Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
2011 Dagelijkse terreur Stufi en Plufi . Kiss kiss IJzeren monsters De universiteit als....
2011-03-18 2011-02-25 2011-02-11 2011-01-28 2011-01-14
Folia 24 Folia 22 Folia 20 Folia 18 Folia 16
2010 De wereld, een dorp Gelijktijdigheid 101010 + A(B)C Oefenen met energie Kleine beetjes Studentenhaver Het onverwachte Het gesproken woord Van oude boeken… Een dag uit het leven van Italië De universiteit als moeder Fossielen die blijven Het Mozarteffect Schrijven is schrappen Levenslang leren Het Maagdenplein
2010-12-03 2010-11-19 2010-10-29 2010-10-15 2010-10-01 2010-09-17 2010-09-01 2010-06-04 2010-05-01 2010-04-30 2010-04-16 2010-03-26 2010-03-12 2010-02-12 2010-01-29 2010-01-15
Folia 13 Folia 11 Folia 09 Folia 07 Folia 05 Folia 03 Folia 01 Folia 34 Folia 32 Folia 30 Folia 28 Folia 26 Folia 24 Folia 21 Folia 19 Folia 17
2009 Quota of niet? Welkom in Nederland! Studie en inspanning Stadsleven Zomaar, in een collegezaal Meisjes zoals Laura La Rentrée Hete zomers, dikke boeken Oude gebouwen Alles onder controle? Reizen en toeren Studentenkamerplanten Dierbare Huisgenoten Kennis van het groen Prijseten Het jaar van de rat De nare smaak van water
2009-12-04 2009-11-20 2009-11-06 2009-10-14 2009-10-02 2009-09-18 2009-09-04 2009-06-19 2009 2009 2009 2009 2009 2009 2009 2009 2009
Folia 14 Folia 12 Folia 10 Folia 08 Folia 06 Folia 04 Folia 02 Folia 36 Folia 34 Folia 32 Folia 30 Folia 28 Folia 26 Folia 24 Folia 21 Folia 19 Folia 17
2008 Trots op onszelf Tour d'Amsterdam Sorbonissimo English Spoken Sleepless in Amsterdam Remember September
2008 2008 2008 2008 2008 2008
Folia 14 Folia 12 Folia 10 Folia 06 Folia 04 Folia 02
Dagelijkse terreur Zucht. Ik ben naar een andere tijdszone gereisd, en heb een halve dag achterstand op Europa. Een paar uur slapen tijdens Nederlandse werktijd en voor je het weet zit je inbox weer vol. En dat terwijl je net tot vlak voor het slapengaan àlle – lees: alle vierenvijftig – openstaande e-mails hebt beantwoord. Je doet je ogen dicht, wordt op een onmogelijk uur wakker met een jetlag, besluit toch maar even te kijken, en verdorie: weer zevenendertig e-mails. Je gaat in arren moede eerst maar even onder de douche, en bingo: weer tien erbij. Even ontbijten en je hebt ogenblikkelijk recht op nog een stel dringende boodschappen, niet in de laatste plaats van mensen die je eraan herinneren dat je hun vorige mail nog steeds niet beantwoord hebt. Zucht. Als je gewoon op je werkplek zit, is het niet zoveel anders. ’s Ochtends vroeg eerst maar eens de e-mail uit de VS en Azië beantwoorden, en die van de Nederlandse vroege vogels. Tegen de tijd dat je dat hebt gedaan, stroomt de Europese mail binnen, plus de reacties op jouw eerdere mail. En al die berichten die je op zijn minst moet scannen van mensen die volautomatisch op de “reply to all” knop drukken. Weer een uurtje zoet. Tijdens telefoongesprekken en vergaderingen kun je gelukkig wat inhalen door half onder tafel op je telefoon te koekeloeren en het hoogst noodzakelijke in haiku stijl te beantwoorden. Belangrijk inderdaad/Kom hopelijk/morgenavond doe mijn best… Kan het anders? Ja natuurlijk: niet de dag met de e-mail beginnen, niet alles beantwoorden, niet meteen reageren, geen onnodige attachments meesturen. Sommige dingen gaan vanzelf over, al doe je er niets aan. Maar het is net als met al die andere goede voornemens: het vlees is zwak, de verleiding groot en de bevrediging van een schone inbox kan bijna niemand weerstaan. 18 maart 2011
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
2
Stufi en plufi Meestal gaan deze stukjes over frivole zaken als plantenbakken, die slechts zijdelings raken aan het universitaire bestaan. Zo moet het ook, want de achterpagina heeft tot doel de lezer, die dan al de hele Folia heeft gespeld, te verpozen. Maar af en toe moet hier wat ernstigs aan de orde komen, al is het maar vanuit het perspectief van het domme-blondje-op-de-bank-met-poes. Dit keer maar gelijk het hete hangijzer, de bezuinigingen op de studiefinanciering (stufi) en de universiteiten en hogescholen. Als ik dat aan buitenlanders probeer uit te leggen, is de verbazing altijd groot. Dan beland ik steevast in een debat over hoe het beter kan. Uitgangspunt: afgestudeerden hebben gemiddeld een hoger salaris – gemeten over hun hele werkzame leven – en een langere levensverwachting, dan mensen die niet hebben gestudeerd. Een eigen bijdrage is dus logisch, mits op een manier dat iedereen evenveel kans houdt om naar de universiteit te gaan. Basis: iedere student heeft recht op een redelijke studielening (waarvan je goed kan leven, zij het wellicht zonder modieuze elektronica). De hoogte en de duur van de lening en de hoogte van de rente zijn een functie van prestatie. Dus wie hoge cijfers haalt en snel studeert hoeft weinig terug te betalen – uiteraard met de nodige coulance voor bestuursfuncties, dubbele studies en een ruime terugbetalingstermijn vanaf de eerste baan. Iedere instelling krijgt de vrijheid dit naar goeddunken te beheren en selectiecriteria toe te passen, waardoor differentiatie ontstaat. Onderwijsinstellingen worden dus ook niet per aantal afgestudeerden betaald, maar op basis van vooraf zelf vastgestelde kwaliteits- en kwantiteitscriteria. Dit is het plufi-systeem: pluriforme financiering van universiteiten en studenten. Of ben ik nu toch het dommerdje dat er niets van begrepen heeft?
25 februari 2011
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
3
Kiss kiss Ik weet niet precies hoe, maar ergens in de laatste twintig jaar is de kus in het Nederlandse begroetingsritueel geslopen. En niet zomaar een kus, geen vluchtig strijken langs een wang, maar de demonstratieve kus, driemaal nog wel. Smak! Smak! Smak! Hier ben ik, zegt de kusser, kijk mij eens kussen en waag het niet mijn kus te ontwijken. Waar komt die neiging tot kussen vandaan in een calvinistisch volk, behalve uit een overcompensatie van eerdere preutsheid? Is het omdat we massaal op vakantie zijn gegaan naar zuidelijke landen en onbewust iets van die mediterrane exuberantie willen meenemen? Is het de invloed van de modellen of de filmsterren met hun glamour en savoir vivre? Het kan natuurlijk anders: Fransen en Spanjaarden kussen meestal slechts één of hoogstens twee keer. Maar ook in Frankrijk wordt, althans in mijn waarneming, nu vaker gekust dan vroeger, in de zin van meer keren per persoon, en meer personen per dag. Hoewel handen geven echt bij de Franse cultuur hoort. Ik heb verschillende keren in mijn leven een Franse baas gehad, en die begroette me altijd met een ferme handdruk en ‘Bonjour!’, dat wil zeggen elke keer als hij me zag, ook al was dat tien keer op een ochtend. Je kunt je afvragen of de kus zal blijven bestaan, nu een tijd lijkt aan te breken van naar binnen gekeerdheid en afstand tot anderen. Zal de kus als al te intiem gebaar van de werkvloer verdwijnen? Misschien.Maar ik verwacht eerder dat de handdruk uit de gratie zal raken, gegeven onze groeiende bezorgdheid over griepvirussen en andere infectiebronnen. Van kussen op de wang raak je minder snel besmet dan van handen schudden. De toekomst, op het werk, is dus aan de wai, de Thaise groet met gevouwen handen en een lichte buiging. Zonder aanraken.
11 februari 2011
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
4
IJzeren monsters Amsterdam wordt geteisterd door een onafzienbaar leger van ijzeren monsters die zich aan alles vastklauwen dat op hun weg komt. Ze strekken hun armen over bruggen en hekken, ze verstrooien hun logge ijzeren lichamen alsof een reusachtige hand een zak kopspijkers leegschudt. Als mieren stapelen zij hun grillige vormen op elkaar. Ze leunen in dikke rijen tegen muren en palen, op zoek naar territorium. Ze versperren massaal de weg voor auto’s en voetgangers, ze hangen dwars op de loop- en rijrichting en steken wraakzuchtig hun ledematen uit om ons ten val te brengen. Ik heb het natuurlijk over fietsen, die ooit zo pittoreske medebewoners van de stad: nu een plaag die zijn weerga niet kent. Niet door ratten worden wij geteisterd, maar door lukraak neergekwakte fietsen. In Amsterdam parkeert men zijn fiets niet, men smijt hem neer en ketent hem vast aan het eerste vindbare uitsteeksel. De fietsenstallingen zijn overvol en niet aangepast aan de haastige eenhandige fietsparkeerder (in de andere hand houdt hij/zij immers het mobieltje). De UvA-populatie doet hier vrolijk aan mee. Universiteitsgebouwen herken je aan de dichtheid van fietsen op het trottoir en aangrenzende bruggen. En de gemeente? Die heeft vast ergens een commissie, maar geen ondernemende ambtenaren met betonscharen om te waken over de openbare fietsenorde. Bijna zou je verlangen naar een fietsenquotum. Eén fiets per inwoner, netjes geparkeerd op toegestane plekken. Maar geef toe: wat is er charmanter dan een fietsstuur met plastic bloemen, roze omafietsen, gehaakte zadeldekjes waarop poezen kunnen doezelen, fietsmandjes met boodschappen of boeken? En wat is Amsterdam zonder zijn hightech designfietsen, matzwart of glanzend wit met stralende velgen, door het verkeer schietend als forellen in een bergbeek? Ach, was de fiets maar weer een sieraad voor de stad!! 28 januari 2011
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
5
De universiteit als…. De moderne wetenschap is meestal niet gediend van metaforen, maar kan niet altijd zonder en het publiek is er dol op. Iedere formule is in strikte zin een metafoor, maar meestal is een metafoor een beeld: het hart als pomp, het geheugen als hard disk, eiwitten als bouwstenen. Metaforen geven geen causale verbanden aan dus verklaren niets, maar ze verduidelijken wel door een goede vergelijking. Nogal wat metaforen gaan mank of worden achterhaald door groeiend inzicht. Zo beseffen we nu dat het geheugen niet meer vergelijkbaar is met een computer, net zo min als ons DNA een tekst van letters vormt. En ook Dawkins’ zelfzuchtige gen is niet zelfzuchtig, reageerbuisbaby’s groeien niet in reageerbuizen, religie is geen opium voor het volk. Toch zijn dat sterke beelden, we weten onmiddellijk wat er bedoeld wordt. Net als bij uitspraken die ooit letterlijk zijn bedoeld door de auteurs, maar uit hun context zijn gelicht en nu te pas en te onpas als metaforen worden gebruikt. Natuurlijke selectie, relativiteit, de wet van de remmende voorsprong – allemaal termen om dankbaar te misbruiken. Een goede metafoor is als een goede wijn, met mate geconsumeerd in een gezelschap van gelijkgestemden. Het wetenschapsbedrijf zelf leent zich heel goed voor metaforen: onderzoek als jungle waar hoogleraren, onderling gewikkeld in een gevecht op leven en dood, op zoek zijn naar lekkere hapjes (geld en aio’s); studeren als bezigheidstherapie; besturen als op de winkel passen; het onderwijs als fabriek of lopendebandwerk; het ‘kennislandschap’ met zijn pieken en dalen. Vooruit nog eentje dan: de column als zout in de pap, de columnist: niet de luis in de pels, maar de zwarte kat op het dak die zich nog net staande houdt door hard te blazen. U ziet het, metaforen slijten snel. Wie bedenkt de beste metafoor voor de UvA? 14 januari 2011
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
6
De wereld, een dorp Als Facebook een land was, zou het met zijn 500 miljoen gebruikers het derde land ter wereld zijn. Als Blogoland bestond, zou het met zijn tweehonderd miljoen blogs groter zijn dan Brazilië. In India worden per jaar drie keer meer internetaansluitingen geactiveerd dan er kinderen geboren worden. Er zijn al 500.000 applicaties op iPhone en Android. Het zijn verbijsterende getallen. En de veranderingen gaan nog veel verder dan.dat. Een op de acht stellen in de Verenigde Staten heeft elkaar via het internet ontmoet. 82 procent van de baby’s in Europa is al vanaf de geboorte aanwezig op het internet via foto’s en door de ouders verstrekte informatie. Over het aantal poezen en honden met een eigen internetpagina zwijg ik maar. Ik internet, dus ik ben. Ook overheden en bedrijven zoeken steeds meer reacties van burgers en klanten op hun diensten en producten, niet alleen achteraf, maar vooral van tevoren, bij het bedenken en ontwerpen van vernieuwingen die aansluiten bij de leefwereld van wie zij willen bereiken. De top-downwereld is aan het verdwijnen. Daarvoor in de plaats komt een onoverzichtelijke kluwen aan ideeën en netwerken waarbij collectieve meningen en meninkjes snel gevormd worden en weer vervangen worden. Snelheid is de munteenheid van internetland. Als alles leesbaar is voor iedereen, heeft iedereen potentieel een wereldwijd effect. De schaal van ons leven is zo gelijk heel klein en heel groot. In zijn beroemde boek The Gutenberg Galaxy noemde de Canadese hoogleraar Marshall McLuhan dat al in 1962 een ‘global village’. Dankzij de media verspreidt het nieuws zich over de wereld als in een dorp. Nooit had hij kunnen vermoeden hoe zeer de dorpelingen niet alleen zelf de bronnen van het nieuws zijn geworden, maar ook de autoriteit waarmee alle informatie wordt beoordeeld op waarheid en aantrekkelijkheid.
