemer, maar gaat uit van de definitie die het betreffende land hanteert, met als gevolg dat de cijfers tussen landen onderling niet vergelijkbaar zijn. Daarnaast bevat de statistiek veel reeksbreuken. Als definitie van ondernemerschap geldt voor dit onderzoek: alle eigenaren van bedrijven die tevens het management voeren. Onder deze definitie vallen derhalve zowel zelfstandigen van niet-rechtspersonen, als directeuren/grootaandeelhouders (dga’s) van rechtspersonen. Ondernemers in de landbouw en visserij zijn buiten de analyse gebleven. De totale beroepsbevolking betreft alle personen van 15 t/m 64 jaar die werken of te kennen geven te willen werken. Ze bestaat uit werknemers, zelfstandig ondernemers (inclusief dga's), meewerkende gezinsleden, personen werkzaam in het leger en werklozen. EIM heeft voor eerder onderzoek al nagegaan welke definitie van ondernemer voor de diverse landen in de diverse statistieken gebruikt is. Er zijn toen voor een recent jaar ophoog-, c.q. afsplitsfactoren per land vastgesteld (veelal 1992) om tot een uniforme definitie te komen. In sommige landen (w.o. Nederland en de VS) zijn bijschattingen verricht voor de dga’s, terwijl voor enkele andere landen schattingen zijn gemaakt van de zogenaamde meewerkende gezinsleden die op de aantallen ondernemers in de statistiek in mindering zijn gebracht. De ophoog- en afsplitsfactoren zijn bij gebrek aan informatie per jaar voor een aantal landen in de tijd constant gehouden. Tevens zijn correcties aangebracht voor de reeksbreuken in het materiaal van de OESO door in het jaar van de reeksbreuk als groeicijfer de gemiddelde ontwikkeling van het voorafgaande jaar en het navolgende jaar te nemen. De uitgevoerde werkzaamheden zijn schematisch weergegeven in figuur II.1. Omdat deze studie is toegespitst op de primaire indicatoren, is in tegenstelling tot de vorige studies, nu niet gekeken naar kenmerken van ondernemerschap, zoals geslacht, sector, leeftijd, deeltijd en de belangstelling van werklozen voor ondernemerschap. figuur II.1
Schematische weergave vaststelling ondernemersquote
1 . d a t a v e r g a r in g d a t a m . b . t . z e l fs t a n d i g e n , d g a ’ s , m e e w e r k e n d e g e zi n s l e d e n , b e d r i j v e n , e t c .
2 . v a st ste lle n d e f in itie p e r la n d la n d A
la n d B
la n d C
e tc .
3 . u n if o r m e r e n d e f in it ie p e r la n d la n d A
la n d B
la n d C
e tc .
4 . r e la te r e n a a n b e r o e p sb e v o lk in g Bron: EIM.
37
Internationale vergelijking van bedrijvendynamiek Bronnen en methode va n uniformering Voor toe- en uittreding worden meerdere definities en soorten bronnen gebruikt. In sommige landen betreffen de toetreders elke inschrijving in het bronnenregister, terwijl in andere landen alleen starters bedoeld worden. Bij uittredingen gaat het soms om elke uitschrijving in een register, terwijl bij andere alleen faillissementen zichtbaar zijn. In 1 een aantal landen zijn de kleinere bedrijven niet inbegrepen. Sommige landen beschouwen de onderneming als eenheid, andere weer de vestiging. Als bronnen worden doorgaans het Handelsregister en/of het BTW-register gehanteerd. Een drietal landen - Frankrijk, de VS en Japan - hanteert een statistiekregister. In dit onderzoek wordt onder een toetreder een starter dan wel een nieuw dochterbedrijf ver2 staan. Uittreders kunnen zowel algemene opheffingen als faillissementen omvatten. De eenheid is de juridische onderneming. Voorzover landen een andere afbakening van toe- en uittredingen hanteren, heeft EIM deze volgens een vaste procedure geüniformeerd. Hiervoor is primair naar Nederlandse verhoudingscijfers gekeken. De gegevens over bedrijvendynamiek zijn gerelateerd aan zowel het aantal ondernemingen als de werkgelegenheid. De benodigde gegevens werden primair aangeleverd door partners van EIM in de betreffende landen (zie bijlage I). Aanvullend is ook gebruik gemaakt van de Eurostatgegevens ‘Business demography in Europe’ die voor zes benchmarklanden gegevens bevat over de periode 1997-2002, of delen daarvan. De uitgevoerde werkzaamheden zijn schematisch in figuur II.2 weergegeven. In tegenstelling tot de voorgaande onderzoeken wordt nu alleen gekeken naar het totale bedrijfsleven, exclusief landbouw en visserij. Verbijzonderingen naar stuwende bedrijven en groeisectoren (als benadering voor technostarters) zijn derhalve buiten beschouwing gebleven. figuur II.2
Schematische weergave vaststelling bedrijvendynamiek
1 . d a ta v e r g a r in g d a t a o p r i c h t i n g e n , o p h e ffi n g e n , fa i l l i s s e m e n t e n , sta r tg r o o tte , a a n ta l b e d r ijve n , w e r k g e le g e n h e id
2 . v a stst e lle n d e f in itie s p e r la n d la n d A
la n d B
la n d C
e tc .
3 . u n if o r m e r e n d e f in it ie s p e r la n d la n d A
la n d B
la n d C
e tc .
