Instantie Kamer van Volksvertegenwoordigers
Onderwerp Vraag nr. 118 van mevrouw Ingrid Claes aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. Schuldsaldoverzekering. Belasting fictieve rente. Werkelijke verkrijger
Datum 29 april 2008
Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M&D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. © M&D Seminars - 2008
M&D CONSULT BVBA Eikelstraat 38 - 9840 DE PINTE Tel. 09/224.31.46 - Fax 09/225.32.17
[email protected] - www.mdseminars.be
QRVA 52 030 11 - 8 - 2008
7691
biljet, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst (artikel 53bis, Gerechtelijk Wetboek).
sauf preuve contraire par le destinataire (article 53bis, du Code judiciaire).
Het spreekt vanzelf dat indien de wettekst dit uitdrukkelijk zou vermelden, dat een bijkomende garantie voor de belastingplichtige zou bieden.
Il va de soi que si le texte légal le prévoyait expressément, une garantie supplémentaire serait accordée au contribuable.
3. Vragen om inlichtingen, berichten van wijziging of kennisgevingen van aanslag van ambtswege kaderen niet binnen de beroepsprocedure tegen een aanslag. Daarenboven zijn de termijnen om te antwoorden op deze berichten geen vervaltermijnen en kunnen zij op vraag van de betrokken belastingplichtige worden verlengd. Voor de berekening van de antwoordtermijnen op die berichten wordt dus geen gebruik gemaakt van de termijnbepaling van artikel 53bis, van het Gerechtelijk Wetboek.
3. Les demandes de renseignements, les avis de rectification ou les notifications d’imposition d’office ne s’inscrivent pas dans le cadre de la procédure de recours contre une imposition. En outre, les délais de réponse à ces avis ne sont pas des délais de déchéance et ils peuvent être prolongés à la demande des contribuables concernés. Pour le calcul des délais de réponse à ces avis, il n’est donc pas fait application des prescrits de l’article 53bis, du Code judiciaire en la matière.
DO 2007200803319
DO 2007200803319
Vraag nr. 118 van mevrouw Ingrid Claes van 29 april 2008 (N.) aan de vice-eersteminister en minister van Financie¨n en Institutionele Hervormingen :
Question no 118 de Mme Ingrid Claes du 29 avril 2008 (N.) au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles :
Schuldsaldoverzekering. — Belasting fictieve rente. — Werkelijke verkrijger.
Assurance solde restant duˆ. — Taxation de la rente fictive. — Bénéficiaire réel.
In de circulaire van 14 februari 2007 [nr. Ci.R.H. 241/580 919 (AFER 6/2007)], sluit de administratie zich aan bij de jurisprudentie zodat het gedeelte van de kapitalen dat wordt vereffend ter uitvoering van individuele levensverzekeringscontracten of pensioenspaarverzekeringscontracten waarvan de premies bij de verzekeringsnemer tot enigerlei belastingaftrek of belastingvermindering aanleiding hebben gegeven en dat dient voor het wedersamenstellen of het waarborgen van een hypothecaire lening die voor een woning werd aangegaan, niet langer belastbaar is bij de in het contract vermelde begunstigde die naar aanleiding van die vereffening geen enkel rechtstreeks of onrechtstreeks voordeel heeft verkregen.
Dans la circulaire du 14 février 2007 [no Ci.R.H. 241/580 919 (AOIF 6/2007)], l’administration se rallie à la jurisprudence, estimant que la partie des capitaux liquidés en exécution de contrats d’assurance-vie individuelle ou de contrats d’assurance d’épargne-pension qui sert à la reconstitution d’un emprunt hypothécaire contracté pour une habitation et dont les primes ont donné lieu, dans le chef du preneur d’assurance, à une quelconque déduction fiscale ou réduction d’impoˆt, n’est plus imposable dans le chef du bénéficiaire mentionné dans le contrat lorsque celui-ci n’a obtenu directement ou indirectement aucun avantage à la suite de cette liquidation.
Vanaf aanslagjaar 2006 lijkt mij de administratie nog steeds op basis van de (gewijzigde) begunstigingclausule wat de aftrek van de premie betreft (artikel 145, 4, 2o, b), en 145 9, eerste lid, 2o, b), WIB 1992), af te leiden dat als belastingschuldige van de fictieve rente dient te worden aangemerkt diegenen die ingevolge het overlijden van de verzekerde de volle eigendom of het vruchtgebruik van die woning verwerven.
