Integraal toegangsproces 3d Uitgangspunten en procesbeschrijvingen
Versie 2.0 4 juli 2014
3
Versiebeheer
Datum
Versie
Wat gewijzigd
Auteur
13-06
1.0
Rapportage op basis van workshops
Berenschot
04-07
2.0
Aanvullingen vanuit programmateam 3d, nieuw Berenschot plaatje Haarlemmermeers model en secretariële check
4
Inleiding In dit document beschrijven we het toegangsproces voor de Participatiewet, WMO en Jeugdzorg. Haarlemmermeer kiest ervoor om één integraal toegangsproces voor deze verschillende domeinen in te richten om integraliteit in de brede intake te borgen en een eenduidige werkwijze te realiseren. In dit document gaan we achtereenvolgens in op de verschillende aspecten van het toegangsproces en geven we in een procesbeschrijving aan welke stappen in de toegang worden doorlopen. Dit document is tot stand gekomen op basis van een aantal procesworkshops voor WMO, jeugd, veiligheid en een integrale toegangssessie. Vertrekpunt voor dit document betreft “het koersdocument” en “het Haarlemmermeerse model” en is een verdere operationalisering hiervan. Hierbij zijn medewerkers van het programma 3d, meer-teams, beleidsmedewerkers, juristen, professionals op vindplaatsen en medewerkers uit de uitvoering betrokken geweest. Het proces is begeleid door Berenschot, die tevens zorg heeft gedragen voor de vastlegging.
Inhoud
Pagina
1. Uitgangspunten toegangsproces
6
2. Vindplaatsen en professionals met extra mandaat
8
3. Mandatering van professionals
9
4. Plan van aanpak, beschikking en behandelplan
11
5. Expertnetwerk
13
6. Hoofdproces toegang en uitvoering
15
6.1 Hoofdstappen toegang 6.2 Samenhang met vervolgprocessen
15 15
7. Detailproces toegang 7.1 Inleiding 7.2 Toelichting op het detailproces 7.3 Deelproces pgb
8. Proces veiligheid 8.1 Uitgangspunten proces veiligheid 8.2 Toelichting op het proces veiligheid 8.3 Vraagstukken proces veiligheid NB
17 17 19 21
22 22 24 24
9. Wettelijke kaders WMO proces
25
10. Informatiemodel toegang
27
5
1. Uitgangspunten toegangsproces
Vanuit het koersdocument van de gemeente Haarlemmermeer zijn de volgende toetsstenen voor de inrichting van de toegang gedefinieerd: 1. Eigen kracht; stimuleren zelfredzaamheid. 2. Ondersteuning nabij. 3. Ruimte voor en vertrouwen in de professionals op de vindplaatsen en in de uitvoering. 4. Ontschotting van de dienstverlening en integrale kijk op hulpvragen. 5. Eén gezin, één plan, één regisseur. Vanuit het Haarlemmermeerse model zijn de volgende aspecten benoemd over de rol van inwoners, professionals, professionals met extra mandaat en het Meer-team: Inwoners vinden zelf de weg naar algemene voorzieningen en ondersteuning: Het gaat hier ook om vrij toegankelijke dienstverlening (niveau 1). Instellingen toetsen zelf of de inwoner tot de doelgroep behoort (lichte toets). Alle professionals in het sociaal domein helpen inwoners de weg te vinden: Het gaat hier om de weg naar algemene voorzieningen (niveau 0) en vrij toegankelijke ondersteuning (niveau 1). Bij niveau 1 vindt een lichte beoordelingstoets door de aanbieder plaats. Professionals met extra mandaat (gemandateerde professionals) en leden van Meer-teams kunnen inwoners toeleiden naar niveau 2 specialistische voorzieningen. De professionals met extra mandaat hebben hun eigen functie en zijn geen medewerker van het Meer-team. Wel hebben zij dezelfde bevoegdheden als medewerkers van het Meer-team voor bepaalde vormen van specialistische ondersteuning en dienstverlening. Ook gebruiken zij dezelfde instrumenten, werkwijze en hanteren zij dezelfde kwaliteitseisen als het Meer-team. Het Meer-team ondersteunt huishoudens en/of betrokken professionals:
met vragen op meerdere leefgebieden
die specialistische ondersteuning en/of ondersteuning op maat vergen en/of
waarvan de regie niet goed belegd is en/of
die al ingeschakelde professionals in de buurt niet oplossen.
De Meer-teams en professionals met en zonder extra mandaat in de wijk, zijn partners in het gebied. Zij kennen elkaar, vinden elkaar en voelen zich verantwoordelijk om samen alle inwoners goed (genoeg) te helpen en het beroep op specialistische hulp te verminderen.
6
Voor de inrichting van het toegangsproces hebben we de volgende uitgangspunten gehanteerd: Waarde Route: alleen stappen in het proces toevoegen die waarde creëren voor de inwoner. Hierbij een proces met minder bureaucratie vooraf. Toegang snel en dichtbij via de vindplaatsen. In één keer goed en overdracht beperkt zodat inwoner maar één keer zijn verhaal hoeft te vertellen. Dit betekent andere professionals erbij halen in plaats van overdragen. e
e
Schematisch ziet het doorverwijzen van inwoners naar 1 en 2 niveau voorzieningen er als volgt uit: Figuur 1: schematische weergave van Haarlemmermeerse model
7
2. Vindplaatsen en professionals met extra mandaat
Inwoners komen regelmatig in vrij toegankelijke voorzieningen waar ook professionals werken. De professionals bij deze vindplaatsen zijn het eerste aanspreekpunt voor inwoners die behoefte hebben aan ondersteuning. Ze hebben daarnaast een grote signalerende rol. Zij kennen de inwoner vanuit hun beroep en kunnen – na vraagverheldering - inschatten of er meer ondersteuning nodig is. Ze leveren zelf (lichtere vormen van) ondersteuning (niveau 0 of 1) en/of kunnen de inwoner wegwijs maken om hun zelfredzaamheid te bevorderen. Op vindplaatsen waar inwoners met hun vragen naar toe gaan of waar problemen gesignaleerd worden, ontvangen bepaalde professionals een extra mandaat waarmee ze bevoegd zijn tot het verlenen van toegang. We onderscheiden verschillende clusters van vindplaatsen met de volgende professionals met extra mandaat: 1. Huisarts en gezondheidscentrum met praktijkondersteuners en “wijkverpleegkundigen” als professional met extra mandaat. (Huis)artsen en medische specialisten zijn op grond van de Jeugdwet bevoegd tot beslissen over de inzet van jeugdhulp. 2. Consultatiebureau, Kinderopvang & Onderwijs (primair, secundair en MBO) met professionals met extra mandaat “schoolmaatschappelijke werker”, “arts” en “verpleegkundige jeugdgezondheidszorg”, “leerplichtambtenaar”1 en “zorgcoördinator van SKH”. 3. Gemeente als vindplaats met “poortmanagers SDV” die een brede intake voeren en toegang verlenen voor de huidige gemeentelijke voorzieningen.
