Innovatie in Ontwikkelingssamenwerking
Verslag van conferentie “Innovatie in Ontwikkelingssamenwerking 14 november 2008, Amersfoort
STRO kijkt terug op een geslaagde conferentie
STRO presenteert financiële innovaties die wél de armen helpen AMERSFOORT - Social TRade Organisation STRO hield vrijdag 14 november in Amersfoort de conferentie ‘Innovatie in ontwikkelingssamenwerking’. De sector van ontwikkelingssamenwerking kan leren van de succesverhalen en mislukkingen van innovatie in het bedrijfsleven, maar omgekeerd kan het bedrijfsleven ook leren van ontwikkelingssamenwerking. Er moet meer ruimte komen voor innovatie om te experimenteren en te mislukken. Ruim honderd bezoekers afkomstig van ontwikkelingsorganisaties, uit de universitaire wereld, bedrijfsleven en overige geïnteresseerden kwamen naar Amersfoort om te luisteren naar de introductie op de dag door Henk Molenaar, adjunct directeur van WOTRO. Hierna volde een levendige discussie over innovatie tussen innovatie experts uit het bedrijfsleven en van ontwikkelingsorganisaties. Namens het bedrijfsleven spraken Gert van Maanen (vml. Oikocredit en Nedlloyd), Rob Veldhuizen (Rabobank) en Wichert van Engelen (innovatie adviseur en vml. ING). Jacqueline Lampe (Flying Doctors) Anneke Maarse (PSO) en Josine Stremmelaar (Hivos) vertegenwoordigden de ontwikkelingsorganisaties. De slotconclusie luidde dat er veel mogelijkheden zijn hoe het bedrijfsleven en ontwikkelingssamenwerking samen kunnen leren (en dat gebeurt al veel), maar hier moet vaak nog de juiste vorm voor worden gevonden. Henk van Arkel, directeur van STRO, vervolgde het ochtendprogramma met een presentatie over de problemen die het huidige mondiale geldsysteem veroorzaakt en mogelijke oplossingen hiervoor, zoals het Bancor voorstel van de econoom Keynes. Van Arkel ging hierover in discussie met de panelleden uit het bedrijfsleven. Dat het financiële systeem zoals het nu is, nadelige gevolgen voor veel mensen in zowel ontwikkelde als ontwikkelende gebieden, daarover was iedereen het wel eens. Hoe het geldsysteem veranderd moet worden, leverde een flinke discussie op, waarbij ook het publiek veel inbreng had. In het middagprogramma ging Henk van Arkel in zijn workshop verder op de discussie hoe het financiële systeem veranderd kan worden. Dat nieuwe ideeën op geldgebied niet slechts theorie zijn, maar ook dikwijls succesvol in de praktijk gebracht worden, toonde Gert van Maanen in zijn workshop over hoe microkrediet een succes werd. In Costa Rica geven coöperaties zichzelf goedkoop krediet door zelf een eigen munt in omloop te brengen, gedekt door hun eigen productie. Cristina Santos vertelde hoe deze financiële innovatie in korte tijd al geleid heeft tot hogere omzet voor de coöperaties. Camilo Ramada gaf in zijn workshop een ander praktijkvoorbeeld: namelijk goedkoop krediet creëren door nog niet betaalde rekeningen collectief in een netwerk te verzekeren en de rekeningen alvast te betalen in een eigen betalingseenheid van het netwerk. Suzanne Olivier presenteerde de mogelijkheden om met mobiel bankieren het bereik van microkrediet te vergroten, gesteund door speciale software: Cyclos. Hoe Cyclos precies werkt, legde Rinke Hoekstra uit in zijn workshop. Om de effecten van al deze innovaties op een economie beter te kunnen bepalen en begrijpen, ontwikkelt STRO samen met de Universiteit Utrecht een simulatie model. Docent en onderzoeker Virginia Dignum liet zien hoe met kunstmatige intelligentie methodes dit model betrouwbaardere resultaten oplevert. Simulaties vormen de basis van de spellen die STRO gemaakt heeft om haar geld methodes uit te leggen aan organisaties en geïnteresseerden die er zelf mee aan de slag willen. Op acht computers speelden bezoekers het Social Trade spel.
Bijlage 1
‘Innovatie en ontwikkeling (10.20 - 10.40) door Henk Molenaar, directeur Wotro
De titel van deze lezing impliceert twee aspecten: 1. Toepassing van innovaties in ontwikkelingssamenwerking. 2. Innovatie van ontwikkelingssamenwerking zelf.
Henk Molenaar, adjunct-directeur Wotro, over innovatie Deze lezing bestaat uit drie onderdelen: 1. Mondiale ontwikkelingen 2. Innovaties 3. Consequenties voor ontwikkelingssamenwerking 1: Mondiale ontwikkelingen De problematiek is de afgelopen jaren van karakter veranderd. De ontwikkelingsagenda is breder geworden, de problemen mondialer. Ze zijn ook niet meer beperkt tot de ontwikkelingslanden zelf. Zie onder andere de klimaatverandering. Hierdoor is ook de agenda van het onderzoek breder. De problemen zijn mondiaal, maar de concrete uitwerking ervan is overal anders. Onderzoek moet daarop inhaken. Het belang van onderzoek en innovatie neemt wereldwijd toe. De kenniseconomie wordt steeds dominanter, research en development steeds belangrijker. Cruciaal voor ontwikkelingslanden is dat de kloof niet groter wordt, dat ze toegang houden / krijgen tot kennis en ontwikkeling daarvan. Uitwisseling van kennis is daarom van het grootste belang. 2: Innovatieproces In zijn traditionele vorm is research & development een lineair proces: fundamenteel onderzoek strategisch onderzoek - toegepast onderzoek. Daarin is nu een omslag gekomen: innovaties zijn steeds vaker het combineren van bestaande kennis. Dit is een veel flexibeler proces: trial & error. Het is een innovatief proces waarin steeds nieuwe vragen opkomen. Een proces dat ook meer in een lokale context staat. Gebruikers zijn nauwer betrokken. Het onderzoek is meer vraaggestuurd. 3: Ontwikkelingssamenwerking Ontwikkelingssamenwerking was altijd gebaseerd op het idee van overdracht van kapitaal en kennis om zo achterstanden in te lopen. Dit gaat uit van een simplistisch idee over het armoedeprobleem als een lineair proces van accumulatie van kapitaal en kennis. Dit model blijkt niet helemaal te kloppen.