4 . d y n a m ie k r e la te r e n a a n o n d e r n e m in g e n e n w e r k g e le g e n h e id Bron: EIM. 1
2
38
Dit hangt veelal samen met de bron. Bij gebruik van het BTW-register zullen bedrijven die niet BTWplichtig zijn, ontbreken. Worden gegevens rond de sociale zekerheid gehanteerd, dan zullen bedrijven zonder personeel ontbreken De meeste landen (uitgezonderd Nederland en Denemarken) zijn niet in staat om starters apart te identificeren.
Per land zal nu in detail worden ingegaan op de gehanteerde definities en de bronnen. Bedrijvendynamiek in Nederland De gehanteerde bron voor de bedrijvendynamiek in Nederland vormt de Mutatiebalans van de Vereniging van Kamers van Koophandel (VVK). In dit register worden alle mutaties in het Handelsregister benoemd. Vrije beroepen zijn maar beperkt opgenomen in de Mutatiebalans. De eenheid van inschrijving is steeds de vestiging. Het betreft hier zowel registraties van actieve als ‘papieren’ vestigingen. Onderscheiden worden de volgende items: − starters (nieuwe ondernemers die een nieuwe activiteit opstarten) − overige oprichtingen (bestaande bedrijven/ondernemers die een nieuwe activiteit opstarten) − verhuizingen binnen het Kamergebied − verhuizingen van buiten het Kamergebied − na-inschrijving (een registratie achteraf van een nieuwe vestiging) − overige inschrijvingen (overneming, fusie, administratieve wijziging) − algemene opheffingen (een opheffing van een vestiging, niet van rechtswege afgedwongen) − faillissement (een opheffing van rechtswege afgedwongen) − verhuizingen naar buiten het Kamergebied − na-uitschrijving (een registratie achteraf van een opheffing) − overige uitschrijvingen (overneming, fusie, administratieve wijziging). Bij alle registraties betreffende de in- en uitschrijvingen is aangegeven hoeveel personen werkzaam zijn. Indien bij de inschrijving slechts één persoon betrokken is (ondernemer), is aangegeven of het per week een activiteit van meer dan wel minder dan 15 uur betreft. De werkgelegenheid wordt door de KvK echter alleen geteld voorzover minimaal één persoon ten minste 15 uur werkzaam is. Voorzover de registraties correct gebeuren, kunnen op basis van de aanwezigheid van werkgelegenheid de actieve registraties worden geselecteerd. Voor de vergelijkbaarheid met het buitenland zal een actieve onderneming in deze studie gedefinieerd moeten worden als een onderneming waarbij 1 iemand minimaal 1 uur per week werkzaam is. De Kamers hanteren de BIK-97 codering. Deze komt tot en met de viercijferige code overeen met de in de EU gehanteerde NACE-indeling Rev. I. De data zijn beschikbaar voor de periode 1992-2002. Aanvullend op de studie uit 2001 worden nu de jaren 2000-2002 in kaart gebracht. Bij de Kamers is de registratie-eenheid de vestiging. Omdat tevens wordt aangegeven bij de inschrijving of het een hoofd- dan wel nevenvestiging betreft, kunnen de cijfers eenvoudig vertaald worden naar juridische bedrijven. Faillissementscijfers zijn apart beschikbaar voor natuurlijke personen met een bedrijfsactiviteit en rechtspersonen. Bedrijvendynamiek in België De teleenheid voor België is de juridische onderneming. De belangrijkste bron voor de bedrijvendynamiek is het BTW-register. Indien nodig, zal ook gebruik gemaakt worden van het Handelsregister en Dun & Bradstreet. Het Handelsregister en Dun & Bradstreet hebben alleen betrekking op vennootschappen. Gegevens over de bedrijfsomvang zijn beperkt beschikbaar gebleken.
1
In andere EIM-studies, zoals ‘Het belang van bedrijfstypen voor de werkgelegenheidsontwikkeling’, wordt uitgegaan van het 15-uurs criterium. Dit leidt tot andere aantallen toe- en uittreders.
39
België hanteert een zeer ruime definitie van toe- en uittredingen. EIM heeft op basis van deze door KMO geleverde gegevens uit diverse bronnen een schatting gemaakt van de toe- en uittredingen voor België. Bedrijvendynamiek in Denemarken Het Deense CBS (Danmarks Statistik) publiceert jaarlijks gegevens over het aantal bedrijven en het aantal starters en hun omvang. De herkomst is vooral het BTW-register. Cijfers over opheffingen worden niet gepubliceerd. (Ze kunnen wel als saldo worden benaderd.) Wel zijn er gegevens over faillissementen. Denemarken hanteert voor de toetredingen een enge definitie: sinds 1996 worden alleen starters geregistreerd. EIM heeft het aantal starters ‘vertaald’ naar het aantal oprichtingen op basis van eerde1 re kengetallen. Bedrijvendynamiek in Duitsland De teleenheid is in Duitsland de juridische onderneming. De bron voor gegevens over de bedrijvendynamiek is het Handelsregister. Duitsland hanteert een ruime definitie van toe- en uittreders. Het meest recente jaar is vermoedelijk 2001. Op basis van oude enquêteachtige onderzoeken wordt door IfM door middel van een schatting de bedrijfsomvang bepaald. EIM heeft op basis van vooral Nederlandse verhoudingsgegevens de definitie van toe- en uittreding benaderd. Bedrijvendynamiek in Finland In Finland is de teleenheid de juridische onderneming. In Finland vormt het BTW-register de belangrijkste bron, aangevuld met het register voor de sociale zekerheid voor bedrijven met personeel. De gegevens worden verzameld door het Finse CBS (Tilastokeskus/Statistikcentralen). De gehanteerde bronnen impliceren dat vrije beroepen die niet BTW-plichtig zijn, niet worden meegenomen. De definitie van toe- en uittreding is ruim. Fusies leiden tot zowel een toe- als een uittreding (de oude fuserende bedrijven treden uit en de nieuwe fusie-onderneming treedt toe). Bij overnames is de wijze van registratie afhankelijk van de aard van de registratie. Bedrijven die worden overgenomen en als dochter verdergaan worden niet als toe- en uittreding gerekend. Als er echter een nieuwe eigenaar komt, leidt dit weer wel tot zowel een toe- als een uittreding. EIM heeft op basis van vooral Nederlandse verhoudingsgegevens de definitie van toe- en uittreding benaderd en deze geconfronteerd met de gegevens van Eurostat. De uitkomsten spoorden goed. Bedrijvendynamiek in Frankrijk De teleenheid is voor Frankrijk de juridische onderneming. De data worden gepubliceerd door INSEE. Een toetreding wordt verwezenlijkt door een inschrijving in het SIRENE-register van INSEE. Een inschrijving hoeft niet actief te zijn. Fusies zijn bij de toe- en uittreding inbegrepen. De financiële dienstverlening is niet inbegrepen. Omdat een uitschrijving uit het register in Frankrijk niet verplicht is, worden in principe geen uittredingscijfers gepubliceerd. Deze kunnen worden benaderd door naar de ontwikkeling van het ondernemingenbestand te kijken. Gegevens over de startgrootte zijn beperkt beschikbaar. EIM heeft op basis van vooral Nederlandse verhoudingsgegevens de definitie van toe- en uittreding benaderd.
