U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor CITROEN NEMO 2011. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de CITROEN NEMO 2011 in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen, maat, accessoires, enz.). Uitgebreide gebruiksaanwijzingen staan in de gebruikershandleiding. Gebruiksaanwijzing CITROEN NEMO 2011 Gebruikershandleiding CITROEN NEMO 2011 Handleiding CITROEN NEMO 2011 Bedieningshandleiding CITROEN NEMO 2011 Instructiehandleiding CITROEN NEMO 2011
Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN NEMO 2011 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748395
Handleiding samenvatting: een uitgebreid gamma modellen. Modellen die worden gekenmerkt door een geraffineerde mix van hoogwaardige techniek en constante innovatie, evenals een moderne en creatieve benadering van het begrip mobiliteit. Wij danken u voor uw keuze en wensen u veel plezier met uw auto. Achter het stuur van uw nieuwe auto geniet u optimaal als u elke uitrusting elke schakelaar en elke instelling kent. Legenda dit symbool verwijst naar aanvullende informatie. dit symbool vraagt uw aandacht voor aanvullende informatie die u helpt de gebruiksmogelijkheden van uw auto optimaal te benutten. dit symbool geeft een waarschuwing met betrekking tot de veiligheid van de inzittenden en het gebruik van de voorzieningen aan boord. Goede Reis. Inhoud IN EEN OOGOPSLAG 4-20 Exterieur Openen Interieur Cockpit Laadruimte Voorzieningen achter Comfort Zicht Ventilatie Controle tijdens het rijden Veiligheid voor de inzittenden Rijden Starten Milieubewust rijden 4 5 6 7 8 9 10 12 13 14 15 16 18 19 1. VOORDAT u GAAT RIJDEN 21-57 Instrumentenpanelen 21 Verklikkerlampjes 22 Brandstofniveaumeter 29 Koelvloeistoftemperatuur 29 Onderhoudsindicator en waarschuwingslampje motorolie 30 Dimmer dashboardverlichting 30 Afstandsbediening 31 Sleutel 33 Codekaart 34 Alarm 35 Openen 36 Sluiten 39 Lichtschakelaar 41 Ruitenwisserschakelaar 43 Snelheidsregelaar 44 Vaste snelheidsbegrenzer 45 Spiegels 46 Ruitbediening 47 Stuurwiel verstellen 48 Handgeschakelde versnellingsbak 48 Schakelindicator 49 Gestuurde handgeschakelde versnellingsbak 50 Hill holder 54 Stop & Start-systeem 55 2. TECHNISCHE GEGEVENS 58-67 Afmetingen Motoren Gewichten 58 64 66 3. TECHNOLOGIE aan BOORD 68-94 Boordcomputer / Configuratie Persoonlijke instellingen 68 Parkeerhulp achter 72 Autoradio 73 Stuurkolomschakelaars 74 Bluetooth handsfree systeem 77 4. ERGONOMIE en COMFORT 95-112 Voorstoelen 95 Wegklapbare passagiersstoel 97 Achterbank 98 Ontdooien en ontwasemen 102 Airconditioning 103 Voorzieningen voorin 106 Voorzieningen laadruimte 108 Indeling achtercompartiment 110 Interieurverlichting 112 Inhoud 5. VEILIGHEID 113-130 Handrem 113 Alarmknipperlichten 113 Claxon 114 Hulpsystemen bij het remmen 114 Stabiliteits controlesy stemen 115 Autogordels 118 Airbags 120 Kinderzitjes 124 ISOFIXbevestigingen 129 6. ACCESSOIRES 131-134 Trekken van een aanhanger, een caravan. .. 131 Imperiaal en allesdragers 133 Overige accessoires 133 7. SNEL WEER OP WEG 135-166 Accu Wiel verwisselen Noodreparatieset voor banden Lampen vervangen Ruitenwisserblad vervangen Zekeringen vervangen Slepen van uw auto Identificatie Brandstof tanken Motorkap openen Niveaus Controles 135 138 141 143 148 149 154 155 156 8. WEGWIJZER 167-174 Exterieur Interieur Bestuurdersplaats Technische gegevens Onderhoud 167 169 172 174 INHOUDSOPGAVE 159 162 164 In een oogopslag EXTERIEUR Imperiaal en allesdragers Aan beide zijden van het dak zijn bevestigingspunten aanwezig om de imperiaal of de dwarsdragers te bevestigen. 133 Parkeerhulp achter Als de achteruitversnelling is ingeschakeld, waarschuwt dit systeem u met een geluidssignaal voor obstakels achter de auto. 72 4 Stop & Start-systeem Dit systeem zet de motor tijdelijk af als de auto stilstaat (verkeerslicht, file, andere omstandigheden, ...). De motor wordt automatisch weer gestart als u weg wilt rijden. Het Stop & Start-systeem zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en biedt u het comfort van totale stilte als de auto stilstaat. 55 180° openen van de achterdeuren Als de auto is ontgrendeld kunnen de achterdeuren tot een hoek van 180° worden geopend om het uit- en inladen te vereenvoudigen. 37 In een oogopslag OPENEN Sleutel met afstandsbediening Openen / sluiten van de voorportierruiten met de afstandsbediening Druk de knop B meer dan drie seconden in om de ruiten te openen. Houd de knop ingedrukt tot de ruiten de gewenste positie hebben bereikt, laat vervolgens de knop los, de ruitbeweging stopt. Druk de knop C meer dan drie seconden in om de ruiten te sluiten. Houd de knop ingedrukt tot de ruiten de gewenste positie hebben bereikt, laat vervolgens de knop los, de ruitbeweging stopt. De voorportierruiten kunnen ook worden geopend en gesloten door de sleutel in een van de voorportiersloten te steken en linksom of rechtsom te draaien. 32 Brandstoftank A. Uitklappen/inklappen van de sleutel. B. Ontgrendeling van uitsluitend de voorportieren (Bedrijfswagen) of alle portieren (Combi). (de richtingaanwijzers knipperen twee keer). C. Centrale vergrendeling van de auto. (één keer drukken; één keer knipperen van de richtingaanwijzers) of Supervergrendeling van de auto (twee keer achter elkaar drukken; één keer knipperen van de richtingaanwijzers). D. Ontgrendeling van de laadruimte (Bedrijfswagen) of uitsluitend de achterdeuren of de achterklep (Combi). Als een van de portieren niet goed is gesloten, gaan de richtingaanwijzers drie keer knipperen om aan te geven dat de auto niet vergrendeld is. 31 Inhoud van de tank: ongeveer 45 liter. Houd de haak ingedrukt, terwijl u de deur opent. 37 156 IN EEN OOGOPSLAG Achterdeuren openen tot een hoek van 180° 1. 2. Openen van de brandstoftankklep. Openen en ophangen van de brandstofvuldop. 5 In een oogopslag INTERIEUR Boordcomputer Met behulp van de toets MENU kunt u verschillende instellingen van de auto controleren en wijzigen, zoals de uitschakeling van de airbag aan passagierszijde, de automatische portiervergrendeling, de taal... 68 6 Audiosysteem Deze systemen kunnen zijn voorzien van de nieuwste technologie: MP3-compatible autoradio, Bluetooth® handsfree kit en bediening bij het stuurwiel. 73 Snelheidsregelaar Met behulp van deze voorziening kunt u met een constante snelheid rijden afhankelijk van de ingestelde snelheid. 44 Multifunctionele en wegklapbare passagiersstoel De passagiersstoel kan op drie manieren worden gebruikt: als stoel voor een passagier, als tafeltje voor uw documenten, ... weggeklapt voor het vervoer van lange voorwerpen. 97 Gestuurde handgeschakelde versnellingsbak Hiermee wordt een perfect rijcomfort gegarandeerd door een combinatie van automatisch en handmatig schakelen. 50 In een oogopslag COCKPIT 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. Hendel stuurwielverstelling. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. Instrumentenpaneel. Bediening bij het stuurwiel van de autoradio. Bluetooth handsfree systeem. Airbag bestuurder. Claxon. Schakelaars snelheidsregelaar. Versnellingspook. Handrem. Hendel motorkapontgrendeling. Bediening buitenspiegels. Zekeringkast. Handmatige koplampverstelling. Verstelbaar en afsluitbaar zijluchtrooster. Zijruitontwaseming. Schakelaars ruitbediening. Voorruitontwaseming. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/ boordcomputer. Contact-/stuurslot. Verstelbare en afsluitbare middelste luchtroosters. Airbag aan passagierszijde. Toets MENU. Dashboardkastje. 12V-accessoireaansluiting. Aansteker. Asbak. Bedieningspaneel verwarming / airconditioning. Autoradio. IN EEN OOGOPSLAG 7 In een oogopslag LAADRUIMTE (BEDRIJFSWAGEN) 1.
Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN NEMO 2011 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748395
2. 3. 4. 5. 6. Sjorogen. Opbergvak. Uitneembare lamp. Schot. Modulair verticaal scheidingsrooster. Reservewiel. 8 Het is raadzaam de lading stevig vast te zetten met behulp van de sjorogen 1 die zich op de vloer van de laadruimte bevinden. 108 In een oogopslag VOORZIENINGEN ACHTER (COMBI) Met achterdeuren 1. 2. 3. 4. Sjorogen. Bagagenet. Gereedschapsetui. Hoedenplank. Met achterklep 1. 2. 3. 4. 5. Sjorogen. Bagagenet. Hoedenplank. Bevestigingsriemen/gereedschapsetui. Uitneembare lamp/ bagageruimteverlichting. 110 IN EEN OOGOPSLAG 9 In een oogopslag 10 COMFORT Bestuurdersstoel verstellen In lengterichting In hoogte Rugleuningverstelling (A) Lendensteun (B) 95 In een oogopslag Stuurwiel verstellen Buitenspiegels elektrisch verstellen Veiligheidsgordels vóór 1. 2. 3. Voer deze handelingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit als de auto stilstaat. Binnenspiegel instellen 1. 2. 48 Selecteren van de dag/nachtstand van de spiegel. Verstellen van de binnenspiegel. 46 118 IN EEN OOGOPSLAG Ontgrendelen van het stuurwiel met de hendel. Verstellen in hoogte en diepte. Vergrendelen van het stuurwiel met de hendel. A . Selecteren van de buitenspiegel aan bestuurderszijde. B. Selecteren van de buitenspiegel aan passagierszijde. C . Verstellen van de buitenspiegel. 46 A. Vastmaken. 11 COMFORT In een oogopslag 12 ZICHT Verlichting Richtingaanwijzers Ruitenwissers Ring Uit. Parkeerlicht. Dimlicht/grootlicht. Beweeg de lichtschakelaar omhoog of omlaag tot voorbij het zware punt. De richtingaanwijzers aan de desbetreffende zijde blijven knipperen tot de schakelaar weer in de middelste stand terugkomt. Functie "autosnelweg" Beweeg de lichtschakelaar kort omhoog of omlaag tot aan het zware punt. De richtingaanwijzers aan de desbetreffende zijde knipperen drie keer. Ring A: ruitenwissers vóór Uit. Interval. Constant wissen met lage snelheid. Constant wissen met hoge snelheid. Eén keer wissen. Ruitensproeiers. 43 Ring B: ruitenwisser achter Uit. Interval. Ruitensproeier. Mistlampen vóór Mistachterlicht. of Mistlampen vóór en mistachterlicht. 41 41 43 In een oogopslag Aanbevolen instellingen Verwarming of handbediende airconditioning Gewenste werking Luchtverdeling Luchtopbrengst Luchtrecirculatie / toevoer van buitenlucht Handbediende airconditioning Temperatuur WARM KOUD ONTWASEMEN ONTDOOIEN 103 IN EEN OOGOPSLAG 13 VENTILATIE In een oogopslag 14 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Instrumentenpaneel Verklikker- en waarschuwingslampjes Rij drukschakelaars A. Intelligent Traction Control. 117 A. Als het contact wordt aangezet, geeft de wijzer de resterende hoeveelheid brandstof aan. Bij draaiende motor gaat het bijbehorende waarschuwingslampje uit. Als het blijft branden, is het minimumniveau van de brandstofvoorraad bereikt. B. Als het contact wordt aangezet, geeft de wijzer de koelvloeistoftemperatuur aan. Bij draaiende motor gaat het bijbehorende waarschuwingslampje uit. C. Als het contact wordt aangezet, blijft het waarschuwingslampje motorolieniveau niet branden. Ga indien nodig tanken of vul koelvloeistof of olie bij. 29 of Antislipregeling (ASR). 115 B. Stop & Start-systeem. 55 C. Alarmknipperlichten. 113 D. Achterruit- en buitenspiegelverwarming. 102 E. Vergrendeling /Ontgrendeling laadruimte (Bedrijfswagen). 39 1. 2. Als het contact wordt aangezet, gaan de oranje en rode verklikker- en waarschuwingslampjes branden. Bij draaiende motor moeten deze lampjes weer uitgaan. Raadpleeg de desbetreffende rubriek als er lampjes blijven branden. 22 In een oogopslag VEILIGHEID VOOR DE INZITTENDEN Niet-vastgemaakte veiligheidsgordels Airbag vóór aan passagierszijde Laddervormige afscheiding (Bedrijfswagen) A. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel bestuurder niet vastgemaakt. De airbag vóór aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld met behulp van de toets MENU, die zich links van het stuurwiel bevindt. 1. 2. 3. 4. Druk op de toets MENU. Selecteer "Bag" en bevestig met de toets MENU. Selecteer "OFF" en bevestig met de toets MENU. Selecteer "JA" en bevestig met de toets MENU. De laddervormige afscheiding beschermt de bestuurder tegen schuivende lading. 118 122 108 IN EEN OOGOPSLAG In een oogopslag 16 RIJDEN Gestuurde handgeschakelde versnellingsbak Deze versnellingsbak met 5 versnellingen biedt naar keuze het comfort van au een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen. Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling. Volg de aanwijzingen van de schakelindicator (indien aanwezig) die op het instrumentenpaneel worden weergegeven. Als uw auto is voorzien van een automatische transmissie of een gestuurde handgeschakelde versnellingsbak, laat de selectiehendel dan in de stand Drive "D" of Auto "A" (afhankelijk van het type versnellingsbak) staan en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in. Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen. Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend. Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.). Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning). Schakel de achterruitverwarming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd. Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit. Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is. Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u rijdt. Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken. Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat. Kies voor een soepele rijstijl Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt. Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig). 19 20 Beperk de oorzaken van een hoger brandstofverbruik Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.
Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN NEMO 2011 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748395
) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal. Houd u aan de onderhoudsvoorschriften Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde. Controleer de bandenspanning met name: voor een lange rit, bij de wisseling van de seizoenen, als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt. Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren. Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter en luchtfilter vervangen, enz. ) en houd u daarbij aan het door de fabrikant voorgeschreven interval. Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt. U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert. Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door zomerbanden. Cockpit Instrumentenpaneel met display niveau 1 INSTRUMENTENPANELEN 1. Kilometer-/mijlenteller. 2. Display. 3. Brandstofniveaumeter. 4. Koelvloeistoftemperatuur. 5. Toerenteller. Tijd. Instrumentenpaneel met display niveau 2 Display niveau 1 instrumentenpaneel Afgelegde afstand in km/mijl. Buitentemperatuur. Standen en ingeschakelde versnellingen elektronisch bediende versnellingsbak. Boordcomputer: actieradius, verbruik, gemiddelde snelheid. Stand van de hoogteverstelling van de koplampen. In te stellen waarschuwing te hoge snelheid. Taalkeuze van de weergave. Schakelindicator. Stop & Start. Airbag aan passagierszijde AAN/UIT. Automatische vergrendeling van de portieren tijdens het rijden AAN/UIT. Afgelegde afstand in km/mijl. Boordcomputer: actieradius, verbruik, gemiddelde snelheid. Stand van de hoogteverstelling van de koplampen. In te stellen waarschuwing te hoge snelheid. Schakelindicator. Stop & Start. Airbag aan passagierszijde AAN/UIT. Display niveau 2 instrumentenpaneel Tijd. Datum. Radio. VOORDAT u GAAT RIJDEN 21 1 Cockpit 22 VERKLIKKERLAMPJES Bij het starten van de motor wordt een automatische controle van een aantal verklikkerlampjes uitgevoerd. Deze lampjes blijven kort branden. Als bij draaiende motor een verklikkerlampje gaat branden of knipperen in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, is dit een teken dat het desbetreffende onderdeel of systeem niet goed werkt. Volg in dat geval altijd de desbetreffende instructies. Verklikkerlampje status brandt tijdelijk. Service blijft branden, met melding op display. brandt. Handrem Remvloeistofniveau brandt. blijft branden, ondanks correct niveau. brandt. Minimum motoroliepeil blijft branden, ondanks correct niveau. brandt met de naald in het rode gebied. Koelvloeistoftemperatuur op H in het rode gebied. een abnormale stijging van de koelvloeistoftemperatuur. een abnormaal hoge koelvloeistoftemperatuur. dat het motoroliepeil te laag is. signaleert kleine storingen. Wat te doen Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Noteer de waarschuwingsmelding en neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats. Zet de handrem vrij en het verklikkerlampje gaat uit. Vul het niveau bij met een door het CITROËN-netwerk goedgekeurde vloeistof. Stop de auto, zet het contact af en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Controleer het niveau en neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats. Stop de auto, zet het contact af en neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats. Stop de auto en zet het contact af, laat het koelsysteem afkoelen en controleer het niveau visueel. Rubriek 7, onderwerp "Vloeistofniveaus". Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. ernstige storingen. dat de handrem is aangetrokken of niet goed is vrijgezet. dat het remvloeistofniveau te laag is. Cockpit Verklikkerlampje status gaat tijdens het rijden branden, met een melding op het display. Motorolie knippert, met een melding op het display (uitsluitend 1.3 HDi 75). brandt. Acculading blijft branden, ondanks controle. brandt. brandt, met een melding op het display. brandt en gaat daarna knipperen. Autogordel niet vastgemaakt brandt in combinatie met een geluidsignaal en blijft daarna branden. knippert, met een geluidssignaal. signaleert een te lage oliedruk. Wat te doen Stop de auto, zet het contact af en neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats. Laat de motorolie zo snel mogelijk verversen om motorschade te voorkomen. Controleer de accuklemmen. .. Rubriek 7, onderwerp "Accu". Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. dat de motorolie verouderd/vervuild is. een storing in het laadcircuit. een storing in het laadcircuit, ontstekings- of injectiesysteem. dat een portier of achterdeur niet goed is gesloten. dat de bestuurder de autogordel niet heeft vastgemaakt. dat de auto rijdt terwijl de autogordel van de bestuurder niet is vastgemaakt. dat de voorpassagier de autogordel niet heeft vastgemaakt. Detectie geopend portier Controleer of de portieren, zij- en achterdeuren gesloten zijn. Trek aan de gordel en steek de gesp in de houder. Controleer of de gordel is vastgeklikt door er aan te trekken. Rubriek 5, onderwerp "Autogordels". Trek aan de gordel en steek de gesp in de houder. VOORDAT u GAAT RIJDEN 23 1 Cockpit 24 Verklikkerlampje Airbag vóór Zijairbag Airbag passagier uitgeschakeld status knippert of blijft branden. brandt. signaleert een defecte airbag. dat de airbag bewust is uitgeschakeld i. v.m. plaatsing van een kinderzitje met de rug in de rijrichting. een storing in het systeem. een storing in de elektronische remdrukregelaar. een ingreep van het ESP. Wat te doen Zo snel mogelijk laten controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Rubriek 5, onderwerp "Airbags". In te stellen in het menu MENU van de boordcomputer. Rubriek 3, onderwerp "Menu". Het remsysteem werkt normaal, maar zonder bekrachtiging. Wij raden u aan te stoppen en het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats te raadplegen. Stop de auto, zet het contact af en neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats. Ingreep van het systeem waardoor de koers van de auto wordt gecorrigeerd. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats. blijft branden. ABS blijft branden, samen met het waarschuwingslampje handrem. knippert enkele seconden. brandt in combinatie met het controlelampje van de toets "ASR OFF" en een melding op het display. brandt, met een melding op het display. brandt. Hill holder Remblokken vóór brandt. brandt. een storing in het ESP. Stabiliteitscontrolesysteem een storing in de ASR/MSR. een storing in de Intelligent Traction Control. een storing in de hill holder.
Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN NEMO 2011 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748395
dat de remblokken versleten zijn. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats. Neem contact op met het CITROËNnetwerk of met een gekwalificeerde werkplaats. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats. Laat de remblokken vervangen door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Cockpit Verklikkerlampje Elektronische startblokkering status brandt. signaleert dat de sleutel in het contactslot niet wordt herkend. Starten is niet mogelijk. een storing in het systeem. Wat te doen Probeer een reservesleutel en laat de defecte sleutel controleren door het CITROËNnetwerk. Rubriek 1, onderwerp "Toegang tot de auto". Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Wacht niet met tanken. De actieradius met de resterende hoeveelheid brandstof is afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg, de verstreken tijd en het aantal kilometers dat is gereden sinds het lampje brandt. Voer zodra het mogelijk is een regeneratie van het roetfilter uit. Rubriek 7, onderwerp "Controles". Laat het filter aftappen door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Rubriek 7, onderwerp "Controles". Wacht tot het lampje uit is alvorens de motor te starten. Zet als de motor niet aanslaat het contact weer aan en wacht nogmaals tot het lampje uitgaat. Start vervolgens de motor. Emissieregeling knippert of blijft branden. Laag brandstofniveau Roetfilter brandt, in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. brandt, met een melding op het display. dat het roetfilter verstopt begint te raken. dat er water in het brandstoffilter (diesel) is terechtgekomen. dat voorgloeien van de dieselmotor noodzakelijk is (tot ongeveer 30 seconden bij extreem lage buitentemperaturen). Water in brandstoffilter Voorgloeien dieselmotor brandt. VOORDAT u GAAT RIJDEN brandt en wijzer van de brandstofmeter in gebied E. een bijna lege brandstoftank. 