Inspectierapport Kip Kakel (PSZ) Bloemendaallaan 59a 3771HT BARNEVELD
Toezichthouder: In opdracht van gemeente: Datum inspectie: Type onderzoek: Status: Datum vaststelling inspectierapport:
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden Barneveld 09-12-2014 Jaarlijks onderzoek Definitief 03-02-2015
Inhoudsopgave Het onderzoek .................................................................................................................... 3 Observaties en bevindingen .................................................................................................. 5 Pedagogisch klimaat ........................................................................................................ 5 Personeel en groepen ...................................................................................................... 10 Veiligheid en gezondheid ................................................................................................. 14 Ruimte en inrichting ........................................................................................................ 17 Ouderrecht .................................................................................................................... 18 Inspectie-items .................................................................................................................. 21 Gegevens voorziening ......................................................................................................... 26 Gegevens toezicht .............................................................................................................. 26 Bijlage: Zienswijze houder peuterspeelzaal ............................................................................ 27
2 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
Het onderzoek Onderzoeksopzet Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 2.20 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek. Tijdens dit onderzoek bij peuterspeelzaal Kip Kakel zijn op 9 december 2014 alle voorwaarden die op deze locatie van toepassing zijn beoordeeld. Beschouwing Peuterspeelzaal Kipkakel in peuterspeelzaal op reformatorische grondslag gevestigd in Barneveld. Op de website staat hierover het volgende: "De reformatorische identiteit op de peuterspeelzaal is eraan te herkennen dat de Bijbel centraal staat en dat bidden en danken, het Bijbelverhaal, de Psalmen en de Bijbelliederen vanzelfsprekend bij het dagprogramma horen. Verder is het dragen van een rokje of jurkje voor de meisjes verplicht." De peuterspeelzaal is een eenmanszaak, 6 jaar geleden gestart op particulier initiatief. De peuterspeelzaal was van 2007 tot 2012 gevestigd op de Anjeliersstraat in Barneveld. Vanaf 2012 is het gevestigd op de huidige locatie, de Bloemendaallaan. Er is op deze locatie geen inspectie voor start exploitatie uitgevoerd. De peuterspeelzaal is elke ochtend en op dinsdagmiddag geopend. Op de peuterspeelzaal wordt VVE aangboden volgens de methode 'doe meer met Bas'. De gesubsidieerde VVE wordt gegeven op de maandag-, woensdag- en donderdagochtend. Het streven is om de VVE-geïndiceerde kinderen 2 tot 3 dagdelen per week te laten komen. In de praktijk starten ze vaak met één dagdeel en wordt er geprobeerd in de aanloop naar de basisschool toe de kinderen twee of drie dagdelen te laten komen. Dit ligt gevoelig, de ouders hebben vanuit hun reformatorische achtergrond de overtuiging dat kinderen thuis, binnen het gezin, opgevoed dienen te worden. Inspectiegeschiedenis Tijdens het vorige reguliere onderzoek, een onderzoek na registratie op 30 september 2013 zijn de volgende overtredingen geconstateerd: • •
De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder de peuterspeelzaal exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag. De houder draagt er zorg voor dat over elk kalenderjaar een openbaar verslag wordt opgesteld, waarin ten minste een aantal vaste onderdelen worden aangegeven.
Huidige inspectieonderzoek Er zijn meerdere overtredingen geconstateerd. Deze overtredingen bevinden zich in de volgende domeinen: • • • •
pedagogisch klimaat; personeel en groepen; veiligheid en gezondheid en ouderrecht.
Twee van de overtredingen worden als ernstig gekenmerkt, namelijk overtredingen in de beroepskracht-kindratio en VOG's die niet voldoen aan de gestelde eisen. De houder vertelt de toezichthouder dat zij sinds kort de peuterspeelzaal heeft overgenomen en daarom nog niet van alle regels op de hoogte is. Uit de gegevens in het Landelijk Register Kinderdagverblijven en Peuterspeelzalen blijkt dat de houder al sinds 2007 mede-eigenaar is en dat op 15 mei 2014 de andere eigenaar zich heeft teruggetrokken. De houder zegt tegen de toezichthouder tijdens de hoor- en wederhoor sinds 2009 mede-eigenaar te zijn. De houder is zelf verantwoordelijk voor het corrigeren van fouten in het Landelijk Register Kinderdagverblijven en Peuterspeelzalen. De houder zegt tegen de toezichthouder dat zij de tekortkomingen op wil lossen. Overleg en overreding 3 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
Er is overleg en overreding aangeboden binnen het domein Pedagogisch beleid en Ouderrecht. Sommige overtredingen zijn hierdoor opgelost, andere zijn echter nog blijven staan. Aandachtspunten Er zijn aandachtspunten geformuleerd binnen het domein 'Pedagogische praktijk' en het domein 'Personeel en groepen'. Op 20 januari 2015 ontvangt de toezichthouder een nieuwe VOG van de vaste beroepskracht. Deze VOG is echter niet meer meegenomen in de beoordeling in dit rapport omdat deze buiten de termijn viel.
Advies aan College van B&W De toezichthouder adviseert het college om te handhaven conform handhavingsbeleid.
4 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat Binnen dit domein zijn de volgende competenties geobserveerd en beoordeeld: • emotionele veiligheid; • persoonlijke competentie; • sociale competentie; • overdracht van normen en waarden. Tijdens de observatie van de pedagogische praktijk is gebruik gemaakt van het Veldinstrument observatie kindercentrum (versie September 2013). De cursief gedrukte tekst hieronder is afkomstig uit dit document. Om een helder beeld te krijgen van beleid, visie en praktijk is het beleidsplan gecontroleerd op inhoud en volledigheid.
Pedagogisch beleid Pedagogisch beleidsplan algemeen Peuterspeelzaal Kip Kakel heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor "Kip Kakel" kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. De pedagogische uitgangspunten worden beschreven en over de verzorging wordt gesproken, met onderdelen als gezondheid, veiligheid en hygiëne. Beschrijven sociale competentie In het pedagogisch beleidsplan gaat het bij het kopje "Sociale ontwikkeling en persoonlijkheidsontwikkeling" voornamelijk over de persoonlijkheidsontwikkeling van de peuter en niet over de sociale ontwikkeling. In het kopje "De groep" behorende bij hoofdstuk 4 van het pedagogisch beleid, wordt wel gesproken over de sociale ontwikkeling van een kind. Er wordt ook hier echter onvoldoende beschreven wat de wijze is waarop de beroepskrachten de kinderen de mogelijkheid bieden om tot sociale competentie te komen. De houder dient dit -in duidelijke en observeerbare termen - te beschrijven. De toezichthouder heeft de houder daarom overleg en overreding aangeboden om de beschrijving van de sociale competentie in het pedagogisch beleidsplan aan te passen. Er is binnen de gestelde termijn een pedagogisch beleidsplan ontvangen, de inhoud is voldoende aangepast. Conclusie De houder voldoet hiermee aan de gestelde voorwaarde.
