INSTRUKTIEBOEKJE b
CITROEN A I600 BENZINE .en-.DJESEL w - -
'
INSTRUCTIEBOEKJE CITRO~!N
1600 BENZINE EN DIESEL
INHOUD
Hoofdstuk bedlening Hoofdstuk Onderhoud Aanhanger 20 Accu 22 Achterklep 19 Banden 24 Bandenspanning 24 Benzinefilter 17 Benzinepomp 17 Bestuurdersstoel 19 1000 km-beurt 3 Binnenverlichting 19 Carburateur 17 Controle voor het wegrijden 12 en rugzijde van dit boekje Dashboard 6 Doorsmeren 25 Garantie 3 Gewichten 29 Identiteitsplaatjes 26 Inrichtingsvoorschriften 29 Inrijden 3 Koplampen stellen 25
Lampentabel Luchtfilter Maatschets Motorolie Onderdelen Ontluchten (Diesel) ; Raadgevingen Radiateurhoes Reinigen van de zittingen Remmen Schakelen Schuifdeur Smeermiddelen Sleutels Starten Technische gegevens Benzinemotor Technische gegevens Dieselmotor Ventilatie Verwarming Voorverwarming inlaatlucht Vorstbeveiliging Wielen wisselen Zekeringen Zonneklep
1
ENKELE BELANGRIJKE RAADGEVINGEN, ORIGINELE ONDERDELEN
Beveilig de motor in de winter tegen vorst. Controleer geregeld het accuvloeistofpeil, vooral in de zomer. Maak geen overbodig gebruik van de choke. Laat een koude motor niet te veel toeren maken. Verbreek de verbindingen met deaccu of met de wisselstroomdynamo niet bij draaiende motor. * Let er op dat bij vulstations de Dieseluitvoering met de juiste brandstof, dus DIESELBRANDSTOF, wordt afgevuld. Voer voor iedere langere rit het controleschema op de achterkant van dit boekje uit. De originele onderdelen die verkocht worden door onze ,,Afdeling Onderdelen" zijn van precies dezelfde kwaliteit en van hetzelfde materiaal als die welke bij de montage van nieuwe wagens gebruikt worden. De prijslijst hiervan ligt bij elk CITROEN-agentschap ter inzage. Door gebruik te maken van imitatieonderdelenin plaats van originele loopt U het risico dat U meer betaalt, terwijl U geen zekerheid hebt ten aanzien van de kwaliteit. Voorts verliest U het recht op garantie.
P61f
1000 KM BEURT EN GARANTIE, INRIJDEN
Bij aflevering van de auto wordt U een onderhoudsboekje, waarin zich een garantiebewijs bevindt, overhandigd. Op vertoon van dit boekje zal ieder CITROEN-agentschapeen z.g. 1000 km inspectiebeurt uitvoeren wanneer U de eerste 1000 km hebt afgelegd. Deze beurt wordt gratis uitgevoerd , met uitzondering van de levering van smeerolie, filters e.d. Na uitvoering van de 1000 km beurt behoudt het CITROEN-agentschap het certificaat .,l000 km inspectiebeurt", en geeft U het onderhoudsboekje terug, na invulling van het garantiebewijs. Bewaar dit document in verband met eventuele latere aanspraken p: garantie. Overschrijd gedurende de eerste 1000 km de volgende snelheden niet: 20 kmih in de l e versnelling 40 km/h in de 2e versnelling 65 kmih in de 3e versnelling Verg tussen de 1000en 2000 km nog niet alles van Uw auto. Rijd rustig en schakel tijdig op en terug. Laat vooral de motor niet ,,razenn. Trek niet fel op, rem niet bruusk, rijd niet langdurig met dezelfde snelheid en belast de motor niet zwaar bij een laag toerental. Na 2000 km (voor Diesel 3000 km) kunt Uvrijuit rijden, maar overschrijd de merktekens op de snelheidsmeter niet bij: 32 kmih in de l e versnelling 62 km/h in de 2e versnelling 105 kmih in de 36 versnelling Controleer gedurende de inrijperiode meerdere malen het motoroliepeil. Wanneer het dicht tot aan het onderste merkteken op de peilstok is gedaald, dient olie bijgevuld te worden. Benzinemotor met TOTAL GTS 20W50 Dieselmotor met TOTAL HD 1 SAE 30 BIJde 1000 km beurt wordt de motorolie ververst.
3
43
DASHBOARD
BEDIENINGSORGANEN
.. . .. . .. . . . ... . ... . ... .. . .. ......... . . . . ... . . .. . . . .. .. . .. . .. ... . . . . . . ... . ... . . . .. . .. . . .... . . . . .. . . . ... . . . . ... . . . . . .... .. . .. ... . . . ... . ... . . . . . .. . . ... ... . . . . ... . . . ... . . . . . . .. . . .. . . . . .. .... . . .. . . .. . . . . . . . . . ..... . . ... .. . . . . . ... ... . . . . . .. . ... . . . . . . .. . . . . . .... . . .. . . . . . .. .. . .. . . . . . . . . .. .. . . . . . . . . . . ... .. .. ... . . . . . . . . . .. .. . . . . . . .. . . . . . ... .... . . . . . . . .... . .. . .. . .... ... . . . ...... . . . . . . . . . .. . .. . .. . . ... . . . . . .......... . . . . . . . . . . . . .. . . . . .. ... . .. .. . ............ .