1 Cockpit 26 Verklikkerlampje Parkeerlichten status brandt. signaleert dat deze stand handmatig is geselecteerd. dat deze stand handmatig is geselecteerd. Wat te doen Draai de ring van de lichtschakelaar in de eerste stand. Draai de ring van de lichtschakelaar in de tweede stand. Trek de lichtschakelaar nogmaals naar u toe om weer van grootlicht naar dimlicht over te schakelen. Dimlicht brandt. Grootlicht dat de lichtschakelaar naar de bestuurder toe is getrokken. een verandering van richting, via de bedieningshendel aan de linkerzijde van het stuurwiel. dat de schakelaar van de alarmknipperlichten is ingedrukt. Deze schakelaar bevindt zich centraal op het dashboard. dat de knop op het dashboard is ingedrukt. Richtingaanwijzers knippert met geluidssignaal. Naar rechts: hendel omhoog bewegen. Naar links: hendel omlaag bewegen. Alarmknipperlichten knippert met geluidssignaal. De richtingaanwijzers links en rechts knipperen gelijktijdig, samen met de bijbehorende controlelampjes. Handmatige bediening. De mistlampen werken alleen als de parkeerlichten of het dimlicht is ingeschakeld. Handmatige bediening. De mistachterlichten werken alleen als het dimlicht is ingeschakeld. Bij normaal zicht mogen de mistachterlichten niet worden ingeschakeld, hiervoor kunt u een boete krijgen. "Het mistachterlicht geeft een rood verblindend licht". Mistlampen vóór brandt. Mistachterlichten brandt. dat de knop op het dashboard is ingedrukt. Cockpit Verklikkerlampje Snelheidsregelaar status brandt. signaleert het inschakelen van de regelaar. Wat te doen Handmatige bediening. Rubriek 1, onderwerp "Stuurkolomschakelaars". Het geluidssignaal werkt niet meer. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Parkeerhulp achter brandt, met een melding op het display. brandt, met een melding op het display. knippert, in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. een storing in het systeem. een bedieningsfout van de bestuurder. Voer de gewenste handeling nogmaals uit. een storing in de versnellingsbak. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. VOORDAT u GAAT RIJDEN Gestuurde handgeschakelde versnellingsbak 1 Cockpit Display weergave brandt. signaleert de activering van de STOP-stand als de auto tot stilstand is gekomen. dat de STOP-stand tijdelijk niet beschikbaar is of dat de STARTstand automatisch is geactiveerd. de mogelijkheid om één versnelling op te schakelen. de mogelijkheid om één versnelling terug te schakelen. Wat te doen Zodra u wilt wegrijden, gaat het controlelampje uit en wordt de motor automatisch weer gestart in de START-stand. Stop & Start knippert enkele seconden en gaat vervolgens uit. Bijzonderheden m.b.t. de STOP-stand en START-stand. Rubriek 1, onderwerp "Versnellingsbak en stuurwiel". pijl omhoog. Schakelindicator pijl omlaag. Rubriek 1, onderwerp "Schakelindicator". Buitentemperatuur (°C/°F) temperatuuraanduiding knippert en melding op display. instelling: Datum. Tijd. weersomstandigheden met kans op gladheid. Wees extra oplettend en rem niet bruusk. Rubriek 5, onderwerp "Veilgheid tijdens het rijden". Datum (JJJJ/MM/DD) Tijd (UU:MM) een instelling via het menu "MENU". stand 0 tot 3, afhankelijk van de belading van de auto. Rubriek 3, onderwerp "Menu". Koplamphoogte afstelling koplampen. Instellen via de knop op het dashboard. Rubriek 1, onderwerp "Bediening op de stuurkolom". Cockpit wacht ongeveer een kwartier tot de motor is afgekoeld om het niveau te controleren en eventueel koelvloeistof bij te vullen. Let erop dat het koelcircuit onder druk staat. Draai om brandwonden te voorkomen de dop eerst 2 omwentelingen los om de druk te laten dalen. Controleer, als de druk eenmaal is gedaald, het niveau en verwijder de dop om koelvloeistof bij te vullen. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als de wijzer in het rode gebied blijft staan. Raadpleeg in de rubriek 7 het gedeelte "Niveaus". - Het brandstofniveau wordt aangegeven zodra het contact wordt aangezet. De wijzer staat op: - f (full - vol): de inhoud van de brandstoftank bedraagt ongeveer 45 liter. e (empty - leeg): de brandstoftank is bijna leeg, het verklikkerlampje blijft branden. De wijzer van de koelvloeistoftemperatuurmeter bevindt zich tussen c (cold - koud) en h (hot warm): de temperatuur is in orde. Onder zware gebruiksomstandigheden of bij warm weer kan de wijzer in de buurt van het rode gebied komen. EMISSIEREGELING EOBD (European On Board Diagnosis) is een Europees diagnosesysteem dat de emissieregeling bewaakt en ervoor zorgt dat de auto voldoet aan de normen voor de uitstoot van: - CO (koolmonoxide), HC (koolwaterstoffen), NOx (stikstofoxide) of roetdeeltjes; de lambdasondes voor en achter de katalysator voeren de controle uit.
Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN NEMO 2011 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748395
In het geval van een storing in de emissieregeling wordt de bestuurder gewaarschuwd door het knipperen van dit specifieke waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel. - Het lampje gaat branden op het moment dat er nog ongeveer 6 liter brandstof in de tank aanwezig is. Raadpleeg in de rubriek 7 het onderwerp "Niveaus". - Als de wijzer in het rode gebied komt of het lampje gaat branden: stop onmiddellijk en zet het contact af. De koelventilator kan nog ongeveer 10 minuten blijven werken. VOORDAT u GAAT RIJDEN BRANDSTOFNIVEAUMETER KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR 1 Cockpit 30 ONDERHOUDSINDICATOR Het display van het instrumentenpaneel geeft de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt aan volgens het onderhoudsschema van de constructeur (zie het onderhoudsboekje). Deze afstand wordt bepaald op basis van de afgelegde afstand sinds de vorige onderhoudsbeurt. WAARSCHUWINGSLAMPJE MOTOROLIE Te lage motoroliedruk Het waarschuwingslampje blijft branden in combinatie met een melding op het display van het instrumentenpaneel als het systeem een te lage motoroliedruk signaleert. Stop onmiddellijk: parkeer de auto, zet het contact af en neem contact op met het CITROËN -netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats. Motorolie verouderd/vervuild (uitsluitend 1.3 HDi 75 pk) Het waarschuwingslampje knippert in combinatie met een melding op het instrumentenpaneel als het systeem signaleert dat de motorolie verouderd of vervuild is. Het knipperen van dit lampje duidt niet op een storing, maar is voor de bestuurder het signaal dat zo snel mogelijk een onderhoudsbeurt moet worden uitgevoerd. Als de onderhoudsbeurt niet is uitgevoerd en de veroudering/vervuiling van de olie een tweede stadium heeft bereikt, gaat op het instrumentenpaneel het waarschuwingslampje van de emissieregeling van de motor branden en wordt het motortoerental begrensd op 3000 t/min. Als de onderhoudsbeurt nog niet uitgevoerd is en de motorolie de kans krijgt om het derde stadium van vervuiling/veroudering te bereiken, wordt het motortoerental begrensd op 1500 t/min zodat er geen motorschade kan ontstaan. Om het ontstaan van motorschade te voorkomen is het raadzaam de onderhoudsbeurt zodra het waarschuwingslampje motorolie begint te knipperen, zo spoedig mogelijk te laten uitvoeren. Raadpleeg het overzicht van de onderhoudsbeurten in het onderhoudsboekje dat u bij de aflevering van de auto is overhandigd. Na enkele seconden schakelt het display weer over naar de normale weergave. DIMMER DASHBOARDVERLICHTING De lichtsterkte van de dashboardverlichting kan worden ingesteld als de parkeerverlichting is ingeschakeld. Stel de lichtsterkte van de dashboardverlichting en van het bedieningspaneel van de autoradio in met deze toetsen. Toegang tot de auto Druk deze knop twee keer in om de supervergrendeling in te schakelen. De supervergrendeling blokkeert het van binnenuit en van buitenaf openen van de portieren. Laat geen personenen in de auto achter als de supervergrendeling is ingeschakeld. Het inschakelen van de supervergrendeling wordt bevestigd door het één keer knipperen van de richtingaanwijzers. De supervergrendeling wordt uitgeschakeld: - door de portieren te openen, Ontgrendelen van de auto Druk op deze knop om uitsluitend de voorportieren (Bestelwagen) of alle deuren (Combi) te ontgrendelen. Het ontgrendelen wordt bevestigd door het twee keer knipperen van de richtingaanwijzers. Centrale vergrendeling Druk kort op deze knop om alle deuren van uw auto te vergrendelen. Het vergrendelen wordt bevestigd door het één keer knipperen van de richtingaanwijzers. Als een van de portieren of deuren is geopend of niet goed is gesloten, werkt de centrale vergrendeling niet. Dit wordt bevestigd door het drie keer knipperen van de richtingaanwijzers. Uitklappen/inklappen van de sleutel Druk op deze knop om de sleutel uit te klappen. Druk om de sleutel in te klappen op de knop en duw de sleutel in de houder. Wanneer u bij het inklappen niet op de knop drukt, kan het mechanisme beschadigd raken. Ontgrendelen van de achterdeuren of de achterklep Druk op deze knop om de laadruimte (Bestelwagen) of uitsluitend de achterdeuren of de achterklep (Combi) te ontgrendelen. VOORDAT u GAAT RIJDEN AFSTANDSBEDIENING - als het contact in de stand MAR wordt gezet. 31 Supervergrendeling 1 Toegang tot de auto Ruiten openen met de afstandsbediening Als u deze knop meer dan drie seconden ingedrukt houdt, worden de ruiten geopend. Houd de knop ingedrukt tot de ruiten de gewenste positie hebben bereikt. De ruitbeweging stopt als u de knop loslaat. De ruiten kunnen ook geopend worden door de sleutel in een van de voorportiersloten linksom of rechtsom te draaien. Zorg er altijd voor dat er geen obstakels zijn die het sluiten van de ruiten kunnen verhinderen. De antiklemvoorziening werkt tijdens deze handelingen niet. Als u de ruiten bij het verlaten van de auto op een kier wilt laten staan, moet u de interieurbeveiliging van de alarminstallatie uitschakelen. 