Verlaten van de groep Het pedagogisch beleidsplan beschrijft niet in duidelijke en observeerbare termen de (spel)activiteiten waarbij kinderen hun peuterspeelzaalgroep dan wel de peuterspeelzaalgroepsruimte verlaten. Overleg en overreding De toezichthouder heeft de houder daarom overleg en overreding aangeboden om dit in het pedagogisch beleidsplan aan te passen. Er is binnen de gestelde termijn opnieuw een pedagogisch beleidsplan ontvangen, de inhoud is hierop echter niet aangepast. Conclusie De houder voldoet hiermee niet aan de gestelde voorwaarde. Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
5 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de (spel)activiteiten waarbij kinderen hun peuterspeelzaalgroep dan wel de peuterspeelzaalgroepsruimte verlaten. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub c Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Pedagogische praktijk Persoonlijke competentie "De meeste tentoongestelde werkjes of versieringen in de ruimte zijn door de kinderen zelf gemaakt" en "Er is verband tussen de werkjes of rapportages in de groepsruimte, en huidige activiteiten of thema's". Observatie In de ruimte hangen verschillende knutselwerkjes gemaakt door de kinderen zoals versierde wantjes, een nijntje kleurplaat versierd met verf-sneeuwvlokken en vogelhuisjes versierd met wattensneeuw. De werkjes zijn passend bij het thema kerst/winter. "Het is mogelijk dat kinderen een eigen plekje voor privacy zoeken of creëren, in een rustig deel van de groepsruimte waar andere kinderen en/of beroepskrachten hen niet storen..." Observatie De ruimte heeft voldoende mogelijkheden voor kinderen om een plekje te zoeken waar het rustig is. In de praktijk zie je dit ook. Een grote groep kinderen zoekt elkaar op en speelt daar samen of naast elkaar bij elkaar in de buurt, een paar kinderen zoeken een rustig plekje op om daar alleen te spelen. "De beroepskrachten geven duidelijke informatie voer start, verloop en einde van een activiteit; de situatie is voor kinderen inzichtelijk". Observatie Voordat er aan een verfactiviteit begonnen wordt, legt de beroepskracht de verschillende stapjes helder en duidelijk uit. De kinderen snappen wat er van hen verwacht wordt. Kringmomenten Tijdens het inspectiebezoek was er tweemaal een kringmoment. Tijdens het eerste kringmoment wordt er een Bijbelverhaal verteld, worden er lofzangen van Maria geoefend en vervolgens fruit gegeten. Tijdens het tweede kringmoment wordt er gebeden, gezongen, een boekje voorgelezen en een verjaardag gevierd. Tijdens de kringmomenten ziet de toezichthouder de aandacht van de kinderen afnemen naarmate het langer duurt. Er wordt wat meer gewiebeld, kinderen zijn meer afgeleid door anderen dingen. Aandachtspunt De spanningsboog van kinderen van twee en drie jaar oud is niet zo heel lang waardoor het voor hen moeilijk is lang stil te zitten. Kringmomenten moeten daarom niet te lang duren. Als er extra's zijn, zoals bijvoorbeeld het vieren van een verjaardag, kunnen er wellicht andere onderdelen uit of ingekort worden. Conclusie Op peuterspeelzaal Kip Kakel wordt kinderen voldoende mogelijkheid geboden om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen. De houder voldoet deze voorwaarde. Overdracht van normen en waarden "De beroepskrachten geven kinderen het goede voorbeeld van sociale vaardigheden in de omgang met andere kinderen; ze zijn vriendelijk, luisteren, leven mee, troosten..." Observatie • De beroepskracht is vriendelijk naar de vrijwilliger; bijvoorbeeld: "wil jij zo even de schuur openmaken?" • De beroepskracht zegt vriendelijk tegen een kind: "Moet ik nog je neusje snuiten hè". Ze helpt vervolgens ook met het aandoen van de wantjes. 6 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
Conclusie Op peuterspeelzaal Kip Kakel worden normen en waarden voldoende overgedragen. De houder voldoet hiermee aan de gestelde voorwaarde.
