Instantie Hof van Cassatie
Onderwerp De verplichting van de W.A.M.-verzekeraar om de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van iedere bestuurder te dekken geldt enkel met betrekking tot het in de polis omschreven motorrijtuig, zodat de verzekeraar niet verplicht is de burgerlijke aansprakelijkheid te dekken van andere personen dan de verzekeringnemer, diens echtgenoot en inwonende kinderen, wanneer die andere personen een motorrijtuig besturen dat het in de polis omschreven motorrijtuig tijdelijk vervangt (1). (1) W.A.M. 1989, art. 16, eerste lid, zoals van toepassing voor de wijziging ervan bij W. 22 aug. 2002
Datum 31 januari 2008
Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M&D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. © M&D Seminars - 2008
M&D CONSULT BVBA Eikelstraat 38 - 9840 DE PINTE Tel. 09/224.31.46 - Fax 09/225.32.17
[email protected] - www.mdseminars.be
31 JANUARI 2008
C.06.0186.N/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. C.06.0186.N AXA BELGIUM, naamloze vennootschap, met zetel te 1170 WatermaalBosvoorde, Vorstlaan 25, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Antoine De Bruyn, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1000 Brussel, Dalstraat 67, bus 14, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan, tegen 1. NATIONAAL
VERBOND
DER
SOCIALISTISCHE
MUTUALI-
TEITEN, met zetel te 1000 Brussel, Sint-Jansstraat 32-38, 2. GEMEENSCHAPPELIJK MOTORWAARBORGFONDS, met zetel te 1210 Sint-Joost-ten-Node, Liefdadigheidsstraat 33/B1, verweerders.
31 JANUARI 2008 I.
C.06.0186.N/2
RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest, op 7 september 2005 gewezen door het Hof van Beroep te Antwerpen. Afdelingsvoorzitter Robert Boes heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Christian Vandewal heeft geconcludeerd.
II.
CASSATIEMIDDEL
De eiseres voert in haar verzoekschrift een middel aan. Geschonden wettelijke bepalingen - artikel 1134 van het Burgerlijk Wetboek; - de artikelen 1, 2, 3, het eerste lid van §1, in het bijzonder, en 16 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen (WAM-wet), artikel 16 voor zijn wijziging bij wet van 22 augustus 2002; - artikel 87, §1, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomsten; - de artikelen 1, 2, 3, §1, in het bijzonder, en 11, §1, van de gemeenschappelijke bepalingen bij de Benelux-overeenkomst van 24 mei 1966 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, goedgekeurd bij wet van 19 februari 1968; - subsidiair: artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, en artikel 4 van de modelovereenkomst, waarvan een bijlage is gevoegd bij voormeld koninklijk besluit van 14 december 1992. Aangevochten beslissingen Het bestreden arrest bevestigt het vonnis van de eerste rechter in zoverre de vorderingen ongegrond werden verklaard opzichtens de tweede verweerder en gegrond ten opzichte van de eiseres. Het bestreden arrest veroordeelt de eiseres dienvolgens om aan de eerste verweerder te betalen de provisionele som van 20.949,63 euro, meer de vergoedende interesten vanaf 1 januari 1997, de gemiddelde datum, en de gerechtelijke interesten. De beslissing dat de burgerlijke aansprakelijkheid van het door K. bestuurde vervangvoertuig Datsun regelmatig bij de eiseres was verzekerd waardoor de tweede
31 JANUARI 2008
C.06.0186.N/3
verweerder niet tot tussenkomst is gehouden, werd op de volgende overwegingen geschraagd: “(De eiseres) is van oordeel dat de rechtspraak van het Benelux-Gerechtshof van 30 november 1990, dat werd toegepast in het cassatiearrest van 20 maart 1991, waar de eerste rechter naar verwees in het bestreden vonnis om te stellen dat een beding, waarbij de dekking van de verzekering tot de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van bepaalde categorieën van bestuurders, met uitzondering van iedere andere bestuurder, wordt beperkt, wat te dezen het geval is, niet aan de benadeelden kan worden tegengeworpen, niet van toepassing is op onderhavig geval. Volgens (de eiseres) is er in casu geen sprake van