De verwantschap met het lineaire innovatiemodel kan niemand ontgaan. Deze benadering werkt niet vraaggericht. Gewenst is een vraaggerichte benadering, gebaseerd op lokale kennis, behoeften enzovoort. Hoe hangen deze drie punten nu samen? De drie belangrijkste conclusies zijn: 1. Het belang van lokale capaciteiten voor innovatie. 2. Het belang van vraagsturing en versterking van lokale capaciteiten. 3. Het belang van de lokale context voor innovatie en ontwikkeling. Innovatie ‘van binnen uit’ wordt steeds belangrijker. Dat zou dus ook een belangrijke focus voor ontwikkelingssamenwerking moeten zijn: meer trial & error. Dat is minder gemakkelijk te sturen, onvoorspelbaar en niet te plannen. Vernieuwing in ontwikkelingssamenwerking is juist niet het steeds meer afrekenen van projecten op hun directe resultaten. Een cultuuromslag is gewenst: minder planmatig en minder resultaatgericht! Vernieuwing betekent het geven van ruimte, het uit handen geven van sturing en het toelaten van onzekerheid. Meer informatie: • WOTRO: www.nwo.nl/wotro • Powerpointpresentatie te verkrijgen door een email te sturen aan
[email protected]
Bijlage 2
Paneldiscussie 1: Lessen over innovatie vanuit het bedrijfsleven (10.40 - 11.45)
panelleden uit het bedrijfsleven: • Wichert van Engelen: innovatie adviseur, voormalig directeur Innovatie ING • Gert van Maanen: voormalig directeur Oikocredit en Nedlloyd en lid bestuur ING • Rob Veldhuizen: directeur Rabobank Hilversum, lid Rabo Innovatie Netwerk Overleg panelleden van ontwikkelingsorganisaties: • Jacqueline Lampe: directeur AMREF / Flying Doctors • Anneke Maarse: innovatie expert PSO • Josine Stremmelaar: coördinator kennis programma Hivos voorzitter: • Suzanne Olivier:
projectmedewerker STRO
Hoe creëer je een ruimte, een omgeving die stimuleert en inspireert tot innoveren? Van Engelen: Door minder eisen te stellen, meer tijd te geven, passie voor iets nieuws, durf om te veranderen, durf om dingen los te maken. Door minder planmatig te gaan werken. Veldhuizen: Door innovatie vooral lokaal te laten plaatsvinden. En: verander niet een ander, niet het ministerie, maar verander jezelf, je eigen houding. Ruimte creëren is een start. Vele obstakel moeten overwonnen worden. Echte, radicale vernieuwingen moeten in eerste instantie van de mensen zelf komen. Die moeten tegen de stroom in durven roeien. Van Maanen: Grote bedrijven zijn geen goede leerschool voor innovaties. Het nadeel van grote bedrijven: hun prioriteit is stabiliteit, en: grote structuren bieden geen ruimte. Door het hiërarchische systeem is er in de lagere lagen geen durf om bij de hogere lagen met vernieuwende ideeën te komen. Al met al sneuvelen de meeste vernieuwende ideeën bij grote bedrijven ergens onderweg. Kleine bedrijven bieden meer mogelijkheden. Die bestaan meestal bij de gratie van innovatie en creativiteit. In de ontwikkelingssamenwerking biedt vooral de veelheid aan kleine organisaties zicht op innovatie. Die (moeten) durven vernieuwende projecten te starten, waarvan er best veel zullen (en mogen) mislukken.
v.l.n.r. Josine Stremmelaar en Anneke Maarse
Wat kan het Nederlandse bedrijfsleven toevoegen / hoe kan het vraaggestuurde, vernieuwende ontwikkelingssamenwerking ondersteunen? Veldhuizen (Rabo): Kom praten! Samen zoeken naar mogelijkheden enzovoort. Kijken waar je elkaar kunt vinden. Wat zijn de belangrijkste lessen uit het bedrijfsleven ten aanzien van innovatie? (Voorwaarden, efficiency, obstakels, budgettaire overwegingen, ruimte voor experimenten, omgaan met mislukkingen enzovoort.) Van Engelen: Toelaten van onzekerheid en minder planmatig werken zijn zowel in de ontwikkelingssamenwerking als in de financiële wereld vloeken in de kerk. Want controleerbaarheid en resultaatgerichtheid staan daar voorop. Daarom moeten we mislukkingen anders gaan definiëren. Niet meer: heeft het zijn geld opgeleverd? maar: is geprobeerd iets nieuws te ontwikkelen? Het grootste deel van de innovaties mislukt. Dat moeten we accepteren. Maarse: We moeten uitgaan van de vraag, van de lokale capaciteit tot innoveren. Maar: de ideeën die we innovatie in ontwikkelingssamenwerking noemen, ontstaan meestal hier. Hoe is dat te combineren? Van Engelen: Moeten de ideeën wel van hier komen? Maarse: Hoe kunnen we ideeën van hier in contact brengen met ideeën daar? Van Maanen: Dat zal moeilijk zijn, omdat ideeën hier vertegenwoordigd worden door geld, en ideeën van daar niet. Dat creëert ongelijkwaardigheid. Wat we wel van het bedrijfsleven kunnen leren is: tempo! De juiste beslissingen met de juiste snelheid. Efficiëntie. Bij de overheid ontbreekt het daar nogal eens aan. Stremmelaar: Het bedrijfsleven is niet per se efficiënter. Hivos werkt al jaren samen met het bedrijfsleven. De meerwaarde van samenwerking met organisaties uit andere sectoren zoals het bedrijfsleven maar bijvoorbeeld ook de academische sector is dat dit kan leiden tot nieuwe inzichten en soms tot innovaties. Lampe: Moeten we wel zo focussen op efficiëntie? Dat valt in de praktijk nogal eens tegen. Moeten we niet een stap terug, naar strategische keuzes. (Ze noemt een voorbeeld van een virtuele verplegeropleiding vanuit Kenia.) Van Maanen: Maar hoe zeker weet die verpleegster in Kenia dat die computer er morgen nog staat? En dat die internetverbinding het nog doet? Enzovoort. Met andere woorden: allerlei praktische voorwaarden zijn nodig om iets te laten werken.