1 12Volt aansluiting .. . . zie pag. 2 Dashboardverlichtingsregelaar ..... . . .. . .. 3 Chokeknop ............................................................... Brandstofafsluitknop(Dieselmotor) ... . .. . . . . . .. . .. . . . 4 Startschakelaar (Benzinemotor) . .. . . . . .. . . . .. Voorgloei/startschakelaar (Dieselmotor) . . . .. . 5 Kachelventilatorschakelaar . . .. .. .. . 6 Ruitewisserschakelaar . .. .. . . .. . 7 Clignoteurschakelaar .. .. . ... . . 8 Regelknopstationairtoerental(alleen Diesel) . . . 9 Contactslot/sleutel' . . . .. . ... .. . 10 Controleschakelaar verklikkerlicht dubbel remsysteem . . .. . ... 11 Ruitesproeierschakelaar . . .,.. .. . .. . .. 12 Licht/signaalhoornschakelaar .. . .. .. ..
J-
*
,L,?
8
z
> I -2 - L ,
.,,
'
I,
m
De contactsleutelpast tevens op desloten van het dashboardkastje, de schuifdeur en de achterklep. Voor de voorportieren wordt een aparte sleutel meegeleverd.
DASHBOARD
Urn --.i( *w. .+ . L . '
Afb. 2
Instrumenten
&*h
FtTa INSTRUMENTEN
............................................. zie pag. ......................................... .............................................................. ............................................ ..................................................... .............................................................. .......................................................... ........................................
1 Oliedruk contrblelampje 2 Koelwatertemperatuurcontrblelampje 3 Snelheidsmeter 4 Verklikkerlichtdubbel remsysteem 5 Brandstofvoorraadmeter 6 Kilometerteller 7 Accuconditiemeter 9 Voorgloeiverklikkerlicht(alleen Diesel)
DASHBOARD: BEDIENINGSORGANEN'
1 Met een passende stekker kan op de 12 Volts aansluiting (afb. 1-1) b.v. een looplamp worden aangesloten. 2 Door verdraaien van de knop van de dashboardverlichtingsregelaar (afb. 1-2) kan de dashboardverlichting van helder tot geheel gedoofd worden geregeld. 3 Benzlnemotor: Door de chokeknop (afb. 1-3) geheel uit te trekken wordt de choke in werking gesteld. Dkelmotor: Trek de brandstofafsluitknop (afb. 1-3) geheel uit om de motor te doen stoppen. Houd de' knop vast tot de motor niet meer loopt. 4 Benzlnernotor: Druk de startknop (afb. 1-4) in om de startmotor in werking te stellen. Dieselmotor: Wanneer de voorgloei/startknop (afb. 1-4) tot in de eerste stand wordt uitgetrokken worden de gloeispiralenter voorveiwarmingvan de verbrandingsruimten in werking gesteld. Bij geheel uittrekken van de knop trwdt de startmotor in werking. 5 Druk de knop (afb. 1-5) in om de kachelventilatorin werking testellen. Om deventilator af te zetten dient de knop wederom te worden ingedrukt. 6 Druk de knop (afb. 1-6) in om de ruitewissers in werking te stellen. Door de knop opnieuw in te drukken worden de ruitewissers uitgeschakeld. 7 Verplaats de hendel (afb. 1-7) naar boven om de rechter clignot6urs in werking te stellen en naar beneden om de linker clignoteurs in werking te stellen (afb. 3). 8 Door de knop (afb. 1-8) kloksgewijs te draaien wordt het stationaire toerental verhooad. Door draaien in teaenaestelde richtina wordt het toerental weer verlaagd. 9 ~ m h ècontact t (afb. 1-9) aan te zetten dient dssleutel in het slot te worden gestoken en kloksgewijs te worden gedraaid tot de aanslag. Door de sleutel terug te draaien wordt het contact afgezet. 10 Wanneer de knop (afb. 1-10) wordt ingedrukt dient het verklikkerlichtje (afb. 2-4) opte lichten. Zie ook pag. 25 11 Door deknop (afb. 1-11) in te drukken wordt de ruitesproeier in werking gesteld en weer automatisch gestopt. Zonodig dient de knop derhalve opnieuw of zelfs enkele malen achtereen te worden ingedrukt. 12 De signaalhoorn wordt in werking gesteld door de knop van de licht/signaalhoornschakelaar (afb. 1-12) in te drukken. De stadslichten worden ontstoken door de knop in destand V (ville) te draaien. In de stand R (route) branden degrote lichten. Wordt de hendel met de knop in de stand V of R van het stuur afgeplaatst dan is in beide gevallen gedimd groot licht ingeschakeld. In de stand O is de verlichting uitgeschakeld. Zie ook afb. 4.
- -
d .