1
De leerplichtambtenaar vormt enkel een toegangspoort voor de eigen cliënten. Leerplichtambtenaren bieden
zelf geen hulpverlening aan die buiten de huidige expertise gaat maar leiden de jeugdigen die ongeoorloofd verzuimen en hun ouders indien nodig toe naar de benodigde ondersteuning.
8
3. Mandatering van professionals
e
Niet alle professionals met extra mandaat zijn voor alle vormen van 2 niveau voorzieningen gemandateerd. Hierbij maken we onderscheid tussen de domeinen Participatie-wet (werk & inkomen), WMO (huidige en nieuwe maatwerk voorzieningen) en de jeugdzorg. In onderstaand tabel geven we weer voor welke domeinen welke professionals gemandateerd zijn of kunnen worden. Participatie-wet
Meer-team VZ beschermingstafel Poortmanager SDV
Werk X X X
Inkomen X X X
WMO Huidig X X X
Nieuw X X
Jeugdzorg X X
Schoolmaatschappelijk werker Leerplichtambtenaar
X
JGZ-verpleegkundige
X
Zorgcoördinator SKH
X
Wijkverpleegkundigen Huisarts/praktijkondersteuner/ jeugdarts/ medische specialist Jeugdbescherming/ jeugdreclassering/ AMHK Zorgaanbieders
X
X
X
(X)
(X)
X (attributie) X
Niet gemandateerd, maar wel initiatief en adviesrol
Alleen het Meer-team en de voorzitter van de beschermingstafel (= gemeenteambtenaar) zijn voor alle domeinen en voorzieningen gemandateerd. Hierbij heeft de voorzitter van de beschermingstafel extra bevoegdheden in het kader van drang en dwang. Toegang tot werk en inkomen is voorbehouden aan het Meer-team en de poortmanagers SDV. Dit betekent niet dat alle leden van het Meer-team zijn gemandateerd voor inkomensmaatregelen, maar dat dit bij minimaal een persoon in het Meer-team geborgd is. Daarbij haalt het Meer-team voor inkomensmaatregelen specialistische kennis van SDV erbij alvorens toegang hiervoor te verlenen. De huisarts, jeugdarts en medische specialist hebben op basis van de Jeugdwet mandaat voor het verlenen van toegang tot de jeugdzorg. Dit heet attributie en valt daardoor onder een ander
9
juridisch stelsel dan mandatering door de gemeente. Het college hoeft deze specialisten niet meer aan te wijzen als bevoegde professionals voor de Jeugdwet. Over de mogelijkheden om de huisarts/POH te mandateren voor WMO-voorzieningen wordt nog overlegd met huisartsen en zorgverzekeraars. Aandachtspunt hierbij is hoe het mandateren van de POH zich verhoudt tot de relatie met de huisarts. De praktijkondersteuner is meestal in dienst van de huisarts en de huisarts is over het algemeen gesproken verantwoordelijk voor de kwaliteit en veiligheid van het handelen van de praktijkondersteuners. e
Zorgaanbieders worden niet gemandateerd voor 2 niveau voorzieningen, ook niet voor verlengingen van cliënten waar hun instelling zorg aan verleent. Dit vraagt dat de instelling bij benodigde verlengingen contact opneemt met Meer-team of professional met extra mandaat, die met de inwoner het plan van aanpak heeft opgesteld. Hierin heeft de zorgaanbieder een initiatief en adviesrol, waarbij de professional met extra mandaat en het Meer-team kunnen beslissen over toegang tot specialistische ondersteuning daar waar nodig. De poortmanagers van SDV worden vooralsnog niet gemandateerd om de nieuwe WMO-taken uit te voeren, vanwege de specifieke deskundigheid en ervaring die nodig is om dit verantwoord te doen. Bovendien is de verwachting dat de inwoners zich zelden voor deze ondersteuning zullen melden bij de gemeente omdat er vrijwel altijd al hulpverleners bij betrokken zijn. Omdat het mandateren van professionals voor de nieuwe WMO-voorzieningen geleidelijk zal gebeuren en doorloopt tot en met 2015 zal er – in ieder geval in 2015 – een aantal, aan de Meer-teams gelieerde, deskundigen beschikbaar zijn. Deze kunnen ondersteunen bij èn beslissen over de toegang tot de nieuwe WMO-voorzieningen. Inwoners melden zich vaak bij huisartsen of direct bij de instelling zelf. Zij kunnen in 2015 een beroep doen op deze deskundigen om hen te ondersteunen bij de toegang en om het plan dat de instelling samen met de inwoner heeft opgesteld te beoordelen en goed te keuren. Het is belangrijk dat de professionals eerst over de juiste vaardigheden en kennis beschikken voordat ze gemandateerd worden. Hiervoor worden ze opgeleid. Een deel zal voor 1 januari 2015 opgeleid zijn, maar een gedeelte ook pas daarna. Om voor het extra mandaat in aanmerking te komen dient een professional: op de hoogte te zijn van het juiste hulpaanbod en de aanbieders waarmee de gemeente contracten heeft afgesloten (wegwijzer) de methodiek ‘de trein van boos naar middel’ te beheersen en systeemgericht een probleem analyse te kunnen maken het toegangsproces te kennen en te kunnen werken met het systeem Mens Centraal te weten wat zijn/haar eigen beperkingen zijn en wanneer ze wie erbij moeten halen. Voor het mandaat jeugd zijn daar nog de volgende inhoudelijke eisen aan toegevoegd: te weten hoe hij/zij ondersteuning op het veiligheidsdomein kan bieden (in vrijwillig en drangkader) en wanneer opschaling naar de beschermingstafel aangewezen is lvb problematiek en jggz problematiek te herkennen bij de jeugdige.