3 december 2010
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
7
Gelijktijdigheid Dat de digitale media onze levens verregaand hebben veranderd, is een open deur. En zoals bij alle grote vernieuwingen staan de doemdenkers te trappelen om ons te waarschuwen. Pas toch op, roepen ze: jullie worden gecorrumpeerd door een veelheid aan informatie van een dubieus allooi, jullie hangen als zoutzakken in je stoel, jullie worden steeds dommer en zo asociaal dat je alleen nog tegen de poes op het toetsenbord kunt spreken. Maar ja, iets vergelijkbaars hoorden we vroeger ook over auto en radio. De grote vernieuwing van de informatietechnologie vind ik niet zozeer de hoeveelheid en diversiteit van de informatie, maar de gelijktijdigheid ervan: je kunt naar de radio luisteren, de krant lezen, een blog doorbladeren, een boek bestellen en een filmfragment bekijken terwijl je ook nog je email beantwoordt en Skypet. Goed, de krant lezen voor de tv kon altijd wel, of telefoneren voor het fornuis, maar nu kan er zo oneindig veel meer en veel sneller. En we stellen ons daarop in. Multitasking noemen we dat, naar het Windowsprogramma met zijn open vensters. Ook daarop richt zich de kritiek. Multitasking zou leiden tot concentratieverlies en lagere productiviteit. De mens zou erop gebouwd zijn om maar één ding tegelijk goed te doen (overigens zou dat meer voor mannen dan voor vrouwen gelden). Tja, dat zal wel, maar in een universitaire omgeving ligt dat toch anders. Heel vaak voel ik me, in volle tevredenheid, een soort wandelend Windowsprogramma, waarbij bijna alles wat ik lees en zie relevant en inspirerend is, juist omdat het tegelijkertijd langskomt en in ongeplande combinaties. Dan blijken de genetica van de appel, Kazachstan, klimaatverandering en Rubens ineens meer de som der delen, dan maak ik een PowerPoint, neem de telefoon op en schrijf een column voor Folia, en bedenk alvast de volgende. Tegelijkertijd.
19 november 2010
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
8
10.10.10 + A(B)C Ooit beschreef W.F. Hermans ze als delen van de ‘laatste resten tropisch Nederland’. Op 10 oktober zijn Curaçao en Sint Maarten net als Aruba zelfstandige landen binnen het Koninkrijk geworden, en Bonaire, Saba en Sint Eustatius Nederlandse gemeenten. Al lang bestaan er allerlei relaties tussen staf en studenten van de UvA en de Antillen. Ondanks de vaak ingewikkelde bureaucratie, mede het resultaat van historische afspraken, lonkt voor velen het tropische paradijs. Net als voor de roodverbrande toeristen in korte broek of mini-jurk, vergezeld van schoothondjes en -katten, die door cruiseschepen voor enige uren de pittoreske straten van Willemsstad of Oranjestad onveilig maken. Er zijn prachtige stranden en kwetsbare koraalriffen, plus, voor de liefhebber, de nodige fiscale voordelen. Met de verzelfstandiging breekt een nieuw tijdperk aan, ook voor de universitaire samenwerking. In dit deel van de wereld liggen de onderwerpen voor het oprapen. De economie van de eilanden draait voornamelijk op toerisme en dat is een te wankele basis. Met name de Benedenwindse AC-eilanden (voor B als gemeente gelden straks de Nederlandse spelregels) zouden een etalage kunnen worden van ecologisch verantwoord toerisme, zonne-energie, afval- en waterbeheer en duurzaam landgebruik. Gelukkig begint er hierover al een discussie op gang te komen (full disclosure: daar doe ik af en toe aan mee op uitnodiging van Curaçaose collega’s). Een eiland biedt een schaalmodel voor een nieuwe aanpak. Het zou een mooi cadeautje bij de verzelfstandiging zijn als de UvA het initiatief nam om met de universiteiten van Aruba en Curaçao te bespreken hoe er op deze terreinen in onderzoek en onderwijs samengewerkt kan worden. Dat moet dan echt een wederkerige relatie worden: niet alleen de UvA naar de tropische campus, maar ook docenten en studenten van A+C naar Amsterdam
29 oktober 2010
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
9
Oefenen met energie Laatst hoorde ik de opmerking dat er nu eenmaal mensen zijn die energie hebben, en andere die dat niet hebben. Voor de spreker was energie blijkbaar zoiets als rood of zwart haar, een discrete eigenschap waar je mee geboren wordt. Je kunt ook vinden dat er mensen zijn met meer of minder energie. Dat suggereert het bestaan van een glijdende schaal, zoiets als intelligentie. Je hebt energiekere mensen en minder energieke. Die eersten hebben.dan een hoog EQ of EnergieQuotiënt (niet te verwarren met de EQ die emotionele intelligentie aangeeft). Het EQ is vergelijkbaar met het IQ als (relatieve) maat voor intelligentie. Maar eigenlijk ligt het nog anders. Ik denk dat we allemaal een talent voor energie bezitten, dat, net als alle andere talenten, zichzelf versterkt. Wie veel doet, krijgt ook veel gedaan. Wie te weinig omhanden heeft, doet langer over iedere.taak. Zoals de Amerikanen zeggen, als je iets snel geregeld wilt krijgen: ‘Always ask a busy man.’ Zoals economen praten.over inkomenselasticiteit, zo zou je kunnen spreken over tijdselasticiteit. In een mensenleven (om maar over de fysica te zwijgen) is tijd immers geen vaste grootheid. Als je een kleuter bent lijkt het jaar een eeuwigheid te duren, maar als je tien keer zo oud bent, is een jaar zo voorbij. Energie, in de persoonlijke zin, is de input/outputverhouding in een gegeven tijdspanne. Als je veel tijd hebt, is tijd minder kostbaar en verdoe je die ook.meer – in de krant bladeren, op internet surfen, voor de tv met poes op schoot – en dus komt er minder uit je handen. Energie is een spier die je kunt oefenen. Hoe meer oefening, hoe beter de resultaten. Dus observeer eens hoe je eigen input/outputverhouding ligt en probeer die te verbeteren (wat iets anders is dan multitasking, waarover een andere keer). De conclusie? Wie meer energie wil hebben, moet gewoon meer doen!
15 oktober 2010
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
10
Kleine beetjes Wie duurzaam wil leven heeft het moeilijk. Sterker nog, dat is eigenlijk een contradictio in terminis. Je bent het duurzaamst als je dood bent, dan wordt je lichaam weer gerecycled en consumeer je niets. Maar aan die gedachte ontleent de levende niet veel troost. Consumeren is gebruik van grondstoffen is leven. Daarom doen we allerlei pogingen om duurzaam te consumeren, of althans minder onduurzaam. Dus zoeken we naar alternatieven. Spaarlampen in plaats van gloeilampen, tassen en truien van petflessen, afbreekbare koffiebekers, biologisch afwasmiddel en afwassen met de hand, enzovoort. Maar zo eenvoudig is dat niet. Als je kijkt naar de hele levenscyclus van de spaarlamp of het koffiebekertje, dan is het nog niet eens zo duidelijk wat de meest milieuvriendelijke optie is. Goed, een fiets is duurzamer dan een auto of een vliegtuig, maar ze hebben niet dezelfde functie, dus de vergelijking gaat mank. Maar tussen de plastic en de papieren koffiebeker en de permanente mok is de afweging al veel moeilijker. Geen wonder dat de meeste mensen er de brui aangeven, omdat duurzaam leven gewoon te moeilijk is. Dat is echter onzin, want er is één ding dat iedereen kan doen en dat echt zoden aan de dijk zet. Dat is gewoon minder consumeren: minder lang onder de douche, niet meer water opzetten voor de thee dan nodig, planten met spoelwater begieten, ramen dicht als de verwarming aan staat, de verwarming niet hoog zetten als je ook een trui aan kunt doen (tenzij je kleine kinderen of poezen hebt die anders kou vatten), en vooral geen nieuwe spullen aanschaffen – computers, telefoons, meubels en kleren - als de oude nog voldoen. Toegegeven, het zijn kleine beetjes, en ze gaan in tegen het heersende paradigma dat er meer geconsumeerd moet worden om de crisis te overwinnen, maar ze helpen wel. Meer consumeren is geen oplossing voor de lange termijn, zoeken naar kwaliteit en duurzaamheid wel.
1 oktober 2010
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
11
Studentenhaver Laatst kreeg ik bezoek van een medische studente die terloops zei dat ze zo dik was geworden sinds ze vorig jaar was gaan studeren. Ze lachte er wat bij, niet alsof ze zich schaamde, maar alsof het een onvermijdelijk gevolg was van het studentenleven, zoiets als een lekke band. Studeren is hard werken, laat naar bed, onregelmatig eten en allerlei dingen op voedingsgebied waar het Voedingscentrum, het geweten van etend Nederland, zijn bedenkingen bij heeft. Ik hoorde zelfs laatst van iemand die samen met zijn poes blikjes luxe kattenvoer at. Bij wijze van experiment. Trouwens, docenten en onderzoekers doen het niet veel beter. Ondanks manmoedige (en ‘vrouwmoedige’ moet ik zeggen want de dames van de kantines staan hun mannetje) van Sorbon en het grenzeloze aanbod aan voedsel in de stad, vermoed ik dat de voedingspatronen van de meerderheid staf en studenten van de UvA niet altijd de strenge toets kunnen doorstaan. Wie eet er bijvoorbeeld elke dag 200 gram groenten en fruit? Wie ontbijt er nog rustig met voldoende koolhydraten? Wie let er op de samenstelling van de producten? Is dat erg? Ach, af en toe zondigen is niet zo vreselijk. Eten moet geen plicht worden, of een bron van schuldgevoel, maar een plezier blijven. Het is gewoon moeilijk om alle verleidingen te weerstaan van het 24/7 aanbod dat ons omringt. Gelukkig is een alternatief dat ik in het kader van de retro-look wel even wil aanprijzen: studentenhaver, dat onvolprezen mengsel van noten en rozijnen waar generaties studenten hun bul op hebben gehaald. Verstandiger, en goedkoper, dan de valkuil van de zoete en vette swirls, shakes, wraps en energizing drinks. Op een handvol studentenhaver kun je makkelijk een uur achter de pc zitten. En als je dat te weinig trendy is, dan bestaat er ook nog Elitehaver. Met extra noten.
17 september 2010
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
12
Het onverwachte Daar sta je dan, in Amsterdam, een van de meest begeerlijke steden in de wereld. Studeren is een voorrecht, inderdaad. Je mooiste jaren, de echte vrijheid, jezelf ontdekken, vriendschap, en de wetenschap erbij - het kan niet op. Als je dat voorrecht misschien nog niet besefte, dan is een blik op het minder bedeelde deel van de wereld genoeg om te weten dat wie studeert, straks meer verdient, gelukkiger wordt en gezonder blijft. En als je nog niet had bedacht dat studenten in Nederland tot de meest bevoorrechte behoorden, denk dan even aan landen waar je wel mag studeren als je goed bent, maar vaak niet je vak mag kiezen en niets anders kan doen dan de hele dag studeren, om de lening te betalen die je familie heeft afgesloten. Amsterdam herbergt tientallen musea en theaters met een veelzijdig programma dat zich kan meten met Parijs, Londen en New York (waarvoor je als student nog korting krijgt ook). Ook dat is een voorrecht, want hoeveel mensen studeren er niet in grauwe industriesteden waar niets te beleven valt. Dus buit je voorrechten uit. Doe meer dan colleges en praktika lopen, een vakantiebaantje, gezellig uit en de krant op het internet scannen - dat doet iedereen al. Doe het andere, het onverwachte. Ga naar concerten en musea, doe mee aan discussiegroepen, doe vrijwilligerswerk. En bovenal: lees! Doe dingen die je verplaatsen naar een andere wereld: luister naar klassieke muziek juist als je daar niet van houdt, neem een poes als je een hekel hebt aan huiselijkheid, lees over mensen en landen die op geen enkele manier op jou lijken, ga naar de Bijlmer als je daar tegenop ziet en ga naar een museum ook al denk je dat het niets voor jou is. Zoek het onverwachte, datgene dat je dwingt tot nadenken. Van het verkennen van het onverwachte zul je net zoveel van het leven leren als van studeren.