Sociale competentie "De aandacht van de beroepskrachten is gericht op één of enkele kinderen, en/of op de omgang met het spelmateriaal. Zij richten de kinderen niet op elkaar en benutten de activiteit niet om interacties tussen kinderen te bevorderen." Observatie De toezichthouder ziet tijdens de observatie niet dat de beroepskracht interactie tussen groepsgenootjes actief aanmoedigt. Zij richt de aandacht van de kinderen niet bewust op elkaar. Er is vooral interactie tussen enerzijds de beroepskracht en anderzijds het kind. Er zijn talrijke momenten waarop de beroepskracht niet kansen benut om de kinderen op elkaar te richten. Voorbeelden hiervan zijn: • Tijdens het kringmoment gaat de beroepskracht een boekje voorlezen. De beroepskracht verteld: "het boekje heet Bas is bang". Een kind reageert hierop en vraagt waarom. De beroepskracht antwoordt: "Dat weet ik niet" en begint met voorlezen. De reactie van het kind had aangegrepen kunnen worden om samen de voorkant van het boek te bekijken en samen te bedenken waarover het zou kunnen gaan. Of de emotie bang zijn in de groep te bespreken. • Tijdens het naar buiten gaan zegt een kind: "Wat is dat, allemaal rook?" De beroepskracht antwoord: "nee, dat is mist." Dit moment was ook een mooie aanleiding geweest om andere kinderen te vragen of ze de rook ook zien. En of iemand misschien weet hoe het heet. En wat je er samen buiten mee kunt doen. Deze twee voorbeelden zijn slechts ter illustratie. Hiermee wordt niet gezegd dat op deze specifieke momenten deze initiatieven gebruikt zouden moeten worden voor de ontwikkeling van de sociale competentie. Conclusie De houder draagt er onvoldoende zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkelingen van sociale competentie te komen. Emotionele veiligheid Observatie Tijdens het eerste kringmoment wordt, passend bij het kerst/winterthema, een lofzang van Maria gezongen. Hier worden bijbehorende bewegingen gemaakt. De beroepskracht zingt zelf luid. De beroepskracht ziet één kind die niet actief meedoet. De beroepskracht zegt op serieuze toon tegen dit kind: "Heb je nog niet geoefend met mama?" Het kind weet niet goed wat te zeggen en kijkt weg. De beroepskracht gaat verder: "Ga je komende week wel oefenen met mama?". Dit herhaalt ze nogmaals. Het kind kijkt weg. De beroepskracht gaat verder met een ander liedje. Na het kringmoment vraagt de toezichthouder of het de bedoeling is dat kinderen thuis de versjes oefenen. De beroepskracht bevestigt dit. Ouders worden hier ook op aangesproken als dit niet gebeurt, vertelt ze. Het is prima om thuis, spelenderwijs en in ontspannen sfeer, dingen van de peuterspeelzaal te herhalen. Het is echter niet de bedoeling een individueel kind hierop aan te spreken in de groep tijdens een kringmoment. Een jong kind wil er graag bijhoren en verlangt naar goedkeuring. In feite wordt het kind hier afgekeurd. De houder is verantwoordelijk voor het waarborgen van de emotionele veiligheid. In deze situatie is de emotionele veiligheid van het kind niet gewaarborgd. De houder voldoet hiermee niet aan de gestelde voorwaarde. Hulpmoeders Op dinsdag en vrijdag wordt er gewerkt met een vaste beroepskracht en daarnaast wisselende vrijwilligers, hulpmoeders. Op de dinsdagen in november en december zijn er zes verschillende hulpmoeders. Op de vrijdagen in november en december 2014 zijn er drie verschillende hulpmoeders. Eén van deze drie is driemaal ingezet. Hierdoor moeten de kinderen zich aanpassen aan veel verschillende gezichten. Hulpmoeders die incidenteel worden ingezet hebben onvoldoende kennis om een volwaardige bijdrage te kunnen 7 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014 Kip Kakel te BARNEVELD
leveren aan het werk op de groep. Denk hierbij aan bijzonderheden (in de benadering) van individuele kinderen, kennis van de werkwijze, afspraken en regels op de groep. Observatie Tijdens het inspectiebezoek had de aanwezige hulpmoeder een eigen kind bij zich waardoor ze onvoldoende beschikbaar was voor de beroepskracht. Conclusie Op peuterspeelzaal Kip Kakel zijn veel verschillende vrijwilligers op de groep. Hierdoor is de emotionele veiligheid van de kinderen niet gewaarborgd. De houder draagt onvoldoende zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Voorschoolse educatie Voorschoolse educatie Er wordt voorschoolse educatie aangeboden op peuterspeelzaal Kip Kakel op maandag-, woensdagen donderdagochtend. Het VVE-erkende programma "doe meer met Bas" wordt hiervoor gebruikt. "Doe meer met Bas" is een integraal centrumgericht programma voor kinderen van 2,5-6 jaar dat in het kader van het voor- en vroegschoolse educatiebeleid wordt uitgevoerd. Het richt zich op de brede ontwikkeling van kinderen met specifieke aandacht voor taal en rekenen en is opgebouwd rondom acht thema's met spelactiviteiten voor vier tot zes weken. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van tutoring om kinderen die extra aandacht nodig hebben te ondersteunen. Het programma bevat een oudercomponent. Opleidingsplan Het opleidingsplan is onderdeel van het VVE-beleidsplan van de peuterspeelzaal. Dit beleidsplan heeft geen datum. Het onderdeel opleidingsplan bestaat uit een opsomming van de gegevens betreffende het hebben of nog moeten halen van een vve-getuigschrift. In een opleidingsplan moet staan op welke wijze de kennis en de vaardigheden van alle beroepskrachten worden onderhouden. Conclusie De inhoud van opleidingsplan voldoet niet aan de gestelde eisen. De houder voldoet hiermee niet aan de gestelde voorwaarde.
Minimale omvang Voorschoolse educatie moet per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur omvatten. In het voorwoord van het VVE-beleid van peuterspeelzaal Kip Kakel staat het volgende: " "Omdat wij een peuterspeelzaal zijn met een reformatorische identiteit, waarin wij erkennen dat op grond van de Bijbel het gezin zijn centrale plaats houdt in de opvoeding, zullen wij erop toezien dat de ouders altijd de eerstverantwoordelijken zijn en blijven voor het kind. Het aantal dagdelen dat een doelgroepkind naar de peuterspeelzaal ‘moet’ komen, gaat daarom altijd in overleg met de 8 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
ouders, maar zal uiteindelijk wel moeten worden opgebouwd naar 3 dagdelen (3 x 3,5 uur) per week." Conclusie In de praktijk komen de meeste kinderen 1 a 2 dagdelen, waardoor de houder niet aan de minimale eis voldoet. Diploma/getuigschrift Op de dagdelen dat VVE wordt aangeboden werken er twee beroepskrachten waarvan één wel in het bezit is van een geldig getuigschrift en de ander niet. Deze laatste is momenteeel bezig met een opleiding en zal naar verwachting op zijn vroegst in maart 2015 in het bezit zijn van een geldig certificaat. Conclusie Niet alle beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van een geldig getuigschrift. De houder voldoet niet aan de gestelde voorwaarden.
Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van één van de bij ministeriële regeling vastgelegde diploma’s. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Gebruikte bronnen: • Interview houder en/of locatieverantwoordelijke Interview anderen (gesproken met de beroepskracht tijdens het inspectiebezoek op 9 • december 2014) • Observaties (tijdens het inspectiebezoek op 9 december 2014) • Pedagogisch beleidsplan (2014) • Opleidingsplan voorschoolse educatie (VVE beleid (geen jaartal of versienummer bekend))
9 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
Personeel en groepen Binnen dit domein zijn de beroepskrachten gecontroleerd op een passende beroepskwalificatie en een geldige verklaring omtrent het gedrag. De beroepskracht-kindratio en de stamgroepen zijn gecontroleerd aan de hand van roosters, presentielijsten en bezettingslijsten. Beoordeeld is of de praktijk met de theorie overeenkomt. Eveneens is binnen dit domein gekeken naar het vrijwilligersbeleid en of de voorgeschreven voertaal wordt gebruikt.
