Intensiveerders in columns Het gebruik van intensiveerders in zakelijke en niet-zakelijke columns.
Mikkie Hogenboom
Augustus 2011
Vrije Universiteit Faculteit der Letteren Premaster Nederlandse Taal en Cultuur
Voorwoord Voor u ligt mijn premasterscriptie, geschreven ter afsluiting van het premasterjaar Nederlandse Taal en Cultuur aan de Vrije Universiteit. Het schrijven van deze scriptie heeft zo’n vijf maanden in beslag genomen. Vijf leuke maanden, kan ik nu wel zeggen. Het onderwerp, columns, wordt door vrijwel iedereen gezien als een interessant onderwerp. Een onderwerp waar nog veel over te leren valt. En ik kan nu zeggen dat ik er meer van weet dan de gemiddelde Nederlander. Samen met tien medestudenten heb ik mij verdiept in de column. Een klein stukje tekst, vaak niet meer dan 500 woorden, met een aantal heel bijzondere eigenschappen. Welke dat zijn, kunt u lezen in deze scriptie. Deze scriptie had nooit geschreven kunnen worden zonder de hulp van een aantal kenners op het gebied. Zo heeft Ronald Giphart, columnist van de Volkskrant en de Kijk, ons laten zien hoe je een column moet schrijven. Anne Boerrigter, columnist van het Taalcentrum-VU, heeft meer dan eens met mij gespard over de kenmerken van een column en ook over dit onderzoek. Verder nog speciale dank aan scriptiebegeleiders Sarah van Vliet en Margreet Onrust. Zij wisten niet alleen veel te vertellen over schrijfstijl, maar hebben ons op alle vlakken ondersteund. De tweewekelijkse bijeenkomsten, de presentaties en de tussentijds in te leveren stukken hebben mij goed bij de les weten te houden. Ik wens u veel plezier met het lezen van deze scriptie en hoop dat u de resultaten net zo interessant vindt als ik.
Mikkie Hogenboom Amsterdam, 1 juli 2011
2
Inhoudsopgave 1. Inleiding ............................................................................................................................................... 4 2. Theoretische kader .............................................................................................................................. 5 2.1 Columns ......................................................................................................................................... 5 2.2 Genreanalyse ................................................................................................................................. 8 2.3 Kenmerken van columns ............................................................................................................... 9 2.3.1 Doel/context ........................................................................................................................... 9 2.3.2 Inhoud .................................................................................................................................... 9 2.3.3 Vorm ..................................................................................................................................... 10 2.3.4. Linguïstische kenmerken ..................................................................................................... 10 2.4 Stijl ............................................................................................................................................... 11 2.5 Intensiveerders ............................................................................................................................ 12 2.6 Onderzoeksvraag ......................................................................................................................... 19 3. Methode ............................................................................................................................................ 21 3.1 Columns ....................................................................................................................................... 21 3.2 Analyse ........................................................................................................................................ 23 3.2.1 Lexicale intensiveerders ....................................................................................................... 23 3.2.2 Semantische intensiveerders ............................................................................................... 25 3.2.3 Typografie ............................................................................................................................. 25 4. Resultaten/Analyses .......................................................................................................................... 28 4.1 Kwantitatieve analyse ................................................................................................................. 28 4.1.1 Totalen.................................................................................................................................. 28 4.1.2 Lexicale intensiveerders ....................................................................................................... 28 4.1.3 Semantische intensiveerders ............................................................................................... 29 4.1.4 Typografische intensiveerders ............................................................................................. 30 4.2 Kwalitatieve analyse .................................................................................................................... 30 4.2.1. Lexicale intensiveerders ...................................................................................................... 30 4.2.2. Semantische intensiveerder ................................................................................................ 31 4.2.3 Typografische intensiveerder ............................................................................................... 32 4.2.4. Meerdere intensiveerders ................................................................................................... 33 5. Conclusie ........................................................................................................................................... 35 6. Discussie ............................................................................................................................................ 36 7. Literatuurlijst ..................................................................................................................................... 39
3
1. Inleiding Het journalistieke genre biedt tal van onderzoeksmogelijkheden. Dat komt niet alleen doordat er zo veel verschillende soorten teksten worden geschreven, maar ook omdat al die teksten, bewust of onbewust, door iedereen op een andere manier worden geschreven. Schrijvers hebben een eigen stijl en dat is terug te zien in een artikel. Ook hebben schrijvers regelmatig te maken met een schrijfdoel waar ze zich aan dienen te houden. Een subgenre waarin de stijl en het doel van de schrijver duidelijk te herkennen zijn, is de column. Een column, ook wel bekend als cursiefje, vond zijn oorsprong zo’n dertig jaar geleden in de krant. Sinds enkele jaren is de column niet meer uit tijdschriften en kranten weg te denken en verschijnt hij regelmatig in zakelijke tijdschriften, zoals relatiemagazines en vakbladen. Zakelijke bladen en niet-zakelijke tijdschriften en kranten hebben een verschillend doel. Waar de krant of het tijdschrift de lezer wil informeren of vermaken, is een zakelijk blad vaak bedoeld om de relatie tussen organisatie en klant te versterken of de klant aan te sporen tot aankoop. Het is dus goed mogelijk dat in een zakelijk blad de schrijfstijl anders is dan in een nietzakelijk blad. In dit onderzoek wordt gekeken naar het verschil tussen zakelijke en niet-zakelijke columns. Omdat schrijfstijl een te breed onderwerp is, is er voor gekozen om alleen te kijken naar een bepaald soort stijlfiguur; de intensiveerder. Een intensiveerder is een manier om kracht toe te voegen aan de uitspraak, bijvoorbeeld door het gebruik van typografieën of krachtige werkwoorden. De hoofdvraag van dit onderzoek is: Wat is het verschil in gebruik van intensiveerders tussen zakelijke en nietzakelijke columns. Het doel van dit onderzoek is om aan te tonen of er een verschil is en wat dat verschil dan is. De verwachting is dat er in niet-zakelijke columns meer geïntensiveerd wordt, omdat de columnisten schrijven vanuit zichzelf en niet vanuit een organisatie. Zij hoeven er geen rekening mee te houden dat ze iemand kwetsen of een slechte reputatie krijgen en kunnen dus schrijven wat ze willen en op welke toon ze dat willen. Aangezien er nog niet veel onderzoek is gedaan naar de schrijfstijl in columns, zal dit onderzoek een gat opvullen. De resultaten kunnen gebruikt worden voor verder onderzoek. Deze scriptie begint in hoofdstuk 2 met het theoretisch kader van het onderzoek. Allereerst wordt er een poging gedaan tot het geven van een dekkende definitie. Vervolgens wordt er gekeken naar een genreanalyse en de kenmerken van een column. Daarna wordt er een samenvatting gegeven van diverse onderzoeken over intensiveerders en het hoofdstuk sluit af met de onderzoeksvraag. Hoofdstuk 3 gaat in op de onderzoeksmethode. Er wordt uitgelegd welke columns wel en niet geselecteerd zijn en welke intensiveerders er zijn gecodeerd en welke niet. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de gevonden resultaten. Allereerst is er een kwantitatieve analyse en vervolgens een kwalitatieve analyse, die dieper ingaat op bijzondere gevallen. Hoofdstuk 5 bevat de conclusie en hoofdstuk 6 de discussie.
4
2. Theoretische kader In dit hoofdstuk wordt het theoretisch kader gegeven van de twee belangrijkste termen in dit onderzoek; de column en de intensiveerder. Allereerst wordt gekeken naar de definitie van de column en vervolgens naar de kenmerken van een genreanalyse. Aan de hand van die kenmerken, wordt er een korte genreanalyse over de column weergegeven. Omdat stijl daar een belangrijk onderdeel van is, is daar een aparte paragraaf aan gewijd. Vervolgens wordt er gekeken naar een aspect van stijl; de intensiveerder. Het hoofdstuk sluit af met de onderzoeksvraag.
2.1 Columns Het onderwerp van dit onderzoek is een nog weinig onderzocht fenomeen, namelijk de column. Ondanks dat er zo veel columnisten in Nederland zijn, er wekelijks tientallen columns in geprinte media verschijnen en honderden columns online, lijkt niemand precies te weten wat een column is. Het Van Dale Online Woordenboek (2010a) definieert een column als een “regelmatige bijdrage aan een dagblad of tijdschrift met een bijzondere eigen inhoud.” Deze definitie laat geen duidelijk onderscheid zien tussen een column en elk willekeurig ander artikel uit een dagblad of tijdschrift. Als iemand iedere week een brief naar de krant stuurt, dan is dat ook een regelmatige bijdrage aan een dagblad met een bijzondere eigen inhoud. Daarnaast verschijnen er ook regelmatig columns op televisie, zoals de Zomercolumn van het NOS-journaal, of de radio. Over die vormen van een column wordt in deze definitie niets gezegd. Ook wordt niet duidelijk wat die bijzondere eigen inhoud is. De definitie van Encie.nl1 (2010) is uitgebreider dan die van Van Dale en rept wel over de columns op de radio of televisie:
“Een column is een vaste rubriek, een kort stukje proza in een krant, tijdschrift, een bepaald medium op internet of uitgesproken op televisie en radio waarin de auteur zijn of haar mening puntig en uitdagend uiteenzet. Vaak heeft een column een zekere actualiteitswaarde. De auteur, een columnist, neemt dikwijls het nieuws op de korrel, maar ook zijn of haar persoonlijke belevenissen kunnen centraal staan waarbij eventueel een link naar de actualiteit wordt gelegd. (…) In Nederland zijn nauwelijks beperkingen opgelegd aan de inhoud van een column. De Nederlandse rechter staat beledigingen of kwetsende uitingen die, als zij niet in een column zouden zijn opgeschreven of uitgesproken strafbaar zouden zijn, toe.”
1
Website opgezet door tekstschrijvers en journalistiekstudenten.