een beperking van de dekking van de verzekering van het omschreven voertuig, doch is er integendeel in de polis van H.D. een uitbreiding voorzien, met name het geval waarin het omschreven voertuig tijdelijk voor om het even welke reden, onbruikbaar is. De waarborg strekt zich dan, aldus (de eiseres), uit tot het vervangingsvoertuig, op voorwaarde dat dit vervangingsvoertuig werd bestuurd door de verzekerde, zijnde H.D. , diens echtgenote en/of diens kinderen, indien deze bij hem inwonen en de wettelijke leeftijd om een motorrijtuig te besturen bereikt hebben. Aangezien vaststaat dat op het ogenblik van de feiten het vervangingsvoertuig bestuurd werd door K. , die zeker niet de echtgenote of een kind was van de verzekerde, en zeker niet bij hem inwoonde, is (de eiseres) van oordeel dat de uitbreiding van de dekking voor het vervangingsvoertuig, zoals bepaald in artikel 4 van de modelpolis, niet van toepassing is en derhalve derden zich hierop niet kunnen beroepen. Deze stelling kan niet gevolgd worden. (De eiseres) moet erkennen dat het vervangingsvoertuig Datsun gelijkgesteld werd met het oorspronkelijk verzekerde voertuig, met als gevolg dat het voertuig Datsun principieel wel verzekerd was bij (de eiseres). Dat de dekking voor het vervangingsvoertuig Datsun dan enkel voorbehouden zou zijn voor de verzekeringnemer, diens echtgenote en kinderen, zoals voorgehouden door (de eiseres), kan niet worden aanvaard, nu een dergelijk beding, waarbij de dekking van de verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van bepaalde categorieën van bestuurders wordt beperkt - wat te dezen duidelijk het geval is - niet aan de benadeelden kan worden tegengeworpen. Het hof (van beroep) treedt dan ook integraal het standpunt van de eerste rechter bij. De door de eerste rechter ingeroepen rechtspraak is te dezen wel degelijk van toepassing. Gelet op dit alles, besloot de eerste rechter terecht dat (de tweede verweerder) niet tot tussenkomst is gehouden, gezien de burgerlijke aansprakelijkheid van het door K. bestuurde voertuig ten opzichte van D.Y. , verzekerde van (de eerste verweerder), regelmatig verzekerd was bij (de eiseres)”.
31 JANUARI 2008
C.06.0186.N/4
Grieven 1. Tot het verkeer op de openbare weg en op terreinen die toegankelijk zijn voor het publiek of slechts voor een zeker aantal personen die het recht hebben om er te komen, worden motorrijtuigen alleen toegelaten indien de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe zij aanleiding kunnen geven, gedekt is door een verzekeringsovereenkomst die aan de bepalingen van deze wet voldoet en waarvan de werking niet is geschorst (artikel 2, §1, van de WAM-wet; artikel 2, §1, van de Gemeenschappelijke Bepalingen bij de Benelux-overeenkomst). De verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen moet waarborgen dat benadeelden schadeloos worden gesteld in geval van burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de eigenaar, van iedere houder en van iedere bestuurder van het verzekerde motorrijtuig, alsmede van degenen die daarin worden vervoerd en van de werkgever van bovengenoemde personen, wanneer dezen van alle aansprakelijkheid zijn ontheven krachtens artikel 18 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, zulks met uitzondering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van hen die zich door diefstal, geweldpleging of heling de macht over het motorrijtuig hebben verschaft (artikel 3, §1, eerste lid, van de WAM-wet; artikel 3, §1, van de gemeenschappelijke bepalingen bij de Benelux-overeenkomst). De verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen verzekert bijgevolg de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe een welbepaald in de verzekeringsovereenkomst omschreven voertuig aanleiding kan geven, waarbij om het even welke bestuurder van de waarborg moet kunnen genieten. 