` partir de l’exercice fiscal 2006, il semblerait que A l’administration, sur la base de la clause bénéficiaire (modifiée) relative à la déduction de la prime (article 145, 4, 2o, b), et 145, 9, alinéa 1er, 2o, b), CIR 1992), considère toujours comme redevables de la rente fictive les personnes qui, à la suite du décès de l’assuré, acquièrent la pleine propriété ou l’usufruit de cette habitation.
In de administratieve beslissing van 16 maart 1999, nr. EE/97086 neemt de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen (AKRED) het standpunt in dat door de inpandgeving van de verzekeringspolis het recht van de begunstigde werd aangetast en hij geen recht van verhaal heeft ten opzichte van de
Dans la décision administratieve du 16 mars 1999, no EE/97086, l’administration du Cadastre, de l’Enregistrement et des Domaines (ACED) estime que, à la suite de la mise en gage de la police d’assurance, il est porté atteinte au droit du bénéficiaire, celui-ci ne disposant dès lors pas d’un droit de répétition à l’égard
KAMER • 2e ZITTING VAN DE 52e ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE • 2e SESSION DE LA 52e LE´GISLATURE
QRVA 52 030 11 - 8 - 2008
7692
nalatenschap van de verzekeringsnemer. Als dusdanig wordt de begunstigde in de successierechten ten belope van het saldo belast en wordt de schuld niet opgenomen in het passief van de nalatenschap. 1. Dient er in rechte een onderscheid gemaakt te worden tussen de verwerving « ingevolge » dan wel « door » het overlijden, van een woning ? 2. Bent u van mening dat de personen die het voordeel genieten dat na het overlijden van de verzekeringsnemer/verzekerde geen schuld meer moet worden afgelost steeds dezelfde personen zijn die burgerrechtelijk ingevolge het overlijden van de verzekerde de volle eigendom of het vruchtgebruik van die woning verwerven, of zijn dit niet steeds dezelfde personen ? 3. Bent u van mening dat als het steeds dezelfde personen zijn, de aandelen van de genieters van het « voordeel » ingevolge de schuldsaldoverzekering altijd gelijk zijn aan de aandelen die zij burgerrechtelijk verwerven in volle of blote eigendom of in vruchtgebruik van de woning ? 4. Maakt het een verschil dat de levensverzekering in pand wordt gegeven of overgedragen ten titel van zekerheid ? 5. Bent u van mening dat voorgaande vier vragen op dezelfde wijze dienen beantwoord te worden inzake successierechten als inzake personenbelasting ? 6. Bent u van mening dat als de woning vo´o´r het overlijden werd vervreemd, er geen personen zijn die ingevolge het overlijden van de verzekerde de volle eigendom of het vruchtgebruik van die woning verwerven en dat : a) bijgevolg niemand kan belast worden op de fictieve rente; b) bijgevolg er toch iemand zich verrijkt ? c) Volgens welke wetsbepaling zijn deze laatsten belastingplichtig ? 7. Gelet op de onrechtvaardige taxaties die in het verleden hebben plaatsgevonden in de personenbelasting, wat zou de budgettaire kostprijs zijn om de fictieve rente in de personenbelasting niet langer te belasten in hoofde van de werkelijke verkrijgers, met dien verstande dat de reductie van 11 % op het verzekerde kapitaal inzake successierechten (Adm. Beslissing 31 december 1970 en 8 januari 1988, nr. EE/81609 en EE/E.L.961) eveneens vervalt ? Antwoord van de vice-eersteminister en minister van Financie¨n en Institutionele Hervormingen van 2 september 2008, op de vraag nr. 118 van mevrouw Ingrid Claes van 29 april 2008 (N.) : Het geachte lid gelieve hierna het antwoord op haar vragen te willen vinden.