DASHBOARD: INSTRUMENTEN
l Olledrukcontr4lelampje. Dit rode lampje licht op wanneer het contact wordt aangezet en de motor nog niet loopt. Zodra de motor loopt dooft het lampje. Zet de motor onderweg o ~ l i c hen t controleer daarna het motorolieonmiddelliik af indien dit larn~ie peil. Vul zonodig olie bij. wanneer het niveau normaal is dient een CITROEN-agent te worden geraadpleegd. Rijd niet verder, ook geen kleine afstand. en laat de motor niet draaien.~etkan vöorkomen dat het lampjë bij stationair draaiende motor oplicht, vooral wanneer de motor zeer warm is. Bij een weinig moet het dan echter - gas - geven doven. 2 Koelwatertemperatuurcontr6lelampJe(afb. 2-2) zet de motor onmiddellijk a f indien dit lampje oplicht en controleer het vloeistofniveau in de radiator (zie pag. 12). Controleer het koelsysteem op lekkage en ook de ventilatorriem op spanning en staat. Als het lampje blijft branden, terwijl alles in orde lijkt, dient onverwijld een CITROEN-agent te worden geconsulteerd. 3 Snelheidsmeter 4 Het verkilkkerikhtvan het dubbele remsysteemlicht op wanneer in 66n der remcircuits een lekkageopzou treden. Indien dit lampje tijdens het remmen oplicht dient dewagen te worden stilgezet en de hulp van een CITROEN-agent te worden ingeroepen. Om te controleren of het larapje in orde is dient van tijd tot tijd, b.v. iedere ochtend, de contrdleknop (afb. 1-10) f@worden ingedrukt. Het lampje moet dan branden. RaadCITROEN-agent indien het lampje niet brandt als de contrôleknop wordt Brandstotvoorraadmeter. (afb. 2-5) Deze meter werkt alleen bij ingeschakeld contact en geeft een indicatie omtrent de brandstofvoorraad. (Tankinhoud: 60 liter). 6 De kilometerteller (afb. 2-6) geeft het totaal aantal afgelegde kilometers aan. 7 Accucondltlemeter (afb. 2-7)Wanneer de motor loopt moet de wijzer in het witte vlak ent staan. Als de wijzer in het rode vlak blijft staan is het zaakeen ~ l ~ ~ Ó E ~ - ateg raadplegen. Het kan zijn dat de wijzer in het geruitevlak staat wanneer de grote lichten zijn ingeschakeld. ~ duidt i t op een onvoldo&nd geladen accu. ~ormalitermoet de wijzer na een rit van maximaal twee uur weer in het witte vlak zijn gekomen. Indien dit niet het aeval is dient U een CITROEN-aaent te raad~leaen. 9 ~oorgloelveikllkkei.iicht(alleen Eiesel). Dit ljchge moet 40 h 60 seconden nadat de gloeispiralen door middel van de voorgloeischakelaar (afb. 1-4) in werking zijn gesteld, oplichten om aan te geven dat de verbrandingsruimten voldoende zijn voorverhit om de motor te starten. Het lampje moet doven als de motor loopt. Wanneer het lampieniet gaat branden of zeer fel brandt, dient de voorgloei-instailatie door een CIT'FIOENagent te worden gecontroleerd. 5
11
CONTROLES
m
Afb. 5 Oliepeiistok
Afb. 6 Oliepeilstok
CONTROLE VOOR HET WEGRIJDEN Motorolie: Controleer het peil bij een koude motor, terwijl de auto op een vlakkevloer staat. De olie moet boven aan het smalle gedeelte van de peilstok J staan (afb. 5 en 6) (niet er boven) de afstand tussen Maxi en Mlni komt overeen met ongeveer 1 liter. Koelwater: Het water moet staan tot 2 h 3 cm onder de bovenrand van de vulopening. Wanneer U onderweg de waterstand wilt controleren, wees dan voorzichtig met het opendraaien van de radiateurdop, daar de radiateur onder lichte overdruk staat wanneer de motor warm is. Draai eerst de dop een kwart slag open en wacht tot deoverdruk in het koelsysteem is ontsnapt alvorens hem verder los te draaien. Wanneer de motor zeer warm is, is het verstandig te wachten tot deze enigszins is afgekoeld. Ruitesproeieivloeistof Het reservoir van doorzichtig plastic bevindt zich links achter de motorkap (afb. 71. Voeg aan het water gedurende hefgehele jaar een produkt toe dat verstopping van de sproeiers en bevriezing van het water tegengaat zoals CITROEN ,,Ruitschoon met antivries". Remvloeistof Controleer regelmatig het niveau in de beide remvloeistofreservoirs, die zich onder de bestuurdersstoel bevinden (afb. 8). Vul zonodig bij met TOTAL 70 R 3 remvloeistof. indien meerdere malen of een grotere hoeveelheid moet worden bijgevuld dient het remsysteem door.een CITROEN-agent te worden gecontroleerd.