10
4. Plan van aanpak, beschikking en behandelplan
De toegang tot ondersteuning is een proces, waarin een aantal stappen en termijnen in de WMOwet wettelijk is voorgeschreven. Het gaat daarbij om de melding (de vraag van de inwoner), de ontvangstbevestiging (dat de melding is ontvangen), binnen 6 weken daarna de aanvraag en binnen 2 weken daarna de beschikking. In de praktijk is er niet altijd letterlijk zoiets als een melding, maar vindt er wel altijd een eerste gesprek plaats tussen een gemandateerde professional of Meer-team en de inwoner. In deze brede intake wordt de vraag van de inwoner vertaald naar concreet realiseerbare doelen. De afspraken van deze brede intake worden vastgelegd en aan de inwoner meegegeven. Dit afsprakenlijstje fungeert als ontvangstbevestiging. Dan wordt het hulpaanbod erbij gezocht (indien nodig na consultatie expertnetwerk) en vindt er een gesprek plaats tussen inwoner, Meerteam/gemandateerde professional en de aanbieder. De uitkomsten worden opgenomen in een plan van aanpak (dat fungeert als aanvraag) met beschikking(en). Bij simpele vragen kunnen de verschillende stappen van het proces in elkaar schuiven. Uitgangspunt in het plan van aanpak is de zelfredzaamheid van de inwoner, waarbij de aanpak zowel ingaat op 0e, 1e als 2e niveau voorzieningen. Het plan van aanpak bevat de probleemanalyse, de gemaakte afspraken met de inwoner, de beoogde doelen, de voorzieningen die daarvoor ingezet worden en eventuele evaluatiemomenten. Een plan van aanpak bevat geen specialistische diagnose en behandelplan. Deze worden door de aanbieder opgesteld samen met de inwoner. Indien voor het plan van aanpak medisch advies is gevraagd of diagnose heeft plaatsgevonden, dan kan dit aan het plan van aanpak toegevoegd worden. Het plan van aanpak heeft daarmee raakvlakken met het gespreksverslag dat SDV nu opstelt op basis van de brede intake en het huidige zorgplan van een wijkverpleegkundige. In het traject van leren en ontwikkelen zullen de Meer-teams, SDV en de gemandateerde professionals geschoold worden om op eenzelfde manier een plan van aanpak te maken. Het plan van aanpak bevat ook de benodigde beschikkingen voor toegang tot 2e niveau voorzieningen. In het geval dat dit meerdere 2e niveau voorzieningen betreft, bevat het plan van aanpak meerdere beschikkingen. De beschikkingen bevatten in ieder geval: naam en BSN nummer van de inwoner naam van de professional die gemandateerd is (verwijzer) de betreffende voorziening het beoogde resultaat de ingangsdatum en een (maximaal) termijn voor de doorlooptijd van de voorziening de aanbieder die de voorziening gaat verzorgen keuze tussen PGB en in natura in geval van PGB, de hoogte van het budget of er sprake is van een eigen bijdrage of een ouderbijdrage (indien van toepassing) een bezwaarclausule.
11
Het plan van aanpak wordt in Mens Centraal (MC) geregistreerd, indien de inwoner hier toestemming voor geeft. De beschikkingen worden in MC (de poortmanagers SDV gebruiken voor de huidige voorzieningen GWS) opgemaakt, en aan het plan van aanpak toegevoegd. Het plan van aanpak met de beschikkingen wordt aan de inwoner meegegeven. Een kopie van de beschikking wordt gestuurd naar de aanbieders als formele doorverwijzing. Op basis van de beschikking maakt de inwoner een behandelplan met de aanbieder voor de invulling van de specialistische voorziening. Hierin staat bijvoorbeeld het aantal dagen/uren die ingezet gaan worden om het beoogde resultaat te behalen. De aanbieder doet dit binnen de kaders die met de gemeente zijn afgesproken (inkoopafspraken) over de uitvoering van de specialistische voorziening. In 2015 zijn deze kaders voornamelijk gebaseerd op de oude producten. Vanaf 2015 worden deze oude producten geleidelijk vervangen door nieuwe arrangementen.
12
5. Expertnetwerk
De gemeente Haarlemmermeer organiseert een netwerk van experts om professionals met extra mandaat en leden van meer-teams te ondersteunen op het gebied van specialistische zorg en ondersteuning (niveau 2). Het expertnetwerk is voornamelijk bedoeld voor specialistisch advies en is soms nodig om te kunnen beslissen over hulp. Raadpleging kan plaatsvinden bij opschalen én bij afschalen. Bij vragen richt de professional met extra mandaat zich in eerste instantie tot collega’s op de vindplaats of het Meer-team. De professional bepaalt zelf of hij eerst collega’s raadpleegt of het nodig is om het expertnetwerk direct in te schakelen. Bij medische vraagstukken is het de bedoeling om in eerste instantie de huisarts van de inwoner te raadplegen, aangezien deze dichtbij de inwoner staat, de leefomgeving kent en minder duur is dan een specialistische arts. Tot het expertnetwerk behoren ook medische specialisten daar waar de expertise van de huisarts niet toereikend is. Professionals wijzen inwoners niet door naar het expertnetwerk. Het expertnetwerk kan geraadpleegd worden of indien nodig erbij gehaald worden. Het expertnetwerk kan daarbij ook een stuk diagnostiek uitvoeren samen met de professional. Voor hulp die vrijwillige uithuisplaatsing met zich meebrengt (zoals pleegzorg, residentiële zorg) is consultatie van een expert, namelijk een onafhankelijke gedragswetenschapper met ervaring op dit terrein, verplicht. Veelal zal casuïstiek waarbij uithuisplaatsing overwogen wordt aan de beschermingstafel besproken worden, waarbij ook de mogelijkheid bestaat om het proces in gang te zetten dat leidt tot onvrijwillige uithuisplaatsing. Mogelijk worden ook andere onderdelen ‘adviesplichtig’. Het expertnetwerk bestaat uit experts binnen de domeinen jeugdzorg, WMO en werk & inkomen. Het expertnetwerk bestaat zowel uit onafhankelijk experts als experts van aanbieders. Het expertnetwerk bestaat uit twee schillen: 1. Veelgevraagde expertise waardoor structurele capaciteit beschikbaar wordt gesteld om snel en adequaat vragen van professionals te beantwoorden en/of erbij gehaald te worden. 2. Incidenteel gevraagde expertise die niet veel gevraagd wordt, maar wel essentieel is om expertise erbij te halen bij voorkomende gevallen.