1
40
In het verleden hanteerde Danmarks Statistik een ruimere definitie van oprichtingen.
Bedrijvendynamiek in Ierland De entiteit is in Ierland de juridische onderneming. De belangrijkste bron voor nieuwe registraties en uitschrijvingen is voor Ierland de ‘Revenue Commissioners’ voor het BTWregister. In principe zijn slapende bedrijven niet inbegrepen. Toch bleek bij een doorlichting van het Register in 1997 dat circa 3% van de ingeschreven bedrijven niet actief is. Bedacht moet worden dat er alleen een inschrijfplicht bestaat voorzover de omzet een bepaald bedrag overschrijdt. Dit bedrag wordt voor de geldontwaarding aangepast. Voor de langere termijn zal deze beperking niet veel invloed hebben, maar voor de korte termijn kan zij wel voor schommelingen zorgen. Data, uitgesplitst naar sector en grootteklasse, zijn niet beschikbaar. De definitie van een toetreding is iets ruimer dan in Nederland. EIM heeft hiervoor gecorrigeerd. Voor Ierland zijn faillissementscijfers beschikbaar. De bedrijfsomvang van toetreders is niet bekend. Bedrijvendynamiek in Italië De juridische onderneming is de teleenheid voor Italië. De data zijn afkomstig uit het Handelsregister. Italië hanteert een zeer ruime definitie voor toe- en uittreding. Naast starters en nieuwe dochterbedrijven omvatten de toetredingen alle mogelijke verandering in de registratie, zoals fusies, buy-ins, overnames, administratieve wijzigingen en verhuizingen. Ook de uittredingen zijn ruim gedefinieerd. Ook niet-actieve ondernemingen zijn bij de cijfers inbegrepen. Een beperkte sectorspecificatie is mogelijk. EIM heeft op basis van vooral Nederlandse verhoudingsgegevens de definitie van toe- en uittreding benaderd. Deze uitkomsten zijn wel vergeleken met Eurostat-gegevens, wat nog tot een kleine bijstelling heeft geleid. Faillissementscijfers zijn slechts beperkt beschikbaar gebleken. Bedrijvendynamiek in het Verenigd Koninkrijk Voor het Verenigd Koninkrijk vormt de juridische eenheid de entiteit. De belangrijkste bron vormt het Interdepartementale Bedrijvenregister dat wordt bijgehouden door het nationale statistische bureau ONS. Het register wordt gevoed met informatie afkomstig van het BTW-register en de sociale zekerheid. Alleen bedrijven boven een bepaalde omzet hebben registratieplicht. Vrije beroepen en eenmanszaken zijn daarom maar beperkt opgenomen in het register. Andere bronnen zijn het ‘Department of Trade and Industry’ en het ‘Companies House’. De definitie van toe- en uittreding is in het Verenigd Koninkrijk betrekkelijk ruim. Faillissementscijfers zijn apart beschikbaar voor natuurlijke personen met een bedrijf en voor rechtspersonen. Bedrijvendynamiek in de Verenigde Staten De registratie-eenheid is in de Verenigde Staten de vestiging. Alleen bedrijven met personeel worden geregistreerd. Met name de eenmanszaken en de vrije beroepen blijven daardoor buiten de registratie. Starters zonder personeel komen in deze statistiek dan ook vrijwel niet voor. De belangrijkste bron voor de bedrijvendynamiek vormt het Bu1 reau of the Census en SBA. Bureau of the Census/SBA maken geen onderscheid tussen starters en andere oprichtingen (nieuwe dochters). De werkgelegenheid van toe- en uittredingen wordt geregistreerd. Aanvullend is gebruik gemaakt van gegevens van de BLS. Dit bureau brengt de dynamiek van de werkgelegenheid in kaart.
1
In de vorige benchmark zijn ook gegevens van Dun&Bradstreet gebruikt. Deze waren weliswaar kwalitatief minder goed dan die van Bureau of the Census/SBA, maar wel actueler. Helaas is D&B met deze database gestopt.