2. De verzekeringsovereenkomst gesloten met het oog op de uitvoering van de WAM-wet, wordt, ten opzichte van de benadeelde, van rechtswege geacht elk risico te dekken dat verplicht verzekerd moet zijn (artikel 16, derde lid, van de WAM-wet). Geen uit de wet of uit de verzekeringsovereenkomst voortvloeiende nietigheid, verweermiddel of verval kan door de WAM-verzekeraar aan de benadeelde worden tegengeworpen wanneer ten gevolge van die exceptie afbreuk wordt gedaan aan de wettelijk verplichte dekking van het risico (artikel 16, eerste lid, van de WAM-wet en artikel 87, §1, eerste lid, van de wet van 25 juni 1992). Een beding waarbij de dekking van de verzekering van het in de verzekeringsovereenkomst omschreven motorvoertuig wordt beperkt tot de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van bepaalde categorieën van bestuurders, met uitzondering van iedere andere bestuurder, kan bijgevolg niet door de verzekeraar aan de benadeelde worden tegengeworpen in de mate dat de verzekeringsovereenkomst van rechtswege wordt geacht de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van elke bestuurder van het omschreven motorvoertuig te dekken. 3. Op grond van de artikelen 2 en 3 van de WAM-wet en van de gemeenschappelijke bepalingen bij de Benelux-overeenkomst bestaat er daarentegen geen verplichting om de
31 JANUARI 2008
C.06.0186.N/5
burgerrechtelijke aansprakelijkheid te dekken van de bestuurder die een ander dan het in de polis omschreven voertuig bestuurt. Wanneer de verzekeringsovereenkomst een beding bevat waarin de uitbreiding van de dekking is voorzien tot een ander dan het in de overeenkomst omschreven voertuig, zodat een ruimere dekking wordt geboden dan door de artikelen 2 en 3 van de WAM-wet en van de gemeenschappelijke bepalingen van de Benelux-overeenkomst is voorgeschreven, dan zullen de excepties die verband houden met de toepassingsvoorwaarden van dat beding wel tegenwerpbaar zijn aan de benadeelde. Excepties die, zoals te dezen, het bestaan zelf van de overeenkomst, zijn draagwijdte en de dekking van het risico aanbelangen, zijn immers geen excepties in de zin van de artikelen 16, eerste lid, van de WAM-wet, en 87, §1, eerste lid, van de wet van 25 juni 1992. 4. In casu bevatte de verzekeringsovereenkomst een beding, dat overeenstemt met artikel 4.1.)a), van de modelpolis, waarbij de dekking, onder welomschreven voorwaarden, wordt uitgebreid tot het vervangvoertuig van het in de overeenkomst omschreven voertuig. De waarborg strekt zich meerbepaald uit: “(...) tot het vervangingsvoertuig, op voorwaarde dat dit vervangingsvoertuig werd bestuurd door de verzekerde, zijnde H.D. , diens echtgenote en/of diens kinderen, indien deze bij hem inwonen en de wettelijke leeftijd om een motorrijtuig te besturen bereikt hebben”. Welnu, de toepassingsvoorwaarden van deze bepaling vormen geen niet-tegenwerpbare excepties in de zin van de artikelen 16 van de WAM-wet en 87, §1, eerste lid, van de wet van 25 juni 1992 in zoverre deze bepaling de dekkingsvoorwaarden omschrijft waarbinnen de verzekeraar het risico verzekert bij tijdelijk gebruik door de verzekerde van een vervangwagen, terwijl, noch de WAM-wet, noch de gemeenschappelijke bepalingen bij de Benelux-overeenkomst, voorschrijven dat de verzekeraar de burgerrechtelijke aansprakelijkheid moet dekken van de bestuurder van een vervangvoertuig. Het verweer van de eiseres dat zij niet was gehouden tot tussenkomst in het schadegeval omdat de voorwaarden daartoe, zoals omschreven in artikel 4 van de verzekeringsovereenkomst niet waren vervuld, met name omdat de vervangwagen Datsun niet was bestuurd door de verzekeringsnemer, zijn echtgenote of inwonende kinderen zodat het schadegeval buiten het werkingsveld van die uitbreidingsbepaling viel, kon bijgevolg wettig jegens de eerste verweerder als exceptie van niet-dekking worden tegengeworpen. 5. Het bestreden arrest neemt aan dat het vervangvoertuig Datsun, in toepassing van artikel 4 van de modelpolis, gelijk moet worden gesteld met het oorspronkelijk verzekerde en omschreven voertuig Nissan, zij het dat de dekking van het vervangvoertuig voorbehouden is voor 1) de verzekeringsnemer, 2) diens echtgenoot, 3) of kinderen (p.6, vierde en vijfde alinea).