Incidentieel gevraagde expertise
Veelgevraagde expertise
Figuur 2: schillen van expertnetwerk
13
De gemeente Haarlemmermeer ontwikkelt een smoelenboek waarin de namen, expertise en contactgegevens van alle experts in het netwerk is opgenomen. In de bijlage hebben we een eerste inventarisatie opgesteld van de expertises die nodig zijn in het expertnetwerk.
14
6. Hoofdproces toegang en uitvoering 6.1 Hoofdstappen toegang e
Hieronder geven we een overzicht van de hoofdstappen in het toegangsproces naar 2 niveau voorzieningen. In het volgende hoofdstuk hebben we dit uitgewerkt in een meer gedetailleerd schema dat ook ingaat op detailstappen, informatiestromen en gebruik van systemen. 1. Behoefte aan ondersteuning en/ of melding van inwoner
2. Brede intake door consulent
3. Waar nodig advies inwinnen bij collega's, Meer-team of expertnetwerk
4. Gesprek tussen inwoner, gemandateerde professional of Meer-team, gekozen aanbieder
5. Opstellen plan van aanpak met inwoner en waar nodig aanbieder (0, 1 & 2 niveau)
6. Maken beschikking voor 2e niveau voorzieningen
7. Toeleiden inwoner naar voorzieningen Figuur 3: hoofdstappen toegang
De beschreven stappen gelden voor alle professionals die mandaat hebben voor toegang tot 2e niveau voorzieningen, en geldt dus voor professionals met extra mandaat, leden van het Meer-team en Poortmanagers SDV. Ook al zijn de stappen en werkwijze voor iedereen gelijk, in de operationele uitvoering zullen verschillen tussen de groepen bestaan, mede ook omdat ze andere domeinen bestrijken. Zo registreert het Meer-team meer in Mens Centraal meer dan vanuit het toegangsproces noodzakelijk (maar wel wenselijk voor evaluatie van werkzaamheden). Verder maakt SDV gebruik van meldingsformulieren om het proces door inwoners te laten initiëren. Het maken van een beschikking is een grotendeels geautomatiseerd proces, dat loopt via De Mens Centraal of voor de huidige WMO-voorzieningen via GWS. Gemandateerde professionals zullen het proces vaker zelf initiëren daar waar ze in contact met inwoners zelf een behoefte aan ondersteuning constateren. 6.2 Samenhang met vervolgprocessen Het toegangsproces is gelijk voor alle domeinen (participatie, WMO en jeugdzorg). Echter het vervolg – de uitvoering en financiële afhandeling – is verschillend per domein. In het onderstaande schema geven we de vervolgstappen weer. Dit schema is relevant voor Meer-team en
15
gemandateerde professionals omdat het zicht geeft op waar zij de inwoners naar toe moeten leiden als eenmaal de beschikking is opgesteld.
Figuur 4: schematische weergave van vervolgstappen voor verschillende domeinen
De uitvoering van inkomensmaatregelen doet het cluster Sociale Dienstverlening (SDV) van de ambtelijke gemeente. De uitvoering van werk gerelateerde voorzieningen (zoals begeleiding naar werk, sociale werkvoorzieningen, etc.) voert de Haarlemmermeerse Werkorganisatie uit. De precieze invulling van deze werkorganisatie wordt momenteel onderzocht. Voor huidige WMO voorzieningen (zoals maatwerk woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen) vinden eerst nog in de backoffice WMO – binnen het cluster SDV – activiteiten plaats voordat de uitvoering kan plaatsvinden. Dit betreft activiteiten zoals registratie in GWS, die nodig is om de facturatie door de aanbieders te verwerken, maar ook voorbereidende werkzaamheden zoals metingen in het huis van de inwoner voor woningaanpassingen. Het procesverloop hiervan wordt dit najaar verder met SDV uitgewerkt. Voor de nieuwe WMO voorzieningen (individuele -, groepsbegeleiding en kortdurend verblijf) en de jeugdzorg vindt rechtstreeks toeleiding plaats naar de aanbieders op basis van een kopie van de beschikking. De aanbieders zorgen voor de benodigde registratie in Mens Centraal en voor de financiële afhandeling en facturatie met de financiële administratie van de gemeente.
16
7. Detailproces toegang 7.1 Inleiding Op de volgende pagina hebben we het detailproces toegang beschreven, die we vervolgens toelichten. Dit processchema bevat de volgende procesonderdelen:
Het proces hebben we beschreven vanuit het perspectief van de professional die mandaat heeft voor verlening van toegang tot 2e niveau voorzieningen. Dit betreft met name de gemandateerde professionals en de leden van het Meer-team. Daarmee heeft het Meer-team in dit schema een dubbelrol. Enerzijds als professional die zelf een plan van aanpak met de inwoner opstelt, anderzijds het Meer-team als geheel dat een adviesrol heeft, erbij gehaald wordt, en/of de regie en/of uitvoering overneemt bij complexe vraagstukken die bijvoorbeeld meerdere leefgebieden betreffen. Naast het toegangsproces beschrijven we in het detailproces ook de vervolgstappen op hoofdlijnen die bij de aanbieder plaatsvinden om meer zicht te geven op registratie in systemen, terugkoppeling naar professionals met extra mandaat en afschaling. Deze stappen gelden voor aanbieders binnen het jeugddomein en nieuwe WMO voorzieningen, omdat de voorzieningen binnen werk & inkomen en huidige WMO voorzieningen een eigen vervolgproces kennen die met name via SDV verlopen.
17
Detailproces toegang Gemandateerde professional of lid Meer-team
Inwoner Behoefte of signalering van ondersteuningsvraag
Methodiek ‘Trein van boos naar middel’ (jeugdzorg)
Bespreken ondersteuningsvraag met gem. prof. of melden bij gemeente (alleen W&I en WMO)
Voeren brede intake
Meer-team
Gemeente
Aanbieder
Mens Centraal
Daar waar nodig raadplegen collega’s op de vindplaats Overleggen en/of erbij halen van
Deelproces veiligheid
Expertnetwerk
Expertise benodigde expertise Niet pluis
Extra advies nodig?
MT Raadplegen Meerteam
nee Rol Meerteam?
nee
ja
Regie overnemen of ondersteunen consulent op specifiek leefdomein
Mens Centraal
Adviseren inwoner en ondersteunen binnen eigen specialisme
nee Zelf contact opnemen met aanbieder voor ondersteuning
0
Niveau voorziening?
1
Lichte toets uitvoeren of inwoner voor voorziening in aanmerking komt
Toeleiden naar aanbieder
Kan aanbieder voorzien?