KAMER • 2e ZITTING VAN DE 52e ZITTINGSPERIODE
2007
de la succession du preneur d’assurance. Le bénéficiaire sera ainsi taxé, sur le plan des droits de succession, à concurrence du solde et la dette ne sera pas reprise au passif de la succession. 1. Convient-il, en droit, d’établir une distinction entre l’acquisition d’une habitation « à la suite du décès » et l’acquisition « du fait du décès » ? 2. Estimez-vous que les personnes bénéficiant de l’avantage d’être dispensées du remboursement de la dette après le décès du preneur d’assurance/assuré sont invariablement les mêmes personnes qui, civilement, acquièrent, à la suite du décès de l’assuré, la pleine propriété ou l’usufruit de l’habitation en question, ou ces personnes ne sont-elles pas toujours les mêmes ? 3. Dans l’hypothèse ou` il s’agit toujours des mêmes persones, estimez-vous que les parts des bénéficiaires de « l’avantage » découlant de l’assurance solde restant duˆ sont toujours identiques aux parts qu’elles acquièrent sur le plan civil en pleine ou en nue-propriété ou en usufruit de l’habitation ? 4. Y a-t-il lieu d’établir une distinction selon que l’assurance-vie fait l’objet d’une mise en gage ou d’un transfert à titre de garantie ? 5. Les réponses apportées aux quatre questions dans le domaine des droits de succession sont-elles également valables pour l’impoˆt des personnes physiques ? 6. Estimez-vous que, dans l’hypothèse ou` l’habitation a fait l’objet d’une aliénation avant le décès, personne n’acquiert la pleine propriété ou l’usufruit de cette habitation à la suite du décès et que : a) personne ne peut dès lors être taxé sur la rente fictive; b) quelqu’un s’est tout de même enrichi ? c) sur la base de quelle disposition légale la personne s’étant enrichie est-elle soumise à l’impoˆt ? 7. Eu égard aux taxations inéquitables opérées précédemment dans le cadre de l’impoˆt des personnes physiques, quel serait le couˆt budgétaire lié à la suppression de la taxation de la rente fictive dans le chef des bénéficiaires réels, dans le cadre de l’impoˆt des personnes physiques, étant entendu que la réduction de 11 % sur le capital assuré en matière de droits de succession (Décisions administratives du 31 décembre 1970 et du 8 janvier 1988, nos EE/81609 et EE/E.L. 961) serait également supprimée. Réponse du vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles du 2 septembre 2008, à la question no 118 de Mme Ingrid Claes du 29 avril 2008 (N.) : L’honorable membre voudra bien trouver ci-après la réponse à ses questions. 2008
CHAMBRE • 2e SESSION DE LA 52e LE´GISLATURE
QRVA 52 030 11 - 8 - 2008
7693
1 tot 4. Wat de successierechten betreft.
1 à 4. Pour la partie qui concerne les droits de succession.
In de commissie voor de Financie¨n en de Begroting heb ik reeds bij de bespreking van het ontwerp van wat later de programmawet van 27 december 2004 is geworden gezegd dat bij het opstellen van de begunstigingsclausule zoals die is bepaald in de artikelen 1454, 1459 en 115 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, de voorkeur werd gegeven aan de woorden « ingevolge het overlijden » omdat die alle mogelijke overgangen van eigendom dekken die worden veroorzaakt door het overlijden van de betrokkene. Na een overlijden kan een goed immers niet alleen door erfenis, maar ook door toepassing van sommige regels van het huwelijksvermogensrecht of van contractuele bedingen tussen samenwonenden (tontine) van eigenaar veranderen (Parl. St., Kamer, Doc. 51, 1437/027, blz. 83).
En Commission des Finances et du Budget, j’ai déjà dit lors de la discussion du projet de ce qui est devenu plus tard la loi-programme du 27 décembre 2004, que lors de la rédaction de la clause bénéficiaire telle qu’elle est déterminée aux articles 1454, 1459 et 115 du Code des impoˆts sur les revenus 1992, la préférence a été accordée aux mots « suite au décès » parce que ceux-ci couvrent tous les transferts de propriété possibles qui sont provoqués par le décès de l’intéressé. En effet, après un décès, un bien peut changer de propriétaire non seulement par héritage, mais aussi par application de certaines règles du droit matrimonial ou de clauses contractuelles entre cohabitants (tontine) (Doc. parl., Chambre, Doc. 51, 1437/027, p. 83).