Jacqueline Lampe
Lampe: Het is belangrijk om te realiseren dat innovaties aanvullend zijn op de huidige praktijk, dus om elkaar te versterken. De eerder genoemde conputer training vervangt dus niet alle andere vormen van
Innovatie = ‘Out of the box-denken’. Durven buiten de paden die je gewend bent te denken. Maar: is er wel een ‘box-denken’? Vraaggestuurd: moet ook echt vraaggestuurd zijn. Het belangrijkste in innovatie is verbeteren wat je al doet, door de mensen dus die het al doen. Dat is 100% vraaggestuurd. Maarse: Mensen en organisaties moeten ook / vooral van elkaar gaan leren.
Hoe kunnen we deze lessen uit het bedrijfsleven doortrekken naar de ontwikkelingssamenwerking? Welk beleid en welke omstandigheden zijn nodig om deze capaciteiten te versterken? Lampe: Behoefte aan organisatiecapaciteit om verschillende dingen uit te proberen.Hoe kan het bedrijfsleven daaraan bijdragen? Van Maanen: Via samenwerking via lokale vestigingen; lokale mensen van die vestigingen kunnen bijdragen aan lokale ontwikkelingen. Innovaties vinden uiteindelijk niet plaats tussen organisaties, bedrijven enzovoort, maar tussen mensen. We moeten netwerken van het bedrijfsleven en van ontwikkelingssamenwerking integreren. Zaal en van Engelen: Ontwikkelingssamenwerking kan ook leren van hoe het bedrijfsleven een verschuiving heeft doorgemaakt van zogenaamde gesloten innovatieprocessen, naar een meer open manier van innoveren, namelijk open innovatie. Onder open innovatie wordt verstaan: het combineren van interne en externe bronnen voor zowel de ontwikkeling als het op de markt brengen van nieuwe technologieën en producten. Conclusie: Als er een specifiek budget voor is, kan je ruimte creëren voor innovatie waarin men durft te mislukken en te experimenteren en samen met anderen leert van problemen, maar ook van wat er goed is gegaan. OS kan dus leren van de succes verhalen, maar ook van de mislukkingen van het bedrijfsleven. In realiteit is er nog veel ruimte van waar het bedrijfsleven en OS sector samen kunnen leren (en dat gebeurt al veel), maar hier moet nog de juiste vormen voor worden gevonden.
Bijlage 3
Paneldiscussie 2: Biedt de geldcrisis de kans op een nieuw duurzaam geldsysteem dat arme landen betere ontwikkelingskansen geeft? (11.45 - 12.45)
Als inleiding een mooi verhaal van Suzanne Olivier over mensen die ‘s avonds de kroeg uit kwamen en in een draaimolen gingen zitten. De laatste zette de molen aan en sprong nog net zelf in een karretje. Waarop de draaimolen ging draaien en niemand ‘m meer uit kon zetten. De volgende ochtend werden ze gevonden. De draaimolen draaide nog en enkele van de inzittenden waren inmiddels overleden! panelleden: • Wichert van Engelen: • Gert van Maanen: • Rob Veldhuizen: • Henk van Arkel:
innovatie adviseur, voormalig directeur Innovatie ING voormalig directeur Oikocredit en Nedlloyd en lid bestuur ING directeur Rabobank Hilversum, lid Rabo Innovatie Netwerk Overleg directeur STRO
Henk van Arkel over de Bancor als alternatief voor de draaimolen. De kredietcrisis geeft arme landen inderdaad nieuwe kansen! De zelfgenoegzame financiële wereld ziet niet hoe het geldsysteem arme landen met problemen opzadelt. De economische wereldtop probeert de huidige problemen op te lossen vanuit hun bestaande denkwereld. Maar problemen kun je niet oplossen vanuit dezelfde denkwereld waaruit ze zijn ontstaan. Kan de huidige economische top de stap zetten naar een nieuwe denkwereld? De kredietcrisis heeft drie elementen: 1. De dollar als ankermunt heeft geleid tot onevenwichtige handelsbalansen. 2. Door verschuiving van inkomen en koopkracht van arm naar de rijksten is de koopkrachtige vraag uitgehold. In arme gebieden ontbreekt koopkrachtige vraag allang. 3. Geldschepping tegen rente leidt tot telkens toenemende schulden. De economie heeft twee kanten: niet alleen de productie is van belang, ook het kopen van die productie. Door concentratie van vermogen en inkomen neemt de totale koopkrachtige vraag af. Want wat er bij de armen aan vraag afgaat, komt er bij de rijken niet meer bij omdat die toch al meer krijgen dan ze besteden kunnen. Daardoor wordt de balans tussen koopkracht en productie steeds verder ondermijnd. Arme gebieden zijn al permanent in een depressie: werkloosheid leidt tot een tekort aan koopkracht en dat leidt tot overcapaciteit. En dat wordt in stand gehouden door het geldsysteem. STRO pleit voor verandering van onderaf. Door middel van andere geld-, ruil- en handelssystemen. Nationale munten voor de internationale handel naast lokale munten voor lokale handel. Hoe laat je verschillende regio’s met elkaar handelen zonder dat de ene de economie van de ander kapot maakt? De Bancor / International Clearing Unit leidt tot: − Stabiel geld − Alle ruimte voor handel − Ruimte om tegen een permanente depressie op te treden en de eigen economie te stimuleren. Met de Bancor is de handel tussen landen altijd in evenwicht. De Bancor: − Faciliteert de internationale handel. − Legt boetes op import- en exportoverschotten. Oproep aan Minister Koenders van Ontwikkelingssamenwerking: stel bij onderhandelingen over een nieuw geld- en handelssysteem ook de Bancor aan de orde!