STARTEN
Overtuig U er allereerst van dat het versnellingshendel in de neutrale stand staat en het contact is ingeschakeld. BENZINEMOTOR Wanneer de motor koud is: Trek de chokeknop 3 (afb. 1) geheel uit en druk op de startknop 4 (afb. 1) zonder het gaspedaal aan te raken. Indien de motor niet onmiddellijk aanslaat, wacht dan 3&4seconden alvorens de handeling te herhalen. Druk de chokeknop geleidelijk in zodra de motor draait. Druk deze knop geheel in wanneer de motor stationair kan blijven draaien. Maak geen overbodig gebruik van de choke en laat een koude motor niet te snel draaien. Laat bij zeer lage temperaturen de motor enige minuten stationair draaien voor dat U wegrijdt. Wanneer de motor warm Is: Trap het gaspedaal in, raak daarbij de chokeknop niet aan en druk op de startknop. Indien de motor niet onmiddellijk aanslaat, houdt U het gaspedaal ingetrapt en wacht U 3 h 4 seconden alvorens de handeling te herhalen. Laat het gaspedaal los zodra de motor aanslaat. DIESELMOTOR Wanneer de motor koud is: Druk het gaspedaal geheel in en houd het zo. Trek de voorgloei/startknop (afb. 1-4) uit tot in de eerste stand en wacht tot het verklikkerlicht (afb. 2-9) oplicht. Trek dan de voorgloeistartknop geheel uit. Laat de knop en ook het gaspedaal los zodra de motor aanslaat. Zoek door middel van verdraaien van de stationaire regelknop (afb. 1-8) een toerental waaropde motor zonder haperen blijft lopen. Draai de regelknop geleidelijk terug tot het laagste toerental. Laat een koude motor niet te snel draaien en laat bij zeer lagetemperaturende motor enige tijd stationair draaien alvorens weg te rijden. Wanneer de motor warm is: Druk het gaspedaal een weinig in. Trek de voorgloei/startknop tot in de eerste stand en houd hem daar gedurende enige seconden. Trek daarna de knop geheel uit. Laat de knop los zodra de motor aanslaat. Wanneer de motor niet bij de eerste poging aanslaat dienen de handelingente worden herhaald, waarbij dan ook opnieuw moet worden voorgegloeid. Om de motor te doen stoppen dient de brandstofafsluitknop (afb. 1-3) geheel te worden uit-
Afb 7
Ruitesproeierreservoir
I Afb. 8 Remvloeistofrese~oirs
VOORVERWARMING INLAATLUCHT, SCHAKELEN, VERWARMING, VENTILATIE
14
I
getrokken. Vergeet niet het contact af te zetten. Zet de motor niet meteen af na het leverenvan vol vermogen. Laat de motor in dat geval nog even stationair draaien alvorens af te zetten. Vm~erwarmingWullucht (aileen benzinemotor) De benzinemotor- is voorzien van een voorvenivarming van de Inlaatlucht, die met een ka-riwp .-,.m->s--- de bediend wordt. Om een juiste carburatie te verkrijgen moet deze niep, oie zicn aan . .de . motorkap . op om hem te bereiken) in het begin van de herfst achterzijde bevindt,.(licht of wanneer het vochtig of koud weeiie gesloten worden. .. Plaats daartoe de lip H (afb. 9) onder pan de klep naar rechts (in rijricnring gezien). Open de klep in de lente of wanneer het mooi weer Is (lip naar links plaatsen). (E, afb. 10). -,-L
-
U
-
-
,.
.
voórvemarmingsklep
L
Afb. 10
Owpende voorvemarmingsklep
---*--.
Gebyik van. de . rad. lalw . r h.a . . . L-A-l-. . . . . A . -I--.. 2Het is van belang dat, het bovenste gedeelte van de motorkap Deaenr .worur ooor oe radiateurhoes. Deze wordt aan de bovenzijde vastgemaakt met haakjes, aan de onderkant met rubber banden (afb. 11). . . De hoes is onontbeerlijk bij vriesend weer. Indien de buitentemperaruuriager is aan t-lC 0 dient de hoes geheel te worden aangesloten. Zet tussen de 0° en 15' C het onderste gedeelte van de motorkaphoes, afhankelijk van de buitentemperatuur, in een der 3 standen open. Boven de 15' C dient de hoes te worden verwijderd. Schakelen - -..- - . Trap de koppeling geheel in. Schakel deversnellingen volledig, maar niet ruw In. Wacht bij hetoverschakelenevenin de neutrale stand alvorens een andere versnelling in te schakelen. Laat tijdens het rijden Uw voet niet op het koppelingspedaal rusten. Ventllatle Onder de voorruit bevinden zich twee ventilatie-openingen. Elke opening is voorzien van een klep en een bedieningsknop I (afb. 12), waarmee U de hoeveelheid ventilatielucht kunt regelen (het deksel zorgt voor de verspreiding). Verwarming en ventllatle Het verwarmingssysteem biedt U de volgende mogelijkheden: Cabineverwarming en voorruitontdooiing in de winter; Extra ventilatie in de zomer.
.
Alg, 9 -loten
-
LA,--
-
.
De verwarming bestaat uit een luchtinlaat aan de voorzijde, een extra radiateur die gevoed wordt door het koelwater van de motor en een centrifugaalventilator die de lucht in het interieur blaast. De toevoer van het water in de kachelradiateurwordtverzorgd door een kraan diegeplaatst is in de cabine onder het dashboard. Verwarming en de voorruitontdooiing/ontwaseming kunnen tegelijkertijd of apart worden ingeschakeld. Verwamlng, voorruitontdoollng/ontwaseming Regel de temperatuur van de binnengevoerde lucht naar behoefte met de kachelkraan 2 (afb. 12): - Naar links gedraaid wordt de temperatuur het hoogst; geheel naar rechts gedraaid is de verwarming afgesloten. - De hoeveelheid warme lucht wordt geregeld met de hendels 3 en 4 (afb. 12). - Het hendel 3geheel naar links geplaatst geeft de grootste warmte hoeveelheiddoor de openingen boven de voeten van de bestuurder en boven die van de passagier.