Wat de successierechten betreft kan een verkrijging van sommen, renten of waarden enkel onder de toepassing van de successierechten (artikel 8 W. Succ.) vallen wanneer het gaat om een verkrijging onder kosteloze titel. In geval van een schuldsaldoverzekering gaat het duidelijk niet om een kosteloze verkrijging zodat de schuldeiser die de som verkrijgt niet kan worden belast bij toepassing van voormeld artikel. De schuld die uitdooft kan evenmin in het passief van de nalatenschap worden aanvaard.
En ce qui concerne les droits de succession, une acquisition de sommes, rentes ou valeurs, ne peut tomber sous l’application des droits de succession (article 8 C. Succ.) que lorsqu’il s’agit d’une acquisition à titre gratuit. Dans le cas d’une assurance solde restant dû, il ne s’agit manifestement pas d’une acquisition à titre gratuit de sorte que le créancier qui acquiert la somme ne peut pas être taxé en application de l’article précité. La dette qui s’éteint, ne peut non plus être acceptée au passif de la succession.
Overeenkomstig voormeld principe kan wat de successierechten betreft dan ook geen antwoord worden verstrekt op de door het geachte lid gestelde vragen 1, 2, 3 en 4 wegens de niet toepasbaarheid van successierechten op dergelijke kapitalen die dienen voor het aflossen of het wedersamenstellen van een hypothecaire lening die voor een woning werd aangegaan.
Conformément au principe précité, aucune réponse en ce qui concerne les droits de succession ne peut être donnée aux questions 1, 2, 3 et 4 posées par l’honorable membre en raison de la non-application des droits de succession à de tels capitaux qui servent à amortir ou à reconstituer un prêt hypothécaire qui a été contracté pour une habitation.
2 tot 5. Ik meen dat de vragen 2 tot 4 de burgerrechtelijke gevolgen ingevolge overlijden betreffen en bijgevolg tot de bevoegdheid van mijn collega, de minister van Justitie behoren. (Vraag nr. 350 van 3 september 2008.)
2 à 5. J’estime que les questions 2 à 4 concernent les conséquences en droit civil suite au décès et relèvent dès lors de la compétence de mon collègue, le ministre de la Justice. (Question no 350 du 3 septembre 2008.)
Het is mij derhalve evenmin mogelijk om de vijfde vraag van het geachte lid te beantwoorden die met de vragen 2 tot 4 verband houdt.
Par conséquent, il ne m’est pas non plus possible de répondre à la cinquième question de l’honorable membre qui est liée aux questions 2 à 4.
6. Het geachte lid beoogt waarschijnlijk het geval waarbij de woning waarvoor de hypothecaire lening werd aangegaan reeds vo´o´r het overlijden van de verzekerde is vervreemd en waarbij die lening door middel van een hypotheekoverdracht onverminderd is verder blijven lopen.
6. L’honorable membre vise vraisemblablement le cas où l’habitation pour laquelle l’emprunt hypothécaire a été contracté a déjà été cédée avant le décès de l’assuré et où cet emprunt a continué à courir entièrement au moyen d’un transfert d’hypothèque.
In de huidige stand van de wetgeving is het inderdaad zo dat in een dergelijk geval er geen belastingplichtige is voor het gedeelte van de kapitalen die worden vereffend ter uitvoering van een individueel
Dans l’état actuel de la législation, il s’avère en effet dans un tel cas, il n’y a pas de redevable pour la partie des capitaux qui sont liquidés en exécution d’un contrat d’assurance-vie individuelle dont les primes
KAMER • 2e ZITTING VAN DE 52e ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE • 2e SESSION DE LA 52e LE´GISLATURE
QRVA 52 030 11 - 8 - 2008
7694
levensverzekeringscontract waarvan de premies bij de verzekeringsnemer aanleiding hebben gegeven tot enigerlei belastingvermindering of belastingaftrek en dat dient voor het wedersamenstellen of het waarborgen van een hypothecaire lening die voor een woning werd aangegaan.
ont donné lieu chez le preneur d’assurance à une quelconque réduction ou déduction d’impoˆt et qui sert à la reconstitution ou la garantie d’un emprunt hypothécaire qui a été contracté pour une habitation.
7. De gegevens vermeld in de aangifte in de personenbelasting laten niet toe de gevraagde budgettaire kostprijs te berekenen. Immers, in de codes *216 en *218 van de aangifte dienen eveneens andere dan de door het geachte lid bedoelde omzettingsrenten te worden opgenomen.