1 september 2010
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
13
Het gesproken woord Voor wie van taal houdt, zijn weinig dingen zo aangenaam als het luisteren naar een goedopgeleide Engelse spreker (m/v). De recente Britse verkiezingen gaven de liefhebber weer de kans om gekluisterd voor de televisie te zitten met poes op schoot en thee onder handbereik. Allemaal kwamen ze voorbij, de politici zelf natuurlijk, de ex-politici, de aspirant-politici, maar ook de commentatoren uit de wetenschap en literatuur, de historici en noem maar op. De interviewers waren al even bespraakt en geestig als de sprekers zelf. Je moest goed opletten om de kwaliteit van de volzinnen te onderscheiden van politieke kleur of zelfs van de kwaliteit van de ideeën. Naar wie je ook luistert, op het moment zelf dat zij spreken, lijkt het erop dat ze niet anders dan gelijk kunnen hebben. Het gelijk komt pas met de daden, dat wel. Er is geen natie waarvoor dat zo sterk over de hele linie geldt als de Britse. Ze zijn er bovendien in geslaagd deze taalvaardige cultuur over te brengen op een van hun voormalige kolonies, India. Een land dat natuurlijk een lange eigen traditie van taligheid kent, een noodzakelijk maar niet voldoende voorwaarde voor dergelijke welsprekendheid (vergelijk maar met Frankrijk). Ik ontmoette laatst de baas van een van de grootste Indiase IT-bedrijven dat per jaar meer dan 200,000 afgestudeerden gedurende zes weken test, om er maximaal 10% van aan te nemen. Het belangrijkste criterium? Kunnen spreken in het openbaar. Dat wordt getest met oefeningen als: in vijf minuten een probleem presenteren, in tien minuten drie tegenstanders overtuigen, in een minuut een nieuw idee lanceren, uit een lange voordracht twee kerngedachtes distilleren. De conclusie: hoge cijfers zijn geen garantie voor verbale overtuigingskracht, alleen oefening baart kunst. En luisteren dus, want wie niet kan luisteren, kan ook niet spreken.
4 juni 2010
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
14
Van oude boeken… Als we de tekenen mogen geloven, dan heeft het boek zijn langste tijd gehad. Weg met die overblijfselen van voorbije tijden die vergelen en verbrokkelen, waarvan de lijm en zelfs het stiksel loslaten, die onnodige plankruimte in beslag nemen met hun nooit bij elkaar passende bont gekleurde ruggen (tenzij je goed voor de dag wil komen met de voor een habbekrats aangeschafte Bibliotheek der Klassieken in bruin en blauw kunstleer met gouden opdruk). Weg met die stofnesten, waar de zilvervisjes en ander ongedierte in schuilen, nu we geen dienstmeisjes meer hebben om de planken te poetsen, de kaften uit te kloppen en zorgvuldig het stof van de bovenkanten te blazen. Weg met die zware boeken waarvan je armen moe worden, die niet in een tas passen en die je plat op tafel moet lezen. Weg met het ongericht zoeken naar die ene passage die je je nog net herinnert, ergens op een linkerpagina bovenaan, maar waar ook al weer… Weg met dit alles, want een nieuwe rijkdom komt ons tegemoet: 200 boeken op een usb-stick, plus honderd duizenden op het internet – allemaal leesbaar en raadpleegbaar op een elektronisch apparaat zo groot als een blocnote dat een paar honderd gram weegt en te bedienen valt met een aanraking zo licht als van een poezenvoetje. Eerlijk is eerlijk, de mogelijkheden zijn fantastisch, en ik wil ze zeker niet bagatelliseren. Alleen af en toe, dan denk ik met een lichte droefheid aan die floppies van verschillende formaten, die videobanden en cassettes die nu allemaal in de kelder zijn beland, voor eeuwig ontoegankelijk. Dan kan ik niet anders dan me verwonderen over het feit dat er om de hoek twee bibliotheken zijn met boeken van honderden jaren oud die we nog even makkelijk kunnen lezen als alle generaties voor ons.
1 mei 2010
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
15
Een dag uit het leven van Italië De zon komt op boven het Toscaanse platteland en kust de slanke cypressen, de roze stadsmuren van de bergdorpen, de klaprozen in de olijfgaarden. In de verte luiden de kerkklokken en de vogels zingen alsof Sint Franciscus zelf weer gewekt moet worden. Een boerenwagen rijdt ratelend naar de markt, beladen met tomaten en artisjokken. De toeristen rekken zich verzaligd uit, verlangend naar de koele wijn die binnenkort op hen wacht, als beloning voor het cultureel verantwoorde bezoek aan de zestiende eeuwse schilderingen in de nabij gelegen kerk. De zon gaat op boven de rand van de Vesuvius en schijnt medogenloos over de uitgestrekte buitenwijken van Napels, die zinderen in de vroege hitte. Walmende vrachtwagens en lawaaiige brommers rijden af en aan zonder de mooiste baai ter wereld een blik waardig te keuren. Op de vuilnisbelt net buiten de stad vechten straatkatten en meeuwen om de laatste etensresten. In het gerechtshof begint het zoveelste proces tegen een corrupte stadsbestuurder. In de overvolle universiteitsgebouwen worden vandaag opnieuw geen colleges gegeven. De zon gaat onder, een zachte nevel trekt over de Toscaanse heuvels. De vuurvliegjes verschijnen zo talrijk alsof ze de Melkweg willen evenaren. De glazen van de toeristen worden geheven: salute, gezondheid! In Napels rijden de brommers en de vrachtwagens nog steeds hun rondjes. Kinderen rennen bij de stoplichten de weg op om zakdoekjes te verkopen, jonge mannen hangen tegen de muren buiten de bars wachtend op de ene kans op werk die nooit komt. Vrouwen rijgen de was aan lijnen dwars over de nauwe straten, zoals ze het al eeuwen doen. In het hele land verschijnen op de televisie de eerste platinablonde, rimpelloze schoonheden om de kansspelletjes te leiden en het nieuws te verkondigen: de verkeersongelukken, de stakingen, de laatste avonturen van de politieke elite, de teruglopende economie. Dan valt eindelijk de nacht, rust zacht Italië.
30 april 2010
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
16
De universiteit als moeder In het Engels is het heel gewoon als je over de universiteit waar je gestudeerd hebt, of gepromoveerd bent, zegt dat het je Alma Mater is. Als je zegt dat je op internet wilt opzoeken how my alma mater is doing kijkt niemand je gek aan, hoewel je het dan wel moet hebben over de sportresultaten, en natuurlijk niet over het aantal afgestudeerden, de decanen of de bedrijfsvoering. Dat Alma Mater verwijst naar Moeder, Mater, begrijpt iedereen, dat klinkt immers net zo als in de moeder in moedertaal of de vader in vaderland. Al kennen wij in het Nederlands geen woorden als Moederuniversiteit of Vaderfaculteit, we doen gelukkig wel aan Zusterinstellingen en Dochterondernemingen. Misschien komt dat doordat “zoononderneming” niet klinkt, en is het uiteindelijk een puur linguïstische kwestie. Alma Mater betekent oorspronkelijk Voedende Moeder. In het klassieke Rome was dat de bijnaam van de godin Ceres, godin van de landbouw. In de Christelijke cultuur van de Middeleeuwen werd de term later gebruikt voor de Maagd Maria. Sinds 1088 heeft de universiteit van Bologna, een van de oudste zo niet de oudste ter wereld, als motto Alma Mater Studiorum, en een zegel waarop we een moederfiguur zien in een gebouw met torens en mannen met perkamentrollen. Ceres was de Romeinse versie van de Griekse Demeter. Beide dames hadden een zware portefeuille – als man mag je je voor minder terug trekken vandaag de dag. De godin van de landbouw was verantwoordelijk voor de granen, de vruchtbaarheid van bodem en mensen, het huwelijk, de seizoenen, de oogst, de cyclus van leven dood, en wie weet ook de poezen en honden op het erf. De UvA als alma mater, als voedende universiteit, die waakt over de cyclus van het leven, dat is wel een fraaie gedachte. In de Verenigde Staten verwijst Alma Mater ondertussen ook al naar het universiteitslied dat bij gelegenheden door de voltallige staf wordt aangeheven. Ook geen gek idee, wellicht.
16 april 2010
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
17
Fossielen die blijven Dat het Maagdenhuis vol zit met geheimen, zal u niet verbazen. Stoffige hoekjes, duistere brandkasten, ontoegankelijke zolders, en zelfs hier en daar een paar fossielen. Met die laatste bedoel ik niet de bestuurlijke, administratieve en andere versteende fauna waar kwaadwilligen soms het woord fossielen voor bezigen. Of, erger nog, die ze betitelen als dinosaurussen, die monsterachtige disfunctionele hoogtepunten van een voorbije wereld. Het is treurig dat de term fossiel in het dagelijkse spraakgebruik zo een negatieve connotatie heeft, want weinig dingen prikkelen de fantasie meer dan fossielen. Ik heb het dus over de echte versteende overblijfselen die je op allerlei plekken in Amsterdam kunt vinden, met name in de stoepranden en de treden van de grachtenhuizen. De Amsterdamse ondiepe ondergrond, met veen en eolisch zand uit de IJstijden, bevat geen fossielen, op een paar schelpjes na, dus we moeten het vooral hebben van geïmporteerde steen uit bijvoorbeeld de Ardennen. De vloeren in het Maagdenhuis zijn niet rijk voorzien van fossielen, al zitten er hier en daar een paar in de drempels. Wie snel veel fossielen wil zien, moet naar buiten en bijvoorbeeld langs de blauwstenen tramhaltes in de Leidse straat speuren naar wit afstekende halfronde fossiele schelpen. Wat voor fossiele sporen zouden de paleontologen van de toekomst ooit vinden van het Maagdenhuis of van de UvA? Het grootste deel van ons werk is gevangen in papier dat snel vergaat, of elektronische dragers, die ook al niet fossiliseren. Een paar laboratoria, museacollecties, misschien de overblijfselen van een collegezaal en een paar stafleden. Verder heb ik mijn hoop gevestigd op studentenhuizen die heel wat toekomstige onderzoekers bezig zullen houden met hun fossiele potten pindakaas, onverteerbare sportschoenen, versteende stapels scripties en een enkele kleine afdruk van een poezenskelet. Laat ik niet speculeren. Het is in ieder geval een troostende gedachte dat die harde Amsterdamse stoepsteen ooit de modder is geweest, in een ondiepe zee, die langzaam een schelp bedekte en zo gedurende miljoenen jaren bewaarde. Het geeft, in het jachtige leven van vandaag, een diepte aan onze beleving van tijd en ruimte.
26 maart 2010
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
18
Het Mozarteffect Enige jaren geleden werd de wereld verblijd met onderzoek waaruit blijkt dat als kinderen naar klassieke muziek luisteren, hun intellectuele, ruimtelijke (en soms hun motorische) capaciteiten verbeteren. Dat komt, simpel gezegd, doordat muziek neurale connecties in het brein versterkt. Mozart’s muziek, met zijn metronoomritme van 60 slagen per minuut (de snelheid van de menselijke hartslag in rust), is daarvoor ideaal. Vandaar het Mozarteffect. In Amerika heeft dit geleid tot het draaien van Mozart bij zwangerschapgymnastiek, in creches en lagere scholen, onder het mom: hoe eerder, hoe beter. Wie als kind niet is blootgesteld aan veel Mozart, hoeft niet te wanhopen, want ook voor volwassenen geldt dat de activiteit van hersengolven toeneemt wanneer mensen muziek horen. Muziek, vooral klassieke muziek, helpt bij cognitieve taken. Ander onderzoek heeft aangetoond dat studenten die naar klassieke achtergrondmuziek luisterden betere resultaten in wiskunde hadden dan studenten die niet naar muziek luisterden. En nog spectaculairder, muziek kan ook ons gedrag verbeteren. Dat bleek uit onderzoek naar het effect van muziek in een sportschool waarbij de proefpersonen na hun work-out werden getest op hun bereidheid om iets bij te dragen aan een goed doel: degenen die naar mooie, vrolijke muziek hadden geluisterd waren daartoe meer bereid dan degenen die naar saaie en storende muziek geluisterd hadden. Kortom, van Mozart word je niet alleen slimmer maar ook aardiger. Het Mozarteffect treedt ook op bij muziek van andere componisten met vergelijkbare ritmes en harmonieen, en ook dieren zijn er gevoelig voor: poezen gaan harder spinnen bij Mozart, honden kwispelen in de maat enzovoorts. De blootstelling aan muziek kan zowel plaats vinden tijdens een taak als daarbuiten. Anders gezegd, naar klassieke muziek luisteren is altijd goed, voor iedereen. De betekenis hiervan voor de UvA moet niet onderschat worden. Enkele eenvoudige maatregelen zijn daarvoor noodzakelijk. Studenten moeten worden aangemoedigd om naar concerten te gaan (NB iedere student kan nu al goedkoop naar het Concertgebouw!). Mozart moet gedownload kunnen worden vanaf ieder Blackboard. In alle publieke ruimtes van universiteitsgebouwen moeten Mozart c.s gedraaid worden. En dan zal niets meer hetzelfde zijn. Stel je voor, je strompelt als decaan ’s ochtends het Maagdenhuis binnen voor een moeizame vergadering en daar klinkt het langzame deel uit zijn mooiste pianoconcert (KV 488)!