'
Geheel naar rechts geplaatst is de toevoer afgesloten. Tussen deze twee standen kan de hoeveelheid lucht naar wens worden geregeld. Door de knop 4 geheel naar voren te drukken, wordt alle warme lucht naar de openingen onder de voorruit gevoerd; geheel naar achteren geplaatst is de toevoer naar de voorruit geheel afgesloten. De werklng van de voonultontdooilng kan worden versterkt door de knop 3 naar rechts te plaatsen, waardoor alle warme lucht naar de voorruit wordt gevoerd. Verwarming en voarruitontdooiing/ontwaseming kunnen ook bij stilstand van de wagen dienst doen, onder voorwaarde dat de motor stationair blijft draaien en de ventilator is ingeschakeld. Druk daartoe de knop 5 (afb. 12) in. (Hendel 3 of knop 4 moeten daarbij in de geopende stand staan.) De ventilator kan eveneens tijdens het rijden worden gebruikt bij snelheden beneden de 6Q kmh, waardoor de opbrengst van warme lucht groter wordt. Zet de ventilator echter steeds uit wanneer U achter een voertuig rijdt dat veel uitlaatgas ontwikkelt. Extra ventilatie Bij zeer warm weer kunt U tevens van het verwarmingssysteem gebruik maken, om een
1%
VERWARMING, VENTILATIE
17
VENTILATIE, BENZINEPOMP, CARBURATEUR, BENZINEFILTER, ONTLUCHTEN
extra hoeveelheid frisse lucht via de openingen van verwarming en voorruitont,dooiing in de cabine toe te laten. Overtuig U ervan dat de kachelkraan 2 geheel naar rechts is gedraaid en maak gebruik van de bedieningshendels zoals beschreven voor de verwarming/voorruitontdooiing. Benzinepomp Indien de benzinetank leeg is geraakt vergeet dan niet na het vullen de benzine op te pompen alvorens de motor opnieuw te starten. Hetzelfde geldt indien dewagen gedurende lange tijd stil heeft gestaan. Beweeg daartoe hendel L (afb. 13) op en neer. Controleer of de pomphefboom zich niet op de top van de bedleningsnok bevindt (waardoor de slag kleiner is); maak in dat geval gebruik van de startmotor. Solex carburateur Kom zo min mogelijk aan de carburateur en wijzig vooral nooit de fabrieksafstellingen (sproeiermaten).
-
De afbeelding 14 toont de plaatsen die U zonodig kunt reinigen: Het filter F dat zich bevindt in de aansluiting (dompelen in benzine en vervolgens schoonblazen). De sproeiers M (hoofdsproeier) en R (stationaire sproeier): verwijder deze en blaas ze door (maak voor het reinigen geen gebruik van een naald of een staaldraadje). Benzinefilter Buiten het filterzeefje dat U kunt verwijderen. (zie par. Carburateur) is er een lamellenfilter in de benzinepomp. Tracht het niet zelf te reinigen; laat dit door een CITROEN-agent uitvoeren. Ontluchten van het brandstofsysteem Het kan nodig zijn het brandstofsysteem van de Diesel te ontluchten nadat de motor langere tijd niet heeft gelopen. Ook wannneer het brandstoffilterelement is vervangen of de motor stopt als gevolg van gebrek aan brandstof dient, in het laatste geval na het bijvullen van brandstof, het systeem te worden ontlucht. Ga hiertoe als volgt te werk: - Overtuig U er van dat de brandstofafsluitknop geheel is ingedrukt. - Los de wartels van de verstuiversleifli?gen bij d
4'
-
F Filter M Hoofdsproeier R Stationaire soroeier
Afb. 13 Benzine~orno L - Bed~enin~~hefboom B - Koelwater aftsoplug
ONTLUCHTEN, ZEKERINGEN
-
Draai de knop l(afb. 154 geheel los zodat hij op en neer kan worden bewogen om brandstof te verpompen. - Los de ontluchtingsbout 2 (afb. 15) op het filterdeksel op en pomp totdat er brandstof zonder luchtbelletjes langs de bout ontwijkt. Zet de bout weer vast. - Los de bout 3 (afb. 16) op het inspuitpomplichaamop en pomp tot er brandstof zonder luchtbelletjes langs de bout ontwijkt. Zet de bout weer vast. - Los de bout 4 (afb. 16) op de inspuitpomp bij de verstuiversleiding op. - Druk het gaspedaal geheel in en stel de startmotor in werking door de voorgloei/ starterknop geheel uit te trekken. Dus niet voorgloeien. - Blijf starten tot er brandstof zonder luchtbelletjes langs de bout ontwijkt. - Zet de bout weer vast. - Blijf met geheel ingedrukt gaspedaal starten tot er brandstof zonder luchtbelletjes bij de wartels van de verstuiverleidingen bij de inspuitstukken ontwijkt. - Zet de wartels achtereenvolgens h s t . - Draai de knop 1 (afb. 15) weer vast. - Start de motor zoals omschreven op pagina 13 onder ,,wanneer motor koud is".