41
Voor een uniforme definitie van toe- en uittredingen zijn er drie aspecten. Eerst is een bijschatting gemaakt van de oprichtingen onder de bedrijven zonder personeel (vooral eenmanszaken). Vervolgens is een schatting gemaakt van het niveau van het aantal bedrijven zonder personeel. Hierover heeft het SBA informatie (op basis van betaalde belasting over de winst). De gemiddelde grootte van een vennootschap is - uitgaande van de Nederlandse situatie en het feit dat bedrijven zonder personeel maar weinig zullen voorkomen in de dataset - beduidend groter dan die van een eenmanszaak. Hiervoor is daarom een neerwaartse correctie uitgevoerd. Bij een vertaling van vestigingen naar bedrijven is ten slotte gebruik gemaakt van vooral Nederlandse verhoudingsgetallen. Faillissementscijfers zijn beschikbaar voor zowel natuurlijke personen als rechtspersonen. Probleem is echter dat niet elke gefailleerde natuurlijke persoon een bedrijfsactiviteit uitoefende. Derhalve is een correctie nodig. Dit is benaderd met behulp van Nederlandse en Britse verhoudingscijfers. Bedrijvendynamiek in Japan De gehanteerde teleenheid is voor Japan de vestiging. De bedrijfsindeling is gebaseerd op de ISIC, maar de NACE kan benaderd worden, zij het in grove termen. Er zijn geen data beschikbaar op gedetailleerd sectorniveau. Om de gegevens over de bedrijvendynamiek te kunnen presenteren zijn meerdere bronnen gebruikt: − Management & Coordination Agency, Establishment & Enterprises Census − idem, Establishment Name Confirmation Survey, 2000 − Ministry of International Trade & Industry, Manufacturer Census, 2000 − Ministry of Justice, Annual Statistics for Civil Cases, Court Procedures and Human Rights, 1998 − Tokyo Shohko Research, Annual Report on Insolvent Companies. In Japan worden oprichtingen elke 2,5 jaar geregistreerd. De jaren ertussen zijn door EIM middels extrapolatie benaderd. De opheffingen worden niet als zodanig geregistreerd, maar kunnen benaderd worden via het ondernemingenbestand en de oprichtingen. Faillissementen zijn wel afzonderlijk traceerbaar. Met enkele veronderstellingen is het mogelijk het percentage bedrijven te geven in een bepaalde periode van 2,5 jaar dat de eerste 2,5 jaar niet overleeft. De definitie van toe- en uittreders is in Japan ruim. Fusies, overnames en verhuizingen zijn in de cijfers begrepen. Bij een vertaling van vestigingen naar bedrijven en het uniformeren van definities is gebruik gemaakt van vooral Nederlandse verhoudingsgetallen. Mede als gevolg van de grote tussenpoos van waarneming is in de brondata de startomvang hoog. Deze is op basis van groeicijfers van o.m. Nederland, Duitsland en Denemarken neerwaarts bijgesteld.
−
− −
−
42
Samenvattend overzicht De herkomst van de data is meestal het BTW-register (5 landen), het Handelsregister (3 landen), of een statistisch register (3 landen). In drie landen worden de gegevens uit het BTW- dan wel Handelsregister bijgehouden door het officiële statistisch bureau. De registratie-eenheid is voor acht landen de juridische onderneming en voor drie landen de vestiging. De toe- en uittredingsgegevens zijn voor alle landen beschikbaar. Voor België en Ierland ontbreken gegevens over de bedrijfsgrootte. Van Ierland zijn geen faillissementscijfers beschikbaar. Van twee landen zijn geen uittredingscijfers beschikbaar, maar deze kunnen benaderd worden op basis van de toetredingscijfers en de nettomutatie in het ondernemingenbestand.
−
−
Voor ongeveer de helft van de landen zijn gegevens over 2002 beschikbaar. Voor de resterende landen is 2001 het meest recente jaar waarvoor statistische gegevens beschikbaar zijn. EIM heeft voor alle landen de toe- en uittredingscijfers geüniformeerd conform de voorgaande benchmarkstudies. Op basis van trendschattingen is een beeld geschetst tot en met 2002.
Internationale vergelijking snelgroeiende bedrijven Bronnen en methode va n uniformering EIM maakte voor de berekeningen rond de snelle groeiers gebruik van gegevens uit gedeponeerde jaarrekeningen. De bron voor de Europese landen is AMADEUS van Bureau Van Dijk. Voor Japan werd een vergelijkbare database van Bureau Van Dijk gebruikt, JADE. Voor de VS heeft EIM gebruik gemaakt van de database COMPUSTAT van Standard & Poor’s. De databases zijn hiermee gelijk aan die uit het vorige onderzoek uit 2003. De bedrijfsgrootte ligt evenals in 2001 op 50-1.000 werknemers. De periode is 1999/2002. Voor de VS kan een zekere bias optreden ten opzichte van de andere landen, omdat in de VS alleen de bedrijven moeten deponeren die genoteerd zijn aan een van de beurzen in de VS. ICT en industrie zijn er oververtegenwoordigd. Er wordt gedeponeerd bij de ‘waakhond’ SEC. Bij de andere landen wordt gedeponeerd in verband met de rechtsvorm en deels de omvang. Om de berekeningen te kunnen maken, is per land een selectie van bedrijven gemaakt. Het betreft hier bedrijven die in 2000 50-1.000 werknemers hadden in de nijverheid, de handel en de tertiaire dienstverlening. Als variabelen zijn meegenomen de omzet, de werkgelegenheid en de loonkosten. Vervolgens zijn de betreffende gegevens van de geselecteerde bedrijven gedownload. De − − −
sectoren betreffen: nijverheid (NACE C-F), handel (NACE G-H) en diensten (I, K).