Paneldiscussie: Biedt de geldcrisis de kans op een nieuw en duurzaam geldsysteem? Vraag 1: zitten arme gebieden inderdaad in een permanente depressie? Van Maanen: Ja. Structureel. Mensen in arme gebieden staan niet op de agenda. Nu ook de rijken in het westen klappen krijgen, is er wellicht perspectief op serieuze veranderingen. Er moet heel veel gebeuren. Het is nu zaak daarbij ook de belangen mee te nemen van de velen die al jaren van 1 tot 2 dollar per dag moeten rondkomen. We moeten de rol van de vrije markt terugdringen! De rol van het flitskapitaal. Een goot ontwerp is prima, maar laten we beginnen met een klein ontwerp: Tobin tax. Om het loze geldverkeer aan banden te leggen. Want 95% van het kapitaal dat over de wereld gaat is ‘flitskapitaal’, geld waar geen reële waarden tegenover staan. Van Arkel: We moeten niet helemaal gaan zitten in die tegenstelling tussen overheid en vrije markt. Een complex systeem als de samenleving voldoet aan de wetten van complexe systemen. Het is geen kwestie van good guys en bad guys. Genoemde argumenten zijn waar, maar we moeten ook op systeemniveau kijken. Waarom is 95% van het kapitaal ‘flitskapitaal’? dat komt door het systeem van geldschepping - schuldvorming - rentebetaling - nieuwe geldschepping om door rente toegenomen schulden te kunnen betalen - nieuwe schuldvorming en rentebetaling enzovoort. Het gevolg is enerzijds geldtoename en anderzijds geldconcentratie. Dus we moeten ook kijken naar dit systeem.
Vraag 2: Ziet u verband met het internationale geldsysteem? v.l.n.r: Rob Veldhuizen, Gert van Maanen, Wichert van Engelen en Henk van Arkel
Veldhuizen: Ongeveer 100 jaar geleden begon Raiffeisen in Duitsland een coöperatieve bank: geld werd lokaal gehouden. Van Maanen: Ik ben niet tegen de vrije markt, maar tegen de onbeteugelde vrije markt. De overheid moet een rol spelen in het beteugelen van de vrije markt. Een voorbeeld: het ‘verscheuren’ van ABNAMRO. Dat had voorkomen kunnen worden. Van Engelen: Het is van belang om weer grip te krijgen op het flitskapitaal. We hoeven niet het hele systeem om te bouwen, maar moeten wel iets meer checks & balances inbouwen. Daarbij zijn we wel afhankelijk van technologie die dat mogelijk moet maken. Van Arkel: Maar los van de technologie: rijk leent aan arm, en arm betaalt extra terug aan rijk. Dat leidt tegelijkertijd tot groei en verarming. Bij geavanceerde evengoed als bij primitieve technologieën. We moeten twee dingen onderscheiden:
1. Het uit de hand lopen van het geldsysteem door technologie. 2. Het principe van geld met geld maken. Zaal: Geld lenen tegen rente betekent huur op gebruik van geld. Dure huur. Zaal: De huidige crisis: het is alsof je een huis aan het bouwen bent en de centimeters zijn op. Het geldsysteem werkt niet. Van Arkel: Ik zie twee verschillende denkwerelden naast elkaar, met ieder hun eigen waard. Maar nu zijn innovaties nodig, ‘Out of the box-denken’, op zoek naar nieuwe randvoorwaarden. Veldhuizen: Het is niet in de eerste plaats een technisch maar een emotioneel probleem. Hebzucht is de hoofdoorzaak. Integriteit en respect moeten terugkomen. Systeemveranderingen moeten daarvoor zorgen,maar: kleine stappen. Van Arkel: Integriteit en respect zijn er nooit geweest in de geldwereld. Staat dit systeem wel integriteit en respect toe? Zaal: Zijn de eigen en andere geldsystemen al een onderzocht en tot wat voor voorstellen heeft dat dan geleid? Van Maanen: Geld is smeermiddel en dat zou het moeten zijn. Van Arkel: Op systeemniveau: het is niet alleen smeermiddel maar ook schatvormer. Die twee functies moeten we uit elkaar halen. Van Maanen: Maar is dat haalbaar? Nauwelijks! Henk: Fisher in de VS in de jaren 30 zag wel mogelijkheden: een liquiditeitsheffing. De FED ging toen niet akkoord, juist omdat die vreesde dat het wel zou werken. De gevolgen zouden onvoorstelbaar zijn! Vragen uit de zaal voor de workshop van Henk van Arkel in de middag waarop doorgegaan is op deze discussie: − Wat is de schatbewaarderfunctie van geld? − Wat zijn die onvoorstelbare gevolgen? − Is hebzucht alleen de oorzaak? Het doordraaien van die draaimolen was toch niet het gevolg van draaizucht? − Biedt Bellamy / het jubeljaar perspectief? − Normen en waarden tegenover systemen: kun je die wel scheiden? Zitten bepaalde normen en waarden niet ingebakken in een geldsysteem gebaseerd op geldschepping, rente, schulden enzovoort, dat leidt tot dwang tot afbetalen van schulden + rente? − Eigenbelang is drijfveel van mensen. Die eigenschap moeten we niet bestrijden; we moeten er gebruik van maken! Conclusie: Het financiële systeem zoals het nu is, heeft nadelige gevolgen voor veel mensen in zowel ontwikkelde als ontwikkelende gebieden. We zijn het er over eens dat hier iets aan moet veranderen, maar dat is geen gemakkelijke taak. Dat betekent niet dat we niets kunnen/moeten doen. Daarom zijn juist soort ontmoetingen zoals vandaag belangrijk: mensen ontmoeten elkaar om hierover te discussiëren. Deze ontmoetingen fungeren als broedplaats voor stappen die genomen kunnen worden voor een structurele verandering. Meer informatie • Powerpointpresentatie te verkrijgen door een email te sturen aan
[email protected]
Bijlage 4
Workshop 1: Terugblik op hoe de innovatie microkrediet tot stand kwam en zich een plek veroverde door Gert van Maanen
Microkrediet 30 jaar! Maar eigenlijk pas 10 jaar. In 1997 was de eerste microkrediettop in New York. Er waren toen 600 organisaties die microkrediet verleenden aan 15 miljoen klanten. Eind 2007 was dit gegroeid tot 6000 organisaties en 115 miljoen klanten! 115 miljoen klanten komt in de praktijk neer op gemiddeld vier monden per klant = 500 miljoen monden. Er zijn in de wereld naar schatting 1,1 miljard mensen die moeten rondkomen van minder dan 1 dollar per dag, en maar liefst zo’n 3 miljard die moeten rondkomen van minder dan 2 dollar per dag. 500 miljoen van die 3 miljard, dat één zesde kan zijn / haar situatie verbeteren met behulp van microkredieten! Gaat het misschien te snel? In het algemeen gaat het goed. Het werkt. En zonder reclame- of voorlichtingcampagnes: de meeste klanten kunnen niet eens lezen. Dus alles mond op mond. Van de vele plannen in de ontwikkelingssamenwerking waren er in het begin vrijwel geen die gericht waren op het inkomen van mensen die geen werk hebben. Dat terwijl de ‘informele sector’ (de mensen zonder vast werk dus) in ontwikkelingslanden liefst 70% van de bevolking uitmaakt. Slechts 30% heeft een baan en behoort tot de formele sector. Het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden is niet gericht op het creëren van banen. Mensen in de informele sector hebben daardoor nauwelijks kans op een baan in de formele sector. Dat is de doelgroep van microfinanciering: het verstrekken van kleine leningen, van 50 tot 200 dollar, in één jaar terug te betalen, met rente. Daarmee moeten ze iets aanschaffen waarmee ze inkomen kunnen verwerven, anders kunnen ze immers niet terugbetalen. Dit blijkt goed te werken. De terugbetalingsdiscipline zit op 98-99%!