2
Einde proces
Plan van aanpak & beschikking(en)
Opstellen plan van aanpak met inwoner en maken beschikking(en)
Meegeven PvA aan inwoner en inwoner toeleiden naar specialistische aanbieder
Aanmelden bij specialistische aanbieder of in bezwaar gaan tegen beschikking
ja
Mens Centraal
Kopie van beschikking
pgb
Domein specialistische voorziening?
Werk & inkomen Huidig WMO
Contract met afgesproken kaders voor voorzieningen
Verstrekken voorziening
Jeugdzorg nieuw WMO
Voeren intake met inwoner
Einde proces
Backoffice proces SDV
Multifocale problematiek?
Proces pgb
ja
Inschakelen andere benodigde aanbieders en regie voeren op behandelingen
nee Proces bezwaar & beroep
Mens Centraal
Evalueren specialistische ondersteuning en bespreken vervolg met inwoner
Opstellen behandelplan, registreren in Mens Centraal en informeren consulent Uitvoeren behandelplan en uitkomsten vastleggen in Mens Centraal
Contract met afgesproken kaders voor voorzieningen
Einde proces
18
7.2 Toelichting op het detailproces Signalering ondersteuningsvraag: over het algemeen signaleert een professional op de vindplaats een hulpvraag bij de inwoner. Indien nodig neemt de professional contact op met gemandateerde professional om de hulpvraag te bespreken. Dit gebeurt bij het vermoeden dat specialistische ondersteuning nodig is. Inwoners kunnen ook zelf een hulpvraag bij een professional met of zonder mandaat neerleggen, zoals bij het consultatiebureau of het CJG gebeurt of via een melding bij het gemeenteloket. Bij de analyse van de vraag voert de gemandateerde professional samen met de inwoner een brede intake. Binnen Haarlemmermeer wordt gebruik gemaakt van de methode “trein van boos naar middel” en kijkt de professional naar het hele systeem om de inwoner. De professional heeft hierbij in eerste instantie een adviserende en ondersteunende rol. De inwoner (of ouders van de jeugdige) houden zoveel mogelijk zelf regie. Daar waar nodig raadpleegt of haalt de gemandateerde professional collega’s op de vindplaats, het Meer-team of een expert erbij. Inschakelen van het Meer-team kan gebeuren als:
er sprake is van problematiek op meerdere leefgebieden
het huishouden en de professional zelf aangeven de regie niet te kunnen voeren
de professional of het Meer-team inschat dat de veiligheid in het gedrang is
ingezette zorg niet werkt (vermoeden dat er meer aan de hand is)
er vragen zijn die de al ingeschakelde professional niet kan oplossen.
De brede intake resulteert in een advies en eventueel ondersteuning binnen het specialisme van de gemandateerde professional zelf. Deze fase kan bestaan uit één of meerdere gesprekken, afhankelijk van de complexiteit van de problematiek. Wanneer blijkt dat de advisering en ondersteuning binnen het eigen specialisme van de gemandateerde professional niet voldoende is, kan deze de inwoner toeleiden naar verdere hulp. In geval van een niveau 0 of 1 voorziening neemt de inwoner zelf contact op met de aanbieder. De professional kan hierbij voorzien in de benodigde ondersteuning. Ook bij de toeleiding van de inwoner naar niveau 2 voorzieningen voorziet deze actief in de benodigde ondersteuning zodat de inwoner de noodzakelijke voorziening daadwerkelijk ontvangt. De professional met mandaat registreert in Mens Centraal (in één woord of zin) het type actie die is ondernomen wanneer er sprake is van een toeleiding naar niveau 0 of 1 voorzieningen. Bij een toeleiding naar niveau 2 voorzieningen stelt de gemandateerde professional in alle gevallen een plan van aanpak op met de beschikking(en) voor de niveau 2 voorziening(en). Dit kan ook met betrokkenheid van de beoogde aanbieder gebeuren. De gemandateerde professional doet dit in Mens Centraal. Met SDV is nog overleg hoe poortmanagers registreren. Nu registreren ze in GWS. De professional geeft het plan van aanpak en de beschikking(en) mee aan de inwoner. Een kopie van de beschikking wordt verstuurd naar de aanbieder als doorverwijzing.
19
Afhankelijk van de aanbieder moet de inwoner vooraf een aanmeldformulier invullen van de instelling waar naar doorverwezen is. Dit aanmeldformulier gaat dieper in op de hulpvraag van de inwoner en helpt de instelling bij het vaststellen van de diagnose en/of het behandelplan. De professional verleent indien nodig ondersteuning aan de inwoner bij het invullen van het aanmeldformulier. Wanneer er sprake is van een niveau 1 voorziening voert de aanbieder een lichte toets uit of de inwoner in aanmerking komt. Dit kan ertoe leiden dat de inwoner niet in aanmerking komt of dat de voorziening niet tijdig genoeg beschikbaar is. In dit geval geeft de aanbieder dit door aan de inwoner en de consulent, zodat de consulent samen met de inwoner kan bepalen wat nodig is om toch zorg te dragen voor de benodigde ondersteuning. In het nieuwe systeem is tijdige afschaling belangrijk. Aanbieders geven door wanneer een behandeling afloopt. Wanneer er nazorg noodzakelijk is bekijkt de professional die het plan van aanpak heeft gemaakt of hij dat zelf kan bieden of dat inschakeling van het Meer-team nodig is. Tevens kan een plan van aanpak evaluatiemomenten aangeven waarbij tussentijds met de inwoner, aanbieder en consulent de aanpak aangepast kan worden. Het systeem Mens Centraal gaat gebruikt worden om de stappen omtrent ondersteuning voor de inwoner bij te houden. Dit geeft gemandateerde professionals en het Meer-team inzicht, waarmee ze hun advies- en ondersteuningsrol kunnen versterken en daar waar nodig regie kunnen voeren. In Mens Centraal registreren het Meer-team, de professionals met extra mandaat en de aanbieders, ondernomen acties. Privacygevoelige informatie zoals een behandelplan blijft bij de aanbieder. Wanneer een professional of Meer-team doorverwijst naar een niveau 2 voorzieningen wordt het plan van aanpak en beschikking geregistreerd in Verseon, het documentsysteem van de gemeente. Via Mens Centraal kan de consulent daarbij. In verband met privacy redenen is hiervoor toestemming van de inwoner nodig. Naast Mens Centraal heeft de GGD een elektronisch kind dossier, waarin gegevens van alle kinderen zijn opgenomen. Het is belangrijk dat informatie over kindgerichte behandelingen uit Mens Centraal ook terecht komt in het elektronisch kind dossier en bij de huisarts. Vanwege privacy redenen is de GGD als enige bevoegd om het elektronisch kind-dossier van de jeugdige in te zien. Het is van belang dat de professionals met extra mandaat daar waar nodig advies inwinnen bij de GGD, omdat die zicht hebben op bijvoorbeeld de medische historie van kinderen.