5
Belangrijk aan bovenstaand citaat is dat er wordt vermeld dat een columnist niet strafrechtelijk vervolgd kan worden. Dit is een bijzondere eigenschap van de column. Kussendrager en Van der Lugt (2002, p. 295) melden dat een column commentaar geeft en de mening van de krant is. Het zou een recensie zijn van een persoonlijke mening en verschaft een analyse inzicht. De column kan over van alles gaan en is een persoonlijke ontboezeming. Deze definitie geeft aan dat je alles kwijt kunt in een column, zolang het persoonlijk is. Er zijn geen grenzen aan inhoud en mening, die er bij andere (journalistieke) teksten vaak wel zijn. Jansen, Steehouder en Gijsen (2004) geven aan dat een column regelmatig en op een vaste plaats in het medium verschijnt en dat de column ondertekend en persoonlijk is. De columnist geeft een recalcitrante, eigenzinnige mening over een bepaald onderwerp. Dit geeft duidelijk weer dat het een persoonlijke rubriek is, maar zegt niets over de inhoud. Een definitie die daar wel dieper op in gaat is die van Van Ommen en Van Kuppenveld (1991, p. 142):
“Regelmatig terugkerende rubriek waarin een vaste medewerker geheel op persoonlijke titel een bijdrage aan levert. De inhoud van columns loopt zeer uiteen. Sommige columnschrijvers geven (vernijnige) commentaren op actuele zaken. Anderen proberen misstanden aan de kaak te stellen. Weer anderen concentreren zich op grappige voorvallen. Een goede column betekent een verlevendiging van het personeelsblad.”
Bijzonder aan deze definitie is dat het, voor zover bekend, de enige definitie is die een specifiek medium, het personeelsblad, meeneemt en daarover vertelt dat een column een positieve bijdrage kan zijn. De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL)
meldt het volgende over de column: “Korte prozatekst, geschreven voor een dag- of weekblad of voor een tijdschrift door een medewerker die vanuit een onafhankelijke positie bepaalde onderwerpen die vaak een bepaalde actualiteitswaarde hebben op de korrel neemt. De column heeft een beperkte omvang (meestal een kolom of een gedeelte daarvan), verschijnt regelmatig en heeft doorgaans een vaste plaats in een periodiek. De inhoud is meestal polemisch, maar ook vaak humoristisch en spits geformuleerd; in het laatste geval spreekt men ook wel van een cursiefje. Het verschijnsel column is betrekkelijk jong, maar heeft in enkele decennia een hoge vlucht genomen.” (Van Bork, Struik, Verkruijsse & Vis, 2002a)
6
In bovenstaand citaat wordt vermeld dat een column wordt geschreven door een onafhankelijk persoon. Dit is niet het geval bij een zakelijke column. Daar wordt juist bewust geschreven door een afhankelijk persoon. Het volgende citaat is van Asbreuk en De Moor (2007):
“De column is een kort opiniërend stukje met een scherpe mening over of een verrassende kijk op een onderwerp. (…) Een column vereist vakkennis en ervaring. Op de eerste plaats moet een column origineel zijn, scherp en herkenbaar. En humor is ook nooit weg, al zit die in een column vaak verpakt in ironie, sarcasme of overdrijving. Meer nog dan in een opinieverhaal, waarin je de kans hebt om het standpunt breed neer te zetten, luistert in de column elk woord en elke formulering nauw.”
Deze definitie is wellicht de meest gedetailleerde. Toch ontbreken ook hier een aantal belangrijke kenmerken. Daarom is het verstandig om aan de hand van bovenstaande definities een samenvattende definitie te maken, die in de rest van dit onderzoek gehanteerd zal worden. “Een column is een regelmatig verschijnende rubriek, een kort stukje proza in een krant, tijdschrift, een bepaald medium op internet of uitgesproken op televisie of radio met meestal een scherpe mening over of een verrassende kijk op een actueel of persoonlijk onderwerp. Een column moet origineel zijn, scherp en herkenbaar. Er zijn in Nederland geen beperkingen aan de inhoud, wel aan de vorm. Een column verschijnt altijd op dezelfde plek in het medium.” Nu de definitie van columns in het algemeen vast is gelegd, is het nog van belang wat het verschil is tussen zakelijke en niet-zakelijke columns. Tot nu toe zijn er geen bronnen gevonden die een definitie van een zakelijke column geven. Om dit reden is er voor dit onderzoek gekozen voor de volgende definitie: ‘Een zakelijke column is een column die is verschenen in een relatiemagazine, vakblad, bedrijfsblad, krant of op een website met een vaststaand onderwerp. De column is geschreven door iemand met kennis van zaken en het is duidelijk dat de columnist schrijft vanuit een bedrijf. De column heeft mogelijk een (persoonlijk) commercieel doel.’ Een groot deel van deze definitie spreekt voor zich. Het ‘vaststaande onderwerp’ heeft in dit geval niets met de column, maar met het medium te maken. Een vaststaand onderwerp is bijvoorbeeld een vakblad over communicatie, of over een bakkerij. Het (persoonlijk) commercieel doel is in deze definitie opgenomen, omdat veel zakelijke columns worden 7
geschreven vanuit een bedrijf. Het bedrijf, of de bedrijfstak, wordt soms genoemd in de column, of staat in de persoonsbeschrijving. Hoewel het doel niet altijd helder beschreven staat, is toch duidelijk te merken dat een column vanuit het bedrijf wordt geschreven. Voor een niet-zakelijk column is ook geen definitie gevonden. Daarom wordt in dit onderzoek de volgende definitie genomen: ‘Een niet-zakelijke column is een column die is verschenen in magazine, krant of op een website, televisie of radio. De column kan over elk onderwerp geschreven zijn, maar is niet geschreven vanuit (persoonlijk) commercieel oogpunt.’ Het uitgangspunt dat deze kranten of tijdschriften voor een brede doelgroep zijn, betekent dat iedereen het blad zou kunnen lezen en kan begrijpen. Een voorbeeld hiervan is de Margriet of Hart voor Dieren. Beide tijdschriften hebben in zoverre geen commercieel doel, dat er geen organisatie achter het blad staat. Nu de definitie vast is gesteld, is het van belang om te weten wat de algemene kenmerken van een column zijn. Dan valt pas aan te wijzen is of iets daadwerkelijk een column is. De manier om daar achter te komen is aan de hand van een zogenaamde genreanalyse.
2.2 Genreanalyse 'A text cannot belong to no genre, it cannot be without or less a genre. Every text participates in one or several genres, there is no genreless text.’ Deze stelling van de Franse filosoof Derrida (1980, p. 65) geeft aan dat elke tekst onder een bepaald genre moet vallen, omdat er niet zo iets bestaat als een ‘genreloze’ tekst. Ook een column is dus een bepaald genre. Maar wat is precies een genre? De definitie van Van Dale (2010b), namelijk dat een genre een soort is, voldoet niet in dit onderzoek dat gericht is op tekst. Daarom wordt gekozen voor de definitie van Van Bork et.al. (2002b): “Aanduiding voor de inhoudelijk en formeel bepaalde typen of klassen van literaire teksten.” Schuurs en De Groot (2010, p. 163 e.v.) voegen hier een aantal kenmerken aan toe: “Een tekstgenre dient te voldoen aan bepaalde taalgebruikconventies om als zodanig herkenbaar te zijn en geaccepteerd te worden. (…) Een tekstgenre wordt gevormd door teksten van dezelfde soort die zich kenmerken door een overeenkomstige conventionele functie, inhoud, structuur, stijl en (soms) grafische vormgeving. (…) Afwijken van de genrespecifieke conventies zijn wel toelaatbaar, zolang die afwijkingen het genre niet essentieel veranderen en alleen gebruikt worden om de creativiteit of de mening van de auteur kenbaar te maken.” Bij genreanalyse wordt een bepaald genre onderzocht. Schuurs & De Groot (2010, p. 163) schrijven dat er bij genreanalyse aandacht wordt besteed aan context en minstens een van de andere
8
drie kenmerken: inhoudelijke, vorm en linguïstische kenmerken. In de volgende paragraaf wordt beschreven welke kenmerken de column heeft.
2.3 Kenmerken van columns De column die wij nu kennen, is zo’n dertig jaar oud. Voor die tijd bestond de column wel, maar onder een andere naam (cursiefje, hoekstukje of feuilleton) en met andere kenmerken dan nu. Zo kregen auteurs bij het schrijven van een cursiefje de opdracht om te schrijven over een actuele gebeurtenis. Daarnaast zit er in een cursiefje vrijwel altijd een vorm van humor. In de loop der jaren zijn die kenmerken veranderd. De column staat nu niet meer alleen in de krant, maar in verschillende media. Daarnaast hoeft de column niet per se een actueel onderwerp te bevatten en is humor ook niet meer verplicht. De definitie van Schuurs en De Groot (2010) in ogenschouw nemend, namelijk dat afwijken van genrespecifieke conventies wel toelaatbaar is, zolang het genre niet essentieel veranderd, kan nu geconcludeerd worden dat zowel het cursiefje als de column onder hetzelfde genre vallen. Deze paragraaf is deels gebaseerd op een zelfuitgevoerde genreanalyse en wordt opgebouwd aan de hand van de eigenschappen doel, inhoud, vorm en taal. 2.3.1 Doel/context Een column kan verschillende doelen hebben, afhankelijk van de verschijningsfrequentie en plaats. Zo kan een column aanzetten tot nadenken, vermaken, choqueren of informeren. Elke columnist schrijft zijn column met een ander doel. Sommigen willen hun verhaal kwijt, anderen zijn verplicht te schrijven over het nieuws. Een zakelijk columnist schrijft zijn column met een ander doel dan een niet-zakelijke columnist. In een zakelijk blad kan een column de band tussen klant en organisatie versterken, laten zien hoe het met de organisatie gaat of meer informatie over de producten geven. Vaak zit er een (persoonlijk) commercieel doel achter de column. Een niet-zakelijke column heeft bijna nooit een persoonlijk commercieel doel. In Nederland kan een columnist niet vervolgd worden voor wat hij of zij schrijft. De column is een vrijplaats, waarvan de lezer zou moeten weten dat er stijlfiguren zoals ironie in voorkomen. De columnist heeft volledige vrijheid van meningsuiting. 2.3.2 Inhoud Columns hebben het unieke kenmerk dat er weinig eisen aan de inhoud worden gesteld. Een column kan gaan over belangrijke zaken als de politiek of de infrastructuur, maar ook over kleine dingen of details, zoals mandarijntjes of de roze rok van de buurvrouw. Er wordt wel gezegd dat de column een link moet hebben met de actualiteit, maar ook daar wordt niet altijd aan gehouden. In zakelijke bladen is het de gewoonte dat de column een link heeft met de bedrijfstak van de 9
organisatie of de organisatie zelf. De columnist schrijft over het bedrijf, en maakt op die manier (indirect) reclame voor het bedrijf. Dat kan door te schrijven over een geslaagde campagne, of over wat het bedrijf kan doen voor de samenleving. De insteek is veelal positief.