Gert van Maanen Kleine leningen - kleine investeringen - kleine, eenvoudige bedrijvigheid. Voorbeelden: Aanschaf koelkast - verkoop van koele drank. Aanschaf mobieltje: functie van telefooncentrale in een gemeenschap. Waarom betalen ze zo trouw terug? Omdat ze een tweede lening willen, en een derde, en een lening voor de dochter enzovoort. Minder dan 5% maakt er een bedrijfje van, verder blijft het beperkt tot een klein inkomentje. Is het dan marginaal, zoals wel eens wordt gezegd? Voor de mensen zelf niet! Het werkt.
Wat maakt het zo innovatief? Kleine bedragen uitlenen aan mensen die niks hebben. Geen zekerheden, geen borg. Krediet geven aan mensen die niks hebben. Reguliere banken deden, en doen dat niet. In de praktijk worden groepen van vijf vrouwen gevormd. Die krijgen een cursusje en staan garant voor elkaar. Hun eigenwaarde, hun trots staan borg. De incasso vindt plaats binnen de groep: bijeenkomsten waarin ieder haar deel terugbetaalt. Daardoor zijn geen duur betaalde mensen nodig voor het incasseren van afbetalingen. Een afbetalingsratio van 99% wordt op die manier behaald. In plaats van dreiging (deurwaarder enzovoort) een belofte als middel om afbetaling ‘af te dwingen’: als iedereen op tijd is, krijgt de groep een tweede lening. Daardoor ook sterke groepsdwang: als één iemand in gebreke blijft, krijgen ook de andere vier geen nieuwe lening. Dus als één iemand een keer echt niet kan betalen, is het ook in het belang van de andere vier om dat op te vangen. Als de groep drie leningen heeft afbetaald en ook nuttig en productief heeft besteed, kan een vierde reguliere (en grotere) lening verkregen worden, voor langere periode en tegen lage rente. Vaak om het huis te verbeteren (housing loans). Daarmee werden de mannen partij: het werd ook in hun belang om de leningen netjes af te betalen. Maar: de vrouw is de klant, de lening wordt aan haar verstrekt, en daarom moet het huis op haar naam komen te staan. Met tot gevolg dat in een islamitisch land als Bangladesh 160.000 huizen op naam staan van een vrouw! Met een ingrijpende verandering in de machtsverhoudingen tussen man en vrouw tot gevolg. Oikocredit werkt met aandelenkapitaal. Mensen (kerken, kerkelijke organisaties) leggen geld in en krijgen 2% rendement.
Bijlage 5
Workshop 2: Cyclos software: hoe werkt het? door Rinke Hoekstra
Deze workshop over het open source softwarepakket Cyclos had een kleine, doch geïnteresseerde groep bezoekers. Gedeeltelijk waren dit mensen die al ervaring hadden met Cyclos, gedeeltelijk waren dit mensen die van plan zijn om Cyclos te gaan gebruiken. De nieuwste versie van de software werd gepresenteerd; dit is een versie die officieel alleen nog als beta-versie is gepubliceerd. Geassisteerd door Niek Dekker, die met zijn Bureau Digitekst de hosting van Cyclos doet, loopt workshopgever Rinke Hoekstra het gebruikersmenu voor de administratorsectie van Cyclos langs. Het is een interactieve workshop waarbij er vooral veel vragen uit het publiek komen. Rinke Hoekstra legt uit dat Cyclos zo gebouwd is dat het toepasbaar is voor heel veel soorten systemen (barters, lets, etc) met uiteenlopende regels, en dat alles daarom zeer configureerbaar is. Dit gaat zo ver dat je zelfs een veld op de ledenpagina zou kunnen maken om daarin de schoenmaat of het sterrenbeeld van het lid in vast te leggen (om maar een onzinnig voorbeeld te noemen). Hoewel uiterst configureerbaar en aanpasbaar, komt het publiek natuurlijk ook met "Kun je dit er ook mee?"-vragen waarop helaas soms ontkennend geantwoord moet worden. Desalniettemin is het publiek enthousiast en tevreden en wordt Rinke aan het eind van zijn workshop bedankt voor zijn verhaal.
Rinke Hoekstra legt de functies van Cyclos uit
Meer informatie: www.cyclos.org • Cyclos: • Digitekst: www.digitekst.com
Bijlage 6
Workshop 3: Cyclos: wat draagt het bij aan innovatie in ontwikkelingssamenwerking? door Suzanne Olivier en Camilo Ramada
In deze workshop presenteerde STRO 3 vormen van innovatie, die elk op een ander vlak bijdragen aan het vernieuwen van de ontwikkelingsaanpak. 1.
Methode: microkrediet langer lokaal laten doorwerken, en tegelijkertijd de verstrekkers ervan meer armslag geven.
In een C3 netwerk (Consumer and Commerce Circuit), handelen bedrijven met elkaar. Ze betalen elkaar met een interne vorm van verrekening, die gedekt is door micro-krediet. Als iemand wil handelen met een bedrijf buiten het systeem, wisselt het systeem zijn ‘interne eenheden’ om voor nationaal geld.