-
-
Afb. 15 Brandstoifilter 1 Pompknop
Zekeringenkastje Het zekeringenkastje bevindt zich links onder het dashboard. Het bevat 1 zekering van 16 armere en 2 van 10 amDere die de volaende circuits beveiliaen: n blauwe draad ( 1 6 ~ )benzinestandmeter, : clignoteur& rood motoroliedrukvera. ~ à de klikkerlicht, ruitewissermotor, ruitesproeierpomp, ventilator, wisselstroomdynamo. b. Aan de gele draad (10A): binnenverlichting, stoplichten, parkeerlichten, aansluiting voor looplamp, rood remvloeistof-contrblelampje (bij wagens met een hoger totaal toelaatbaar gewicht dan 3 ton). c. Aan de rode draad (10A): dashboardverlichting, kentekenplaatverlichting, stadslichten, voor- en achterlichten. Vervang een zekering alleen wanneer de stroom in het betrokken circuit is uitgeschakeld. Wanneer een zekering bij het inschakelen van de stroom opnieuw doorslaat, dient het circuit door een CITROEN-agent te worden nagezien.
1 Afb.
16 Brandstofinspuitpomp
5 4 Oniiuci~tlngsbouten
19
VERWISSELEN VAN EEN WIEL, MOTORKAP, ACHTERKLEP, BINNENVERLICHTING
Trek voor het verwisselen van een wiel de handrem aan en plaats het stopblok dat zich achter de bestuurderszitplaats bevindt, diagonaalsgewijs tegenover het wiel dat U vervangen gaat. Reservewiel, krik en wielslinger, bevinden zich in de kofferruimte, voor het linker achterwiel. Om het deksel te openen duwt U de twee grendels naar binnen, waarna U hem horizontaal naar voren kunt schuiven. In de carrosserie zijn 4 rechthoekige gaten aangebracht waarin de zijarm van de krik kan worden gestoken (afb. 17 en 18). Bij de veewagen zijn de achterste steunen aan de achterkant gemonteerd. Breng de zijarm van de krik in de kriksteun en duw de krik zover naar voren dat de houder tegen de aanslagnok komt, die zich boven de steun bevindt. Zet tijdens de montage van het wiel de moeren niet achter elkaar, maar twee aan tweevast; de eerste keer matig, de tweede keer geheel vastdraaien. Wij advlseren U de wlelbouten enlgulns In te vetten alvorens de moeren vast te zetten. Motorkap Neem, om de motorkap open te houder1de kabel -die met een haak aan de onderzijde van de motorkap is vastgezet los en haak deze aan de handgreep naast de voorruit. Schuifdeur U kunt deze in geopende stand vastzetten, door het gebogen stripje op de achterstijl op te lichten en naar links te kantelen. Druk de strip na gebruik geheel naar beneden. Achterklep Openen: Licht de klep op totdat de-pal in een der twee uitsparingen valt. Sluiten : Ondersteun de klep en lichtbe pal uit deuitsparing, dooropdegrendel V (afb. 19) te drukken. Bestuurdersstoel De afstelling geschiedt met de hendel aan de rechter voorzijde onder de zitting: Licht het hendel op. verplaats de stoel voor- of achteruit en laat het hendel los. Blnnenverilchtlng Deze lamp is geplaatst aan deachterzijdevan de cabine en wordt bedienddooreen schakelaar aan de fitting.
-
Afb. 17 Krik plaatsen
.
,
b.. ,
20
AANHANGER, ZONNEKLEP
Aanhanger Met Uw wagen kunt U een (beremde) aanhanger trekken tot een gewicht van 1250 kg. Een dergelijke combinatie kan nog opeen helling van 11tot 12%vanuitstilstandoptrekken. Wendt U zich voor nadere inlichtingen, met name over de wettelijke bepalingen, tot een CITROEN-agent, of tot de afdeling Technische Informatie van de importeur. Beperk de snelheid, indien U een aanhanger trekt, tot BOkm/h. Zonneklep Indien de klep niet in een bepaalde stand blijft staan, zet U de knop M (afb. 20) vast.
onderhoud
23 .,--..:.h.-
al
$,.p m;)? p@ ,
2/
.:T3. @$j C..