2.3.3 Vorm Hoewel er een aantal andere kenmerken zijn die niet altijd gelden, zijn de vormkenmerken redelijk vaststaand. Zo staat de column (bijna) altijd op dezelfde plek, is hij al dan niet omrand en staat er meestal een foto van de auteur bij. De column bestaat meestal, uit één kolom en ergens bij de tekst staat het woordje Column. Daarnaast bestaat de column meestal uit een vast aantal woorden. De titel van een niet-zakelijke column bestaat vaak uit een of twee woorden en is geen volzin. Er komen weinig tussenkopjes voor in columns. Bij zakelijke columns wordt er minder vaak aan die regels gehouden. Sommige zakelijke columns hebben wel degelijk een volzin als titel en hebben tussenkopjes. 2.3.4. Linguïstische kenmerken Naar de linguïstische kenmerken van de column wordt steeds meer onderzoek gedaan. Toch komen daar weinig resultaten uit. Smulders2 (1994) weet ook niet wat een column is. Hij zegt dat men moet afstappen van het uitgangspunt dat een column bepaalde teksteigenschappen heeft. Bijzonder aan een column zou juist zijn dat hij alle mogelijke teksteigenschappen kan hebben. Daarnaast zegt hij: “ De column drukt al met al precies die halfslachtigheid uit, die de huidige cultuur kenmerkt en is daarom misschien wel het belangrijkste literaire genre van dit moment. Zou het soms daarom zijn, dat iedereen precies weet wat een column is, zonder dat iemand erin slaagt met zoveel woorden te vertellen wat haar essentie is?” Volgens Smulders zijn er dus geen teksteigenschappen en is een column halfslachtig. Schuurs en De Groot (2010, pp. 180) melden dat linguïstische kenmerken een tekst een eigen karakter kunnen geven. Zij noemen het metadiscourse-model van Hyland en Tse (2004), waarmee de linguïstische kenmerken per genre kunnen worden weergegeven vanuit een retorische functie. Opvallend is dat een column al de categorieën die genoemd zijn in het model, kan bevatten. Er zijn columnisten die veel naar zichzelf verwijzen en columnisten die contact zoeken met de lezer door het gebruik van woorden zoals ‘u’. Volgens Schuurs en De Groot (2010, pp. 179) gebruiken bijvoorbeeld recensenten veelal bijvoeglijk naamwoorden en zelfstandig naamwoorden om hun mening te geven. Niet 2
Smulders is docent en onderzoeker aan de Universiteit van Utrecht. Hij heeft een doctoraalscriptie begeleid over het genre columns. Het doel was om duidelijk te krijgen wat een column is.
10
elke column wordt geschreven om een mening te geven, maar er wordt wel regelmatig gespeeld met een niet voor de hand liggende woordkeus. Dit is ook een van de tips van Taalcentrum-VU3. Verder zegt Taalcentrum-VU dat lange zinnen moeten worden afgewisseld met korte zinnen en dat de columnist de lezer moet weten te verrassen. Een manier om dat te doen is door een bepaalde schrijfstijl te hanteren. Paragraaf 2.4 gaat dieper in op diverse schrijfstijlen
2.4 Stijl Een onderdeel van een genreanalyse zijn de linguïstische kenmerken. Daaronder valt ook de schrijfstijl van de auteur. Volgens Burger en De Jong (1997, p. 23) is stijl een keuze van woorden, zinsbouw en structuur die de schrijver maakt om zijn gedachten vorm te geven. Deze keuze wordt onder andere bepaald door onderwerp, doel, publiek en genre. Als de stijl verandert, verandert de inhoud ook. Iedere schrijver heeft zijn eigen stijl, zegt onder andere auteur Renate Dorresteijn: “Iedere auteur heeft zijn eigen handschrift. Dat handschrift kan hoekig of zwierig zijn, barok of karig. Het stilistische handelsmerk van de een is de herhaling, van de volgende de mengeling van verheven en banale terminologie, en van de derde ironie, maar elke schrijver is in zekere zin net zo met zijn stijl opgescheept als met de kleur van zijn ogen.” (Dorresteijn, 2000, p. 151) Aan deze schrijfstijl kan een schrijver dus weinig veranderen, behalve dat hij er rekening mee kan houden. Sommige media hebben hun eigen stijlhandboek, zoals de NRC. Zo zorgen zij ervoor dat iedere schrijver een zelfde soort stijl hanteert. In het stijlhandboek van de NRC (2010) staat bijvoorbeeld dat uitroeptekens niet te veel gebruikt mogen worden, alleen als het iets toevoegt aan de zin, een uitroepteken aan het eind van de titel is ‘een zwaktebod’ en het is onwenselijk om meerdere uitroeptekens na elkaar te plaatsen. Stijl is onder te verdelen in vier stijlsoorten; eenvoudige stijl, sierlijke stijl, verheven stijl en krachtige stijl. (Schuurs & Breij, 2010, p. 93) Het is belangrijk dat de gekozen stijl ook past bij het onderwerp, het doel en het genre. Als de stijl verkeerd is gekozen of verkeerd wordt ingezet, kan dit leiden tot een droge, gekunstelde, kil-hoogdravende of zelfs weerzinwekkende stijl. De scheidslijn tussen de juiste stijlsoort en de overdreven variant is heel klein, maar uiteindelijk gaat het erom dat de afstand tussen het onderwerp en de gekozen stijl niet als te groot wordt ervaren, aldus Schuurs en Breij. Binnen de stijlsoorten komen stijlfiguren voor. Een stijlfiguur is een opzettelijke afwijking van 3
http://www.taalcentrum-vu.nl
11
het gewone taalgebruik met het doel de overtuigingskracht van de tekst te vergroten. (Schuurs & Breij 2010, p. 96) Er zijn verschillende soorten stijlfiguren, met als overkoepelende term tropen of schema’s. Kort gezegd is een troop een gedachte of begrip dat indirect tot uiting wordt gebracht en bij een schema zit de afwijking in de taalvorm, zoals rijm, alliteratie of ellips. Een stijlfiguur die onder beide termen kan vallen is de intensiveerder.
2.5 Intensiveerders Eerder werd al aangegeven dat er bij genreanalyse onderzoek wordt gedaan naar vier belangrijke kenmerken: context en inhoudelijke, linguïstische of vormkenmerken. In dit onderzoek wordt gekeken naar linguïstische kenmerken en dan specifiek naar stijl. Omdat stijl nog steeds een breed onderwerp is, is er besloten om dat terug te voeren naar een specifiek stijlmiddel, de intensiveerder. Over intensiveerders is in binnen- en buitenland al veel onderzoek gedaan. Volgens Renkema (1997) werd er, afhankelijk van het feit of de onderzoeker traditioneel taalkundig of sociaalpsychologisch van aard was, respectievelijk onderzoek gedaan naar het beschrijven en categoriseren van intensiveerders en naar het effect van de ontvanger op de geïntensiveerde tekst. In het eerste geval is de vorm van de tekst het uitgangspunt; in het tweede geval meet men de uitwerking van een geïntensiveerde tekst op de lezer. Om duidelijk te maken wat een intensiveerder precies is, volgen hier een aantal voorbeelden. Men kan zeggen:
(1) Dat is een lelijke tas
Deze zin kan geïntensiveerd worden door er een intensiveerder aan toe te voegen:
(2) Dat is een heel lelijke tas. (3) Dat is een afgrijselijke tas. Het woordje heel intensiveert hier het feit dat de tas lelijk is en het woordje afgrijselijk is een versterkte versie van lelijk. Voorbeeld (3) laat meteen zien dat er verschillende gradaties zijn in woorden. Bijvoorbeeld: niet zo mooi, lelijk, heel lelijk, afschuwelijk of afgrijselijk. Maar er zijn ook andere manieren om zinnen of woorden krachtiger te brengen, bijvoorbeeld: (4) Dat is een héél lelijke tas. (5) Dat is een afgrijselijke tas! (6) Dat is een AFGRIJSELIJKE tas.
12
In voorbeeld (4) worden er accenten aan heel toegevoegd om dit woord extra te versterken en aan (5) wordt een uitroepteken toegevoegd, om de hele zin meer kracht te geven. In zin (6) zijn er hoofdletters gebruikt om de aandacht naar afgrijselijk te trekken. Belangrijk op dit punt is een goede definitie van de intensiveerder. Bowers (1963) is de grondlegger van een definitie die later door anderen (deels) wordt gevolgd. Hij definieert taalintensivering als een middel voor de spreker of schrijver om aan te geven in hoeverre zijn houding ten opzichte van een bepaald object afwijkt van een neutrale houding. Hij geeft aan dat het taalgebruik zowel negatief als positief kan afwijken van een neutrale beschrijving. Een neutrale beschrijving is een objectieve beschrijving van feiten, zonder dat daarbij de houding of mening van de zender naar voren komt. Intensiveerders worden door onder andere Allerton (1987) opgevat als indicatoren op een intensiteitschaal van ‘heel klein’ naar ‘heel groot’, of algemener gezegd, positief naar negatief. Hiermee borduurt hij voort op de definitie van Bowers. Hij geeft daarbij het voorbeeld van het Engelse woordje quite, wat in positieve zin gebruikt wordt als booster in The prices are quite reasonable of in negatieve zin als moderator in This is quite interesting. Dit ondersteunt Pander Maat (2004) in zijn artikel over wervend taalgebruik in persberichten “Meestal versterkt het wervende element een uitspraak met een positieve conclusie; maar soms verzwakt het een negatief gerichte uitspraak.” Verder schrijft Pander Maat (2004, p. 212) dat een wervend element een uitspraak intensiveert in een richting die gunstig is voor de zender van de tekst. “Meestal kan het wervende element worden weggelaten zonder dat de grammaticaliteit en de interpretatie van de zin wordt aangetast. In een aantal gevallen kan het niet worden weggelaten, maar wel worden vervangen door een zwakker element.” Merk hierbij op dat dit in geen geval helemaal juist kan zijn. Vorm en inhoud zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als een zogenaamd wervend element wordt weggelaten, verandert dat wellicht niet per se iets aan de betekenis, maar mogelijk wel aan de interpretatie. Dat melden ook Burger en De Jong (1997, p. 23). Renkema (1997) lost dit op door zijn volgende uitspraak: “De aanduiding ‘geïntensiveerd taalgebruik’ lijkt beter beperkt te kunnen blijven tot die gevallen waarin – op basis van tekstvergelijking – van versterking sprake is.” Het probleem aan dit citaat is dat er niet in alle gevallen tekstvergelijking mogelijk is. Er zijn diverse onderzoeken gedaan naar intensiveerders, waarbij de meeste onderzoekers gebruik hebben gemaakt van een analyseschema. Onderzoekers die een analyseschema hebben gemaakt zijn onder andere Pander Maat (2007), Renkema (1997) en Quirk et al. (1985). Quirk heeft een schema ontwikkeld met 6 trappen. Maar hoeveel trappen er ook zijn, de onderverdeling is altijd subjectief. Niet iedereen is het er dan ook over eens dat zo’n schema werkt. Sommigen, zoals Bolinger (1972), beweren dat intensiveerders nauwelijks te classificeren zijn. Toch is er veel 13
onderzoek gedaan naar intensiveerders en zijn er verschillende analyseschema’s die het onderzoek naar intensiveerders kunnen vergemakkelijken. Aangezien woorden in iedere taal anders geïntensiveerd worden, wordt hier alleen gekeken naar de onderzoeken die zijn uitgevoerd in de Nederlandse taal. In onderstaand schema is een vergelijking gemaakt tussen de analyseschema’s van drie Nederlandse onderzoekers; Renkema (1997), Pander Maat (2007) en Liebrecht (2011). De reden hiervoor is dat zij alle drie Nederlands zijn en een analyseschema hebben gemaakt. Het schema van Liebrecht wijkt deels af van de andere twee schema’s en daarom is het interessant om ze naast elkaar te zetten.