Als − − − −
grootteklassen worden onderscheiden: 50-100 werknemers 100-200 werknemers 200-500 werknemers en 500-1.000 werknemers.
De werkelijke aantallen bedrijven per sector en grootteklasse worden ontleend aan de statistieken. Voor Europa is dit ‘New Cronos’ van Eurostat; voor de VS wordt gebruik gemaakt van de ‘Census of enterprises’, gepubliceerd door Bureau of the Census en SBA, en voor Japan is dit eveneens de ‘Census of enterprises’ van het officiële Japanse Bureau of Statistics. In tegenstelling tot de vorige benchmarks zijn de sectoren J (bank- en verzekeringswezen) en O (overige diensten) niet meegenomen. De achterliggende reden is dat voor deze sectoren de werkelijke aantallen bedrijven per sector en grootteklasse niet beschikbaar zijn in de ‘New Cronos’ Database. Daarnaast omvatten deze secties bedrijven zon-
43
der duidelijke commerciële activiteit, zoals holdings, sportverenigingen en kerkgenootschappen. EIM heeft een schatting gemaakt middels een raming voor deze sectoren. De resultaten hiervan zijn te vinden in bijlage III. Doordat dezelfde bronnen, afbakeningen en werkwijze worden toegepast als in de benchmark uit 2001, zijn de uitkomsten uit de periode 1998/2001 voor de ‘oude’ landen (Nederland, België, Denemarken, Duitsland, het VK, de VS en Japan) goed verge1 lijkbaar met die uit de periode 1995/1998. De uitgevoerde werkzaamheden zijn schematisch weergegeven in figuur II.3. figuur II.3
Schematische weergave van de vaststelling van het aandeel snelle groeiers en hun ontwikkeling
D a ta se ts indiv idue le be drijv e n A M A D E U S (E uro pa )
a a nta l sne lle g ro e ie rs e n hun g ro e i in da ta ba se pe r se c to r en gk
C O M P U S TA T (V .S .) J A D E (J a pa n)
v a stste lling a a nta l sne lle g ro e ie rs e n hun g ro e i pe r la nd
w e g ing : se c to r e n g k
C e nsus E nt. (J a p.) N e w C ro no s (E ur.)
C e nsus E nt. (V .S .)
be la ng sne lle g ro e ie rs pe r la nd
S ta tistie k: fe ite lijk a a nta l o nde rne m ing e n, g ro e i w e rk e n o m ze t Bron: EIM.
Met behulp van de aangelegde databases zijn drie cases doorgerekend: − Case 1: een minimale groei van de werkgelegenheid met 60% in drie jaar; − Case 2: een minimale groei in de omzet met 60% in drie jaar; − Case 3: een minimale groei van zowel de werkgelegenheid als de omzet met 60% in drie jaar (zie bijlage IV).
1
44
Voor de ‘nieuwe’ landen (Finland, Frankrijk, Ierland en Italië) ontbreekt de informatie over de periode 1995/1998.
Bijlage III Snelgroeiende bedrijven met bijschatting sectoren J en O Snelle groeiers geselecteerd op basis van omzet tabel III.1
Percentage snelle groeiers, in populatie bedrijven 50-1.000 werknemers 1995/1998
1998/2001
1999/2002
België
19
19,0
14,8
Denemarken
17
18,5
16,3
Duitsland
16
14,5
16,1
Finland
21,3
18,5
Frankrijk
21,4
17,5
32,9
21,3
Ierland
28,7
23,1
Italië
23,4
21,2
7
15,0
2,7
Nederland
23
18,0
14
Verenigde Staten
40
35,9
27,6
20,7
14
Groot-Brittannië
Japan
Totaal
30
Snelle groeiers geselecteerd op basis van omzet (minimaal 60% groei in 3 jaar). De cijfers hebben betrekking op het gehele bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij, met ramingen voor financiële dienstverlening en overige dienstverlening (NACE J en O).
45
tabel III.2
Gemiddelde omzethoogte (in 1.000 euro) van snelle groeiers en niet-snelle groeiers per land, in populatie bedrijven 50-1.000 werknemers Totaal
Niet-snelle groeiers
Niveau 1999
Mutatie 2002
'99-'02
Niveau per jaar
1999
Snelle groeiers Mutatie
2002
'99-'02
Niveau per jaar
1999
Mutatie 2002
'99-'02
per jaar
Totaal
47.854
56.369
18%
6%
51.349
53.772
5%
2%
32.290
67.932
110%
28%
België
48.254
57.976
20%
6%
50.092
54.817
9%
3%
37.689
76.130
102%
26%
Denemarken
42.289
51.352
21%
6%
43.667
46.467
6%
2%
35.661
74.855
110%
28%
Duitsland
46.082
55.294
20%
6%
48.653
50.294
3%
1%
34.768
77.301
122%
30%
Finland
37.874
46.232
22%
7%
41.603
46.310
11%
4%
22.308
45.909
106%
27%
Frankrijk
40.002
48.597
21%
7%
43.054
47.419
10%
3%
25.492
54.201
113%
28%
Groot-Brittannië
43.496
51.790
19%
6%
47.830
49.765
4%
1%
28.142
58.966
110%
28%
Ierland
47.927
57.819
21%
6%
54.735
57.218
5%
2%
27.232
59.648
119%
30%
Italië
35.886
45.814
28%
8%
39.621
45.231
14%
4%
23.285
47.782
105%
27%
Japan
54.704
53.953
-1%
0%
55.074
53.447
-3%
-1%
41.370
72.189
74%
20%
Nederland
82.106
95.240
16%
5%
84.268
87.624
4%
1%
71.567
132.376
85%
23%
Verenigde Staten
50.930
59.989
18%
6%
59.098
55.901
-5%
-2%
28.550
71.192
149%
35%
Snelle groeiers geselecteerd op basis van omzet (minimaal 60% groei in 3 jaar). De cijfers hebben betrekking op het gehele bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij, met ramingen voor financiële dienstverlening en overige dienstverlening (NACE J en O).