Verklaring omtrent het gedrag VOG vrijwilligers De houder maakt gebruik van "incidentele vrijwilligers", zgn hulpmoeders. De hulpmoeders worden niet structureel ingezet, maar zijn op incidentele basis werkzaam. Zij vallen hierdoor niet onder de definitie "vrijwilliger" en hoeven niet over een verklaring omtrent het gedrag te beschikken. VOG vaste beroepskracht De vaste beroepskracht werkzaam op de dag van het inspectiebezoek, is in het bezit van een VOG afgegeven op 15 februari 2012. Deze heeft een tenaamstelling van stage pedagogisch medewerker. Deze VOG voldoet niet aan de gestelde voorwaarde. Alle medewerkers in de kinderopvang met een VOG van voor 1 maart 2013 moet een nieuwe VOG aanvragen. De houder was niet op de hoogte van deze informatie echter, houders zijn hierover door SZW en/of de Brancheorganisatie geïnformeerd. Conclusie De houder voldoet niet aan de gestelde eisen binnen de Wet Kinderopvang.
Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
Een verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij een onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij de peuterspeelzaal overgelegd. (art 2.6 lid 4, 8 en 9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De verklaringen omtrent het gedrag die zijn afgegeven vóór 1 maart 2013 zijn niet ouder dan twee jaar. (art 2.6 lid 3 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Passende beroepskwalificatie De beroepskrachten werkzaam bij peuterspeelzaal Kip Kakel zijn in het bezit van een passende beroepskwalificatie overeenkomstig de cao Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening. Conclusie De houder voldoet aan de gestelde voorwaarde.
Vrijwilligersbeleid In het vrijwilligersbeleid van peuterspeelzaal Kip Kakel staan de minimumeisen waar een vrijwilliger aan dient te voldoen omschreven.
10 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
Er is overleg en overreding aangeboden op de inhoud van het vrijwilligersbeleid. Hierin stond opgenomen dat een vrijwilliger als deze meer dan zestig uur werkzaam is een verklaring omtrent het gedrag zou moeten aanvragen. Hierover staat niets in de wet. Indien een vrijwilliger structureel ingezet wordt dient deze een VOG te overleggen. Overleg en overreding De houder heeft binnen de gestelde termijn het vrijwilligersbeleid aangepast. De houder heeft bovengenoemde onjuistheden uit het beleid verwijderd. Aandachtspunt In de inleiding van het vrijwilligersbeleid wordt beschreven hoe gehandeld wordt als er geen stagiaire werkzaam is. Citaat vrijwillgersbeleid: " Als er een korte periode geen stagiaire is en er dan voor een aantal groepen maar één persoon/beroepskracht aanwezig is, worden de moeders gevraagd ieder eenmaal een morgen mee te helpen." Het gebruik van hulpmoeders zoals hier beschreven voldoet niet aan de Wet Kinderopvang, hierover bij het Item 3.5 Beroepskracht/vrijwilligerkindratio meer.
Opvang in groepen De opvang vindt plaats in peuterspeelzaalgroepen bestaande uit maximaal 16 kinderen. Er werken twee vaste beroepskrachten waaronder de houder en de voormalige houder is de vaste invalkracht. Er is dagelijks minimaal één vaste beroepskracht aanwezig op de groep van het kind. De houder voldoet hiermee aan de gestelde voorwaarden.
Beroepskracht/vrijwilliger-kindratio Vrijwilligers Op de dagen dat er geen voorschoolse educatie wordt ingezet is er één beroepskracht werkzaam met een hulpmoeder. Dit is op dinsdag- en op vrijdagochtend. De hulpmoeders op peuterspeelzaal Kip Kakel worden incidenteel ingezet. Vrijwilligers die niet structureel worden in gezet, vallen niet onder de definitie vrijwilliger en mogen niet binnen de beroepskracht-kindratio ingezet worden. Overtreding BKR In onderstaand schema staat weergegeven hoeveel kinderen er teveel zijn opgevangen op peuterspeelzaal Kip Kakel, in de maanden november en december 2014. Datum
Di 4-112014 Di 11-112014 Di 18-112014 Di 25-112014 Vrij 7-112014 Vrij 1411-2014 Vrij 2111-2014
Aantal aanwezige kinderen 15
Aantal ingezette beroepskrachten
Benodigde aantal beroepskrachten
1
2
Aantal kinderen teveel 7
14
1
2
6
13
1
2
5
15
1
2
7
12
1
2
4
12
1
2
4
13
1
2
5 11 van 27
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
Vrij 2811-2014 Di 2-122014 Di 9-122014 Vrij 5-122014
13
1
2
5
14
1
2
6
15
1
2
7
13
1
2
5
Deze situatie is echter niet in november ontstaan, maar al eerder. Conclusie Vanaf de laatste week in september 2014 tot de datum van het inspectiebezoek 9-12-2014 worden er structureel op de dinsdag- en vrijdagmorgen tussen de 4 en 7 kinderen teveel opgevangen.
Overtreding aantal kinderen registratie Uit de planningslijsten blijkt verder dat de houder uitgaat van een maximum van 16 kinderen. In de praktijk worden er ook 16 kinderen opgevangen. In onderstaand schema zijn de feiten weergegeven zoals deze in de maand november 2014 zijn geweest: Datum
Ma 3-112014 Ma 1011-2014 Ma 1711-2014 Ma 2411-2014 Woe 511-2014 Woe 1211-2014 Woe 1911-2014 Woe 2611-2014
Aantal aanwezige kinderen 16
Aantal ingeplande kinderen 16
Aantal kindplaatsen geregistreerd in LRKP 15
Aantal kinderen teveel opgevangen 1
14
16
15
/
16
16
15
1
16
16
15
1
16
16
15
1
15
16
15
/
16
16
15
1
15
16
15
/
In het Landelijk Register Kinderdagverblijven en Peuterspeelzalen stonden echter 15 kindplaatsen geregistreerd op het moment van inspectie. Deze situatie is al sinds de verhuizing naar deze locatie. Het aantal geregistreerde kindplaatsen is overgenomen uit de vorige locatie. Zie voor verdere informatie over dit punt ook bij domein 5, ruimte en inrichting. De houder was niet op de hoogte van de registratie van 15 kindplaatsen, zo vertelt zij de toezichthouder. Tevens was zij niet op de hoogte van het feit dat het aantal kindplaatsen geregistreerd in het Landelijk Register Kinderdagverblijven en Peuterspeelzalen leidend is voor het maximum aantal op te vangen kinderen. Het is niet toegestaan meer kinderen op te vangen dan het aantal weergegeven in de registratie. Conclusie De peuterspeelzaal vangt structureel teveel kinderen op met te weinig beroepskrachten. Tevens vangt de peuterspeelzaal meer kinderen op dan volgens de registratie in het Landelijk Register Kinderdagverblijven en Peuterspeelzalen is toegestaan. De houder voldoet niet aan de gestelde voorwaarden.