12 maart 2010
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
19
Schrijven is schrappen Dit is een maand van veel colleges en dat betekent ook veel studentenwerkstukken nakijken. Dat is een bron van gemengde vreugde. Heel af en toe is er een briljant essay: helder, puntig, krachtig, met originele gedachten en zelfs een klein vleugje humor. Soms is het een hopeloze potpourri van aan elkaar geregen zinnen die duidelijk uit de elektronische grabbelton van wikipedia komen. Meestal is het werkstuk wel ongeveer “ok”, die standaarduitdrukking die studenten te pas en te onpas gebruiken om zichzelf, hun docenten en de wereld aan te duiden. I am ok, you are ok, my cat is ok - ja, daar zijn we het sinds de jaren zeventig nog steeds over eens. Maar daarvoor zijn wij niet op deze wereld. “Ok” schrijven bestaat dus niet. Schrijven betekent altijd heel erg kritisch zijn, voortdurend streven naar het overtuigen van je lezer door de scherpste formulering als het ware uit de taal te boetseren. Heldere zinnen schrijven is al geen sinecure, maar een helder betoog opbouwen, dat is pas werkelijk een kunst. Want schrijven doe je op verschillende schalen, als het ware: de schaal van de zin, de schaal van de alinea, en de schaal van het hele stuk (en wee u, als dat hele stuk een boek blijkt te zijn, want hoe langer hoe moeilijker, behalve als het stuk aforistisch kort is: de relatie tussen moeilijkheidsgraad van het schrijven en lengte is ongeveer een parabool). Schrijven leer je door te lezen, en bepaald niet door plak- en knipwerk van het internet, zoals een enkeling nog steeds schijnt te denken. Juist stukken die over iets gaan waar je zelf niet veel van weet, kunnen je helpen de techniek van de schrijver te doorzien. Dus is schrijven zoals schaatsen, je leert het door het veel te doen. Schrijven oefen je door voortdurend streng voor jezelf te zijn. Ieder woord telt, ieder woord moet je kunnen verdedigen. Verder: Kill your darlings, durf dingen die je mooi lijken weg te halen, want je tevredenheid daarover staat een kritisch oordeel in de weg. Wees geen slaaf van een mooi geprinte pagina. Vormgeving kan helpen om een stuk overzichtelijker te maken, maar een incoherent stuk wordt zo niet beter. Schrijven is schrappen, Godfried Bomans zei het al.
12 februari 2010
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
20
Levenslang leren Toevallig heb ik de laatste paar maanden verschillende keren mensen ontmoet, zo om en nabij de veertig, die in materieel opzicht weinig meer te wensen hadden. Mooie huizen in binnen- en buitenland, werk voor beide partners met volop erkenning, een goed huwelijk, talentvolle kinderen, aanhankelijke huisdieren, prima huishoudelijke hulp, mooie vakanties. Bij deze geluksvogels was alles eigenlijk vanzelf gegaan, nou ja vanzelf... een aardige dosis ambitie en doelgerichtheid was hen niet vreemd. Tot mijn verbazing vertelden deze zondagskinderen me dat ze juist toe waren aan een periode van herbezinning. Ze misten namelijk één ding: de verdieping die een studie zou kunnen geven. Daarbij dachten ze helemaal niet aan een extra masters bedrijfskunde of een cursus leiderschap, daarvan hadden ze al genoeg gehad. Nee, het ging juist op een niet op praktisch nut gerichte verdieping: geschiedenis, kunstgeschiedenis, filosofie, een exotische taal. Iets leren dat afweek van het pad dat ze zo succesvol hadden gevolgd. Daar wilden ze graag tijd en geld in steken. Maar toen begonnen de tegenslagen. Inschrijven bij een universiteit kon wel, maar dan moesten de colleges en examens ook gevolgd worden net als andere full time studenten. Dat paste niet bij hun drukke banen. Aparte cursussen die tot een universitair getuigschrift leidden, bleken niet voorhanden. Samen met de universiteit zoeken naar een oplossing? Vergeet het, er was niemand waar ze met hun plannen terecht konden, hoe zeer ze ook bereid waren te betalen voor individuele begeleiding. Teleurgesteld gaven ze hun plannen op. Ooit zat ik in een werkgroep ingesteld door minister Ritzen. Ik kan me de uiteindelijke aanbevelingen niet precies herinneren, maar wel de gedachte er achter: dat de universiteit mogelijkheden zou moeten bieden voor een veelheid van leerdoelen en leerwegen, ongeacht de leeftijd. Studeren is niet iets voor 18 tot 22 jarigen, maar moet altijd kunnen. Iedereen moet recht hebben op een paar jaar studiefinanciering op een willekeurig moment, en daarnaast zouden goedbetalende werkende mensen een bron van inkomsten en inspiratie zijn voor de universiteit. Levenslang leren, heette die werkgroep. Maar zomaar iets leren aan een universiteit kan nog steeds niet. Toch zullen steeds meer mensen dat willen. Niet alleen een handvol bevoorrechte professionals of een groeiende groep gepensioneerden die nog iets leuks willen doen, maar omdat bij niemand het verlangen om te leren ooit ophoudt.
29 januari 2010
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
21
Het Maagdenplein Het is altijd aanleiding tot enige verbazing, zo niet hilariteit, als ik aan buitenlandse bezoekers vertel dat ik werk in een gebouw met de naam Maagdenhuis. In het Engels is de correcte vertaling trouwens niet The House of the Virgins, maar the House of the Unwed Maidens, wat toch wel even een nuanceverschil is – maar dit terzijde. Het Maagdenhuis is prachtig gebouw, mooi van proporties en lichtval, hoogstens wat achteloos gemoderniseerd. Het ligt op een schitterende plek in de stad, en er zijn duizend redenen te bedenken waarom de universiteit dit symbool van haar geschiedenis niet zo maar op zou moeten geven om te verhuizen naar een efficienter en meer onderhoudsvriendelijk gebouw. Toch, als je het gebouw binnenkomt, en de altijd vriendelijke begroeting aan de receptie bent gepasseerd, sta je in eerste instantie in een grote grijze leegte: het voormalige binnenplein dat nu overdekt is en waaraan vergaderzalen en de kantine liggen. Een enkele keer vindt er een receptie plaats met de nodige toga’s, maar verder is de binnenplaats leeg, want ook de maandaglezingen zijn naar Spui 25 verhuisd. Afgezien van het naambordje op de gevel, wijst niets er op dat je je in het bruisende hart van een universiteit bevindt. Ik zal maar opbiechten dat ik dagelijks onbedwingbare fantasieën heb over een vernieuwd binnenplein van het Maagdenhuis, een topuniversiteit waardig. Niet meer dan enkele simpele ingrediënten zijn daarvoor nodig. Pièce de résistance: een paar lange leestafels op wieltjes (verrijdbaar vanwege de recepties), met mooie lichtbakken er boven (takelbaar), en alle denkbare kranten en tijdschriften, van De Groene tot The New Scientist, Le Monde Diplomatique tot The New York Review of Books en de Academische Boekengids. Gecombineerd met een paar ereaders aan een discrete ketting en een pc voor het broodnodige googlen. Enkele plantenbakken, eventueel tafeltjes voor de lunch – maar het moet natuurlijk niet een café worden, dus een gestreepte Amsterdamse cafépoes is helaas niet welkom. Zo ontstaat er een plaats waar bestuurders en wetenschappers, onderwijzers en studenten elkaar ontmoeten, voor een gesprek, of gewoon om iets te lezen, tussen al dat vergaderen door. Het Maagdenplein dus, een binnenplaats als plein tussen de faculteiten, een rustpunt in het jachtige academische leven. 15 januari 2010
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
22
Quota of niet? Onlangs moest ik optreden voor een gezelschap belangrijke heren en enkele dames, en opnieuw kwam de quotumregeling ter sprake. Al een tijd wordt door verschillende groepen vrouwen gevraagd om een wettelijke quotumregeling in navolging van Noorwegen en Spanje. Daarbij zouden raden van commissarissen, zeg maar de toezichthouders op bedrijven en semi-publieke instellingen, na een overgangsperiode verplicht voor 40% uit vrouwen moeten bestaan. Het belangrijkste argument is dat er nu zoveel vrouwen afstuderen, en vaak met betere resultaten dan mannen, terwijl zij ondervertegenwoordigd blijven in belangrijke functies. Nederland loopt daarin achter vergeleken bij veel andere landen. Er zijn zeker veel redenen om te zorgen dat het old boys netwerk doorbroken wordt, al geloof ik niet dat dingen automatisch beter gaan als vrouwen de touwtjes in handen hebben. Er zijn ook verklaringen voor de specifieke situatie in Nederland, met zijn beperkte kinderopvang, de sterke traditie van niet-werkende moeders en part-time werk voor vrouwen, ook voor vrouwen zonder kinderen. Toch ben ik geen voorstander van een middel als een quotum voor vrouwen omdat daarmee de ‘kaartenbak’ van potentieel goede vrouwen niet vergroot wordt. Ik geloof helemaal niet dat mannen geen vrouwen willen aannemen, integendeel, ieder bedrijf is naarstig op zoek naar goede vrouwen. Een quotum is aan de verkeerde kant beginnen. Waar het om gaat, is het vergroten van kansen op leiderschapsfuncties voor vrouwen (trouwens net als voor mannen). Daartoe moet je in elke organisatie een systeem opzetten om talenten zo vroeg mogelijk te herkennen en te ontwikkelen. Er zijn bijvoorbeeld zeer veel goed opgeleide vrouwen in Nederland van een eind dertig (de leeftijd waarop de eerste leidinggevende functie bereikt moet zijn), maar heel vaak is hun ervaring niet breed genoeg om door te groeien tot een echte managementsfunctie. Soms is die optie ook niet aantrekkelijk voor vrouwen omdat zijn liever teamlid zijn dan aan het hoofd staan, maar in ieder geval moeten zij de kans krijgen die mogelijkheid te overwegen en te ervaren. Zo vraag ik iedereen die bij mij afstudeert altijd: wat wil je over vijftien jaar doen? Mannelijke studenten hebben dan een redelijk eenduidig antwoord, terwijl vrouwelijke studenten een hele lijst opsommen van wat ze leuk vinden - partner, kinderen, huis, familie, zangkoor, hockeyclub en, oh ja, ook nog een baan. Anders gezegd, de belangstelling van vrouwen is meer uiteenlopend, minder gefocust op het werk. Ook daardoor zijn quota geen goed instrument en is een talentenontwikkelingsprogramma dat wel.
4 december 2009
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
23
Welkom in Nederland! Als je op Schiphol aankomt op een internationale vlucht, wacht je de laatste tijd steeds vaker een onaangename verrassing. Moe, stijf en verkreukeld baan je je een weg door de de sleur naar buiten. Bijna ben je weer thuis! Bijna weer sta je onder je eigen douche, bijna weer zit je op de bank in schone kleren en kan je bij een kopje thee of koffie, met een uitzinnig spinnende poes op schoot, de post doornemen. Vergeet het. Eerst is er nog de horde van “de extra controle aan het einde van de slurf” zoals het cabinepersoneel dat eufemistisch noemt. Aan het einde van de slurf staan een stel nors kijkende marechaussees met honden. Hun vocabulaire beperkt zich tot op barse toon schreeuwen: “Pasports!” (wellicht anticiperen ze hiermee al op de te verwachten linguïstische fusie van het Nederlands en het Engels, maar dat is stof voor een andere column). Lijdzaam ondergaan de passagiers de inspectie, staande in de nauwe slurf. Geen glimlach, geen begroeting kunnen de heren die over de Nederlandse veiligheid moeten waken, zich veroorloven. Blijkbaar heeft iemand ze ooit ingeprent dat ze zich met vriendelijkheid op het hellende vlak van de collaboratie met de vijand zouden kunnen begeven. De laatste keer stuitte ik op een exemplaar dat mij toesnauwde dat ik hem recht moest aankijken in plaats van naar opzij, alsof ik stiekem gefascineerd had kunnen kijken naar de grijze wanden en de vermoeide ruggen van medereizigers. Anders moest ik mee om mijn foto te laten controleren. Dit alles met een air alsof ik geen enkel recht had om te denken dat ik zo maar het land binnenkwam. Dit alles staat helaas in geen verhouding tot de werkelijke schaamte die mij bevangt als ik keer op keer zie hoe buitenlands uitziende passagiers bij binnenkomst in Nederland behandeld worden. In de meeste andere landen is het heel anders: vriendelijke knikjes, begroetingen die meer zijn dan een kortaf goedemorgen, en als het een beetje mee zit, wordt je ook nog een goed verblijf gewenst. De notoire uitzondering zijn uiteraard de Verenigde Staten waar de veiligheidsbeambten een speciale training hebben gevolgd om iedere zweem van menselijkheid af te leren. Maar zelfs daar zijn ze niet zo structureel onaangenaam als op Schiphol. Voor een land dat trots is op zijn open kenniseconomie is dit een schande.
20 november 2009
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
24
Studie en inspanning Uw correspondent heeft net een paar dagen in Istanbul mogen rondlopen. Over die stad is veel te zeggen: je kunt er lyrisch over zijn en nostalgisch zoals Geert Mak in zijn Boekenweekgeschenk. Het is ook een prachtige stad, op een menselijke schaal ondanks de twaalf miljoen inwoners en het chaotische verkeer, met relatief weinig hoogbouw en overal sporen van een glorieus, cultureel divers verleden. Een kruispunt van twee continenten, vele culturen en godsdiensten. Maar in het verleden kun je niet alleen leven, dat is voor toeristen. Het moderne Istanbul is een stad van moderne kunst en hippe nachtclubs, en natuurlijk … van universiteiten. Zeven publieke universiteiten telt de stad, en achttien privé universiteiten. Wat meer dus, verhoudingsgewijs, dan heel Nederland, hoewel ik niet weet hoe groot sommige van de universiteiten zijn, noch wat hun niveau is. De oudste universiteit, Istanbul University, dateert uit het begin van het Ottomaanse rijk en behoort tot de oudste van Europa. Er studeren 60,000 studenten. In Turkije wil iedereen het liefst een universitaire opleiding volgen. Ouders hebben er alles voor over om hun kinderen een diploma te laten behalen. Maar daar begint het probleem, want studenten van nu hebben zelden zin in hard werken. Ze willen een leuke studie, wat afleiding, en gegarandeerd resultaat. Zo loopt de belangstelling voor de exacte vakken en de ingenieursstudies snel terug, maar ook bijvoorbeeld voor het onderzoek in de geesteswetenschappen. Business administration en aanverwante richtingen vormen schijnen het meest populair te zijn. Het grote aanbod van studenten is ook aantrekkelijk voor de universiteiten, want dat levert collegegeld op en wat de aansluiting met de arbeidsmarkt is… ach, wie dan leeft, die dan zorgt. Als gevolg daarvan rijden er talloze taxichauffeurs met universitaire diploma’s op zak en zitten afgestudeerde economen achter de kassa’s. Optimisten zeggen dat de markt dit wel zal reguleren, pessimisten wijzen op het tekort aan mensen om het land een technologische voorsprong te geven. Allebei hebben ze misschien gelijk. Maar met de keuze voor wat makkelijk is, gaat iets anders en essentieels verloren: het leren om echt iets uit te zoeken, je echt de stof meester te maken, in wat voor vak dan ook. Voor die inspanning en overgave, de levenshouding die je alleen door onderwijs kunt leren, bestaat een prachtige omschrijving in het Turks, die Orhan Pamuk aanhaalde bij zijn aanvaarding van de Nobelprijs: een put graven met een naald.