14
Tabel 1 Combinatie van Onderzoekschema’s Intensiveerders van Renkema (1997), Pander Maat (2007) en Liebrecht (2011)
Categorie Lexicale intensiveerder
Renkema Subcategorie Basisversterker Incl. Prefix Tijdsaanduiding
Plaatsaanduiding Kwantificator
Voorbeeld Erg, heel, zeer Overvol, urenlang Donderdag nog/al Tot in de kleinste uithoeken Bijna iedereen
Pander Maat Subcategorie
Pre-modifiers Adverb elements (bijwoord) Adverb elements Adverb elements
Adjectives (bijv. naamwoord) Kwalificator Preciseerder Onverwachtsheidspartikel
Subsubcategorie
Time adjuncts
Voorbeeld
Liebrecht Categorie
Voorbeeld
Hypermodern
Voorvoegsel
supergoed
Telwoord
De zoveelste hit
Al, opnieuw, altijd, voortdurend
Place Intensifiers of numerals Mitigators of numerals Intensifying quantifiers
Bijna, ruim, meer dan Slechts, minder dan Alle, diverse, verschillende, veel, extra, hele
Puur suiker, echt gelogen Exact, met name Maar liefst, zelfs
Semantische intensiveerder Verba Nomina Adjectiva
Gedaald -> Gekelderd Schande -> blamage Groot -> kolossaal
Werkwoord Zelfstandig naamwoord Adjectives
Intensifying adjectives Evaluative adjectives
Adverbia
Enigszins -> behoorlijk
Adverb elements
Property speficying adjectives Intesifying adverbs
Connectives Adjectives
Adverb elements
Comparative and superlative degrees Modal intesifier
Eten -> schransen Eten -> kantinevoer
Belangrijks, groot, sterk, uitgebreid Geweldig, goed, speciaal, toonaangevens, uniek, uitstekend Betrouwbaar, praktisch, efficiënt Enorm, aanzienlijk, goed, steeds, stipt op tijd Bovendien, daarbovenop Most important Natuurlijk, uiteraard, simpelweg
16
Stilistische intensiveerder Herhaling Tautologie Pleonasme Climax Litotes Vergelijking
Metafoor
Het was heet, heet, heet! Nooit of te nimmer De uiterste limiet Hij wachtte uren, dagen, maanden Hij schrijft niet onaardig Zij gingen als beesten tekeer
Herhaling
Hij gaat keer op keer in de fout.
Litotes
Dat was niet bepaald leuk Hij ging er als een haas vandoor
Vergelijking
Verliezen -> het onderspit delven Beeldspraak
Ironie
Zij interviewde bezonnebrilde bontmantels. Wat een ‘briljant’ idee.
Syntactisch niveau Ellips Retorische vraag Verbindingswoorden Vooropplaatsing
Juist, dat dacht ik ook. Maakt dat het minder leuk? Niet alleen dit, maar ook dat Uiteraard ben ik het daarmee eens. 17
Typografie
Kapitalen Nadrukstreepjes Accent
WAT DENK JE ZELF? ge-wel-dig écht
18
Uit dit schema blijkt dat Pander Maat en Renkema voor een groot gedeelte dezelfde lexicale intensiveerders hebben, hoewel Pander Maat daar gedetailleerder op in gaat. Liebrecht heeft slechts twee lexicale intensiveerders, waarvan er één niet voorkomt bij Renkema en Pander Maat, namelijk het telwoord. Wat betreft semantische intensiveerders is Pander Maat het meest gedetailleerd en heeft Liebrecht de minste categorieën. Stilistische intensiveerders kent Pander Maat helemaal niet. Renkema en Liebrecht komen voor een groot gedeelte overeen. Liebrecht is de enige onderzoeker die ook kijkt op syntactisch niveau en typografie. Schellens (2006) geeft in zijn onderzoek naar het verschil in intensiveerders tussen recensies en redactionele commentaren een samenvatting van diverse onderzoeken naar taalintensiteit4. Hij stelde daarbij de vraag of een standpunt of argument dat met meer kracht onder woorden wordt gebracht, overtuigender is dan een zwakkere formulering van dezelfde boodschap.
“Helaas zijn de gevonden antwoorden op die vraag niet eenduidig: soms werkt het, soms werkt het niet: Bij een geloofwaardige bron werkt taalintensivering overtuigend; bij een minder geloofwaardige bron niet, bij ontvangers met een voorkeur voor geïntensiveerd taalgebruik werkt het wel; bij anderen niet en bij een kleine afstand tussen de opinies van de ontvanger en de bron werkt het wel; bij een grote afstand tussen de opinies van ontvanger en bron werkt het niet of zelfs averechts.” (p.354) Uit het onderzoek van Schellens bleek dat er in recensies meer intensiveerders voorkwamen en dat kwam met name door geïntensiveerde adjectieven en metaforen. De reden die Schellens zelf noemt is dat een recensent voor zichzelf schrijft en ‘van zijn hart geen moordkuil maakt’, en dat de redacteur voor de krant schrijft en dus elk woord zorgvuldig af moet wegen. De conclusies van Schellens zijn interessant voor dit onderzoek. Niet-zakelijke columnisten schrijven namelijk ook voor zichzelf en zakelijke columnisten moeten hun woorden zorgvuldiger afwegen. De niet-zakelijke columnist zou dus meer intensiveerders moeten gebruiken dan de zakelijke columnist. Dit onderzoek gaat verder in op het verschil in intensiveerders tussen zakelijke en nietzakelijke columns. De onderzoeksvraag die voortvloeit uit dit hoofdstuk, kom terug in de volgende paragraaf.
2.6 Onderzoeksvraag Het hoofdstuk over het theoretisch kader maakt duidelijk dat er op zowel het gebied van columns als het gebied van intensiveerders diverse onderzoeken zijn gedaan. Toch zijn er nog verschillende gaten 4
Schellens gebruikt hierbij bronnen als Burgoon, Jones & Stewart (1975), Bradac, Bowers & Courtright (1980) Hamilton, Hunter & Burgoon (1990), Aune & Kikuchi (1993) en Hamilton & Hunter (1998), Bowers (1963, 1966) en Drop e.a. (1972)
op te vullen. Een onderscheid dat bij het onderzoek naar columns nog niet eerder is gemaakt is het verschil tussen zakelijke en niet-zakelijke columns. Beide columnsoorten worden met een ander doel en voor een ander publiek geschreven. Aangezien het doel en publiek volgens Burger en De Jong (1997) van invloed zijn op de schrijfstijl, valt te verwachten dat er in zakelijke columns een andere schrijfstijl wordt gehanteerd dan in niet-zakelijke columns. De onderzoeken naar intensiveerders leverden verschillende analyseschema’s op en toonden aan dat de schrijver een andere schrijfstijl hanteert als er een organisatie achter zit. Dat is een reden om aan te nemen dat er een verschil is in het gebruik van intensiveerders tussen zakelijke en nietzakelijke columns. Het doel van dit onderzoek is om te kijken of er daadwerkelijk een verschil in intensiveerders is. De hoofdvraag luidt: Wat is het verschil tussen intensiveerders in zakelijke columns en intensiveerders in niet-zakelijke columns? In het volgende hoofdstuk wordt weergegeven welke methode er is gebruikt om dit onderzoek uit te voeren.
20
3. Methode In dit hoofdstuk wordt beschreven welke onderzoeksmethode er is toegepast bij het onderzoek naar intensiveerders in zakelijke en niet-zakelijke columns. Allereerst wordt de in dit onderzoek gebruikte definitie van zakelijke columns en niet-zakelijke columns genoemd. Vervolgens worden de numerieke gegevens van de columns weergegeven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met het gebruikte analyseschema.
3.1 Columns Hieronder volgen de kenmerken van de onderzochte columns. Daarnaast wordt er beschreven wat er gedaan is met onduidelijke gevallen. Zakelijke columns In hoofdstuk 2.1 is een definitie gegeven van zakelijke columns. Deze definitie wordt hier aangevuld met een aantal kenmerken. De zakelijke columns zijn verschenen in een vakblad, relatiemagazine of een bedrijfsblad. De columns zijn in het blad aangeduid met het woordje column. Daarnaast moet de column aan (een van de) volgende eisen voldoen:
De column is verschenen in een tijdschrift of krant met een vastliggend onderwerp, zoals het vakblad voor bakkers;
De column is geschreven door een expert op het gebied van het onderwerp van de krant of het tijdschrift en dat blijkt duidelijk uit een persoonsbeschrijving of uit de tekst;
De columnist heeft eigenbelang bij het schrijven van de tekst en noemt de naam van het bedrijf waar hij voor werkt of zijn eigen specialisatie;
De columnist geeft uitleg over een bepaald fenomeen waar hij of zij verstand van heeft;
De column is geschreven door iemand met een Nederlandstalige achtergrond.