r.<-
ACCU, VORSTBEVEILIGING
Accu De accu is gemonteerd onder de achterste vloerbeplating. Sla, om de accu te kunnen bereiken de vloermat naar vorerr. Schroef de bouten los en verwijder de vloerplaat. Controleer dikwijls het accuvloeistofniveau, vooral in de zomer. De vloeistof dient zich in elke cel 1 #I 2 cm boven de platen te bevinden. Vul zonodig bij met gedistilleerd water,nooit zwavelzuur toevoeaen. Op den duur kunnën de accupoleri en klemmen oxyderen. Maak de klemmen los, vervang de viltrinaen. na deze met rlclnusolie te hebben bevochtiad en monteer de klemmen weer. De ~iesduitvoeringis uitgerust met twee accu's. Belangrijke opmerklng: 1. Verbreek nimmer de verbindingen met de accu of met de wisselstrwmdynamo terwijl de motor draait. 2. Sluit nimmer een snellader op de accupolen aan, zonder tevoren de klemmen van beide kabels die de accu met het elektrisch circuit van de auto verbinden, te hebben losgenomen. VORSTBEVEILIGING Accu: De vorst vermindert niet alleen de capaciteit doch kan bij zeer strenge vorst de accu zelfs doen barsten. Een stuk gevroren accu is niet meer te herstellen. Een normaal geladen accu is bestand tegen 50" C vorst. Half ontladen nog tegen -15" C en in ontladen toestand bevriest de accu reeds bij -5O C. De beste beveiliging tegen vorst is een goed geladen accu. Radiateur en clllnderblok: Het koelwater in de auto's die in het winterseizoen worden afgeleverd is beveiligd tot een temperatuur van -15' C, hetgeen overeenkomt met 28%geconcentreerdeglycoloplossing. Indien de temperatuur nog lager wordt voeg dan meer antivries toe, maar zorg er voor dat de hoeveelheid geconcentreerde glycol niet meer bedraagt dan 50%. Bij lage temperatuur vertraagt de viscositeit van het mengsel water-antivries, dat bescherming biedt tot -15" C, de circulatesnelheid van het koelwater aanzienlijk. Bij strenge vorst is het daarom noodzakelijk de motor gedurende enkele mlnuten versneld stationair te laten draaien voor het wegrijden, wil men er zeker van zijn dat het koelsysteem zijn taak naar behoren verricht. U kunt de antivries gedurende het gehele jaar in het koelsysteem laten.
VORSTBEVEILIGING, LUCHTFILTER
Wij raden U aan om bij het geheel of gedeeltelijk aftappen uitsluitend TOTAL antivries te gebruiken, dat een corrosie-inhibitor bevat. De aftapkraan van de radiateur bevindt zich aan de linker onderzijde (in rijrichting gezien). De aftapplug van het motorblok bevindt zich bij de benzinepomp (B afb. 13). Verzuim niet de radiateurdop te verwijderen alvorens de radiateur af te tappen. Open de warmwaterkraan 2 (afb. 12). Start na het vullen van de radiateur de motor en geef een paar maal achtereen gas, om een goede doorstroming van het systeem te bewerkstelligen. Luchîfilter (boven de carburateur) Reinig het luchtfilter elke 8000 km of veelvuldiger, indien U rijdt in een stoffigeof zanderige omgeving. Draai, om het luchtfilter te kunnen verwijderen, de v!eugelmoer aan de voorzijde los. Open de motorkap en verwijder de rubber slang (afb. Q) door er aan te trekken, licht het echterdeksel op en neem het geheel naar achteren uit de wagen. Vervang Iedere 24000 km het filterelement. Wassen van de wagen (belangrijke aanbeveling) Let er bij het wassen met een hogedrukspuit op dat het wassen van de voorzijde van de wagen gebeurt met afgezette motor, om te voorkomen dat vocht en modder door het luchtfilter worden aangezogen en zo mogelijk motorschade veroorzaken. Luchtfilter op kleppendeksel Reinig het filter elke 8000 km volgens de aanwijzingen op het deksel.
BANDEN
Banden De levensduur van de banden hangt In belangrllke mate af van het handhaven der voorgeschreven spanning. De aangegeven bandenspanningen gelden voor de wagens zoals die door ons worden afgeleverd. Indien door een carrosseriewijzigingof door een mechanischewijziging, de verdeling van de gewichten over voor- of achterbrug niet is zoals wij voorzien hebben, raadpleeg dan de dichtstbijzijnde Michelin-agent. Benden: Michelin 17-400 X CA Bandenspanning (koud te meten): Voor' : 3,25bar Achter : 3,5 bar Reserve: 3,6 bar
-EN,
S
KOPLAMPEN, SMEERMIDDELEN
I
b. .-
,
Indien de remcapaclteit vermindert, de slag van het pedaal te groot wordt of het verkîikkerllcht mm nlet brandt wanneer de contrbleknop (afb. 1-10) wordt Ingedrukt, dient het mmsysteem onverwijld te worden gecontroleerd door een CITROEN-agent. RoJnlgen van de zlttlngen De bekledingvan de zittingen is van kunstleer. Maak bij het reinigen gebruik van een spons of watten welke bevochtigd zijn met een zeepoplossing (koud of warm) of met een schulmende substantie. Gebruik geen oplossingen met benzine, benzol e.d. welke het kunstleer doen barsten. Afeteikn van de koplampen Hoogte en zijdellngse afstelling van de koplampen kunnen worden gewijzigd met de zeskante moer, waarmee de lamp op zijn steun is bevestigd. Daar deze afsteUing met zorg en nauwkeurigheldmoeten worden uitgevoerd, is hot aan te M e n een en ander door een specialist te laten controleren.