12 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
Het aantal beroepskrachten en vrijwilligers per groep bedraagt: - in een groep met maximaal 8 kinderen ten minste 1 beroepskracht; - in een groep met 9 t/m 16 kinderen ten minste 1 beroepskracht, en een vrijwilliger of tweede beroepskracht. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 4 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
13 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
Veiligheid en gezondheid Binnen dit domein zijn de documenten over de veiligheid en gezondheid beoordeeld op inhoud en uitvoering. Ook is binnen dit domein gekeken naar de meldcode kindermishandeling. In de praktijk is gekeken naar de kennis van de beroepskrachten met betrekking tot de meldcode en de mogelijkheid om kennis te kunnen nemen van de meldcode.
Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid De risico-inventarisatie die tijdens het inspectiebezoek is ingezien is een andere dan die later per mail is toegezonden door de houder. Documenten ingezien tijdens de inspectie In een map die klaarligt voor GGD-bezoek bevindt zich een gesealde lijst met belangrijke punten waaronder huisregels en afspraken. Bij navraag (her)kent de beroepskracht deze niet. De beroepskracht geeft aan dat er geen overleg momenten zijn vastgelegd waarin protocollen en beleidsstukken of de werkwijze op de groep gestructureerd en cyclisch worden besproken. De beroepskracht is niet op de hoogte van de inhoud van de actieplannen in de map. In dezelfde map zitten actieplannen waarin de volgende punten genoemd worden: • protocol vermist kind; streefdatum december 2013; • hitteprotocol; streefdatum december 2013; • brandmelders; streefdatum november 2013. Alle drie hierboven genoemde punten zijn niet afgevinkt als zijnde gerealiseerd. Het is de toezichthouder onvoldoende duidelijk of men vergeten is deze af te vinken of dat de punten nog steeds niet zijn uitgevoerd. Wat opvalt is dat in de per mail toegestuurde risico-inventarisatie veiligheid Scenario 26 "Kind wordt vermist op de opvang" niet is geïnventariseerd. Conclusie • De houder zorgt er niet voor dat personen werkzaam bij de peuterspeelzaal kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid. Documenten toegezonden per mail Op de per mail ontvangen risico-inventarisaties staan geen inventarisatiedatum vermeld, alleen een afdrukdatum (17-12-2014). Conclusie De toezichthouder kan niet beoordelen of de houder een risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid heeft van maximaal een jaar oud. Deze voorwaarden zijn dan ook niet beoordeeld.
Inhoud toegezonden risico-inventarisaties In de toegezonden risico-inventarisatie veiligheid volgens de methode "Risicomonitor"zijn drie scenario's niet geïnventariseerd; te weten: • Scenario 24 Kind komt in onveilige situatie terecht doordat de groep te groot is; • Scenario 25 Kind is niet veilig doordat een onbekende ongewenst de (buiten)ruimte binnenkomt en het mogelijk iets aandoet; • Scenario 26 Kind wordt vermist op de opvang. De risico-inventarisatie veiligheid is niet compleet. Alleen de groepsruimte is geïnventariseerd. Alle ruimtes dienen geïnventariseerd te worden (hal, toilet-en verschoonruimte, kantoor, buitenruimte). Conclusie De houder voldoet hiermee niet aan de gestelde voorwaarde. De houder heeft geen risicoinventarisatie veiligheid betreffende de actuele situatie. Inschatten geïnventariseerde risico's Alle geïnventariseerde risico's zijn ingeschat dat de kans dat het gebeurd klein is en dat de ernst van mogelijke gevolgen ook klein zijn. Dit is niet juist geïnventariseerd. Door middel van effectieve 14 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
genomen maatregelen kan de kans dat een incident daadwerkelijk gebeurd zeker tot klein gereduceerd worden. Maar eventuele gevolgen als een incident toch gebeurd kunnen in sommige gevallen wel degelijk ernstig zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan gevolgen na verstikking of vergiftiging of verbranding. Conclusie De houder voldoet hiermee niet aan de gestelde voorwaarde. In het plan van aanpak geeft de houder onvoldoende aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de veiligheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de veiligheidsrisico’s en de maatregelen. Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
De houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid betreffende de actuele situatie. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11 lid 1 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de veiligheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de veiligheidsrisico’s en de maatregelen. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij de peuterspeelzaal kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie veiligheid. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder heeft een risico-inventarisatie gezondheid betreffende de actuele situatie. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11 lid 1 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de gezondheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de gezondheidsrisico’s en de maatregelen. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij de peuterspeelzaal kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie gezondheid. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Meldcode kindermishandeling Versie meldcode kindermishandeling De houder beschikt over de juiste versie van de meldcode kindermishandeling. Hierin is ook informatie betreffende de vertrouwensinspecteur (stap 2 bij de tweede route) toegevoegd. Kennis inhoud en gebruik van de meldcode De beroepskracht is zich bewust van haar verantwoordelijkheid voor de naleving van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Zij kan signalen benoemen die kunnen duiden op kindermishandeling. Tevens kan zij benoemen welke maatregelen zij dient te nemen bij een vermoeden. Zij is echter niet op de hoogte van de laatste wijzigingen betreffende de meldcode, zoals de meldplicht en de vertrouwensinspecteur. De beroepskracht vertelt dat er aan het eind van een werkdag, als ze samen met de houder op de groep heeft gestaan, wel eens wat besproken wordt. Er zijn echter geen overlegmomenten 15 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
vastgelegd waarin protocollen en beleidsstukken of de werkwijze op de groep gestructureerd en cyclisch wordt besproken. Conclusie De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode onvoldoende en voldoet hiermee niet aan de gestelde voorwaarde. Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode. (art 2.9a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht en bevordert de kennis en het gebruik ervan. (art 2.9b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Gebruikte bronnen: Interview anderen (gesproken met de beroepskracht tijdens het inspectiebezoek op 9 • december 2014) • Observaties (tijdens het inspectiebezoek op 9 december 2014) • Risico-inventarisatie veiligheid • Risico-inventarisatie gezondheid • Actieplan veiligheid • Actieplan gezondheid • Huisregels/groepsregels Meldcode kindermishandeling (voorbeeldprotocol van de brancheorganisatie kinderopvang • versie juli 2013)
16 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
Ruimte en inrichting Binnen dit domein zijn zowel de binnen- als de buitenruimte beoordeeld. Hierbij gaat het om het aantal vierkante meters beschikbaar per kind en de inrichting van de ruimten.