6 november 2009
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
25
Stadsleven Als twee razende reporters hebben uw beide columnisten zich tegelijkertijd naar China begeven collega Dijkgraaf heeft al in een vorige Folia verslag gedaan van zijn bezoek aan onbekende miljoenensteden. Zelf was ik in Shanghai, twintig miljoen inwoners, een stad die ik voor het eerst in 1989 bezocht, vlak na de gebeurtenissen op het Plein van de Hemelse Vrede. Ik kan me de eerste aanblik nog levendig herinneren, ‘s ochtends om vijf uur, toen de trein uit het binnenland aankwam. Overal brandden kleine lampjes en door de deuren kon je werkplaatsen zien met open vuren en lawaaiige machines. In de straten was het een drukte van belang, de nachtploegen gingen naar huis en de dagploegen traden aan. Iedereen leek gekleed in een blauwe jasje met Maokraag, voor mannen en vrouwen identiek, en de laatsten waren soms alleen te herkennen aan hun gevlochten lange haar. Ze liepen en fietsen in grote drommen, acht of tien op een rij, een indrukwekkend, onstuitbaar leger van arbeidskrachten. Toen, vlak na de gebeurtenissen in Beijing, overheerste angst voor toenemende repressie en bezorgdheid over de toekomst van China. Collega’s van mij schreven rapporten waaruit zou blijken dat China in 2000 onmogelijk zijn bevolking zou kunnen voeden. We weten hoe anders het is gelopen en hoe zeer de wereld nu verwachtingsvol naar China kijkt. Ook al zijn op veel plaatsen de arbeidsomstandigheden en de milieuschade nog steeds zeer zorgwekkend, niemand zal de geweldige vooruitgang ontkennen. Wie nu in Shanghai loopt, ziet niet alleen moderne hoogbouw en westerse kleding, maar ook stromen van auto’s en brommers, snelwegen in een drielagige klaverbladstructuur en zes metrolijnen en 120 stations in aanbouw (die, let op Amsterdammers, binnen 12 maanden klaar zullen zijn). De vervuilende fabrieken en de stank zijn teruggedrongen naar de buitenwijken, en er worden steeds strengere normen opgelegd door de overheid - net zoals dat in Europa in de loop van de twintigste eeuw gebeurde. Het opvallendste wordt de convergentie van de geschiedenis nog gedemonstreerd in de aanwezigheid van café’s en terrasjes waar de jonge, nieuwe rijken van hun cappuccino snoepen. Zal Shanghai dus ooit net als Amsterdam worden, waar op ieder moment van de dag het aantal mensen dat niet werkt maar loopt te flaneren, het aantal werkenden lijkt te overtreffen? Ik weet het niet, maar aan mijn Chinese gesprekspartners te oordelen, zouden zij dat als een ultieme decadentie ervaren. Er is immers nog zoveel te doen!
14 oktober 2009
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
26
Zomaar, in een collegezaal Zomaar, een avond in september, in het gebouwencomplex op het Roeterseiland. Het gebouw vormt een Escheriaans labyrint van gangen en trappen die naar niets lijken te leiden en waarvan de nummering door een autistische binnenhuisarchitect is verzonnen. Gelukkig word ik opgewacht, want het is me nog geen enkele maal gelukt om mijn collegezaal in een keer te vinden. Vol enthousiasme klimmen we naar de aangewezen plek en wachten op de sleutel. De deur opent zich: het schelle neonlicht onthult een slagveld van propjes, koffiebekertjes, halfopgedronken yoghurtpakken, morsige collegebanken en een volgeschreven schoolbord. De projectiecomputer ontbreekt, net als het verlengsnoer waaraan een in der haast opgetrommelde pc van een aardige studente zou moeten worden gekoppeld. Na enige tijd wordt duidelijk dat de technische dienst al naar huis is en ook de portier geen hulp kan bieden. Dan maar zonder power point? Of toch elders onderdak zoeken? Met een lange rij studenten zwerven we door het gebouw op weg naar een andere zaal waarvan niemand weet waar hij zich bevindt. Gelukkig heeft men de plattegrond zo goed verstopt dat we onze rechter- en linkerhersenhelften naar hartelust kunnen testen. Om u gerust te stellen: het college vindt uiteindelijk wel plaats, in een keurige leegstaande colloquiumruimte die niet voor ons bestemd is. Ik zwijg maar over precedenten: een college voor dezelfde studenten dat voor hen en mij als docent een bezoeking werd door een hinderlijke, niet uit te schakelen brom in de microfoon. Ik zwijg ook maar over andere collegezalen die lijken op verhoorkamers waar geen blind paard schade kan doen. Of over de geur van krolse katten in de toiletten. En over de rondslingerende papieren troep in de gangen. Hoe lukt het ons om er collectief zo een rommeltje van te maken? Iedereen heeft hier boter op zijn hoofd: degene die de zaal heeft gebruikt en niet de moeite nam om het bord schoon te vegen; de schoonmaakdienst en wie weet degenen die de arbeidsvoorwaarden bepalen; de studenten die te beroerd zijn om hun afval in de prullenmanden te deponeren; degene die voor de apparatuur verantwoordelijk is; diegenen die dit gebouw zo liefdeloos ontwierpen en inrichtten – en eigenlijk alle gebruikers. “Ach,” zei een van de studenten, “dit is nu eenmaal de UvA.” Maar het kan anders, zie de nieuwe gebouwen van FNWI. Het moet dus echt anders!
2 oktober 2009
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
27
Meisjes zoals Laura Meisjes moeten naar school om te leren. En na schooltijd moeten ze naar huis om met thee en koekjes door hun moeder ontvangen te worden en met de poes of hond te spelen en hun huiswerk te doen. Daarna gaan ze naar bed om negen uur te slapen en om de volgende ochtend weer, na tandenpoetsen en een verstandig muesli-ontbijt, vrolijk naar school te fietsen. Althans, dat was het ideaal, niet zo heel lang geleden. Ondertussen ziet het meisjesleven er heel anders uit: op het allerlaatste moment moe opstaan (want weer te laat naar bed gegaan), door moeder gebracht of met de tram of bus naar school, met een te zware rugzak en vooral, strikt gekleed volgens de laatste tienermode. Hun rusteloze levens bestaan uit voortdurend twitteren en chatten en bellen, liefst ook tijdens de les. Goed, ik overdrijf, maar niet al te veel. Meisjes zijn kuddedieren. Jongens zijn dat ook, maar de onderlinge sociale controle onder meisjes is strenger. Wie niet mee doet aan de mode, te slim is op school, goed wil zijn in contrabas spelen en liever met haar leguaan dan met vriendjes omgaat, ligt eruit. En dat betekent nog meer onzekerheid dan waar meisjes al vanzelf last hebben. Op de universiteit is gaat het meestal beter, want daar in de loop van de jaren een zekere ruimte op voor differentiatie. Waar tienermeisjes allemaal het liefste hetzelfde willen zijn (of denken dat ze dat moeten), kunnen studentes steeds meer de richting kiezen die ze willen omdat ze niet meer in het nauwe keurslijf van klas en thuis zitten. In dat licht is het geval van Laura de wereldzeilster echt bijzonder. Niet omdat je terechte grote vragen kunt stellen bij de risico’s die haar toch meebrengt, fysiek en psychisch, en of vermelding in het Guiness Book of Records daar wel tegenop weegt. Ook niet omdat haar ouders onverantwoordelijk handelen. Maar omdat ze uit het patroon breekt en uitzonderlijk wil zijn, zonder zich iets aan te trekken van wat meisjes van haar leeftijd gewoonlijk verlangen. Even los van of ze haar tocht zal volbrengen, is het de vraag of dat een goede eigenschap is. Makkelijk is het in ieder geval niet. Uit de biografieën van uitzonderlijk begaafde vrouwen blijkt maar al te vaak hoe eenzaam en ongelukkig zij waren. Wat dat betreft kun je beter maar eerst even een tijdje studeren en je sociale talenten opbouwen.
18 september 2009
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
28
La Rentrée In Frankrijk heet het la rentrée, de terugkeer: het begin van het nieuwe seizoen. Seizoen in alle betekenissen van het woord, zoals het academische, het parlementaire en het culturele. We mogen dan wel in een 24 uurs-economie leven, 365 dagen per jaar, maar de breuk tussen augustus en september blijft bestaan. Augustus is de maand van de vrijheid, van de lange zomeravonden, het lommerrijke groen langs de grachten en in het Vondelpark, de gekneusde maar daarom juist zo lekkere perziken. In augustus is de stad ten prooi aan toeristen met hun onvermijdelijke afval, maar buiten hun gebaande paden heerst de rust van een dorp. Ook wie wel werkt, ontkomt niet aan het gevoel van vakantie, ook al is het dolce far niente in feite een dolce far molto. De anderen bewoners zijn verdwenen, en druppelen pas langzaam de stad weer in tegen het einde van de maand. En dan komt september met de rentrée: plotseling blijkt iedereen het weer ongelóóflijk druk te hebben, stromen de agenda’s vol, rennen en fietsen de introductiegroepjes van alles en nog wat door de stad, en staat het verkeer weer vast alsof augustus alleen een droom was. In Frankrijk is la rentrée aanleiding voor diepe filosofische bespiegelingen over de Uitdagingen van de Tijd, de Teleurstellingen en Successen van het Verleden en al die heerlijke grote gedachten waar Fransen het monopolie op hebben. Wij denken hier wat prozaïscher. Hoe snel gaat het economische herstel, als het zich al doorzet, hoe hard loopt de werkloosheid desondanks op, hoe lang houdt deze kwetsbare regeringscoalitie nog stand en wat is de prijs die voor dit alles moet worden betaald? En natuurlijk: wat brengt dit nieuwe academische jaar de universiteiten, behalve meer studenten dan verwacht met gelijkblijvende of zelfs minder middelen? Wie weet wordt het een hete herfst van onrust, boosheid en bezorgdheid, of juist een milde van poldercompromis en harmonie. Of van onverwachtse ontwikkelingen in de voortslepende conflicten in de wereld om ons heen, waar we eigenlijk liever niet aan denken: Afghanistan, het Midden Oosten, Afrika. Wie zal het zeggen. Maar wat er ook gebeurt, het wordt als altijd weer een herfst van frisse ambities, van mooie nieuwe wetenschap, boeken, lezingen, concerten en films. Dat is de een van de weinige constanten in deze onzekere tijden. Tel uw zegeningen. En welkom terug!
4 september 2009
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
29
Hete zomers, dikke boeken Na alle andere bedrijfstakken maakt nu ook de boekenbranche zich zorgen over de klimaatverandering. Betekenen hete zomers nu meer of minder boekverkopen? Onderzoek toont aan dat de relatie tussen temperatuur en leesgedrag de vorm heeft van een omgekeerde parabool. Bij extreme temperturen wordt er weinig of niet gelezen: of het is te koud om stil te zitten en met verkleumde vingers de bladzijden om te slaan, of het is veel te heet en de bladzijden kleven aan je handen. Pas bij een gemiddelde temperatuur wordt er gelezen dat het een lust is, en beter is het nog als het af en toe eens lekker regent. Hoe minder afleiding, hoe beter: op populaire vakantiebestemmingen met veel clubs wordt nauwelijsk gelezen, op stille campings des te meer. Hoe dat zit met nieuwe technologie is nog onduidelijk, maar er is nog steeds geen pc of e-reader die echt goed leesbaar is bij direct zonlicht. Conclusie: warmere en zonnigere zomers en massatoerisme betekenen minder lezen en lagere boekenverkoop. Maar soms is een boek zo goed dat temperatuur of licht of andere wezens er niets toe doen. Mijn mooiste leesherinneringen zijn verbonden aan de tropische hitte. Heel vaak heb ik bij het licht van een flakkerende olielamp, terwijl de regen een dag en een nacht onafgebroken op het plaatijzeren dak kletterde, dikke boeken gelezen. Vleermuizen fladderden voorbij, in de hoek boven mijn bed zat een vervaarlijk uitziende spin, wolken malariamuggen zoemden om mijn hoofd, maar niets kon mij deren. Geisoleerd door de grote watervlakte om mijn huis reisde ik naar het Java van Couperus, en leek het alsof ik de schaduwen van de kamponggeesten op de grauwe muren zag. Of ik zat in de trein die door de onafzienbare sneeuwvlakte van Siberie reiste, op de vlucht voor de revolutie. Of ik las over het grijze Nederland waar strenge vaders in huiskamers heersten, en moeders met naaiwerkjes en poezen voor de kachel zaten. Terwijl ik uitgeput in de vochtige hitte en het oorverdovende geluid van de regen met mijn boeken op bed lag, was heel de wereld van mij. Gebruik de hitte van de zomer om te lezen. Het geeft niet zo zeer wat je leest, belangrijker is dàt je leest, en dat je je laat meesleuren, ver weg van alles, naar alles wat anders is dan je eigen omgeving.