46
tabel lII.3
Gemiddelde aantal werkzame personen van snelle groeiers en niet-snelle groeiers per land, in populatie bedrijven 50-1.000 werknemers Totaal
Niet-snelle groeiers
Niveau
Mutatie
1999
2002
'99-'02
Totaal
156
163
4%
België
147
159
Denemarken
154
Duitsland
Niveau per jaar
Snelle groeiers Mutatie
1999
2002
'99-'02
1%
165
164
-1%
8%
3%
154
160
160
4%
1%
165
145
153
6%
2%
Finland
161
175
9%
Frankrijk
148
166
Groot-Brittannië
168
Ierland
Niveau per jaar
Mutatie
1999
2002
'99-'02
per jaar
0%
112
158
41%
12%
4%
1%
104
152
46%
13%
161
-2%
-1%
102
153
50%
15%
156
159
2%
1%
96
129
34%
10%
3%
173
177
2%
1%
108
166
54%
15%
12%
4%
156
165
6%
2%
106
169
59%
17%
175
4%
1%
181
175
-3%
-1%
115
172
50%
14%
157
157
0%
0%
158
159
1%
0%
152
153
1%
0%
Italië
118
145
23%
7%
128
148
16%
5%
82
133
62%
17%
Japan
160
150
-6%
-2%
160
150
-6%
-2%
131
159
21%
6%
Nederland
162
168
4%
1%
173
173
0%
0%
110
146
33%
10%
Verenigde Staten
206
191
-7%
-3%
228
189
-17%
-6%
142
197
39%
11%
Snelle groeiers geselecteerd op basis van omzet (minimaal 60% groei in 3 jaar). Werkzame personen: alle mensen die een baan hebben bij betreffend bedrijf, ook al is het maar voor één of enkele uren per week. De cijfers hebben betrekking op het gehele bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij, met ramingen voor financiële dienstverlening en overige dienstverlening (NACE J en O).
47
Snelle groeiers geselecteerd op basis van werkgelegenheid tabel III.4
Percentage snelle groeiers, in populatie bedrijven 50-1.000 werknemers 1995/1998
1998/2001
België
13
15,2
11,6
Denemarken
13
13,9
12,1
Duitsland
12
10,7
10,6
Finland
13,2
11,5
Frankrijk
14,4
12,3
15,5
13,6
Groot-Brittannië
22
1999/2002
Ierland
12,4
Italië
29,1
31,8
5
1,5
1,6
Nederland
10
9,1
8
Verenigde Staten
26
21,0
17,5
11,4
10,8
Japan
Totaal
Snelle groeiers geselecteerd op basis van werkgelegenheid (minimaal 60% groei in 3 jaar). De cijfers hebben betrekking op het gehele bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij, met ramingen voor financiële dienstverlening en overige dienstverlening (NACE J en O).
48
tabel III.5
Gemiddelde omzethoogte (in 1.000 euro) van snelle groeiers en niet-snelle groeiers per land, in populatie bedrijven 50-1.000 werknemers Totaal
Niet-snelle groeiers
Niveau 1999
Mutatie 2002
'99-'02
Niveau per jaar
1999
Snelle groeiers Mutatie
2002
'99-'02
Niveau per jaar
Mutatie
1999
2002
'99-'02
per jaar
Totaal
47.870
56.305
18%
6%
49.839
56.525
13%
4%
32.946
54.633
66%
18%
België
48.203
57.850
20%
6%
50.425
58.459
16%
5%
29.218
52.651
80%
21%
Denemarken
41.569
50.417
21%
6%
42.511
48.416
14%
4%
33.363
67.860
103%
26%
Duitsland
45.194
53.925
19%
6%
47.310
55.024
16%
5%
27.744
44.861
62%
17%
Finland
38.748
47.233
22%
7%
40.794
47.965
18%
6%
22.852
41.540
82%
22%
Frankrijk
40.491
49.170
21%
6%
41.999
48.999
17%
5%
29.028
50.467
74%
20%
Groot-Brittannië
43.306
51.586
19%
6%
45.318
51.600
14%
4%
29.039
51.491
77%
21%
Ierland
48.528
58.016
20%
6%
48.528
58.016
20%
6%
.
.
.
.
Italië
36.021
45.948
28%
8%
39.177
47.065
20%
6%
29.731
43.722
47%
14%
Japan
54.325
53.610
-1%
0%
54.577
53.689
-2%
-1%
3.6.218
47.981
32%
10%
Nederland
82.095
95.949
17%
5%
80.832
92.791
15%
5%
96.756
132.628
37%
11%
Verenigde Staten
50.293
58.869
17%
5%
54.096
58.906
9%
3%
28.424
58.653
106%
27%
Snelle groeiers geselecteerd op basis van werkgelegenheid (minimaal 60% groei in 3 jaar). De cijfers hebben betrekking op het gehele bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij, met ramingen voor financiële dienstverlening en overige dienstverlening (NACE J en O).