Een voorbeeld hiervan komt uit de column Maximale Klantenbinding van Hein van der Weijer, directeur en mede-eigenaar van Flexxis. Deze column stond in een kappersmagazine5: ‘Door Flexxis zijn verschillende systemen ontwikkeld om klanten te binden. Belangrijk uitgangspunt is ‘Jij doet wat voor de klant en de klant doet wat voor jou’ . Flexxis heeft hierop aansluitend een zeer geavanceerd (digitaal) loyaliteitssysteem ingebouwd dat je helemaal op maat kunt inrichten.’
5
http://www.tophair.nl/wordabonnee/preview/index.html
21
De column gaat over klantenbinding en bevat op verschillende momenten een commercieel aspect, zoals de genoemde bedrijfsnaam en het aanspreken van de lezer door middel van ‘je’. Niet-zakelijke columns De niet-zakelijke columns komen uit een tijdschrift of krant zonder specifiek vaststaand onderwerp, die niet per se door een bepaalde doelgroep gelezen wordt. Daarnaast moet de column aan (een van) de volgende eis voldoen:
De column is geschreven door een columnist of iemand die anderszins iets met taal te maken heeft;
De column is voor iedereen leesbaar en bevat geen (onbekend) jargon;
De columnist is een bekendheid;
Bij de column staat dat het een column is;
De column is geschreven door iemand met een Nederlandstalige achtergrond.
Een voorbeeld hiervan is de column van Aaf Brandt Corstius in de Volkskrant en de column van Janneke Brinkman in de Margriet. Onduidelijkheden Het komt voor dat een column op een of andere manier afwijkt van de vier genrekenmerken en dus niet als column herkend wordt. Het kan bijvoorbeeld zijn dat een column te veel lijkt op het beschrijven van een bepaalde term. Indien er bij het artikel staat dat het een column is, is het als zodanig gecodeerd en dus meegenomen in dit onderzoek. Algemene totalen Voor dit onderzoek zijn de volgende aantallen geselecteerd: Tabel 2 Aantallen Onderzochte Columns
Aantal columns Aantal woorden Aantal mannelijk columnisten Aantal vrouwelijke columnisten
Zakelijke columns 30 13.264 15 15
Niet-zakelijke columns 28 13.277 14 14
Totaal 58 26.541 29 29
Alle columns zijn verschenen tussen 2005 en 2011 in geprinte media in Nederland. Sommige columns zijn van websites afgehaald, maar alleen als duidelijk was dat de column op dezelfde wijze in geprinte media heeft gestaan. Er is voor gekozen om twee niet-zakelijke columns minder te onderzoek, omdat het aantal woorden dan nagenoeg overeenkwam. Het verschil is nu dertien woorden. Er zijn in totaal 22
evenveel mannelijke als vrouwelijke columnisten onderzocht. Voor een bronnenlijst van de columns, zie bijlage 1.
3.2 Analyse Hieronder volgt een overzicht van de intensiveerders die in dit onderzoek zijn gebruikt. De termen en uitleg komen deels uit het Tabel 1. Er is voor gekozen om een aantal categorieën niet mee te nemen in het onderzoek. De reden hiervoor is dat deze categorieën, met name de categorieën uit het analysemodel van Pander Maat (2007), te gedetailleerd zijn voor dit onderzoek. Verder is er niet gekeken naar stilistische intensiveerders, omdat het onderzoek daarvan te veel tijd in beslag zou nemen. Naast het feit dat er een aantal categorieën weg zijn gelaten, zijn er een aantal nieuwe categorieën toegevoegd. In een groot aantal columns kwamen bijvoorbeeld uitroeptekens voor, een typografisch kenmerk dat zeer geschikt is om een tekst te intensiveren. Dit typografische kenmerk werd niet genoemd in het onderzoek van Liebrecht (2011) en is daarom toegevoegd aan dit onderzoek. 3.2.1 Lexicale intensiveerders Kenmerk van een lexicale versterker is de weglaatbaarheid van een woord of woorddeel. Basisversterkers Basisversterkers zijn de meest algemene intensiveerders. Een lexicale intensiveerder wordt gecategoriseerd als een basisversterker wanneer:
Een bijwoord iets zegt over een bijvoeglijk naamwoord; o
Een afgrijselijk lelijke tas
Een bijwoord iets zegt over een ander bijwoord o
Er eentje te veel drinken.
Andere voorbeelden: Enorm, ernstig, flink, fors, hartstikke, totaal, volstrekt, erg, heel, zeer. Basisversterker + voorvoegsel Onder de basisversterkers worden ook diegene gerekend die een voorvoegsel bevatten. Voorbeelden: Urenlang, overvol, supergoed. Tijdsaanduiding Tijd heeft betrekking op tijdstip, een periode of frequentie. Er is sprake van een intensiveerder als:
een tijdstip als dichterbij of verder weg wordt genoemd
23
o
een periode als bijzonder lang of juist kort wordt weergegeven o
zoals donderdag al
zoals pas vier uur
een frequentie hoger of juist lager wordt voorgesteld o
zoals zelden, vaak of altijd
Plaatsaanduiding Bij plaatsaanduiding wordt de ruimte als groter of kleiner voorgesteld dan hij is. Dit kan niet alleen door versterking, maar ook door afzwakking. Voorbeeld: over de hele wereld Kwantificatoren Bij kwantificatoren wordt gekeken naar de hoeveelheid die groter of kleiner wordt voorgesteld. Dit kan niet alleen door versterking, maar ook door afzwakking. Voorbeeld: Bijna iedereen
Kwalificatoren Bij kwalificatoren wordt er een bepaalde eigenschap benadrukt, of wordt er een bepaalde wijze geïntensiveerd. Hier vallen ook kwalificaties onder die in vergelijkbare gevallen ontbreken, zoals ‘het oude vrouwtje’ versus ‘het vrouwtje.’ Voorbeelden: ‘Het ging in razend tempo bergafwaarts’ versus ‘snel bergafwaarts’
Preciseerders Bij de preciseerder gaat het om de focus. Voorbeeld: ‘Precies honderd dagen’ of ‘Stuurt u op de juist financiële,maar ook nietfinanciële informatie?’
Krachtaanduiding/scheldwoord In sommige gevallen wordt een zinsdeel of woord als krachtaanduiding of scheldwoord gecodeerd. Dat is in de volgende gevallen:
Als het duidelijk om een scheldwoord gaat o
Voorbeeld: ‘Goedemorgen kankerbuurvrouw’ of ‘het godvergeten optimisme’
Als het gaat om de volgende woordjes: 24
o
Oh, O jee, Oeps, Ach, Ahhh, Tja of andere woorden met eenzelfde vorm.
3.2.2 Semantische intensiveerders Het kenmerk van de semantische intensiveerder is ‘de weglaatbaarheid van een betekenisaspect door de keuze van een woord met ongeveer dezelfde, maar een meer algemene betekenis’. (Renkema, 1997) Deze definitie geldt voor alle semantische intensiveerders. Een neutraal woord is vervangen door een woord met andere associaties of een andere sterkte. Werkwoord Voorbeeld: eten -> schransen, gedaald -> gekelderd
Er is hierbij niet gekeken naar werkwoorden die in het dagelijks leven veel gebruikt worden, zoals het werkwoord moeten als intensiveerder van mogen of kunnen, of het werkwoord lijken als zachtere vorm dan zijn. Zelfstandig naamwoord Voorbeeld: Een twaalftal nijpende catastrofes
Bijvoeglijk naamwoord Voorbeeld: een absurde boete Onder deze categorie vallen ook woorden als: belangrijk, beste, complexe en mooie Bijwoord Voorbeeld: enigszins -> behoorlijk
3.2.3 Typografie Met typografie kan elke zin of elk woord geïntensiveerd worden. Soms valt een semantische of lexicale intensivering ook onder de typografische. In dat geval wordt de intensiveerder bij beide categorieën ingedeeld. Kapitalen Als een woord of zin in kapitalen staat, wordt het gemarkeerd als geïntensiveerd woord. Voorbeeld: WAT DENK JE ZELF?
25
Nadrukstreepjes Met behulp van nadrukstreepjes, wordt extra aandacht op een woord of zin(sdeel) gevestigd. Dit kan zowel een positief als negatief effect hebben. Voorbeeld: ge-wel-dig
Uitzondering: Als de streepjes worden gebruik om verschillende woorden aan elkaar te verbinden (voorbeeld: het is een alle-mensen-blijven-zitten-feestje), of het als het wordt gebruikt om een gedachte te verwoorden, dan wordt het niet gerekend als nadrukstreepjes.
Accent Met gebruik van accenten kan er extra nadruk op een woord worden gelegd.
Voorbeeld: dat is wél leuk. Uitzondering: Als het accent wordt gebruikt om een duidelijk verschil tussen woorden, zoals een versus één, aan te geven, of omdat het de correcte spelling is, dan wordt het niet gecodeerd als accent. Uitroeptekens Door het gebruik van een uitroepteken, kan aan een uitspraak meer kracht worden gegeven. Indien er meerdere uitroeptekens achter elkaar worden geplaatst, wordt het slechts één keer gecodeerd. Voorbeeld: Mag ik even: GOOD FOR BOUHLAROUZ!!!
Onduidelijke gevallen Omdat het gaat om een samenvoeging van drie analyseschema’s, waarbij niet alle categorieën over zijn genomen, zullen er onduidelijke gevallen tussen de corpus zitten. Deze worden in eerste instantie gemarkeerd met X. Verdere analyse zullen uit moeten wijzen of zij niet alsnog onder een categorie vallen. Als dat niet het geval is, worden ze niet meegenomen in deze analyse. Niet alle categorieën uit de analyseschema’s van Renkema (1997), Pander Maat (2007) en Liebrecht (2011) zijn overgenomen. Zo wordt er in dit onderzoek niet gekeken naar spreekwoorden en gezegden, metaforen en andere beeldspraak. Al deze gevallen zijn uit de analyse gehouden. Er zijn mogelijkheden waarin de intensiveerders onder verschillende categorieën kunnen vallen. In dat geval wordt de intensiveerder tweemaal gecodeerd. Dit zal voornamelijk het geval zijn de kapitalen, nadrukstreepjes en accenten, aangezien dat typografieën zijn. In dit onderzoek zijn de titels van de columns ook meegenomen. De eventuele beschrijving 26
over de columnist, zoals wat hij of zij nog meer doet in het dagelijks leven, werd niet meegenomen in het onderzoek.