Camilo Ramada
2.
De interne saldi komen tot stand door microkrediet. Een microkrediet instelling ‘leent’ iemand een intern saldo, draagt zorg voor de inning van dit krediet, en staat garant in het geval het krediet niet geïnd kan worden.Omdat het saldo circuleert in een lokale groep, is er een extra nadruk op de impact van deze koopkrachtige vraag op de lokale markt. Pas als iemand zijn interne saldo wil omwisselen voor nationaal geld, is contant geld nodig. Als er in het systeem bijvoorbeeld een omwisseltermijn is afgesproken van een maand, heeft de microkredietorganisatie minstens een maand extra armslag. Zowel de lokale micro-ondernemers als de microkrediet-instellingen hebben hier baat bij.
Techniek: mobiel bankieren voor arme en afgelegen gebieden.
In veel ontwikkelingslanden, met name op het platteland, is de toegang tot financiële diensten zeer beperkt. Een groot percentage van de bevolking werkt dus alleen maar met contant geld buiten het formele bancaire stelsel om. De groei van mobiele diensten in deze landen geeft een unieke gelegenheid tot het verstrekken van financiële diensten via het mobiele netwerk. De volgende diensten worden op dit moment in veel ontwikkelingslanden aangeboden: • • • • • • •
Voorziening voor cash stortingen en uitbetalingen De mogelijkheid voor derden om stortingen te doen op een gebruikersaccount (werkgever, een familielid of microfinanciering organisatie) De mogelijkheden tot het maken van kleine aankopen bij geselecteerde verkooppunten Opwaardering prepaid beltegoed met behulp van de liquide middelen die reeds op de rekening van de gebruiker staat De mogelijkheid tot geld transfers tussen gebruikers accounts De mogelijkheid tot het overmaken van beltegoed tussen gebruikers Voorziening voor rekening betalingen.
STRO wil inspelen op de toenemende omvang van de internationale en nationale overmakingen en de mogelijkheid om bij te dragen tot locale economische ontwikkeling. STRO onderzoekt de mogelijkheid om de stroom van prepaid beltegoed te kanaliseren en ten goede te laten komen aan de regionale economische ontwikkeling. Het initiatief zal worden uitgevoerd door de instellingen voor microfinanciering (MFI's), gebaseerd op het financiële belang van deze instellingen en hun klanten. Centraal in dit initiatief staat de open-source software ontwikkeld door STRO, genaamd Cyclos. Cyclos is gespecialiseerde software voor het verrichten van niet-monetaire wijze van betaling aan groepen van ondernemingen en consumenten. Cyclos zal geïntegreerd worden met de specifieke software van MFIs om administratiekosten te verminderen en goedkopere leningen te kunnen verschaffen. Voor gebruikers betekent het goedkopere en betere toegang tot financiële diensten die ook nog ten goede komt van het lokale/regionale economie wanneer het geïntegreerd met een CCS (Complementary Currency System).
3.
Suzanne Olivier
Schaal: het activeren van de hele productieketen als vorm van ontwikkeling.
Vaak wordt er bij ontwikkelingshulp voornamelijk gekeken naar de allerarmsten. Als er met ondernemers wordt gewerkt, dan toch vooral met micro-ondernemers. En dat is goed: microondernemers hebben vaak sterke initiatieven die hun en hun naaste omgeving direct uit extreme armoede kunnen helpen. Toch is ontwikkeling niet alleen een individueel verhaal, maar ook een macro-economisch verhaal. Hoe beter de markt en de industrie in een land functioneren, hoe meer werk er is. Ook dat is belangrijk voor de armoedebestrijding! Vaak is het ook nog eens zo, dat de toeleveranciers van grote industriële bedrijven micro- of kleine ondernemingen zijn. Omdat in de industrie steeds meer processen worden uitbesteed, zijn er in industriële gebieden vaak duizenden kleine bedrijven actief. Om deze toeleveringsnetwerken te stimuleren, zet STRO het industriële handelsnetwerk CapGiroWeb in Zuid Brazilië op. In dit netwerk kunnen industrieën, hun toeleveranciers en dáár weer de toeleveranciers van, elkaar betalen in een intern verrekeningsnetwerk, zonder contant geld nodig hebben. Dit haakt direct aan op de gewoonte om te leveren tegen toekomstige betaling. Het voordeel van CapGiroWeb is dat de betalingen zijn gegarandeerd, en dat iemand zijn uitstaande, te ontvangen saldo kan ‘doorschuiven’ als vorm van betaalmiddel. Zo creëert het systeem een zeer liquide onderling verrekeningsnetwerk. Dit is, zeker in tijden van een krapte op de geldmarkt, heel belangrijk voor het blijven functioneren van de industrie. Op deze manier wordt een bijna macro-economisch stuk gereedschap aangeboden waarmee de industrie in zijn geheel kan groeien, wat direct in het belang is van al deze micro- en kleine ondernemers, maar ook in het belang van de armoedebestrijding in het algemeen. Meer informatie: • www.capgiroweb.com.br • Powerpointpresentatie te verkrijgen door een email te sturen aan
[email protected]
Bijlage 7:
workshop 4: “How do cooperatives stimulate local trade and attract interest – free capital?” by Cristina Santos (STRO Honduras)
The workshop, led by Cristina Santos, STRO’s Regional Advisor for Central America , was organized according to the following structure: i) rationale and antecedents of STRO’s presence in Central America, ii) characterization of the cooperative movement in Costa Rica; iii) general introduction to each of the 3 cooperatives under analysis – CoopeBrisas, CoopeSilencio and CoopeVictoria iv) a brief characterization of the complementary currency system in operation in each of the 3 projects and early results. The two sessions, especially the first one, were marked by a very pleasant and participated atmosphere where several questions and comments being raised by the participants which, in turn set the tone for the presentation itself. STRO’s presence in Costa Rica is preceded by the favourable experiences in Honduras and El Salvador in general and strengthened in particular by the very strong cooperative movement, good organisational structure and good technological penetration available locally. Each of the three cooperatives with which STRO cooperatives play a pivotal role in the economic and social life of local communities, as source of income and employment but also as suppliers of important social services. Although each of the projects and cooperatives have their particularities, it is possible to define some common characteristics to all 3, namely the fact that they provide goods and services of general demand, their competitiveness in the local market, their geographical focus and strong and solid reputation. On this occasion, the procedure of selection of each of the partner cooperatives was explained in detail: selection criteria, assessment and intake process, legal and methodological advisory, among others.