Binnenruimte Voldoende m2 oppervlakte per kind. De groepsruimte is -volgens de houder- 110m2 (dit is niet nagemeten, daar er geen voorinspectie heeft plaatsgevonden op deze locatie), en daarmee geschikt voor de opvang van 16 kinderen. In het Landelijk Register Kinderdagverblijven en Peuterspeelzalen staan echter 15 kindplaatsen geregistreerd. Deze 15 kindplaatsen zijn meegenomen van de vorige locatie, waar minder vierkant meters voorhanden waren. De houder was niet van op de hoogte van het feit dat het aantal kindplaatsen geregistreerd in het Landelijk Register Kinderdagverblijven en Peuterspeelzalen leidinggevend zijn voor het aantal kindplaatsen maximaal toegestaan. Conclusie De toezichthouder heeft de houder geadviseerd om een wijziging door te geven aan de gemeente, zodat het aantal kindplaatsen kan worden aangepast. Inmiddels zijn er 16 kindplaatsen geregistreerd.
Inrichting van de binnenruimte. De groepsruimte is passend ingericht, in overeenstemming met het pedagogische beleid en in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen. De groepsruimte heeft hoeken die de kinderen veel mogelijkheden bieden om tot spel te komen: • huishoek/ poppenhoek/keukentje • bouwhoek/constructiehoek • boekenhoek • aan tafel kan gepuzzeld of geknutseld worden • hoek met zandtafel. De ruimte wordt goed benut als pedagogisch middel. Conclusie De houder voldoet hiermee aan de gestelde voorwaarden.
Buitenspeelruimte Er is ruim voldoende buitenspeelruimte (ca. 800m2 bron: inspectierapport september 2014). De buitenspeelruimte grenst aan de peuterspeelzaal en is passend ingericht en voorzien van diverse speelplekken. In het schuurtje staan fietsjes en karretjes en andere buitenspeelmaterialen. Conclusie De houder voldoet aan de gestelde voorwaarden.
17 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
Ouderrecht Bij dit domein is beoordeeld hoe de houder de ouders en oudercommissie betrekt en informeert over het beleid. Ook is gekeken naar de klachtenprocedure van het peuterspeelzaal.
Informatie Informatie over het te voeren beleid De houder informeert ouders door middel van: • Peuterspeelzaalgids; hierin informatie voor ouders over de doelstelling, de uitgangspunten, de organisatie en over het reilen en zeilen van peuterspeelzaal Kip Kakel. • Informatiebord; hierop kunnen ouders actuele mededelingen lezen. • Nieuwsbrief; minimaal twee keer per jaar komt er een nieuwsbrief uit met daarin relevante zaken voor ouders. • Website; de website www.kipkakel.nl bevat voor een groot deel de informatie die ook in de peuterspeelzaalgids staat, aangevuld met de meeste actuele informatie foto’s en de mogelijkheid om een peuter aan te melden. Overleg en overreding De toezichthouder heeft de houder overleg en overreding aangeboden om alsnog de inspectierapporten op de website te plaatsen. Dit is echter niet gedaan; er staat op dit moment één oud rapport op de website. Andere, recentere rapporten ontbreken. Conclusie De houder voldoet hiermee niet aan de gestelde voorwaarde. Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
De houder informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen. Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats. (art 2.11 lid 2 en 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Oudercommissie Peuterspeelzaal Kip Kakel is een gesubsidieerde peuterspeelzaal en hoeft derhalve geen oudercommissie te hebben. De houder biedt aan de ouders de gelegenheid deel te nemen aan een oudercommissie, hier wordt echter geen gebruik van gemaakt.
Klachten Klachtenregeling Peuterspeelzaal Kip Kakel is aangesloten bij de Provinciale Klachtencommissie Welzijn, Maatschappelijke Dienstverlening en Kinderopvang (WMK) in Gelderland en Overijssel (Spectrum CMO Gelderland), dit is een onafhankelijke klachtencommissie. Het jaarverslag 2012 van de klachtencommissie WMK kunnen ouders via de website inzien. Ook kunnen ouders hier het klachtenreglement inzien. Inhoud klachtenreglement Op twee plekken is iets over de klachtenregeling te vinden, op de website van peuterspeelzaal Kip Kakel en in het informatieboekje voor ouders. Aandachtspunt 18 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
De inhoud van het stukje over de klachtenregeling opgenomen in het peuterspeelzaalboekje, informatie voor ouders, is niet geheel dezelfde als de inhoud van de klachtenregeling in te zien via de website. De houder dient er zorg voor te dragen dat de inhoud van beide documenten hetzelfde is. In het klachtenregelement op de website moeten ouders eerst naar de persoon in kwestie, vervolgens naar de directie en kunnen pas daarna naar de klachtencommissie. Citaat: "1. Wanneer u een klacht hebt gaat u hiermee eerst naar degene op wiens gedraging(en) of besluit(en) de klacht betrekking heeft. In onderling overleg wordt geprobeerd tot een bevredigende oplossing te komen. 2. Wordt dit niet bevredigend opgelost, dan kunt u uw klacht schriftelijk bij de directie indienen. Formulieren daarvoor zijn op de peuterspeelzaal aanwezig. 3. Uw klacht wordt vertrouwelijk behandeld. 4. Wanneer u het niet met het resultaat van de directie eens bent, kunt beroep aantekenen bij de klachtencommissie..." Dit is wellicht de wenselijke route, echter ouders mogen te allen tijde -indien zij dit wensenrechtstreeks contact zoeken met de klachtencommissie. De houder dient ouders hierover te informeren. Conclusie Ouders worden niet juist geinformeerd over de klachtenregeling. Het moet voor ouders duidelijk zijn dat zij zich te allen tijde rechtstreeks tot de externe klachtenregeling kunnen wenden. De houder voldoet hiermee niet aan de gestelde voorwaarde.