49
tabel III.6
Gemiddelde aantal werkzame personen van snelle groeiers en niet-snelle groeiers per land, in populatie bedrijven 50-1.000 werknemers Totaal
Niet-snelle groeiers
Niveau
Mutatie
1999
2002
'99-'02
Totaal
154
161
5%
België
145
158
Denemarken
146
Duitsland
Niveau per jaar
Snelle groeiers Mutatie
1999
2002
'99-'02
2%
165
163
-1%
9%
3%
156
161
155
6%
2%
158
147
155
5%
2%
Finland
160
175
9%
Frankrijk
147
166
Groot-Brittannië
163
Ierland
Niveau per jaar
Mutatie
1999
2002
'99-'02
-1%
74
153
107%
27%
3%
1%
66
134
103%
26%
157
-1%
0%
69
143
107%
27%
157
156
-1%
0%
66
143
117%
29%
3%
171
176
3%
1%
81
164
102%
26%
13%
4%
156
164
5%
2%
86
178
107%
27%
171
5%
2%
176
171
-3%
-1%
85
174
105%
27%
156
156
0%
0%
156
156
0%
0%
.
.
.
.
Italië
118
145
23%
7%
148
156
5%
2%
58
124
114%
28%
Japan
159
150
-6%
-2%
160
150
-6%
-2%
94
158
68%
19%
Nederland
156
163
4%
1%
162
163
1%
0%
89
164
84%
22%
Verenigde Staten
201
187
-7%
-2%
222
185
-17%
-6%
94
200
113%
29%
Snelle groeiers geselecteerd op basis van werkgelegenheid (minimaal 60% groei in 3 jaar). Werkzame personen: alle mensen die een baan hebben bij betreffend bedrijf, ook al is het maar voor één of enkele uren per week. De cijfers hebben betrekking op het gehele bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij, met ramingen voor financiële dienstverlening en overige dienstverlening (NACE J en O).
50
per jaar
Snelle groeiers geselecteerd op basis van werkgelegenheid én omzet tabel III.7
Percentage snelle groeiers, in populatie bedrijven 50-1.000 werknemers 1998-2001
1999/2002
België
8,5
6,7
Denemarken
8,0
7
Duitsland
5,0
5,3
Finland
9,2
7,7
Frankrijk
10,3
8,4
Groot-Brittannië
11,8
9
Ierland
8,1
Italië
12,9
12,5
Japan
0,8
0,3
Nederland
5,2
4,3
15,3
12,1
6,9
5,8
Verenigde Staten Totaal
Snelle groeiers geselecteerd op basis van werkgelegenheid én omzet (beide minimaal 60% groei in 3 jaar). In het vorige internationale benchmarkonderzoek is deze selectie niet uitgevoerd. De cijfers hebben betrekking op het gehele bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij, met ramingen voor financiële dienstverlening en overige dienstverlening (NACE J en O).
51
tabel III.8
Gemiddelde omzethoogte (in 1.000 euro) van snelle groeiers en niet-snelle groeiers per land, in populatie bedrijven 50-1.000 werknemers Totaal
Niet-snelle groeiers
Niveau 1999
Mutatie 2002
'99-'02
Niveau per jaar
1999
Snelle groeiers Mutatie
2002
'99-'02
Niveau per jaar
1999
Mutatie 2002
'99-'02
per jaar
Totaal
47.870
56.305
18%
6%
49.434
56.124
14%
4%
26.032
58.828
126%
31%
België
48.203
57.850
20%
6%
49.736
57.758
16%
5%
26.410
59.160
124%
30%
Denemarken
41.569
50.417
21%
6%
42.281
48.276
14%
4%
32.728
77.036
135%
33%
Duitsland
45.194
53.925
19%
6%
46.797
54.514
16%
5%
19.247
44.396
131%
32%
Finland
38.748
47.233
22%
7%
40.114
47.288
18%
6%
22.378
46.575
108%
27%
Frankrijk
40.491
49.170
21%
6%
42.163
49.333
17%
5%
21.001
47.268
125%
31%
Groot-Brittannië
43.306
51.586
19%
6%
45.107
51.448
14%
4%
23.748
53.091
124%
30%
Ierland
48.528
58.016
20%
6%
48.528
58.016
20%
6%
.
.
.
.
Italië
36.021
45.948
28%
8%
38.456
46.155
20%
6%
20.645
44.640
116%
29%
Japan
54.325
53.610
-1%
0%
54.372
53.553
-2%
-1%
39.999
70.758
77%
21%
Nederland
82.095
95.949
17%
5%
82.295
93.847
14%
4%
76.774
151.775
98%
25%
Verenigde Staten
50.293
58.869
17%
5%
53.421
58.027
9%
3%
23.725
66.019
178%
40%
Snelle groeiers geselecteerd op basis van werkgelegenheid én omzet (beide minimaal 60% groei in 3 jaar). In het vorige internationale benchmarkonderzoek is deze selectie niet uitgevoerd. De cijfers hebben betrekking op het gehele bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij, met ramingen voor financiële dienstverlening en overige dienstverlening (NACE J en O).