Kwu der smeermiddelen
Gebruik geen willekeurige oliesoort. CITROEN beveelt uitsluitend TOTAL smeermiddelen aan. Wij rade& U ten sterkste af om deze oliën te vermengen met in de handel verkrijgbare toevoegingen -van welke aard ook daar U anders het risico zou lopen ernstige mechanische schade te veroorzaken. MotorolBe Controleer na een lange rit en nadat de motor een tijd stil heeft gestaan het motoroliepeil. Voer deze handeling uit op een vlakke vloer nadat de motor minstens 5 minuten heeft stilgestaan. Meet twee of drie keer achtereen en veeg de peilstok na iedere meting schoon. Wet oliepeil moet staan tot aan het bovenste merkteken van de peilstok. Gebruik in alle seizoenen voor de Benzinemotor TOTAL GTS 2OWJO motorolie en voor de Dieselmotor TOTAL HD 1SAE 30. Gebruik in zeer koude landen (Canadk, Zweden) TOTAL GTS 10W30, voor de benzinemotor en TOTAL HD 1 SAE 20 voor de dieselmotor. Versnellingsbak: TOTAL EP $AE 80 Indien U geen TOTAL smeermiddelen kunt verkrijgen, kies dan oliën van een b k e n d merk met dezelfde vi$cositeitsaanduiding.
-
Identlteltsplaatjes Chassisnummer: Is inaeslaaen in de velsrand van het rechter voorscherm in de cabine. ~otornummer:Dit be;indt ;ich op een aluminium plaatje aan de rechter zijde van,h$t motorcarter. Lampentabel
Koplampen A , Stadslichten voor en achter Clignoteurs voor en achter Stoplichten / Siadslichten achter Kente
verllchtlng
Dashboard verlichting Olled~kverklikkerllcht Binnenverllchtin
F-
: 4 cylinders In lijm : 7% mm I@ : 100rnm , mlinderinhoud : 1917 cm? - .. G>ompressieverhouding : 7,5 : 1 . Vermogen : 58 pk SAE bij A000 fpm : 14 kgm SAE bij 1750 tpm Max. koppel Klepspeling (koud) ; 0,15 - 0,20 mm inlaat uitlaat : 0.20 - 0,25 mm 'khoud otorcarter , : 3,7 liter nellingsbakcarter : 3 liter k Isystem : 10 liter brhndstoftank : 60 liter , Onteteking vagtetvoorontsteking : 12' krukas bougies : Marchal 35/16 of ÀC 43F electroden>and : 0,5 - 0,6 mm Accu : 12 Volt 200/40 Ah.
%
i
-
TECHNISCHE GEGEVENS DIESELMOTOR
Dieselmotor Motortype Boring Slag Cylinderinhoud Compressieverhouding Vermogen Max. koppel Klepspeling (koud) inlaat uitlaat Inhoud motorcarter versnellingsbakcarter koelsysteem brandstoítank Accu
: Indenor 4 cylinders in lijn : 88 mm : 80 mm : 1964 cm3 :21:1 : 57 pk SAE bij 4000 tpm : 12 kgm SAE bij 2500 tpm : 0,15 - 0,20 mm : 0,20 - 0,25 mm : 5 liter ,: 3 liter : 10 liter, : 60 liter (Dieselbrandstof) : twee 6 Volt accu's in serie, 95 Ah.
p
lWRtCHTINGSVOORSCHRIFTEN,GEWICHTEN
hrlohtingsvoonchrlften 1. De carrosserie bestaat uit doosprofielen en uit plaat. Bevestigstellingen, schotten etc., steeds aan de profielen en nimmer op de plaat. 2. Ga voor de inrichting van Uw wagen uit van een solide frame, bestaande uit horizontale en vertikale latten. 3. Gebruik voor de bevestiging uitsluitend bouten en moeren (niets vastlassen). Voer de bouten niet door het buisprofiel, maar door de flens ervan. 4. Geen der constructies mag het dak belasten. WIJzigingen aan de achterdeuren De achterklep kan desgewenst worden vervangen door een stoffen gordijn. De omlijsting van de achtertoegang biedt de mogelijkheid, om de achterklep met de twee halve deuren te vervangen door twee ,,kastdeureno.
Gewichten Gesloten bestel in standaarduitvoering.
Ledig gewicht Laadvermogen Max. toelaatbaar totaal gewicht Max. totaal treingewicht
Benzine 1380 kg 1820 kg 3200 kg 4450 kg
Diesel 1425 kg 1765 kg 3200 kg 4450 kg
De werkzaamheden die uitgevoerd moeten worden bij de 1000 km inspectlebeurt en vervolgens elke 4000 km evenals devoorgeschreven smeermiddelen treft U aan in het hierbij gevoegde ,,onderhoudsboekjeV.
-
-
S1
daarvan in dit instructieboekje melding wordt gemaakt.
-
Druk: Citroën Nederland bv uitgave jan. 1976
CITROEN NEDERLAND BV Stadionplein 22 - 3 0 Amsterdam Telefoon (20) 731 181 NV CITROEN BELGIE 7 IJzerplein Brussel Telefoon 02/21 83030
.
I
07650.07860 jan. I976
a \ r n c m n \run i n u L c a v u v n n c I v e n i n e n
Niveaur: Brandstof Motorolie Radiateur Remvloeistof Ruitesproeier
'
Werklng: Signaalhoorn Clignoteurs Verlichting Stoplichten Controlelampjes
Dlversen: Radiateurhoes Bandenspanning Stand van de spiegels