Klachtenjaarverslag De toezichthouder heeft van de houder een klachtenjaarverslag ontvangen. Dit is echter geen jaarverslag van peuterspeelzaal Kip Kakel, maar een jaarverslag van de klachtencommissie WMK. Tijdens het vorige inspectieonderzoek is dezelfde overtreding geconstateerd. Citaat uit rapport 30 september 2013: "De houder heeft geen openbaar jaarverslag opgesteld. Wel is er een jaarverslag van de externe klachtencommissie aanwezig." Een klachtenjaarverslag moet de volgende onderdelen bevatten: - de wijze waarop de houder de regeling onder de aandacht heeft gebracht; - de samenstelling van de klachtencommissie; - in welke mate de klachtencommissie haar werkzaamheden heeft kunnen verrichten; - het aantal en de aard van de door de klachtencommissie behandelde klachten; - de strekking van de oordelen en de aanbevelingen en de aard van de maatregelen. De houder dient ieder jaar voor 1 juni een klachtenjaarverslag van ouders van het afgelopen kalenderjaar te zenden aan de GGD. De houder heeft dit, evenals vorig jaar niet gedaan. Conclusie Er is hier sprake van recidive. De houder voldoet wederom niet aan de gestelde voorwaarde.
Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
De houder brengt de klachtenregeling voor ouders op passende wijze bij hen onder de aandacht. (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
19 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
De houder draagt er zorg voor dat over elk kalenderjaar een openbaar klachtenverslag van ouders wordt opgesteld, waarin ten minste een aantal vaste onderdelen wordt aangegeven. (art 2 lid 7 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder zendt het klachtenverslag van ouders voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar aan de GGD. (art 2 lid 9 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
Gebruikte bronnen: • Informatiemateriaal voor ouders (peuterspeelzaalboekje) • Website Klachtenregeling (versie website en onderdeel uit peuterspeelzaalboekje (informatieboekje • voor ouders)) • Jaarverslag Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Jaarverslag 2013 Klachtencommissie WMK)
20 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
Inspectie-items Pedagogisch klimaat Pedagogisch beleid De houder heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor die peuterspeelzaal kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het pedagogisch beleidsplan staat in duidelijke en observeerbare termen het volgende beschreven: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie, en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de werkwijze, de maximale omvang en de leeftijdsopbouw van de peuterspeelzaalgroep. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub b Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de (spel)activiteiten waarbij kinderen hun peuterspeelzaalgroep dan wel de peuterspeelzaalgroepsruimte verlaten. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub c Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop beroepskrachten bij hun werkzaamheden met kinderen worden ondersteund door andere niet structureel ingezette personen. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub d Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten in een peuterspeelzaal bijzonderheden in de ontwikkeling van kinderen of andere problemen signaleren en ouders doorverwijzen naar passende instanties die hierbij verdere ondersteuning kunnen bieden. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub f Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten in een peuterspeelzaal toegerust worden voor de taak van signaleren en doorverwijzen en op welke wijze zij daarbij ondersteund worden. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub g Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Pedagogische praktijk De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden. (art 2.5 en 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
21 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
Voorschoolse educatie Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht per acht kinderen. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van één van de bij ministeriële regeling vastgelegde diploma’s. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. OF De beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma’s. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag Een verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij een onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij de peuterspeelzaal overgelegd. (art 2.6 lid 4, 8 en 9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij een onderneming is bij aanvang van de werkzaamheden niet ouder dan twee maanden. (art 2.6 lid 4, 8 en 9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De verklaringen omtrent het gedrag die zijn afgegeven vóór 1 maart 2013 zijn niet ouder dan twee jaar. (art 2.6 lid 3 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Passende beroepskwalificatie Alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie overeenkomstig de cao Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Vrijwilligersbeleid De houder heeft een vrijwilligersbeleid, wat tot uitdrukking komt in een beleidsplan. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 21 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
22 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
In het vrijwilligersbeleid staan minimumeisen waar een in de peuterspeelzaal werkzame vrijwilliger aan dient te voldoen. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 21 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen))
In het vrijwilligersbeleid staan afspraken die de houder met vrijwilligers maakt. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 21 lid 1 sub b Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het vrijwilligersbeleid staan de taakomschrijvingen waarin wordt omschreven welke bijdrage aan het werk in de peuterspeelzaal van de vrijwilligers wordt verwacht en op welke wijze dit samenhangt met het pedagogisch beleid. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 21 lid 1 sub c Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat alle vrijwilligers werkzaam bij de peuterspeelzaal tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd zijn. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 21 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Opvang in groepen De opvang vindt plaats in peuterspeelzaalgroepen. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De peuterspeelzaalgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Ieder kind heeft maximaal drie vaste beroepskrachten waarvan er dagelijks minimaal één werkzaam is op de groep van het kind. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 3 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Beroepskracht/vrijwilliger-kindratio Het aantal beroepskrachten en vrijwilligers per groep bedraagt: - in een groep met maximaal 8 kinderen ten minste 1 beroepskracht; - in een groep met 9 t/m 16 kinderen ten minste 1 beroepskracht, en een vrijwilliger of tweede beroepskracht. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 4 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder heeft geregeld dat een andere volwassene telefonisch bereikbaar is en binnen 15 minuten aanwezig kan zijn in geval van een calamiteit, indien conform de beroepskracht/vrijwilliger-kindratio slechts één beroepskracht in de peuterspeelzaal aanwezig is. (art 2.6 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 19 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Gebruik van de voorgeschreven voertaal De voorgeschreven voertaal wordt gebruikt. (art 2.12 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
OF Er wordt een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in deze specifieke omstandigheid daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder vastgestelde gedragscode. (art 2.12 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Veiligheid en gezondheid Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid De houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid betreffende de actuele situatie. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11 lid 1 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
23 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
De houder beschrijft de veiligheidsrisico’s op de thema’s: verbranding, vergiftiging, verdrinking, valongevallen, verwondingen, beknelling, botsen, stoten, steken en snijden. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de veiligheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de veiligheidsrisico’s en de maatregelen. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij de peuterspeelzaal kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie veiligheid. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder heeft een risico-inventarisatie gezondheid betreffende de actuele situatie. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11 lid 1 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder beschrijft de gezondheidsrisico’s op de thema’s: ziektekiemen, binnenmilieu, buitenmilieu en medisch handelen. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de gezondheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de gezondheidsrisico’s en de maatregelen. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij de peuterspeelzaal kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie gezondheid. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Meldcode kindermishandeling De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld welke voldoet aan de beschreven eisen. (art 2.9a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode. (art 2.9a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht en bevordert de kennis en het gebruik ervan. (art 2.9b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Ruimte en inrichting Binnenruimte Er is ten minste 3,5 m² bruto oppervlakte in de groepsruimte beschikbaar per kind. De binnenruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal op te vangen kinderen. De binnenruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid.