52
tabel III.9
Gemiddelde aantal werkzame personen van snelle groeiers en niet-snelle groeiers per land, in populatie bedrijven 50-1.000 werknemers Totaal
Niet-snelle groeiers
Niveau
Mutatie
1999
2002
'99-'02
Totaal
156
163
4%
België
147
159
Denemarken
154
Duitsland
Niveau per jaar
Snelle groeiers Mutatie
1999
2002
'99-'02
1%
162
163
1%
8%
3%
152
159
160
4%
1%
160
145
153
6%
2%
Finland
161
175
9%
Frankrijk
148
166
Groot-Brittannië
168
Ierland
Niveau per jaar
Mutatie
1999
2002
'99-'02
per jaar
0%
81
171
111%
28%
5%
2%
77
158
105%
27%
160
0%
0%
78
158
103%
26%
151
154
2%
1%
62
137
121%
30%
3%
167
174
4%
1%
91
189
108%
28%
12%
4%
153
164
7%
2%
89
189
112%
28%
175
4%
1%
174
173
-1%
0%
94
195
107%
28%
157
157
0%
0%
157
157
0%
0%
.
.
.
.
Italië
118
145
23%
7%
127
147
16%
5%
55
126
129%
31%
Japan
160
150
-6%
-2%
160
150
-6%
-2%
115
194
69%
19%
Nederland
162
168
4%
1%
164
167
2%
1%
101
191
89%
24%
Verenigde Staten
206
191
-7%
-3%
219
187
-15%
-5%
102
220
0%
0%
Snelle groeiers geselecteerd op basis van werkgelegenheid én omzet (beide minimaal 60% groei in 3 jaar). In het vorige internationale benchmarkonderzoek is deze selectie niet uitgevoerd. De cijfers hebben betrekking op het gehele bedrijfsleven exclusief landbouw en visserij, met ramingen voor financiële dienstverlening en overige dienstverlening (NACE J en O).
53
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in twee reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap.
Recente Publieksrapportages
55
A200510 A200509 A200508 A200507 A200506 A200505
10-2005 6-10-2005 20-9-2005 1-9-2005 19-7-2005 6-10 2005
A200504 A200503
27-6-2005 15-6-2005
A200502
17-5-2005
A200501 A200417
26-4-2005 11-4-2005
A200416 A200415 A200414 A200413 A200412 A200411 A200410 A200409 A200408 A200407
12-4-2005 29-3-2005 24-3-2005 21-3-2005 9-3-2005 17-2-2005 25-4-2005 5-1-2005 18-11-2004 14-3-2005
A200406
12-10-2004
A200405 A200404
14-9-2004 11-8-2004
A200403 A200402 A200401 A200318
11-8-2004 5-7-2004 22-6-2004 15-6-2004
A200317 A200316
28-5-2004 22-4-2004
A200315 A200314
10-3-2004 12-3-2004
A200313 A200312
18-2-2004 12-2-2004
Transsectorale innovatie door diffusie van technologie Creatieve bedrijvigheid in Nederland Ondernemen in de Sectoren Meer MKB-bedrijven in openbare aanbestedingen? Het Nederlandse MKB en de uitbreiding van de EU Entrepreneurship in the Netherlands: SMEs and International co-operation Kleinschalig Ondernemen 2005 Aandacht voor ondernemerschap in het HAVO- en VWOonderwijs Nieuw ondernemerschap in herstel : Global Entrepreneurship Monitor 2004 Spin-offs van grote bedrijven in Nederland Voorbeeldig ondernemen bij bedrijfsoverdracht in het MKB MKB-locaties Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid Internationalisering in het Nederlandse MKB MKB in een periode van deflatie; risico's en strategieën Ondernemen in de zorg De bron van vernieuwing Oudere versus jongere starters De kracht van de organisatie Succesvol op weg op de elektronische snelweg!! Toetredingsbarrières in de praktijk : Veranderingen in de hoogte van toetredingsbarrières in het notariaat en de makelaardij Ga direct naar een standaard reïntegratietraject, ga niet langs start Ondernemen in de Sectoren Innovatief ondernemerschap en de rol van de brancheorganisaties : Een exploratieve toets Starten in de recessie Kleinschalig Ondernemen 2004 Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2003 Maatschappelijk verantwoord ondernemen in het midden- en kleinbedrijf Wordt de spoeling dun? Entrepreneurial Attitudes Versus Entrepreneurial Activities (GEM) Rechtsvormkeuze in het MKB Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid - periode 19872002 Het Eureka-gevoel van ICT-gebruik Ondernemen in het Ambacht 2004
A200311 A200310 A200309
10-2-2004 5-2-2004 22-1-2004
A200308 A200307 A200306 A200305
20-1-2004 17-12-2003 10-12-2003 30-10-2003
A200304 A200303 A200302
14-10-2003 15-9-2003 1-7-2003
A200301 A200215
17-6-2003 23-4-2003
A200214 A200213 A200212 A200211 A200210 A200209 A200208 A200207
26-3-2003 1-4-2003 21-3-2003 26-3-2003 18-3-2003 14-3-2003 11-3-2003 6-3-2003
Ondernemen in de Industrie 2004 Ondernemen in de Diensten 2004 Onevenredig belast! Administratieve lasten in het kleinbedrijf 2002 Ondernemen in de Detailhandel 2004 Kansrijker door samenwerking Ondernemen in de Groothandel 2004 De innovativiteit van de Nederlandse industrie, 19982000 Grenzen aan verantwoordelijkheid Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2002 Entrepreneurship in the Netherlands; Knowledge transfer: developing high-tech ventures Kleinschalig Ondernemen 2003 Arbeidsomstandigheden en verzuim in het midden- en kleinbedrijf Ondernemen in de Diensten 2003 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid - Editie 2002 Ondernemen in de Detailhandel 2003 Ondernemen in de Groothandel 2003 Hoe slim zijn jonge ondernemingen? De kortste route naar een kennisrijk MKB Ondernemen in de Industrie 2003 Ondernemen in het Ambacht 2003
56