Cristina Santos
Without going into detail, it is possible to say that each of the cooperatives are the “driving force” of their communities. CoopeSilencio , originally created by 45 settlers, operates in an isolated setting and counts the African palm oil and eco-tourism among their main (profitable) activities. In the quiet, mountain top community of Silencio, almost all of the households are somehow related to the cooperative. CoopeVictoria, Costa Rica’s first agro- industrial cooperative is the cornerstone of Grecia’s economic and social structure. With approximately 3000 associated farmers, the main crops are sugar cane and coffee. Recently also, CoopeVictoria is collaborating with STRO in a biodiesel project.
CoopeBrisas struggles to remain competitive in a market largely dominated by one single company. Its 889 associates and 60 works livelihood relies on the income of the milk and kettle production. Each of the cooperatives was also drawn to participate in a complementary currency system for particular reasons. The local needs and expectations were, in fact, the basis for each of the methodological and operational models of each of the projects. CoopeSilencio was particularly concerned with matters of security of value transportation to the mountaintop and attracted to the possibility to access inexpensive working capital to stimulate their economic activities. Also CoopeBrisas saw in the operation of a local transaction network the possibility of accessing cheaper working capital, an additional value added in their extremely
competitive market. CoopeVictoria, in turn, was looking for a system to reward best clients and boost sales. In all 3 cases the methodology implemented is a commodity backed currency, a locally circulation medium of exchanged issued against the inventory of each of the cooperatives. Units in circulation are not convertible into national currency but their value has a “goods foundation”. CoopeBrisas and CoopeSilencio both issue their currency by paying part of their expenses, mainly salaries (on a voluntary basis) to workers. At the moment, the amounts in circulation are still very small compared to the overall value of the inventory. CoopeVictoria issues the commodity- backed currency as a 2% Bonus in sales above USD 100. So far, circulation cycles are very short and the average circulation period varies from 1 day to 2 weeks, projects have shown noteworthy growth in the past 9-18 months, with the currency being accepted by other businesses within the community. Additional incentives to acceptance such as the lotteries or the Bonus systems are in development and catalyzing projects are being identified to dynamize local circulation. More information • Powerpointpresentation available by sending an email to
[email protected]
Bijlage 8
Workshop 5: Hoe kunstmatige intelligentie meer inzicht kan geven in lokale geldstromen. door Virginia Dignum (Universiteit Utrecht) en Henk van Arkel (STRO)
Hoe gaat geld door een systeem heen? Dat is een belangrijke vraag als je wilt weten op welke manier je het beste met behulp van geldinnovaties de plaatselijke economie wilt bevorderen. Met moderne technieken kunnen we informatie daarover verkrijgen. Waarom willen we dit? Koopkrachtige vraag verdwijnt te snel uit arme gebieden. Is het mogelijk om geld langer in een arme wijk te laten circuleren en zo meer welvaart te creëren? Simulatiesoftware kan helpen om dat na te gaan / te laten zien. Het probleem is de context: het in kaart brengen van de gemeenschap. Want de samenstelling van de gemeenschap heeft veel invloed op het circuleren van geld in een gemeenschap. Wat nodig is: input van statistische data om het profiel van een gemeenschap te kunnen bepalen. Datis kostbaar. Door echter uit te gaan van standaardprofielen kunnen we sneller en goedkoper werkbare profielen verkrijgen. Voor het genereren van standaardprofielen kun je gebruik maken van de methodiek van zoekmachines. De veronderstelling is dat ‘complementary currencies’ beter in staat zijn langer in de wijk te circuleren. Dat hopen we op deze manier te testen.
Virginia Dignum: docent / onderzoeker Universiteit Utrecht
Hoe doen we dit? Simulation of social systems: een complex probleem. Regels zijn bedacht op macroniveau, maar de effecten spelen meestal op microniveau, bij de mensen zelf. Waardoor ze op allerlei manieren beïnvloed worden door een scala aan persoonlijke factoren. Daardoor zijn die effecten onvoorspelbaar. En zo kan het microniveau ook weer het macroniveau beïnvloeden. Simulatie gebaseerd op louter economisch-rationeel gedrag blijkt niet reëel: er zijn talloze factoren die kunnen bepalen dat mensen zich anders gedragen dan je op basis daarvan zou verwachten en zou willen. Irrationeel gedrag, individuele verschillen, andere factoren die meespelen in de keuzes, enzovoort. Kunstmatige intelligentie probeert zoveel mogelijk van dat soort factoren in te bouwen en zo een grotere mate van reëel menselijk gedrag te voorspellen. Daartoe worden gegevens verzameld, modellen toegepast enzovoort. Elementen daarin zijn: − Rationeel: doelgericht. − Sociaal: cultuur, normen.