20
7.3 Deelproces pgb
Voorgaand deelproces pgb wijkt af van de voorzieningen in natura doordat niet de gemeente, maar de burger zelf zorgt dat hij/zij zich aanmeldt bij de SVB. De gemeente draagt zorg voor het versturen van de beschikking en het overmaken van de gelden aan de SVB waarna de SVB de verstrekking van het pgb afhandelt.
21
8. Proces veiligheid
8.1 Uitgangspunten proces veiligheid Met betrekking tot de toegang tot het veiligheidsdomein gelden de volgende uitgangspunten: De veiligheid van de inwoner is als vanzelfsprekend een aandachtspunt in het gehele toegangsproces. De signalerende professional is in eerste instantie (conform de Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk geweld) zelf verantwoordelijk voor het oppakken van de veiligheidsissue. Daar waar nodig kan de professional collega’s (al dan niet met extra mandaat), het Meer-team of experts erbij halen. Het vrijwillige kader binnen het veiligheidsdomein is de verantwoordelijkheid van de (gemandateerde) professionals en Meer-team (en wordt niet meer zoals nu door bureau jeugdzorg gedaan). Wat lokaal kan, wordt lokaal opgepakt. Gedurende het gehele proces monitort de professional of opschalen noodzakelijk is.
AMHK: een professional heeft volgens de “wet verplichting meldcode” de plicht tot het inschakelen van advies vanuit het AMHK wanneer de professional na afweging het vermoeden heeft dat de veiligheid van de inwoner in het geding is en hij/zij onvoldoende in staat is om zelf hulp te organiseren (al dan niet gezamenlijk met andere professionals of het Meer-team) Beschermingstafel: opschalen naar de beschermingstafel vindt in principe pas plaats als een plan van aanpak is opgesteld met de professionals dichtbij en de veiligheid nog onvoldoende is gewaarborgd. De Beschermingstafel bestaat uit een netwerk van veiligheidsexperts (voor jeugd en volwassenen, van 0 tot 100) met daarin, in geval van een jeugdige, de gecertificeerde instelling voor jeugdbescherming, de Raad voor de Kinderbescherming en de inbrenger. Voor volwassenen nemen (ook) andere organisaties aan deze tafel deel. Op verzoek kan de Beschermingstafel (gemandateerde)professionals of het Meer-team adviseren en ondersteunen bij veiligheidsvraagstukken. De Beschermingstafel beslist over de inzet van een procedure die tot dwang kan leiden en wie de regie op zich neemt. Voorlopig besluit de beschermingstafel ook over het inzetten van drang bij de gecertificeerde instelling. De voorzitter van de beschermingstafel is een ambtenaar van de gemeente die als brandpuntfunctionaris mandaat heeft voor drang en dwangmaatregelen. De voorzitter toetst of de casussen die naar de beschermingstafel opgeschaald worden inderdaad bij de beschermingstafel behoren. De regisseur monitort de ondersteuning die uit het advies van de beschermingstafel volgt (bijvoorbeeld onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming). De notulist registreert de uitkomst van het besluit van de beschermingstafel in Mens Centraal en de regisseur in het organisatie gebonden systeem. Als het onduidelijk is wie de regisseur is of als een andere regisseur gewenst is wordt deze aangewezen tijdens het overleg aan de beschermingstafel.
22
Deelproces veiligheid Professional
Sociaal Team
AMHK
Beschermingstafel
Vermoedens van niet pluis
Verrichten van collegiale consultatie op vindplaats
Onderzoeken van vermoedens en bespreken met inwoner
Afweging zelfstandig of bijhalen?
Einde proces
Zelf
Zelf oppakken en monitoren situatie inwoner
Drang/ dwang
Beschermingstafel Adviseren en waar nodig verlenen van ondersteuning op het gebied van veiligheid
Consulteren Sociaal Team
Acuut AMHK Advies / Consult AMHK
Drang/ dwang
Advies / consultatie
Beschermingstafel
Acuut AMHK
Bespreken casus en adviseren
Advies / consult of melding?
Advies / consult
melding Maken van een melding Verrichten van onderzoek naar de veiligheid en inschakelen van hulp
ja
Acuut ingrijpen vereist?
nee
nee Inschakelen crisishulp met rechterlijke maatregel
Inschakelen hulpverlening
Behandelen van casus
Rechterlijke maatregel nodig?
Afweging
ja
Vrijwillig Drang
Dwang nee
Mens Centraal
Doorverwijzen naar RvK / uitvoerder JB Inschakelen hulpverlening
Einde proces
23
8.2 Toelichting op het proces veiligheid Wanneer een (al dan niet gemandateerde) professional het vermoeden heeft dat er iets rondom de inwoner niet pluis is op het gebied van veiligheid onderzoekt deze zijn vermoedens door deze te bespreken met collega’s, signalen te monitoren en/of met de inwoner of de ouders van de inwoner in gesprek te gaan. Inschakelen van het AMHK door een professional kan tot drie dingen leiden:
AMHK geeft telefonisch advies, waarna het contact wordt beëindigd
AMHK verricht consultatie (vervolgafspraak met medewerker AMHK) of
volgt een melding door de professional zo nodig met aansporing van het AMHK.
Niet alle contacten met het AMHK resulteren dus in een melding. Wanneer een professional het AMHK inschakelt kan het AMHK ook advies of consultatie verlenen waarna de professional verdere ondersteuning aan de inwoner kan verlenen. Wanneer na contact met het AMHK overgegaan wordt tot het maken van een melding, dan is het AMHK volgens de wet verplicht om een onderzoek in te stellen. Dit leidt tot direct contact tussen het AMHK en de inwoner. Dit onderzoek is erop gericht om te bepalen of er daadwerkelijk sprake is van een onveilige situatie. Daarnaast wordt, waar nodig, direct hulpverlening opgestart. De veiligheid wordt zo snel als mogelijk weer hersteld.