31 JANUARI 2008
C.06.0186.N/6
Het bestreden arrest oordeelt echter dat “een dergelijk beding, waarbij de dekking van de verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van bepaalde categorieën van bestuurders wordt beperkt - wat te dezen duidelijk het geval is - niet aan de benadeelden kan worden tegengeworpen” zodat de eiseres haar waarborg aan de eerste verweerder niet op grond van artikel 4 van de polis kan ontzeggen. 6. Hieruit volgt dat het bestreden arrest niet wettig, zonder schending van de artikelen 1, 2, 3, §1, eerste lid, WAM-wet, 1, 2, 3, §1, van de gemeenschappelijke bepalingen bij de Benelux-overeenkomst, en van de verbindende kracht van artikel 4 van de verzekeringsovereenkomst (schending van artikel 1134 van het Burgerlijk Wetboek; subsidiair: schending van artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 14 december 1992 en van artikel 4 van de bijgevoegde modelovereenkomst) heeft kunnen oordelen dat het vervangingsvoertuig Datsun gelijkgesteld moet worden met het omschreven voertuig Nissan nu er geen enkele wettelijke verplichting bestaat om (iedere) bestuurder van een vervangvoertuig te verzekeren. In zoverre het bestreden arrest niettemin oordeelde dat de beperking van de dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de bestuurder van het vervangvoertuig, zoals opgenomen in artikel 4 van de verzekeringsovereenkomst, niet kan worden tegengeworpen aan de eerste verweerder, heeft het bestreden arrest bijgevolg, naast de voorvermelde bepalingen, ook de artikelen 16 van de WAM-wet en 87, §1, eerste lid, van de wet van 25 juni 1992, miskend (schending van alle bepalingen zoals aangehaald in de aanhef van het middel).
III.
BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling 1.
Krachtens artikel 2 van de WAM-wet van 21 november 1989 worden
motorrijtuigen slechts tot het verkeer toegelaten, indien de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe zij aanleiding kunnen geven gedekt is door een verzekeringsovereenkomst die aan de bepalingen van de WAM-wet voldoet en waarvan de werking niet is geschorst. Krachtens artikel 3, §1, van de WAM-wet, moet de verzekering de burgerrechtelijke aansprakelijkheid dekken van de eigenaar, iedere houder, iedere bestuurder van het verzekerde motorrijtuig en van iedere daarin vervoerde persoon, behoudens bepaalde uitzonderingen. Artikel 16, eerste lid, van de WAM-wet, zoals te dezen van toepassing, bepaalt dat geen uit de wet of uit de verzekeringsovereenkomst voortvloeiende nietigheid,
C.06.0186.N/7
31 JANUARI 2008
verweer of verval door een verzekeraar aan een benadeelde kan worden tegengeworpen.
Het
derde
lid
van
dit
artikel
bepaalt
dat
een
verzekeringsovereenkomst met het oog op de uitvoering van deze wet gesloten, van rechtswege geacht wordt elk risico te dekken dat verplicht verzekerd is. 2.