− Individualiteit / persoonlijkheid. − Fysiologisch: prioriteit van behoeften. − Emotioneel: verliefd, gelukkig, balend etc). Al deze elementen bepalen mede de reactie op een waargenomen situatie. Daaruit resulteert dan weer bepaald gedrag. Het wordt nooit perfect. Het blijft altijd dynamisch en in zekere mate onvoorspelbaar, maar stap voor stap kun je de realiteit dichter benaderen. Wat is het belang van het model? Enerzijds natuurlijk zoveel mogelijk de werkelijkheid benaderen, zodat je beter weet op welke manier je met het middel (complementary currencies) het beste je doel (geld dat langer in de gemeenschap circuleert en als gevolg daarvan meer koopkracht) kunt bereiken. Maar ook: mensen laten nadenken over de rol van koopkracht in een crisis en de mogelijkheden langs die weg de problemen op te lossen, onder de aandacht brengen. Meer informatie • Powerpointpresentatie te verkrijgen door een email te sturen aan
[email protected]
Bijlage 9
Workshop 6: Geld, crisis, oorzaken en oplossingen door Henk van Arkel (STRO)
De kredietcrisis bepaalt de actualiteit. Eén van de belangrijkste aspecten daarvan is: de koopkrachtige vraag is vergeten! Maar toch: wat je produceert moet verkocht worden! Wie gaat dat kopen? Hogere inkomsten van rijken ten koste van minder rijken (wat in het huidige geldsysteem plaatsvindt onder andere door de werking van rente) leidt tot concentratie van inkomen en van vermogenden. Dat leidt tot afnemende koopkrachtige vraag bij de minder rijken, terwijl de reële kopkrachtige vraag bij de rijken niet toeneemt omdat die met hun extra inkomen niet meer gaan consumeren, maar meer gaan beleggen. Wat leidt tot toenemende productie waardoor nog meer koopkrachtige vraag nodig is, terwijl die juist afneemt. Daardoor raakt het systeem uit evenwicht. Een tweede belangrijk aspect: de dollar als ankermunt. Dat stelt Amerikanen in staat om ongelimiteerd dollars bij te drukken en daardoor ongelimiteerd te kopen, en bijvoorbeeld de Chinezen om bijna ongelimiteerd te exporteren. Daardoor ontstaat een disbalans. De Chinezen verkrijgen enorme hoeveelheden dollars, maar als ze die op de markt zouden brengen, is de dollar niets meer waard. Geldschepping tegen rente betekent toename van de geldhoeveelheid en toename van de hoeveelheid schulden. De reële groei houdt dat lang niet bij. Het huidige geldsysteem is in feite een eenzijdig systeem, een monocultuur: één muntsoort, weinig verschillende soorten banken enzovoort. Het vertoont daardoor weinig veerkracht. Het is een instabiel systeem. Gevolg is een ‘flipflop-effect’: kleine veranderingen kunnen tot een enorme omslag leiden. Daar tegenover staan veelzijdige systemen met veel interne diversiteit: verschillende (soorten) munten, verschillende (soorten) banken enzovoort. Dergelijke systemen hebben veel veerkracht en zijn stabiel. De diversiteit in het geldsysteem is de afgelopen decennia afgenomen en zal onder andere door de kredietcrisis nog verder afnemen.
Henk van Arkel in discussie met deelnemers aan zijn workshop
Een bekend fenomeen in de huidige economie is de onverenigbare driehoek. Drie elementen: − Vrij kapitaalverkeer − Vaste wisselkoers / stabiele munt − Het voeren van monetaire politiek om de eigen economie te optimaliseren. Deze drie elementen laten zich niet combineren: één gaat steeds ten koste van één van de andere. Twee van de drie gaat goed samen, maar de derde niet. En het probleem is groter naarmate een land armer is. Wij hopen door middel van complementary currencies deze drie te verenigen: Nationale munt: vrij kapitaalverkeer, handel met het buitenland. Lokale munt: voor lokale handel, met eigen regels. In armere landen bestaan de hoogste rentes vanwege slechte reputatie / hogere risico’s. Hoe armer de landen, hoe hoger de rente. Dus juist landen die het meest moeite hebben met hoge rente, krijgen de hoogste rentes voorgeschoteld! Bancor / International Clearing Unit (ICU) De Bancor moest een tussenmunt zijn ten behoeve van de handel tussen landen. Tegoeden en schulden op Bancorrekeningen werden maar beperkt toegestaan. Bij te grote schulden en te grote tegoeden (!) werden snel toenemende boetes geheven. Daardoor was er een dwang tot evenwicht tussen import en export. Dat betekende een stabieler systeem. En meer ruimte voor economische politiek voor arme landen. Terug naar de onverenigbare driehoek:hoe kan een complementary currencies de driehoek verenigbaar maken? Er zijn lokale ruilsystemen in vele soorten. − Sociale ruilsystemen die mensen dichter bij elkaar brengen (LETS). − Bartersystemen: economische (bedrijven-)ruilsystemen met ‘mutual credit’. Koopkracht hoopt zich op bij de sterkste leden, die niet kunnen besteden en het systeem verlaten. Het systeem is dan ook meestal te klein. Krediet wordt gegeven in koopkracht, ruilmiddel, niet in nationale munt. Daarbij moeten steeds nieuwe kopers en verkopers gevonden worden. Dit is arbeidsintensief. De scheiding tussen bartereenheid en nationale munt is in een bartersysteem totaal. − Systemen die de ruileenheid koppelen aan de nationale munt. In lokale economie ontstaat vaak een prisonersdilemma. Als iedereen in de eigen regio besteedt wordt het grootste collectieve voordeel behaald. Maar die ene die buiten de regio besteedt, heeft zowel zijn eigen, individuele voordeel daarvan als (zolang de meerderheid nog wel in de eigen regio besteedt) het collectieve voordeel van besteding in de eigen regio, en heeft dus het grootste voordeel. Daardoor ontstaat de neiging tot besteding buiten de regio, zodat het collectieve voordeel wegvalt. Hoe kunnen we dat tegengaan? Keynes: overheidsbestedingen en belastingen. Wij: lokale ruileenheid aantrekkelijk maken door bonus, en terugruil naar de nationale munt onaantrekkelijk maken door malus. Daardoor maak je de lokale ruileenheid aantrekkelijk. Maar die is alleen lokaal besteedbaar. Meer informatie: • Powerpointpresentatie te verkrijgen door een email te sturen aan
[email protected]
Bijlage 10
Workshop 7: STRO spellen Onder begeleiding van Olaf Veerman (STRO)
Vergeleken met de andere workshops had deze workshop een heel ander karakter, hier konden de bezoekers van de conferentie namelijk zelf met de STRO methodologie experimenteren. Van het bekijken van een aantal flash(y) animaties tot het managen van je eigen handelsnetwerk. De workshop werd goed bezocht en er waren steeds net genoeg computers om aan de vraag te voldoen. Degene die handig waren met computers begonnen in het algemeen direct te spelen met de simulatie van de Universiteit Utrecht of met de Social Trade Game. De workshop werd verzorgd door Olaf Veerman, de projectleider van de Social Trade Game, waardoor zelfs de digibeten onder ons zonder problemen de lokale economie konden laten bloeien. Op dit moment kan u ook thuis al een eerste versie van de Social Trade Game spelen op:
www.socialtradegame.org
Bezoekers spelen de STRO-spellen