19 juni 2009
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
30
Oude gebouwen Maakt het uit in wat voor gebouw je studeert? Telkens als ik in Cambridge en Oxford rondloopt, kan ik niet anders dan dat beamen. Niets is stimulerender dan die symbolen van een eerbiedwaardige traditie, gestold in middeleeuwse gebouwen waar een plechtstatige stilte heerst en waar de geesten van illustrere voorgangers nog in de bibliotheken lijken te zweven. Of ik denk aan Coimbra, dat tot de oudste Europese universiteiten behoort, met zijn verstilde binnenplaats waar alleen een zwarte kat de hitte trotseert. Ik herinner me ook Montpellier en Uppsala, het eerste een paradijs met bloeiende mimosa, het andere een wintersprookje met brandende vetpotjes in de sneeuw. Iets van die karakteristieken vind je terug in Yale en andere Amerikaanse Ivy League universiteiten, die met hun door klimop begroeide gebouwen – de naam zegt het al –graag refereren aan het oude Europa. Oud en eerbiedwaardig is geen garantie voor kwaliteit maar het schept wel een gevoel dat je deel uitmaakt van een lange keten van denkers, zelfs als die keten een beetje fake is zoals in sommige pseudo-klassieke gebouwen. Als het gebouw niet oud is, dan moet er iets tegenover staan dat het bijzonder maakt. In Stanford, California, bevinden zich talloze gebouwen die het studeren stimuleren: ze zijn rank en transparant, gemaakt van moderne, milieuvriendelijke materialen zoals bamboe, staan vol comfortabele banken en hebben keukens waar je zelf eten kunt klaar maken. In Singapore bevindt de Management Universiteit zich in een hypermoderne wolkenkrabber zonder zichtbare referentie aan de traditie, maar dat staat de academische concentratie geenszins in de weg. Maakt het gebouw uit, of waar het ligt? Ik heb ooit in Wageningen college gelopen in een aantal van de mooiste Nederlandse gebouwen van de 20e eeuw, het complex van Blaauw (oa de laboratoria voor landmeetkunde, microbiologie en bosbouw), maar ik was toen eerlijk gezegd meer gecharmeerd van de ligging op Wageningse berg en het uitzicht over de Rijn dan van de gebouwen zelf. Waarschijnlijk is het toch de immateriele omgeving, die ongrijpbare sfeer die maakt of studenten voelen dat het een plek van kennis en leren is, die belangrijker is dan de locatie of de architectuur. Dus is er nog veel werk aan de winkel bij de voorgenomen verhuizingen naar Roeterseiland en de verdere inrichting van het Science Park. Oude gebouwen zijn op zich geen garantie voor gemotiveerde staf, enthousiaste studenten of studieresultaten. Maar ze geven ons als het ware een plaats in de geschiedenis. En helaas, soms zijn oude gebouwen dingen die voorbij gaan...
2009
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
31
Alles onder controle? Een van de definities van beschaving is dat we steeds meer controle krijgen over onze impulsen. We beheersen ons om onze medemens niet lastig te vallen, te beledigen of te bedreigen. Zo is het beschaafd om de ander niet in het gezicht te hoesten en geen geluiden te maken bij het eten. Om samen te kunnen leven, moeten we ons aan regels houden: niet stelen, niet doodslaan enzovoort. Tot zover is dat oude koek, ooit prachtig beschreven door Norbert Elias. Maar er is iets nieuws aan de hand. Want toch neemt de beschaving niet automatisch toe met de toename van onze economische welvaart. Je hoeft maar even met het openbaar vervoer te reizen of je op straat te begeven, om te weten dat de nieuwste actie van de Stichting SIRE tegen onbeschoft gedrag meer dan terecht is. We slaan elkaar niet meer met de knoet het hoofd in, maar egoïsme viert hoogtij. We houden zitplaatsen bezet, dringen voor, snijden andere de pas af, gooien troep op straat en noem maar op. De publieke ruimte is een slagveld van slechte manieren. Tegelijkertijd worden we, als hoog ontwikkelde samenleving, bedreigd door nieuwe, anonieme gevaren van terrorisme en criminaliteit. We voelen ons steeds onzekerder, hoewel ons leven feitelijk veiliger is geworden. Overal worden we nu met camera’s bespied door de staat en bedrijfsveiligheidsdiensten. We zijn vrijer in onze individuele keuzes dan alle generaties voor ons, maar tegelijk worden we ook grootschaliger gecontroleerd. Dat leidt tot een dilemma. Beperkt die toenemende controle onze ontwikkeling? Kunnen wij niet op een andere manier omgaan met de onzekerheid en het egoïsme die nu eenmaal bij de globalisering en schaalvergroting horen? Moeten we niet juist inzetten op individueel en collectief verantwoordelijksgevoel in plaats van op controle? Hangen wij, terwijl denken vrij te zijn, eigenlijk als marionetten aan touwtjes? Daarover praatte ik met vijf Leidse studenten. Ze vormen het bestuur van de Veerstichting dat begin oktober zijn dertigste symposium houdt over dit thema. We aten in de Amsterdamse Pijp en discussieerden de hele avond. Zo hoort het ook, over zo een moeilijk onderwerp. Eigenlijk, bedenk ik op de fiets naar huis terwijl ik voor de zoveelste keer wordt uitgescholden door een medeweggebruiker, is dit een echt Amsterdams thema. En is de UvA niet juist de universiteit van de onaangepastheid, van de vrijheid boven de controle, maar ook van Elias? Dus, Amsterdamse studenten, er zijn nog een paar weken om een essay hierover in te leveren en echt Amsterdams geluid te laten horen! (http://www.veerstichting.nl/nl/symposium-2009/)
2009
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
32
Reizen en toeren Reizen is goed voor de lichaam en geest. Andere klimaten, andere zeden: reizen inspireert en biedt afleiding, plaatst het vaderland – we zouden nu zeggen: de thuissituatie - in perspectief, maakt de mens flexibel en sterkt de weerbaarheid. Bovendien, een klein beetje afzien is nooit weg, dan is de terugkeer des te aangenamer. Dus trotseerden de eerste toeristen eeuwenlang slechte wegen, slagregens, brandende zon en vreemd voedsel. Soms moest het avontuur gedoseerd worden: van sommige jongemannen die in de 18e eeuw naar Italië reisden is bekend dat ze de gordijntjes van hun postkoets gesloten hielden om niet aan het gruwelijke landschap van de Alpen bloot gesteld te hoeven worden. En in de jaren zestig schenen de Nederlanders er bekend om te staan dat ze met een achterbak vol aardappelen en ontbijtkoek op stap gingen en alleen NL – Nur Limonade – bestelden. Maar dat was vast uit zuinigheid. Jongeren van nu hebben weinig remmingen als het gaat om reizen. Hoe exotischer en vaker, hoe mooier. Over duffe bestemmingen als Frankrijk en Oostenrijk heeft niemand het, dat waren de vakantielanden van de vorige generatie. Turkije is ook banaal, nu gaat het minstens om Ecuador, Mali of Vietnam. En tussendoor natuurlijk wel een weekendje Barcelona of Berlijn, want dat kun je voor die 39 Euro toch niet laten liggen. Trouwens, een weekje Rio kost ook maar een paar honderd Euro. Die reislust betekent dat er veel gewerkt moet worden om al die tochten te betalen. Je moet als docent ook niet moeilijk doen als studenten midden in de collegeperiode zeggen dat zij onmogelijk hun opdrachten kunnen inleveren omdat de vakantie al gepland is. Toch, wie even nadenkt, begrijpt dat deze verworvenheid haaks staat op alle oprechte uitspraken die dezelfde studenten doen over duurzaamheid. Maar zo lang onze mobiliteit niet door hoge olieprijzen en CO2-belasting aan banden wordt gelegd, zal dat wel zo blijven. Ik betwijfel ook wel eens of mensen nog wel echt reizen. Als ik die groepen lawaaiige, kauwende, slenterende jongeren tegen kom, vraag ik me wel eens af wat ze werkelijk zien. Want reizen vereist een open geest voor het niet-vanzelfsprekende. Dat is het verschil met de toerist, die vooral op zoek is naar het bekende, naar zijn eigen hamburgermerk en sportschoenen. Misschien moet je reizen ook leren. Door eerst eens in je eigen kamer, met boeken en de poes op schoot, en wikipedia en google earth op de pc na te denken over wat je werkelijk zoekt.
2009
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
33
Studentenkamerplanten Over het genot van huisdieren hadden we het al een vorige keer. Maar nu de lente eindelijk schoorvoetend Nederland betreedt, en de iepen aan de grachten – of wat daar van over is – beginnen uit te lopen, kunnen we die andere, stille huisgenoten niet over het hoofd zien. Geen studentenkamer of er staat wel een plant. Een met treurige bladloze Ficus benjamini (of F. benjamina – ja, lieve redactie, dit moet met een hoofdletter gevolgd door een kleine letter en altijd cursief), een vergeelde geranium die de winter op het aanrecht heeft overleefd, een papyrus drijvend in een emmer bruin drab, een verkreukelde varen op de rand van het bad. En dan heb ik het niet over die keurige, niet van namaak te onderscheiden maandenlang bloeiende roze orchideeën. Kamerplanten zijn er meestal om niet gezien te worden, of doordat ze zo groot worden als een meubelstuk, model kamerlinde, of omdat zij wegkwijnen bovenop de boekenkast. Eens in de zoveel tijd komt er wel een nieuwe huisgenoot met groene vingers, of een biologiestudent die geen weerstand kan bieden aan het experiment en zijn planten ziet als voedingsbodem voor schimmels, in plaats van als doel op zichzelf. Het lot van de kamerplant is hard, maar de studentenkamerplant is gehard. Laten we eerlijk zijn, het uitgangsmateriaal (lees: de vaderlandse kweektechniek) is uitstekend. De gemiddelde plant kan dus een stootje hebben en je moet als student wel erg veel gekkigheid uithalen om je planten dood te krijgen, zeker nu de mogelijkheid van nicotinevergiftiging steeds meer not done is. Totale droogte of volledige overstroming helpt, maar is geen garantie, omdat er altijd wel weer een teerhartige bezoekster is (plantenredders zijn altijd vrouwen) die zich moet manifesteren door de plant eens lekker een badje te geven of te verpotten.Weg experiment. Blijft over de enige, definitieve manier om van planten af te komen: ze op te eten. Dat laatste biedt in het licht van de crisis een heel nieuw perspectief. Waarom zouden we het telen van groenten en fruit in potten niet meer aanmoedigen? Worteltjes van eigen aanrecht, klaar om te worden geoogst, aardbeitjes uit de zonovergoten dakgoot, aubergines in plaats van bruidssluier bij de voordeur? Het kan allemaal. Theoretisch. Er zijn wel wat beren op de weg, in de vorm van slakken en ander ongedierte, en huisdieren. Zaaizaad voor studenten als onderdeel van de basisbeurs in het crisisplan!
2009
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
34
Dierbare huisgenoten Studenten en huisdieren, het is een voor de hand liggende combinatie, maar we weten er weinig van. Het is snakken naar een verantwoorde wetenschappelijke studie over frequentie en type, functie en lengte van de relatie, positieve en negatieve effecten op studie en studentenwelzijn. Prachtige werkstukken liggen er voor het oprapen: De Hond en Lichaamsbeweging van Studenten – een vergelijkende studie van energiebalansen; Het Houden van Huisdieren als onderdeel van Psychotherapie bij onvoldoende Hechting; De Hamster als Identificatiesymbool van de Rechtenstudent; De Effecten van Reptielen op Allergenen bij Eerstejaarstudenten; Genetische Variatie en Hybridisatie bij het Inkruisen van Katten in studentenhuishoudens, enzovoort. Om nog maar te zwijgen over sinistere case studies over het misbruiken van katten voor het in de werkelijkheid uitvoeren van gedachte-experimenten met Schrödinger’s kat. Helaas blijft het, wat de UvA betreft, gissen naar de relatie student en huisdier. Uiteraard heb ik mijn informanten opdracht gegeven tot infiltratie in diverse studentenhuizen, antikraakwoningen aan de grachten, en participerende observatie in mensa, bibliotheek en vereniging. Deze selectieve waarnemingen leveren een schier eindeloze rij poezen op, meestal gehouden door meisjes of behorend tot het collectief van het studentenhuis, van alle kleuren, gezindten en tailleomvang. Honden zijn er ook, blaffend, kwispelend, opdringerig en als ze klein zijn piesend op de toch al niet schone vloerbedekking. Minder vaak zien we hamsters en padden. Een enkele, eenzame parkiet is gesignaleerd, en er is een speciaal geval van het voeren van halftamme tropische vogels in het Vondelpark, maar die kunnen we niet tot de huisdieren rekenen. In de categorie exotica komen de terraria, de spinnen en leguanen, slangen en andere reptielen. Tot slot vonden we buiten de gemeentegrenzen nog een studentenhuis met geiten en kippen. Ik houd het er op dat katten bij UvA studenten het meest voorkomende studentendier zijn. Over de verklaring kunnen we alleen speculeren. Het schijnt dat de structuur van het kattenbrein meer dan dat van andere huisdieren op het mensenbrein lijkt, hoewel het relatief kleiner is. In ieder geval moet het onafhankelijke karakter van katten, die niettemin uit zijn op veel aandacht, velen aanspreken. En misschien is er nog iets: sociaal betrokken als Amsterdamse studenten zijn, kunnen zij vast geen weerstand bieden aan een smachtend kijkende, licht getraumatiseerde poes uit het asiel.