Verwerking van gegevens De columns zijn tweemaal gelezen. De eerste keer werden de intensiveerders onderstreept aan de hand van het codeboek. Vervolgens werd de hele column nog een keer gelezen, om te controleren of alle intensiveerders wel daadwerkelijk intensiveerders waren. In SPSS werden eerst de algemene gegevens van de column neergezet, zoals het columnnummer, het geslacht van de columnist en of het een zakelijke of niet-zakelijke column was. In de derde kolom is het zinsdeel waar de intensiveerder in voorkwam geplaatst en in de kolom daarna de intensiveerder. Vervolgens werd aangegeven welk soort intensiveerder het was en in de laatste kolom konden overige bijzonderheden worden genoteerd. Alle intensiveerders zijn in SPSS geplaatst om de gegevens zo gedetailleerd mogelijk te verwerken. SPSS heeft de Chikwadraattoets en Cramer’s V uitgevoerd, om zo tot statistische gegevens te komen.
27
4. Resultaten/Analyses Dit hoofdstuk bevat de resultaten van de analyse. Allereerst wordt er een kwantitatieve analyse weergegeven. Deze analyse bevat numerieke gegevens en statistische gegevens. De bijzondere gevallen worden vervolgens gedetailleerd beschreven in de kwalitatieve analyse.
4.1 Kwantitatieve analyse Allereerst wordt er een kwantitatieve analyse weergegeven. Deze begint met het totaal aantal gevonden intensiveerders. Vervolgens wordt er gekeken naar de aantallen per intensiveerder. 4.1.1 Totalen Uit onderzoek blijkt dat er intensiveerders voorkomen in zowel zakelijke columns als niet-zakelijke columns. Onderstaande tabel geeft weer hoeveel intensiveerders er per columnsoort gevonden zijn.
Tabel 3 Totaal aan Intensiveerders per Columnsoort Soort intensiveerder Lexicale intensiveerders Semantische intensiveerders Typografische intensiveerders Totaal
Zakelijk 324 639 53 1016
Percentages Niet-zakelijk 53,55% 281 49,77% 645 46,09% 62 50,70% 988
Percentages Totaal 46,45% 605 50,23% 1284 53,91% 115 49,30% 2004
Uit Tabel 3 komt naar voren dat er in totaal 2004 intensiveerders zijn gevonden, waarvan iets meer dan de helft in zakelijke columns is gevonden. Opvallend is vooral dat 64% van het totaal aantal intensiveerders valt onder de semantische categorie. De lexicale intensiveerders beslaan 30% van de gevallen en de overige 14% bestaat uit typografische intensiveerders. Verder valt op dat er meer lexicale intensiveerders in zakelijke columns zijn gevonden, en van beide andere categorieën meer in niet-zakelijke columns. 4.1.2 Lexicale intensiveerders Ruim 30% van de intensiveerders is lexicaal. De lexicale intensiveerders zijn verdeeld in 8 categorieën. Tabel 4 toont aan dat er enkele verschillen, maar ook overeenkomsten zijn in het gebruik van lexicale intensiveerders tussen zakelijke en niet-zakelijke columns. Tabel 4 Aantal Lexicale Intensiveerders per Columnsoort Zakelijk Percentage Basisversterker Basisversterker met voorvoegsel
58 3
50,00% 42,86%
Niet-zakelijk Percentage 58 4
50,00% 57,14%
Totaal 116 7 28
Tijdsaanduiding Plaatsaanduiding Kwantificator Kwalificator Preciseerder Krachtaanduiding/scheldwoord Totaal
74 12 154 7 13 3 324
46,25% 63,16% 62,86% 33,33% 68,42% 16,67% 53,55%
86 7 91 14 6 15 281
53,75% 36,84% 37,14% 66,67% 31,58% 83,33% 46,45%
160 19 245 21 19 18 605
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er een aantal opmerkelijke verschillen zijn in het gebruik van lexicale intensiveerders. Zo worden er meer plaatsaanduidingen, kwantificatoren en preciseerders in zakelijke columns gebruikt en meer kwalificatoren en krachtaanduidingen/scheldwoorden in nietzakelijke columns. De kwantificator is over het algemeen de meest gebruikte intensiveerder en beslaat 40,5% van het totaal aantal lexicale intensiveerders. De een na grootste categorie is de tijdsaanduiding, met 26,45%. De basisversterker, volgens Renkema (1997) de meest algemene intensiveerder, beslaat 19,17% van de gevallen . De Chikwadraattoets6 (χ2 (8) = 31, 345, p. < .001) toont aan dat er een significant verschil is in het gebruik van lexicale intensiveerders in zakelijke columns en in niet-zakelijke columns. De intensiveerders die daaraan bijdragen zijn de kwantificators en de krachtaanduidingen/scheldwoorden. Men kan nu aannemen dat er significant meer kwantificatoren voorkomen in zakelijke columns en meer krachtaanduidingen/scheldwoorden in niet-zakelijke columns. 4.1.3 Semantische intensiveerders De intensiveerders die het meest voorkomen in de data zijn de semantische intensiveerders. Zij zijn verdeeld in vier categorieën. Tabel 6 Aantal Semantische Intensiveerders per Columnsoort Zakelijk Percentage Werkwoord Zelfstandig naamwoord Bijwoord Bijvoeglijk Naamwoord Totaal
175 142 135 187 639
48,75% 47,97% 48,39% 53,43% 49,77%
Niet-zakelijk Percentage 184 154 144 163 645
51,25% 52,03% 51,61% 46,57% 50,23%
Totaal 359 296 279 350 1284
Bovenstaande tabel geeft aan dat er ongeveer evenveel semantische intensiveerders in beide 6
Voor meer statistische gegevens, zie bijlage 2
29
columnsoorten voorkomen. De meest geïntensiveerde vorm is het werkwoord. Die beslaat 27,95% van het totaal aantal semantische intensiveerders. Er zijn geen grote verschillen in het gebruik van de semantische intensiveerders. De Chikwadraattoets7 (χ2 (4) = 3,741, p. < .442) geeft aan dat er geen significant verschil is in het gebruik van semantische intensiveerders in zakelijke en niet-zakelijke columns. 4.1.4 Typografische intensiveerders De derde categorie intensiveerders is de typografische intensiveerder. Deze zijn onderverdeeld in vijf categorieën. Tabel 7 Aantal Typografische Intensiveerders per Columnsoort Zakelijk Percentage Kapitalen Nadrukstreepjes Accent Uitroepteken Totaal
2 0 18 33 53
40,00% 0,00% 46,15% 47,83% 46%
Niet-zakelijk Percentage 3 1 21 36 62
60,00% 100,00% 53,85% 52,17% 54%
Totaal 5 1 39 69 115
Opvallend is dat 60% van de typografische intensiveerders een uitroepteken is. De andere groep die veel voorkomt is het accent. Er worden in totaal iets meer typografische intensiveerders in nietzakelijke columns gebruikt. Het percentage van de nadrukstreepjes bij niet-zakelijk is 100%, omdat die alleen maar voorkwam in de niet-zakelijke columns. Deze uitkomsten bevatten niet de juiste informatie om de Chikwadraattoets uit te voeren. Het is dus onduidelijk of er een significant verschil in gebruik is.
4.2 Kwalitatieve analyse Naast kwantitatieve resultaten zijn er ook kwalitatieve resultaten die opvallen in dit onderzoek. In deze paragraaf worden de meest opvallende intensiveerders behandeld. Allereerst wordt de lexicale intensiveerder besproken, vervolgens de semantische en daarna de typografische. Als laatste wordt er kort gekeken naar meerdere intensiveerders in een zin. 4.2.1. Lexicale intensiveerders De opvallendste categorie bij de lexicale intensiveerders is de krachtaanduiding / scheldwoord. Deze categorie komt voornamelijk voor in niet-zakelijke columns, met termen variërend van godsdienstige aard tot ‘oh jee’. Voorbeeld (7) komt uit een niet-zakelijke column en voorbeeld (8) uit een zakelijke.
7
Zie bijlage 3
30
(7) Waar ze dat godvergeten optimisme vandaan haalt, weet ik niet. (8) Waarbij de klant dan denkt: “Oh jee, en nu ben ik de eerste die wordt geknipt.”
In de zakelijke columns zijn drie krachtaanduidingen gevonden. Hier kwamen geen godsdienstige termen voor, wel ‘oh jee’, ‘tja’ en ‘jammer’. Men zou kunnen zeggen dat op schaal van een zwakke tot een sterke intensiveerder, de niet-zakelijke columns meer sterke krachtaanduidingen bevatten en de zakelijke columns meer zwakke krachtaanduidingen. Een ander opvallend verschijnsel is de basisversterker, eventueel met voorvoegsel. Een bijzonder geval is de volgende zin uit een niet-zakelijke column:
(9) Zo leek mij als kind het aller-, allerergste van ouder worden dat je dan niet meer wist wat er in de top-40 stond, de verkeerde kleren ging dragen en danste zoals in jouw jeugd hip was, maar nu echt heel gênant.