Op grond van artikel 4, 1°, a), van de modelovereenkomst voor de
verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, strekt de dekking van deze overeenkomst zich, onder bepaalde voorwaarden, uit tot de burgerrechtelijke aansprakelijkheid met betrekking tot een motorrijtuig dat het in de polis omschreven rijtuig tijdelijk vervangt. Deze uitbreiding van de dekking heeft alleen betrekking op de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de in artikel 4, 1°, van de modelovereenkomst aangeduide personen, namelijk de verzekeringnemer alsmede diens echtgenoot en kinderen, indien deze bij hem inwonen en de wettelijke leeftijd om een motorrijtuig te besturen bereikt hebben, in hun hoedanigheid van bestuurder of van burgerrechtelijk aansprakelijke voor de bestuurder van het vervangingsvoertuig. 3.
Uit de voormelde bepalingen volgt dat de verplichting van de WAM-
verzekeraar om de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van iedere bestuurder te dekken, enkel geldt met betrekking tot het in de polis omschreven motorrijtuig. De verzekeraar is niet verplicht de burgerrechtelijke aansprakelijkheid te dekken van
andere
personen
dan
deze
bedoeld
in
artikel
4,
1°,
van
de
modelovereenkomst, wanneer zij een motorrijtuig besturen dat het in de polis omschreven motorrijtuig tijdelijk vervangt. De afwezigheid van verzekering voor andere personen dan deze bedoeld in artikel 4, 1°, van de modelovereenkomst, wanneer zij een vervangingsvoertuig besturen, is geen exceptie bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de WAM-wet, zoals te dezen van toepassing, en kan door de verzekeraar aan de benadeelden worden tegengeworpen. 4.
De
Gemeenschappelijke
bepalingen
behorende
bij
de
Benelux-
overeenkomst betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen voorzien niet in een regeling betreffende een uitbreiding van de waarborg buiten het gebruik van het in de verzekeringsovereenkomst omschreven motorrijtuig.
31 JANUARI 2008
5.
C.06.0186.N/8
De appelrechters stellen vast dat:
- het door R. K. bestuurde voertuig Datsun op het ogenblik van het ongeval diende als vervangwagen voor een bij de eiseres verzekerd voertuig Nissan; - dit laatste voertuig eigendom was van H.D. , broer van Y.D., die als passagier van het vervangingsvoertuig Datsun bij het ongeval zwaar gewond werd; - de bestuurder R. K. niet de echtgenote of een kind was van H.D. en zeker niet bij hem inwoonde. De appelrechters oordelen dat het vervangingsvoertuig Datsun gelijkgesteld werd met het oorspronkelijk verzekerde voertuig en dat niet kan worden aanvaard dat de dekking voor het vervangingsvoertuig enkel voorbehouden zou zijn voor de verzekeringnemer, diens echtgenote en kinderen, nu dergelijk beding, waarbij de dekking van de verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van bepaalde categorieën van bestuurders wordt beperkt, niet aan de benadeelden kan worden tegengeworpen. 6.
Door op deze gronden te oordelen dat de burgerlijke aansprakelijkheid van
het door R. K. bestuurde voertuig ten opzichte van Y.D., verzekerde van de eerste verweerster, regelmatig verzekerd was bij de eiseres, schenden de appelrechters de hierboven genoemde bepalingen. Het middel is gegrond. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over. Verwijst de zaak naar het Hof van Beroep te Brussel. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Robert Boes, als voorzitter, en de raadsheren Eric Dirix, Albert Fettweis, Beatrijs Deconinck en Alain Smetryns, en in openbare terechtzitting van 31 januari 2008 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Robert
31 JANUARI 2008
C.06.0186.N/9
Boes, in aanwezigheid van advocaat-generaal Christian Vandewal, met bijstand van adjunct-griffier Johan Pafenols.
J. Pafenols
A. Smetryns
B. Deconinck
A. Fettweis
E. Dirix
R. Boes