2009
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
35
Kennis van het groen Uit allerlei onderzoek blijkt dat in onze verstedelijkte samenleving mensen een groene omgeving hoog waarderen. Bomen, perken, rietkragen, water, vogels: ze brengen rust, leiden tot minder vernielzucht en vervreemding en ze zijn zelfs goed voor de huizenprijzen. Hoewel er af en toe nog een architect opstaat die beweert dat groen niet in zijn concept past, werkt iedere zich zelf respecterende stad aan het vergroenen van het straatbeeld en het uitbreiden en verfraaien van zijn parken. Bewoners koesteren de bruidsluier aan hun gevels, de potten met viooltjes en de bloeiende theerozen op hun stoepen. Er zijn initiatieven om eetbaar onkruid zoals zuring te oogsten, er bestaan gidsjes over wilde natuur in de stad, en volkstuinen mogen zich in een opleving verheugen. Kunst en groen worden steeds meer met elkaar verbonden. En wie met Google Earth kijkt, verbaast zich er over hoe groen Amsterdam is. Die aandacht voor groen is niet altijd vanzelfsprekend geweest. Integendeel, groen in de zin van gebieden buiten de steden waar geen landbouw werd bedreven was eeuwenlang synoniem met gevaar: bandieten, wilde dieren, en griezelige geeesten. Ook groen in de stad is relatief nieuw: zeventiende schilderijen van de Gouden Bocht in de Herengracht laten kale kades zien. De Hortus ontstond in dezelfde tijd, maar was natuurlijk niet bedoeld als ‘groen’ in de zin die we nu kennen. Het Vondelpark dateert uit het midden van de 19e eeuw, en pas aan het einde van die eeuw ontstonden de eerste pogingen van Jac. Thijsse en anderen tot natuurbescherming. In veel opzichten zijn we er geweldig op vooruit gegaan. Maar toch: jongeren, en speciaal allochtone jongeren blijken veel minder in natuur geïnteresseerd dan oudere generaties. Bovendien, het gaat niet zo maar om groen als eenheidsworst, maar om de spannende ontdekking van hoeveel verschillende levensvormen zich achter dat label verschuilen. Wie er iets van weet, ziet steeds meer in het groen. En wie meer ziet en weet, geniet nog meer. Kennis van groen is iets wat je moet onderhouden, net als een tuin. Zou het daarom niet een goed idee zijn om onze onvolprezen Hortus gratis toegankelijk te maken voor alle studenten en medewerkers van de UvA, en niet alleen voor de biologen en FNWI?
2009
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
36
Prijseten In de herfst zong ik al de lof van de ideale universitaire mensa met laptopaansluitingen en confortabele zitjes, vingervoedsel, uitgebreide informatie over produktsamenstelling - en de onvergetelijke kantinepoes. Goed, Sorbonissimo komt er natuurlijk niet in één dag, dat begrijp ik ook wel. Mijn informanten zwerven elke dag langs Atrium, Agora en andere hot spots om verslag te doen. Ik heb geduld. Immers, veranderingen, zeker aan universiteiten, gaan langzaam, en uitbestede taken zijn daar geen uitzondering op. Maar nu. In de Folia van 30 januari zegt de interim-manager van Sorbon dat de prijsstijgingen van de afgelopen maand ‘onvermijdelijk en keihard’ zijn. Reden: de grondstoffenprijzen zijn zo fors gestegen. Uit het stukje (op pagina 4) blijkt dat hij gedeeltelijk refereert aan de periode van de laatste drie jaar, en aan zuivel, koffie en granen. Hier begrijp ik niets van. We zijn hier weliswaar in de universitaire periferie, maar ook dan is zuiver argumenteren een vereiste, en hebben we niets aan vage generalisaties. Ter illustratie: de prijs van tarwe, het belangrijkste ingredient van brood, is in 2008 met 50% gedaald en staat nu nauwelijks boven de prijs van drie jaar geleden. Dus daar kan het niet aan liggen. Dat klopt ook precies, want elders in hetzelfde interviewtje zegt hij dat de prijs van de boterham niet verandert. Over welke andere granen hebben we het dan? Dat handjevol rijst in de soep? Dat enkele roggebroodje? Dan het geval van de koffie. Ogenschijnlijk lijkt daar het prijsargument terecht. De gemiddelde prijs is sinds 2005 met 25% omhoog gegaan. Maar daarbij moet gelijk gezegd worden dat de prijs eind 2008 net onder het niveau van 1998 lag, na zeer scherpe dalingen (tot 60%) begin jaren 90. En hier ligt gelijk de tragiek. Zulke sterke prijsfluctuaties zijn rampzalig, en leiden tot cyclisch gedrag. Als de prijzen dalen, schakelen producenten waar mogelijk over op andere produkten of investeren niet meer in hun plantages. Als de prijs dan stijgt, springt iedereen er weer op in. Zo rennen vraag en aanbod achter elkaar aan. Voor middenstand en distributie is dat ook moeilijk bij te houden. Maar telkens zien we dat prijsdalingen worden veronachtzaamd en prijsstijgingen worden doorberekend. Ik blijf dus bij mijn pleidooi dat een universitaire kantine of mensa de eerste moet zijn om de consumenten helder te informeren. Over de prijs en over veel meer
2009
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
37
Het jaar van de rat Niet lang geleden, aan de Prinsengracht, zag ik op klaarlichte dag een bruine rat weglopen. Het was geen schichtig wegschieten, zoals je zou verwachten, maar gewoon een op zijn gemak schuifelen in de richting van een onduidelijke stapel dozen en afval. Alsof het een wandelingetje betrof, op eigen terrein. Dit was zonder twijfel een rat die volledig gewend was aan menselijke aanwezigheid en die mij met mijn fiets niet als een bedreiging zag, net als sommige poezen zich naast de kassa in een vol café op miraculeuze wijze tevreden spinnend kunnen ophouden. Hoewel maar weinig mensen sympathie voor ratten kunnen opbrengen, is de rat eigenlijk een van de recente succesnummers van de evolutie. Hij verdient dan ook een plaatsje in dit net begonnen Darwinjaar, waarin het werk van de grote bioloog en reiziger op vele wijzen zal worden geëerd. Darwin opende immers onze ogen voor soortvorming en verschillen tussen soorten als gevolg van natuurlijke omstandigheden. Aanpassing van soorten gaat altijd door, ook buiten wat we als ‘natuur’ bestempelen, en we zien dat heel goed in een cultuurvolger als de rat. Sinds enkele duizenden jaren profiteren ratten, net bijvoorbeeld als muizen, duiven en meeuwen, van de aanwezigheid van de mens en hebben dankzij de mens hun niches uitgebreid. Sindsdien wonen ze in huizen van mensen. Ze zijn meegelift op schepen, hebben zich vermenigvuldigd in graanschuren, op vuilnisbelten en in fabrieken. Mijn favoriet is een dichtbehaard bruin subtype dat speciaal aangepast is aan de overleving in vrieskamers. Stel dat over tienduizend jaar wetenschappers het ecosysteem binnenstad bestuderen, dan is de rat een ideale indicatorsoort, net als de panda in bamboebossen of de zeehond in het waddengebied. Veel rattenoverblijfselen zullen dan wijzen op voedseloverschotten; het evolutionaire succes van de rat zal onomstotelijk bewezen zijn. Alleen, de relatie tussen rat en mens is ingewikkeld: wat voor interpretatie zouden die toekomstige paleontologen geven aan die grote aantallen rattenoverblijfselen in kleine hokjes en tredmolens, speciaal gekweekt voor laboratoriumtoepassingen? Ratten dragen nare ziekten over op mensen, want na die duizenden jaren hebben pathogenen natuurlijk ook geprofiteerd van de nauwe samenleving. Dus als je, in ons relatief schone Amsterdam, een rat ontmoet, denk er dan toch even aan dat je een stukje succesvolle co-evolutie ziet. 2009
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
38
De nare smaak van water Opeens, een jaar of tien, vijftien geleden, is het begonnen. Onder invloed van Amerikaanse rugzaktoeristen en reclames die een gezonde levensstijl aanprezen. Letterlijk en figuurlijk cool werd het om op ieder moment, zelfs midden in de winter of ’s avonds laat, een flesje water met je mee te dragen. Een halve liter kleurloos vocht waarmee je laat zien dat je om je gezondheid en het milieu geeft. En sterker nog, met een beetje goede wil suggereer je dat je staat voor transparantie, voor een eerlijke levenswijze. Zo is er geen collegezaal meer denkbaar zonder flesjes water en ook op straat bungelen er achteloos flesjes aan tasjes of in wijde broekzakken. Prima, ben je geneigd te denken, beter studenten met flesjes water dan met kratten bier of van die hersenverwekende breezers. Maar wacht even. Hier moeten we eens een serieuze ketenbenadering op los laten. Mineraalwater verschilt weinig in chemische samenstelling van Nederlands kraanwater, alleen bevat het soms meer zouten, en in sommige landen laat zelfs de bacteriologische samenstelling te wensen over. Het winnen van dat water kost energie, en dan zeur ik niet over het koolzuur dat er in moet voor de bubbels. Het transport van losse flesjes is een heel ander verhaal dan water vervoeren door waterleidingen vanuit de duinen. Veel van de in Nederland gedronken mineraalwaters komen zelfs uit het buitenland. Sta even stil bij de enorme hoeveelheid plastic afval van die flesjes, ook al zijn ze tegenwoordig deels te recyclen. En dan nog iets: te veel water drinken is helemaal niet goed voor je gezondheid. Ja, in landen waar geen schoon drinkwater is, bestaat er soms geen alternatief, maar hier geldt dat niet. Eigenlijk hadden we dat allemaal wel aan ons ‘water’ kunnen aanvoelen. De onvolprezen Consumentenbond stelde het al een aantal jaren geleden vast: kraanwater is 150 keer goedkoper en 30 keer milieuvriendelijker dan flessenwater. Dan krijgt al dat modieuze water toch een heel nare bijsmaak. Zullen we in 2009 het aantal onnodige waterflesjes maar eens flink terug gaan dringen? Bijvullen met kraanwater mag.
2009
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
39
Trots op onszelf Net als mijn collega, correspondent Dijkgraaf, onlangs deed vanuit Leuven, bericht ik u deze keer uit Stanford, Californië. Misschien wel de mooiste universiteitscampus ter wereld, met zijn lanen omzoomd met palmbomen, zijn beeldencollecties en tuinen. Een hectare land hebben ze hier per student. De oudere gebouwen zijn meest in neokoloniale, Spaanse stijl opgetrokken, de nieuwere zijn zoveel mogelijk gebouwd met milieuvriendelijke materialen zoals bamboe. De cafetaria’s verkopen organische salades, Zuid-Amerikaanse en Aziatische specialiteiten. Auto’s zijn streng aan banden gelegd op de campus, en zijn meestal hybrides. Er wordt vooral gefietst, ook door uw correspondent, op een van de dienstfietsen van de faculteit der aardwetenschappen. Verder rijden gratis bussen langs de belangrijkste gebouwen op de campus, en naar de stad en het treinstation. Sportfaciliteiten, bibliotheken en veel gebouwen zijn tot laat in de avond geopend, soms wel 24 uur per dag. Studentenhuisvesting is beschikbaar voor wie wil. Voeg hierbij een aangenaam mediterraan klimaat, de oceaan en natuurparken op minder dan twee uur rijden, en niet te vergeten een van meest aantrekkelijke cultuursteden, San Francisco, nagenoeg om de hoek. Op de lijst van beste universiteiten in de VS staat Stanford in de top-vijf, en het is de grote toeleveraar van talent aan Silicon Valley. Dit paradijs bestaat bij gratie van veel geld en selectie van kwaliteit, en die twee gaan hand in hand. De selectie van studenten is heel streng, maar wie er doorkomt, wordt persoonlijk en intensief begeleid. De relatie tussen hoogleraren en studenten is zeer vriendschappelijk: promovendi passen op huizen, kinderen en poezen van hoogleraren. Staf wordt aangemoedigd via talloze prijzen en vermeldingen. Wie van Stanford komt, heeft opvallend vaak succes, commercieel en politiek, en wordt automatisch supporter van zijn alma mater, politiek of financieel of materieel door het schenken van kunstwerken. Mijn werkkamer ligt bijvoorbeeld op de bovenste verdieping van een gebouw gewijd aan energie en milieu, dat mede door de oprichter van Google is betaald. Veel Stanford ‘grads’ hebben belangstelling voor duurzaamheid en stellen daarvoor ruimhartig fondsen beschikbaar. Hoogleraren geven regelmatig spreekbeurten voor alumni, van Peking tot Londen. Om duizend-en-een redenen gaat een vergelijking met Nederland en de UvA mank. Geen traditie van filantropie, geen privé-universiteiten, geen campus en noem maar op. Maar toch knaagt in mijn achterhoofd de vraag: hoe krijgen we maar een klein beetje van die Stanfordiaanse trots en loyaliteit aan de UvA?