Hoewel in bovenstaande zin had volstaan dat het kind de genoemde voorbeelden het ergste vond, wat op zich al een intensivering is van erg, heeft de auteur ervoor gekozen om het ergste dubbel te intensiveren door er tweemaal aller aan toe te voegen. Dit soort gevallen komen niet voor in zakelijke columns. Hoewel de kwantificator significant meer voorkomt in de zakelijke column, is er geen kwaliteitsverschil in gebruik gevonden. In beide columnsoorten komen vooral woorden voor als: alle, allemaal, iedereen, bijna en veel. De tijdsaanduiding komt voornamelijk voor in de vorm van: (10) De wanbeleidsprocedure, die we al begin oktober 2008 startten, is de basis van onze inspanningen om beleggers genoegdoening te bezorgen. (11) Hè verdorie, dat flikken ze me hier altijd. In voorbeeld (10) gaat het om een tijdsperiode die dichterbij wordt genoemd en in voorbeeld (11) gaat het om een frequentie die hoger wordt voorgesteld. Verder zijn nooit en vaak veelgebruikte tijdsaanduidingen. 4.2.2. Semantische intensiveerder De semantische intensiveerder komt in beide columnsoorten ongeveer evenveel voor. Er lijkt voornamelijk gebruik te worden gemaakt door het woord echt, al dan niet in combinatie met een typografische intensiveerder, zoals hoofdletters of een accent. Voorbeeld (12) komt uit een nietzakelijke column, voorbeeld (13) uit een zakelijke. 31
(12) De komende weken ga ik het woord ‘duurzaam’ weer laden met ECHTE voorbeelden, zodat het weer gaat betekenen waar het voor is uitgevonden: dat wat goed is voor onze planeet en dus voor ons als bewoners. (13) Na enerverende sollicitatiegesprekken heeft hij er echt zin in. Wat betreft werkwoorden, zelfstandig naamwoorden en bijvoeglijk naamwoorden worden er veel verschillende woorden gebruikt. Van de 1284 semantische intensiveerders, is ongeveer 68% een uniek woord, zoals afschuimen (in plaat van zoeken), bereleuke, beuken (in plaats van slaan) en diepfilosofisch in de volgende zin: (14) Niet dat ik nou direct als Maya Angelou onbeweeglijk op Oprahs bank wijsheden ga zitten bassen - een soort diepfilosofisch sprekende composthoop is zij - maar toch.
De overige 32% bestaat uit woorden die meer dan een keer voorkomen, zoals echt, beste, concreet, goed, graag en fantastisch.
4.2.3 Typografische intensiveerder De laatste categorie is de typografische intensiveerder. Een opvallend fenomeen is het uitroepteken. Uit de data blijkt dat deze intensiveerder op verschillende manieren wordt ingezet. Hieronder worden verschillende vormen weergegeven: (15) Ondernemende medewerkers stimuleren! Voorbeeld (15) komt uit een zakelijke column en betreft de titel van de column. Het feit dat er een uitroepteken achter de titel staat, is zowel in zakelijke als in niet-zakelijke columns teruggevonden. Voorbeeld (16), uit een niet-zakelijke column, betreft een andere opvallende plek voor een uitroepteken, namelijk aan het eind van de laatste zin van de column. (16) Ik zit vanaf nu dagelijks op Marktplaats!
Een derde opvallende vorm van de uitroepteken, is het gebruik van meerdere uitroeptekens na elkaar, zoals:
(17) Op aanraden van vrienden (ja, ik heb ze!!) verbleef ik in een hotel in het onwaarschijnlijk prachtige plaatsje Beaulieu-sur-Mer.
32
In paragraaf 2.3.4 van dit onderzoeksverslag staat en citaat van de NRC Stijlgids, waarin werd vermeld dat een uitroepteken niet te vaak gebruikt moest worden, niet in de titel mag staan en dat er niet meerdere uitroeptekens na elkaar geplaatst mogen worden. Opvallend aan dit onderzoek is dat uit de data bleek dat al deze regels minstens twee keer zijn overtreden. De overtreders waren zowel zakelijke als niet-zakelijke columnisten. Het accent wordt voornamelijk geplaatst op woorden als en en echt. Dit zijn woorden waar een accent niet op misstaat. Toch worden er ook woorden geaccentueerd waar een accent normaal gesproken niet op geplaatst wordt:
(18) Gutteguttegut wat een níeuws weer. (19) En ik geníet: met een grote groep zeer enthousiaste (toekomstige) coaches (…) waarbij belemmeringen (h)erkend maar ook weer snel geparkeerd worden. (20) En ik geniét in de Masteropleiding (…) waarna we in interactie de vertaalslag naar de coachingspraktijk leggen.
Het woordje nieuws (zin 18) leent zich in principe niet voor een accent. Toch wordt er in deze nietzakelijke column wel degelijk een accent geplaatst. Zin (19) en (20) komen uit dezelfde column en staan vlak na elkaar. Opvallend is dat het accent bij (19) op de i staat en bij (20) op de e. De accenten zijn gevonden in achttien columns. Daarvan zijn er acht columns die een accent bevatten en tien columns die meer dan een accent bevatten.
4.2.4. Meerdere intensiveerders Uit de voorbeelden die hierboven allemaal genoemd zijn, blijkt al dat een intensiveerder in sommige gevallen niet alleen in een zin staat. Veel zinnen bevatten meerdere intensiveerders. Dit hoofdstuk wordt dan ook afgesloten met een aantal opvallende zinnen die meerdere intensiveerders bevatten. Voorbeeld (21), (22) en (23) komen uit niet-zakelijke columns. Voorbeeld (21) bevat twee typografische intensiveerders, namelijk hoofdletters en uitroeptekens. Opvallend is dat er in dit geval drie uitroeptekens geplaatst worden na een zinnetje dat al geïntensiveerd wordt door het gebruik van hoofdletters.
(21) Mag ik even: GOOD FOR BOUHLAROUZ!!! Voorbeeld (22) bevat direct achter elkaar twee woorden met een accent.
33
(22) We komen namelijk langs een sleutelwinkel en ik bedenk me dat ik écht nú die ene sleutel bij moet laten maken Voorbeeld (23) is de eerste zin van een column en is bijna helemaal opgebouwd uit intensiveerders. Niets wordt hier gezien als een kwantificator, omdat het een hoeveelheid aangeeft. Vreest is een geïntensiveerd werkwoord, paranoïde een geïntensiveerd bijvoeglijk naamwoord en alleenheerser en massa zijn geïntensiveerde zelfstandig naamwoorden. Zinnen met meerdere intensiveerders komen vaker voor. (23) Niets vreest de paranoïde alleenheerser meer dan de macht van de massa.
Hieronder volgen nog een aantal voorbeelden uit zakelijke columns. Voorbeeld (24) komt uit een column over een beleidsrapport. In deze zin worden woorden niet alleen geïntensiveerd met een positieve betekenis, maar ook met een negatieve betekenis, zoals het stuk.
(24) De neiging bestaat dan ook om het stuk iets te diagonaal te lezen, waardoor het nieuwe beleid onvoldoende beklijft.
Voorbeeldzin (25) bevat verschillende soorten intensiveerders, waaronder een aantal zelfstandig naamwoorden die niet vaak gebruikt worden, zoals verschuilgedrag en ego-arena’s.
(25) Zomaar samenwerken is lang niet altijd de weg naar het snelste resultaat en leidt naar mijn smaak veel te vaak tot een overdosis stroperige vergaderingen, verschuilgedrag en egoarena’s. De resultaten uit dit hoofdstuk worden kort samengevat in het volgende hoofdstuk. In hoofdstuk 6 (Discussie) wordt dieper ingegaan op dit onderzoek en de uitkomsten.
34
5. Conclusie Hieronder volgt een korte samenvatting van de resultaten. Door het samenbrengen van verschillende resultaten, wordt uiteindelijk een antwoord gegeven op de hoofdvraag. De hoofdvraag luidt: Wat is het verschil tussen intensiveerders in zakelijke columns en intensiveerders in niet-zakelijke columns? De lexicale intensiveerder is de enige intensiveerder die een significant verschil laat zien tussen zakelijke en niet-zakelijke columns. Dit komt doordat er in zakelijke columns meer kwantificators en in niet-zakelijke columns meer krachtaanduidingen/scheldwoorden voorkomen. Wat betreft de overige categorieën is er geen duidelijk verschil in gebruik of in aantal gevonden. De semantische intensiveerder komt het meest voor. Er is geen significant verschil gevonden in het gebruik van deze soort. Wel viel op dat er in beide columnsoorten veel gebruik wordt gemaakt van ‘unieke’ intensiveerders, intensiveerders die niet vaker dan een keer voorkwamen in de data. De typografische intensiveerder kwam het minst voor van de drie hoofdsoorten. Hoewel er iets meer uitroeptekens voorkwamen in niet-zakelijke columns, kunnen hier geen statistische conclusies aan verbonden worden. Wel viel op dat de columnisten zich niet hielden aan de algemeen geldende regels met betrekking tot het uitroeptekengebruik, namelijk dat een uitroepteken niet mag voorkomen in de titel en dat het onwenselijk is om meerdere uitroeptekens na elkaar te plaatsen. In veel van de zinnen zijn meerdere intensiveerders gevonden. Dit gebeurde in beide columnsoorten en door alle intensiveerders heen. Zo werden er verschillende typografien bij elkaar gebruikt, maar ook werkwoorden, zelfstandig naamwoorden en kwantificators. Samenvattend kan gesteld worden dat er bij lexicale intensiveerders wel degelijk een verschil in gebruik is tussen zakelijke en niet-zakelijke columns. Met name bij kwantificators en schelwoorden/krachtaanduidingen. Bij de andere twee categorieën (semantische en typografische intensiveerders) is er geen significant verschil gevonden. De hypothese dat er meer intensiveerders in niet-zakelijke columns te vinden zijn, is dus verworpen.