8.3 Vraagstukken proces veiligheid NB Wet verplichting meldcode. Volgens deze wet is elke professional verplicht tot het consulteren van het AMHK bij vermoedens van onveiligheid. Daar waar er acuut sprake is van onveiligheid is melding bij het AMHK de aangewezen weg. Voor de overige veiligheidsissues is de beschermingstafel de plaats om de casus in te brengen. Samen met de voorzitter zal worden nagegaan of het gewenst is dat het AMHK een vaste partner van de tafel wordt of dat er een andere vorm van betrokkenheid van het AMHK in deze fase praktischer is. Casusregie SHG. Het steunpunt huiselijk geweld is gewend om zelf de casusregie over te nemen. Volgens de werkwijze in bovenstaand proces kan het AMHK de regie over de jeugdige (terug)leggen bij het Meer-team, de professional of de beschermingstafel. In 2015 wordt gestart met de huidige werkwijze van het SHG met de opdracht om de regie lokaal te beleggen waar dit kan. Afstemming van systemen. Vraag is hoe afstemming plaats kan vinden tussen het leidend toegangssysteem binnen de gemeente Haarlemmermeer (Mens Centraal), CORV en Gecos. In Mens Centraal kan de uitkomst van de beschermingstafel vastgelegd worden. Gecos wordt door Bureau Jeugdzorg, Justitie, het veiligheidshuis en het Openbaar Ministerie gebruikt tijdens het verdere proces en bevat vertrouwelijke informatie. CORV, de Collectieve Opdracht RouteerVoorziening, is in 2014 opgezet om het formele berichtenverkeer met de genoemde organisaties te faciliteren.
24
9. Wettelijke kaders WMO proces De wet stelt een aantal kaders aan het WMO proces. Het gaat daarbij om de melding (de vraag van de inwoner), de ontvangstbevestiging (dat de melding is ontvangen), binnen 6 weken daarna de aanvraag en binnen 2 weken daarna de beschikking. De onderzoeksfase begint bij de melding en mag maximaal zes weken duren. Na de onderzoeksfase heeft de gemeente twee weken de tijd om de beschikking op te stellen. Deze doorlooptijden vereisen dat de melding geregistreerd wordt om te kunnen achterhalen of aan de wettelijke doorlooptijden zijn voldaan. Daarbij is de gemeente wettelijk verplicht een melding aan de inwoner te bevestigen. Indien de gemeente niet aan de wettelijke doorlooptijden voldoet, kan een inwoner de gemeente in gebreke stellen en dwangsommaatregelen afdwingen. In de praktijk is er niet altijd letterlijk zoiets als een melding, maar vindt er wel altijd een eerste gesprek plaats tussen gemandateerde professional of Meer-team en de inwoner. In deze brede intake wordt de vraag van de inwoner vertaald naar concreet realiseerbare doelen. De afspraken van deze brede intake worden vastgelegd en aan de inwoner meegegeven. Dit afsprakenlijstje fungeert als ontvangstbevestiging. Dan wordt het hulpaanbod erbij gezocht (indien nodig na consultatie expertnetwerk) en vindt er een gesprek plaats tussen inwoner, Meerteam/gemandateerde professional en de aanbieder. De uitkomsten worden opgenomen in een plan van aanpak (dat fungeert als aanvraag) met beschikking(en). Bij simpele vragen kunnen de verschillende stappen van het proces in elkaar schuiven. De huidige werkwijze van SDV is in lijn met deze wettelijke bepalingen. Via een meldingsformulier meldt een inwoner de aanvraag voor een WMO voorziening. Dit wordt geregistreerd en bevestigd. Op basis van de melding vindt een brede intake plaats (het keukentafelgesprek) en start de onderzoeksfase. Dit leidt tot een plan van aanpak op basis waarvan een beschikking wordt opgesteld. In het geval van een gemandateerde professional verloopt de werkwijze echter anders. In dit geval is het niet de inwoner die een melding doet, maar andersom. Het initiatief ligt meestal bij de consulent. De wijkverpleegkundige signaleert bijvoorbeeld dat de inwoner behoefte heeft aan maatwerkvoorzieningen zoals een woningaanpassing of rolstoel. De wijkverpleegkundig gaat hierover met de inwoner in gesprek (brede intake) en stelt vanuit haar/zijn mandaat – daar waar nodig na overleg met collega’s, huisarts of experts - een plan van aanpak en een beschikking op voor de WMO maatwerkvoorziening. Het heeft geen toegevoegde waarde – en leidt zelfs tot meer bureaucratie – om dit proces te formaliseren met allerlei registratie- en bevestigingsverplichtingen aan het begin van het proces. In de casussen met gemandateerde professionals wordt immers geen formele melding gedaan door de inwoner en vindt bevestiging van de noodzaak tot een WMO maatwerkvoorziening mondeling plaats in het gesprek tussen de consulent en de inwoner. Via MC kan de kern van deze afspraak uitgedraaid worden en is dat de ontvangstbevestiging van de melding. In de beschikking worden de afspraken formeel vastgelegd en bevestigd aan de inwoner. De verwachting is dat het in de praktijk sneller gaat, omdat de consulent dichtbij de leefwereld van
25
de inwoner staat, met de omgeving snel kan schakelen en zelf de beschikking in Mens Centraal aan kan maken.
Het is niet de bedoeling dat inwoners met een heldere en eenduidige vraag naar één WMO maatwerkvoorziening zich gaan melden bij de professionals met extra mandaat of bij het Meer-team omdat die vanaf volgend jaar hiervoor gemandateerd zijn. Voor dit soort eenduidige vragen is het de bedoeling – net zoals nu – dat inwoners zich melden bij het webportaal van de gemeente. Deze vragen komen bij de poortmanagers van SDV binnen, waar de werkwijze in lijn is met de wettelijke bepalingen en waar inwonersterecht kunnen voor huidige WMO voorzieningen.
26
10. Informatiemodel toegang2
Figuur 5: informatiemodel toegang
1. Cliënten gaan naar de vindplaatsen, huisartsen, professionals zoals ze nu ook doen. Geen digitale informatie uitwisseling tussen cliënt en hulpverlener. a. Hulpmiddelen bij gesprek met cliënt en professional en huisarts: inkijk in MC om na te gaan wat er al bekend is van de cliënt. 2. Als professionals met mandaat niet hoeven over te dragen aan het Meer-team (enkelvoudig vraagstuk, niet zo complex, zelf te doen) maar wel specifieke expertise nodig is, raadpleegt deze het expertnetwerk. Ook het Meer-team kan op eigen initiatief het expertnetwerk raadplegen. Indien dit leidt tot specialistische ondersteuning dan stemt de professional of Meerteam informeel af met de instelling. Professional adviseert de inwoner met welke instelling. Informeel afstemmen, geen digitale informatie uitwisseling.