32 Ruiten sluiten met de afstandsbediening Als u deze knop meer dan drie seconden ingedrukt houdt, worden de ruiten gesloten. Houd de knop ingedrukt tot de ruiten de gewenste positie hebben bereikt. De ruitbeweging stopt als u de knop loslaat. De ruiten kunnen ook gesloten worden door de sleutel in een van de voorportiersloten linksom of rechtsom te draaien. Toegang tot de auto SLEUTEL Met de sleutel kunt u de sloten van de auto vergrendelen en ontgrendelen, de tankdop openen en sluiten en de motor starten en afzetten. BATTERIJ AFSTANDSBEDIENING Referentie: CR 2032/3 V. - wip met de schroevendraaier de batterijhouder 2 los, verwijder de batterij 3 en plaats de nieuwe batterij op de juiste manier, plaats de batterijhouder 2 in de sleutel en draai de schroef 1 vast. Batterij van afstandsbediening vervangen druk op de knop om de sleutel uit te klappen, draai de schroef 1 van het gesloten hangslot in de richting van het geopende hangslot met een kleine schroevendraaier, - Wanneer niet de voorgeschreven batterij gebruikt wordt, kan de afstandsbediening beschadigd raken. Gebruik uitsluitend dezelfde batterijen of batterijen met gelijkwaardige eigenschappen, zoals voorgeschreven door het CITROËN-netwerk. Lever gebruikte batterijen in bij een speciaal inzamelpunt. VOORDAT u GAAT RIJDEN 33 1 Toegang tot de auto 34 ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING Alle sleutels zijn voorzien van een chip voor de elektronische startblokkering. Dit systeem blokkeert het brandstofsysteem van de motor en wordt automatisch ingeschakeld zodra de sleutel uit het contact wordt verwijderd. Bij het aanzetten van het contact moet de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering. Gebruiksvoorschrift Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering. Speel niet met de knop van de afstandsbediening, om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden. Als zich in de buurt van de afstandsbediening andere apparaten bevinden die in hetzelfde frequentiegebied werken (mobiele telefoons, alarmsystemen van gebouwen), kan de werking van de afstandsbediening tijdelijk verstoord worden.
Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN NEMO 2011 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748395
Let er bij het aanschaffen van een tweedehands auto op dat: - u in het bezit bent van een codekaart, uw sleutels door het CITROËN netwerk in het elektronische geheugen worden opgeslagen, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart. De codekaart wordt u bij aflevering van de auto samen met de twee sleutels overhandigd. Op deze kaart staat de identificatiecode die het -netwerk nodig heeft bij werkzaamheden aan de elektronische startblokkering. De code is afgedekt, verwijder de film alleen als dit strikt noodzakelijk is. Bewaar de codekaart op een veilige plaats buiten de auto. Neem de codekaart mee wanneer u een verre reis maakt en bewaar de kaart bij uw persoonlijke documenten. Als de sleutel wordt herkend, gaat dit verklikkerlampje uit en kan de motor worden gestart. Als de sleutel niet wordt herkend, kan de motor niet worden gestart. Start de auto met een andere sleutel en laat de defecte sleutel controleren door het CITROËN-netwerk. Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren. Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur. Toegang tot de auto Het alarm bestaat uit: een omtrekbeveiliging met sensoren op de portieren, deuren en motorkap en op de elektrische voeding, een interieurbeveiliging, een beveiliging tegen opkrikken en wegslepen, een beveiliging bij het plaatsen van een sleutel in het contactslot. Wanneer iemand tijdens uw afwezigheid heeft geprobeerd om in te breken in uw auto, wordt u daar bij terugkomst op geattendeerd door het knipperen van het verklikkerlampje van de elektronische startblokkering of een waarschuwingsmelding op het display van het instrumentenpaneel. Als de sirene per ongeluk afgaat, kunt u deze snel uitschakelen door de auto met de afstandsbediening te ontgrendelen. Als u de auto wilt vergrendelen zonder het alarmsysteem in te schakelen, vergrendel de auto dan met de sleutel in het slot (bijvoorbeeld om de auto te wassen). Uitschakelen met de afstandsbediening Druk op deze knop. Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld op het moment dat de auto wordt ontgrendeld. Het systeem bevat een sirene. Inschakelen van het alarm Controleer eerst of alle portieren goed zijn gesloten. Druk op deze schakelaar om het alarm in te schakelen. De beveiliging wordt na enkele seconden ingeschakeld. Als het alarm in de waakfase is, wordt bij een inbraak gedurende ongeveer 30 seconden de sirene geactiveerd, waarbij tevens de richtingaanwijzers gaan knipperen. Het alarm komt vervolgens terug in de waakfase. Het alarm gaat tevens af nadat de elektrische voeding is onderbroken en weer wordt aangesloten. Uitschakelen met de sleutel Ontgrendel de portieren met de sleutel en stap in de auto. Zet het contact in de stand MAR; de identificatie van de sleutelcode zorgt ervoor dat de sirene stopt. Uitschakelen van de interieurbeveiliging en de beveiliging tegen opkrikken en wegslepen Druk om de interieurbeveiliging en de beveiliging tegen opkrikken en wegslepen uit te schakelen op de knop op de plafonnier van de auto. Dit dient u, zolang u wilt dat deze beveiligingen zijn uitgeschakeld, telkens nadat u het contact hebt uitgezet te herhalen. VOORDAT u GAAT RIJDEN 35 ALARM Signalering van inbraakpogingen Gebruiksvoorschrift 1 Toegang tot de auto Houd als de auto op een helling staat de schuifdeur vast bij het open- en dichtschuiven. Anders kan de schuifdeur sneller open- of dichtgaan dan de bedoeling is en letsel veroorzaken. Ga om veiligheidsredenen en om storingen te voorkomen niet rijden als de schuifdeur is geopend. 36 OPENEN VAN BUITENAF Bestuurdersportier Ontgrendel het portier van buitenaf met de afstandsbediening. Trek de portiergreep naar u toe. Steek als de afstandsbediening niet werkt het metalen gedeelte van de sleutel in het slot van het bestuurdersportier. Schuifdeur Trek de handgreep naar u toe en vervolgens naar achteren. Open de schuifdeur volledig voorbij het zware punt (Bestelwagen) of tot deze in geopende stand wordt geblokkeerd door het deurmechanisme (Combi). Als de brandstofvulklep is geopend, houdt een veiligheidssysteem de schuifdeur tegen (Combi). Achterklep (Combi) Trek na het ontgrendelen van de auto met de afstandsbediening of de sleutel aan de handgreep in het midden en trek de achterklep open. Toegang tot de auto De asymmetrische achterdeuren (60/40) hebben vier vergrendelingspunten, waarvan één in het midden. Trek de handgreep naar u toe. Open eerst de grote achterdeur. Trek vervolgens aan de hendel van de kleine deur om deze te ontgrendelen en te openen. De twee achterdeuren gaan open tot een hoek van 90°. Het rijden met een geopende kleine achterdeur is toegestaan voor het vervoer van lange voorwerpen. Houd u hierbij aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot het markeren van uitstekende voorwerpen voor achteropkomend verkeer. Druk op de haak terwijl u de deur volledig opent. Bestuurdersportier Trek aan de binnenportiergreep om het portier te ontgrendelen. Automatische vergrendeling ingeschakeld: zodra de snelheid van 20 km/h wordt overschreden, kunt u aan het kenmerkende klikgeluid horen dat de auto automatisch wordt vergrendeld. Deze functie "AUTOCLOSE" kan worden ingeschakeld of uitgeschakeld via het "MENU". Deze functie is bij aflevering van de auto uitgeschakeld. VOORDAT u GAAT RIJDEN Achterdeuren Openen van de achterdeuren tot 180° OPENEN VAN BINNENUIT 1 Toegang tot de auto 38 Schuifdeur (Combi) Trek aan de hendel A en open de schuifdeur volledig tot deze in geopende stand wordt vergrendeld door het deurmechanisme (Combi). Houd als de auto op een helling staat de schuifdeur vast bij het open- en dichtschuiven. Anders kan de schuifdeur sneller open- of dichtgaan dan de bedoeling is en letsel veroorzaken. Ga om veiligheidsredenen en om storingen te voorkomen niet rijden met geopende schuifdeuren. Gebruiksvoorschrift Controleer of de rail op de vloer vrij is van voorwerpen die het openen of sluiten van de schuifdeur kunnen verhinderen. Voorkom dat het verkeer wordt gehinderd. Laadruimte Druk één keer op de knop om de schuifdeur en de achterdeuren (Bestelwagen) vanuit de bestuurdersplaats te ontgrendelen. Achterklep (Combi) Als de accu leeg is of de centrale vergrendeling niet werkt, kan de achterklep mechanisch vanuit de bagageruimte worden ontgrendeld. Open de schuifdeur en klap de achterstoelen volledig weg. Druk in de bagageruimte op de hendel om de achterklep te ontgrendelen. Achterdeuren Schuif de hendel B naar rechts om de deuren te openen. Toegang tot de auto SLUITEN VAN BINNENUIT Centrale vergrendeling Duw de binnenhandgreep omlaag om de complete auto of het desbetreffende portier te vergrendelen. Als echter één van de portieren of deuren is geopend of niet goed is gesloten, werkt de centrale vergrendeling niet. Neem altijd de sleutel mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.
Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN NEMO 2011 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748395
Sluiten vanuit de 180° geopende stand De deurvanger komt bij het sluiten van de achterdeuren automatisch in de oorspronkelijke positie, wanneer eerst de kleine deur wordt gesloten. Laadruimte Druk op de knop om de schuifdeuren en achterdeuren (Fourgonnette) vanuit de cockpit te vergrendelen. Antiovervalsysteem Na het wegrijden worden de portieren van de cockpit en de deuren van de laadruimte automatisch vergrendeld zodra sneller wordt gereden dan 20 km/h. Deze functie "AUTOCLOSE" wordt in- of uitgeschakeld via het "MENU". Zolang er gedurende de rit geen portier wordt geopend, blijven de portieren vergrendeld. Deze functie is bij de aflevering van de auto uitgeschakeld. VOORDAT u GAAT RIJDEN 39 1 Toegang tot de auto 40 Schuifdeur (Combi) Druk op de knop om de deur te deblokkeren en trek de handgreep naar u toe om de deur weer te sluiten. Kindersloten Beide achterportieren zijn voorzien van een kinderslot om het openen van binnenuit te verhinderen. Draai de knop van beide achterportieren een kwart omwenteling met de contactsleutel. SLUITEN VAN BUITENAF Schuifdeur Trek de handgreep naar buiten en vervolgens naar voren om de deur voorbij het zware punt te schuiven (bestelwagen) of uit de blokkeerstand te halen (Combi). Schuif de deur helemaal dicht. Achterdeuren Sluit eerst de kleine deur, deze wordt bij het sluiten automatisch vergrendeld. Sluit de grote deur met de handgreep. Achterklep (Combi) Trek de achterklep omlaag met behulp van de handgreep aan de binnenzijde. Stuurkolomschakelaars Draai de ring in de juiste stand. Deze functie is bedoeld om een verandering van rijbaan aan te geven tijdens het rijden op de snelweg. Wanneer u de lichtschakelaar kort omhoog of omlaag duwt zonder het zware punt te passeren, knipperen de richtingaanwijzers driemaal. Schakelen tussen dim- en grootlicht Trek de lichtschakelaar naar u toe. Parkeerlichten De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door het inschakelen van de parkeerlichten aan de kant van het verkeer. Contact in de stand STOP of contactsleutel verwijderd uit het slot: draai de ring in de stand "Alle verlichting uit" en vervolgens in de stand "Parkeerlichten aan", beweeg de lichtschakelaar omhoog of omlaag om de parkeerlichten aan de kant van het verkeer in te schakelen (voorbeeld: rechts van de weg parkeren; lichtschakelaar omlaag duwen; parkeerlichten links gaan branden). Het inschakelen wordt bevestigd door het branden van het controlelampje van de parkeerlichten. Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de lichtschakelaar in de middelste stand en zet de ring in de stand "Alle verlichting uit". Draai de ring met het witte merkteken in de gewenste stand, met het contact AAN. Lichtsignaal Trek de lichtschakelaar iets naar u toe, ongeacht de stand van de ring. Alle verlichting uit Richtingaanwijzers Parkeerverlichting aan Dit wordt aangegeven door middel van een controlelampje op het instrumentenpaneel. Links: omlaag. Het pijlvormige groene lampje op het instrumentenpaneel knippert. Rechts: omhoog. Het pijlvormige groene lampje op het instrumentenpaneel knippert. VOORDAT u GAAT RIJDEN LICHTSCHAKELAAR 41 Dimlicht/grootlicht aan Functie "snelweg" 1 Stuurkolomschakelaars 42 "Follow me home"-verlichting Doordat het dimlicht tijdelijk blijft branden na het afzetten van het contact, blijft de omgeving vóór de auto verlicht en wordt het uitstappen bij weinig licht vergemakkelijkt. Koplampen verstellen Pas de stand van de koplampen aan de belading van de auto aan. De koplampen kunnen uitsluitend worden versteld als het grootlicht of dimlicht is ingeschakeld. Mistlampen De bediening bevindt zich op het paneel op het dashboard. Mistlampen voor en achter De mistlampen vóór werken in combinatie met de parkeerverlichting en het dimlicht. De mistachterlichten werken in combinatie met het dimlicht. Druk op een van deze schakelaars om de gewenste verlichting in te schakelen. De mistlampen mogen uitsluitend worden gebruikt bij dichte mist of zware sneeuwval. Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, is het mistachterlicht verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. Vergeet niet de mistlampen uit te schakelen zodra ze niet meer nodig zijn. Inschakelen Verwijder de contactsleutel of zet deze in de positie STOP en trek binnen 2 minuten na het afzetten van de motor de lichtschakelaar naar u toe. Telkens als u aan de lichtschakelaar trekt, wordt de ingeschakelde verlichtingsduur met 30 seconden verlengd, tot een maximum van 210 seconden. Als deze ingeschakelde verlichtingsduur is verstreken, dooft de verlichting automatisch. Als de hendel de eerste keer wordt bediend, gaat het verklikkerlampje branden en verschijnt er een melding op het display. Dit controlelampje blijft branden totdat de functie automatisch wordt uitgeschakeld. Uitschakelen Trek de lichtschakelaar naar u toe en houd deze minimaal 2 seconden vast. Druk herhaaldelijk op deze schakelaars op het dashboard om de koplampen te verstellen. Een verklikkerlampje op het display geeft de geselecteerde stand aan (0, 1, 2, 3). Stuurkolomschakelaars RUITENWISSERSCHAKELAAR Ruitenwissers vóór De ruitenwissers werken uitsluitend als het contact in de stand MAR staat. De schakelaar heeft vier standen. Het is mogelijk 3 snelheden te kiezen door aan de ring te draaien. Interval. Constant wissen met lage snelheid. Constant wissen met hoge snelheid. Eén keer wissen: schakelaar kort omhoog bewegen. Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt dat zolang de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld in de stand hoge snelheid, de STOP-stand niet beschikbaar is. Ruitensproeiers vóór Beweeg de hendel omlaag: alleen de ruitensproeiers vóór treden in werking. Houd de hendel omlaag: de ruitensproeiers vóór treden in werking, waarna enige tijd de ruitenwissers worden ingeschakeld. Raadpleeg voor het bijvullen van het reservoir in de rubriek 7 het gedeelte "Niveaus". Ruitenwisser achter Ruitensproeier achter De ruitensproeier achter is naast het derde remlicht ingebouwd. Beweeg de hendel omhoog: alleen de ruitensproeier treedt in werking. Houd de hendel vast: de ruitensproeier treedt in werking, waarna gedurende enige tijd de ruitenwisser worden ingeschakeld. Gebruiksvoorschrift Controleer bij vorst vóór het inschakelen van de ruitenwissers of de ruitenwissers vrij kunnen bewegen. Raadpleeg voor het vervangen van wisserbladen in de rubriek 7 het gedeelte "Wisserbladen vervangen". VOORDAT u GAAT RIJDEN De ruitenwisser is op de ruit van de grote achterdeur geplaatst. Draai aan de ring. 43 1 Stuurkolomschakelaars Als de functie wordt ingeschakeld, wordt het pictogram "Snelheidsregelaar" op het instrumentenpaneel weergegeven: Tijdelijk overschrijden van de ingestelde snelheid Het is mogelijk gas te geven en tijdelijk met een hogere snelheid dan de ingestelde snelheid te rijden (bijvoorbeeld om een inhaalmanoeuvre uit te voeren).
Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN NEMO 2011 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748395
Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de ingestelde snelheid weer aangenomen. 44 Selecteren van de functie Zet de ring in de stand ON. De snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet geactiveerd en er is nog geen snelheid ingesteld. Uitschakelen Druk op de toets op het uiteinde van de hendel. Voor het instellen van de gewenste wagensnelheid. Met dit systeem kan de bestuurder bij normaal doorstromend verkeer met een constante zelf ingestelde snelheid rijden zonder dat het gaspedaal ingetrapt hoeft te worden. Deze voorziening werkt alleen bij snelheden boven 30 km/h en met minimaal de tweede versnelling ingeschakeld. of - Trap op het rem- of koppelingspedaal. De snelheidsregelaar wordt ook uitgeschakeld als het ABS of het ESP ingrijpt. Eerste keer activeren / Instellen van een snelheid Breng uw auto met het gaspedaal op de gewenste snelheid. Opnieuw activeren Druk nogmaals op de toets op het uiteinde van de hendel. Beweeg de hendel gedurende minimaal één seconde omhoog (+) en laat vervolgens de hendel los. of - Trap het gaspedaal in tot een snelheid is bereikt die dicht bij de ingestelde snelheid ligt. Schakel de versnelling in die was ingeschakeld toen de snelheid werd ingesteld. De auto neemt de laatst ingestelde snelheid weer aan. De snelheid is nu in het geheugen opgeslagen. U kunt het gaspedaal loslaten, deze snelheid wordt door de auto gehandhaafd. Stuurkolomschakelaars De ingestelde snelheid kunt u op twee manieren verhogen: Zonder het gaspedaal: - beweeg de hendel omhoog (+). Beweeg de hendel kort omhoog om de snelheid met 1 km/h te verhogen. Houd de hendel omhoog om de snelheid traploos te verhogen. Met het gaspedaal: - trap het gaspedaal in tot de gewenste snelheid is bereikt, - beweeg de hendel gedurende minimaal één seconde omhoog (+) en laat deze vervolgens los. Verlagen van de ingestelde snelheid: - beweeg de hendel omlaag (-); de nieuwe snelheid wordt automatisch in het geheugen opgeslagen. Beweeg de hendel kort omlaag om de snelheid met 1 km/h te verlagen. Houd de hendel omlaag om de snelheid traploos te verlagen. Als bij stilstaande auto het contact wordt afgezet, wordt de ingestelde snelheid uit het geheugen gewist. Storing Als het systeem niet goed werkt, draai dan de ring in de stand OFF en neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats. Gebruiksvoorschrift Let bij het wijzigen van de ingestelde snelheid door het ingedrukt houden van de toets goed op omdat de snelheid zeer snel kan worden verhoogd of verlaagd. Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer. Zet de versnellingspook nooit in de neutraalstand als het systeem in werking is. Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. Houd uw voeten bij de pedalen. Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt gehinderd: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en vast aan de bevestigingen op de vloer, leg nooit meerdere matten boven op elkaar. VASTE SNELHEIDSBEGRENZER Met deze functie kan de maximumsnelheid van de auto permanent worden begrensd (volgens uitvoering en uitsluitend bij de uitvoeringen met de motor 1.3 HDi 75 pk). De maximumsnelheid kan op vier vooraf ingestelde snelheden worden ingesteld: 90, 100, 110 of 130 km/h. Een sticker in de auto geeft aan of deze functie aanwezig is en welke snelheid is ingesteld. Deze functie kan niet door de bestuurder worden uitgeschakeld of ingesteld. Uitschakelen van de functie Draai de ring in de stand OFF of zet het contact af om het systeem volledig uit te schakelen. VOORDAT u GAAT RIJDEN 45 Ingestelde snelheid wijzigen Ingestelde snelheid annuleren 1 Spiegels en ruiten Draai de knop naar links of rechts om de te verstellen buitenspiegel te selecteren en beweeg de knop in de gewenste richting om de spiegel te verstellen. Druk op de toets van de achterruitverwarming om de buitenspiegels te ontdooien. 46 SPIEGELS EN RUITEN Binnenspiegel Met de hendel aan de onderzijde kan de spiegel in 2 standen worden gezet. In de dagstand staat de hendel naar voren. Trek de hendel naar u toe om de spiegel in de nachtstand (antiverblinding) te zetten. Buitenspiegels Het glas van de buitenspiegels is sferisch om het gezichtsveld naast de auto te vergroten. De weergegeven objecten in de spiegels aan bestuurders- en passagierszijde lijken verder af dan ze in werkelijkheid zijn. Hiermee moet rekening worden gehouden om de afstand ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in te schatten. Handbediening De hendels voor het handmatig verstellen van de buitenspiegels bevinden zich in het interieur ter hoogte van de voet van elke buitenspiegel. Beweeg de hendel in de gewenste richting om de spiegel te verstellen. Elektrisch bedienbare buitenspiegels De schakelaar van de elektrisch bedienbare buitenspiegels bevindt zich links in het interieur ter hoogte van de buitenspiegel. Spiegels en ruiten Houd de schakelaar lang ingedrukt om de ruit volledig te openen of te sluiten. De ruit stopt als opnieuw op de schakelaar wordt gedrukt. Activeer de beweging van de ruit door kort op de schakelaar te drukken. Handbediening RUITBEDIENING Elektrische bediening Het systeem van de elektrisch bedienbare ruiten is voorzien van een antiklemvoorziening en een eentrapsbediening voor het openen en sluiten. Met de schakelaars op het bestuurdersportier kan de bestuurder beide voorportierruiten bedienen. Met de schakelaar op het passagiersportier kan alleen de ruit aan passagierszijde worden bediend. Draai aan de ruitslinger op het portierpaneel. ZIJRUITEN ACHTER (COMBI) Kantel de hendel en druk deze helemaal naar buiten om de geopende ruit vast te zetten. Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte periode, altijd de sleutel uit het contact. Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend. Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar. Wanneer de bestuurder de ruit aan de passagierszijde bedient, moet hij ervan verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten van de ruit verhindert. De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagier op de juiste manier gebruik maakt van de elektrische ruitbediening. Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruit niet kunnen bezeren. VOORDAT u GAAT RIJDEN Gebruiksvoorschrift 47 Eentrapsbediening 1 Versnellingsbak en stuurwiel 48 STUURWIEL VERSTELLEN HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Achteruit Gebruiksvoorschrift Trap om soepel te kunnen schakelen het koppelingspedaal altijd volledig in. Om te voorkomen dat de werking van het pedaal wordt gehinderd: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt, gebruik nooit meer dan één mat per plaats. Zorg dat de auto stilstaat en ontgrendel het stuurwiel door de hendel omlaag te duwen.
Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN NEMO 2011 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748395
Zet het stuurwiel in de gewenste stand (diepte en hoogte) en vergrendel het weer door de hendel volledig omhoog te trekken. Schakel de achteruit pas in als de auto volledig stilstaat. Zet de pook met beleid in de achteruitversnelling om bijgeluiden te beperken. De parkeerhulp (volgens uitvoering) wordt bij het inschakelen van de achteruitversnelling automatisch ingeschakeld; hierbij klinkt een geluidssignaal. Raadpleeg in rubriek 3 het gedeelte "Parkeerhulp achter". Laat tijdens het rijden niet uw hand op de versnellingspook rusten. Zelfs een lichte belasting op de pook kan na verloop van tijd slijtage aan de onderdelen in de versnellingsbak veroorzaken. Versnellingsbak en stuurwiel Dit systeem adviseert de bestuurder te schakelen om het brandstofverbruik te reduceren (auto's met handgeschakelde versnellingsbak). Werking Het systeem geeft uitsluitend adviezen als u rustig rijdt. Het is niet verplicht om de aanbevolen versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen. De keuze van de optimale versnelling hangt namelijk altijd af van de situatie op de weg, de verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan niet opvolgen van een schakeladvies van het systeem. De functie kan niet worden uitgeschakeld. - U trapt het gaspedaal redelijk ver in. In rijsituaties waarin veel van de motor wordt gevraagd (diep intrappen van het gaspedaal, bijvoorbeeld tijdens een inhaalmanoeuvre...) zal het systeem geen schakeladvies geven. - Het systeem kan u in dit geval adviseren een hogere versnelling in te schakelen. * Afhankelijk van de motoruitvoering. VOORDAT u GAAT RIJDEN 49 SCHAKELINDICATOR* Voorbeeld: - U rijdt in de derde versnelling. De informatie wordt weergegeven op het display van het instrumentenpaneel in de vorm van het controlelampje SHIFT in combinatie met een pijl omhoog bij een advies om op te schakelen of een pijl omlaag bij een advies om terug te schakelen. 1 Versnellingsbak en stuurwiel 50 A: automatische stand. Houd de selectiehendel naar links om deze stand te selecteren. E: programma voor zuinig rijden. Druk op deze knop om dit programma in of uit te schakelen. GESTUURDE HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Bij de gestuurde handgeschakelde versnellingsbak met vijf versnellingen kunt u kiezen tussen automatische bediening en handmatig schakelen. Deze versnellingsbak heeft twee gebruiksmogelijkheden: - een automatische stand om automatisch, dus zonder tussenkomst van de bestuurder, te schakelen. een handmatige stand om met de selectiehendel zelf te schakelen. Bedienen van de selectiehendel Elke stand van de selectiehendel wordt geselecteerd vanuit de middelste stand. N: neutraalstand. Trap het rempedaal in en selecteer deze stand om te kunnen starten. Beweeg de selectiehendel daarvoor naar rechts en vervolgens omhoog. R: achteruitversnelling. Houd bij stilstaande auto het rempedaal ingetrapt en beweeg de selectiehendel naar rechts en vervolgens omlaag. M + / - : schakelen in de handmatige stand. Houd de selectiehendel naar links om deze stand te selecteren en beweeg de selectiehendel vervolgens: - naar de + om op te schakelen, naar de - om terug te schakelen. Weergave op het instrumentenpaneel N. Neutral (neutraalstand). R. Reverse (achteruit). 1 2 3 4 5. Ingeschakelde versnelling. AUTO. Gaat branden als de automatische stand wordt geselecteerd; gaat uit als de handmatige stand wordt geselecteerd. E. Gaat branden als het programma voor zuinig rijden wordt ingeschakeld; gaat uit als het programma wordt uitgeschakeld. De versnellingsbak kan worden bediend met: 1. een selectiehendel 1 op de middenconsole, waarmee u de rijstand, de achteruitversnelling en de neutraalstand kunt selecteren en zelf kunt schakelen in de handmatige stand, 2. een knop 2 om het programma voor zuinig rijden in of uit te schakelen. Versnellingsbak en stuurwiel De bij het afzetten van het contact ingeschakelde stand (AUTO of handmatig) blijft in het geheugen opgeslagen tot de motor weer gestart wordt. Bij weinig grip is wegrijden in de 2e versnelling ook mogelijk (selectiehendel twee keer richting "+" bewegen). Trap het gaspedaal snel en diep in om snel weg te rijden. Na het starten van de auto kunt u de automatische stand inschakelen door de stand A/M te selecteren. Op het display van het instrumentenpaneel verschijnen de aanduidingen "AUTO" en de ingeschakelde versnelling. De versnellingsbak functioneert nu in de auto-actieve stand, zonder tussenkomst van de bestuurder. De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling aan de hand van de volgende parameters: - wagensnelheid, motortoerental, mate waarin het gaspedaal is ingetrapt. Starten van de auto Trap altijd het rempedaal in. Start de motor; de versnellingsbak wordt automatisch in de neutraalstand gezet. De selectiehendel blijft in de stand staan die was geselecteerd voordat het contact werd afgezet. Op het display van het instrumentenpaneel verschijnt een "N" en er klinkt een geluidssignaal wanneer u het rempedaal loslaat om u erop te attenderen dat een andere versnelling is ingeschakeld dan is geselecteerd met de selectiehendel. Selecteer de eerste versnelling (selectiehendel naar de + bewegen) of de achteruitversnelling (stand R). Op het display van het instrumentenpaneel verschijnt "1" of "R". Zet de handrem vrij. Laat het rempedaal los en geef gas. Stilstaan - Wegrijden op een helling Deze versnellingsbak is een gestuurde handgeschakelde versnellingsbak zonder koppelingspedaal. Gebruik om de auto op een helling te laten staan niet het gaspedaal, maar de handrem. Wanneer u zich niet aan dit voorschrift houdt, loopt u het risico dat de koppeling oververhit raakt en schade aan de versnellingsbak ontstaat. Geef bij het wegrijden geleidelijk gas terwijl u de handrem loszet. Voor een maximaal comfort en een optimale versnelling is het raadzaam om het bruusk intrappen en loslaten van het gaspedaal te vermijden. Wanneer u het gaspedaal volledig intrapt, schakelt de versnellingsbak een lagere versnelling in voor een snellere acceleratie. VOORDAT u GAAT RIJDEN 51 Automatische stand 1 Versnellingsbak en stuurwiel Tijdelijk een andere versnelling kiezen in de automatische stand U kunt ook zelf een andere versnelling kiezen met behulp van de selectiehendel. Hierdoor wordt de automatische stand niet uitgeschakeld, maar u kunt wel tijdelijk gebruikmaken van de functies van de handgeschakelde stand (bijvoorbeeld om een auto in te halen). De aanduiding "AUTO" blijft op het display van het instrumentenpaneel staan. 52 Handmatige stand Na het gebruik van de automatische stand kunt u terugkeren naar de handmatige stand door de stand A/M nogmaals te selecteren. Op het display van het instrumentenpaneel verdwijnt de aanduiding "AUTO" en verschijnt de ingeschakelde versnelling. Het is niet nodig om uw voet van het gaspedaal te nemen om te kunnen schakelen. Het schakelen naar een andere versnelling is alleen mogelijk als de snelheid van de auto en het motortoerental dit toestaan.
Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN NEMO 2011 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748395
Powered by TCPDF (www.tcpdf.org)