35
6. Discussie Dit onderzoek richt zich op twee hoofdpunten; de column en de intensiveerder. Er is maar weinig onderzoek gedaan naar columns en de onderzoeken die gedaan zijn, richtten zich vooral op de inhoud. Een voorbeeld hiervan is vrijheid van meningsuiting. Naar de linguïstische kenmerken van de column is nog niet veel onderzoek gedaan. Naar de intensiveerder is wel veel onderzoek gedaan. Aangezien er in elke taal op een andere manier geïntensiveerd wordt, is er in dit geval alleen gekeken naar Nederlandstalige onderzoeken. De resultaten uit die onderzoeken mondden uit in een aantal discussiepunten over de intensiveerder. Zoals Bolinger (1972) al eerder zei, is het lastig om intensiveerders in te delen in een bepaalde categorie. Hoewel de categorieën een duidelijke omschrijving hebben, laat niet elk woord zich vastleggen in een categorie. Verder is in dit onderzoek een deel van het analyseschema van Renkema (1997) gebruikt. Hij meldt zelf al dat een overgroot deel van de intensiveerders in kaart kan worden gebracht, maar niet alles. Het analyseschema dat in dit onderzoek gebruikt is, is een samenvoeging van drie schema’s en zou daardoor een relatief concreet beeld moeten geven van de intensiveerders. In dit geval is er echter voor gekozen om slechts een klein gedeelte van de intensiveerders genoemd door Renkema (1997), Pander Maat (2007) en Liebrecht (2011) mee te nemen voor dit onderzoek, waardoor niet alle intensiveerders zijn gecodeerd. In vervolgonderzoek is het verstandig om wel alle categorieën mee te nemen, om zo alle intensiveerders te kunnen plaatsen. Indien niet alle categorieën meegenomen kunnen worden, is het verstandig om eerst goed naar het onderzoeksmateriaal te kijken. Op die manier wordt snel duidelijk welke categorieën er te vinden zijn. Opvallend aan dit onderzoek is dat het de resultaten van Schellens (2006) tegen lijkt te spreken. Uit zijn onderzoek bleek dat er in recensies meer intensiveerder voorkwamen. Hij noemt als reden dat de recensent voor zichzelf schrijft en dat de redacteur voor de krant schrijft en dus elk woord zorgvuldig af moet wegen. De verwachting dat er meer intensiveerders in niet-zakelijke columns voor zouden komen, is niet uitgekomen. Een mogelijke reden hiervoor is dat de zakelijke columnist veel intensiveerders gebruikt, juist omdat hij van oorsprong geen schrijver is. Hij denkt misschien minder goed na over de woorden die hij gebruikt. Het zou ook kunnen dat de zakelijke columnist veel intensiveerders inzet om zijn tekst kracht bij te zetten. Wellicht denkt hij dat hij door veel intensiveerders te gebruiken, zijn tekst geloofwaardiger maakt. Een duidelijk voorbeeld hiervan is het feit dat er uitroeptekens worden geplaatst achter de laatste zin van de column, de zogenaamde uitsmijter. Een goede uitsmijter heeft geen uitroepteken nodig, zegt ook redacteur Eric Tiggeler van het Taalcentrum-VU. (M. Hogenboom, persoonlijke communicatie, 20 juni 2011). Toch worden er ook door niet-zakelijke columnisten uitroeptekens aan het eind van de column geplaatst. De reden hiervoor is onduidelijk en kan verder onderzocht worden. 36
De reden dat er in zakelijke columns minder krachttermen en scheldwoorden voorkomen, is waarschijnlijk omdat die columnisten schrijven vanuit een bedrijf en het ongepast is om in zo’n situatie krachttermen en scheldwoorden te gebruiken. Aangezien dit niet is onderzocht voor deze scriptie, ligt ook daar ruimte voor verder onderzoek. In dit onderzoek is geen significant verschil in het gebruik van semantische en typografische intensiveerders gevonden. Dit kan komen doordat er te weinig data is gevonden, of door de selectie van het materiaal. De zakelijke columns zijn niet allemaal geschreven door erkende columnisten. Het zijn mensen met een bepaalde functie, die het columnschrijven daarnaast doen. Zij zijn mogelijk minder bezig met taal dan echt columnisten die een niet-zakelijke column hebben geschreven. Daar tegenover staat wel dat de tekst vaak nog geredigeerd wordt, voordat hij in een blad verschijnt. De redacteur zou mogelijk nog invloed kunnen hebben op de uiteindelijke tekst. In dit onderzoek is al het werk gedaan door een persoon. Dit versterkt de consequentie, maar het is mogelijk dat er fouten zijn gemaakt in de codering. Door alle onderdelen verschillende malen te controleren, is geprobeerd te fouten er uit te halen. Verder is geen rekening gehouden met het verschil tussen mannen en vrouwen. Om het onderzoek zo sluitend mogelijk te maken, zijn er evenveel mannen als vrouwen geselecteerd, maar er is verder niet naar hun verschillen gekeken. Vervolgonderzoek zou uit kunnen wijzen of er een verschil in het gebruik is. Dit onderzoek vormt de basis voor verder onderzoek naar columns. Het lijkt een onmogelijke taak om het hele genre in kaart te brengen, maar naar elk onderdeel op zich kan wel onderzoek gedaan worden. De vier onderdelen van genreanalyse (doel, inhoud, vorm en linguïstische kenmerken) kunnen stuk voor stuk verder uitgezocht worden. Zo zou een interessant vervolgonderzoek kunnen zijn wat het verschil in inhoud bij zakelijke en niet-zakelijke columns is, of zou wetenschappelijk kunnen worden onderzocht wat de vorm van de column is. Uiteraard is er op taalkundig gebied nog voldoende te onderzoeken. Dit onderzoek is deels ook uitgevoerd om nieuwe tips voor columnisten te vinden. Hoewel dit onderzoek zich niet heeft gericht op het effect van de intensiveerder op de lezer, zijn er toch een aantal stijltips die uit dit onderzoek naar voren komen:
Lexicale intensiveerders
Gebruik geen krachtaanduidingen of scheldwoorden in zakelijke columns.
Semantische intensiveerders
Gebruik voornamelijk semantische intensiveerders. Deze tonen een zekere creativiteit van de columnist.
37
Typografische intensiveerders Hoewel typografische intensiveerders een tekst op makkelijke wijze intensiveert, is het verstandig om ze zeer weinig te gebruiken en alleen als het echt nodig is.
Gebruik geen uitroeptekens waar ze niet nodig zijn. Dat wil zeggen, gebruik ze niet in de titel of de uitsmijter. Een goede titel of uitsmijter intensiveert zichzelf. Gebruik ook niet meer uitroeptekens na elkaar.
Gebruik niet meer dan een typografische intensiveerder in een zin.
38
7. Literatuurlijst Allerton, D.J. (1987) English intensifiers and their idiosyncracies. In: R. Steele and T. Threadgold, Editors, Language Topics. Essays in Honour of Michael Halliday, Benjamins, Amsterdam (1987), pp. 215–231. Asbreuk, H. & De Moor, A. (2007). Basisboek Journalistiek schrijven. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Bolinger, D., (1972). Degree words. The Hague: Mouton. Bork van, G.J., Struik, H., Verkruijsse, P.J., & Vis, G.J., (2002a). Geraadpleegd op 8 juni 2011, van http://www.dbnl.org/tekst/bork001lett01_01/bork001lett01_01_0004.php#c093 Bork van, G.J., Struik, H., Verkruijsse, P.J., & Vis, G.J., (2002b). Geraadpleegd op 30 juli 2011, van http://www.dbnl.org/tekst/bork001lett01_01/bork001lett01_01_0008.php#g034 Bowers, J.W. (1963). Language intensity, social introversion, and attitude change. Speech Monographs, 30, 345–352. Burger, J.P. & Jong, J.C., de (1997) Handboek stijl. Adviezen voor aantrekkelijk schrijven. Groningen: Noordhoff. Column | betekenis/definitie (2010). Geraadpleegd op 10 april 2011, van http://www.encie.nl/definitie/Column Derrida, J. (1980). The law of genre. Critical Inquiry, Vol. 7, No. 1, On Narrative (Autumn, 1980), pp. 55-81 Published by: The University of Chicago Press Dorrestein, R. (2000). Het geheim van de schrijver, Amsterdam: Contact. http://www.encie.nl/definitie/Column, Jansen, C., Steehouder, M. & Gijsen, M. (2004). Professioneel communiceren. Taal- en communicatiegids .Groningen/Houten: Martinus Nijhoff. Kussendrager, N. & Van der Lugt, D. (2002). Basisboek Journalistiek (3e dr.). Groningen: Noordhoff Uitgevers. Liebrecht, C. (2011). Onderzoek naar geïntensiveerd taalgebruik: een tussenstand. Geraadpleegd op 30 juni 2011, van http://www.tekstblog.nl/onderzoek-naar-geintensiveerd-taalgebruik-eentussenstand/ Marquenie, M., (1996). Versterkend taalgebruik. Opzet en toetsing van een analyseschema voor intensifiers. Doctoraalscriptie KU-Brabant NRC Stijlgids (z.d.) Uitroepteken | stijlgids. Geraadpleegd op 28 juni 2011, van http://apps.nrc.nl/stijlboek/uitroepteken Ommen, H.van & Van Kuppenveld, E. (1991). Professionele bedrijfscommunicatie. Het handboek voor tekstschrijvers. Groningen: Wolters-Noordhoff. Pander Maat, H. (2004). Wervend taalgebruik in persberichten – werkt het? Tijdschrift voor taalbeheersing, 26 (3), 200-225. 39
Pander Maat, H. (2007). How Promotional Language in Press Releases Is Dealth With by Journalists: Genre Mixing of Genre Conflict? Journal of Business Communication 44 , (pp. 59 – 95)
Quirk, R., Greenbaum, S., Leech, G. & Svartvik, J., (1985). A comprehensive grammar of the English language. New York: Longman Renkema J., (2011). Een verkennend onderzoek naar taalverruwing. Internationale Neerlandistiek 49 (1) (pp. 25-43) Renkema, J., (1997). Geïntensiveerd taalgebruik: een analyseschema. In: H. van den Bergh, D. Janssen, N. Bertens & M. Damen (Eds.), Taalgebruik ontrafeld (pp. 495-504). Dordrecht: Foris Publications. Schellens, P. & Steehouder, M. (2010) Tekstanalyse. Assen: Van Gorcum Schellens, P., (2006). Bij vlagen loepzuiver: Over argumentatie en stijl in betogende teksten. Tijdschrift voor Taalbeheersing 28 (4) (pp. 364-360) Schuurs, U., & Breij, B., (2010). Retorische Analyse. In Schellens en Steehouder (Red.), Tekstanalyse. (pp. 81-116). Assen: Van Gorcum. Schuurs, U., & Groot, de E., (2010). Genreanalyse. In Schellens en Steehouder (Red.), Tekstanalyse. (pp. 162-195). Assen: Van Gorcum. Smulders, W (1994), Het cursieve levensgevoel, geraadpleegd op 15 april 2011, http://www.let.uu.nl/~wilbert.smulders/personal/cursieve%20levensgevoel/eerste_column.htm Taalcentrum-VU. Columns schrijven. (z.d.) Geraadpleegd op 10 april 2011, van http://www.taalcentrum-vu.nl/taaltips/columns-schrijven Van Dale Online Woordenboek (2010a) Geraadpleegd op 10 april 2011, van http://www.vandale.nl/vandale/zoekService.do?selectedDictionary=nn&selectedDictionaryName =Nederlands&searchQuery=column Van Dale Online Woordenboek (2010b) Geraadpleegd op 10 april 2011, van http://www.vandale.nl/vandale/zoekService.do?selectedDictionary=nn&selectedDictionaryName =Nederlands&searchQuery=genre
40