2008
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
40
Tour d’Amsterdam Ik fiets, op dat door buitenlanders zo bejubelde, milieuvriendelijke vervoermiddel, door de stad die door diezelfde buitenlanders als het Mekka van de fietsers wordt beschouwd. Waar heuvels ontbreken, de wind slechts een liefkozende briesje is en het nooit lijkt te regenen. Die unieke stad waar letterlijk iedereen fietst: moeders en vaders met kinderen (en dat zonder helm!) voor en achter, oudere dames met kekke mandjes aan het stuur waarin plaats is voor vrolijke hondjes met scheve oren en zelfs een enkele onverstoorbare poes, jonge zakenmannen met fladderende colbertjes en de mobiele telefoon tussen schouder en oor geklemd. Stoere vrouwen met platte laarzen en bakfietsen voor de boodschappen en de kinderschare uit de hele buurt. Af en toe is Amsterdam heel even een fietsersparadijs. Waar anders in de wereld zie je een jongen stoer tegen de brug opfietsen, met een meisje achterop dat verliefd haar hoofd tegen zijn rug vleit? Maar veel vaker is dat Amsterdam een hel waar fietsers onderling en met automobilisten en voetgangers in een voortdurende guerrilla zijn verwikkeld. Daartussen de toeristen, zich van geen kwaad en regels bewust. Uit het niets schieten auto’s links en rechts de weg op, als oorlogszuchtige tanks, slaan autoportieren rakelings langs je voorwiel met de kracht van een houwitser, banen brommers zich een weg als ongeleide projectielen met de snelheid van het licht. Tegen het verkeer in rijden zonder licht, met zijn drieën naast elkaar, over de stoep, in voetgangersgebieden, over de tramrails – het is in Amsterdam niet alleen mogelijk, maar je bent een sul als je er niet aan meedoet. Want dit is nu eenmaal Amsterdam en niemand die in deze chaos ingrijpt. Het is een oorlog van allen tegen allen, en alle middelen zijn geoorloofd, nee verplicht in deze strijd om de vierkante centimers asfalt. Behalve dan voor die enkele inburgerende fietser die door angst verlamd iedere keer weer treuzelt om zich in het verkeer te werpen. Ik heb nog nooit zo veel horen schelden, met zo veel mij onbekende kwalificaties, als voor het rode stoplicht. Ik weet het, stoppen voor het rode licht is even belachelijk ouderwets als je hand uitsteken of over je schouder kijken voor je afslaat. Het hoogtepunt in mijn fietscarrière kwam toen ik onlangs op een stille zondagavond in het uitgestorven Amsterdam-Zuid, keurig in bezit van voor- en achterlicht en identiteitsbewijs, door een barse politieagent beboet werd wegens door rood licht rijden en wegens gebrek aan medewerking. Zo gaat dat in het paradijs, als je te langzaam fietst. 2008
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
41
Sorbonissimo Hoe zou de ideale kantine van een universiteit eruit moeten zien? Lekkere zitjes waar je naast je eten ook nog je laptop kwijt kan, niet alleen tafeltjes maar ook banken en zitkussens, tientallen actuele kranten en tijdschriften, tussen wanden geverfd in bamboegroen, mediterraans blauw en Saharageel. Rustgevende muziek, liefst ook nog een fontein, om het geroezemoes te dempen. Veel, heel veel stopcontacten. En wat eten we daar? Fruit en groenten om te beginnen, want het is bijna zeker dat studenten (en docenten!) niet aan hun aanbevolen portie van twee stuks fruit en 200 gram groente per dag komen. Grote schalen met veel versgewassen fruit en aantrekkelijke groentes: worteltjes, kerstomaatjes, broccolistronkjes enz. Alles in knabbelmodel en vingervoedselmaat, want studenten hebben minstens één hand nodig voor laptop en mobieltje en mp3/iPod. Dezelfde hanteerbaarheid geldt voor de sandwiches waar niets uit mag vallen, de soep in drinkbekers, de niet-lekkende vlees- en visballetjes en de hapklare aardappelkroketjes en rijstrolletjes. Vergeet het bestek en de borden, geef iedereen een klein, diep blad met verschillende vakken waarop een beker of flesje klemgezet kan worden. Snacken of ‘grazen’: dat is de eetgewoonte die hand over hand toeneemt in een onrustige stedelijke omgeving als de onze. Voortdurend eten terwijl je ondertussen iets anders doet. We kunnen het betreuren dat de meeste studenten het te druk hebben om samen te koken en te eten, maar zo is het. Liever een kantine die het snackgedrag ondersteunt met gezonde, kleine porties en verstandige ingrediënten, dan een run op de fastfoodketens. Een universiteitskantine is haar naam niet waardig als keuzes niet worden gestimuleerd op basis van objectieve informatie. Wat eten we precies? Dat is een vraag waar geen kantine onderuit kan. Geen fantasienamen maar inhoud! Geen ‘najaarssoep’ maar ingrediënten en waar ze vandaan komen. De ideale kantine heeft bij ieder product een informatiebordje met de inhoud aan calorieën, eiwitten, vetten en suikers. Zijn het tomaten uit Spanje, uit Marokko of uit Nederland? Wie weet staat er dan ooit ook nog een computer naast de kassa waarmee je op kan zoeken hoe duurzaam je komkommersandwiches, rode bietensoep en kiwitaart geproduceerd zijn en in hoeverre er sprake is van eerlijke handel. En als er dan tussen die zitjes, laptops, schalen en informatie nog een plekje op de vensterbank is voor de kantinepoes, model roodgestreepte theemuts, dan is de universiteitskantine perfect. Eet smakelijk! Sorbonissimo!
2008
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
42
English Spoken ‘Dames en heren, ladies and gentlemen, het verheugt mij zeer u vandaag als nieuwe medewerkers en studenten te begroeten. Als buitenlandse aio’s en staf vertegenwoordigt u nu 23 procent van onze illustere universitaire gemeenschap. Wij van de UvA zijn zeer trots op onze internationale ambities. Wij streven ernaar mee te tellen in de wereldtop, de world league. Daarom zijn wij heel blij met u. We are an international enterprise, naturally, since our history of the Vay-Ooh-Say, our golden age with Rembrandt and a few others, Huygens, and Spinoza enzovoort. Ik bedoel, onze openheid en tolerantie zijn al eeuwenlang beroemd. Helaas is deze Folia in het Nederlands gesteld, net als vele vergaderstukken. Maar troost u, iedere medewerker hier spreekt vloeiend Engels, dus niets belet u om een vertaling te vragen aan uw collega’s. Dat schept gelijk een band, nietwaar. In de wandelgangen van uw leerstoelgroep zoemt het immers van de buitenlandse talen! I mean we don’t see a problem here, absolutely not. Tenslotte staan wij ook het meest van alle Europese landen open voor de Amerikaanse cultuur. You did not choose Amsterdam for nothing. Because Amsterdam is de meest internationale stad van Nederland. Real universities, such as Amsterdam, excel through a sense of universalism. Dat is een mooie vondst hè, ik leg dat even uit aan onze Nederlandse collega’s hier, want die formulering komt van de afdeling voorlichting en zoiets heeft soms nog even wat extra voorlichting nodig. Universalisme, dat is een woordspeling, een playing with words, op de universiteit en het universum. In feite willen wij voor iedereen een theorie en een praktijk van het alles zijn. Something like that. So to conclude, I think it is a good idea for you to learn Dutch, ladies and gentlemen, want voorlopig blijven we toch gewoon in het Nederlands functioneren. And then, with Dutch you will integrate better, want hoewel tegenwoordig ook de bakker en de slager een mondje over de grens spreken, is iedereen toch aardiger tegen u als u laat merken dat u uw best doet om in te burgeren. Daarvoor helpt ook een huisdier, liefst zo’n dikke gestreepte poes op de vensterbank, voor de gezelligheid. Dat is a typical untranslatable concept. Ook moet u een fiets kopen, for your inner city mobility, in gewoon Nederlands: daarmee kom je nog eens ergens. And oh yes, I will ask Folia om het nieuws op een aparte Engelse pagina te zetten, dan weet u what is going on here in onze Joe-vie-Aah. Again welcome everybody!’
2008
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
43
Sleepless in Amsterdam Op de derde rij van de collegezaal sukkelt een student langzaam in slaap. Zijn mond opent zich half, zijn oogleden trillen, en zijn hoofd zakt naar zijn linkerschouder. Op het moment dat zijn nek een onmogelijke hoek maakt, schrikt hij wakker en kijkt schaapachtig om zich heen. Ik glimlach naar hem. Tenslotte zijn publieke power naps of hazenslaapjes goed voor de mens, en in sommige landen, zoals Japan, ook geheel geaccepteerd. Hazenslaapjes kun je trainen, maar ze komen ook vanzelf als je minder dan zes uur slaapt. In een paar minuten ben je dan weer fit, in tegenstelling tot na een lange siësta: na meer dan 15-20 minuten gaat je metabolisme op een laag pitje en voel je je geradbraakt. Slapen is even onmisbaar als voedsel, beweging en frisse lucht (waarmee slapen trouwens nauw samen hangt). Toch is slapen het deel van ons gedrag waar we objectief gezien het minst over weten. Wat voor goede slapers vanzelfsprekend is – ogen dicht en slapen maar – is voor de slaapgehandicapte een lijdensweg. Goede raadgevingen te over – van de ultieme schapentelmethode tot lauwe baden, kruidenthee en de-poes-naar-het-voeteneinde-verbannen. Er is nauwelijks verband tussen hoe mensen slapen en hoe ze hun slaap ervaren. ‘Ik heb de hele nacht wakker gelegen!’ klaagt de slapeloze – maar dat is eigenlijk nooit het geval. Mensen slapen veel meer dan ze denken, maar ze onthouden vooral de onrustige momenten. Wie geradbraakt wakker wordt, heeft niet te kort geslapen maar eerder te lang en in één houding, en wie met hoofdpijn ontwaakt, is meestal uitgedroogd. Andersom geldt het ook: in een Frans onderzoek naar rijgedrag op de snelweg, bleek dat automobilisten ongemerkt van elke honderd kilometer achter het stuur er twee tot drie sliepen, in mini-hazenslaapjes. Onderzoek biedt weinig eenduidigheid. Het gaat meer om de kwaliteit dan de kwantiteit van de slaap. In tegenstelling tot wat de pathologische piekerslaper denkt, is veel slapen (meer dan 7-8 uur), een slecht idee. Er is een duidelijke relatie tussen depressie en (te) veel slapen. Voor ons, met donzen dekbedden en ergonomische kussens, zonder honger in onze magen, zou niets heerlijker moeten zijn dan inslapen, dat doezelige wegzakken in een droom als je je nog nét bewust bent van het feit dat je nog niet slaapt, maar wel bijna. Laten we ervan genieten, en af en toe tijdens een vergadering of college een hazenslaapje doen. Hoewel – slapen is verrukkelijk, maar wakker zijn des te meer!
2008
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
44
Remember September September, de maand van de laatste rugzaktoeristen, van aantrekkende wind over het IJ en de eerste koude mist. Vergeelde bladeren dobberend op het water van de grachten, plastic tasjes tegen de regen op de fietszadels en omklappende paraplus. Een enkele mooie dag misschien nog, maar te weinig om het onverbiddelijke ritme van het jaar te onderbreken. September: de rozen zijn bijna uitgebloeid, de ongelezen kranten worden opgeruimd. Verdwenen is die ongeremde vrolijkheid van de zomer. Er moet gewerkt worden! In september kijkt Kerstmis al weer om de hoek, en dan is er weer een kalenderjaar beëindigd. Ieder jaar denk ik weer: het gaat allemaal veel te snel, ik ben nu al moe van de drukte die komen moet. Er ligt altijd een droefheid over deze maand, van onbenutte mogelijkheden, van te weinig en te laat, van tijd die ongemerkt tussen onze handen door glipt. Wanneer de straatlantarens weer vroeg aangaan en de wintertijd nadert, lijkt alles doellozer. Zelfs de poes staart ineens melancholisch naar de meeuwen. In september kruipen we in onze schulp, weg van die ingewikkelde buitenwereld die ons nieuws brengt dat we niet willen horen omdat we er toch niets aan kunnen veranderen. September 2008: opnieuw is er geen oplossing in Myanmar of Afghanistan of de Palestijnse gebieden, heerst er een kredietcrisis die van geen ophouden weet en is er geen uitzicht op een wereldhandelsakkoord. En nog steeds – zeven jaar na de Twin Towers – wordt er gevochten in Afghanistan en Irak. Het is de laatste september van president Bush Jr. – maar wat komt er dan? In Nederland: dalend consumentenvertrouwen en afkeer van de Haagse politiek, terwijl we nog meer energie verbruiken dan vorig jaar. Weg met de somberheid! September is ook, op driekwart van het kalenderjaar, een nieuw begin. Het nieuwe academische jaar, de verleidelijke stapels boeken in de winkels, het onvolprezen Amsterdamse culturele seizoen, en – tegen alle hoop in – wie weet zelfs weer extra geld dankzij de 3e dinsdag. Als stedelingen vergeten we dat dit ook de maand is van de oogst en van het zaaien voor de winter. Het allermooiste van deze maand vind ik de onwennige eerstejaars. Niet zonder ontroering zie ik hoe ze in slingerende trosjes over het Spui fietsen, aarzelend de stad en een nieuw leven verkennend, en denk ik aan mijn eigen eerste universitaire september.
2008
Columns door Louise O. Fresco in Folia, 2008-2011
45