Buitenspeelruimte Er is ten minste 3 m² bruto buitenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind.
24 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
De buitenspeelruimte is voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar. De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum. De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid.
Ouderrecht Informatie De houder informeert de ouders over het te voeren beleid. (art 2.11 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder informeert de ouders en de kinderen tot welke peuterspeelzaalgroep het kind behoort en welke beroepskrachten op welke dag voor welke groep verantwoordelijk zijn en welke vrijwilligers op deze dag aanwezig zijn. (art 2.6 lid 2 en 2.11 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen. Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats. (art 2.11 lid 2 en 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Oudercommissie De houder biedt aan de ouders de gelegenheid deel te nemen aan een oudercommissie. (art 2.15 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Klachten De houder treft een regeling voor de behandeling van klachten van ouders die voldoet aan de beschreven eisen. (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder brengt de klachtenregeling voor ouders op passende wijze bij hen onder de aandacht. (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder ziet erop toe dat de klachtencommissie voor ouders werkt met een reglement. (art 2 lid 3 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder hanteert de termijn waarbinnen schriftelijk wordt gereageerd naar aanleiding van een oordeel van de klachtencommissie. (art 2 lid 5 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder leeft geheimhoudingsplicht na. (art 2 lid 4 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder draagt er zorg voor dat over elk kalenderjaar een openbaar klachtenverslag van ouders wordt opgesteld, waarin ten minste een aantal vaste onderdelen wordt aangegeven. (art 2 lid 7 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder zendt het klachtenverslag van ouders voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar aan de GGD. (art 2 lid 9 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
25 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
Gegevens voorziening Opvanggegevens Naam voorziening Website Aantal kindplaatsen Gesubsidieerde voorschoolse educatie
: : : :
Kip Kakel http://www.kipkakel.nl 16 Ja
Gegevens houder Naam houder Adres houder Postcode en plaats KvK nummer
: : : :
Maria Jantina Visser- Van Westen Bloemendaallaan 59a 3771HT BARNEVELD 08156536
Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD Adres Postcode en plaats Telefoonnummer Onderzoek uitgevoerd door
: : : : :
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden Postbus 5364 6802EJ ARNHEM 0800-8446000 Esther Lammers
Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam gemeente Adres Postcode en plaats
: Barneveld : Postbus 63 : 3770AB BARNEVELD
Gegevens toezicht
Planning Datum inspectie Opstellen concept inspectierapport Zienswijze houder Vaststelling inspectierapport Verzenden inspectierapport naar houder en oudercommissie Verzenden inspectierapport naar gemeente Openbaar maken inspectierapport
: : : : :
09-12-2014 20-01-2015 02-02-2015 03-02-2015 03-02-2015
: 03-02-2015 : 10-02-2015
26 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD
Bijlage: Zienswijze houder peuterspeelzaal De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport. Als eerste wilde ik vermelden dat aan alle (aandachts-)punten hard wordt gewerkt óf al zijn opgelost. Alle beroepskrachten zijn inmiddels in het bezit van een geldig VOG. Ook wordt er geen gebruik meer gemaakt van hulpmoeders, maar is er een stagiaire aanwezig. Per 1 maart 2015 zal er op de dinsdag- en vrijdagmorgen een tweede beroepskracht aangenomen worden, wat een vereiste zou zijn bij ambitieniveau 2. In het conceptrapport wordt bij de inspectie op het aantal dagdelen VVE, de conclusie vermeldt dat in de praktijk de meeste kinderen slechts 1 of 2 dagdelen zouden komen. Met deze conclusie ben ik het echter niet eens, omdat dit slechts gebaseerd is op de groepslijsten van november en december 2014. In ons VVE-beleidsplan staat duidelijk beschreven dat op grond van onze visie het aantal dagdelen dat een VVE-kind uiteindelijk naar de peuterspeelzaal moet komen, mag worden opgebouwd. Omdat wij een peuterspeelzaal zijn met een reformatorisch doelgroep en het wegbrengen van een kind (voor zoveel uren per week) erg gevoelig ligt, hebben wij hier met de gemeente Barneveld uitvoerig over gesproken. Bij het wel of niet aanbieden van VVE op onze reformatorische peuterspeelzaal woog de verplichting van 10 uur/3 dagdelen in de week heel zwaar. In overleg met de gemeente Barneveld is ons toegezegd dit aantal uur of dagdelen te mogen opbouwen. Eind 2013, begin 2014 zijn we om die reden toch gestart met het aanbieden van VVE. Er is echter niets afgesproken over de termijn waarbinnen deze opbouw zou moeten plaatsvinden. In de praktijk komen alle VVE-kinderen uiteindelijk 3 dagdelen naar de peuterspeelzaal. Als een kind bij ons binnenkomt met 3 jaar, zal de opbouw naar 3 dagdelen uiteraard sneller zijn, dan bij een kind wat met 2,5 jaar binnenkomt. Het is ons streven om een VVE-kind minimaal een half jaar voor het naar de basisschool gaat, 3 dagdelen VVE aan te bieden. Toch merken we dat veel ouders 3 dagdelen nog steeds erg veel vinden en we vrezen dat als de opbouw steeds sneller zal moeten plaatsvinden, er veel ouders met onze (reformatorische) achtergrond géén gebruik meer gaan maken van ons aanbod VVE. Tot nog toe is uit onze contacten met de ouders én de reformatorische basisscholen waar onze peuters naar toe zijn gegaan, gebleken dat ze erg tevreden zijn met de resultaten van ons aanbod VVE. Dit komt mijns inziens o.a. ook doordat er veel contact is met de ouders en er ook thuis veel geoefend wordt!
27 van 27 Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 09-12-2014
Kip Kakel te BARNEVELD