2
Programma Sociaal Domein, Edo Fransen, 6 juni 2014
27
i.
Hulpmiddelen: Wegwijzer met overzicht van instellingen per zorg type en gemiddelde kostprijs per zorg type. 3. De gemandateerde professional werkt in MC. In MC maakt hij een plan van aanpak aan, met uiteindelijk de acties en afspraken (eventueel ook voor gezin en consulent zelf), de ste instelling(en) die de 1 en specialistische ondersteuning gaat leveren, het beoogd resultaat e en de specifieke zorg die ze moeten gaan leveren. Alleen als sprake is van 2 niveau specialistische ondersteuning is de professional verplicht het plan van aanpak te registreren in MC. Als de gemandateerde professional alleen doorverwijst naar lichte ondersteuning, hoeft hij niets te registreren in MC, ook al is de professional vrij om dat wel te doen als hij dat nodig acht. Medewerkers Meer-team registreren altijd contact met de cliënt en doorverwijzing. a. Hulpmiddelen: i. Toegang tot MC, met benodigde functionaliteiten ii. In MC een overzicht van te selecteren instellingen en per instelling een overzicht van te selecteren zorg. (= Wegwijzer)
Als de gemandateerde professional wil overdragen aan het Meer-team, maakt hij altijd in MC een start met het plan door cliënt gegevens en probleemomschrijving op te nemen. Dan haalt hij een medewerker Meer-team erbij. Samen bepalen ze het vervolg. Bij overdracht zet de medewerker Meer-team in MC de cliënt op zijn eigen naam en maakt het plan samen met de cliënt verder. Bij bepaalde vormen van jeugdhulp moet de huisarts of JGZ worden geïnformeerd. Dat betekent een signaal vanuit MC naar de juiste huisarts en/of JGZ. Voor gemandateerde professionals en Meer-team zijn de stappen vanaf 4 gelijk. Huisartsen registreren in dit schema niet in Mens Centraal. In de werkagenda die is afgesproken met de huisartsen, is opgenomen dat wel onderzocht wordt welke vorm van afstemming en daarmee van digitale uitwisseling noodzakelijk is. II. Voor de specialistische ondersteuning maakt Mens Centraal automatisch een beschikking op met behulp van een documentengenerator. Het plan is niet automatisch het gemeentelijke besluit, omdat er meerdere beschikkingen kunnen volgen uit één plan. Ideaal is als het plan en het gemeentelijke besluit(en) gelijk door het Meer-team of gemandateerde professional uitgedraaid kunnen worden en meegegeven aan de cliënt. a. Hulpmiddelen: i. Documentengenerator ii. Format voor beschikking III. MC stuurt automatisch een bericht naar de instelling dat (waarschijnlijk) zorg geleverd moet worden, ook voor lichte ondersteuning. Bij specialistische ondersteuning moet de kopie van het gemeentelijke besluit mee. Instellingen met veel H’meerse cliënten willen we digitaal koppelen zodat het bericht direct in hun systeem komt. Andere
28
instellingen krijgen een mailtje met het bericht dat ze via een beveiligde verbinding uit MC de relevante informatie kunnen halen. a. Hulpmiddelen: i. Digitale koppeling met grote instellingen. (MC biedt al de mogelijkheid van de mail.) ii. Wegwijzer, afgestemd met instelling. Zodat zorg type in hun systeem kan ‘landen’.
IV.
De instelling meldt gedurende het traject van zorgverlening de voortgang van de zorg. Dit betreft zowel de specialistische als de lichte ondersteuning! Dat wil zeggen: start zorg (scherp definiëren wanneer dat is) voortgang van de zorg bij langer lopende zorg, in relatie tot afgesproken resultaat
einde zorg en resultaat
a. i. ii.
V.
VI. VII.
VIII.
IX.
Hulpmiddelen: Voor grote instellingen: digitale koppeling tussen beide registratiesystemen Voor andere instellingen: inlog in afgeschermde web omgeving MC waar instelling zelf de voortgang in meldt. (Administratieve lasten bij de instelling.)
Met huisartsen is afgesproken dat ze net als nu alleen doorverwijzen naar JGZ, terwijl ze wettelijk wel de bevoegdheid hebben om naar alle vormen van jeugdzorg door te verwijzen. De verwijsbrief van de huisarts heeft een andere status dan de gemeentelijke beschikking. Hier kan bijvoorbeeld niet tegen in beroep gegaan worden zoals bij een beschikking, en gelden andere procedures zoals second opinion die burgers kunnen aanvragen. Voor GGZ instellingen is een doorverwijzing van een huisarts echter toereikend om een zorgtraject te starten. De JGZ is dan de gemandateerde professional en maakt conform dit schema het plan in MC. Eventuele koppeling met het huisartsensysteem. Maandelijkse facturen vanuit de zorgaanbieders naar de gemeente. Deze zijn gespecificeerd op BSN, zorg type, kosten. In de maandelijkse overzichten zitten ook verwachte kosten bij langer lopende zorgtrajecten en nog niet gestarte zorg (AGV’s). Regelmatig (elke nacht) wordt de database van MC, Enterprise1 en GWS geactualiseerd voor Bird. Bird levert dus dagelijks zo vers mogelijke managementen stuurinformatie. Koppeling met Verseon. Dit is nodig om de formele documenten goed gedocumenteerd en archiefwaardig op te slaan.
29
Bijlage 1: Invulling van het expertnetwerk Algemeen
•
Expertise rondom 0e en 1e lijns voorzieningen (zoals mantelzorg en wijkvoorzieningen)
•
Expertise omtrent pgb en eigen bijdrage
Veiligheidsexpertise:
•
Kindermishandeling
•
Trauma
•
Vechtscheiding
•
Zwerfjongeren
Jeugd (structureel)
•
JGGZ expertise
•
LVB expertise
Jeugd (incidenteel)
•
Verslavingsexpertise
•
Hechtingsexpertise
•
Jonge kind expertise
•
Volwassen GGZ expertise
•
Juridische expertise (met name rondom scheidingen)
•
Expertise rondom strafvervolging en reclassering
Participatie
•
Werk expertise
•
Expertise rondom inkomensmaatregelingen
WMO
•
Huidige expertpool WMO voorzieningen, zoals ergonoom
•
Experts voor nieuwe voorzieningen individueel-, groepsbegeleiding en kortdurend verblijf
30