7. Les données mentionnées dans la déclaration à l’impoˆt des personnes physiques ne permettent pas de calculer le coût budgétaire demandé. En effet, aux codes *216 et *218 de la déclaration des rentes de conversion autres que celles visées par l’honorable membre doivent également être reprises.
DO 2007200803375
DO 2007200803375
Vraag nr. 134 van de heer Jenne De Potter van 29 april 2008 (N.) aan de vice-eersteminister en minister van Financie¨n en Institutionele Hervormingen :
Question no 134 de M. Jenne De Potter du 29 avril 2008 (N.) au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles :
Aannemersschuldenregeling. — Voorwerp van de hoofdelijke aansprakelijkheid. — Tijdstip vaststelling belastingschulden. — Nog niet gevestigde belastingen.
Régime relatif aux dettes des entrepreneurs. — Objet de la responsabilité solidaire. — Délai de fixation des dettes fiscales. — Impositions non encore établies.
In reactie op het arrest van 9 november 2006 van het Hof van Justitie werden artikelen 400 tot 408, WIB 1992 gewijzigd bij de programmawet van 27 april 2007 waarvan de inwerkingtreding werd uitgesteld tot 1 januari 2009.
En réaction à l’arrêt de la Cour de Justice du 9 novembre 2006, les articles 400 à 408 CIR 1992 ont été modifiés par la loi-programme du 27 avril 2007, dont l’entrée en vigueur a été reportée au 1er janvier 2009.
De belasting wordt verschuldigd door het samentreffen van drie elementen, met name voltrekken van het belastbaar feit, de organieke belastingwet die dit feit omschrijft en de jaarlijkse begrotings- of financiewet. Inzake inkomstenbelasting dient de belastingschuld ook nog te worden geformaliseerd. Ten aanzien van de hoofdelijke aansprakelijheid inzake aannemersschulden wordt expliciet bepaald dat zij van toepassing is voor de betaling in hoofdsom, verhogingen, kosten en intresten, ongeacht de datum van vestiging (artikel 402, § 4, tweede lid, WIB 1992).
L’impoˆt est duˆ par la concomitance de trois éléments, à savoir l’apparition du fait générateur de la taxe, la loi fiscale organique définissant ce fait et la loi budgétaire ou de finances annuelle. En matière d’impoˆt sur les revenus, la dette fiscale doit également encore être formalisée. En ce qui concerne la responsabilité solidaire relative aux dettes d’entrepreneurs, il est explicitement prévu qu’elle s’applique au paiement en principal, aux accroissements et aux frais et intérêts, quelle que soit leur date d’établissement (article 402, § 4, alinéa 2, CIR 1992).
1. Heeft deze bepaling tot gevolg dat de belastingschulden inzake directe en met de inkomstenbelasting gelijkgestelde belastingen van het lopende kalenderjaar evenals die van de vorige kalenderjaren die nog niet werden gevestigd binnen de normale aanslagtermijn (artikel 353 WIB 1992) of de drie- en vijfjarige aanslagtermijn (artikel 354, WIB 1992), de hertaxatietermijn van artikel 355, WIB 1992 of de bijzondere termijnen van artikel 358, WIB 1992 door middel van een (aanvullende) aanslag, geacht worden te bestaan op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst ?
1. Résulte-t-il de cette disposition que sont présumées exister, au moment de la conclusion de la convention, les dettes fiscales en matière d’impoˆts directs et de taxes assimilées à l’impoˆt sur les revenus de l’année civile en cours et des années civiles précédentes, qui n’ont pas encore été établies dans le délai d’imposition normal (article 353, CIR 1992) ou dans le délai d’imposition de trois ou de cinq ans (article 354, CIR 1992), le délai d’établissement d’une nouvelle cotisation prévu à l’article 355, CIR 1992 ou les délais spéciaux visés à l’article 358, CIR 1992 par le biais d’une cotisation (supplémentaire) ?
2. Kan u toelichten hoe de administratie voornoemde schulden zal kunnen vaststellen en aan de
2. Pourriez-vous indiquer comment l’administration pourra établir les créances susmentionnées et
KAMER • 2e ZITTING VAN DE 52e ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE • 2e SESSION DE LA 52e LE´GISLATURE